Opmaak 1 - Jannes Priem

advertisement
Voorwoord
Veel kinderen weten niet meer precies wat er
allemaal in de Tweede Wereldoorlog gebeurd is.
Het is al zo lang geleden dat Nederland bevrijd is.
Steeds minder opa’s en oma’s kunnen zelf over de
oorlog vertellen. Toch is het belangrijk dat het
verhaal verteld wordt.
Jannes Priem (geboren 10-12-1925) heeft zelf de oorlog meegemaakt. Hij heeft ruim zes maanden gevangen gezeten in
verschillende concentratiekampen. Daar heeft hij
verschrikkelijke dingen meegemaakt. Ruim vijftig jaar lang
heeft Jannes niet kunnen praten over zijn ervaringen.
Pas in 1993, na een bezoek aan een oud kamp in Duitsland,
vond hij de kracht om zijn verhaal te vertellen.
Jannes Priem.
Nu, zestig jaar na de bevrijding, bezoekt Jannes schoolklassen om ook de kinderen te vertellen over de oorlog.
Zodat jullie kunnen horen wat er allemaal gebeurd is. En
dat zelf later ook weer door kunnen vertellen. Niemand
mag vergeten hoe vreselijk de Tweede Wereldoorlog was.
Zodat we er met zijn allen voor kunnen zorgen dat er nooit
meer zoiets zal gebeuren.
Dit jaar is het 67 jaar geleden dat Nederland bevrijd werd.
Jannes Priem vertelt in dit boekje zijn verhaal. Zodat het
nooit vergeten wordt.
5
Een duitse postzegel
ter herinnering aan de
razzia in Putten.
De aanslag
Toen de oorlog in Nederland begon, was Jannes Priem
vijftien jaar. Hij woonde samen met zijn vader,
moeder en tien broertjes en zusjes in Putten, een
dorpje op de Veluwe. In het begin was er in Putten
weinig van de oorlog te merken. ”Ik fietste iedere dag
naar mijn werk”, vertelt Jannes. ”Dat kon toen nog
gewoon. Honger hadden we niet. We verbouwden
zelf ons eten. Verder wist ik niet zoveel van de
oorlog af.” Maar daar kwam snel verandering in.
De aanslag in Putten op 1 oktober 1944 veranderde
alles voor Jannes en de inwoners van het dorp.
In de oorlogsjaren was in de buurt van Putten een verzetsgroep actief. De leden van deze groep probeerden alles te
doen om het de Duitsers zo lastig mogelijk te maken.
Deze verzetsgroep had gehoord dat Hanns Rauter, de
rechterhand van Hitlers S.S., een bezoek zou brengen aan
de baas van de Duitse troepen in Nederland, Friedrich
Christiansen. Natuurlijk wilde de verzetsgroep Hanns
Rauter graag uitschakelen.
Hanns Rauter.
Friedrich Christiansen.
In de nacht van 30 september op 1 oktober 1944 beschoten
de leden de verzetsgroep daarom de auto waarin ze
dachten dat Rauter zat. Later bleek dat Rauter niet in deze
auto meereed. In de auto zaten twee Duitse officieren en
twee korporaals. Er ontstond een vuurgevecht. De korporaals
ontsnapten. Eén van de officieren vluchtte, zwaar gewond,
naar een boerderij in de omgeving. Hij lichtte de Duitsers in.
De andere officier werd door de verzetsgroep gevangen
genomen.
6
Links: de plek waar in
1944 de aanslag
plaatsvond die
oorzaak was van de
razzia in Putten.
Kolonel Fritz Wilhelm
Hermann Fullriede.
Opperbevelhebber Christiansen was woedend toen hij van
de aanslag hoorde en hij wilde wraak.
De Duitse troepen, onder leiding van kolonel Fritz Fullriede,
kregen de opdracht om Putten te omsingelen. Niemand
mocht het dorp meer in of uit.
In de nacht van 5 op
6 maart 1945 werd bij
Woeste Hoeve
opnieuw een aanslag
gepleegd. Later zou
blijken dat Rauter in
deze auto zat. Hij
werd zwaargewond.
Ook na deze aanslag
zouden zeer zware
repressailles volgen.
7
De razzia
Toen Jannes merkte dat de Duitsers het dorp
omsingelden, is hij gevlucht. ”Ik zat achterop de fiets
bij mijn zwager, Pieter Morren. We hebben geluk
gehad dat de Duitsers niet op ons hebben geschoten.”
De razzia werd onder
verantwoordelijkheid
van kolonel Fullriede
uitgevoerd. Hij was
kort daarvoor nog
actief als officier van
de duitse troepen in
Noord-Afrika.
Toen het tweetal over de grens van Putten was, hebben ze
bij een boer aangeklopt. ”Daar hebben we ’s middags
gegeten. En als de Duitsers kwamen, moesten we ons snel
verstoppen in de bedstee.” Aan het eind van de middag
klonk ineens een geweerschot, gevolgd door het blaffen
van de hond. Jannes en Pieter kropen snel in de bedstee.
Daar werden ze even later gevonden door Duitse soldaten.
Het tweetal moest met de soldaten mee. ”We moesten vijf
kilometer naar het dorp lopen. En we moesten voor straf de
kisten met munitie dragen. Daarin zaten de zware rollen
kogels voor de mitrailleurs.” Terug in Putten werden Jannes
en zijn zwager tegen de muur van de kerk gezet. Daar
stonden inmiddels al zes of zeven mannen. ”We dachten
dat als de soldaten elf of twaalf mannen te pakken hadden,
ze ons zouden neerschieten”, vertelt Jannes. ”Gelukkig is
het niet zover gekomen.”
Een dag eerder hadden de geallieerden (Engelsen,
Amerikanen en Canadezen) een Duits transport beschoten
vanuit de lucht. Samen met een paar vrienden was Jannes
de koperen hulzen van de kogels gaan zoeken. ”Die hulzen
brachten geld op. Je kon ze verkopen aan handelaars”, legt
Jannes uit. ”Ik had drie hulzen gevonden en die had ik in
mijn broekzak gedaan. Maar ik was vergeten ze er weer uit
te halen.” Toen Jannes opgepakt was, maakte hij zich grote
8
zorgen. Wat zou er met hem gebeuren als de Duitsers de
hulzen zouden vinden? ”Toen verzon ik een smoesje. Ik zei
tegen de wachtpost die ons bewaakte dat ik naar de wc
moest. Na veel zeuren mocht ik bij de hooiberg van
Stalhouderij
Van Dam gaan
plassen.”
Toen hij uit het
zicht van de
wachtpost was,
heeft Jannes de
hulzen in het
hooi verstopt.
”En in plaats van
terug te gaan
naar de kerk, ben
ik naar de school
gelopen. Daar
werden meer
mannen uit
Putten vastgehouden.”
Later op de avond werden ook de andere mannen die bij de
kerk stonden naar de school gestuurd.
”’s Avonds moesten de vrouwen en kinderen die in de kerk
zaten van de Duitsers naar huis. Ze moesten hun spullen
uit de huizen halen en Putten verlaten. De volgende dag
hebben de Duitse soldaten meer dan honderd huizen plat
gebrand. De mannen werden diezelfde avond terug naar de
kerk gebracht. ”We waren allemaal heel erg bang”, vertelt
Jannes. ”Niemand wist wat er ging gebeuren. Slapen
konden we al helemaal niet.”
9
Honderd huizen
werden in brand
gestoken door de
Duitsers. Tussen de
rookwolken is de
Puttense kerktoren
nog net zichtbaar.
De volgende morgen kwam dominee Holland naar de kerk.
”We hebben psalm 84 vers 3 en 4 als afscheidspsalm
gezongen. En daarna vertelde kolonel Fullriede dat we naar
Amersfoort gebracht werden.”
Dominee C.B. Holland.
De gedenksteen, die
later werd opgericht
tegen de muur van de
kerk in Putten.
In 1945 werden de
huizen die verwoest
waren door de brand
in Putten weer
herbouwd.
De tocht naar het station was vreselijk, vertelt Jannes.
”We moesten van de Duitse soldaten iedere keer op bevel
gaan liggen en daarna weer opstaan. We waren uitgeput
toen we bij de
trein aankwamen.”
Op het station
werd iedereen in
de trein geslagen
en toen begon
de reis naar
Amersfoort.
10
Kamp Amersfoort
Het kamp in Amersfoort bestond uit een aantal
barakken, met in het midden een plein. Dit was de
appèlplaats. Op de appèlplaats werden de
gevangenen geteld. Soms moesten ze er urenlang in
de regen en kou blijven staan.
De barakken waren eenvoudige gebouwen met stapelbedden. De gevangenen sliepen op matrassen van stro.
Een toilet was er niet. In het kamp werden een paar duizend
mensen gevangen gehouden. Overdag moesten ze hard
werken en ze kregen maar weinig eten.
Jannes moest in Amersfoort aardappelen rooien. ”Er werd
nooit gecontroleerd. Toen ik de kans had, heb ik drie
11
Barakken van kamp
Amersfoort.
aardappelen in mijn zak gestoken.
Jammer genoeg werd er net die avond
wel gecontroleerd. De aardappelen
werden ontdekt.” Als straf werd
Jannes met een knuppel in elkaar
geslagen. Daarna werd hij drie dagen
opgesloten in de ’Rozentuin’.
De Rozentuin was een ronde boog van
prikkeldraad van ongeveer vijf of zes
meter lang en anderhalve meter
hoog. In het achterste gedeelte lag
wat stro.” Drie keer per dag kwam de
kampbeul ’Kotella’ langs. ”Ik moest
kruipend op mijn knieën naar voren
komen en dan vijf keer zeggen: ’Ik
mag niet meer stelen’”, vertelt Jannes.
De Rozentuin.
Daarna werd hij weer met een stok geslagen. ”Dat duurde
drie dagen en toen moest ik weer gewoon aan het werk. Ik
was helemaal kapot geslagen toen ik uit de Rozentuin kwam.”
De kampbeul
Josef Johann Kotälla.
De appèlplaats.
12
Neuengamme
Na ongeveer twaalf dagen in Amersfoort te hebben
gezeten, werd Jannes op 12 oktober weer op
transport gesteld. Niemand wist waar de reis
naartoe ging. Onderweg wisten nog elf mannen bij
Stroe uit de trein te springen. Ze riskeerden hun
leven, maar ze hebben het toch gered. Ook Jannes
wilde uit de trein springen. Maar hij werd tegengehouden door zijn zwager Pieter.
Na twee dagen
arriveerde de
trein in
concentratiekamp Neuengamme in het
noorden van
Duitsland. ”Toen
we daar aankwamen, speelde
een muziekkapel
het Duitse marslied ’Alte
Kameraden’
(oude kameraden). Dit lied zal ik nooit meer vergeten. Met
knuppels werden wij de wagons uitgeslagen. We werden
naar de appèlplaats gestuurd. Daar werd geteld of iedereen
er was.” Na het appèl werden de gevangenen in groepen
naar de barakken gebracht. ”Toen we naar binnen gingen
waren we nog mensen. Maar als een nummer kwamen we
weer naar buiten”, vertelt Jannes.
13
Deze steen werd
geplaatst ter nagedachtenis aan de aankomst van de mannen
uit Putten in
Neuengamme op 14
oktober 1944.
De ontluizingsbarakken in kamp
Neuengamme.
”Je moest alles afgeven. Ik stond daar helemaal poedelnaakt. Daarna werd je een lokaal verder gestuurd. Daar
werd ik helemaal – van onder tot boven – kaal geschoren.
Ik moest onder een gloeiend hete douche gaan staan met
een middel dat bacteriën dood. Dat deed veel pijn. Op
plekken waar ik geschoren was, brandde het op je huid.”
Het ontluizen van gevangenen.
14
Na deze behandeling kreeg iedereen
kleren toegeworpen. ”Ik kreeg een
hemd, een broek, een jas en schoenen.
Maar er werd helemaal niet naar de
maat gekeken. Zelfs als je schoenen te
klein waren, moest je ze gewoon
aantrekken. Tenslotte kreeg iedereen
een plaatje met een nummer.
Ik zal mijn nummer 67648 nooit meer
vergeten. Als mens ging je naar
binnen, maar als een nummer kwam
je weer naar buiten.”
Husum-Schwesing
De volgende morgen, na het appèl, werden de
gevangenen in groepen gedeeld om te gaan werken.
”Ik moest met nog honderd Puttenaren naar
Husum-Schwesing (spreek uit: Husum-Zwesing).
Ik had geen idee waar dat was. We werden vervoerd
in veewagons.
Met wel veertig of vijftig mannen
zaten we in die wagons. We zaten als
beesten op elkaar.” In Husum werden
Jannes en de anderen opgewacht door
kampcommandant Griem. ”Hij was een
hele gemene kerel die zich nergens
door liet tegenhouden. Daar kwamen
we na een paar dagen al snel achter.”
Een eenzame treinwagon herinnert aan
de transporten naar
Schwesing, even
buiten Husum.
De gevangenen werden onder gebracht in kleine barakken.
Normaal gesproken pasten er vijftig mensen in.
”Wij werden er met tweehonderd man in geduwd. Ruimte
was er dus niet. Er zaten wel ramen in,
maar geen glas.
De koude wind en regen kwamen dus
gewoon naar binnen. En het was echt
erg koud en nat.”
In Husum moest Jannes met de
anderen tankvallen graven. Dit waren
diepe gaten in de grond van wel vier
meter diep. De tankvallen waren
Herinnering aan de slachtoffers op de plaats waar
bedoeld om de tanks van de bevrijders
het kamp bij Husum-Schwesing stond (1983).
tegen te houden.
15
”De gaten waren zo diep dat ik soms tot mijn knieën in het
water stond”, vertelt Jannes. ”Maar er was geen plek om
mijn kleren te drogen. Als we gingen slapen, gingen we zo
dicht mogelijk bij elkaar liggen om nog een beetje warm te
worden.”
Op een avond, toen Jannes en de anderen weer van hun werk
kwamen, werden ze opgewacht door de kampcommandant.
”Hij was dronken en stond ons met een brede lach op te
wachten. Hij pakte een jongen uit Polen vast, die in de afvalhopen van de keuken naar iets eetbaars had gezocht, en
schoot hem zomaar door zijn hoofd. Grijnzend liep hij weg.
“Een goed schot”, zei hij nog. ” De gevangenen moesten de
neergeschoten jongen laten liggen. Pas de volgende dag, na
het appèl konden ze hem meenemen.
De vorm van dit
gedenkteken in
Husum-Schwesing
herinnert nog aan
het kamp. De paal
staat voor het
gebouw op een
cirkelvormig plein.
In Husum gebeurden veel vreselijke dingen. Mensen werden
zonder reden gedood of in elkaar geslagen. Ook was er bijna
geen eten. Door de slechte hygiëne werden veel gevangen
ziek. Dokters waren er niet. Door het harde werken stierven
veel mensen door ziektes en van uitputting.
16
Ladelund
Na veertien dagen in Husum gewerkt te hebben, moest
Jannes met spoed naar Ladelund om daar tankvallen
te graven. De Duitsers waren bang voor een invasie van
de geallieerden. Ladelund ligt namelijk vlakbij de
Noordzee in Duitsland. Met de tankvallen wilden ze
proberen de geallieerden tegen te houden.
Een tekening van een
tankval, zoals Jannes
die moest graven:
4 meter breed en
2,75 meter diep.
Samen met nog duizend andere mannen, waaronder uit
Putten die het kamp in Husum-Schwesing overleefd hadden,
werd Jannes weer in de veewagons geladen. Ze werden
vervoerd naar station Achtrup. Daar vandaan moesten ze –
terwijl velen ziek en verzwakt waren – nog acht kilometer
naar Ladelund lopen. Ladelund was een kamp voor tweehonderdvijftig man. Wij werden er met tweeduizend
gevangenen in gestopt. ”Ik sliep op wat stro, met vier man
onder één deken op de grond. We moesten hard werken,
kregen veel stokslagen en weinig eten en drinken.”
17
In Ladelund is Jannes in elkaar geslagen door de SS.
”Ik was, samen met mijn zwager, tankvallen aan het graven.
Hij vroeg iets aan mij. Toen ik antwoordde, sprong één van
de SS-ers naar beneden en begon op mij in te slaan. Mijn
onderkaak werd kapot geslagen en boven miste ik drie
tanden. Nu, zestig jaar later, heb ik daar nog steeds last van.”
Pieter Morren, zwager
van Jannes Priem.
De plaatselijke dominee Meyer was geschokt toen hij zag
hoe de gevangenen werden behandeld. Hij probeerde wat
voor hen te doen. Hij vroeg de
kampcommandant om beter met de
gevangenen om te gaan. Dit werd
geweigerd. Wel kreeg hij toestemming
om de doden te begraven. Hij eiste de
namen en gegevens op van de
overleden slachtoffers. Daardoor is nu
bekend dat honderdtien van de ruim
zeshonderd opgepakte Puttenaren in
Ladelund liggen begraven.
Momunent ter gedachtenis aan de slachtoffers in
concentratiekamp Ladelund.
Twee foto’s van de barakken in Ladelund.
18
Plattegrond van kamp Ladelund, gemaakt aan de hand van de beschrijving van een overlevende.
19
Terug naar
Neuengamme
Na zes weken in de hel van Ladelund te hebben
geleefd, werd Jannes teruggestuurd naar Neuengamme. ”In Ladelund ben ik gewond geraakt aan
mijn voet. De wond zweerde en etterde en de maden
kropen eruit. Mijn hele voet was opgezwollen.” In
Neuengamme moest hij daarom naar de kamparts.
”Hij hield een zakmesje in een vlammetje en maakte
daarmee de wond schoon. Daarna plakte hij er een
stuk papier op en zei: ”Morgen kun je weer werken.”
De barakken van
concentratiekamp
Neuengamme.
De hoofdingang van
het kamp. Een foto die
enkele jaren na de
oorlog is gemaakt.
Jannes moest nu in de keuken werken. ”Dat heb ik toen een
paar dagen gedaan, totdat mijn voet weer wat beter was.
Daarna moest ik met een grote ploeg andere gevangenen
puin ruimen in de Duitse stad Hamburg. Hamburg werd in
die periode gebombardeerd door de geallieerden. Veel
mensen zijn daar omgekomen.” Als de bommen vielen
20
moesten Jannes en de andere gevangenen gewoon doorwerken. De bewakers zochten dekking, maar ze hielden de
gevangenen wel in de gaten. Vluchten was dus niet mogelijk.
Na veertien dagen hard werken werd Jannes naar VersenMeppen vervoerd. ”De bewaking in dat kamp was gelukkig
minder streng. Wel zaten hier onder de gevangenen
verraders. In ruil voor een extra stuk brood verraadden zij
de anderen. Er was ook een Nederlandse verrader. Wij
noemden hem De Fluiter. Als hij zag dat we iets deden dat
niet mocht, dan fluitte hij heel hard op zijn vingers. De
bewakers kwamen gelijk kijken wat er aan de hand was.
Dan moest je goed opletten, anders werd je in elkaar
geslagen.” Jannes heeft in totaal zeven weken in dit kamp
gezeten. Ook hier zijn veel gevangenen doodgegaan door
ziektes, honger of omdat ze in elkaar geslagen werden.
Na die zeven weken werd hij weer terug gebracht naar
Neuengamme. Daar moest hij in de steenfabriek werken.
”Je moest met drie of vier man een lorry (een soort kiepkar)
met natte klei een helling opduwen. Als je struikelde werd
je door de bewakers doodgeslagen. Ik probeerde zoveel
mogelijk in het midden van de helling te lopen, want daar
zaten bielzen van de rails. Dan had je minder kans dat je
struikelde.”
21
Graafwerk door
gevangenen in kamp
Neuengamme.
In 1993 bracht Jannes
weer een bezoek aan
deze verschrikkelijke
plaats.
Onder: twee foto’s van
de steenfabriek met
op de linker foto zo’n
lorry, die Jannes moest
duwen.
Bergen-Belsen
Na twee weken in de steenfabriek gewerkt te
hebben, werd Jannes met nog 250 anderen naar het
kamp Bergen-Belsen gebracht. ”We sliepen daar op
de grond op wat stro. We lagen met zijn vieren
onder een vieze stinkende deken. De luizen liepen
over je hele lichaam. Ik had werkelijk overal jeuk.”
Samen met de andere gevangen moest Jannes
iedere dag de doden ophalen en naar het
crematorium brengen.
”Dit deden we de hele dag, van acht
uur ’s morgens tot half zes ’s avonds.”
Na de lange werkdagwaren ze nog
niet klaar. Van de Duitse bewakers
moesten ze urenlang op de appèlplaats in de houding blijven staan. De
gevangenen moesten de overledenen
tussen hen in nemen, zodat iedereen
geteld kon worden. Daarna werden ze
De slaapplaatsen in Bergen-Belsen.
de barakken weer ingeslagen. ”Als de
kampcommandant een slechte dag had, werd je ’s nachts
ook nog eens uit je bed geslagen en moest je weer buiten
staan, soms in de regen of in de sneeuw.”
In diezelfde tijd was
ook Anne Frank in
Bergen-Belsen. Ze
stierf er in maart 1945.
In Bergen-Belsen heeft Jannes afschuwelijke dingen gezien.
Het was zo erg, dat hij het liever niet aan kinderen wil
vertellen. Toch wil hij één voorbeeld noemen, om een idee
te geven van wat er gebeurde.
”De Duitse SS-officieren hadden hun kantoor ’versierd’ met
menselijke lichaamsdelen. Ze hadden stukken van mensen
22
Barakken vlakbij het
hek rond het kamp.
Onder: kinderen in
gevangeniskleding in
Bergen-Belsen.
Helemaal onder:
een vitrine met
gevangeniskleding in
het museum bij het
voormalige kamp.
afgesneden. Zo hadden ze op de radio
de oren geplakt van één van de
doden. Het was écht verschrikkelijk”,
vertelt Jannes.
Omdat de Russen en Engelsen in
aantocht waren, werd Jannes in de
laatste week van april 1945 weer de
trein in geslagen. Via Neuengamme,
waar ook gevangenen werden
opgehaald, werd iedereen naar de
Lübeckerbocht vervoerd. De Duitsers
wilden niet dat de geallieerden de
Links: het monument bij Bergen-Belsen.
23
kampen in deze staat zouden zien. Een paar gevangenen
moesten achterblijven om de kampen schoon en netjes te
maken. Alle andere gevangenen werden in de Lübeckerbocht
De Thielbek.
De Cap Arcona, hier
getroffen door engelse
bommen.
De gedenksteen voor
de 7000 slachtoffers.
Onder: Voorlopig
Identiteitsbewijs van
Jannes Priem.
op boten gezet. De Duitsers waren van plan om de boten te
laten zinken, want dan waren ze van de gevangenen af.
”Toen de drie boten, de Cap Arcona, de Athene en de
Thielbek, daar lagen werden we beschoten door Engelse
vliegtuigen. De Engelsen dachten dat er Duitse soldaten op
de boten zaten en dat zij wilden vluchten. Ook de Thielbek,
waarop ik zat, werd getroffen. De Cap Arcona en de Athene
zijn gelijk gezonken”, vertelt Jannes. De Thielbek kapseisde.
Van de 2800 gevangenen werden er slechts vijftig gered
door het Zweedse Rode Kruis.” In totaal kwamen bij het
bombardement 7300 van de 9400 gevangenen om het
leven.
Jannes werd gelukkig gered door mensen van het Zweedse
Rode Kruis. Eenmaal in Zweden werd hij naar een ziekenhuis
gebracht om op krachten te komen. Hij was toen negentien
jaar oud en woog nog maar dertig kilo. ”Gewoon eten kon
ik niet. Daar zou ik van dood gegaan zijn. Met een theelepeltje kreeg ik de hele dag door kleine beetjes tegelijk.”
Na vier of vijf weken in het ziekenhuis
werd hij naar een herstellingsoord
gebracht.
Eind augustus 1945 – tien maanden
nadat hij opgepakt werd – is Jannes
met koffers vol kleding naar
Nederland vertrokken.
Dolgelukkig keerde hij terug naar
Putten.
24
Na de oorlog
De oorlog was misschien voor Nederland voorbij, voor
Jannes was het nog lang niet afgelopen. Eenmaal
terug in Putten wilde iedereen van hem weten wat
er met vrienden of familieleden gebeurd was. ”Het
was heel moeilijk om die vragen te beantwoorden.
In de concentratiekampen had iedereen dezelfde
kleren aan en was iedereen kaal geschoren. Het was
dus heel lastig om iemand te herkennen. Daarbij
was iedereen veel te druk om te overleven.”
Jannes wist van veel Puttenaren dus
niet precies wat er met hen gebeurd
was. ”Mensen geloofden mij niet. Ze
zeiden dat ik een leugenaar was. Toen
ben ik dichtgeklapt. Ik heb mij aan
niemand meer laten zien en ik wilde
niet meer over de oorlog praten.”
Na de oorlog ontving Jannes een brief van het Ministerie
van Oorlog. Hij moest gekeurd worden voor de militaire
dienstplicht. Ondanks alle verwondingen die hij aan de
oorlog had overgehouden, werd Jannes toch goedgekeurd.
Hij moest naar Nederlands-Indië om te vechten. ”Ik ben in
1947 geraakt door een fosforgranaat. Ik ben naar een
ziekenhuis gebracht en na drie weken kon ik weer aan het
werk. Twee jaar later kreeg ik een scherf van een handgranaat in mijn nek. Een paar millimeter naast mijn
halsslagader. Weer werd ik naar een ziekenhuis gebracht en
ook dit wist ik te overleven. Na zes weken was ik terug bij
de andere militairen.
25
Geallieerde tanks
rijden Putten binnen
in april 1945.
Na drie en een half jaar in Nederlands-Indië gevochten te
hebben, kwam Jannes in december 1949 in Rotterdam aan.
Omdat hij verder nooit naar school was geweest, solliciteerde
hij bij de Koninklijke Marechaussee. Hij werd afgekeurd
omdat hij één centimeter te kort was. Toen Drikus van den
Berg, een goede vriend van Jannes, dit hoorde, is hij woedend
naar de gemeente gestapt. ”Ik ben Van den Berg drie keer
tijdens de oorlog tegengekomen”, legt Jannes uit.
”Namelijk in Husum, Neuengamme en op de boot in de
Lübeckerbocht. Samen zijn we door het Rode Kruis van de
Thielbek gered.”
De gedachtenisruimte
in Putten, die in 1992
werd geopend; binnen
staan hier alle namen
van de weggevoerden.
’Het vrouwtje van
Putten’, het monument
ter nagedachtenis aan
de razzia.
Wat Drikus van den Berg precies tegen het gemeentebestuur
heeft gezegd, weet Jannes niet. ”Maar nog geen week later
lag er alsnog een oproep in de brievenbus. Ik was goedgekeurd. Drikus heeft veel voor mij gedaan en daar zal ik
hem altijd dankbaar voor blijven.”
Uiteindelijk heeft het bijna vijftig jaar
geduurd voordat Jannes kon vertellen
over wat hij allemaal meegemaakt
heeft. ”In 1993 ben ik terug naar
Ladelund geweest. Ik werd daar zo
hartelijk ontvangen. Dat heeft mij
diep getroffen.
Ik heb er veel vrienden gekregen.
Vanaf dat moment kon ik praten over
alles wat ik in de kampen heb
meegemaakt. Toen ben ik alles van
mij af gaan schrijven in een boekje.
Ik ben niet vergeten wat mij allemaal
tijdens de oorlog is aangedaan. Maar ik heb het de daders
wel vergeven.”
26
Overdenking
Op 1 oktober 1994 is het 50 jaar geleden,
dat er in Putten zoveel verdriet en pijn is geleden.
Ruim 600 mannen zijn er op transport naar Kamp Amersfoort gesteld,
iedereen die dit hoorde stond versteld.
Wat hadden deze mannen toch misdaan?
Zij hebben toch niemand kwaad gedaan?
Op 12 oktober zijn zij uit Amersfoort vertrokken met de trein.
Niemand wist waarheen het kon zijn.
Op 14 oktober kwamen wij in het concentratiekamp Neuegamme aan,
daar begon men bij het uitladen gelijk met schoppen en slaan.
Alles werd van je afgenomen, je werd geschoren van onder tot boven,
iedereen die zoiets leest kan het echt niet geloven.
Als mens met een naam ging je de barak in naar binnen,
even later – toen wij eruit kwamen – kon je als nummer beginnen.
’s Morgens vroeg werd er wel drie of viermaal geteld,
de meesten van ons werden naar diverse kampen op transport gesteld.
Daar moest je dan graven, ploeteren en zweten,
met maar heel weinig drinken en eten.
Je werd daar niet behandeld als een mens, maar nog minder dan een beest.
Deze vernedering komt je als je dit schrijft, steeds weer voor de geest.
27
De herdenking in Putten, 1 oktober 2004. Rechts drie van de vier nog in leven zijnde teruggekeerden.
Na de bevrijding is er in Putten en Ladelund toch iets goeds gebeurd:
pastor Meijer heeft twee dorpen bij elkaar gesleurd.
Een verbroedering is er echt van gekomen.
Wie had dit, na al die ellende, nog kunnen dromen?
Zonder wraakgevoelens kan men nu naar de diverse kampen gaan,
soms is het nog erg zwaar, maar gelukkig kunnen wij dit nu weer aan.
Voor mij zelf was het na 48 jaar strijden,
dat ik met veel hulp, de hoge drempel kon overschrijden.
Zeer weinigen hebben dit mee mogen beleven,
want zij zijn helaas daar achter gebleven.
Nu kunnen wij gelukkig zeggen, met een rein geweten:
jullie allen die daar achter zijn gebleven, zullen wij NOOIT VERGETEN.
Een teruggekeerde
Jannes belt aan bij de gedachtenisruimte.
28
Download