Ouditalisch en Latijn Old Italic alphabets Origin The Old Italic alphabets developed from the west Greek alphabet, which came to Italy via the Greek colonies on Sicily and along the west coast of Italy. The Etruscans adapted the Greek alphabet to write Etruscan sometime during the 6th century BC, or possibly earlier. Most of the other alphabets used in Italy are thought to have derived from the Etruscan alphabet. Ancient Latin Faliscan Marsiliana Messapic Middle Adriatic/South Picene North Picene Oscan Umbrian Ancient Latin The earliest known inscriptions in the Latin alphabet date from the 6th century BC. It was adapted from the Etruscan alphabet during the 7th century BC. The letters Y and Z were taken from the Greek alphabet to write Greek loan words. Other letters were added from time to time as the Latin alphabet was adapted for other languages. Faliscan Modern Latin alphabet About 100 inscriptions have been found in the Faliscan alphabet dating from between 400 and 250 BC. Faliscan was closely related to Latin. Marsiliana Messapic The Messapic alphabet is thought to have derived directly from the Greek alphabet, rather than developing from the Etruscan alphabet. The only known inscriptions in the Messapic alphabet date from the 2nd and 1st centuries BC. The Messapic language was not related to other languages of Italy, instead it is thought to have been a member of the extinct Illyrian family of languages. Salento, extreme south-east end of Puglia, is surrounded by two seas, Adriatic and Ionian, with 250 km of coasts, shores, crystal clear sea, wonderful breathtaking landscapes. Impressive cliffs overhanging the sea characterize the Adriatic coastline between Otranto and Santa Maria di Leuca, the same feature that we find in Santa Cesarea, famous for its thermal baths; On the Ionian coast we find Ugento, an ancient Messapic centre, and Gallipoli, from the greek “Kalé Polis” which means “beautiful city”, made by an ancient town entirely builded upon an island and a new, modern, city. Otranto Middle Adriatic / South Picene North Picene Oscan Oscan is believed to have been spoken in Samnium, Campania, Lucania and Abruzzo in southern Italy. The Osci adapted the Etruscan alphabet to write their language sometime in the 7th century BC though the earlist known Oscan inscriptions appeared on coins dating from the 5th century BC. After the territory occupied by the Oscans was conquered by Rome in the first century AD, the Oscan language and culture disappeared. Oscan was written from right to left in horizontal lines running from top to bottom. A dot was used to separate words. Oscan alphabet Umbrian Seven bronze tablets, dating from between about 350 and 50 BC, are the only examples of the Umbrian alphabet that have been found. Perugia Orvieto Tot zover!! http://indoeuro.bizland.com/tree/ital/ita.html Latijn Oudste bekende inscriptie in het latijn Latijn, een Italische taal, is oorspronkelijk de taal van de Latijnen, een volk dat vanaf het eerste millennium voor Christus in de streek Latium (het huidige Lazio, Italië) woonde. Het was de stad Rome die na 500 voor Christus in dit gebied haar politieke en militaire invloed vergrootte en zo haar taal buiten de stadsgrenzen verspreidde. Rome werd de hoofdstad van het Romeinse Rijk, dat bleef groeien tot het in de tweede eeuw na Christus haar grootste omvang bereikte. De Latijnse taal was nu veranderd van dorpstaal in de belangrijkste taal in een gebied dat de grootste delen van Europa, Klein-Azië en Noord-Afrika besloeg. INHOUD 1 Geschiedenis o 1.1 Pre-klassiek Latijn o 1.2 Klassiek Latijn o 1.3 'Zilveren Latijn' o 1.4 Laat- en christelijk Latijn o 1.5 Middeleeuws Latijn 2 Uitspraak 3 Grammatica 4 Gebruik van het Latijn (vroeger en nu) 5 Gerelateerde onderwerpen 6 Externe links Geschiedenis Pre-klassiek Latijn De oudste Latijnse tekst dateert misschien uit de zevende eeuw voor Christus: enkele woorden ingegrift op een kledingspeld, de zogeheten Fibula van Praeneste. Een groot aantal geleerden betwist echter de authenticiteit hiervan. De oudste onomstreden tekst vinden we dan op de Lapis Niger uit de zesde eeuw voor Christus (zie afbeelding). In deze vroegste periode werd Rome sterk beïnvloed door de Etrusken. Zij bewoonden een groot gebied ten noorden van Latium. De Romeinse religie en architectuur zijn bijvoorbeeld geheel geënt op Etruskische voorbeelden. Ook het Romeinse alfabet is gebaseerd op het Etruskische alfabet (dat op zijn beurt weer van het Griekse alfabet was afgeleid). De Etruskische taal heeft op het Latijn niet veel invloed gehad, op enkele leenwoorden na, waarvan persona (masker) het bekendste is: het woord waar ons woord persoon van afgeleid is. Klassiek Latijn In de loop van de 2e eeuw v. Chr. werd het Latijn tot literaire taal; de taal werd genormaliseerd, kreeg een conservatieve tendens en in de zinsbouw trad een systematisering op. De afstand tot de omgangstaal, die volkslatijn of vulgair Latijn wordt genoemd, nam hierdoor sterk toe. Met name Cicero en Caesar zetten de toon voor klassiek Latijn in de eerste eeuw voor Christus. Het Latijn van de eerste eeuw na Christus wordt wel Gouden Latijn genoemd. Cicero Caesar Vulgair Latijn Grammaticale verschillen met het Klassiek Latijn Al vroeg zijn er enkele tendensen te zien, die in de moderne Romaanse talen volledig de overhand hebben gekregen, zoals: - vermindering van het aantal naamvallen, aanvankelijk tot twee (een voor nominativus, accusativus en ablativus, de andere voor genitivus en dativus), waarbij uiteindelijk (met uitz. van het Roemeens, dat twee naamvallen heeft behouden) de tweede van deze naamvallen vervangen zou worden door een constructie met de voorzetsels "ad" en "de" gevolgd door de eerste naamval. In klassieke teksten komen we steeds vaker de fout tegen dat er i.p.v. dono malum fratri meo (ik geef een appel aan mijn broer) geschreven wordt dono malum ad fratrem meum. Op deze manier werd de dativus vermeden door het gebruik van het voorzetsel ad met de accusativus. Op soortgelijke manier ontstond er een tendens om de genitivus te vervangen door het voorzetsel de met de ablativus. Flos de campo (de bloem die van het veld komt) gaat dan Flos campi (de bloem van het veld) vervangen. - de verdwijning van het neutrum, dat gaat samenvallen met het mannelijk geslacht (of via het meervoud op -a met het vrouwelijk geslacht: folium wordt via het meervoud folia (verg. Frans: la feuille)). - vervanging van diverse werkwoordsvormen door hulpwerkwoorden met een deelwoord. De vormen van het "passivum" verdwijnen spoedig: occidebatur (hij werd gedood) maakt plaats voor occisus erat. Ook in de bedrijvende vorm vindt vervanging door deelwoordconstructies plaats, maar minder volledig: Naast amavi (ik heb bemind) komt ook amatum habeo op, maar de perfectumvorm blijft in een deel van de gevallen bestaan als "passato remoto" of "passé simple". - het futurum wordt vervangen door een nieuwe vorm, bestaande uit infinitief + vormen van het hulpwerkwoord "habere". Laudabo (ik zal prijzen) wordt vervangen door laudare habeo (verg. Frans: je louerai). Veranderingen in woordenschat Een hele reeks klassieke woorden verdwijnt en wordt vervangen door andere woorden, die ofwel afkomstig zijn uit de substraattalen, ofwel Latijnse woorden zijn die een andere betekenis krijgen. Voorbeelden: bellus of formosus i.p.v. pulcher (mooi) bucca (oorspr. "gat") i.p.v. os (mond) caballus (van Keltische oorsprong) i.p.v. equus (paard) carruca (van Keltische oorsprong) i.p.v. arratrum (ploeg) casa (oorspr. "hut") i.p.v. domus (huis) cassanus (van Keltische oorsprong) i.p.v. quercus (eik) civitas (gemeenschap van burgers) i.p.v. urbs (stad) fabulare of parabolare i.p.v. loqui (spreken) grandis i.p.v. magnus (groot) testa (oorspr. "pot") i.p.v. caput (hoofd) Klankverschuivingen Een betrekkelijk vroege klankverschuiving (waarschijnlijk 4e eeuw), die van invloed zou zijn op bijna alle Romaanse talen is de palatalisatie van de oorspronkelijk als "k" uitgesproken "c" vóór "e" en "i". "Centum" (uitgesproken "kentoem") werd "kjentoe" en vervolgens "tsjento". De "tsj" klank kon vervolgens evolueren tot verschillende andere sis-klanken, zoals "s" in het Frans. Alleen het Sardisch is van deze klankverschuiving vrij gebleven. In de Sardische dialecten wordt de Latijnse "c" nog in alle gevallen als "k" uitgesproken. Enkele eeuwen later zouden in Gallië de meeste dialecten van de "langue d'oïl" (met uitz. van Picardisch en Waals), evenals de noordelijke "langue d'oc" dialecten, nog een stap verder gaan: daar werd ook de "c" voor een "a" gepalataliseerd en uiteindelijk getransformeerd in "sj". Voorbeelden: castellum wordt château caballus wordt cheval canis wordt chien Een typisch kenmerk van de Gallo-romaanse dialecten en de Noord-Italiaanse dialecten is dat de Latijnse "u" ("oe") gaat worden uitgesproken als "ü". Dit geschiedde vrijwel zeker onder invloed van een Gallisch substraat. De voor het Castiliaans (het dialect dat ten grondslag ligt aan de Spaanse standaardtaal) en het Gascons kenmerkende vervanging van een Latijnse "f" aan het begin van een woord door een "h" (zoals in hoja uit folium en hermoso uit formosus) is waarschijnlijk het effect van een Baskisch of Iberisch substraat. 'Zilveren Latijn' Gebruikt vanaf ca. de tweede helft van de eerste eeuw na Christus, onder anderen Tacitus. Nog grotendeels klassiek, maar met wat kleine afwijkende stijlkenmerken. Tacitus Laat- en christelijk Latijn Wat meer afwijkingen, maar nog steeds niet erg veel; wel invloed van christelijke terminologie (Bijbel). Middeleeuws Latijn Vanuit de dialecten van die omgangstaal ontstonden geleidelijk aan verschillende nieuwe talen: de Romaanse talen. Het geschreven Latijn van de Middeleeuwen werd gekenmerkt door steeds grotere afwijking klassieke kenmerken; met name het vermijden van constructies die voor contemporaine schrijvers contra-intuïtief waren. Vaak werden dan constructies gebruikt die meer overeenkwamen met de toenmalige Romaanse talen, zelfs wanneer deze constructies apert 'verboden' waren in klassiek Latijn. Zoals: sic (= zo, als volgt) werd gebruikt als 'ja' Het aanwijzend voornaamwoord 'ille' (=die, dat) werd gebruikt als lidwoord Verder kregen Latijnse woorden vaak een iets andere betekenis om Middeleeuwse maatschappelijke instituties aan te duiden. Voorbeeld: miles (soldaat) betekent in middeleeuwse teksten bijna altijd ridder. Ook werden er voor dergelijke instituties vaak Keltische en Germaanse leenwoorden ingevoerd, zoals "feodum" voor leen. Gebruik van het Latijn (vroeger en nu) Tot de achttiende eeuw bleef het Latijn de taal van (grote delen van) de wetenschap. In de wetenschap werd ook na de val van het Romeinse rijk het Latijn nog gebruikt. In de huidige tijd komt Latijn nog voor: in wetenschappelijke termen de officiële internationale namen van planten- en diersoorten (naar het voorbeeld van Linnaeus) in de medische wetenschap (voor de namen van onderdelen van het lichaam)- het gaat dan in vele gevallen wel om verlatijnste Griekse termen in de rooms-Katholieke kerk, die het Latijn nog steeds gebruikt als officiële taal voor veel documenten, en als liturgische taal bij veel rituelen, de bediening van de sacramenten en de viering van de mis. in Wikipedia in het Latijn in WikiWoordenboek in het Latijn (Victionarium) als taal in Vaticaanstad Zowel in Nederland als in Vlaanderen wordt het Latijn op school onderwezen: in Nederland op het gymnasium, in Vlaanderen in een aantal studierichtingen van het Algemeen secundair onderwijs. Veel Nederlandse woorden hebben een Latijnse afkomst, al is het Nederlands een Germaanse taal. Voorbeelden zijn de namen van de maanden. Zie ook: Lijst van Latijnse begrippen in het Nederlands. Er wordt wel beargumenteerd, dat het Latijn nog een levende taal is. Men zou bijvoorbeeld kunnen stellen dat het Latijn voortleeft in de Rooms-Katholieke liturgie en communicatie in het Vaticaan, of zelfs in moderne Romaanse talen zoals het Italiaans. Het is nuttig om Latijn (samen met Grieks) te leren, bijvoorbeeld als je rechten of medicijnen wil gaan studeren. Je krijgt daardoor ook een beter inzicht in moderne talen (bijvoorbeeld over hoe ze grammaticaal opgebouwd zijn) en je leert meer over de Oudheid, wat je meer inzicht geeft in de geschiedenis. Bovendien wordt het leren van een oude taal als leuk beschouwd. http://www.thelatinlibrary.com/ THE LATIN LIBRARY at Ad Fontes Academy Alcuin Ammianus Apuleius Augustus Aurelius Victor Caesar Cato Catullus Cicero Claudian Curtius Rufus Ennius Eutropius Florus Frontinus Gellius Historia Augusta Horace Justin Juvenal Livy Lucan Lucretius Martial Nepos Ovid Persius Petronius Phaedrus Plautus Pliny Maior Pliny Minor Propertius Quintilian Sallust Seneca Maior Seneca Minor Silius Statius Suetonius Sulpicia Tacitus Terence Italicus Tibullus Valerius Flaccus Valerius Maximus Varro Velleius Vergil Vitruvius Ius Romanum Miscellany Christian Medieval Neo-Latin Credits About These Texts Technical Notes Index Quid Novi? Please submit texts to: [email protected] The Classics Page