Anatomie - Webklik

advertisement
Anatomie
Inleiding:
1. Anatomie
Begrip: Anatomie: de leer die het menslijk lichaam zoals het door dissectie (ontleedkunde)
aan ons word geopenbaard
2. Terminologie
2.1 Algemene termen om ligging te bepalen:
ANTERIOR: vooraan gelegen
POSTERIOR: achteraan gelegen
MEDIAAL: gelegen aan de binnenzijde
LATERAAL: gelegen aan de buitenzijde
CRANIAAL: hoger gelegen (= bij de schedel)
CAUDAAL: lager gelegen (= bij de staart)
VENTRAAL: meer naar voor gelegen (= buikzijde)
DORSAAL: meer naar achter gelegen (= rugzijde)
PROXIMAAL: dichter bij de aanhechting van het lidmaat aan de romp
DISTAAL: verder van de aanhechting van het lidmaat aan de romp
SUPERFICIALIS: oppervlakkig gelegen
PROFUNDUS: diep gelegen
EXTERNUS: naar buiten toe gelegen
INTERNUS: naar binnen toe gelegen
SUPERIOR: hoog gelegen
INFERIOR: laag gelegen
2.2 Lichaamsdelen
CAPUT: hoofd
Capitis: van het hoofd
COLLUM: hals
Colli: van de hals
THORAX: borstkas
Thoracis: van de borstkas
BRACHIUM: arm
Brachii: van de arm
ANTEBRACHIUM: voorarm
Antebrachii: van de voorarm
MANUS: hand
CRUS: onderbeen
Crurus: van het onderbeen
PES: voet
Pedis: van de voet
CLAVICULA: Sleutelbeen
SCAPULA: schouderblad
STERNUM: borstbeen
HUMERUS: bovenarm
COLUMNA VERTEBRALIS: wervelkolom
VERTEBRAE CERVICALIS: halswervels
VERTEBRAE THORACALES: borstwervels
VERTEBRAE LUMBALES: Lendenwervels
RADIUS: spaakbeen
ULNA: ellepijp
COSTA: rib
OS COXAE: heupbeen (bekken)
CRANIUM: schedel
OS COCCYGIS: staartbeen
FEMUR: dijbeen
PATELLA: knieschijf
TIBIA: scheenbeen
FIBULA: kuitbeen
TALUS: sprongbeen
CALCANEUS: hielbeen
2.3 Anatomische termen i.v.m. de beenderen:
Osteologie: Studie van de beenderen
Angulus: hoek
Apex: uiteinde
Arcus: benige boog
Canalis: buisvormige opening
Capitulum: klein hoofd , afgerond uiteinde van een beenstuk
Caput: hoofd
Cartilago: kraakbeen, bedekking van de gewrichtsoppervlakten
Cavitas: holte, uitgeholde oppervlakte
Cornu: hoornvormig uitsteeksel
Corpus: lichaam
Crista: kam
Facies: vlak
Facies articularis: gewrichtsvlak
Foramen: opening
Fossa: kuil
Fovea: holte, klein kuiltje
Impressio: indeuking
Incisura: insnijding
Labrum: lip, lipvormig uitsteeksel
Linea: lijn, lijnvormig
Margo: rand
Os: been
Ossis: van het been
Pars: deel
Processus: uitsteeksel
Ramus: tak
Spina: doorn, doornvormig
Sulcus: groeve
Sutura: naad
Tuber: breed uitsteeksel (knobbel)
Tuberculum: klein uitsteeksel (knobbel)
Trochantor: knobbel
Tuberositats: ruwheid
Septum: tussenschot
Trochlea: katrol
Pecten: kam
2.4 Anatomische termen i.v.m. de gewrichten:
Arthrologie: studie van de gewrichten
Articulatio: gewricht
Articulationis: van het gewricht
Articularis: iet met gewricht te maken
Bursa: beurs, beursvormigeholte
Capsula articularis: gewrichtskapsel
Discus: schijf
Fibrosus(m): bindweefselig
Fibrosa(v): bindweefselig
Junctura: verbinding
Ligamentum: ligament, gewrichtsband
Membrana: membraan
Membrana synovialis: synoviale laag van gewrichtskapsel (inwendig)
Membrana fibrosa: fibreuse laag van het gewrichtskapsel (uitwendig)
Meniscus: halfmaanvormige schijf
Plica: plooi
Vilus: vlokvormige plooien
2.5 Anatomische termen i.v.m. de spieren:
Myologie: studie van het spierstelsel
Aponeurosis: platte bindweefselige plaat
Facisa: spieromhulsel
Musculus: spier
Musculi: spieren
Musculus flexor: buigspier
Musculus extensor: sterkspier
Musculus supinator: supinerende spier
Musculus pronator: pronerende spier
Musculus tensor: spanspier
Retinaculum: netje , versteveging van de fascia
Septum: tussenschot
Tendo: pees
Tendinis: van de pees
2.6 Bewegingsterminlogie
Flexie: buigen
Anteflexie: naar voor buigen
Retroflexie: naar achter buigen
Extensie: strekken
Abductie: afvoeren
Adductie: aanvoeren
Rotatie: draaien
Interne rotatie: naar binnen draaien
Externe rotatie: naar buiten draaien
Circumductie: gecombineerde cirkelvormige beweging (flexie, extensie,abductie,adductie)
Supinatie: stand van handpalm naar voor gericht
Ponatie: stand van handpalm naar achter gericht
Inversie: is de stand met de voetzool mediaal gericht
Eversie: stand met voetzool lateraal gericht
2.7 Lichaamsassen en plannen:
Aan het lichaam kunnen we 3 assen onderscheiden:
As 1 = CEPHALO – CAUDALE AS = verticale as van boven (hoofd) naar onder (voeten)
As 2 = DORSO – VENTRALE AS = horizontale as tussen bijkzijde en rugzijde
As 3 = LATERLO – LATERLA AS = horizontale as van linkerzijde naar rechterzijde
Deze assen kunnen elkaar snijden en bepalen dan een PLAN
Een CC AS die de LL AS kruist bepaalt het FRONTAAL PLAN
Een LL AS die een DV AS kruist bepaalt het TRANSEVERSAAL of DWARS PLAN
Een CC AS die een DV AS kruist bepaalt het SAGITAAL PLAN
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Download