Exoplaneten Artistieke verbeelding van een exoplaneet Exoplaneten zijn planeten die draaien om andere sterren dan de Zon. Het bestaan van deze planeten is voornamelijk afgeleid van indirecte waarnemingen en daarop gebaseerde berekeningen. Deze planeten werden voor het eerst ontdekt in de jaren '90, toen de technologie ver genoeg was gevorderd om voldoende gevoelige telescopen te maken. Er worden steeds meer exoplaneten ontdekt en voorlopig (december 2008) staat de teller op 333 exoplaneten.[1] Inhoud 1 Methodes 2 Geschiedenis 3 Aard van de exoplaneten o 3.1 Gasreuzen o 3.2 Rotsplaneten o 3.3 Planetenstelsels 4 Missies o 4.1 In actie o 4.2 Geplande missies (in volgorde van tijdsplanning) o 4.3 Uitgestelde missies 5 Ontstaan van planeten 6 Lijst van sterren met meer dan 2 planeten 7 Externe links 8 Bronnen, noten en/of referenties Methodes Animatie van een zware exoplaneet rond een ster. Alleen het deel van de exoplaneet aan de sterzijde wordt verlicht. De beweging van de planeet brengt via zijn zwaartekracht de ster in beweging. Beide bewegen om hun gemeenschappelijk zwaartepunt (massacentrum). Het probleem met planeten rond andere sterren is dat het zeer zwakke lichtbronnen zijn. Ze stralen namelijk zelf geen licht uit, maar weerkaatsen slechts het licht van de ster. En aangezien de planeet meestal relatief dicht bij de ster staat overstraalt deze laatste de andere in duizendvoud. Daarom kunnen telescopen slechts planeten waarnemen in uitzonderlijke omstandigheden, bijvoorbeeld als de planeet bijzonder groot is of nog zeer jong (omdat ze dan nog zeer heet is, kan ze waargenomen worden door haar sterke infrarode straling). Een andere mogelijkheid is wanneer er geen of slechts een zwakke lichtbron in de buurt is, bijvoorbeeld wanneer een planeet cirkelt rondom een bruine dwerg. Dit laatste is het geval voor de eerste rechtstreeks waargenomen planeet 2M1207 b op 200 lichtjaren van de aarde in het sterrenbeeld Hydra (Waterslang). Haar ontdekking werd aangekondigd op 10 september 2004, waarna een tijdlang controverse volgde of men wel een planeet, dan wel een bruine dwerg had gefotografeerd. In april 2005 bevestigde de ESO aan de hand van nieuwe foto's van de Very Large Telescope, dat het wel degelijk om een zeer grote planeet ging (vijf keer de massa van Jupiter), die op een afstand van 55 astronomische eenheden draait rondom zijn "moederster", in dit geval een bruine dwerg en dus eigenlijk geen echte ster. Maar de aanwezigheid van een planeet kan op andere manieren worden aangetoond : 1. Dopplerverschuiving of astrometrie: meten of er een wijziging in de draaiing van een ster zit. Die zou worden veroorzaakt door de sterke zwaartekrachtsaantrekking tussen de ster en de exoplaneet. Een voldoende grote planeet zorgt er namelijk voor dat de ster zelf ook een beetje in de richting van de planeet wordt getrokken, en op die manier roteren ze eigenlijk rond een gemeenschappelijk zwaartepunt. Door gebruik te maken van het dopplereffect kan de beweging van de ster gemeten worden. Hiermee kan de baan en de geschatte massa van de exoplaneet worden berekend. 2. Transitmethode: deze is gebaseerd op het feit dat de planeet een deel van de ster afdekt als hij in zijn omloopbaan tussen ons en de ster komt te 3. 4. 5. 6. staan. Op deze manier verandert de lichtintensiteit van de ster op een specifieke manier en kan men ook een berekening maken van de omloopsnelheid van de planeet. Op 5 november 1999 werd bij de ster HD 209458 in het sterrenbeeld Pegasus een planeet ontdekt. Deze planeet, HD 209458b werd korte tijd later ook als eerste exoplaneet met deze zogenaamde transitmethode gedetecteerd. Pulsar timing: pulsars geven flitsen (pulsen) radiostraling met ongeveer regelmatige tussentijden. Uit afwijkingen kan de storende invloed van een exoplaneet die rond de pulsar beweegt blijken. Zwaartekrachtlens: er kan ook gebruik gemaakt worden van het microlens-effect dat veroorzaakt wordt door een ster met een planeet, die voor een achterliggende ster schuiven. De zwaartekracht van het stelsel buigt het licht van de ster op de achtergrond af en veroorzaakt kortstondig een uitstulpsel op het lens-effect. Op deze manier heeft men al exoplaneten ontdekt van slechts 5 tot 15 aardmassa's. Op 22 juni 2003 werd OGLE235-MOA53b de eerste exoplaneet die ontdekt werd via microlensing. Stofschijven rond sterren: waarneming van het stof dat zich in een draaiende schijf rond een ster verzamelt kan leiden tot de ontdekking van een exoplaneet. Het stof straalt in het infrarood. Zo wordt een exoplaneet van epsilon Eridani vermoed. Eclipserende dubbelsterren: om elkaar draaiende sterren die elkaar verduisteren, van ons uit gezien, kunnen in hun lichtkrommes de aanwezigheid van een planeet of planeten verraden. Geschiedenis In 1991 ontdekte men aan de Universiteit van Manchester (Engeland) een regelmatige variatie in de pulsfrequentie van de pulsar PSR 1829-10 in het sterrenbeeld Schild. Aanvankelijk, maar zoals later bleek verkeerdelijk, werd dit aanzien als veroorzaakt door een planeet. In hetzelfde jaar werden echter wel de eerste exoplaneten ontdekt door Aleksander Wolszczan en Dale Frail aan het observatorium van Arecibo (Puerto Rico). Het ging om twee exoplaneten met een massa vergelijkbaar met die van de aarde bij de pulsar PSR 1257-12. Deze ligt ongeveer op 1000 lichtjaar afstand in de richting van het sterrenbeeld Maagd. De astronomen waren verrast om planeten aan te treffen rond een pulsar, aangezien de pulsar zelf het restant is van de ontploffing van een supernova. In 1994 ontdekte men bij dezelfde pulsar een derde planeet met een massa zoals onze maan, en in 1996 een vierde planeet met een massa vergelijkbaar met Saturnus. In 2002 trok men echter de eerste claim terug, zodat het pulsarsysteem nu bekend staat met drie exoplaneten. De eerste exoplaneet rond een normale ster werd in 1995 door de Zwitserse astronoom Michel Mayor bij de ster 51 Pegasi in het sterrenbeeld Pegasus ontdekt en wordt sindsdien 51 Pegasi b genoemd. Hierna volgden in snel tempo nieuwe ontdekkingen van exoplaneten, zelfs van complete exoplanetenstelsels, zoals Upsilon Andromedae. De zoektocht gaat inmiddels onverminderd door en medio 2006 was het aantal van inmiddels bekende exoplaneten de 200 al ruim gepasseerd. Bovendien maakt steeds verdere verfijning van de gebruikte apparatuur het inmiddels ook mogelijk om niet alleen zeer grote, maar ook kleinere planeten te ontdekken. MOVING RIGHT ALONG: The first visible-light image of what appears to be a planet orbiting the star Fomalhaut, 25 light-years away. In this composite, the object's position in 2004 [below] and in 2006 [above] follows its projected counterclockwise orbit [green lines]. Courtesy of Paul Kalas, University of California, Berkeley Aard van de exoplaneten Gasreuzen De meeste van deze planeten moeten vanwege hun grote massa gasreuzen zijn zoals onze planeet Jupiter en dus noch bewoonbaar, noch geschikt om op te landen. Een eigenaardigheid die de astronomen bezighoudt, is dat deze reuzenplaneten bijna allemaal zeer dicht bij hun ster staan in vergelijking met ons zonnestelsel. Een mogelijke verklaring is een selectie-effect: deze planeten veroorzaken het sterkste dopplereffect bij de ster en zijn daarom het gemakkelijkst te ontdekken. Het zou later evengoed kunnen blijken dat deze eerder uitzondering dan regel zijn. De recente ontdekking van de exoplaneet OGLE-2005-BLG390Lb met de methode van gravitationele microlensing lijkt deze laatste veronderstelling te bevestigen. Rotsplaneten In augustus 2004 werd een nieuwe fase ingezet toen er een exoplaneet werd ontdekt van slechts 14 aardmassa's. Dit is de eerste ontdekte planeet waarvan verwacht wordt dat het een terrestrische planeet is. Zie ook: superaarde. Planetenstelsels Op 15 april 1999 kondigden astronomen van het Anglo-Australian Observatory (Epping, Nieuw-Zuid-Wales) en van de Universiteit van Californië de ontdekking aan van het eerste planetaire systeem met meer dan één planeet rond een normale ster. Uit kleine schommelingen bij de ster Upsilon Andromedae kon men de aanwezigheid afleiden van drie planeten, alle drie met een massa in de orde van grootte van Jupiter. Deze ontdekking bevestigde dat planetensystemen met meer dan een planeet wellicht veel voorkomen, waarmee ook de kans toeneemt dat men vroeg of laat aardachtige planeten vindt waarop leven kan zijn ontstaan. Op 18 mei 2006 werd de eerste ontdekking van meerdere planeten bij één ster gemeld, waarbij geen Jupiter-achtige planeet werd gevonden. Het gaat om drie planeten met ongeveer 10, 12 en 18 maal de massa van de aarde rond de ster HD69830, die te vinden is in het sterrenbeeld Achtersteven. Bovendien zijn aanwijzingen voor een planetoïdengordel rond deze ster gevonden door de Spitzer Ruimtetelescoop. Missies In actie 2006: COROT: Op 27 december 2006 lanceerde het Franse CNES (Centre National d’Etudes Spatiales) in samenwerking met o.m. de Europese ruimtevaartorganisatie ESA vanuit de basis Baikonoer in Kazachstan de satelliet Corot om vanaf een baan rond de aarde naar exoplaneten te zoeken. Geplande missies (in volgorde van tijdsplanning) Mei 2008: Automated Planet Finder (APF):Einde 2007 zou de bouw van de Rocky Planet Finder of Automated Planet Finder (APF) moeten afgewerkt zijn, maar nu voorzien voor mei 2008. Eind juni 2008 waren de werkzaamheden nog niet afgerond.[2] De verfijnde apparatuur moet het mogelijk maken rotsplaneten met aardmassa's van 1 tot 15 te detecteren, die dichtbij in de in principe bewoonbare zone rond hun ster cirkelen. Maart 2009[3]: Kepler-ruimtemissie: Om de zoektocht naar planeten die meer op onze aarde lijken uit te breiden werkt NASA aan de Keplerruimtemissie die in de lente van 2009 gelanceerd zal worden. Een 100.000-tal sterren zal met de Doppler-methode gemonitord worden om te bepalen hoe frequent aardachtige planeten voorkomen. 2015: Darwin: De Europese Ruimtevaartorganisatie wil in 2015 Darwin lanceren om met een aantal ruimtetelescopen te zoeken naar aardachtige planeten in de bewoonbare zones van sterren binnen een afstand van 80 lichtjaren van de aarde. Het is de bedoeling om er beelden van te maken en ook de atmosfeer van deze planeten te onderzoeken om na te gaan of er mogelijk leven kan op voorkomen. 2015 of later: SIM PlanetQuest: Aanvullend gaat de SIM PlanetQuest nabijgelegen sterren binnen de 20 lichtjaren onderzoeken op de aanwezigheid van aardachtige planeten (in feite super-aardes, d.w.z. planeten ter grootte van meer dan 1 tot 15 aardmassa's). Men zoekt hierbij ook specifiek naar planeten die rond hun zon draaien binnen 0,1 à 2 astronomische eenheden. Deze lancering is uitgesteld tot minstens 2015. Uitgestelde missies Terrestrial Planet Finder: Kepler en SIM PlanetQuest bereiden de doelen voor waarop de Terrestrial Planet Finder missie zich zou gaan richten. De resolutie van deze telescoop zou minstens eens zo groot moeten zijn als de krachtigste telescoop, namelijk de Hubble Space Telescope, die voorhanden is. De ontwikkeling is momenteel echter op non-actief gezet. 10. FIRST EXOWORLD: The first solid evidence for an exoplanet (extrasolar planet) came in 1992 when scientists calculated that two bodies must be orbiting the pulsar PSR 1257. Pulsars are rapidly spinning neutron stars (the superdense remnants of massive stars that have exploded as supernovae), which emit radio waves in pulses. Researchers think the two planets are the leftover rocky cores of gas giants whose atmospheres were completely blown away in the prior supernova event or they may have formed in a second round of planet formation after the supernova. Exoplanet Names: PSR 1257 b and PSR 1257 c Star/Constellation Name: PSR 1257/Virgo Distance from Earth: 978 light-years (One light-year equals the distance light in a vacuum travels in a year: 5.88 trillion miles, or 9.46 trillion kilometers.) Exoplanet Mass: 4.1, 3.8 Earths (0.013 and 0.012 Jupiter) Distance from Host Star: 0.36, 0.46 AU (An AU, or astronomical unit, is the average distance between Earth and the sun, which is about 93 million miles, or 150.6 million kilometers.) Year Discovered: 1991 9. TYPICAL STAR; EXTRAORDINARY PLANET: The first exoplanet spotted around a typical or "main sequence" star similar to our sun, gaseous 51 Pegasi b completes an orbit around its host star every four days. Many exoplanets found after this one are very similar "hot Jupiters," named for their size and proximity to their star. Such worlds turn up frequently in a common technique for hunting exoplanets called the radial velocity method. With it, scientists look for regular changes in a star's emitted light caused by the tugging of an exoplanet. 51 Pegasi b is nicknamed Bellerophon, after the mythical Greek hero who captured the winged horse Pegasus. Exoplanet Name: 51 Pegasi b Star/Constellation Name: 51 Pegasi/Pegasus Distance from Earth: 48 light-years Exoplanet Mass: 0.47 Jupiter Distance from Host Star: 0.05 AU Year Discovered: 1995 8. SURVIVOR OF APOCALYPSE: V391 Pegasi b distinguishes itself as the only planet known to orbit a star that has passed through its red giant phase. As stars like our sun age, they run low on nuclear fuel in their cores and swell to hundreds of times their original sizes. When our own sun goes red giant in about five billion years, it will likely swallow Mercury and Venus and, if it doesn't also envelop Earth, will scorch the planet: boiling off Earth's oceans, eventually leaving the once-verdant world a barren cinder. Scientists think V391 Pegasi b started out about the same distance from its star as Earth. This gap then shrunk as the star expanded to about 0.3 AU, but the exoplanet has since migrated out farther than Mars's orbit as its star shed mass. V391 Pegasi b's durability may bode well for the fate of Earth and other planets orbiting future red giants albeit not for any inhabitants. Exoplanet Name: V391 Pegasi b, or V391 Peg b Star/Constellation Name: V391 Pegasi/Pegasus Distance from Earth: 4,550 light-years Exoplanet Mass: 3.2 Jupiters Distance from Host Star: 1.7 AU Year Discovered: 2007 7. POTPOURRI OF PLANETS: Astronomers discovered a fifth planet around the sunlike star 55 Cancri in 2007, lending a familiar feel to this solar system and making it the most planet-populated one outside our own--so far. All five confirmed planets in the system are jumbo versions of Earth and its neighbors, including a rocky mega-Earth and a gas giant four times as massive as Jupiter. Recent work predicts another two celestial bodies on 55 Cancri's planetary merry-go-round. And to make matters even more complicated, a small red dwarf star also orbits the primary star at about 1,000 AU. Overall, the crowded 55 Cancri house shows that multiplanet arrangements may in fact be relatively common. Exoplanet Names: 55 Cancri b through f Star/Constellation Names: 55 Cancri/Cancer Distance from Earth: 44 light-years Exoplanet Masses: Range from 18 Earths to four Jupiters Distance from Primary Host Star: between 0.04 and 5.9 AU Year Most Recent Exoplanet Discovered: 2007 6. FREAKISHLY FROZEN WORLD: Scientists think Gliese 436 b (aka GJ 436 b), a Neptune-size exoplanet, is too heavy to be all gas but not heavy enough to be entirely rock. They surmise that in addition to gas and rock, it also contains a kind of pressurized, high-temperature ice that only exists on Earth in laboratories, where it goes by names like "ice VII" and "ice X." The high pressures deep inside the planet may stabilize this alternate solid state of water, similar to the way intense pressures in Earth's crust can squeeze carbon atoms into crystalline diamond. In this artist's impression, the probable hydrogen and helium in Gliese 436 b's atmosphere gives the exoplanet an azure complexion. Exoplanet Name: Gliese 436 b, or GJ 436 b Star/Constellation Name: Gliese 436 or GJ 436/Leo Distance from Earth: 33 light-years Exoplanet Mass: 22 Earths (0.07 Jupiter) Distance from Host Star: .029 AU Year Discovered: 2004 Ontstaan van planeten In 2005 kondigden astronomen de ontdekking aan van een planeet in een driesterrensysteem (een trinair stersysteem), een observatie die de huidige theorieën over het ontstaan van planeten zou ontkrachten. De planeet, een gasreus die iets groter is dan Jupiter, zou om de zwaarste ster van het HD188753-stelsel draaien, in het sterrenbeeld Zwaan. Het sterrentrio ligt ongeveer 149 lichtjaar van de aarde. De planeet zou elke 80 uur om de hoofdster draaien op een afstand van ongeveer één twintigste van de afstand tussen de aarde en de Zon. De andere twee sterren draaien in 156 dagen om elkaar heen en omcirkelen de hoofdster elke 25,7 jaar op een afstand die ze in ons sterrenstelsel tussen Saturnus en Uranus zou plaatsen. De buitenste sterren ontkrachten de hetejupiterformatietheorie, die zegt dat planeten op "normale" afstanden gevormd worden en dan naar binnen migreren. Dit kan hier niet gebeurd zijn. Het bestaan van deze planeet kon echter later niet bevestigd worden. In 2007 concludeerde een team astronomen van het Observatorium van Genève dat de planeet niet bestond. Ook latere pogingen om een eventuele planeet te ontdekken leverden niets op.[4] Lijst van sterren met meer dan 2 planeten De massa van de planeten wordt hieronder - tenzij anders vermeld - uitgedrukt in “Jupiters” (het aantal keren de massa van de planeet Jupiter). De massa van Jupiter is 1,899×1027 kg en daarmee 317,83 keer die van de aarde, of omgekeerd : de massa van de aarde uitgedrukt in Jupiters is 0,003146. Onderdelen van een stelsel (dit kunnen onder meer exoplaneten zijn) worden aangeduid met kleine letters, a = ster, b en c twee exoplaneten enzovoorts. Aantal planeten Afstand in parsec 55 Cancri 5 13,4 (d) 3,835 (e) 0,034 (b) 12 apr 1996, (c+d) 2002, (e) 2004, (f) 2007 HD 160691 of Mu Arae 4 15,3 (c) 3,1 (d) 0,044 (b) 6 dec 2000, (c+d) 2004, (e) 2006 PSR 1257+12 3 300 (c) 0,0135 (b) 0,00007 1992 Upsilon Andromedae 3 13,47 (d) 3,95 (b) 0,69 (b) 23 jun 1996, (c+d) 1999 HD 37124 3 33 (c) 0,683 (d) 0,60 (b) 1999, (d) 2002, (c) 2005 Gliese 876 3 4,72 (b) 1,935 (d) 0,018 (b+c) 2000, (d) 2005 HD 74156 3 64,56 (c) 8,03 (d) 0,396 (b+c) 2003, (d) 2007 Gliese 581 3 6,26 (b) 15,6 x aarde (c) 5 x aarde (b) 22 aug 2005, (c+d) 2007 HD 69830 3 12,6 (d) 0,058 (b) 0,033 18 mei 2006 HD 40307 3 12,8 (d) 00288 (b) 0,0132 2008 Ster Grootste massa (Jupiters) Kleinste massa (Jupiters) Datum of jaar ontdekking HR 8799 3 39,4 ? ? 13-11-2008 het eerste planetenstelsel waarvan directe beelden zijn gemaakt. 5. NOT TOO HOT OR TOO COLD?: When astronomers spotted Gliese 581 c, it set off a flurry of reports that this exoplanet fell within the so-called "Goldilocks" zone where liquid water can exist on the planet's surface. Gliese 581 c orbits closer to its star than torrid Mercury orbits the sun, but the host is a red dwarf star 50 times cooler than our sun, which researchers thought placed it in that star's habitable zone. But further studies revealed that Gliese 581 c is probably slightly too close its star. A neighboring planet, Gliese 581 d, also skirts the estimated boundary of the zone but appears to be a bit too far out, receiving a similar amount of energy from its star as Mars does from the sun. Still, scientists think "d" may be the better candidate for life. And given that Gliese 581 is the 87th closest star to Earth, that's certainly not a bad place to start looking harder. Exoplanet Name: Gliese 581 c Star/Constellation Name: Gliese 581/Libra Distance from Earth: 20.5 light-years Exoplanet Mass: five Earths (0.016 Jupiters) Distance from Host Star: 0.073 AU Year Discovered: 2007 4. EXOHOTTIE: HD 149026 b ranks as one of the hottest known exoplanets, with a lead-boiling surface temperature of around 3,700 degrees Fahrenheit (2,000 degrees Celsius). Tricky measurements of light reflecting from its surface suggest that this world may be pitch-black in color, perhaps because of a strangely high concentration of heavy, metallic elements in its atmosphere. But even in that case, it may glow red like an ember from all that heat. Besides its fearsome exterior, researchers believe this gaseous "hot Saturn" has the largest known planetary core, estimated at about 70 to 90 Earth masses. Exoplanet Name: HD 149026 b Star/Constellation Name: HD 149026/Hercules Distance from Earth: 256 light-years Exoplanet Mass: 0.38 Jupiter Distance from Host Star: 0.042 AU Year Discovered: 2005 3. IT'S A SMALL(ER) WORLD: Besides being the first exoplanet ever directly observed from Earth as it transited in front of its host star, exoplanet HD 209458 b (aka Osiris) is also shrinking. Its proximity to the inferno of its host star superheats the planet to an estimated 18,000 degrees Fahrenheit (10,000 degrees Celsius), which researchers believe is causing it to sweat off about 10,000 tons (9,000 metric tons) of atmospheric hydrogen every second, forming a cometlike tail. It is thought that HD 209458 b might eventually lose its entire atmosphere and just be left as a molten core of magma. The world was also the first exoplanet to give up evidence of water vapor in its atmosphere, followed by the discovery of methane. Exoplanet Name: HD 209458 b Star/Constellation Name: HD 209548/Pegasus Distance from Earth: 153 light-years Exoplanet Mass: 0.69 Jupiter (though it is a third bigger in diameter than Jupiter with atmospheric swelling) Distance from Host Star: 0.045 AU Year Discovered: 1999 Een heel uitgebreide lijst geeft: http://exoplanet.eu/catalog.php Masses and Orbital Characteristics of Extrasolar Planets using stellar masses derived from Hipparcos, metalicity, and stellar evolution Text Version (with coordinates) Most recently updated on 03 January 2006 Star Name M sin Semimajo Eccen K i (Mjup Period r (m/s ) (d) Axis (AU) tricity ) 0 HD73256 1.85 2.548 0.037 0.038 1 HD83443 0.41 2.985 0.04 0.05 2 HD46375 0.25 3.024 0.04 0.04 3 HD179949 0.98 3.093 0.04 0.00 3.097 0.04 0.02 3.312 0.05 0.01 4 5 HD187123 0.51 b HD120136 4.13 Reference s Reference 58.05 s Reference 34.5 s 117.9 Reference 6s Reference 67.96 s 471.3 Reference 267 (Tau Boo) 6 HD330075 0.84 3.380 0.046 0.00 7 HD88133 0.22 3.410 0.047 0.00 8 BD-103166 0.48 3.488 0.05 0.07 9 HD75289 0.44 3.509 0.05 0.01 10 HD209458 0.67 3.525 0.05 0.11 11 HD76700 3.971 0.05 0.13 4.231 0.05 0.01 4.6171 0.059 0.012 0.19 HD217014 0.46 (51 Peg) HD9826b 13 (Ups And 0.69 b) 12 5s 106.8 Reference 0s Reference 26.00 s Reference 59.89 s Reference 53.52 s Reference 86.52 s Reference 25.05 s Reference 54.99 s 70.2 Reference s 189.7 Reference 4s Reference 27.0 s 140.2 Reference 3s 1813. Reference 0s Reference 115.0 s Reference 27.3 s Reference 54.7 s Reference 72.2 s 375.8 Reference 8s 10.4 Reference 14 HD49674 0.11 4.950 0.06 0.17 13.14 15 HD68988 1.92 6.276 0.07 0.15 16 HD168746 0.23 6.403 0.065 0.081 17 HD217107 1.30 7.126 0.07 0.14 18 HD162020 14.4 8.4281 0.074 0.277 19 HD130322 1.02 10.72 0.088 0.044 20 HD108147 0.31 10.890 0.102 0.400 21 HD38529b 0.78 14.31 0.129 0.28 14.653 0.115 0.02 15.766 0.11 0.04 17.0 0.124 0.05 HD75732b 0.84 (55 Cnc b) HD13445 23 4.01 (GJ 86) 24 HD99492 0.12 22 Reference s 25 HD195019 3.57 18.203 0.14 0.02 26 HD102117 0.19 20.800 0.154 0.05 27 HD6434 0.48 22.09 0.15 0.30 28 HD192263 0.75 24.33 0.15 0.03 HD83443c 29 GJ876c Not a 29.83 Planet 0.56 Not a Planet 30.12 0.13 0.27 30 HD37124b 0.25 31.000 0.181 0.34 31 HD11964c Not Confirme d 39.845 0.22 0.04 44.28 0.24 0.34 34 HD74156b 1.61 51.522 0.28 0.647 35 HD117618 0.22 52.000 0.280 0.25 58.10 0.295 0.53 HD143761 1.04 (Rho Crb) HD75732c 33 0.21 (55 Cnc c) 32 36 HD168443 7.73 b 37 GJ876b 1.89 61.02 0.21 0.10 38 HD3651 0.20 62.23 0.284 0.63 39 HD121504 0.89 64.6 0.32 0.13 40 HD178911 6.46 71.50 0.326 0.14 41 HD16141 75.560 0.35 0.21 83.895 0.35 0.34 0.23 42 HD114762 11.03 s 271.3 Reference 8s Reference 12.90 s Reference 37.0 s Reference 50.5 s Reference 14.0 s Reference 81.0 s Reference 19.60 s Reference s Reference 64.24 s Reference 13.0 s Reference 112.0 s Reference 11.80 s Reference 472.7 s Reference 210.0 s Reference 15.9 s Reference 45.0 s Reference 343.0 s Reference 11.25 s 616.6 Reference 6s 43 HD80606 111.81 0.469 116.689 0.48 0.40 45 HD216770 0.70 118.0 0.46 0.32 46 HD52265 1.00 119.10 0.49 0.19 47 HD34445 0.58 126.0 0.51 0.4 48 HD208487 0.43 129.10 0.521 0.35 49 HD1237 3.45 133.8 0.505 0.51 50 HD37124c 0.87 154.6 0.53 0.09 51 HD219449 2.76 182.0 0.65 0.00 52 HD73526 184.108 0.65 0.44 53 HD104985 6.3 198.0 0.78 0.03 54 HD82943c 0.88 221.6 0.728 0.54 55 HD8574 228.18 0.77 0.311 56 HD169830 2.94 229.9 0.82 0.35 HD9826c 57 (Ups And c) 241.5 0.829 0.28 58 HD202206 17.5 256.003 0.83 59 HD89744 7.99 256.605 0.89 0.67 60 HD134987 1.55 258.499 0.81 0.25 61 HD12661b 2.3 263.0 0.82 0.33 62 HD150706 1.0 264.9 0.82 0.38 44 3.90 HD117176 7.44 (70 Vir) 2.98 2.04 1.89 Reference s 315.2 Reference 2s Reference 33.0 s Reference 38.75 s Reference 24.0 s Reference 17.00 s 164.0 Reference 37.8 s Reference 93.0 s 114.7 Reference 6s Reference 161.0 s Reference 34.0 s Reference 64.0 s Reference 83.0 s 0.927 411.0 53.9 Reference s Reference s 275.2 Reference 6s Reference 49.35 s Reference 75.0 s 33.0 0.429 564.8 Reference s Reference 149.0 s Reference 58.82 s Reference 98.62 s Reference 31.59 s Reference 161.0 s Reference 46.0 s Reference 52.0 s Reference 49.58 s Reference 52.0 s Reference 49.29 s Reference 37.69 s Reference 84.89 s Reference 30.71 s Reference 39.46 s Reference 46.0 s 29.0 Reference 42.0 s Reference 28.51 s 299.4 Reference 4s 63 HD40979 3.32 267.2 0.811 0.23 108.0 64 HD59686 5.25 303.0 0.911 0.00 65 HD17051 1.94 311.288 0.91 0.24 66 HD92788 3.31 327.393 0.95 0.33 67 HD142 1.07 331.872 0.97 0.37 68 HD28185 5.7 383.0 1.03 0.07 69 HD196885 1.84 386.0 1.22 0.3 70 HD142415 1.73 388.0 1.07 0.5 397.428 1.06 0.14 72 HD154857 1.90 398.5 1.15 0.51 73 HD4203 1.65 400.944 1.09 0.46 74 HD177830 1.52 408.377 1.14 0.10 HD128311 2.58 b 420.514 1.02 0.30 1.28 423.841 1.18 0.07 77 HD210277 1.30 434.289 1.12 0.46 78 HD82943b 1.63 444.6 1.16 0.41 79 HD20367 469.5 1.25 0.32 80 HD188015 1.64 470.85 1.22 .26 81 HD114783 1.05 494.665 1.19 0.09 HD137759 8.47 (Hip75458) 510.833 1.28 0.72 71 75 HD108874 1.78 b 76 HD27442 82 1.17 83 HD19994 1.68 535.7 1.42 0.3 84 HD147513 1.0 540.4 1.26 0.52 85 HD222582 5.11 572.0 1.35 0.76 86 HD65216 578.0 1.31 0.29 87 HD183263 3.77 631.45 1.52 0.37 88 HD141937 9.7 653.22 1.52 0.41 89 HD41004A 2.3 HD160691 90 1.87 b 655.0 1.31 0.39 664.192 1.87 0.26 91 HD23079 738.459 1.65 0.10 778.0 1.83 0.37 798.938 1.67 0.67 812.197 1.67 0.05 95 HD114386 0.99 872.0 1.62 0.28 96 HD45350 890.0 1.86 0.78 919.00 1.743 0.29 98 HD213240 4.5 951.0 2.03 0.45 99 10 0 10 1 10 2 10 2.1 0.18 1.33 2.61 92 HD137510 25.63 93 HD186427 1.69 (16 Cyg b) 94 HD4208 97 0.80 1.03 HD128311 3.24 c HD10647 0.91 1040.00 HD10697 6.12 1077.906 2.13 0.11 HD95128b 2.54 (47 UMa b) 1089.0 2.09 0.06 HD190228 3.53 1121.0 2.0 0.501 HD114729 0.82 1131.478 2.08 0.31 Reference s Reference 31.0 s 191.2 Reference 6s Reference 37.0 s Reference 86.0 s Reference 234.5 s 74.0 Reference 42.76 s Reference 55.28 s Reference 497.0 s Reference 51.24 s Reference 18.22 s Reference 27.0 s Reference 33.0 s Reference 79.8 s Reference 91.0 s 18.0 114.1 Reference 9s Reference 49.3 s Reference 90.0 s 17.64 Reference 36.2 3 10 4 10 5 10 6 10 7 s Reference 159.3 s 127.8 Reference 2s 212.8 Reference 7s Reference 81.87 s HD111232 6.8 1143.0 1.97 0.2 HD2039 1192.582 2.19 0.68 HD136118 12.08 1208.724 2.40 0.36 HD50554 3.92 1249.59 2.32 0.50 3.75 1284.0 2.53 0.27 2.73 1316.236 2.43 0.21 48.51 1.98 1331.703 2.43 0.36 1.49 1442.919 2.7 0.34 2.33 1487.0 2.75 0.0 6.81 1503.610 2.54 0.57 1.5 1530.0 2.6 0.20 8.1 1548.0 2.86 0.298 1.00 1724.00 2.807 0.42 17.2 1770.0 2.87 0.20 4.89 1773.079 2.85 0.38 0.65 1860 10.35 2063.818 3.29 0.62 12.8 2207.4 3.71 0.33 2.0 2231.0 3.3 0.1 HD9826d 10 (Ups And 8 d) 10 HD196050 9 11 HD216437 0 11 HD216435 1 11 HD169830 2 c 11 HD106252 3 11 HD12661c 4 11 HD23596 5 11 HD108874 6 c 11 HD168443 7 c 11 HD145675 8 (14 Her) 11 HD11964b 9 12 HD39091 0 12 HD38529c 1 12 HD70642 4.85 3.1 0.3 61.1 Reference s Reference s Reference 37.46 s Reference 24.54 s Reference 36.0 s 150.4 Reference 5s Reference 27.0 s Reference 126.0 s Reference 18.80 s Reference 289.0 s Reference 88.75 s Reference 10.4 s 196.9 Reference 2s Reference 169.1 s 32.0 Reference 2 12 3 12 4 12 5 12 6 12 7 12 8 12 9 13 0 13 1 13 2 13 3 13 4 13 5 13 6 HD33636 9.28 2447.292 3.56 0.53 2500.00 3.715 0.53 2594.0 3.73 0.1 2613.0 3.65 0.3 HD117207 2.11 2617.05 3.81 0.16 HD74156c 8.21 2650.0 3.82 0.354 2675.0 3.54 0.28 2750.00 3.951 0.50 HD217107 3.31 c HD95128c 0.76 (47 UMa c) HD190360 1.15 (GJ777A) HD22049 0.79 (Eps Eri) HD187123 1.70 c HD30177 9.17 2819.654 3.86 0.30 HD160691 3.27 c 2986.0 4.26 0.57 HD50499 1.84 2990.00 4.403 0.32 HD89307 2.73 3090.0 4.15 0.27 HD72659 3.0 3537.154 4.5 0.26 5360.0 0.16 HD75732d 4.05 (55 Cnc d) 5.9 s 164.5 Reference 2s Reference 55.00 s Reference 11.1 s Reference 17.5 s Reference 30.0 s Reference 125.0 s Reference 13.7 s Reference 27.00 s 142.1 Reference 8s Reference 51.0 s Reference 23.30 s Reference 39.7 s Reference 42.31 s Reference 49.3 s 2. EARTH TIMES THREE: The exoplanet MOA-192 b, which orbits a purplish star in this artist's impression, is the smallest discovered so far, measuring about 3.3 Earths in mass. It revolves about a dim star that is about one twentieth the mass of our sun, making this the planet with the teensiest host star, to boot. This star's diminutive size, however, is quite common in the universe, so finding that it can sport planetary bodies encourages researchers about the odds of finding Earthlike planets. MOA-192 b was detected using gravitational microlensing--a phenomenon predicted by Albert Einstein that takes advantage of the light-magnifying effect of a star between an Earth observer and the object of interest, such as a suspected exoplanet. Exoplanet Name: MOA-192 b Star/Constellation Name: MOA-2007-BLG-192-L/Sagittarius Distance from Earth: 1,000 light years Exoplanet Mass: 3.3 Earths Distance from Host Star: 0.62 AU (closer than Venus, whose average orbit is 0.72 AU) Year Discovered: 2008 1. PRIMORDIAL PLANET: Exoplanet PSR B1620-26 b is believed to have formed an incredible 13 billion years ago, less than a billion years after the big bang. Aptly nicknamed Methuselah, this probable gas giant resides in an ancient type of galaxy known as a globular cluster, where it orbits two stellar hosts, a white dwarf star and a pulsar, both remnants of larger stars. It is thought that Methuselah once orbited a common yellow star like our sun, which became a red giant, giving up its matter to a dense neutron star--the latter of which became a spinning pulsar in the process. Packed in amongst other stars in the cluster, scientists think it is likely that Methuselah has been blasted by radiation from many supernova explosions over its lifetime. Given the planet's violent history, it's unlikely that life could have arisen there, much less a Republic or an Empire. It, however, indicates that a long time ago, in a globular cluster far, far away, a world can exist. Exoplanet Name: PSR B1620-26 b Star/Constellation Name: PSR B1620-26/Scorpius Distance from Earth: 5,600 light-years Exoplanet Mass:� 2.5 Jupiters Distance from Host Star: 23 AU (as far as the orbit of Uranus) Year Discovered: 1994 BONUS: FIRST PROTOPLANET?: Though no exoplanets have been confirmed around a star called UX Tauri A, scientists have spotted a huge gap in its protoplanetary disk indicating that a planet may be coalescing. These swirling disks of gas and dust (leftover material from star formation) form around a star's equator and then extend outward into space. It is thought that bits of matter in these disks smash into each other and glob together, growing big enough in time to exert a strong enough gravitational force to suck in other particles. This snowball effect eventually yields planets that clear out the debris in their orbital paths. (The asteroid belt between Jupiter and Mars is an example of a section that never cleared fully that was only stabilized by the combined tugging of the sun and Jupiter.) Researchers believe Earth formed some four billion yeas ago when the sun was only 600 million years old. UX Tauri A has only been around for a million years, making its possible planet a contender for the youngest ever found. Star/Constellation Name: UX Tauri A/Taurus Distance from Earth: 450 light-years Distance from Host Star: between 0.2 and 56 AU (about the distance between Mercury and Pluto) Year Discovered: 2007 Veel informatie geeft: http://exoplanet.eu/ HR8799 - First Images Of Newly-Discovered Multi-Planet Solar System By News Staff | November 13th 2008 02:00 AM | 3 comments News Staff Astronomers have taken snapshots of a multi-planet solar system much like ours orbiting another star, for the first time. The new solar system orbits a dusty young star named HR8799, which is 140 light years away and about 1.5 times the size of our sun. Three planets, roughly 10, 10 and 7 times the mass of Jupiter, orbit the star. The size of the planets decreases with distance from the parent star, much like the giant planets do in our system. And there may be more planets out there, but scientists say they just haven't seen them yet. Near-infrared false-color image taken with the W.M. Keck II telescope and adaptive optics. The three planets are labelled b, c, and d. The colored speckles in the center are the remains of the bright light from their parent star after image processing. "Every extrasolar planet detected so far has been a wobble on a graph. These are the first pictures of an entire system," said Bruce Macintosh, an astrophysicist from Lawrence Livermore National Laboratory and one of the key authors of a paper appearing in the Nov. 13 issue of Science Express. "We've been trying to image planets for eight years with no luck and now we have pictures of three planets at once." Using high-contrast, near-infrared adaptive optics observations with the Keck and Gemini telescopes, the team of researchers from Livermore, the NRC Herzberg Institute of Astrophysics in Canada, Lowell Observatory, University of California Los Angeles, and several other institutions were able to see three orbiting planetary companions to HR8799. Astronomers have known for a decade through indirect techniques that the sun was not the only star with orbiting planets. "But we finally have an actual image of an entire system," Macintosh said. "This is a milestone in the search and characterization of planetary systems around stars." During the past 10 years, various planet detection techniques have been used to find more than 200 exoplanets. But these methods all have limitations. Most infer the existence of a planet through its influence on the star that it orbits, but don't actually tell scientists anything about the planet other than its mass and orbit. Second, the techniques are all limited to small to moderate planet-star separation, usually less than about 5 astronomical units (one AU is the average distance from the sun to Earth). In the new findings, the planets are 24, 37 and 67 times the Earth-sun separation from the host star. The furthest planet in the new system orbits just inside a disk of dusty debris, similar to that produced by the comets of the Kuiper belt of our solar system (just beyond the orbit of Neptune at 30 times Earth-sun distance). "HR8799's dust disk stands out as one of the most massive in orbit around any star within 300 light years of Earth" said UCLA'S Ben Zuckerman. In some ways, this planetary system seems to be a scaled-up version of our solar system orbiting a larger and brighter star, Macintosch said. The host star is known as a bright, blue A-type star. These types of stars are usually ignored in ground and space-based direct imaging surveys since they offer a less favorable contrast between a bright star and a faint planet. But they do have an advantage over our sun: Early in their life, they can retain heavy disks of planet-making material and therefore form more massive planets at wider separations that are easier to detect. In the recent study, the star also is young - less than 100 million years old which means its planets are still glowing with heat from their formation. "Seeing these planets directly - separating their light from the star - lets us study them as individuals, and use spectroscopy to study their properties, like temperature or composition," Macintosh said. "Detailed comparison with theoretical model atmospheres confirms that all three planets possess complex atmospheres with dusty clouds partially trapping and re-radiating the escaping heat" said Lowell Observatory astronomer Travis Barman. The planets have been extensively studied using adaptive optics on the giant Keck and Gemini telescopes on Mauna Kea, Hawaii. Adaptive optics enables astronomers to minimize the blurring effects of the Earth's atmosphere, producing images with unprecedented detail and resolution. LLNL helped build the original adaptive optics system for Keck, the world's largest optical telescope. Christian Marois, a former LLNL postdoctoral researcher and the primary author of the paper who now works at NRC, developed an advanced computer processing technique that helps to extract the planets from the vastly brighter light of the star. A team led by Macintosh is constructing a much more advanced adaptive optics system designed from the beginning to block the light of bright stars and reveal even fainter planets. Known as the Gemini Planet Imager (http://gpi.berkeley.edu), this new system will be up to 100 times more sensitive than current instruments and able to image planets similar to our own Jupiter around nearby stars. "I think there's a very high probability that there are more planets in the system that we can't detect yet," Macintosh said. "One of the things that distinguishes this system from most of the extrasolar planets that are already known is that HR8799 has its giant planets in the outer parts - like our solar system does - and so has 'room' for smaller terrestrial planets - far beyond our current ability to see - in the inner parts."