Beantwoording vragen van VPGrave, de heer van Geest, woningbouwlocatie Molenakker te Gassel Vraag 1. Is het gebruikelijk dat dit soort belangrijke onderwerpen wordt afgedaan op het niveau van de ambtelijke dienst? Antwoord 1. Ja. Het wettelijk verplichte vooroverleg heeft juist tot functie om te onderzoeken of de gewenste ontwikkelingen haalbaar (geen planologische belemmeringen) en betaalbaar zijn. In dit voorstadium van de formele bestemmingsplanprocedure, is bestuurlijke en politieke betrokkenheid niet vanzelfsprekend. Vraag 2. Hoe verhoudt de brief van 12 januari zich tot de eerder gewekte verwachtingen, op basis waarvan door de initiatiefnemers kosten zijn gemaakt middels inhuur van externe adviseurs? Antwoord 2. Noch de gemeente noch de provincie heeft de verwachting gewekt, dat de door de initiatiefnemers gewenste woningbouwinvulling, met inbegrip van de daaraan gegeven onderbouwing, zonder meer planologisch mogelijk zou zijn. De locatie Molenakker bevindt zich in een gebied dat door de provincie niet is aangeduid als stedelijk gebied (ook niet als stedelijk zoekgebied). Deze locatie is wel aangeduid als Groenblauwe mantel en als cultuurhistorisch waardevol gebied. Op basis van de Verordening ruimte Noord-Brabant is woningbouw op een dergelijke locatie uitgesloten. Daarom zijn er – op ambtelijk niveau - met de door de initiatiefnemers ingeschakelde adviseurs meerdere gesprekken met de provincie gevoerd om ter plaatse toch tot een beperkte woningbouwinvulling via een ‘beperkte dorpsafronding’ te kunnen komen. De met de provincie gevoerde gesprekken hebben geresulteerd in een opening op het absolute woningbouwverbod in de Verordening ruimte. De provincie vindt een beperkte stedenbouwkundige afronding van Gassel ter plaatse van de Molenakker middels bebouwing met een lage dichtheid wel voorstelbaar. Door de provincie zijn hierbij wel voorbehouden gemaakt en diverse procedurele en inhoudelijke (rand)voorwaarden gesteld. Door de provincie is geadviseerd om hiervoor een goed onderbouwd bestemmingsplan (op basis van de lagenbenadering) voor te leggen, vergezeld met een verzoek om aanpassing van de groenblauwe mantel/herbegrenzing van het bestaand stedelijk gebied, waarbij ook tegemoet wordt gekomen aan de afspraken die in regionaal verband zijn gemaakt over kwaliteitsverbetering van het landschap. De provincie heeft er uitdrukkelijk op gewezen, dat de uitkomsten van dergelijke procedures van te voren niet vast staan. De door de initiatienemers ingeschakelde adviseurs hebben vervolgens het concept ontwerpbestemmingsplan ‘Woonlocaties Gassel’ opgesteld, dat ten aanzien van de locatie Molenakker voorziet in de realisatie van maximaal 16 woningen. Dit concept (voorontwerp) is in het kader van het wettelijk verplichte vooroverleg toegezonden aan de overlegpartners, zoals de provincie Noord-Brabant. Bij brief d.d. 12 januari 2017 geeft de provincie in haar vooroverlegreactie aan dat – in tegenstelling tot de andere drie woonlocaties aan de Torenstraat, Schuttersweg en Sint Jansvoort te Gassel – de realisatie van de eveneens in het plan opgenomen woningbouwlocatie Molenakker niet passend is. De provincie is van mening dat in voorliggend voorontwerp-bestemmingsplan voor wat betreft de locatie Molenakker een verstedelijking (maximaal 16 woningen) wordt voorgestaan die te omvangrijk is, gezien de kwaliteiten in het achterliggend gebied en niet past binnen de mogelijkheden en voorwaarden van de Verordening ruimte. De provincie constateert dat niet wordt voldaan aan de gestelde procedurele en inhoudelijke (rand)voorwaarden voor een beperkte stedenbouwkundige afronding van Gassel ter hoogte van de Molenakker. Vraag 3. Is de wethouder, gelet op het grote belang van deze ontwikkeling voor Gassel bereid de gang naar Den Bosch te maken om in gesprek te gaan met de gedeputeerde? Antwoord 3. De wethouder zal dit zeker niet nalaten. In dit stadium behoort het echter vooral tot de verantwoordelijkheid van de initiatiefnemers en hun adviseurs om met een ruimtelijk aanvaardbaar bestemmingsplan te komen en dit ook bij zowel de gemeente als haar overlegpartners, zoals de provincie, te verdedigen en onderbouwen. Vraag 4. Wordt met deze cases niet opnieuw het bewijs geleverd dat de provincie een veel te grote broek aantrekt waar het betreft de woningbouw in onze en andere kleine gemeente? Antwoord 4. De gemeente en de provincie opereren binnen de wettelijke kaders. Vraag 5. Wat denkt de wethouder te doen in geval de Provincie persisteert ten aanzien van de door de gemeente voorgestane voortgang en het kostenverhaal? Antwoord 5: Hierop kan momenteel nog geen antwoord worden gegeven. Zoals gezegd behoort het in eerste instantie tot de verantwoordelijkheid van de initiatiefnemers en hun adviseurs om met een (ook voor de provincie) ruimtelijk aanvaardbaar bestemmingsplan te komen. Eerst zodra hierover meer duidelijkheid bestaat, komen andere uitvoeringsaspecten, zoals het kostenverhaal, aan de orde.