A.J.E. de Veer, A.L. Francke, E.P. Poortvliet* Functiedifferentiatie binnen de verzorging Meningen en ervaringen van verzorgenden over de introductie van nieuwe of vernieuwde functies Samenvatting DOEL. Doel van het onderzoek is inzicht krijgen in wat verzorgenden in Nederland vinden van functiedifferentiatie in relatie tot het cree«ren van doorstroommogelijkheden en de kwaliteit van zorg. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in vier soorten functiedifferentiatie: specialiseren,werken met aandachtsgebieden, functies aan `de onderkant' en functies aan `de bovenkant' van het beroep. METHODE. Een landelijke representatieve groep van 273 verzorgenden heeft een voorgestructureerde vragenlijst ingevuld. De verzorgenden werkten in de thuiszorg,verpleeghuizen, en verzorgingshuizen. RESULTATEN. Verzorgenden verwachten dat zijzelf weinig baat hebben bij functiedifferentiatie, en dat zij ook weinig nadelen daarvan ondervinden. Verzorgenden zien het dus niet als een mogelijkheid voor extra doorstroommogelijkheden. Een minderheid ziet wel voordelen in specialiseren of het werken met aandachtsgebieden, vooral omdat men zich dan vakinhoudelijk kan ontwikkelen. Een meerderheid verwacht dat de kwaliteit van zorg verbetert door te specialiseren of te werken met aandachtsgebieden. Degenen die ervaring hebben met deze vorm van functiedifferentiatie bevestigen dat de zorg is verbeterd.Verzorgenden zijn minder positief over functiedifferentiatie aan de onderkant en bovenkant van het beroep. DISCUSSIE EN CONCLUSIE. Functiedifferentiatie zal door verzorgenden veelal niet aangegrepen worden als kans om `hogerop' te komen, maar wel als een kans om zichzelf te ontwikkelen. Verzorgenden kijken anders naar functiedifferentiatie dan verpleegkundigen. In het beleid moet rekening gehouden worden met deze verschillen. Trefwoorden: verzorgenden; functiedifferentiatie; specialisatie; deskundigheidsniveau; functieniveau; kwalificatieniveau. Inleiding Functiedifferentiatie binnen de verpleging en verzorging kan worden gezien als een mogelijke oplossing voor personeelsproblemen en kan bijdragen aan een verbetering van de kwaliteit van de zorg (LCVV, 2001). Daarnaast sluit functiedifferentiatie aan bij het in 1997 vernieuwde opleidingsstelsel. Daarin worden verpleegkundige en verzorgende beroepen verdeeld in vijf kwalificatieniveaus (Commissie Kwalificatiestructuur, 1996). Verzorgenden vormen in dit opleidingsstelsel het middelste kwalificatieniveau (niveau 3). In dit artikel gaan we in op de visie van de verzorgenden op functiedifferentiatie als middel om doorstroommogelijkheden en de kwaliteit van zorg te verbeteren. Functiedifferentiatie Onder functiedifferentiatie wordt verstaan het * Dr. Anke J.E. de Veer, senioronderzoeker bij het NIVEL, psycholoog. Dr. Anneke L. Francke, programmaleider Verpleging en Verzorging bij het NIVEL, socioloog en verpleegkundige. Drs.Ernst-Paul Poortvliet,programmaleider Informatievoorziening bij het LEVV,verplegingswetenschapper en verpleegkundige. Correspondentieadres: NIVEL, Anke de Veer,Postbus 1568, 3500 BN Utrecht. E-mail: [email protected]. Verpleegkunde 2004-19, nr. 2 99 Functiedifferentiatie binnen de verzorging herschikken van taken in nieuwe en/of vernieuwde functies (Kanters, 1999). In het geval van horizontale functiedifferentiatie worden zorgverleners met een specialisatie of met een aandachtsgebied (ook wel differentiatie genoemd) ingezet in de zorg voor een bepaalde groep patie«nten, zoals patie«nten met verslavingsproblematiek of patie«nten met een bepaalde chronische ziekte. De zorgverleners met een specialisatie richten zich meestal uitsluitend op de zorg voor een specifieke groep patie«nten, terwijl de zorgverleners met een aandachtsgebied veelal ook nog zorg verlenen aan patie«nten buiten het aandachtsgebied. In het kader van verticale functiedifferentiatie wordt vaak een onderscheid gemaakt in de `onderkant' en de `bovenkant' van het beroep. Het nieuwe opleidingsstelsel waarin vijf kwalificatieniveaus worden onderscheiden (Commissie Kwalificatiestructuur, 1996) biedt mogelijkheden tot verticale functiedifferentiatie. Bij ieder kwalificatieniveau horen bepaalde eindtermen waaraan leerlingen moeten voldoen om hun diploma te halen. Kwalificatieniveau 1 en 2, de laagste niveaus, zijn de zorghulpen en helpenden.Verzorgenden zijn kwalificatieniveau 3 en hebben een middelbare beroepsopleiding. Niveau 4 en 5 zijn de verpleegkundigen met een middelbare en hogere beroepsopleiding. Voor verzorgenden betekent verticale functiedifferentiatie aan de onderkant van het beroep het afstoten van taken naar lager opgeleid perso neel, waardoor assisterende functies worden gecree«erd, zoals iemand om bedden op te maken of een doucheassistente (Van Merode et al., 2001). Het gaat daarbij om verschuiving binnen de beroepsgroep en niet richting andere beroepen. Bij verticale functiedifferentiatie aan de `bovenkant van het beroep' worden nieuwe hooggekwalificeerde functies gecree«erd (in dit geval voor kwalificatieniveau 4 of 5) met kerntaken in de planning en coo«rdinatie van zorg, zoals de functies van teamleider of zorgcoo«rdinator (Van Merode et al., 2001). Functiedifferentiatie en doorstroommogelijkheden De personeelstekorten in verpleeghuizen, verzorgingshuizen en de thuiszorg zijn nog steeds groot. In deze sectoren, waar relatief veel verzorgenden werken, groeit het percentage moeilijk vervulbare vacatures nog steeds, 2,1%-2,5% in 2000, (Van der Windt et al., 2002). Het ver- 100 Verpleegkunde 2004-19, nr. 2 loop in verpleeg- en verzorgingshuizen is gro ter dan in andere intramurale organisaties in de gezondheidszorg. Zo vertrok in 200118,7 % van de werkzamen in verpleeghuizen en 17,2% van de werkzamen in verzorgingshuizen (ter vergelijking: in ziekenhuizen 12,0 %). Zorg voor voldoende personeel heeft dus niet alleen te maken met meer mensen binnenhalen, maar vooral ook met het voorkomen dat mensen vertrekken. Bijna een kwart van de verzorgenden in verpleeghuizen, verzorgingshuizen en thuiszorginstellingen is ontevreden over de loopbaanmogelijkheden binnen hun instelling (Welling et al., 2002). Voor 42% van de verzorgenden in deze sectoren wordt het beroep aantrekkelijker als het loopbaanperspectief zou verbeteren (Welling et al., 2002). Uit een verkennend onderzoek in acht zorginstellingen blijkt dat werknemers vooral verticale doorstroommogelijkheden onvoldoende vinden (56%). De mogelijkheden tot horizontale doorstroming vond 29 % onvoldoende (Den Boer & Ho«vels, 2003). In dit onderzoek wordt echter geen onderscheid gemaakt naar de functie van de werknemers. Daardoor is het onduidelijk of verzorgenden ook zo denken over de doorstroommogelijkheden. Onderzoek naar de effecten van functiedifferentiatie op doorstroommogelijkheden is schaars en de resultaten zijn niet eenduidig. In een studie van Egging (2001) is in een algemeen ziekenhuis onderzocht of er verschillen bestaan tussen verpleegkundigen van afdelingen met verticale functiedifferentiatie en die van afdelingen zonder functiedifferentiatie in ervaren kwaliteit van arbeid (waaronder tevredenheid met promotiemogelijkheden en groeimogelijkheden). Er konden geen verschillen tussen de twee groepen verpleegkundigen worden aangetoond. In een onderzoek in een ander ziekenhuis waar meerdere functieniveaus werden ge|« ntroduceerd, vond een meerderheid van de verpleegkundigen dat dit de loopbaanontwikkeling heeft bevorderd (Van de Ven & Habes, 2002). Jansen (1997) onderzocht het effect van horizontale en verticale functiedifferentiatie in de thuiszorg in de tijd dat kruiswerk en gezinsverzorging fuseerden tot ëën organisatie. Na implementatie van verticale functiedifferentiatie (in dit geval de introductie van nieuwe functieomschrijvingen voor verpleegkundigen en verzorgenden in de thuiszorg) waren de wijkver- Functiedifferentiatie binnen de verzorging pleegkundigen juist minder tevreden over de doorgroeimogelijkheden in hun werk. Volgens Jansen werd dit veroorzaakt door de strikter afgebakende taakomschrijvingen waardoor het gevoel van autonomie verminderde. Horizontale functiedifferentiatie bleek wel een positief effect te hebben op de ervaren groeimogelijkheden. Functiedifferentiatie en kwaliteit van zorg Er wordt verondersteld dat functiedifferentiatie een positief effect heeft op de kwaliteit van de zorg (LCVV, 2001; Van Offenbeek et al., 2002). De vraag is echter of functiedifferentiatie ook werkelijk leidt tot betere zorg. Bij horizontale functiedifferentiatie kan verwacht worden dat dit de kwaliteit van zorg positief be|« nvloedt, omdat zorgverleners ruime kennis en ervaring hebben met betrekking tot de zorg voor een specifieke groep patie«nten. Bij verticale functiedifferentiatie aan zowel de `onderkant'als aan de `bovenkant' van het beroep zou echter sprake kunnen zijn van een negatieve relatie met de kwaliteit van zorg. Beide typen van verticale functiedifferentiatie kunnen namelijk als consequentie hebben dat een patie«nt met een groter aantal zorgverleners te maken krijgt. Daarnaast kan bij verticale functiedifferentiatie aan de `onderkant' een patie«nt te maken krijgen met lager opgeleiden, die mogelijk minder in staat zijn om zorg van een kwalitatief hoog niveau te leveren en (dreigende of manifeste) problemen en complicaties bij patie«nten te signaleren. Er zouden echter ook positieve effecten van functiedifferentiatie op kunnen treden; wanneer lager gekwalificeerden de weinig complexe zorgtaken uitvoeren en dat kwalitatief verantwoord doen, zouden hoger gekwalificeerden meer tijd overhouden voor meer complexe zorg. In de afgelopen jaren zijn in Nederland diverse studies verricht naar de effecten van functiedifferentiatie binnen de verzorging en verpleging op de kwaliteit van zorg (o.a. Jansen et al.,1997; Van de Ven & Habes, 2002; Visser & Boumans, 2002). In de eerder genoemde studie van Jansen et al. (1997) is nagegaan wat de effecten zijn van horizontale en verticale functiedifferentiatie in de thuiszorg op de kwaliteit van zorg vanuit het perspectief van patie«nten. Er konden geen effecten worden vastgesteld. Visser en Boumans (2002) verrichtten in hetzelfde ziekenhuis als Egging (2001) onderzoek naar de effecten van functiedifferentiatie op patie«ntgericht verplegen. Zij konden geen eenduidige samenhang vinden tussen verticale functiedifferentiatie en patie«ntgericht verplegen. Van de Ven en Habes (2002) vonden wel een positieve relatie tussen verticale functiedifferentiatie in een ziekenhuis en de kwaliteit van zorg. Zij verklaren dit doordat de (nieuwe) verpleegkundige coo«rdinatoren allerlei verbeterprojecten opstartten en verpleegkundigen de (nieuwe) zorgassistenten als een waardevolle ondersteuning ervoeren. Onderzoeksvragen Het is dus onduidelijk wat de relatie is tussen functiedifferentiatie enerzijds en loopbaanmo gelijkheden en kwaliteit van zorg anderzijds. Bovendien zijn veel onderzoeken gericht op verpleegkundigen en/of vinden ze alleen plaats in ziekenhuizen. Doel van dit artikel is inzicht geven in de visie van verzorgenden op functiedifferentiatie in de zorgsectoren waar veel verzorgenden werken (thuiszorg, verpleeghuizen en verzorgingshuizen). Over de visie van verpleegkundigen ten aanzien van functiedifferentiatie is elders al gerapporteerd (De Veer et al.; 2002, 2003ab). In aansluiting bij de veronderstelde relaties tussen functiedifferentiatie enerzijds en doorstroommogelijkheden en kwaliteit van zorg anderzijds zijn zes onderzoeksvragen geformuleerd. De eerste twee vragen hebben betrekking op hoe verzorgenden naar hun huidige werk kijken. Vraag 3 en 4 hebben betrekking op de verwachtingen van verzorgenden en vraag 5 en 6 op hun ervaringen. De zes onderzoeksvragen zijn: 1. Hoe oordelen verzorgenden over het niveau van hun eigen werkzaamheden ? 2. Hoe oordelen verzorgenden over de kwaliteit van zorg? 3. Welke voor- en nadelen zien verzorgenden bij functiedifferentiatie voor a. henzelf en b. patie«nten ? 4.Verwachten verzorgenden een verbetering van de kwaliteit van zorg door functiedifferentiatie? 5. Zien verzorgenden die te maken hebben gehad met functiedifferentiatie meer of minder voor- en nadelen voor a. henzelf en b. patie«nten ? 6. Ervaren verzorgenden die te maken hebben gehad met functiedifferentiatie een effect op de kwaliteit van de zorg? Verpleegkunde 2004-19, nr. 2 101 Functiedifferentiatie binnen de verzorging Methode Onderzoeksgroep De onderzoeksgroep bestaat uit de groep verzorgenden (niveau 3 of 3-ig) die medio 2002 deel uitmaakten van het LEVV/NIVEL Panel Verpleegkundigen en Verzorgenden. De verzorgenden zijn werkzaam in drie sectoren: de thuiszorg, verzorgingshuizen en verpleeghuizen. In elke sector is de vragenlijst naar 125 verzorgenden verstuurd (totaal 375 vragenlijsten). De verzorgenden in elke sector vormen een landelijk representatieve groep wat betreft geslacht, leeftijd en spreiding over het land (Welling et al., 2001). Na twee herinneringen zijn 273 vragenlijsten ingevuld ontvangen (respons 73%): 100 verzorgenden in de thuiszorg, 83 in verzorgingshuizen en 90 in verpleeghuizen. De verzorgenden hadden vrijwel allemaal (93%) uitsluitend uitvoerende taken. Slechts 7% had naast uitvoerende ook leidinggevende taken. Zij hadden een gemiddelde aanstellingsomvang van 22 uur per week (standaarddeviatie 8,4 uur). Vragenlijst De vragenlijst bestond uit veelal gesloten vragen. In de vragenlijst werden, aansluitend bij de literatuur over dit onderwerp (Kanters, 1999; Van Merode et al., 2001), verschillende vormen van functiedifferentiatie onderscheiden: het werken met aandachtsgebieden of specialisaties (horizontale functiedifferentiatie), en functiedifferentiatie aan de boven- en onderkant van het beroep (verticale functiedifferentiatie). In de vragenlijst stond een korte beschrijving van het begrip `zorg van goede kwaliteit'. In dit onderzoek werd daaronder verstaan: `zorg die aansluit bij (a) de zorgbehoefte van patie«nten en (b) de visie van verzorgenden op wat goede zorg is.' Voor de ontwikkeling van de vragenlijst is allereerst in de literatuur gezocht naar bestaande vragenlijsten. Omdat we die niet vonden is een eigen vragenlijst ontwikkeld waarbij we zo veel mogelijk gebruikmaakten van delen van bestaande lijsten. De vragenlijst is beoordeeld op validiteit en methodologische kwaliteit door enkele inhoudsdeskundigen, onder wie perso nen met een verzorgende of/en verpleegkundige achtergrond, en enkele methodologen. De vragenlijst bevatte de volgende onderdelen: ^ Niveau van de eigen werkzaamheden (vijf 102 Verpleegkunde 2004-19, nr. 2 vragen, gebaseerd op Jansen, 1997). De verzorgenden werd gevraagd in hoeverre men het (on)eens is met de volgende stelling: `De werkzaamheden die ik verricht zijn overeenkomstig mijn kennis en vaardigheden.' Ook werd gevraagd in hoeverre men het (on)eens is met de stellingen dat men vaak wordt ingezet in situaties waar beter een (a) hoger opgeleid zorgverlener, (b) lager opgeleid zorgverlener, (c) zorgverlener met meer ervaring, (d) zorgverlener met minder ervaring zou kunnen worden ingezet (vijfpuntsschaal). ^ Oordeel over de kwaliteit van zorg (twee vragen, zelf ontwikkeld). Er is gevraagd wat men vindt van de kwaliteit van zorg binnen eigen afdeling of team (vijfpuntsschaal lopend van slecht tot zeer goed). De tweede vraag luidde `Hoe vaak heeft uzelf in de afgelopen 12 maanden te maken gehad met een situatie waarin de kwaliteit van uw zorg niet goed was?' (vijfpuntsschaal lopend van vaak tot in het geheel niet). ^ Voor- en nadelen van functiedifferentiatie (acht vragen, zelf ontwikkeld). Per vorm van functiedifferentiatie werden twee vragen gesteld. De eerste vraag luidde: Heeft deze vorm van functiedifferentiatie voordelen ? In de antwoorden kon men aangeven of die voordelen betrekking hadden op patie«nten (ja/nee) of verzorgenden (ja/nee). Als de respondent voordelen zag werd in een open vraag verzocht deze voordelen te omschrijven. De tweede vraag luidde: Heeft deze vorm van functiedifferentiatie nadelen ? Ook hier moest men aangeven of die nadelen betrekking hadden op patie«nten (ja/nee) of verzorgenden (ja/nee). Indien men nadelen zag werd gevraagd deze te beschrijven. De antwoorden op de open vragen zijn achteraf gecodeerd. Codes hadden betrekking op effecten op patie«nten (onder andere kwaliteit van zorg, informatie en voorlichting aan de patie«nt, continu|« teit van zorg voor de patie«nt) en effecten op het werk van verzorgenden (onder andere taakversmalling, doorgroeimogelijkheden, werkdruk, plezier in werk, onderlinge verhoudingen in team). ^ Functiedifferentiatie en kwaliteit van zorg (vier vragen, zelf ontwikkeld).Voor elke vorm van functiedifferentiatie is gevraagd in hoeverre men het (on)eens is met de stelling dat deze vorm van functiedifferentiatie leidt tot een verdere verbetering van de kwaliteit van Functiedifferentiatie binnen de verzorging zorg in de eigen afdeling of het eigen team (vijfpuntsschaal). ^ Ervaringen met functiedifferentiatie (vier vragen, zelf ontwikkeld). De panelleden die in de afgelopen vijf jaren binnen hun team of afdeling te maken hebben gehad met functiedifferentiatie werd gevraagd of daardoor de kwaliteit van de zorg (sterk) verbeterd, gelijk gebleven, of (sterk) verslechterd was (vijfpuntsschaal). Deze vraag werd voor elke vorm van functiedifferentiatie apart gesteld. Analyses Voor de beantwoording van onderzoeksvraag 1 tot en met 4 en 6 is gebruikgemaakt van beschrijvende analyses. Omdat de respondenten werkzaam zijn in drie sectoren en de variabelen op ordinaal meetniveau zijn, is met chikwadraattoetsen nagegaan of er een statistisch significant verschil (p<0,05) is tussen de verzorgenden in de drie sectoren. Het aantal cellen met een geringe verwachte waarde was bij de meerderheid van de variabelen te groot voor een betrouwbare chi-kwadraattoets. Dit is op gelost door alle vijfpuntsschalen te transformeren tot driepuntsschalen door telkens de twee uiterste categoriee«n samen te voegen. Indien er een statistisch significant verschil is, is dat in de beschrijvende resultaten uitgesplitst naar sector. Voor de beantwoording van de vijfde onderzoeksvraag (Zien verzorgenden die te maken hebben gehad met functiedifferentiatie meer of minder voor- en nadelen voor henzelf en voor patie«nten ?) is een vergelijking gemaakt tussen de groep met en die zonder ervaring. Daarbij is gebruikgemaakt van de Fisher exact toets voor 2x2 tabellen (tweezijdig). Resultaten Niveau van de eigen werkzaamheden Een ruime meerderheid (81%) is het eens met de stelling dat de werkzaamheden overeenko men met de eigen kennis en vaardigheden. Bijna 11% is het oneens met deze stelling. De overige verzorgenden (8%) zijn het er noch mee eens, noch mee oneens. Er zijn geen significante verschillen tussen de sectoren (chi-kwadraat=6,777, p>0,05). De meeste verzorgenden zijn het oneens met de stelling dat zij vaak werk doen dat beter gedaan kan worden door een hoger opgeleid iemand of iemand met meer ervaring (Tabel 1). Veel meer verzorgenden zijn van mening dat ze vaak werk doen dat beter gedaan kan worden door een lager opgeleid iemand of iemand met minder ervaring. Kwaliteit van zorg Bijna de helft (46%) van de verzorgenden noemt de kwaliteit van zorg van hun team of afdeling goed tot zeer goed en 11% vindt de kwaliteit matig of slecht. De rest van de verzorgenden (43%) zit daartussenin en vindt de zorg van voldoende kwaliteit. Verzorgenden in de verpleeghuizen zijn in het algemeen negatiever over de kwaliteit van zorg: 37% vindt de kwaliteit goed tot zeer goed en 19 % vindt de kwaliteit matig of slecht (chi-kwadraat=12,98, p<0,05). Op de vraag hoe vaak het in de afgelopen 12 maanden is voorgekomen dat de kwaliteit van de eigen zorg niet goed was, antwoordde 56% dat dit niet of nauwelijks is voorgekomen, 31% zei dat het soms voorkwam, en 13% vond dat dit regelmatig of vaak is voorgekomen. Ook hier zijn er verschillen tussen de sectoren (chikwadraat=40,62, p<0,001). In de thuiszorg vinden verzorgenden in het algemeen dat ze goede zorg leveren.Vrijwel niemand (1%) geeft Tabel 1 Percentage verzorgenden dat het eens is met de stelling dat zij/hij vaak werk doet dat beter gedaan kan worden door anderen totaal1 33% 8% 21% 10% Ik word vaak ingezet in situaties waar beter: Een lager opgeleide zorgverlener zou kunnen worden ingezet Een hoger opgeleide zorgverlener zou kunnen worden ingezet Een zorgverlener met minder ervaring zou kunnen worden ingezet Een zorgverlener met meer ervaring zou kunnen worden ingezet 1 Er zijn geen significante verschillen tussen de sectoren, getoetst met behulp van chi-kwadraattoetsen, p>0,05 Verpleegkunde 2004-19, nr. 2 103 Functiedifferentiatie binnen de verzorging regelmatig of vaak zorg van onvoldoende kwaliteit. De verzorgenden in de verpleeghuizen oordelen het meest negatief over de eigen zorg. Ruim een kwart (26%) van hen vindt de eigen zorg regelmatig of vaak van onvoldoende kwaliteit. Verwachtingen van functiedifferentiatie Vooral het werken met aandachtsgebieden of specialisaties biedt volgens de verzorgenden voordelen voor patie«nten, terwijl er volgens de verzorgenden relatief weinig nadelen aan verbonden zijn (zie Figuur 1). De verzorgenden noemen dan vooral een betere kwaliteit van zorg als voordeel (zie Tabel 2). Een minderheid denkt dat de verzorgenden zelf gebaat zijn bij deze vormen van functiedifferentiatie, maar de meerderheid verwacht ook geen nadelen te ondervinden. Meest genoemd voordeel voor verzorgenden is dat het de mogelijkheid biedt zichzelf te scholen of te ontwikkelen. Dat hoeft niet alleen doordat men zelf een aandachtsgebied of specialisatie krijgt. Ook iemand anders die geschoold is kan een belangrijke vraagbaak en een mogelijkheid om op de hoogte te blijven van ontwikkelingen in het vakgebied zijn. Vooral het werken met aandachtsgebieden kan bijdragen tot het verhogen van de aantrekkelijkheid van het beroep. Als er functies komen voor lager opgeleid per- soneel dan verwacht 32% voordelen voor de patie«nten terwijl 41% van de verzorgenden nadelen voor hen ziet. Voor de verzorgenden zelf ziet men even vaak voordelen als bij horizontale functiedifferentiatie, maar een groter deel van de verzorgenden verwacht ook nadelen te ervaren. Deze ambivalente houding blijkt ook uit de voor- en nadelen die verzorgenden noemen (Tabel 2). Zo wordt zowel een verbetering als een verslechtering van de kwaliteit van zorg als mogelijk effect genoemd. Ook noemen verzorgenden dat lager opgeleide zorgverleners de werkdruk kunnen verminderen (doordat ze taken overnemen waar verzorgenden niet aan toe komen), maar ook kunnen verhogen (bijvoorbeeld omdat verzorgenden nu vaker complexere taken moeten uitvoeren of de lager op geleiden moeten begeleiden). Functies cree«ren voor hoger opgeleid personeel kan volgens 40 % voordelen opleveren voor de patie«nt. Iets minder verzorgenden verwachten voordelen voor henzelf, maar bijna een kwart ziet ook nadelen voor henzelf. Een voordeel is de mogelijkheid om zichzelf te scholen. Men is echter bang dat het takenpakket wordt vereenvoudigd doordat complexere taken overgeno men worden door de hoger opgeleiden en dat het werk daardoor minder leuk wordt. De verschillen tussen sectoren voor wat betreft de mate waarin er voor- en nadelen gezien wor- Figuur 1 Percentage verzorgenden dat vindt dat patie«nte en verzorgenden voor- of nadelen zullen ondervinden van functiedifferentiatie, uitgesplitst naar de vormen van functiedifferentatie. 104 Verpleegkunde 2004-19, nr. 2 Functiedifferentiatie binnen de verzorging Tabel 2 Door verzorgenden genoemde voor- en nadelen van de verschillende vormen van functiedifferentiatie (n=273) Voordelen Betere kwaliteit van zorg voor patie«nt Verzorgende kan zichzelf verder scholen en ontwikkelen Het werk geeft meer voldoening, wordt leuker Verlaging van werkdruk Overname taken waar verzorgende niet aan toekomt Nadelen Slechtere kwaliteit van zorg voor patie«nt Minder continu|« teit van zorg Uitholling van takenpakket van verzorgenden Het werk wordt minder leuk of interessant Verhoging werkdruk aandachtsgebied specialisatie functies lager opgeleiden functies hoger opgeleiden ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ + ++ ++ --- -- ++ meer dan 15% van de respondenten (ofwel minimaal 41) noemt het voordeel + minimaal 5% (ofwel minimaal 14) en maximaal 15% (ofwel maximaal 41) noemt het voordeel - - meer dan 15% van de respondenten (ofwel minimaal 41) noemt het nadeel - minimaal 5% (ofwel minimaal 14) en maximaal 15% (ofwel maximaal 41) noemt het nadeel den zijn niet groot, maar er zijn wel enige statistisch significante verschillen (chi-kwadraat toets). In verzorgingshuizen ziet men in het algemeen wat minder vaak voordelen bij horizontale functiedifferentiatie. Verzorgenden in de thuiszorg verwachten minder voordelen van lager opgeleid personeel, zowel voor de patie«nten (20 % ziet voordelen) als voor de verzorgenden zelf (26% ziet voordelen). De verzorgenden in de verpleeghuizen lijken ambivalenter te staan tegenover lager opgeleid personeel. Bijna de helft ziet voordelen voor patie«nten (44%) en de verzorgenden (48%), maar de helft (50 %) ziet ook nadelen voor de verzorgenden. Verzorgenden verwachten dus dat vooral de patie«nten profijt hebben van horizontale functiedifferentiatie. Zij krijgen kwalitatief betere zorg. De verzorgenden zelf zijn in het algemeen minder gebaat bij functiedifferentiatie. Als zij erbij gebaat zijn dan gaat het er vooral om dat verzorgenden mogelijkheden zien zichzelf vakinhoudelijk te ontwikkelen en dat het werk interessanter wordt. Meer mogelijkheden tot doorstromen naar betere functies wordt weinig, dat wil zeggen door minder dan 5% van de respondenten, genoemd als voordeel. Bij de vraag of de kwaliteit van zorg zal verbeteren als gevolg van functiedifferentiatie verwachten veel verzorgenden een effect. Een meerderheid verwacht dat het inzetten van zorgverleners met een aandachtsgebied of specialisatie (horizontale functiedifferentiatie) een positief effect heeft op de kwaliteit van zorg (zieTabel 3). Het minst verwacht men van nieuwe functies voor hoog opgeleide zorgverleners, zoals zorgcoo«rdinatoren of meer verpleegkundigen. Ervaringen met functiedifferentiatie Een deel van de respondenten heeft de laatste vijf jaar functiedifferentiatie meegemaakt binnen hun team. Ruim een kwart heeft te maken gehad met functies voor lager opgeleid perso neel (29 %), en een kwart met hoger opgeleid personeel (25%). De minste ervaring is de afgeTabel 3 Percentage verzorgenden dat verwacht dat de kwaliteit van zorg zal verbeteren door functiedifferentiatie Type functiedifferentiatie: totaal Zorgverleners met een aandachtsgebied Zorgverleners met een specialisatie1 Lager opgeleide zorgverleners Hoger opgeleide zorgverleners 62% 53% 47% 40% 1 Significant verschil tussen de sectoren chi-kwadraat=15,72, p<0,05. In de verzorgingshuizen verwacht men minder van zorgverleners met een specialisatie (41% mee eens). In verpleeghuizen is 54% en in de thuiszorg 62% het eens met de stelling dat de kwaliteit van zorg zal verbeteren door meer te gaan specialiseren. Verpleegkunde 2004-19, nr. 2 105 Functiedifferentiatie binnen de verzorging lopen vijf jaren opgedaan met het werken met aandachtsgebieden of specialisaties: respectievelijk 18% en 13%. Wat betreft het werken met aandachtsgebieden werden geen statistisch significante samenhangen gevonden tussen het al dan niet ervaring hebben met functiedifferentiatie en de gepercipieerde voor- en nadelen voor patie«nten en verzorgenden (p>0,05).Verzorgenden die ervaring hadden met nieuwe specialisaties binnen hun team of afdeling vonden vaker dat verzorgenden daar voordelen van hebben (Fisher exact toets, p<0,01). Degenen die ervaring hebben met nieuwe of vernieuwde functies voor zorgpersoneel met een lagere opleiding zien vaker voordelen voor verzorgenden (Fisher exact toets, p<0,001), maar tegelijkertijd ook vaker nadelen (Fisher exact toets, p<0,05). Ten slotte zien verzorgenden met ervaring met functies voor hoger opgeleid personeel vaker voordelen voor patie«nten (Fisher exact toets, p<0,05). De verzorgenden die de afgelopen vijf jaren ervaring hadden met functiedifferentiatie in hun team of afdeling is gevraagd naar de gevolgen voor de kwaliteit van zorg. Het overgrote deel van de verzorgenden met ervaring met horizontale functiedifferentiatie vindt dat daardoor de kwaliteit van de zorg is verbeterd (zie Tabel 4). De rest geeft veelal aan dat de kwaliteit van zorg daardoor gelijk is gebleven. Over de gevolgen van verticale functiedifferentiatie voor de kwaliteit van de zorg zijn de meningen van de panelleden meer verdeeld. Vooral als lager opgeleide zorgverleners het werk overnemen kan de kwaliteit van zorg achteruitgaan: 27 procent van de verzorgenden constateert een vermindering van de zorgkwaliteit en 28 procent vindt dat de zorg daardoor beter is geworden. Bij functies voor hoger opgeleide zorgverleners vindt 58 procent dat het goed is geweest voor de kwaliteit van zorg en 4 procent vindt dat de zorg daardoor is verslechterd. Conclusie en discussie Doel van dit onderzoek was de mening van verzorgenden te beschrijven over de invloed van functiedifferentiatie op de doorstroommogelijkheden en de kwaliteit van de zorg. Tot nu toe is het werken met aandachtsgebieden of specialisaties voor verzorgenden een relatief onbekend verschijnsel. De meeste ervaring is er met verticale functiedifferentiatie, vooral aan de onderkant van het beroep. Uit dit onderzoek blijkt dat de meerderheid van de verzorgenden verwacht dat zij zelf niet duidelijk gebaat zijn bij functiedifferentiatie, maar ook niet duidelijk geschaad worden als functiedifferentiatie zou worden doorgevoerd. Voor zover verzorgenden voor- en nadelen verwachten voor henzelf en collega-verzorgenden, biedt horizontale functiedifferentiatie de meeste voordelen en minste nadelen. De voordelen betreffen vooral de mogelijkheden tot verdere vakinhoudelijke ontwikkeling. Doorstroommogelijkheden in verticale zin worden nauwelijks genoemd als voordeel. Duidelijkere verbanden rapporteren verzorgenden tussen functiedifferentiatie en de kwaliteit van zorg.Vooral horizontale functiedifferentiatie biedt patie«nten voordelen. De meerderheid verwacht dat de kwaliteit van de zorg verbetert bij horizontale functiedifferentiatie, en degenen die ervaring hebben met horizontale functiedifferentiatie vinden dat de kwaliteit van zorg daardoor verbeterd is. Verzorgenden verschillen daarmee nauwelijks van mening met verpleegkundigen (De Veer et al., 2002; 2003a). Anders dan verzorgenden, zien verpleegkundigen ook voordelen voor Tabel 4 Gevolgen van functiedifferentiatie op de kwaliteit van de zorg zoals ervaren door de verzorgenden, uitgesplitst naar vorm van functiedifferentiatie Door de nieuwe functies is de kwaliteit van zorg: Type functiedifferentiatie: Zorgverleners met een aandachtsgebied (n=49) Zorgverleners met een specialisatie (n=36) Lager opgeleide zorgverleners (n=79) Hoger opgeleide zorgverleners (n=67) 1 verbeterd 79% 74% 28% 58% gelijk gebleven 21% 26% 45% 38% verslechterd1 27% 4% Er zijn geen significante verschillen tussen de sectoren, getoetst met behulp van chi-kwadraattoetsen, p>0,05 106 Verpleegkunde 2004-19, nr. 2 Functiedifferentiatie binnen de verzorging henzelf bij horizontale functiedifferentiatie (De Veer et al., 2003b). Bij invoering van functiedifferentiatie zou dus rekening gehouden moeten worden met eventuele verschillen in belangen tussen de verpleegkundigen en verzorgenden. Dit onderzoek geeft inzicht in de verwachtingen en ervaringen van verzorgenden. Dat is tegelijkertijd ook de beperking van dit onderzoek. Of bijvoorbeeld patie«nten de kwaliteit van zorg beter zijn gaan beoordelen is onbekend. Het is daarnaast niet uit te sluiten dat verzorgenden gebaat zijn bij bepaalde werkomstandigheden en daarom sociaal wenselijk hebben geantwoord. Er zijn echter aanwijzingen dat dit niet het geval is omdat de meningen van verzorgenden met ervaring op bepaalde punten verschillen van de meningen van verzorgenden zonder ervaring met functiedifferentiatie. Maar de reden van dit verschil blijft in ons onderzoek onduidelijk. Het kan veroorzaakt zijn door de in praktijk opgedane ervaringen, maar het kan ook zijn dat zij in andere typen teams werken (bijvoorbeeld wat betreft samenstelling, soort zorg dat verleend wordt, sfeer). Over de hele linie bekeken zijn verzorgenden tevreden over de kwaliteit van hun zorg. Voor de verzorgenden in verpleeghuizen geldt dit minder omdat ruim een kwart vond dat de eigen zorg regelmatig of vaak van onvoldoende kwaliteit is. Ook Huijben en Peeters (2001) vonden dat medewerkers in verpleeghuizen negatiever in hun oordeel waren dan medewerkers in verzorgingshuizen. Op zichzelf genomen is het een zorgelijke constatering dat zoveel verzorgenden het gevoel hebben regelmatig onvoldoende goed werk af te leveren. In een eerdere peiling onder het Panel Verpleegkundigen en Verzorgenden bleek dat de werkdruk in verpleeghuizen als het hoogst werd ervaren (Welling et al., 2002). Het personeelsverloop in verpleeghuizen is al jaren hoger dan in andere zorgsectoren. In 2001 vertrok 18,7% van de verzorgenden en verpleegkundigen in verpleeghuizen uit hun baan, terwijl het gemiddelde verloop in de intramurale gezondheidszorg 15,9 % was (Van der Windt et al., 2002). Dit onderzoek laat zien dat functiedifferentiatie een positieve impuls kan zijn voor de kwaliteit van zorg vanuit het perspectief van de zorgverlener. Als verzorgenden vaker vinden dat hun zorg goed is kan dit tot gevolg hebben dat het personeelsverloop minder wordt. Dit is een veronderstelling die in vervolgonderzoek getoetst zou moeten worden. Verzorgenden verwachten, zoals vermeld, vooral een relatie tussen de kwaliteit van de zorg en horizontale functiedifferentiatie, terwijl ze weinig nadelen daarbij zien. Over het algemeen zijn de verwachtingen in de verzorgingshuizen wat minder hoog. Waarschijnlijk is ho rizontale functiedifferentiatie daar ook moeilijker te verwezenlijken omdat de afdelingen daar vaak heterogeen zijn samengesteld. Functiedifferentiatie wordt door de verzorgenden nauwelijks gezien als een kans tot het doorstromen naar een hogere functie. Wel ziet men mogelijkheden om zichzelf verder te kunnen ontplooien. Dit geldt vooral voor horizontale functiedifferentiatie. Een groep verzorgenden ziet het als een mogelijkheid zich verder te verdiepen in een bepaalde problematiek. Anderen vinden een collega met een aandachtsgebied of specialisatie een verrijking in de zin dat zij die persoon kunnen consulteren en men op deze manier op de hoogte blijft van ontwikkelingen binnen het vakgebied. Uit onderzoek naar de redenen om ontslag te nemen bleek gebrek aan ontplooiing in verpleeg- en verzorgingshuizen vaker genoemd dan gebrek aan loopbaanperspectief (23% versus 14%) (Van der Windt et al., 2002). Verzorgenden vinden zich ontplooien blijkbaar belangrijker dan hogerop komen. Ook Den Boer en Ho«vels (2003) vonden dat werknemers weliswaar behoefte hadden aan verticale doorstroom, maar niet aan doorstroom naar leidinggevende functies. Daar was de belangstelling juist vrij gering voor. Ten slotte blijkt dat verticale functiedifferentiatie, en vooral het cree«ren van lagere functieniveaus, zowel positieve als negatieve reacties teweegbrengt. Ruim een kwart van de verzorgenden vindt dat deze vorm van functiedifferentiatie heeft geleid tot verbetering van de zorg. Maar ook een kwart vindt dat het juist heeft geleid tot slechtere zorg. Er zijn argumenten dat het tot verlichting van de werkdruk leidt, maar tegelijkertijd vinden veel verzorgenden dat het juist tot een verzwaring van de werkdruk leidt. Literatuur Boer P den, Ho«vels B. Leer- en loopbaanmogelijkheden in de zorgsector. Een verkennend onderzoek Verpleegkunde 2004-19, nr. 2 107 Functiedifferentiatie binnen de verzorging onder werknemers en leidinggevenden in acht zorginstellingen.Tilburg: OSA; 2003. Commissie Kwalificatiestructuur. Gekwalificeerd voor de toekomst. Eindrapport Commissie Kwalificatiestructuur. Zoetermeer/Rijswijk: Ministerie van OCW/Ministerie van VWS; 1996. Egging RJG. Functiedifferentiatie en de kwaliteit van arbeid. Een kwantitatief onderzoek naar arbeidskenmerken en werkreacties in een algemeen ziekenhuis. Afstudeerscriptie. Beleid en beheer van de gezondheidszorg. Maastricht: Universiteit Maastricht; 2001. Huijben CMS, Peeters JM. Zorgkloof in verzorgingsen verpleeghuizen: een tussenbalans. Beuningen: Van Loveren & Partners; 2001. Jansen PGM. Differentiated practice and specialization in community nursing. Proefschrift. Utrecht: NIVEL; 1997. Jansen PGM, Kerkstra A, Zee J van der, Huijer AbuSaad H, Abrahamse H. Effecten van functiedifferentiatie binnen de thuiszorg op de kwaliteit van zorg: bekeken vanuit het clie«ntenperspectief. Verpleegkunde1997; 12(2): 95-110. Kanters H. Functiedifferentiatie, formatieopbouw en strategische personeelsplanning. In Dijk JK van, Pool J, red. Bouwstenen voor personeelsmanagement in de zorg, deel 1: Arbeidsmarkt, personeelsvoorziening en arbeidsvoorwaarden. Houten: Bohn, Stafleu van Loghum; 1999. LCVV (Landelijk Centrum voor Verpleging en Verzorging). Gekwalificeerd voor nieuwe functies. Toelichting op het opleidingsstelsel en functiedifferentiatie in de verpleging en verzorging. Utrecht: LCVV; 2001. Merode GG van, Janssen P, Raak A van. Forum. De toekomst van functiedifferentiatie. Verpleegkunde 108 Verpleegkunde 2004-19, nr. 2 2001; 16(1): 65-71. Offenbeek MAG van, Hoeve Y ten, Leemeijer M, Roodbol PF. Een waaier van nieuwe functies. Functiedifferentiatie in Nederlandse ziekenhuizen. Medisch Contact 2002; 57(21): 817-820. Veer AJE de, Francke AL, Poortvliet EP. Verpleegkundigen zoeken kwaliteitsverbetering in werken met aandachtsgebieden. TvZ Tijdschrift voor Verpleegkundigen 2002; 12: 26-27. Veer AJE de, Francke AL, Poortvliet EP. Betere kwaliteit van zorg met horizontale functiedifferentiatie. TvZ Tijdschrift voor Verpleegkundigen 2003a; 3: 34-35. Veer AJE de, Francke AL, Poortvliet EP.Voor- en nadelen van functiedifferentiatie nader bekeken. TvZ Tijdschrift voor Verpleegkundigen 2003b; 1: 3637. Ven W van de, Habes V. Functiedifferentiatie in het Carolus-Liduina Ziekenhuis. TvZ Tijdschrift voor Verpleegkundigen 2002; 9: 26-29. Visser M, Boumans NPG. Functiedifferentiatie en patie«ntgericht verplegen in een perifeer ziekenhuis.Verpleegkunde 2002; 17(2): 65-75. Welling BJM, Hutten JBF, Francke AL. De opzet van een Panel Verpleegkundigen en Verzorgenden. Utrecht: NIVEL/LCVV; 2001. Welling BJM, Meulen-Arts SEJ van der, Hutten JBF, Francke AL. De aantrekkelijkheid van het beroep. De eerste peiling onder het panel verpleegkundigen en verzorgenden. Utrecht: NIVEL/LCVV; 2002. Windt W van der, Calsbeek H, Talma H, Hingstman L. Feiten over verpleegkundige en verzorgende beroepen in Nederland. Maarssen/Utrecht: Elsevier Gezondheidszorg/LCVV; 2002. Functiedifferentiatie binnen de verzorging Summary Differentiated practice and specialisation within nursing care.Opinions and expectations of auxiliary nurses concerning the introduction of new functions Differentiated practice and specialisation within nursing care. Opinions and expectations of nursing assistants concerning the introduction of new functions. AIM. The aim of this study is to investigate the opinions of nursing assistants in The Netherlands concerning revisions in the scope of practice and function of all levels of nursing personnel (in Dutch this is labelled `functiedifferentiatie`).Two types of revisions are described, differentiated practice (or vertical differentiation) and specialisation (or horizontal differentiation). Differentiated practice is based on a distinction in educational levels. Specialisation refers to a distinction in areas of expertise. METHOD. A country-wide representative group of 273 nursing assistants completed a structured questionnaire. The assistants were employed in home health care, nursing homes and long term care facilities. RESULTS. Nursing assistants do not expect to benefit from differentiated practice or specialisation, while at the same time they see few disadvantages. Assistants do not see the revisions as an opportunity for career advancement. A minority see advantages in specialisation because it is a chance to develop their professional practice.The majority expect that quality of care will improve because of specialisation. Those with experience in specialisation (horizontal differentiation) confirm that the quality of care is improved. Nursing assistants are less positive about vertical differentiation. DISCUSSION AND CONCLUSION.Nursing assistants will most likely not use differentiated practices as a way to advance in their career. Specialisation however is considered to be an opportunity for (professional) development. Assistants view revisions in scope of practice differently than registered nurses. Policymakers need to be mindful of these differences. Keywords: nursing personnel; nursing assistants; educational level; scope of practice; specialisation. Verpleegkunde 2004-19, nr. 2 109