DE ONTDEKKING EN DE NAAM VAN HET EILAND MARTINIQUE DOOR C. K. KESLER Wat in het artikel over La Martinique op blz. 112 (April 1941) omtrent de ontdekking en den naam van het eiland werd aangehaald op grond van wat Aspinall daaromtrent vermeldt, blijkt bij nader onderzoek toch niet zoo vast te staan, als deze schrijver zou doen gelooven. Vooreerst het jaar en de datum der ontdekking. Wat het jaar betreft de meeste encyclopaedieën geven dat evenals Aspinall op als 1502. De £Mcyc/o/>a«J!ja 2?rc#a»»>ca heeft echter eenig voorbehoud en schrijft: , , . . . .was ^roiaè/y discovered by Columbus on the 15th of June 1502, «MowgA iy some a-ttfAors tóe rfwcovery is Dit laatste geschiedt o.a. in Bouillet, «/ <2e g^0gra/>Aie, waar men op p. 1185 leest: Découverte par Christophe Colomb en 1493. Een uitzondering maakt de ^McycZo^a^'e van Oosthoek. Daarin vindt men (IX p. 51) als jaartal der ontdekking opgegeven 1498 zonder datum, wat vermoedelijk een vergissing is. Immers dat zou dan geweest zijn tijdens de derde reis van den ontdekker, toen hij 30 Mei 1498 uit Spanje vertrokken was, Trinidad en een gedeelte van de Noordkust van Zuid-Amerika gevonden had en ten slotte naar Espafiola zeilde, vanwaar hij door Francisco de Bovadilla gevankelijk naar Spanje terug gezonden werd. Deze tocht ging van Trinidad door de golf van Paria, ten Z. van het eiland Margarita en vervolgens in N.W. richting door de Caraibsche Zee naar Espafiola. De schepen bleven dus op verren afstand van de Kleine Antillen. Wellicht behoort de 8 van het jaartal een 3 te zijn. De Dt'clt'onwatVe geogra^/ug'tte van Vivien de St.-Martin geeft eenigszins een verklaring van het verschil in de jaartallen. Daarin — 340 — DE ONTDEKKING EN DE NAAM VAN HET EILAND MARTINIQUE 341 toch vindt men, dat Columbus het eiland owtóctó heeft op zijn tweede reis en dat hij er tijdens zijn 4e reis op 77 ƒ««» 1502 geland is en het eiland opgenomen heeft. (Men lette intusschen op den gecursiveerden datum). Wat die tweede reis betreft, het volgende: Columbus vertrok toen op 25 September 1493 met een vloot van 18 karveelen uit Cadiz en was ruim een maand later nl. op Zondag 3 November 1493 op de hoogte van Dominica (Vandaar de naam van dit eiland; het werd op Zondag — Sp. Domingo — ontdekt). Van hier zeilde de vloot in hoofdzakelijk Noordelijke richting ten Westen van de Kleine Antillen naar Portorico en vandaar naar Espaiïola, waar zij op 25 November aankwam. Columbus Aa» dus van Dominica uit «MSSC/WÖ» in Zuidelijke of Z.W. richting een ander, nog onbekend, eiland gezien hebben, dat dan Martinique zou geweest zijn. Nu bestaat echter in de literatuur juist omtrent die tweede reis nogal verwarring en zijn zelfs berichten van reis- en tijdgenooten geenszins eenstemmig. Dit is verklaarbaar; de berichten toch omtrent deze reis zijn te danken aan twee verslagen, nl. een van een zekeren dr. Chanca *) uit Sevilla, die de reis medemaakte en er een brief over schreef aan het bestuur zijner stad; het andere is afkomstig van Pietro Martire *), die het samenstelde te Rome ') Dr. Diego Alvarez Chanca uit Sevilla werd bij ordonnantie van 23 Mei 1493 benoemd tot geneesheer van het eskader van Columbus en was bestemd om in de nieuwe Spaansche koloniën de functie van notaris op zich te nemen. Op Espanola aangekomen, schreef hij eind Januari 1494 (de datum is op het oorspronkelijke stuk, dat zich te Madrid bevindt, niet meer leesbaar) een uitvoerigen brief aan het bestuur van Sevilla, waarin hij verslag geeft van de gebeurtenissen tijdens de reis. Hij vermeldt daarin o.a. ook de ontdekking van en een gevecht met Indianen bij een eiland, dat St. Martin genoemd werd, maar het is twijfelachtig of daarmede ons eiland Sint Maarten bedoeld is. (Zie o.a. TAe GeograpAtca/ i?eut«a<, October 1931). ') Pietro Martire d'Anghiera (lat. Anglerius), geb. 1455 te Arona aan het Lago Maggiore, overl. 1526 te Granada, was een afstammeling uit een aanzienlijke familie uit Anghiera aan hetzelfde meer. Hij was eerst medicus en trad waarschijnlijk in dienst van Lodewijk XI van Frankrijk als diens lijfarts. Door dezen koning werd hij met een missie naar Rome gezonden, waar hij met hooggeplaatste geestelijken in aanraking kwam. In 1487 werd hij door den graaf van Tordilla medegenomen naar Spanje. Hier werd hij belast met het toezicht op de pages van Isabella, bekleede later verschillende geestelijke waardigheden en werd onder de regeering van Karel V benoemd tot prior van de kathedraal van Granada. De verovering van deze stad op de Mooren had hij destijds persoonlijk medegemaakt. Hij stond in betrekking tot verschillende groote ontdekkers en veroveraars van zijn tijd, als Columbus, Magellaen, '*,. •< f,,, •' 342 C. K. KESLER uit gegevens, die hij daar wist te verkrijgen. Deze beide verslagen komen in hoofdzaken overeen, doch vertoonen in enkele onderdeelen verschillen. Zooals boven gezegd werd, is het denkbaar, dat de positie van één of meer schepen bij Dominica in het laatst van 1493 zoo was, dat de hoogste toppen van Martinique, wellicht de Mont Pelé en/of enkele andere in de verte juist nog zichtbaar waren. Inderdaad vindt men in den brief van Chanca vermeld, dat men verschillende andere eilanden onderscheidde. Waarschijnlijk zag men die in de verte zóó, als men onder bepaalde omstandigheden aan de Zuidkust van Curacao de kust van Venezuela en aan Oostpunt het eiland Bonaire flauw kan zien. Vrij zeker heeft de vloot van Columbus 2oe« niet meer met betrekking tot het onbekende eiland of de onbekende eilanden gedaan. Als deze veronderstelling juist is, schuilt er toch eenige overdrijving in, als men het jaar 1493 als dat der ontdekking van Martinique noemt. Blijft dus over het jaar 1502. Dit schijnt volkomen aannemelijk Bij zijn vierde reis toch, waartoe hij op Woensdag 11 Mei 1502 uit Cadiz vertrok, had Columbus zich ten doel gesteld een doorvaart naar Azië te vinden. Na de Caraibische Zee bereikt te hebben, stak hij deze van Oost naar West over en zeilde daarna de geheele kust van Midden-Amerika van Honduras tot de landengte van Panama langs. Na den oversteek van den Atlantischen Oceaan waren toen de eerste eilanden van de Kleine Antillen, die in het gezicht kwam, het reeds bekende Dominica en het ten Z. daarvan gelegen Martinique. Diego de Porras, een reisgenoot van Columbus op diens vierde reis, schrijft in een verslag daarvan, dat men op Woensdagmorgen, den 15en Juni een eiland bereikte, dat Matinino heette, een der eerste eilanden van de Indien. Omtrent dit eiland had de ontdekker reeds vroeger bijzonderheden gehoord en wel tijdens zijn eerste reis. Bartolomeo de las Casas, die een verslag van deze reis geschreven heeft, gebaseerd op gegevens, die hij van Columbus, met wien hij zeer bevriend was, ontvangen had, verhaalt daaromtrent het volgende: Woensdag, 16 Januari 1493 had Columbus het voornemen, het eiland te gaan opzoeken, waar volgens berichten van Indianen een volkstam woonde, die telkens rooftochten naar de omliggende eilanden ondernam. Zij noemden Vasco da Gama e.a. Hun berichten en mondelinge mededeelingen verschaften hem de stof voor zijn geschriften over de nieuw ontdekte landen. In 1516 en 1536 verschenen te Alcala de twee gedeelten van zijn werk £>e orte »oue. (£nctc/o/>e<2ta t/njuersai //us/rarfa V p. 552). DE ONTDEKKING EN DE NAAM VAN HET EILAND MARTINIQUE 343 dit eiland Carib *). Ongunstige wind en de toestand zijner schepen beletten echter de uitvoering van dit plan. De Indianen zeiden, nadat de koers veranderd was, dat men in die richting zeilende het eiland Matinino zou bereiken. Reeds te voren had Columbus merkwaardige dingen omtrent dit eiland vernomen, nl. dat het alleen door vrouwen bewoond werd *) en dat er veel goud te vinden was, meer dan op Espafiola. Matinino werd dus ontdekt op 15 Juni 1502 en Matinino was zeer waarschijnlijk ') het eiland, dat tegenwoordig Martinique heet. Columbus &m het in 1493 reeds gezien hebben, maar hij is er in 1502 eerst geland om het in bezit te nemen. Hieromtrent zijn de meeste geraadpleegde berichten het eens *). Blijft nu nog de vraag, hoe het eiland aan den tegenwoordigen naam gekomen is. Oosthoeks Encyclopaedie brengt er evenals Larousse den dag van den H. Martinus bij te pas, zonder echter te vermelden, welke H. Martinus bedoeld is. Er zijn nl. niet minder dan acht heiligen van dien naam, afgezien nog van drie heiligen, die den naam van Martinianus dragen. In Oosthoek vindt men (IX p. 51): „Martinique werd ontdekt door Columbus op St. Martins dag in 1498, waarom hij het eiland Martinique noemde". (Als dit juist was, zou het moeten luiden La Martinica, de ') Een andere naam voor dit eiland, thans Portorico genaamd, was Buriquen; Columbus noemde het, nadat hij het tijdens zijn tweede reis bezocht had, S. Juan Bautista (ter eere van Johannes den Dooper). *) Dit verhaal omtrent een volksstam, die alleen uit vrouwen zou bestaan, heeft lang in de literatuur stand gehouden. De Laet maakt er o.a. gewag van in zijn •BescAri/fiwg t>an Wes/-/wdie (1633) en wel aldus: „Matinino of Matilino (door de inlanders Madianam genoemd en alleen door vrouwen bewoond, zooals Martyr getuigt. . . . " Zooals bekend is, werden verhalen omtrent dergelijke Amazonen ook verteld met betrekking tot streken in het N. van Zuid-Amerika. •) Zeer waarscAyn/yA; in de Fransche vertaling toch van het werk van M. F. de Navarrete, Co/eccio» de Kta/es (Relations des quatre voyages entrepris par Christophe Colomb, Paris 1828) vindt men in III p. 82 bij Mantinino een noot van De Navarrete: lie de Ste Lucie, terwijl op de kaart achterin de Fransche uitgave, waarop de gevolgde routes zijn aangegeven, eveneens het eerst bereikte eiland Sta Lucia is. In de No/ice cArono/og*<7«e (I p. 351) vindt men echter de mededeeling: 1502, L'amiral Christophe Colomb entreprend un quatrième et dernier voyage avec quatre navires. Il part de Cadiz Ie 11 mai et, passant par les Canaries, il s'élève a la hauteur de la Martinique. *) Zooals boven aangehaald werd, vermeldt Vivien de St. Martin in afwijking van de meeste andere encyclopaedieën, dat Columbus niet op 15 Juni, maar eerst twee dagen later, op den 17en landde en het eiland in bezit nam. Het is natuurlijk mogelijk, dat men eerst twee dagen nadat het eiland in het gezicht gekomen was, er geland is. 344 C. K. KESLER Spaansche naam van het eiland). Met St. Martins dag kan moeilijk bedoeld zijn 11 November het feest van den H. Martinus van Tours, den populairen St. Maarten, al wordt ook op 4 Juli zijn priesterwijding herdacht. Vóór de naamsafleiding van Martinus spreekt weliswaar de gewoonte der Spaansche ontdekkers, aan nieuw ontdekte landen of plaatsen een naam te geven, die herinnerde aan den heilige van den dag der ontdekking, maar het gebeurde toch ook vaak, dat zij dat niet deden, zooals blijkt uit namen, als Espafiola, Juana (thans Cuba), Venezuela, Deseada, Corda, Barbados e.a. Het meest waarschijnlijk is het dus, dat Martinique een vervorming van een ouden Indiaanschen naam geweest is. Hoe die luidde, wat hij beteekende en aan welke Indiaansche taal hij ontleend is, is moeilijk uit te maken. Zooals uit de aanhaling uit De Laet blijkt, geeft deze reeds drie spellingen; er zijn er meer. Dr. F. C. Wieder was zoo welwillend mij een lijstje van oude kaarten toe te zenden, waarop Martinique voorkomt. Dit lijstje bevat er 24, nl. 14 uit de 16e, 6 uit de 17e en 4 uit de 18e eeuw. en wel Spaansche, Italiaansche, Portugeesche, Fransche, Nederlandsche en Duitsche kaarten. Het eiland wordt daarop respectievelijk aangegeven met de namen Matinino, Matinia, Martinio, Martinino, Matinmo, Matanino, Matalino. Eerst in 1714 vindt men op een Engelsche kaart den naam Martinica en op een Fransche van 1739 den tegenwoordigen naam La Martinique. Deze naam schijnt omstreeks dien tijd bij de Franschen in gebreuik te zijn gekomen, althans Vivien de St. Martin stelt vast bij zijn vermelding van het feit, dat het eiland in of omtrent 1735 door Franschen in bezit genomen werd, dat het toen La Martinique heette. Aan welke Indiaansche taal het oorspronkelijke woord Matinino, of hoe het dan luidde, ontleend is, weten wij niet. Het kan Caraibisch, Arowaksch of wellicht iets anders geweest zijn. Het meest waarschijnlijk schijnt het eerste. De meeste schrijvers toch vermelden, dat Martinique bewoond was door Caraiben, die oudere bewoners verdreven hadden. Dit komt overeen met wat reisen tijdgenooten van Columbus omtrent de meeste Kleine Antillen verhalen. De iTnctc/o^afra Z/mversa/ i7«sfraia zegt daaromtrent: „Los habitantes eran de raza caribe y habian expulsada la pobliación anterior". In de 2s«cycZo/>tf eifta Zfri/tonmca vindt men: „It was at that time inhabited by Caribs who had expelled or incorporated an older stock". Misschien is dit „incorporated" zóó op te vatten dat de Caraiben van de oorspronkelijke (Arowaksche?) bevolking de mannen gedood en opgegeten of verdreven en de vrouwen in DE ONTDEKKING EN DE NAAM VAN HET EILAND MARTINIQUE 345 hun stamverband hadden opgenomen, gelijk dat ook op andere eilanden het geval schijnt geweest te zijn. Resumeerende moet men dus wel tot de conclusie komen, dat, al blijft er ruimte voor twijfel over, de mededeeling in Aspinall toch wel juist zal zijn, dat Martinique op 15 Juni 1502 door Columbus is ontdekt en dat de naam een vervorming van een ouderen Indiaanschen naam is.