Seminarie BTW december 2014

advertisement
BTW
UPDATESEMINARIE
Seminarie BTW december 2014
BTW
UPDATESEMINARIE
Samenvatting van de onderwerpen
A
Wetswijzigingen en gevolgen
B
1. Aftrek btw
2. Leveringen en diensten
3. Maatstaf van heffing
4. Belastingplichtige
5. Tarief
6. Teruggaaf
7. Verplichtingen
8. Bewijsmiddelen
BTW
UPDATESEMINARIE
A1. Wijziging regels voor elektronische diensten,
telecommunicatiediensten en radio- en TV-omroepdiensten
Vanaf 1 januari 2015 veranderen de regels voor de plaats van de
dienst voor elektronische diensten, telecommunicatiediensten en radioen televisie-omroepdiensten binnen de EU aan consumenten die niet
btw-plichtige particulieren zijn of niet btw-plichtige en niet voor de btw
geïdentificeerde rechtspersonen zijn (publieke organismen,
gemeenten, provincies, gemeenschappen, gewesten).
Belgische ondernemingen in deze situatie zullen via de Mini One Stop
Shop (MOSS) hun formaliteiten kunnen vervullen.
BTW
UPDATESEMINARIE
A1. Wijziging regels voor elektronische diensten,
telecommunicatiediensten en radio- en TV-omroepdiensten
Tot en met 31 december 2014 :
indien de verrichter en afnemer van de diensten zijn gevestigd
in een van de lidstaten van de Europese Unie: de plaats van de dienst
is de plaats waar de dienstverrichter is gevestigd
indien de verrichter gevestigd is in de Europese Unie en de
afnemer van de dienst buiten de Europese Unie gevestigd is: de plaats
van de dienst is de plaats waar de afnemer van de dienst is gevestigd
indien de verrichter gevestigd is buiten de Europese Unie en
de afnemer gevestigd is in de Europese Unie: de plaats van de dienst
is de plaats waar de afnemer van de dienst is gevestigd (het systeem
van mini loket (VOES) bestaat reeds voor wat elektronische diensten
betreft)
BTW
UPDATESEMINARIE
A1. Wijziging regels voor elektronische diensten,
telecommunicatiediensten en radio- en TV-omroepdiensten
Vanaf 1 januari 2015 :
De plaats van elektronische diensten, telecommunicatiediensten en
radio- en televisie-omroepdiensten verstrekt aan niet btwbelastingplichtigen zal de plaats zijn waar de afnemer van de dienst
gevestigd is ongeacht de plaats van vestiging van de verrichter.
Voorbeeld: Een Belgische onderneming verstrekt aan een in Duitsland
gevestigde particuliere klant een elektronische dienst in de vorm van
het downloaden van een formulier. Tot en met 31 december 2014, is
deze handeling onderworpen aan Belgische btw. Vanaf 1 januari 2015,
zal deze handeling onderworpen zijn aan Duitse btw.
(bericht FOD Financiën, www.fisconetplus.be, 26 juni 2014)
BTW
UPDATESEMINARIE
A1. Wijziging regels voor elektronische diensten,
telecommunicatiediensten en radio- en TV-omroepdiensten
Vanaf 1 januari 2015 moet de Belgische onderneming in principe in
elke lidstaat waar ze de diensten verricht een btw-aangifte indienen en
er de verschuldigde btw betalen. Om te voorkomen dat zij zich in elk
EU-land waar zij hun diensten aanbieden, moeten registreren voor btwdoeleinden, wordt het onder bepaalde omstandigheden mogelijk al hun
btw-verplichtingen te voldoen vanuit hun eigen lidstaat: de Mini One
Stop Shop (MOSS).
Via het mini enig loket MOSS kan de Belgische onderneming alle
formaliteiten voor alle verrichte diensten in één keer en alleen in België
voldoen. In de andere lidstaten van de Europese Unie zal een
vergelijkbaar systeem in werking treden.
BTW
UPDATESEMINARIE
A1. Wijziging regels voor elektronische diensten,
telecommunicatiediensten en radio- en TV-omroepdiensten
MOSS ([email protected]) geldt niet voor :
- diensten verricht aan afnemers die gevestigd zijn buiten de Europese
Unie : na 1.1.2015 blijft de plaats van de dienst het land waar de
afnemer gevestigd is.
- diensten verricht aan Belgische afnemers : die moeten opgenomen
worden in de gewone periodieke BTW aangifte.
- diensten verricht in lidstaten waar de onderneming beschikt over een
vaste inrichting : moeten opgenomen worden in een gewone periodieke
aangifte in de lidstaat van de vaste inrichting.
Het CKBB (Centraal Kantoor voor Buitenlandse Belastingplichtigen)
doet de registraties en maakt de aangiften over aan andere lidstaten.
BTW
UPDATESEMINARIE
A2. Maatregelen op btw-gebied door federaal akkoord van
10 oktober 2014
a) De btw-vrijstelling voor medische diensten op het gebied van
esthetische chirurgie en behandeling wordt geschrapt;
b) de ouderdomsvoorwaarde van de woning, thans 5 jaar, wordt
verhoogd naar 10 jaar teneinde 6% te kunnen toepassen voor
verbouwingen van private woningen;
c) Het akkoord voorziet in de evaluatie van de aftrek van btw op
roerende bedrijfsmiddelen (herziening aftrek van btw op
vervoermiddelen?)
d) de regels met betrekking tot de voorschotfacturen worden eveneens
geëvalueerd. De veranderde wetgeving in 2013 wordt tot het einde van
2014 getolereerd (zie besl. E.T. 123.563 en E.T. 124.705). Inmiddels
reeds opgelost door besl. E.T. 126.003 hierna)
BTW
UPDATESEMINARIE
A2. Maatregelen op btw-gebied door federaal akkoord van
10 oktober 2014
e) Drempel voor kleine ondernemingen (sedert 1/4/2014 gebracht op
15.000) : er wordt onderzocht om dit naar 25.000 te verhogen;
f) Onderzoek naar de btw-verplichtingen : een vergelijking met de
boekhoudkundige verplichtingen dringt zich op en de “overlapping” zal
op btw-gebied geschrapt worden;
g) Het btw-boetesysteem en de nalatigheidsinteresten worden
hervormd met als uitgangspunt de goede trouw van de
belastingplichtige, in plaats van de kwade trouw;
h) Harmonisatie van de procedures : reeds lang betracht maar btw is
toch een aparte soort belasting….;
i) Aanleg van Federale Codex Fiscaliteit : “soort commentaar”
BTW
UPDATESEMINARIE
A3. Wijziging art. 44, § 3, 11° W.Btw
Vanaf 16 juli 2014 strekt de vrijstelling van btw zich uit tot “het beheer
van de instellingen voor collectieve belegging bedoeld in de wet van 3
augustus 2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van
beleggingsportefeuilles, de openbare of institutionele
gereglementeerde vastgoedvennootschappen bedoeld in artikel 2, 1°,
2° en 3° van de wet van 12 mei 2014 betreffende de gereglementeerde
vastgoedvennootschap en de organismen voor de financiering van
pensioenen bedoeld in artikel 8 van de wet van 27 oktober 2006
betreffende het toezicht op de instellingen voor
bedrijfspensioenvoorziening”.
(artikel 98, wet van 12 mei 2014, B.S 30 juni 2014, van toepassing
vanaf 16 juli 2014) (Art. 33, KB 13 juli 2014, B.S. 16 juli 2014)
BTW
UPDATESEMINARIE
A3. Wijziging art. 44, § 3, 11° W.Btw
Het verschil met de wettekst van toepassing tot 15 juli 2014 is dat de
vrijstelling voortaan ook betrekking geeft op de openbare of
institutionele gereglementeerde vastgoedvennootschappen bedoeld in
artikel 2, 1°, 2° en 3° van de wet van 12 mei 2014 betreffende de
gereglementeerde vastgoedvennootschap.
Definities :
1° "gereglementeerde vastgoedvennootschap" :
i. een vennootschap die opgericht wordt voor onbepaalde duur;
ii. die de activiteit uitoefent als bedoeld in artikel 4; en
iii. die als zodanig vergund is door de FSMA;
BTW
UPDATESEMINARIE
A3. Wijziging art. 44, § 3, 11° W.Btw
2° "openbare gereglementeerde vastgoedvennootschap" (afgekort,
"openbare GVV") : een gereglementeerde vastgoedvennootschap
waarvan de aandelen tot de handel op een gereglementeerde markt
toegelaten zijn en die haar financiële middelen in België of in het
buitenland aantrekt via een openbaar aanbod van aandelen;
3° "institutionele gereglementeerde vastgoedvennootschap" (afgekort,
"institutionele GVV") : een gereglementeerde vastgoedvennootschap
die onder de exclusieve of gezamenlijke controle staat van een
openbare gereglementeerde vastgoedvennootschap, die haar
financiële middelen in België of in het buitenland uitsluitend aantrekt bij
in aanmerking komende beleggers die voor eigen rekening handelen
en waarvan de effecten uitsluitend door dergelijke beleggers kunnen
worden verworven.
BTW
UPDATESEMINARIE
B1. Aftrek van btw
B1.1 Onroerende verhuur of niet?
Een vennootschap had een gebouw aangekocht met btw en de btw in
aftrek gebracht, waarna het gebouw via 2 verschillende, maar
gelijkluidende, contracten “ter beschikking werd gesteld” samen met de
installaties van twee verschillende ondernemingen.
Het Hof stelt dat “Er is sprake van een onroerende verhuur inzake BTW
wanneer het toegekende gebruiksrecht ‘exclusief’ is ten aanzien van
derden. Een verhuur van onroerende goederen houdt in wezen in dat
een verhuurder een huurder voor een overeengekomen tijdsduur en
onder bezwarende titel het recht verleent, een onroerend goed te
gebruiken als ware hij de eigenaar ervan en ieder ander van het genot
van dat recht uit te sluiten.” Er wordt verwezen naar een uitspraak van
het Hof van Cassatie van 6 juni 2013 en het arrest Temco Europe.
BTW
UPDATESEMINARIE
B1.1 Onroerende verhuur of niet?
Na onderzoek van de gegevens blijkt dat er in werkelijkheid een
exclusief gebruiksrecht op het onroerend goed verleend werd aan één
van beide hurende ondernemingen.
Het bleek immers onmogelijk dat beide ondernemingen tegelijkertijd
hun contractuele rechten konden uitoefenen.
Het Hof is van oordeel dat eiseres in hoger beroep 2 contracten
opstelde met de bedoeling een onjuiste voorstelling te maken van de
feiten teneinde recht op aftrek van BTW te bekomen.
(Antwerpen, 29 oktober 2013, rolnr. 2012/AR/2161)
BTW
UPDATESEMINARIE
B1.2 Toetreding van gemengde belastingplichtige tot een
btw-eenheid
Een bvba verricht handelingen aan btw onderworpen en handelingen
vrijgesteld door artikel 44, § 2, 7° W.Btw, die voorziet in een vrijstelling
met betrekking tot diensten en leveringen van goederen die nauw
samenhangen met de door de exploitant aan de bezoekers verstrekte
handelingen met betrekking tot al of niet geleid bezoek aan musea,
monumenten, natuurmonumenten, plantentuinen en dierentuinen,
wanneer de exploitant een instelling is die geen winstoogmerk heeft en
hij de ontvangsten uit de vrijgestelde werkzaamheden uitsluitend
gebruikt tot dekking van de kosten ervan.
Dient bedoelde vrijstelling verder toegepast te worden bij toetreding
van de bvba tot de btw-eenheid?
BTW
UPDATESEMINARIE
B1.2 Toetreding van gemengde belastingplichtige tot een
btw-eenheid
Wanneer de bvba deel uitmaakt van een btw-eenheid en wenst te genieten van
de vrijstelling is het noodzakelijk dat elk lid van de btw-eenheid de voorwaarde
inzake het gebrek aan winstoogmerk respecteert, wat normalerwijze niet het
geval is voor de andere leden.
Bijgevolg dient het geheel van de handelingen verricht door de btw-eenheid
aan de btw onderworpen te worden.
Wat het recht op aftrek voor deze btw-eenheid betreft zal, in de mate waarin
alle externe handelingen bestaan uit leveringen en diensten die recht op aftrek
verlenen, de btw-eenheid beschouwd worden als een belastingplichtige met
volledig recht op aftrek.
Daarbij is de aard van de interne handelingen van geen enkel belang voor het
recht op aftrek van de btw-eenheid.
BTW
UPDATESEMINARIE
B1.2 Toetreding van gemengde belastingplichtige tot een
btw-eenheid
Voor het bepalen van het recht op aftrek van de btw-eenheid is het niet
nodig om te onderzoeken of deze interne handelingen recht geven op
aftrek van btw of niet indien ze externe handelingen zouden zijn. Buiten
alle vrijstellingen en beperkingen voorzien in de wet kan de btweenheid alle btw in aftrek brengen die slaat op de goederen en
diensten tussen de leden onderling.
Aldus zal de omstandigheid dat één lid onroerende goederen opricht
die ter beschikking gesteld worden van de bvba en een ander lid, via
contracten van onroerende verhuur, geen enkele invloed hebben op
het recht van aftrek van btw van de btw-eenheid.
(Voorafg. Beslissing nr. 2013.262 van 9 juli 2013, ©FOD Financiën, www.fisconetplus.be)
BTW
UPDATESEMINARIE
B1.3 Verdeelsleutel bij werkelijk gebruik
De Zesde richtlijn verzet zich er niet tegen dat de lidstaten een andere
methode of verdeelsleutel toepassen dan de omzetverhouding, mits
gewaarborgd is dat het pro rata voor de aftrek van de voorbelasting
met de gekozen methode nauwkeuriger wordt bepaald dan bij
toepassing van de omzetverhouding.
Banco Mais is een bank die leasingactiviteiten in de automobielsector
en andere financiële activiteiten uitoefent.
Volgens het Europees Hof is het gebruik van de “gemengde kosten” in
deze meestal in eerste instantie noodzakelijk voor de financiering en
het beheer van de contracten die de leasinggever met zijn afnemers
sluit, en niet voor de terbeschikkingstelling van de voertuigen.
BTW
UPDATESEMINARIE
B1.3 Verdeelsleutel bij werkelijk gebruik
Bijgevolg verzet het Europees Hof er zich niet tegen dat een lidstaat
een bank die onder meer leasingactiviteiten uitoefent, verplicht om in
de teller en de noemer van de breuk tot vaststelling van één en
hetzelfde pro rata voor de aftrek voor al haar goederen en diensten
voor gemengd gebruik enkel het met de rente overeenstemmende deel
van de door de klanten krachtens hun leasingovereenkomsten betaalde
leasinggelden op te nemen wanneer van deze goederen en diensten in
eerste instantie wordt gebruik gemaakt voor de financiering en het
beheer van deze overeenkomsten, hetgeen de verwijzende rechter
moet nagaan. (zie in die zin het europees arrest BLC Baumarkt, 8
november 2012, C-511/10, punt 24).
(E.H.v.J., arrest Banco Mais, 10 juli 2014, zaak C-183/13)
BTW
UPDATESEMINARIE
B1.4 Weigering van het recht op aftrek
Het recht op aftrek van btw kan geweigerd worden wanneer een dienst
niet werkelijk door een dienstverrichter of zijn onderaannemer is
verricht (omdat ze niet beschikten over het personeel, de materiële
middelen en de noodzakelijke activa) onder volgende voorwaarden :
- Die feiten vormen een frauduleus gedrag;
- Op basis van de door de belastingautoriteiten verstrekte objectieve
gegevens staat het vast dat de belastingplichtige wist of had moeten
weten dat de handeling waarvoor aanspraak op het recht van aftrek
wordt gemaakt, onderdeel was van die fraude, hetgeen door de
verwijzende rechter moet worden nagegaan.
(H.v.J., 13 februari 2014, zaak C-18/13, arrest Maks Pen, eur-lex.europa.eu)
BTW
UPDATESEMINARIE
B1.5 Verdeelsleutel voor gedeeltelijke belastingplicht
De volledige activiteit van een belastingplichtige vzw heeft betrekking
op met btw belastbare activiteiten, terwijl er tevens van btw vrijgestelde
activiteiten worden uitgeoefend omdat ze gratis worden aangeboden
aan het publiek. De toegekende subsidies hebben betrekking op deze
gratis activiteit.
Volgens het Hof van Beroep te Antwerpen is het niet mogelijk om de
ontvangen goederen en diensten toe te kennen aan de respectievelijke
activiteiten van de belastingplichtige vzw.
De administratie kan bijgevolg een verdeelsleutel toepassen waarbij in
de teller de totale ontvangsten zijn opgenomen die aan de btw
onderworpen zijn en waarbij in de noemer de totale omzet is
opgenomen, met inbegrip van de subsidies.
BTW
UPDATESEMINARIE
B1.5 Verdeelsleutel voor gedeeltelijke belastingplicht
Op basis van het voornoemd arrest Securenta en het arrest Portugal
Telecom van 6 september 2012 bevestigt het Hof van Cassatie de
motivatie van de beroepsrechters.
De subsidies in kwestie zijn niet met btw belastbaar, maar de
subsidieverlening heeft wel een invloed op de uitoefening van het recht
op aftrek.
De reden daarvoor is dat de subsidie geacht wordt een valorisatie te
zijn van de activiteit zonder tegenprestatie waarvoor er geen recht op
aftrek is.
(Cassatie, 19 juni 2014, rolnr. F.12.0082.N, juridat)
BTW
UPDATESEMINARIE
B1.6 Gemengde belastingplichtige die gesubsidieerde
bouwwerken uitvoert
Een belastingplichtige wil verbouwingswerken uitvoeren aan een
gebouwencomplex, dat aangewend wordt voor een dubbele activiteit.
Er worden uitgaande handelingen verricht vrij van btw door artikel 44
W.Btw, maar ook handelingen die onderworpen zijn aan btw.
Daarbij komt dat er subsidies ontvangen worden voor de uitvoering van
de verbouwingswerken die renovatie en inrichting omvatten.
In een voorafgaande beslissing beschrijft de rulingcommissie hoe
gehandeld dient te worden. Betrokkene dient in deze situatie het stelsel
van het werkelijk gebruik toe te passen, dat ook wettelijk door de btwadministratie kan opgelegd worden.
BTW
UPDATESEMINARIE
B1.6 Gemengde belastingplichtige die gesubsidieerde
bouwwerken uitvoert
Bij toepassing van het werkelijk gebruik in deze geldt het volgende
onderscheid:
1°) Het werkelijk gebruik wordt toegepast voor de renovatiewerken aan
de ruimtes en lokalen die exclusief voor een met btw belaste activiteit
(100% aftrek) of een vrijgestelde activiteit (niets aftrekbaar) worden
aangewend;
2°) Een verhoudingsgetal dient bepaald te worden voor de werken en
inrichting uitgevoerd aan de ruimtes en lokalen die niet aan één
bepaalde activiteit kunnen toegewezen worden en aldus voor beide
activiteiten worden gebruikt. Dit verhoudingsgetal wordt in principe
gebaseerd op de oppervlakte van de ruimtes, maar in de rechtspraak
wordt soms ook een andere verdeelsleutel genomen (huurwaarde of
kadastraal inkomen bv.).
BTW
UPDATESEMINARIE
B1.6 Gemengde belastingplichtige die gesubsidieerde
bouwwerken uitvoert
Zeer belangrijk in dit gegeven is dat de subsidies die ontvangen
worden voor de renovatie en inrichting geen invloed hebben op het
recht van aftrek. Dit betekent dat voor de berekening van het
verhoudingsgetal geen rekening wordt gehouden met de ontvangen
subsidie, die noch in de teller noch in de noemer van het
verhoudingsgetal dienen opgenomen te worden.
Als motivatie voor deze niet-opname in het verhoudingsgetal wordt
verwezen naar de Europese arresten nrs. C-204/03 van 6 oktober
2005, punten 26 en 27 en nr. C-243/03 van 6 oktober 2005, punt 32,
(Voorafgaande beslissing nr. 2011.373, 22 november 2011, ©FOD
Financiën, www.fisconetplus.be, 25 september 2014)
BTW
UPDATESEMINARIE
B2. Leveringen en diensten
B2.1 Wat omvat het begrip “catering”?
Moet aangemerkt worden als een restaurant- of cateringdienst (12%
uitgezonderd de dranken):
- het verstrekken van bereide maaltijden gepaard gaande met bediening aan
tafel (al dan niet traditioneel restaurant, brasserie, …);
- het verstrekken van bereide maaltijden gepaard gaande met de
terbeschikkingstelling van een infrastructuur (tafels, stoelen, borden,
bestekken, glazen, …) voor het verbruik ter plaatse (fastfood- of
zelfbedieningsrestaurant);
- het verstrekken van bereide maaltijden gepaard gaande met een materiële
tussenkomst bij de klant (bereiding van de maaltijden ter plaatse, opdienen,
terbeschikkingstelling van borden, van bestekken, van glazen, …). Wanneer in
dit geval een andere persoon tussenkomt dan degene die de maaltijden
verstrekt wordt het verstrekken van de maaltijden in principe aangemerkt als
een levering van goederen en de tussenkomst als een dienstverrichting.
BTW
UPDATESEMINARIE
B2.1 Wat omvat het begrip “catering”?
Voor het laatste geval geeft de btw-administratie een waarschuwing : indien de
verstrekker van de maaltijden en de dienstverlener die tussenkomst verleent
met elkaar verbonden zijn (dochterbedrijf, zelfde aandeelhouders, ….) zou
artikel 1, § 10 W.Btw inzake het misbruik kunnen ingeroepen worden.
Er mag niet uit het oog worden verloren dat ook als levering wordt beschouwd,
onder bepaalde voorwaarden, de handelingen door inrichtingen die niet
beschikken over een gesloten ruimte voor dienstverlening, waarbij verstrekte
spijzen en dranken uitsluitend kunnen worden genuttigd in open lucht, al dan
niet onder een luifel, uitklapbaar dak of andere bescherming tegen de regen
(zie parlementaire vraag nr. 466 van mevrouw Veerle Wouters van 21 juni
2012).
(Besl. E.T. 100.714, 24 juni 2014, ©FOD Financiën, www.fisconetplus.be en
toepassing uitgesteld tot 1 januari 2015 via besl. E.T. 100.714/2)
BTW
UPDATESEMINARIE
B2.2 Toch vrijstellingen in het taalonderricht
Vanaf 1 september 2014 wordt taalonderricht door “commerciële”
ondernemingen aan btw onderworpen.
Bij beslissing Btw nr. E.T. 125.077/2 van 11 juli 2014 wordt gesteld dat
taalonderricht in de sociale sector de vrijstelling van artikel 44, § 2, 2°
W.Btw kan toepassen op voorwaarde dat die diensten worden verstrekt
aan specifieke doelgroepen en in het kader van een uitdrukkelijke
wettelijke regeling.
In de vermelde wettekst wordt vrijstelling van btw verleend voor
diensten die nauw samenhangen met het maatschappelijk werk.
Hiermee worden de in de sociale sector verrichte diensten van
algemeen belang beoogd aan, onder meer, economisch
hulpbehoevenden, die recht hebben op de diensten in kwestie, die zijn
gebaseerd op sociale solidariteit.
BTW
UPDATESEMINARIE
B2.2 Toch vrijstellingen in het taalonderricht
Onder organisaties die als instellingen van sociale aard worden erkend
worden verstaan:
hetzij de instellingen die een formele erkenning genieten, in de
gevallen waarin in een formele erkenning door de bevoegde federale,
regionale of gewestelijke overheid wordt voorzien;
hetzij de instellingen waarvan de diensten en nauw daarmee
samenhangende leveringen van goederen worden verricht in
overeenstemming met de voor die instellingen geldende
reglementering.
BTW
UPDATESEMINARIE
B2.2 Toch vrijstellingen in het taalonderricht
Als voorbeeld van vrijgesteld taalonderricht wordt in de beslissing
aangehaald :
- Taalonderricht verstrekt door commerciële ondernemingen aan
allochtonen naar aanleiding van een verplichte inburgeringscursus;
- Zelfde taalonderricht verstrekt aan werkzoekenden in het kader van
een hen opgelegd herscholings- of bijscholingstraject.
Maar taalonderricht verstrekt aan jongeren en studenten door
commerciële ondernemingen valt buiten de vrijstelling, zelfs al wordt
het verstrekt naar aanleiding van een overheidsopdracht (taalonderricht
georganiseerd door of verstrekt door de overheid).
(beslissing Btw nr. E.T. 125.077/2 d.d. 11 juli 2014, ©FOD Financiën, www.fisconetplus.be, 20 juli
2014)
BTW
UPDATESEMINARIE
B2.3 Vrijstelling inzake beroepsopleiding en -herscholing
Dergelijke opleiding en herscholing dient niet langer uitsluitend toegankelijk te
zijn voor personen die reeds effectief het beroep uitoefenen in verband
waarmee deze worden verstrekt. De administratie zal de toepassing van dat
nieuwe standpunt slechts eisen vanaf 1 januari 2015 aangezien dergelijke
beroepsopleiding en -herscholing veelal per kalenderjaar wordt aangeboden.
Maar : de diensten inzake beroepsopleiding en -herscholing zijn vanaf 1 januari
2014 steeds aan btw onderworpen wanneer zij worden verricht door een
handelsonderneming of onderneming met commerciële doeleinden of door een
onderneming zonder winstoogmerk waarvan uit de boekhouding evenwel op
systematische wijze een winstoogmerk zou blijken en waarbij de winst
daadwerkelijk onder de leden wordt verdeeld.
(Beslissing BTW nr. E.T. 126.591 d.d. 25.07.2014, ©FOD Financiën, www.fisconetplus.be, 31 juli 2014)
BTW
UPDATESEMINARIE
B2.4 Regeling m.b.t. advocaten
Aangezien de circulaire btw nr. 47/2013 van 20 november 2013 nog
onduidelijkheden bevatte op een aantal aspecten van de opheffing van
de btw-vrijstelling voor advocaten heeft de btw-administratie een
nieuwe beslissing gepubliceerd teneinde een aantal praktische
moeilijkheden op te lossen.
Deze beslissing herneemt de indeling van de vernoemde circulaire
47/2013 en vult deze aan waar het nodig geacht werd.
(Beslissing btw nr. E.T. 126.564 van 18 juli 2014, ©FOD Financiën,
www.fisconetplus.be, 25 juli 2014)
BTW
UPDATESEMINARIE
B2.5 Regeling inzake de zonnepanelen –
Groenestroomcertificaten
(Besl. Btw nr. E.T. 114.454 dd 28.10.2014)
Hoedanigheid eigenaar van de groene stroom is nietbelastingplichtige :
1° Enkele teller : Geen btw verschuldigd op levering groene stroom en
certificaten en geen recht op aftrek btw
2° Dubbele teller :
- Installatie tot 10 kVA : geen btw op levering groene stroom en
certifcaten
- > 10 kVA: wel btw op levering groene stroom en certificaten
Aftrek op kosten certificaten en gedeeltelijk op installatie (breuk :
verkochte stroom/geproduceerde stroom)
BTW
UPDATESEMINARIE
B2.5 Regeling inzake de zonnepanelen –
Groenestroomcertificaten
(Besl. Btw nr. E.T. 114.454 dd 28.10.2014)
Eigenaar groene stroom is al belastingplichtige voor andere
activiteiten
1° Enkele teller : Btw op certificaten en aftrek btw op kosten m.b.t.
certificaten (Eventueel vrijstelling kleine ondernemingen)
2° Dubbele teller : Btw op levering stroom en certificaten
(eventueel vrijstelling kleine ondernemingen)
Aftrek op kosten m.b.t. certificaten en installatie die beroepsmatig
aangewend wordt
(Zie ook Parlementaire vraag nr. 561 van mevrouw Veerle Wouters dd. 05.09.2013 Kamer, Vragen en Antwoorden, 2013-2014, QRVA 53/158 dd. 25.04.2014, blz. 236
BTW
UPDATESEMINARIE
B2.5 Regeling inzake de zonnepanelenzonnepanelen –
Groenestroomcertificaten (Besl. Btw nr. E.T. 114.454 dd
28.10.2014)
Hoedanigheid eigenaar
van de groene stroom
1° Niet-belastingplichtige
Enkele teller
Dubbele teller
Geen btw verschuldigd op
levering groene stroom en
certificaten
a)
Aftrek btw op?
Geen recht op aftrek
2° Is al belastingplichtige
voor andere activiteiten
Btw op certificaten
(Eventueel vrijstelling kleine
ondernemingen)
Aftrek btw op?
Aftrek op kosten m.b.t.
certificaten
Installatie tot 10 kVA :
geen btw op levering
groene stroom en
certifcaten
b)
> 10 kVA: wel btw op
levering groene
stroom en certificaten
In geval b : aftrek op kosten
certificaten en gedeeltelijk op
installatie (breuk : verkochte
stroom/geproduceerde
stroom)
Btw op levering stroom en
certificaten (eventueel
vrijstelling kleine
ondernemingen)
Aftrek op kosten m.b.t.
certificaten en installatie die
beroepsmatig aangewend
wordt
BTW
UPDATESEMINARIE
B2.6 Nieuw standpunt inzake de opslagdiensten
Standpunt van de btw-administratie in het verleden : voor de B2Bhandelingen inzake de plaatsbepaling van diensten van opslag had de
administratie aanvaard om de plaats van de dienst te bepalen daar
waar de ontvanger zijn zetel van economische activiteit heeft
gevestigd.
Wijziging van het standpunt ingevolge de uitvoeringsverordening
nr. 282/2011 (vanaf 1 juni 2014) : een opslagdienst wordt door het
Btw-comité gedefinieerd als een dienstverrichting waarbij de ontvanger
van de dienst goederen toevertrouwt aan een onderneming die deze
goederen bewaart totdat deze wordt gevraagd om de goederen terug te
geven aan de ontvanger van de dienst of aan een derde persoon.
BTW
UPDATESEMINARIE
B2.6 Nieuw standpunt inzake de opslagdiensten
De btw-administratie onderscheidt 3 situaties :
1° Het onroerend goed (of deel ervan) wordt ter beschikking gesteld
van een huurder die in eigen beheer goederen mag opslaan in dat
onroerend goed of de eigenaar van het onroerend goed heeft als enige
economische activiteit de loutere terbeschikkingstelling van ruimte voor
de opslag van goederen.
Er is bijgevolg een exclusief gebruiksrecht.
Als plaats van de dienst wordt bepaald de plaats daar waar het
onroerend goed gelegen is, zowel in een B2B-(klant is
belastingplichtige) als in een B2C-situatie (klant is geen
belastingplichtige).
BTW
UPDATESEMINARIE
B2.6 Nieuw standpunt inzake de opslagdiensten
2° De eigenaar van een onroerend goed stelt in een onroerend goed
(of in een gedeelte ervan) ruimte ter beschikking van een persoon voor
de opslag van roerende goederen, waarbij die laatstgenoemde de
concrete opslag niet zelf mag organiseren, maar moet overlaten aan de
eigenaar van het onroerend goed. Dit is de enige economische
activiteit met betrekking tot de opgeslagen goederen die de eigenaar
van het onroerend goed verricht.
Er is in deze geen exclusief gebruiksrecht en dit is een dienst zoals
bedoeld in artikel 18, § 1, 9° W.Btw.
In de B2B-situatie is de plaats van de dienst daar waar de ontvanger de
zetel van zijn economische activiteit gevestigd heeft, terwijl in de B2Csituatie de plaats van de dienst is de plaats waar de dienstverrichter de
zetel van zijn economische activiteit gevestigd heeft.
BTW
UPDATESEMINARIE
B2.6 Nieuw standpunt inzake de opslagdiensten
3° De opslag van goederen gaat gepaard met andere economische
activiteiten die verband houden met de opslag en die worden verricht
door de eigenaar van het onroerend goed : dit kwalificeert niet meer als
een loutere ter beschikkingstelling van bergruimte.
In dit geval verstrekt de exploitant van de inrichting een geheel van
diensten waarvan de opslag van goederen slechts een onderdeel is.
Dergelijke dienst heeft geen betrekking op een onroerend goed. De
dienst heeft plaats op de plaats waar de afnemer is gevestigd in de
B2B-situatie of op de plaats waar de dienstverrichter is gevestigd in de
B2C-situatie.
BTW
UPDATESEMINARIE
B2.6 Nieuw standpunt inzake de opslagdiensten
Er zijn 2 mogelijke vrijstellingen :
1° De vrijstelling bedoeld in artikel 44, § 3 W.Btw.
In principe is de terbeschikkingstelling van een ruimte voor de opslag van
goederen aan btw onderworpen, evenwel enkel ten aanzien van afzonderlijke
gebouwen die uitsluitend als bergruimte van goederen zijn ontworpen of
ingericht en als zodanig kunnen worden gebruikt. Een aanwending voor andere
doeleinden (kantoorruimte, verkoopruimte, sanitair…) is toegelaten indien dit
niet meer bedraagt dan 10 pct. van de totale oppervlakte van het gebouw.
De vrijstelling van btw is voor het geheel van toepassing ten aanzien van de
terbeschikkingstelling van eenzelfde gebouw dat zowel wordt gebruikt als
opslagruimte, als voor de exploitatie (bv. verkoop) van de erin opgeslagen
goederen of als kantoorruimte.
BTW
UPDATESEMINARIE
B2.6 Nieuw standpunt inzake de opslagdiensten
2° De vrijstelling bedoeld in artikel 41, § 1 W.Btw.
Zijn vrijgesteld van btw, de opslag van goederen die :
- Op grond van artikel 41, § 1, 3° W.Btw rechtstreeks verband houden
met de uitvoer van goederen buiten de Gemeenschap;
Op grond van artikel 41, § 1, 4° W.Btw rechtstreeks verband houden
met goederen die worden geplaatst of zich bevinden onder een
(douane-)regeling als bedoeld in artikel 23, §§ 4 en 5 W.Btw of
ander een andere regeling van entrepot dan douane-entrepot.
(Beslissing BTW nr. E.T. 124.412, 2 juni 2014, ©FOD Financiën,
www.fisconetplus.be, 13 juni 2014)
BTW
UPDATESEMINARIE
B2.7 Het belasten van eigen uitgevoerd onroerend werk
De administratie benadrukt dat in bepaalde situaties een natuurlijk persoon die
één of meerdere gebouwen verhuurt aangemerkt wordt als btwbelastingplichtige.
Niettegenstaande een dergelijke verhuur een van de belasting vrijgestelde
activiteit vormt, is de normale waarde van de door deze persoon met
betrekking tot de verhuurde gebouwen verrichte werkzaamheden bestaande in
de oprichting of renovatie aldus aan de belasting onderworpen (z. artikelen 19,
§ 2, 1°, en 33, § 1, 3°, W.Btw).
De btw-administratie vervolgt dat, teneinde de rechtszekerheid te waarborgen,
de personen voor wie deze problematiek van belang zou kunnen zijn en die
overwegen om dergelijke werkzaamheden te verrichten, uitgenodigd worden
om voorafgaand contact op te nemen met de bevoegde dienst inzake btw in
functie van hun woonplaats.
(Beslissing Btw nr. E.T. 125.229 van 28 mei 2014, ©FOD Financiën, www.fisconetplus.be)
BTW
UPDATESEMINARIE
B2.8 Probleem inzake “voorschotfacturen”
(Besl. Btw nr. E.T. 126.003 van 07.10.2014)
Geldende wetgeving : de opeisbaarheid van btw valt op de datum van
het belastbaar feit of op :
De datum van levering of dienstverrichting;
De datum incassering indien deze vóór de levering/dienst komt.
(Dus niet meer op datum van uitreiking van de factuur).
Als het belastbaar feit zich voordoet moet uiterlijk op de 15de van de
daaropvolgende maand de factuur uitgereikt worden, maar de opname
van de handeling in de periodieke aangifte is deze van de datum van
het belastbaar feit.
BTW
UPDATESEMINARIE
B2.8 Probleem inzake “voorschotfacturen”
(Besl. Btw nr. E.T. 126.003 van 07.10.2014)
Probleem inzake “voorschotfactuur” omdat de datum van het
belastbaar feit niet kan vermeld worden.
Een factuur die de datum van het belastbaar feit vermeldt geldt als
“gewone factuur” en moet de regels volgen. Eventueel een tolerantie
van 7 dagen (zie hierna).
Een “voorschotfactuur” omvat alle verplichte vermeldingen, behalve de
datum van opeisbaarheid van de btw, die uitgereikt wordt vooraleer het
belastbaar feit zich voordeed en vooraleer een betaling werd
ontvangen.
BTW
UPDATESEMINARIE
B2.8 Probleem inzake “voorschotfacturen”
(Besl. Btw nr. E.T. 126.003 van 07.10.2014)
Volgend onderscheid te maken indien men gebruik wenst te maken van
“toleranties” (vrije keuze van betrokkene).
1. Handelingen zonder verlegging van heffing
In hoofde van leverancier/dienstverrichter;
In hoofde van de klant
2. Handelingen met verlegging van heffing (andere dan IC-handeling)
3. Intracommunautaire handelingen
4. Handelingen met particulieren
BTW
UPDATESEMINARIE
B2.8 Probleem inzake “voorschotfacturen”
(Besl. Btw nr. E.T. 126.003 van 07.10.2014)
1. Handelingen zonder verlegging van heffing in hoofde
leverancier
Het voorschot wordt gevraagd met een document dat de btw niet apart
vermeldt, geen btw-tarief en zonder reden van niet-aanrekening btw.
Wordt de btw toch apart vermeld : het is een “factuur”, met mogelijkheid
tot tolerantie.
Tolerantie : de factuur mag uitgereikt worden vooraleer er zich een
oorzaak van opeisbaarheid heeft voorgedaan. Bij verschil van max. 7
dagen tussen uitreiking factuur en het belastbaar feit moeten geen
bijkomende vermeldingen op de factuur voorkomen. Indien meer dan 7
dagen verschil moet de “vermoedelijke” datum van opeisbaarheid op
de factuur vermeld worden (raming of overeengekomen betalingsdatum
of belastbaar feit)
BTW
UPDATESEMINARIE
B2.8 Probleem inzake “voorschotfacturen”
(Besl. Btw nr. E.T. 126.003 van 07.10.2014)
Algemene tolerantie m.b.t. de vermelding van de datum van het
belastbaar feit op de definitieve factuur : indien een factuur
maximum 7 dagen voor het belastbaar feit wordt uitgereikt is dit een
definitieve factuur en geldt de datum van uitreiking als datum van
belastbaar feit.
Uitreiking na die 7 dagen : het document geldt als een
“voorschotfactuur” die moet gevolgd worden door een definitieve
factuur indien geen melding werd gemaakt van een vermoedelijke of
ultieme datum van opeisbaarheid.
BTW
UPDATESEMINARIE
B2.8 Probleem inzake “voorschotfacturen”
(Besl. Btw nr. E.T. 126.003 van 07.10.2014)
2. Handelingen zonder verlegging van heffing in hoofde klant
Recht op aftrek slechts op datum van opeisbaarheid van btw en als de
klant in het bezit is van regelmatige factuur.
De klant mag zijn recht op aftrek uitoefenen in de periodieke aangifte
m.b.t. de periode waarin de voorschotfactuur werd uitgereikt, zonder
dat er een bewijs van opeisbaarheid kan geleverd worden.
Daarna : periode van 3 maanden (vanaf einde van de maand van
uitreiking van de voorschotfactuur) (= windowperiode) om over een
bewijs van opeisbaarheid te beschikken.
Indien de btw in die 3 maand niet opeisbaar is geworden : terugstorten
afgetrokken btw via rooster 61.
BTW
UPDATESEMINARIE
B2.8 Probleem inzake “voorschotfacturen”
(Besl. Btw nr. E.T. 126.003 van 07.10.2014)
3. Specifieke situaties :
Bij oorzaken teruggaaf (prijsvermindering bv.) mag het einde van de
windowperiode niet afgewacht worden voor (gedeelte) herziening
aftrek
Bij faling klant moet de btw teruggestort worden indien toleranties
werden toegepast;
Bij niet betaling klant kan leverancier btw terugkrijgen via uitreiking
van een verbeterend stuk
BTW
UPDATESEMINARIE
B2.8 Probleem inzake “voorschotfacturen”
(Besl. Btw nr. E.T. 126.003 van 07.10.2014)
4. Handelingen met verlegging van heffing (andere dan IC-hand.)
Identieke regeling als in vorige nummers
5. IC leveringen die plaatsvinden in België : btw wordt opeisbaar op
datum van uitreiking van de factuur of op de 15de dag van de maand
volgend op die waarin het belastbaar feit zich voordeed. Opname
gelijktijdig in btw-aangifte en IC-listing. Geen opname voor
voorschotfacturen.
6. IC verwervingen die plaatsvinden in België : idem, maar opname
vóór belastbaar feit mag.
7. IC dienstverrichting : zie IC leveringen
BTW
UPDATESEMINARIE
B2.8 Probleem inzake “voorschotfacturen”
(Besl. Btw nr. E.T. 126.003 van 07.10.2014)
8. Handelingen met particulieren : de btw wordt opeisbaar naarmate
van de incassering, zelfs wanneer er vrijwillig gefactureerd wordt.
BTW
UPDATESEMINARIE
B3 Maatstaf van heffing
B3.1 Kortingkaart
Een vennootschap “Granton advertising” houdt zich o.a. bezig met de
uitgifte en verkoop van zgn. “Grantoncards”. Deze kaarten worden
verkocht tegen een prijs van 15 tot 25 euro en geven in ruil recht op
aankoop van een aantal goederen of op een aantal diensten onder
preferentiële voorwaarden bij handelaars en bedrijven, zoals
restaurants, bioscopen, hotels of sauna’s, die daartoe met Granton
Advertising een overeenkomst hadden gesloten.
Elke Grantoncard geeft de houder ervan recht op een prijskorting bij
bestellingen bij de op de kaart vermelde aangesloten bedrijven. Ze zijn
niet persoonlijk, maar overdraagbaar, en zijn niet inwisselbaar voor
geld of producten. Er is ook geen nominaal bedrag vermeld op de
kaarten.
BTW
UPDATESEMINARIE
B3.1 Kortingkaart
Het Europees Hof meent dat bedoelde kaarten niet vallen onder het
begrip “andere waardepapieren” of “andere handelspapieren”, waarvan
de verkoop vrijgesteld is door het artikel 13, B, sub d, van de Zesde
richtlijn (zie art. 44, § 3, 7° W.Btw). De verkoop van deze kaarten is
bijgevolg aan btw onderhevig.
Deze “kortingkaart” onderscheidt zich dus van andere “kortingkaarten”,
waarop een nominaal bedrag vermeld is. Inzake btw worden deze als
“titels” beschouwd, waarvan de overdracht niet aan btw onderhevig is.
(E.H.v.J., arrest Granton Advertising, 12 juni 2014, zaak C-461/12, eurlex.europa.eu)
BTW
UPDATESEMINARIE
B3.2 Vrijstelling btw voor extracommunautaire reizen
Het Parlement heeft de afschaffing van de btw over extracommunautaire reizen
goedgekeurd. De nieuwe regeling treedt in werking vanaf 1 mei 2014.
In artikel 41 van het Btw-Wetboek wordt een paragraaf 2bis ingevoegd waarbij
in het eerste lid wordt bepaald dat van de btw is vrijgesteld de dienst verricht
door een reisbureau indien de handelingen waarvoor het, voor de
totstandkoming van de reis, een beroep doet op andere belastingplichtigen
door laatstgenoemden buiten de Gemeenschap worden verricht.
In het tweede lid wordt bepaald dat indien de in het eerste lid bedoelde
handelingen zowel binnen als buiten de Gemeenschap worden verricht, alleen
het gedeelte van de dienst van het reisbureau betreffende de buiten de
Gemeenschap verrichte handelingen mag worden vrijgesteld.
(Beslissing btw nr. E.T. 126.109 van 6 mei 2014, ©FOD Financiën,
www.fisconetplus.be, 29 juli 2014)
BTW
UPDATESEMINARIE
B3.2 Vrijstelling btw voor extracommunautaire reizen
Voor de extracommunautaire reizen waarvoor een volledige betaling van de
prijs werd ontvangen vóór 1 mei 2014, is de btw over dat bedrag opeisbaar
geworden op het tijdstip van de ontvangst van die betaling, ongeacht de
periode waarin de reizen plaatsvinden. Dit is ook het geval wanneer in een
B2B-relatie de reis, waarvoor nog geen volledige betaling werd ontvangen,
werd beëindigd vóór 1 mei 2014.
Ten aanzien van de extracommunautaire reizen waarvoor een gedeeltelijke
(voorschot) betaling van de prijs werd ontvangen vóór 1 mei 2014, aanvaardt
de administratie dat het betaalde voorschot niet moet worden aangemerkt als
een gedeeltelijke betaling als bedoeld in artikel 22bis W.Btw zodat de btw
hierover niet opeisbaar is.
Indien in het in vorige alinea bedoelde geval het saldo van de prijs werd
betaald vóór 1 mei 2014 is de btw alsnog opeisbaar over de volledige prijs.
(Besl. Btw nr. E.T. 126.123 van 19 mei 2014, ©FOD Financiën, www.fisconetplus.be,)
BTW
UPDATESEMINARIE
B3.2 Vrijstelling btw voor extracommunautaire reizen
Meer uitleg wordt verstrekt in een beslissing Btw nr. E.T. 126.560 van
16 oktober 2014, o.a. met :
Eventueel een verhouding te bepalen bij reizen van zowel binnen
als buiten de EU;
Vereenvoudiging voor pakketreizen en zeecruises
Vereenvoudiging voor aansluitende vluchten en vervoerdiensten
BTW
UPDATESEMINARIE
B3.3 Behoren belastingen, rechten en heffingen tot de
maatstaf van heffing?
In een bepaald geval diende het Europees Hof zich uit te spreken of
een “ISV-belasting” in Portugal in de maatstaf van heffing dient
opgenomen te worden. Deze ISV is een belasting die slechts één keer
wordt betaald, namelijk wanneer het motorvoertuig voor het eerst op de
Portugese markt wordt gebracht, ten tijde van de eerste inschrijving
ervan in Portugal.
Het Hof geeft aan dat belastingen, rechten en heffingen, om in de
grondslag van de btw te kunnen worden opgenomen, hoewel zij geen
toegevoegde waarde vertegenwoordigen en niet de economische
tegenprestatie voor de levering van het goed vormen, rechtstreeks
verband moeten houden met deze levering (zie arrest van 22
december 2010, zaak C-433/09, punt 34).
BTW
UPDATESEMINARIE
B3.3 Behoren belastingen, rechten en heffingen tot de
maatstaf van heffing?
Bedoelde ISV is verschuldigd door geregistreerde dealers, erkende
dealers en particulieren die belastbare voertuigen invoeren tot verbruik,
zijnde de personen op wiens naam de douaneaangifte ten invoer tot
verbruik van voertuigen wordt afgegeven. De particulieren
vertegenwoordigen evenwel slechts een gering aantal in deze.
Bijgevolg worden bedoelde kosten niet in naam van de koper van het
motorvoertuig, maar door de leverancier ervan, betaald, waardoor een
rechtstreeks verband tussen de door deze laatste verrichte levering en
die belasting bestaat.
BTW
UPDATESEMINARIE
B3.3 Behoren belastingen, rechten en heffingen tot de
maatstaf van heffing?
In het Belgische artikel 28, 5° W.Btw (artikel 79, eerste alinea, sub c
van vermelde richtlijn 2006/112/EG) worden de sommen
voorgeschoten door de leverancier of de dienstverrichter voor uitgaven
die hij ten name en voor rekening van zijn medecontractant heeft
gedaan niet aan btw onderworpen.
Men moet bijgevolg voor belastingen, rechten en heffingen nagaan wie
de uiteindelijke schuldenaar is hiervan om te kunnen besluiten of er
sprake is van een bedoeld voorschot of indien de leverancier enkel de
door hem verschuldigde belasting afwentelt op zijn klant en daardoor
btw dient aan te rekenen op de doorgerekende belasting.
BTW
UPDATESEMINARIE
B3.3 Behoren belastingen, rechten en heffingen tot de
maatstaf van heffing?
Daar de ISV verschuldigd is door de leveranciers van motorvoertuigen
en niet door de kopers ervan kan bedoelde belasting niet van de
maatstaf van heffing van btw worden uitgesloten, aldus de conclusie
van het Europees Hof.
De talrijke toepassingen van deze regelgeving in België worden
uitgebreid becommentarieerd in de commentaar btw, deel 5, hoofdstuk
2, nr. 1.3.3.3.
(H.v.J., 28 juli 2011, zaak C-106/10, Lidi & Companhia, eurlex.europa.eu)
BTW
UPDATESEMINARIE
B3.4 Een negatieve marge in de btw-winstmargeregeling
In de speciale winstmargeregeling voor tweedehandse goederen
kunnen 2 mogelijke methoden toegepast worden : ofwel wordt een
verrekening gedaan per aangiftetijdvak ofwel per levering.
In de eerste methode wordt op het einde van elk aangiftetijdvak,
uitgezonderd voor het laatste aangiftetijdvak van het jaar, het
totaalbedrag van de verkopen, btw inbegrepen, en het totaalbedrag van
zijn aankopen ingeschreven in het aankoopregister, over naar het
vergelijkingsregister en aldus wordt de verschuldigde btw berekend die
begrepen is in het verschil tussen beide bedragen. Op het einde van
het jaar mag, in tegenstelling tot de andere tijdvakken, de negatieve
marge niet worden overgedragen.
BTW
UPDATESEMINARIE
B3.4 Een negatieve marge in de btw-winstmargeregeling
Voor de belastingplichtige wederverkopers die door de aard van hun
economische activiteit of gezien de organisatie van hun boekhouding,
moeilijkheden zouden ondervinden om de maatstaf van heffing per
aangiftetijdvak te bepalen, aanvaardt de Administratie dat ze de maatstaf van
heffing berekenen per levering, voor elk goed individueel beschouwd. Deze
wijze van vaststelling moet dan worden toegepast voor het geheel van de
goederen onderworpen aan de bijzondere regeling van belastingheffing.
Wanneer de maatstaf van heffing wordt bepaald per levering en voor een
handeling de verkoopprijs lager is dan de aankoopprijs, geeft deze uiteraard
geen aanleiding tot een belastingheffing, terwijl de verwezenlijking van een
negatieve winstmarge geen recht tot terugbetaling van de btw doet ontstaan.
BTW
UPDATESEMINARIE
B3.4 Een negatieve marge in de btw-winstmargeregeling
Dit verlies mag evenmin worden overgedragen op de positieve
winstmarge die voortvloeit uit een andere handeling, aangezien,
principieel, de btw verschuldigd is voor elke individuele handeling op de
waarde die wordt toegevoegd ingevolge de tussenkomst van de
belastingplichtige wederverkoper.
Deze laatste stelling wordt nu bevestigd door het Hof van Cassatie,
gebaseerd op de artikelen 311 tot 332 van de Europese Richtlijn
2006/112/EG en het koninklijk besluit nr. 53, die daarmee een uitspraak
van het Hof van Beroep te Antwerpen van 9 oktober 2012 vernietigt.
(Bron : Cass., 10 oktober 2014, rolnr. F.13.0026.N, juridat)
BTW
UPDATESEMINARIE
B4. Belastingplichtige
B4.1 Familiale helper
Ingevolge de beslissing van 4 september 1972, nr. E.T. 9.922,
gepubliceerd in de BTW-Revue nr. 13/73, p. 397, nr. 398, wordt de
hoedanigheid van belastingplichtige niet toegekend aan familiale
helpers, in al de gevallen waarin uit een geheel van feitelijke gegevens
blijkt dat zij bestendig onder leiding van verwanten werken in het kader
van een familiebedrijf.
Om te bepalen of familiale helpers al dan niet de hoedanigheid van
belastingplichtige hebben is het aangewezen zich te houden aan de
juridische verhoudingen der partijen zoals ze blijken uit de ontleding
der banden die tussen hen voor de uitvoering van het werk ontstaan
zijn.
BTW
UPDATESEMINARIE
B4.1 Familiale helper
In een bepaald geval werkte een dame deeltijds als zelfstandige in bijberoep bij
haar vader in zijn dokterspraktijk als hulp bij de administratie. Ze beriep zich op
het statuut van “familiale helper” om geen btw-nummer aan te vragen en geen
btw aan te rekenen. Evenwel beslist de rechtbank van Bergen, op grond van
volgende vaststellingen, dat het wel degelijk gaat om een zelfstandige, met btw
belastbare activiteit :
- In de aangifte personenbelasting wordt het beroep als “baten” aangegeven;
- Er worden facturen opgemaakt voor de prestaties;
- Er is een inschrijving bij de sociale verzekeringskas als “zelfstandige in
bijberoep”;
- Ze organiseert blijkbaar zelf haar werktijd daar haar activiteit op gelijk welk
tijdstip wordt uitgevoerd, zelfs in het weekend.
(Rb. Bergen, 25 juni 2014, Fiscoloog nr. 1397, blz. 14)
BTW
UPDATESEMINARIE
B4.2 Vrijstelling kinesitherapeuten/osteopaten
Art. 44, § 1, 2° W.Btw is de omzetting in het Belgisch recht van artikel
132, 1, c, van de btw-richtlijn 2006/112/EG waar vrijstelling verleend
wordt voor “medische verzorging in het kader van de uitoefening van
medische en paramedische beroepen als omschreven door de
betrokken lidstaat”.
Deze vrijstelling dient beperkend geïnterpreteerd te worden en vindt,
aldus het Europees Hof van Justitie, slechts toepassing indien het gaat
om diensten inzake “gezondheidskundige verzorging van de mens”, die
worden verstrekt door medische/paramedische beroepsbeoefenaars.
De lidstaten beschikken over een zekere beoordelingsvrijheid wat de
omschrijving van de medische en paramedische beroepen betreft,
BTW
UPDATESEMINARIE
B4.2 Vrijstelling kinesitherapeuten/osteopaten
Voor gediplomeerde kinesitherapeuten werd bepaald dat de vrijstelling geldt
voor alle geneeskundige verstrekkingen die zij stellen, ongeacht of die
prestaties al dan niet zijn opgenomen in de nomenclatuur van de
geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte ziekte- en
invaliditeitsverzekering (Vr. en Antw., Kamer, Z. 2010-2011, nr. 050, Vr. nr. 1063, mw. Vienne d.d. 24 november 2010).
Enkel handelingen die tot doel hebben de diagnose, de behandeling,
verzorging en/of genezing van ziekten, letsels, aangeboren afwijkingen of
andere gezondheidsproblemen, alsook de bescherming, het behoud of herstel
van de gezondheid van personen, zijn vrijgesteld van btw (H.v.J. 10 september 2002, C141/00, Kügler; H.v.J. 6 november 2003, C-45/01, Dornier; H.v.J., 21 maart 2013, C-91/12, PFC Clinic AB).
Bijgevolg kunnen enkel handelingen gesteld met een therapeutisch doel van
een btw-vrijstelling genieten. Om dit te beoordelen dient de context waarin de
dienst wordt verricht in rekening gebracht te worden.
BTW
UPDATESEMINARIE
B4.2 Vrijstelling kinesitherapeuten/osteopaten
Een kinesitherapeut/osteopaat neemt conditietesten (fiets- en
inspanningstesten) af van het cliënteel van een BVBA, fitnesscenter, waarvan
hij tevens zaakvoerder is. Bij ondertekening van een contract bij vermelde
BVBA verbindt de klant zich tevens om de test te laten uitvoeren bij de
kinesitherapeut.
Het doel van de testen is bijgevolg het bepalen van de lichamelijke conditie van
de klanten van het fitnesscenter bij aanvang van het fitnessabonnement of om
eventueel tussentijds de vordering van hun conditie na te gaan. Er is geen
sprake van enig medisch voorschrift, zodat de activiteit dient gecatalogeerd te
worden als behorend tot de commerciële activiteit van de BVBA.
Er kan geen sprake zijn van een btw-vrijstelling omdat niet aangetoond wordt
dat de prestaties het vereiste therapeutisch doel hebben.
(Antwerpen, 3 juni 2014, rolnr. 2013/AR/2131)
BTW
UPDATESEMINARIE
B4.3 Rechtspersonen die als bestuurder, zaakvoerder
en vereffenaars van vennootschappen optreden
De btw-administratie publiceert via de website fisconetplus een
beslissing waarbij de bestaande keuze voor rechtspersonen die
optreden als bestuurder, zaakvoerder of vereffenaar van
vennootschappen voor btw-heffing of niet wordt opgeheven vanaf 1
januari 2015.
Deze opheffing geldt enkel voor rechtspersonen in bedoelde situatie.
De natuurlijke personen die als bestuurder, zaakvoerder of vereffenaar
optreden hebben nog steeds de keuze voor btw-belastingplicht of niet.
Wat de bedoelde rechtspersonen betreft werd reeds lange tijd de keuze
gegeven om hun handelingen in die hoedanigheid al dan niet aan btw
te onderwerpen (zie de beslissing nr. E.T. 79.581 van 27 januari 1994).
(Beslissing Btw nr. E.T.125.180 dd. 20.11.2014, ©FOD Financiën, www.fisconetplus.be, 21 november 2014)
BTW
UPDATESEMINARIE
B4.3 Rechtspersonen die als bestuurder, zaakvoerder
en vereffenaars van vennootschappen optreden
Door de beslissing nr. E.T. 118.288 van 27 april 2010 werd de door hen
uitgeoefende keuze als onherroepelijk beschouwd, behoudens
wanneer betrokkene het onomstotelijke bewijs leverde van een grondig
gewijzigde bedrijfseconomische situatie die een herziening van de
initiële keuze rechtvaardigt. Daartoe moest betrokkene een
gemotiveerd schrijven richten aan het bevoegde lokale btwcontrolekantoor voor beslissing.
Evenwel wordt door de beslissing btw nr. E.T. 125.180 van 20
november 2014 het voorgaande van tafel geveegd en zijn de
handelingen die bestuurders, zaakvoerders of vereffenaars van
vennootschappen als dusdanig verrichten aan btw onderworpen,
zonder keuzemogelijkheid, vanaf 1 januari 2015.
BTW
UPDATESEMINARIE
B4.3 Rechtspersonen die als bestuurder, zaakvoerder
en vereffenaars van vennootschappen optreden
Voor de belastbaarheid vanaf het jaar 2015 dienen de regels inzake
opeisbaarheid voorzien in de artikelen 22 en 22bis W.Btw te worden
toegepast (in principe tijdstip van levering/dienst of incassering), zodat
de vergoedingen ontvangen in 2014 nog aan het “oude” stelsel
onderworpen blijven.
Voor de uitkering van tantièmes is de datum bepalend waarop de
jaarlijkse algemene vergadering de beslissing tot uitkering van
tantièmes neemt, ongeacht de datum waarop het boekjaar wordt
afgesloten. Voor een algemene vergadering die plaatsvindt in 2015 zal
de btw in ieder geval verschuldigd zijn.
BTW
UPDATESEMINARIE
B5.1 Btw-tarief inzake “internaten”
Het verlaagd btw-tarief van 12 % mag toegepast worden op “de
leveringen en de werken in onroerende staat met betrekking tot
woningcomplexen bestemd om te worden gebruikt voor de huisvesting
van, onder andere, leerlingen en studenten en die worden verstrekt of
geleverd en gefactureerd aan publiekrechtelijke of privaatrechtelijke
personen die internaten beheren die zijn toegevoegd aan scholen of
universiteiten of die ervan afhangen” (zie K.B. nr. 20, Tabel B, rubriek X, § 1, A, d) 2° en 8°).
In een btw-beslissing wordt de definitie van “internaat” strikt beperkt tot
de huisvesting die, naast de ter beschikking stelling van privé en
gemeenschappelijke lokalen, ook diverse diensten aan de leerlingen en
studenten aanbiedt, zoals hotel- en restauratiediensten. Tegelijkertijd is
het gemeenschappelijke leven binnen de instelling gereglementeerd en
strikt georganiseerd (avondklok, begeleide studie, allerlei activiteiten).
BTW
UPDATESEMINARIE
B5.1 Btw-tarief inzake “internaten”
De gewone onroerende verhuur van zgn. “koten” kan niet met een “internaat”
gelijkgesteld worden, aangezien deze verhuur niet gepaard gaat met diverse
dienstprestaties zoals voorzien in een internaat.
Daarbij is van geen belang dat de verhuurvoorwaarden op bepaalde punten
zouden afwijken van een “klassiek” verhuurcontract (beperkte huurperiode
volgens het academiejaar, lagere huur en huurwaarborg dan normaal,….) of
dat bedoelde “koten” enkel zouden toegankelijk zijn voor leerlingen of
instellingen van een bepaalde instelling.
Ook bij het verlaagd 6%-tarief wegens verbouwing, renovatie, …wordt enkel als
eindverbruiker aangemerkt : “de internaten die zijn toegevoegd aan scholen of
universiteiten of die ervan afhangen” (K.B. nr. 20, Tabel A, rubriek XXXI, § 2,
2°). Merkwaardig dat in de vermelde beslissing geen enkele verwijzing naar
deze wettekst kan teruggevonden worden.
(Beslissing Btw nr. E.T. 123.824 van 25 juni 2014, ©FOD Financiën, www.fisconetplus.be, 16 juli 2014)
BTW
UPDATESEMINARIE
B5.2 Nieuwbouw of verbouwing?
De rulingcommissie heeft geoordeeld dat, wanneer een
beroepsoprichter een kantoorgebouw renoveert/verbouwt in een
appartementsgebouw en deze renovatie/verbouwing vereist een
ingrijpende wijziging van de wezenlijke elementen, namelijk de aard en
de structuur ervan en in voorkomend geval de bestemming ervan, dan
worden dit gebouw en de appartementen waaruit het is samengesteld
als nieuwe gebouwen beschouwd waarvan de vervreemding met
toepassing van het BTW-stelsel plaatsvindt.
(Voorafgaande Beslissing nr. 2013.632 van 28 januari 2014, ©FOD
Financiën, www.fisconetplus.be.)
BTW
UPDATESEMINARIE
B5.3 Toegang tot sauna met fitnesscentrum
Volgens het Hof van Cassatie is het recht op toegang tot een sauna
een dienstverrichting bedoeld in de categorie 7, 1ste lid van de bijlage H
van de Zesde richtlijn (thans bijlage III van de richtlijn 2006/11/EG),
zijnde het verlenen van toegang tot verschillende daarin genoemde
evenementen op het gebied van cultuur en vermaak.
Bijgevolg is het tarief van 6% van toepassing, zoals bedoeld in rubriek
XXVIII van tabel A van het K.B. nr. 20.
In casu was in de totale inrichting van een “aquapaleis” ook een
fitnesscentrum
(Cass., 20 maart 2014, rolnr. F.12.0203.N, juridat)
BTW
UPDATESEMINARIE
B5.3 Toegang tot een sauna
Overeenkomstig voormelde rechtspraak kan de toekenning van het
recht op toegang tot, alsmede de toekenning van het recht gebruik te
maken van dergelijke inrichtingen bijgevolg het verlaagd tarief van 6 %
genieten op grond van rubriek XXVIII, van tabel A, van de bijlage bij het
Koninklijk Besluit nr. 20, inzake btw-tarieven. De beoogde inrichtingen
omvatten dus de verschillende baden en faciliteiten die nodig zijn voor
een saunagang (saunaronde) en die tezamen de eigenlijke saunainrichting vormen, d.w.z. de saunacabine(s), de douches, de voetbaden
en de rustruimten. De beoogde inrichtingen kunnen verder uitgerust
zijn met vrij door de klant te gebruiken accomodaties zoals een
stoombad, bubbelbad, wisselbaden, kruidenbad, zwembad,
infraroodcabine (infraroodsauna) en toestellen om zelfstandig en
zonder begeleiding te fitnessen (uitgebreide sauna-inrichtingen).
BTW
UPDATESEMINARIE
B5.3 Toegang tot een sauna
Behandeling van de andere verrichte diensten
- het verschaffen van gemeubeld logies met of zonder ontbijt (btw-tarief
ook 6 %);
- het verschaffen van spijs en drank in omstandigheden voor het
verbruik ter plaatse (tarief 12 % t.a.v. spijzen en 21 % t.a.v. dranken);
- diensten van schoonheidssalons zoals gelaatsverzorging, pedicure,
manicure, handverzorging en ontharing (btw-tarief van 21 %);
- individuele behandelingen zoals massages door masseurs (lichaams-,
gelaats- en hoofdhuidmassages) en behandelingen met pakkingen
(individuele thermale behandelingen aan het btw-tarief van 21 %);
- toekenning van recht gebruik te maken van een zonnebank (21%);
BTW
UPDATESEMINARIE
B5.3 Toegang tot een sauna
- diensten die verder gaan dan louter het verlenen van het recht op
toegang tot en het recht gebruik te maken van de eigenlijke saunainrichting en de hiervoor bedoelde accomodaties van een uitgebreide
sauna-inrichting (b.v aqua aerobics classes en dergelijke aquasporten
in groepsverband onder leiding van een instructeur);
de verkoop van schoonheidsproducten (btw-tarief van 21 %).
(zie Besl. Btw nr. E.T. 126,122, 26 augustus 2014, ©FOD Financiën, www.fisconetplus.be, 2 oktober 2010)
BTW
UPDATESEMINARIE
B5.3 Toegang tot een sauna
Hoe te handelen wanneer een enige prijs wordt betaald voor een geheel
van prestaties?
Dan dient die prijs voor de heffing van de btw te worden gesplitst. Wanneer die
splitsing niet gebeurt dient de belasting te worden voldaan tegen het in dat
geval hoogste toepasselijke btw-tarief.
Maar : de terbeschikkingstelling van bijhorigheden zoals slippers en badlinnen
(handdoeken, badlaken en badjas) die nodig zijn in het kader van een
saunagang, volgt het tarief van de hoofdhandeling, zelfs wanneer hiervoor een
aparte prijs wordt gevraagd.
En : 6 pct. is niet van toepassing is voor de toekenning van het recht op
toegang tot alsmede de toekenning van het recht gebruik te maken van een
sauna-inrichting, wanneer die prestatie bijkomstig deel uitmaakt van een
complexe overeenkomst die hoofdzakelijk andere diensten tot voorwerp heeft
(z. K.B. nr. 20, artikel 1, tweede lid, a).
BTW
UPDATESEMINARIE
B5.4 Wettelijk vermoeden inzake tarieven
Een restauranthouder had een gedeelte van zijn ontvangsten aan het
verlaagd btw-tarief van 6 pct. aangegeven omdat hij oordeelde dat het
louter “traiteurdiensten” waren waarbij de klaargemaakte maaltijden
worden afgehaald.
Evenwel bleek dat, volgens de uitspraak in het Hof van Beroep te Gent
van 18 september 2012, geen bewijskrachtige stukken konden
voorgelegd worden waaruit bleek dat terecht toepassing kon gemaakt
worden van vermeld tarief van 6 pct.
Bijgevolg past de administratie het wettelijk vermoeden van artikel 64,
§ W.Btw toe.
BTW
UPDATESEMINARIE
B5.4 Wettelijk vermoeden inzake tarieven
In artikel 64, § 3 W.Btw wordt bepaald dat, wanneer iemand
handelingen verricht met betrekking tot goederen of diensten die aan
een verschillend tarief onderworpen zijn, die handelingen behoudens
tegenbewijs geacht worden voor het geheel betrekking te hebben op
de goederen of diensten waarvoor het hoogste tarief geldt.
Het Hof van Cassatie oordeelt dat, alhoewel de administratie moet
bewijzen dat het verlaagd tarief niet van toepassing is, er in de
gegeven omstandigheden terecht verwezen wordt naar het vermeld
wettelijk vermoeden van artikel 64, § 3 W.Btw.
Bijgevolg wordt geoordeeld dat alle handelingen aan het “residuair”
tarief van 21 pct. moeten belast worden.
BTW
UPDATESEMINARIE
B5.4 Wettelijk vermoeden inzake tarieven
Sedert de wetswijziging van 27 december 2006 (B.S. 28 december
2006) werd in artikel 1 van het K.B. nr. 20 uitdrukkelijk gestipuleerd dat
het “normale” tarief van de btw voor goederen en diensten bedoeld in
het btw-wetboek 21 pct. bedraagt. De verlaagde tarieven worden
beschouwd als “afwijkingen” en worden opgesomd in de tabellen A (6
pct) en B (12 pct), als bijlagen bij vermeld K.B. nr. 20.
Betrokkene is genoodzaakt tot het verzamelen van alle mogelijke
bewijselementen (facturen, bestelbons, ontvangstbewijzen, gesteund
door andere feiten, o.a. het maken van reclame voor “traiteurdiensten”,
de algemene bekendheid, verkopen aan het raam, enz.)
(Cassatie, 19 juni 2014, rolnr. F.13.0050.N, juridat)
BTW
UPDATESEMINARIE
B5.5 Terugstorten btw na ophouden samenwoning?
Kan het verlaagd tarief van 6% op een schijf van maximaal 50.000 euro
bij nieuwbouw, ingevoerd door artikel 1quinquies van het K.B. nr. 20
maar inmiddels niet meer van toepassing, behouden blijven indien de
opgelegde voorwaarde van bewoning niet meer wordt vervuld?
Ja, aldus de DVB
(Voorafg. Beslissing nr. 2013,270, 2 juli 2013, www.fisconetplus.be)
BTW
UPDATESEMINARIE
B6. Teruggaaf
B6.1 Teruggaaf en het neutraliteitsbeginsel
In een uitspraak van 19 juni 2014, gebaseerd op Europese rechtspraak, stelt
het Hof van Cassatie dat het neutraliteitsbeginsel inzake btw niet in alle
gevallen van toepassing is (arrest nr. F.13.0095.N, www.juridat.be).
Het neutraliteitsbeginsel inzake btw houdt in dat een opeisbare btw bij de
leverancier/dienstverrichter in principe ook aftrekbaar is bij de klant. Het
Europese Hof verbiedt nationale wetgeving die zou uitmonden in een
overtreding van dit beginsel.
Bij een fokker en verhandelaar van paarden wordt geen recht op aftrek van btw
toegestaan voor bepaalde aankoopfacturen vermits het onbetwistbaar gaat
over onregelmatige fictieve facturen en het vast staat dat de belastingplichtige
op de hoogte was van de opgezette fraudeconstructie. Met het doel de
voorfinanciering van btw te vermijden werd de handeling voorgesteld als een
intracommunautaire levering vanuit Nederland naar België.
BTW
UPDATESEMINARIE
B6.1 Teruggaaf en het neutraliteitsbeginsel
Voor het Hof van Beroep beweert betrokkene, door het niet toestaan van het
recht van aftrek, dat de Belgische Staat driemaal de btw int voor deze
verrichting, nl.
- Eenmaal door de aftrek van btw niet toe te staan;
- Eenmaal door het behoud van de betaalde btw over de “fictieve”
intracommunautaire levering/verwerving;
Eenmaal door de btw te vorderen van de verkoper van de paarden.
Het Hof van Cassatie bevestigt de uitspraak van het Hof van Beroep te
Antwerpen van 16 oktober 2012, waarbij gesteld wordt dat de belastingplichtige
wist of minstens moest weten dat hij aan btw-fraude deelnam en dat hij zich in
dat geval niet kan beroepen op enige schending van het neutraliteitsbeginsel.
BTW
UPDATESEMINARIE
B6.1 Teruggaaf en het neutraliteitsbeginsel
Met verwijzing naar de arresten C-439/04 en C-440/04 van 6 juli 2006,
en C-146/05 van 27 september 2007 van het Europees Hof (te
raadplegen via Lexfin) wordt geoordeeld, eens de nationale rechter
vaststelt dat het recht op aftrek frauduleus is uitgeoefend, en dit op
grond van objectieve gegevens, de nationale rechter terecht het recht
op aftrek kan weigeren.
De terechte conclusie van het Hof is dan ook dat het
neutraliteitsbeginsel zich niet ertegen verzet dat, wanneer een
belastingplichtige deelneemt aan btw-fraude, waarbij een
intracommunautaire levering en verwerving wordt geveinsd om de
voorfinanciering te vermijden, het recht op aftrek van btw over de
fictieve intracommunautaire verwerving wordt ontzegd.
BTW
UPDATESEMINARIE
B6.1 Teruggaaf en het neutraliteitsbeginsel
Ook de over de fictieve verwerving betaalde btw dient niet te worden
terugbetaald, zelfs al is er geen gevaar voor verlies van belastinginkomsten
omdat de verkoper de btw over de binnenlandse levering heeft voldaan, na
ontdekking van de fraude.
Er is bijgevolg een probleem inzake de teruggaaf :
De administratie had gebruik gemaakt bij de invordering van de verlenging van
de driejarige naar de zevenjarige verjaringstermijn, die mogelijk is o.a. in
gevallen van fraude (zie hieromtrent deel 16 van de btw-commentaar van
Lexfin).
Het verschil tussen de invorderingstermijn (maximaal 7 jaar) en de termijn om
de aftrek of teruggaaf van btw toe te passen (maximaal 3 jaar) is in veel
gevallen de oorzaak van het feit dat de (ten onrechte) betaalde btw niet langer
vatbaar is voor aftrek of teruggaaf.
BTW
UPDATESEMINARIE
B7. Verplichtingen
B7.1 Verlegging van heffing werk in onroerende staat
Een vennootschap krijgt (verminderde) boetes opgelegd door de btwadministratie, nl. een boete van 10% gerekend op de verschuldigde
btw die ten onrechte niet opgenomen werd in de btw-aangiftes, terwijl
het aankoopfacturen betreffen met “verlegging van heffing” daar ze
betrekking hebben op werken in onroerende staat waarvoor de
medecontractant, ontvanger van de factuur, gehouden is de btw te
voldoen. Deze boete bedraagt 47.876,89 euro.
In eerste aanleg heeft de rechtbank deze boete kwijtgescholden, vooral
om reden dat de niet aangegeven verschuldigde btw tevens aftrekbaar
was, in principe in zelfde btw-aangifte als deze van de
verschuldigdheid, zodanig dat de Belgische Staat geen rechtstreeks
nadeel werd berokkend.
BTW
UPDATESEMINARIE
B7.1 Verlegging van heffing werk in onroerende staat
In beroep oordeelt het Hof oordeelt dat “de verplichting tot voldoening
van de belasting ontstaat op de 20ste van de maand volgend op elke
betrokken aangiftetijdvak waarin de belasting verschuldigd wordt, terwijl
de effectieve verrekening van de aftrek slechts mogelijk is op het
ogenblik dat de belastingplichtige werkelijk aan de voorwaarden,
gesteld in artikel 2 tot 4 van het koninklijk besluit nr. 3 voldoet (d.i. een
regelmatige factuur en voldoening van de belasting op de
voorgeschreven wijze) en het recht op aftrek ook daadwerkelijk
uitoefent.
Geïntimeerde, hierin door de eerste rechter gevolgd, stelt derhalve
verkeerdelijk dat geïntimeerde het recht op aftrek kon uitoefenen op
datum waarop de BTW verschuldigd werd.”
BTW
UPDATESEMINARIE
B7.1 Verlegging van heffing werk in onroerende staat
Uit de rechtspraak blijkt dat de rechter bij het opleggen van boetes zich
laat leiden door een analyse van de feiten die geval per geval worden
bekeken. Er is bijgevolg geen uniformiteit voor dergelijke gevallen in de
rechtspraak terug te vinden.
In deze werd o.a. ook het argument verworpen dat de opgelegde boete
niet in evenredigheid was met de begane overtredingen. Deze
argumentatie blijkt nochtans in heel wat andere gevallen belangrijk en
wordt wel degelijk soms aangenomen (zie hieromtrent bv. de uitspraak
in cassatie van 8 april 2011, nr. F.10.0033.N).
(Brussel, 8 januari 2014, rolnr. 2008/AR/407)
BTW
UPDATESEMINARIE
B7.2 Mini One Stop Shop
Vanaf het jaar 2015 wordt het mogelijk om onder bepaalde
omstandigheden al de btw-verplichtingen te voldoen vanuit de eigen
lidstaat via de Mini One Stop Shop (MOSS).
Het systeem MOSS is een toepassing bestemd voor de
ondernemingen die :
- In België gevestigd zijn;
- Elektronische diensten, telecommunicatiediensten en radio- en
televisie-omroepdiensten verrichten
- Voor niet aan de btw-belastingplicht onderworpen personen (bv. aan
particulieren of openbare diensten…..)
- In andere lidstaten van de Europese Unie gevestigd.
BTW
UPDATESEMINARIE
B7.2 Mini One Stop Shop
Dank zij MOSS kunnen deze ondernemingen alle formaliteiten voor alle
verrichte diensten in één keer en alleen in België voldoen :
zij kunnen zich in België laten registreren op elektronische wijze
(lidstaat van vestiging)
zij hebben de mogelijkheid om één enkele elektronische aangifte per
trimester en per lidstaat in te dienen, die het gerealiseerde omzetcijfer en de
verschuldigde btw omvat
zij verrichten slechts één enkele betaling die het totaal van de
verschuldigde btw in de verschillende betrokken lidstaten omvat
In de andere lidstaten van de Europese Unie zal een vergelijkbaar systeem in
werking treden.
In België kan men terecht op volgende website :
http://financien.belgium.be/nl/E-services/intervat/moss
BTW
UPDATESEMINARIE
B7.3 Facturatie bij groothandel bouwmaterialen aan
particuliere koper
Ingevolge artikel 1, 8° van het koninklijk besluit nr. 1 dient een voortbrengersof grossiersbedrijf steeds een factuur uit te reiken voor de door haar verrichte
leveringen, zelfs al is de klant een natuurlijke persoon die handelt voor
privédoeleinden.
In het verleden werd door de administratie een afwijking toegestaan als het
bedrijf binnen zijn onderneming, maar onafhankelijk van elkaar, zowel een
“groothandel” als een “kleinhandel” uitbaat die beide in staat zijn door eigen
middelen te functioneren.
Daar groothandelaars in bouwmaterialen daar moeilijkheden kunnen mee
ondervinden laat de administratie thans ook toe dat deze belastingplichtigen
geen factuur moeten uitreiken aan natuurlijke personen die handelen voor
privédoeleinden onder strikt bepaalde cumulatieve voorwaarden (zie hiervoor
de beslissing Btw nr. E.T. 125.414 van 8 oktober 2014).
BTW
UPDATESEMINARIE
B7.3 Facturatie bij groothandel bouwmaterialen aan
particuliere koper
De voornaamste van bedoelde voorwaarden zijn dat er een gedetailleerde
leveringsbon wordt uitgereikt, terwijl het moet gaan om afgehaalde goederen
met als maximumbedrag van de totale bestelling 500 euro (incl. btw) bedraagt
en er onmiddellijke betaling is.
Opgepast : in beide hierna vermelde gevallen is steeds een factuur vereist, nl.
1° wanneer het gaat om een particulier die goederen aankoopt voor oprichting
van een nieuw gebouw, bedoeld in artikel 64, § 4 W.Btw;
2° ten aanzien van de leveringen die betrekking hebben op goederen die, gelet
op de aard ervan, de wijze waarop zij worden aangeboden, de verkochte
hoeveelheden of de toegepaste prijzen, kennelijk bestemd zijn voor een
economisch gebruik of goederen waarin de klant handel drijft of bestemt voor
zijn economische activiteit.
BTW
UPDATESEMINARIE
B8. Bewijsmiddelen
B8.1 Onderscheid fraude, misbruik en belastingontwijking
- Het begrip “fraude” houdt in dat met opzet een rechtshandeling wordt
voorgesteld alsof de formele voorwaarden vervuld zijn, terwijl ze in
realiteit niet vervuld zijn : ze worden bijgevolg “valselijk” vervuld.
- De vaststelling van het “misbruik” is gebaseerd op een geheel van
objectieve factoren waaruit blijkt dat het wezenlijke doel van de
betrokken verrichtingen erin bestaat een belastingvoordeel te verkrijgen
en er geen andere motieven bestaan voor de verrichtingen
- “Belastingontwijking” onderscheidt zich van misbruik en fraude
doordat hier in essentie het recht op de minst belaste weg wordt
bedoeld.
BTW
UPDATESEMINARIE
B8. Bewijsmiddelen
B8.2 Misbruik
Inzake btw werd door het Hof van Beroep te Gent eveneens als
misbruik beschouwd : de aftrek van btw op een zeiljacht door een
onderneming, waarvan werd aangetoond dat de aankoop en de kosten
met betrekking tot het jacht in feite werden aangewend voor het maken
van een wereldreis.
(Gent - Arrest van 24 september 2013 - Rol nr 2012/AR/1307,
Fiscalnet)
BTW
UPDATESEMINARIE
B8.3 Afbraak en heropbouw : misbruik
In de visie van veel promotoren kon een oud gebouw verkocht worden
met registratierecht, terwijl voor de oprichting of grondige renovatie van
het gebouw met de verschillende kopers van wooneenheden een
aannemingscontract afgesloten werd, dat vervolgens met 6% btw werd
belast.
Volgens de btw-administratie, die zich steunt op het Europees arrest
“Don Bosco” van 19 november 2009, zaak C-461/08, heeft de
opsplitsing in twee handelingen (verkoop gevolgd door een
aannemingscontract) een kunstmatig karakter en beantwoordt dit niet
aan de economische werkelijkheid of de bedoeling van de partijen.
BTW
UPDATESEMINARIE
B8.3 Afbraak en heropbouw : misbruik
Dergelijke handelingen dienen beschouwd te worden als één handeling
die de levering van een vastgoed in zijn toekomstige staat van
afwerking tot voorwerp heeft (verkoop op plan), zodat de levering van
dat vastgoed en het bijhorend terrein onderworpen is aan het tarief van
21%.
In principe verkoopt de promotor onverdeelde aandelen in het oude
gebouw, die overeenstemmen met de oppervlakte van het nieuwe
appartement waarvan de klant eigenaar wordt, maar waarbij het
materieel niet mogelijk is dat elke koper vrij zijn eigen aannemer kiest
voor de uitvoering van de werken aan het “oude” gebouw. De
opsplitsing is bijgevolg kunstmatig, aldus de administratie.
(Beslissing Btw nr. E.T. 120.125, 13 mei 2014, ©FOD Financiën, www.fisconetplus.be, 28 mei 2014)
BTW
UPDATESEMINARIE
B8.3 Afbraak en heropbouw : misbruik
Voor het verleden blijven de bestaande akkoorden van kracht volgens
de administratie. Zelfs de gevallen van belastingplichtigen die menen
zich te kunnen steunen op een “stilzwijgend akkoord” van de
administratie zullen door de Centrale diensten van de administratie
onderzocht worden, voor de gebouwen die verkocht zijn vóór de datum
van publicatie van de beslissing (27 mei 2014), wanneer :
- de belastingplichtige een formeel akkoord heeft ontvangen met
betrekking tot een project en tussenkomt onder dezelfde voorwaarden
in een tweede project, waarvan de omstandigheden volledig dezelfde
zijn als die van het eerste project;
- een belastingplichtige of zijn raadgever een gemotiveerde aanvraag
heeft ingediend bij de fiscale administratie en op de datum van
publicatie van onderhavige beslissing, geen antwoord heeft ontvangen.
BTW
UPDATESEMINARIE
B8.4 Bevoegdheid DVB inzake misbruik
Kort samengevat kan gesteld worden dat :
- De “oude” rulings, waarbij bevestigd werd dat de algemene
antimisbruikbepaling niet van toepassing was, blijven bindend voor de
fiscale administraties;
- De initiële bewijslast rust op de schouders van de administratie die
het fiscaal misbruik dient te bewijzen, waarbij het aan de
belastingplichtige is om aan te tonen dat zijn rechtshandelingen door
andere motieven verantwoord zijn dan het ontwijken van belastingen;
- De rulingdienst moet eerst kunnen vaststellen of er wel degelijk
sprake is van fiscaal misbruik;
BTW
UPDATESEMINARIE
B8.4 Bevoegdheid DVB inzake misbruik
- Er wordt een “witte” en “zwarte” lijst opgesteld als hulp voor het
catalogeren van de handelingen.
Toepassing van deze principes wordt al gemaakt in een beslissing
waarbij de verwerving van een vruchtgebruik als verantwoord wordt
beschouwd, vermits er andere motieven zijn dan louter het ontwijken
van de inkomstenbelastingen.
(Voorafg. Beslissing nr. 2014.006, 28 januari 2014, ©FOD Financiën,
www.fisconetplus.be en Vraag nr. 190 van mevrouw de
volksvertegenwoordiger Veerle Wouters van 7 maart 2013 - QRVA 53,
nr. 124, 19 augustus 2013, Kamer, 2012/2013, blz. 124-126)
BTW
UPDATESEMINARIE
B8.5 Bewijskracht proces-verbaal
De bijzondere wettelijke bewijswaarde die art. 59, § 1 W.Btw aan de
processen-verbaal van de ambtenaren van de FOD Financiën toekent, geldt
voor de persoonlijke materiële vaststellingen van die ambtenaren, maar niet
voor de juridische gevolgtrekkingen die daaruit kunnen worden afgeleid.
Een proces-verbaal diende als nietig te worden beschouwd in een geval
waarbij de controlerende ambtenaar onterecht uit een verkoopbelofte afleidde
dat de aldaar vermelde prijs ook de werkelijke verkoopprijs diende te zijn. Uit
de eenzijdig opgestelde aankoopbelofte bleek dat de belover kon verkopen aan
een lagere prijs dan deze vermeld in de aankoopbelofte. De fiscale
administratie leidt verkeerdelijk af dat de koper door zijn handtekening ertoe
gehouden is de in de aankoopbelofte overeengekomen prijs te betalen.
(Brussel, 20 maart 2013, 2009/AR/2634, Fiscalnet)
BTW
UPDATESEMINARIE
B8.6 Feitelijke vermoedens
Maar dat het oordeel van de rechtbank inzake het feitelijk vermoeden
verregaand kan zijn blijkt uit een arrest van het Hof van Cassatie dat
bevestiging brengt van een uitspraak van het Hof van Beroep te
Brussel van 24 oktober 2012.
De appelrechters hadden geoordeeld dat:
de administratie, vertrekkend van de vaststaande hoeveelheid
verkochte dranken, de hoeveelheid verkochte maaltijden kon afleiden
op grond van een realistisch en logisch vermoeden dat per halve fles
wijn of per twee consumpties van andere koude dranken minstens één
warme maaltijd werd gebruikt;
BTW
UPDATESEMINARIE
B8.6 Feitelijke vermoedens
-
de administratie aldus slechts één vermoeden heeft aangewend om
de omzet te berekenen;
de eisers op geen enkel ogenblik overtuigende elementen ter
ontkrachting van dit vermoeden hebben ingebracht.
Volgens het Hof van Cassatie verantwoorden de appelrechters hun beslissing
door te kennen te geven dat het "realistisch en logisch vermoeden dat per
halve fles wijn of per twee consumpties van andere koude dranken minstens
één warme maaltijd werd gebruikt", dat dit volstaat ter bepaling van het aantal
verbruikte maaltijden en dat de overige in het bericht van wijziging ten
informatieve titel vermelde criteria naar hun oordeel, bij gebrek aan
bewijswaarde, terecht door de administratie niet in aanmerking werden
genomen.
(Cass., 22 mei 2014, rolnr. F.13.0086.N, juridat)
BTW
UPDATESEMINARIE
B8.7 Toepassing Salduz-leer in fiscaliteit
Een belastingplichtige voert aan dat in toepassing van de Salduz-leer hij in het
strafonderzoek recht had op daadwerkelijke bijstand van een advocaat bij het
eerste politieverhoor en dit recht te dezen werd geschonden. In casu moet
worden vastgesteld dat een verhoor louter ter gelegenheid van een fiscaal
onderzoek door fiscale ambtenaren, waarbij de onderzoekers geen
vrijheidsbenemende maatregelen, noch andere dwangmaatregelen kunnen
treffen, in de regel niet tot gevolg heeft dat de betrokkene zich in een
kwetsbare positie bevindt. De Salduz-leer is te dezen hoe dan ook niet van
toepassing. Nu de belastingplichtige niet in verdenking is gesteld en als
dusdanig niet werd vervolgd in het kader van het strafonderzoek lastens
anderen, diende hem ook niet het recht gewaarborgd te worden op bijstand van
een advocaat.
(Gent, 3 december 2013, rolnr. 2012/AR/1585, Fiscalnet)
Download