Belangrijke nota

advertisement
Integrale versie
Belangrijke nota
Herziening in de statistieken van de buitenlandse
handel
De in september 2012 gepubliceerde statistieken van de buitenlandse goederenhandel bevatten
verscheidene herzieningen voor de statistieken vanaf 2005 als gevolg van de invoering van een
aantal methodologische aanpassingen door de Bank. De meeste van die aanpassingen werden
daarentegen reeds toegepast in de publicaties met betrekking tot de statistieken van de jaren
2011 en 2012.
De aangebrachte wijzigingen hebben betrekking op hetzij specifieke methodes voor bepaalde
producten, hetzij algemene berekeningsprocedures.
1.
Berekening van de invoer en uitvoer van gas
De berekening van het bedrag van de invoer/uitvoer van gas, zoals opgenomen in de
statistieken van de buitenlandse handel, is het resultaat van de registratie van het
binnenkomende en uitgaande volume op het Belgische distributienet, waarop de prijs wordt
toegepast van de ”Dow Jones Zeebrugge Index for natural gaz (ZIG)”. Deze indicator
weerspiegelt de prijzen van de fysieke transacties op de kortetermijnmarkt van Zeebrugge.
De wijziging bestaat erin dat de prijs van de ZIG is vervangen door een referentieprijs die wordt
berekend door de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas (CREG), die
een gemiddelde prijs van de invoercontracten voor aardgas in België weergeeft. Deze prijs
wordt beschouwd als een betere prijsindicator voor de invoer van gas in België, en wordt tevens
gebruikt voor de berekening van de (her)uitvoer van gas naar derde landen.
Deze wijziging werd toegepast op de statistieken van de jaren 2007 tot 2011, en had als
algemeen effect dat de toename van de invoer sterker bleek dan die van de uitvoer.
2.
Aanpassing van de ramingsmethode voor de economische
subjecten die vrijgesteld zijn van aangifte en voor het
ontbreken van antwoorden in het Intrastat-systeem
Als gevolg van de toepassing van een minimale aangiftedrempel in het aangiftesysteem van
Intrastat, zijn talrijke ondernemingen vrijgesteld van de verplichting om hun goederentransacties
Nationale Bank van België - Statistiek buitenlandse handel Maandbericht (2012-06) - pagina's 5 tot 6
1
binnen het eurogebied aan te geven. Daarnaast heeft een bepaald aantal aangevers, tijdens
elke productiecyclus van de statistieken van de internationale goederenhandel, zijn gegevens
nog niet doorgegeven.
Om deze situatie te verhelpen, worden afzonderlijke ramingen voor de twee types van
onbeschikbaarheid van de basisgegevens opgesteld aan de hand van de btw-gegevens. Om de
kwaliteit van die ramingen nog te verbeteren, werd een jaarlijkse ramingscyclus geïntroduceerd
op het ogenblik dat de btw-gegevens beschikbaar zijn voor een volledig jaar. Die cyclus vormt
een aanvulling op de maandelijkse en driemaandelijkse ramingscycli, en maakt een laatste
aanpassing van de statistieken mogelijk.
De toepassing van die aanpassing werd herhaald in de statistieken met betrekking tot de
periode 2005-2010, met globaal bekeken zeer weinig effect op de bruto stromen.
3.
Statistische behandeling van de fiscale vertegenwoordigers
die optreden voor rekening van niet-ingezeten marktpartijen
Krachtens de Europese wetgeving mag een marktpartij van de Europese Unie goederen in vrij
verkeer aangeven in het eerste land van invoer in de Unie of ze definitief uit de Unie uitvoeren
via het laatste land van uitvoer. De betrokken transacties hebben derhalve geen enkele
betekenis voor het land van invoer of uitvoer, aangezien de desbetreffende goederen niet
bestemd zijn voor noch afkomstig zijn van de lokale markt. Ze worden dan ook niet
geregistreerd in de statistieken volgens nationaal concept van dat land. Daarentegen dienen
deze transacties, teneinde de coherentie van de statistieken van de Europese Unie te
garanderen, wel te worden geregistreerd in de statistieken die hiertoe door elke lidstaat worden
geproduceerd, namelijk de zogenaamde communautaire statistieken.
Het is derhalve van essentieel belang dat de rol van de fiscale vertegenwoordigers en de
kenmerken van de voor rekening van niet-ingezetenen gedane transacties duidelijk worden
afgebakend, vooral het gedeelte van de transacties dat geen betrekking heeft op de Belgische
economie.
Hiertoe werd onderzoek verricht naar de activiteiten en transacties van de belangrijkste fiscale
vertegenwoordigers en van de niet-ingezeten entiteiten die zij vertegenwoordigen, waarbij een
onderscheid werd gemaakt tussen invoer en uitvoer. Dit onderzoek mondde uit in een gehele of
partiële toewijzing van hun invoer- en uitvoertransacties aan de statistiek volgens nationaal
concept dan wel aan de communautaire statistiek.
De respectieve wegingen die moeten worden toegepast op de voornoemde transacties als
gevolg van dit onderzoek, werden opgenomen in de statistieken voor de jaren 2005 tot 2009,
wat resulteerde in een weerslag op de statistieken die verschilde volgens hun 2 benaderingen,
namelijk nationaal en communautair.
Door de beschikbaarheid van de btw-gegevens voor 2010, kon tegelijkertijd een soortgelijke
raming voor dat jaar aan de hand van deze gegevens worden uitgevoerd, voor de populatie van
de fiscale vertegenwoordigers die niet in het bovenvermelde onderzoek opgenomen waren.
4.
Aanpassing van de statistieken voor de invoer van diamanten
Een vergelijkende analyse van de statistieken betreffende de transacties in diamanten
uitgedrukt in bedragen, enerzijds, en in volumes, anderzijds, heeft bepaalde tekortkomingen aan
het licht gebracht in de aangiften die als basis dienen voor die 2 statistieken. De verbetering van
het systeem voor de aangifte van de transacties in bedragen, onder meer door een betere
dekking van de marktpartijen en transacties, resulteerde in een opwaartse herziening van de
statistieken voor de invoer van diamanten voor de periode 2005-2009.
Nationale Bank van België - Statistiek buitenlandse handel Maandbericht (2012-06) - pagina's 5 tot 6
2
Integrale versie
Aanpassingen in de berekeningswijze van de
statistieken van de in-- en uitvoer van
goederen volgens het zogenaamde
«nationale concept»
Nationale Bank van België - Statistiek buitenlandse handel Maandbericht (2009-11) - pagina's 5 tot 32
1
Nationale Bank van België - Statistiek buitenlandse handel Maandbericht (2009-11) - pagina's 5 tot 32
2
1.
Inleiding
De statistieken van de in-- en uitvoer van goederen worden in België sinds maart 20011 gepubliceerd volgens twee
verschillende berekeningswijzen:
– één set van gegevens wordt berekend volgens de door de Europese Commissie vastgelegde regels. Deze cijfers
over de in-- en uitvoer van goederen -- ook genaamd «cijfers volgens communautair concept» of «cijfers
volgens EU concept» -- omvatten, grosso modo, de goederen die de landsgrenzen overschrijden, met
uitzondering van goederen in transit en enkele eerder onbeduidende tijdelijke goederenbewegingen. Het
voordeel van deze statistieken «volgens communautair concept» is dat ze vergelijkbaar zijn met de cijfers van de
andere lidstaten van de Europese Unie;
– een tweede set van gegevens wordt berekend volgens regels die nationaal in België werden vastgelegd door de
Nationale Bank van België (NBB), de instantie die in België bevoegd is voor de berekening van onder andere de
in-- en uitvoer statistieken voor rekening van het INR. Die set van cijfers over de in-- en uitvoer -- ook genaamd
«cijfers volgens nationaal concept» -- is een afgeleide van de eerste set en omvat enkel de in-- en
uitvoerbewegingen waarbij ingezetenen betrokken zijn. Deze tweede set van cijfers is noodzakelijk voor een
correcte integratie van de cijfers over de buitenlandse handel in de cijfers van de betalingsbalans en de nationale
rekeningen, omdat ze een beeld geven van de goederenhandel van Belgische ingezetenen met het buitenland.
De « cijfers volgens communautair concept» omvatten immers een aanzienlijke hoeveelheid handel waarbij geen
Belgische ingezetenen betrokken zijn.
In de loop der jaren werd de berekeningswijze voor de cijfers van de buitenlandse handel volgens nationaal
concept al enkele keren aangepast om de handel van ingezetenen op een meer correcte manier te isoleren en de
handel van niet--ingezetenen uit te sluiten2. Een ad hoc enquête bij een 500--tal niet--ingezeten bedrijven, en een
grondig onderzoek van de bedrijfsstructuur en handelspatronen van een 40--tal belangrijke niet--ingezeten bedrijven
(en hun ingezeten dochter-- en zusterbedrijven) wezen uit dat de huidige berekeningswijze voor de cijfers volgens
het nationaal concept nog voor verbetering vatbaar is. Als gevolg daarvan heeft de NBB een nieuwe
berekeningswijze uitgewerkt die vanaf 17 februari 2010 zal worden gebruikt in de gepubliceerde cijfers3 van de
buitenlandse handel.
Dit artikel beschrijft vooreerst de tekortkomingen van de huidige methode en vervolgens de nieuwe methode.
Bovendien zullen de resultaten volgens beide methoden kort worden samengevat.
1.
Zie het artikel dat het maandbericht over de buitenlandse handel van maart 2001 begeleidde, toegevoegd bij deze nota als bijlage 1.
2.
Er waren wijzigingen van de berekeningswijze in september 2002, januari 2004 en mei 2004. Zie bijlagen 2, 3 en 4. De wijziging van mei 2004 betrof vooral de
gewestelijke verdeling van de in-- en uitvoer van België.
3.
De cijfers volgens de nieuwe methode werden reeds in september 2009 opgenomen in de publicaties van de nationale rekeningen. De cijfers in de nationale
rekeningen kunnen afwijken van die in de publicatie van de statistieken van de buitenlandse handel aangezien de opmaak van de nationale rekeningen arbitrages
vereist om de informatie uit de veelheid van bronnen beter op elkaar af te stemmen. In februari 2010 zullen de nieuwe cijfers ook worden gepubliceerd in de
statistiek over de betalingsbalans van België.
Nationale Bank van België - Statistiek buitenlandse handel Maandbericht (2009-11) - pagina's 5 tot 32
3
2.
Tekortkomingen van de oude methode
In de berekening van de cijfers volgens het nationaal concept is het van groot belang een onderscheid te maken
tussen niet--ingezetenen die enkel handel doen die kan worden bestempeld als «quasi--transit»: invoer gevolgd
door wederuitvoer, gerealiseerd door niet--ingezeten entiteiten die in België een beroep doen op een fiscale
vertegenwoordiging4 en niet--ingezetenen die daarenboven ook handelstransacties hebben met ingezetenen (en
bijvoorbeeld de goederen die ze uitvoeren eerst aankopen bij ingezetenen, of de goederen die ze invoeren
vervolgens verkopen aan ingezetenen). De gegevens komende van de eerste groep (of groep «N» of ook nog
«zuivere niet--ingezetenen» genoemd) moeten volledig worden weggelaten uit het nationaal concept, daar waar
voor de tweede groep (of groep «M» of ook nog «gemengde niet--ingezetenen» genoemd) een correct onderscheid
moet worden gemaakt tussen dat deel van hun handel dat quasi--transit is, en het andere deel dat handel met
ingezetenen betreft. Handel tussen niet--ingezetenen en ingezetenen (groep «R» genoemd) moet in het nationale
concept worden behouden, zoals dit het geval is met de gewone (en het vaakst voorkomende) transacties tussen
ingezetenen en buitenlandse bedrijven (zonder vertegenwoordiging in België). Samengevat zijn de drie categorieën
in de oude methode:
– N = zuivere niet--ingezetene: volledig weggelaten uit het nationaal concept;
– M = gemengde niet--ingezetene: enkel het deel van hun handel dat quasi--transit is werd weggelaten; voor het
overblijvende deel werd een handelsmarge5 toegepast;
– R = ingezetene: volledig opgenomen in het nationaal concept, met uitzondering van de eventuele
retourzendingen.
Het onderscheid tussen quasi--transit en handel met ingezetenen, voor de populatie van zogenaamde «gemengde
niet--ingezetenen», was één van de zwakke punten in het oude systeem. De NBB vertrouwde daarvoor op de
aangiften van de niet--ingezetenen. Deze moeten in hun maandelijkse Intrastat--aangiften (wat intra--EU handel
betreft) of in hun douane--aangiften (wat extra--EU handel betreft) een onderscheid maken tussen beide soorten
stromen6. Uit de hoger vermelde ad hoc enquête bij niet--ingezetenen en grondig onderzoek van de operaties,
handelspatronen en groepsstructuur bij belangrijke niet--ingezeten, is echter gebleken dat het voor heel wat
niet--ingezetenen bijzonder moeilijk is om dat onderscheid correct aan te geven. Vaak is het bijvoorbeeld niet
geweten op het moment van een invoer, of de goederen vervolgens zullen worden wederuitgevoerd (en dus als
quasi--transit moeten worden aangegeven) of zullen worden verkocht aan ingezetenen. In dat laatste geval bleven
deze transacties ten onrechte in het nationaal concept. Deze werkwijze heeft tot gevolg dat de gegevens volgens
het nationaal concept overschat zijn, fenomeen dat nog wordt versterkt door de verrekening van de vermelde
handelsmarges.
Een ander probleem betrof het correct toekennen van de status ”ingezetene/niet--ingezetene” aan de bedrijven die
in-- of uitvoeren. Zo werden in de oude methode de door de buitenlandse firma aangeduide fiscaal
vertegenwoordigers normaal als niet--ingezeten entiteiten behandeld. Met andere woorden, de handel die ze, in
opdracht van de buitenlandse bedrijven, in België fiscaal en ook statistisch begeleiden werd volledig weggelaten uit
het nationaal concept. In principe was dat correct aangezien het handel betreft waarbij geen ingezetenen betrokken
zijn. Het gaat meestal om handel die als quasi--transit kan worden beschreven. Na onderzoek is echter gebleken
dat een aantal van deze fiscaal vertegenwoordigers een relatief groot aantal personeelsleden tewerkstelt volgens
de gegevens van de RSZ, en economische activiteit heeft die veel verder gaat dan het louter leveren van fiscale en
statistische diensten aan het buitenlands bedrijf. Het blijkt dat bepaalde fiscale vertegenwoordigers starten als
loutere vertegenwoordigers maar naderhand andere activiteiten beginnen te ontwikkelen die hen meer doen lijken
op dochterondernemingen of vestigingen dan op vertegenwoordigers, en die niet uit het nationaal concept mogen
worden weggelaten (bijvoorbeeld loonwerk). Van zodra een bedrijf, ook al was het oorspronkelijk een fiscaal
4.
De fiscale vertegenwoordiging kan de vorm aannemen van de aanduiding van een fiscaal vertegenwoordiger die de administratieve taken vervult voor buitenlandse
bedrijven die in België een BTW--nummer nodig hebben voor fiscale doeleinden of ingevuld worden door deze buitenlandse bedrijven zelf.
5.
Een forfaitaire handelsmarge is toegepast op de handel van niet--ingezetenen met ingezetenen (invoer +10%, uitvoer --10%) aangezien de door de
niet--ingezetenen aangegeven stromen slechts een proxy zijn van de transacties tussen niet--ingezetenen en ingezetenen en de marges die op deze transacties
worden gemaakt niet bevatten. Bijvoorbeeld, een transactie waarbij een niet--ingezetene een goed invoert en vervolgens verkoopt aan een ingezetene wordt
gecapteerd op het moment van de invoer, niet op het moment van de verkoop. De invoerwaarde moet daarom worden verhoogd om de waarde van de verkoop te
evenaren. In het geval van een uitvoer moet de uitvoerwaarde worden verlaagd om de waarde van de aankoop te evenaren. Dergelijke marges moeten worden
gebruikt omdat de statistische registratie van de transacties enkel kan plaatsvinden op het moment van de grensoverschrijding.
6.
Concreet wordt dat onderscheid gemaakt aan de hand van de aangegeven «transactiecode». Deze code is een apart veld in de aangifte dat onder andere gebruikt
wordt om quasi--transit te onderscheiden van verkopen aan of aankopen bij Belgische ingezetenen.
Nationale Bank van België - Statistiek buitenlandse handel Maandbericht (2009-11) - pagina's 5 tot 32
4
vertegenwoordiger, economische activiteit heeft, hetgeen blijkt uit onder andere personeelsbezetting, investeringen
in infrastructuur en apparatuur enz., kan het niet langer als niet--ingezetene worden beschouwd. In het nieuwe
systeem wordt dit correct behandeld, waardoor de cijfers in het nieuwe systeem naar omhoog worden aangepast.
Daarnaast werden in de oude methode bepaalde bedrijven onterecht als ingezetenen behandeld (o.a. bedrijven
met een Belgisch BTW--nummer maar zonder Belgisch adres). In het nieuwe systeem wordt dit correct behandeld,
waardoor de cijfers in het nieuwe systeem naar omlaag worden aangepast.
3.
Beschrijving van de nieuwe methode
In de nieuwe methode worden de bedrijven (ingezetenen en niet--ingezeten) onderverdeeld in 6 (in plaats van 3)
categorieën, waarbij voor iedere categorie een bepaalde methode wordt gebruikt om de cijfers in nationaal concept
af te leiden.
Onderverdeling van de bedrijven naar categorie:
1. Belgisch bijkantoor van buitenlandse onderneming;
2. fiscale vertegenwoordiging met personeel;
3. fiscale vertegenwoordiging zonder personeel die op een ad hoc enquête (zie hierboven) heeft geantwoord;
4. individueel onderzocht (belangrijkste entiteiten)7;
5. fiscale vertegenwoordiging zonder personeel die niet op een ad hoc enquête (zie hierboven) heeft geantwoord;
6. ingezeten bedrijf.
Ramingsmethode voor nationaal concept per categorie:
1. bedrijf is ingezeten, de cijfers in het nationale concept zijn gelijk aan de cijfers in communautaire concept na
eliminatie van de retourzendingen;
2. bedrijf is ingezeten, de cijfers in het nationale concept zijn gelijk aan de cijfers in communautaire concept na
eliminatie van de retourzendingen;
3. cijfers in nationaal concept zijn afgeleid op basis van het leveranciersbestand van de BTW;
4. bedragen in nationaal concept zijn vastgelegd na analyse van al het beschikbaar bronnenmateriaal;
5. cijfers in nationaal concept zijn afgeleid op basis van het leveranciersbestand van de BTW;
6. bedrijf is ingezeten, de cijfers in het nationale concept zijn gelijk aan de cijfers in communautaire concept na
eliminatie van de retourzendingen.
De behandeling van de ingezeten ondernemingen (populatie in cat. 1 en in cat. 6) wijzigt niet in de nieuwe methode
aangezien die volledig in het nationaal concept behouden blijven.
De fiscale vertegenwoordigingen met personeel (populatie in cat. 2) worden voortaan beschouwd als resident (wat
vroeger niet altijd het geval was). Het gaat over een zeer kleine groep van aangevers.
De cijfers in nationaal concept voor de niet individueel onderzochte fiscale vertegenwoordigingen zonder personeel
(cat. 3 en cat. 5) worden voortaan geraamd via het leveranciersbestand van de BTW. Dit leveranciersbestand is
een register van alle verkopen (en dus ook, bij inversie, aankopen8) van Belgische BTW--plichtigen (dus met
inbegrip van niet--ingezeten BTW--plichtigen) aan andere Belgische BTW--plichtigen (dus met inbegrip van
niet--ingezeten BTW--plichtigen), en kan gebruikt worden om het onderscheid te maken tussen quasi--transit en
handel met ingezetenen: quasi--transit = totaal bedrag van de aangiften min het bedrag dat opduikt in het
leveranciersbestand. Indien er geen bedragen opduiken in het leveranciersbestand zijn er geen transacties met
ingezeten ondernemingen en wordt de aangever beschouwd als niet--ingezetene (geen cijfers in nationaal
7.
Categorie 4 wordt nog eens onderverdeeld in 3 subcategorieën, naargelang het bedrijf volledig moet worden weggelaten uit het nationaal concept (en dus kan
worden gelijkgesteld aan een «zuivere niet--ingezetene» in de oude methode; categorie 42), gedeeltelijk moet worden weggelaten (en dus een «gemengde» is;
categorie 43), of geheel moet worden behouden (en dus gelijk kan worden gesteld aan een ingezetene; categorie 41).
8.
Ook van diensten.
Nationale Bank van België - Statistiek buitenlandse handel Maandbericht (2009-11) - pagina's 5 tot 32
5
concept). Als er wel bedragen opduiken dan worden deze overgenomen als invoer en uitvoer in nationaal concept9.
In de oude methode werd een deel van deze aangevers beschouwd als zogenaamde «zuivere niet--ingezetenen»,
een ander deel als ”gemengde niet--ingezetenen”, en nog een ander deel als ingezetenen10. Als gevolg van de
gewijzigde behandeling van deze bedrijven wijken de cijfers volgens de nieuwe methode sterk af van de cijfers
volgens de oude methode (zie tabel onder §4).
De aangiften van categorie 4 hebben het voorwerp uitgemaakt van een doorgedreven individuele analyse waarbij al
het beschikbaar bronnenmateriaal (BTW--aangiften, leveranciersbestand BTW, jaarrekening en jaarverslagen,
prodcom--aangiften, structuurenquêtes enz.) met elkaar werden geconfronteerd. Ook de voor deze groep
weerhouden cijfers in nationaal concept verschillen soms sterk van de oude cijfers. Het is de bedoeling dat het
aantal bedrijven in categorie 4 systematisch wordt uitgebreid zodat een raming via het leveranciersbestand
stelselmatig kan worden afgebouwd11. Als gevolg daarvan zullen in de toekomst de cijfers vaker worden herzien,
eveneens voor oudere perioden. Ook het gebruik van het BTW--leveranciersbestand maakt herzieningen
noodzakelijk. Dit bestand, dat één maal per jaar wordt opgemaakt, is pas beschikbaar in de zomer van het jaar +1.
Aangezien de statistiek van de buitenlandse handel een maandelijkse statistiek is, zal in het begin van elk jaar met
de BTW--gegevens van twee jaar voordien moeten worden gewerkt. Wanneer de BTW--gegevens van het vorige
en het lopende jaar beschikbaar zijn, zullen de reeds berekende maanden van het jaar opnieuw worden berekend
met de meest recente BTW--gegevens.
Onderstaande tabel geeft, per categorie, het aantal rapporterende bedrijven voor het jaar 2008, alsmede hun
statuut in de oude methode:
Bedrijfsstatus12 in het oude systeem
M
N
R
totaal
45
48
Bedrijfsstatus13 in het nieuwe systeem
1
3
2
20
1
20
41
3
490
108
365
963
4
24
8
6
38
5
174
2
122
298
46
7
48.563
48.616
757
126
49.121
50.004
6
totaal
Zoals beschreven in voetnoot (5), werd er in de oude methode, voor gemengde niet--ingezetenen, een forfaitaire
handelsmarge toegepast op de handel van niet--ingezetenen met ingezetenen (invoer +10%, uitvoer --10%)
aangezien de door de niet--ingezetenen aangegeven stromen slechts een proxy zijn van de transacties tussen
niet--ingezetenen en ingezetenen en de handelsmarges die op deze transacties worden gemaakt niet bevatten.
In de nieuwe methode wordt, door het gebruik van de BTW gegevens, de correcte waarde van de transactie
gecapteerd, dus inclusief de marges.
De methode voor de eliminatie van de retourzendingen is ongewijzigd. Retourzendingen zijn uit handelsoogpunt
een nul--transactie. Daarom worden de retourzendingen en de oorspronkelijke zendingen van de later
geretourneerde goederen, weggelaten uit het nationale concept14.
9.
Deze fiscale vertegenwoordigingen zijn immers puur administratieve eenheden die zelf niets produceren. Een verkoop (aan een Belgische onderneming) kan dus
enkel afkomstig zijn uit invoer en aankopen (bij Belgische ondernemingen) worden verondersteld te worden uitgevoerd.
10. Het onderscheid tussen de 3 categorieën in de oude methode steunde op de volgende methode: niet--ingezetenen werden onderscheiden van ingezetenen op
basis van hun BTW--statuut als fiscale vertegenwoordigers; het onderscheid tussen zuivere en gemengde niet--ingezetenen steunde op betalingsgegevens (indien,
voor niet--ingezeten bedrijven, in de betalingsgegevens van de commerciële banken -- ook wel settlements genoemd -- betalingen werden gevonden naar of van
ingezeten bedrijven, werden de niet--ingezetenen als ”gemengd” beschouwd).
11. Dat leveranciersbestand kan immers fouten bevatten, en bevat sowieso niet alleen de goederen maar ook de diensten.
12. Codes binnen de oude methode : N = zuivere niet--ingezetene; M = gemengde niet--ingezetene; R = ingezetene.
13. Codes binnen de nieuwe methode: 1= Belgisch bijkantoor van buitenlandse onderneming; 2= Fiscale vertegenwoordiging met personeel; 3=Fiscale
vertegenwoordiging zonder personeel die op een ad hoc enquête heeft geantwoord; 4=Individueel onderzocht; 5=Fiscale vertegenwoordiging zonder personeel die
niet op een ad hoc enquête heeft geantwoord; 6= Ingezeten bedrijf.
14. In het communautaire concept worden beide stromen, zendingen (of ontvangst) en retour behouden, aangezien dat concept tracht de fysieke goederenstromen te
meten in plaats van louter de handelsstromen.
Nationale Bank van België - Statistiek buitenlandse handel Maandbericht (2009-11) - pagina's 5 tot 32
6
4.
Vergelijking van de cijfers voor de in-- en uitvoer van goederen in nationaal
concept, volgens de oude en de nieuwe methode
Uit het voorgaande blijkt reeds dat het belang van de ingezeten ondernemingen in de totale handel stelselmatig is
gedaald. De invoer-- en uitvoerstromen liggen in niveau lager dan vroeger wat impliceert dat tot nu toe het
fenomeen van de quasi--transit werd onderschat.
nieuw
1995
112,9
1996
114,9
1997
127,4
1998
131,1
1999
134,9
2000
158,0
2001
160,5
2002
163,8
2003
162,9
2004
176,7
2005
192,5
2006
206,7
2007
217,7
2008
223,7
2009*
166,0
in miljarden Euro
* eerste 11 maanden
uitvoer
invoer
oud verschil nieuw oud
117,4
-4,5
104,3 108,3
123,2
-8,3
109,6 114,7
136,0
-8,7
119,3 127,1
141,8 -10,7 122,6 132,8
147,1 -12,2 126,0 138,0
173,8 -15,8 153,1 168,1
177,5 -17,0 154,0 171,0
178,8 -14,9 153,9 168,4
180,9 -18,0 154,9 171,0
197,1 -20,3 169,4 188,9
210,8 -18,3 189,3 205,7
223,2 -16,5 204,1 220,2
236,0 -18,3 216,8 233,5
251,6 -27,9 234,8 262,3
192,1 -26,1 164,9 191,6
handelsbalans
verschil nieuw oud verschil
-4,0
8,6
9,1
-0,5
-5,0
5,2
8,6
-3,3
-7,8
8,0
8,9
-0,9
-10,3
8,5
9,0
-0,5
-12,0
8,9
9,0
-0,2
-15,1
5,0
5,7
-0,7
-17,0
6,6
6,5
0,0
-14,5
10,0 10,4
-0,4
-16,1
8,1
10,0
-1,9
-19,4
7,3
8,2
-0,9
-16,5
3,2
5,1
-1,9
-16,1
2,6
3,0
-0,4
-16,8
1,0
2,5
-1,5
-27,5
-11,0 -10,7
-0,4
-26,7
1,1
0,5
0,6
Over de hele periode beschouwd ligt de stijging van de uitvoer en de invoer iets lager dan vroeger. Voor de periode
sinds 1995 ligt het gemiddelde jaarlijkse groeipercentage in de nieuwe reeksen minder dan 1 procentpunt onder
dat uit de oude reeksen.
Uiteraard hebben de correcties een impact op de indexen van de eenheidswaarden:
uitvoer
nieuw
oud
invoer
nieuw
oud
ruilvoet
nieuw oud
1995
86,4
85,2
82,0
81,3
105,4 104,9
1996
88,0
87,4
84,6
84,1
104,0 104,0
1997
92,4
92,0
89,5
89,2
103,2 103,1
1998
92,3
92,4
87,7
87,7
105,3 105,3
1999
91,5
91,6
88,5
88,8
103,4 103,2
2000
100,0
100,0
100,0 100,0
100,0 100,0
2001
102,1
102,0
101,9 102,2
100,2
2002
102,1
101,5
100,1 100,1
101,9 101,4
98,1
99,8
2003
100,1
99,5
97,9
102,0 101,6
2004
102,4
101,6
101,4 101,1
101,0 100,6
2005
109,2
108,3
108,9 108,8
100,3
99,6
2006
115,0
113,7
114,9 114,1
100,1
99,7
2007
117,8
117,0
117,1 116,3
100,7 100,6
2008
123,9
122,5
127,6 126,3
97,1
97,2
De landenuitsplitsing en productuitsplitsing zijn eveneens gewijzigd. Vooral de sector van de chemie is
geïmpacteerd.
Nationale Bank van België - Statistiek buitenlandse handel Maandbericht (2009-11) - pagina's 5 tot 32
7
De impact van de nieuwe berekeningswijze op de gewestelijke verdeling van de cijfers is als volgt:
uitvoer
nieuw
VL
WA BR
2002 130,1 26,9 6,9
2003 129,1 27,3 6,5
2004 139,3 29,6 7,8
2005 151,1 35,6 5,8
2006 162,2 39,2 5,3
2007 172,8 40,6 4,4
2008 174,4 44,5 4,8
in miljarden Euro
totaal
163,8
162,9
176,7
192,5
206,7
217,7
223,7
VL
143,1
145,6
158,3
168,8
178,2
190,6
201,0
oud
WA BR
28,1
7,5
28,4
6,9
30,5
8,3
35,3
6,7
39,2
5,8
40,8
4,7
45,1
5,5
totaal
178,8
180,9
197,1
210,8
223,2
236,0
251,6
VL
- 13,0
- 16,4
- 19,0
- 17,7
- 16,0
- 17,8
- 26,5
verschil
WA BR
-1,3 -0,7
-1,1 -0,5
-0,9 -0,4
0,2 -0,9
-0,0 -0,5
-0,2 -0,3
-0,6 -0,7
totaal
- 14,9
- 18,0
- 20,3
- 18,3
- 16,5
- 18,3
- 27,9
totaal
153,9
154,9
169,4
189,3
204,1
216,8
234,8
VL
132,7
135,5
151,3
170,9
182,7
194,0
218,7
oud
WA BR
21,0 14,7
21,7 13,7
22,4 15,2
23,5 11,3
26,5 11,1
28,7 10,8
31,6 12,0
totaal
168,4
171,0
188,9
205,7
220,2
233,5
262,3
VL
- 12,2
- 13,7
- 17,8
- 16,1
- 15,9
- 16,5
- 26,4
verschil
WA BR
-1,2 -1,1
-1,5 -0,9
-1,0 -0,7
0,3 -0,7
0,3 -0,5
-0,0 -0,3
-0,3 -0,8
totaal
- 14,5
- 16,1
- 19,4
- 16,5
- 16,1
- 16,8
- 27,5
invoer
nieuw
VL
WA BR
2002 120,5 19,8 13,5
2003 121,8 20,3 12,8
2004 133,5 21,4 14,5
2005 154,8 23,9 10,6
2006 166,8 26,7 10,6
2007 177,5 28,7 10,5
2008 192,3 31,3 11,2
in miljarden Euro
Als gevolg van deze wijzigingen wijzigt natuurlijk ook het aandeel van elk gewest in de totale Belgische handel:
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
uitvoer
nieuw
VL WA
79,4 16,4
79,3 16,8
78,8 16,8
78,5 18,5
78,5 19,0
79,4 18,6
78,0 19,9
BR
4,2
4,0
4,4
3,0
2,6
2,0
2,2
VL
80,0
80,5
80,3
80,1
79,9
80,7
79,9
oud
WA
15,7
15,7
15,5
16,8
17,6
17,3
17,9
BR
4,2
3,8
4,2
3,2
2,6
2,0
2,2
verschil
VL WA BR
-0,6 0,6 - 0,0
-1,2 1,1 0,1
-1,5 1,3 0,2
-1,6 1,7 - 0,2
-1,4 1,4 - 0,0
-1,4 1,4 0,0
-1,9 1,9 - 0,0
invoer
nieuw
VL
WA
78,3 12,9
78,7 13,1
78,8 12,7
81,8 12,6
81,7 13,1
81,9 13,2
81,9 13,3
BR
8,8
8,2
8,6
5,6
5,2
4,9
4,8
VL
78,8
79,3
80,1
83,1
83,0
83,1
83,4
oud
WA
12,5
12,7
11,9
11,4
12,0
12,3
12,0
BR
8,7
8,0
8,0
5,5
5,0
4,6
4,6
verschil
VL WA BR
-0,5 0,4 0,1
-0,6 0,4 0,2
-1,3 0,8 0,5
-1,3 1,2 0,1
-1,3 1,1 0,2
-1,2 0,9 0,2
-1,5 1,3 0,2
Het is niet verwonderlijk dat de impact van de nieuwe methode niet dezelfde is voor elk gewest. De meeste fiscale
vertegenwoordigers zijn in de regio Antwerpen gevestigd, om logistieke redenen. Een herevaluatie van hun status
als niet--ingezetenen en van het aandeel van hun handel dat als quasi--transit of als handel met ingezetenen moet
worden beschouwd, heeft daardoor een sterker effect op de handel van Vlaanderen. Iets gelijkaardigs kan worden
gezegd over Brussel: een klein maar niet onaanzienlijk aantal fiscale vertegenwoordigingen is in Brussel gevestigd.
Het handelsvolume in communautair concept voor Brussel is relatief klein, waardoor een kleine wijziging van een
aantal statuten voldoende is voor een grote impact.
Nationale Bank van België - Statistiek buitenlandse handel Maandbericht (2009-11) - pagina's 5 tot 32
8
Bijlage 1: artikel maandbericht maart 2001
DE STATISTIEK VAN DE BUITENLANDSE HANDEL VOLGENS HET NATIONALE CONCEPT
I.
CONCEPTEN
De aanbevelingen van de Europese instellingen inzake
statistiek schrijven voor dat men zich voor de rubriek
"Goederen" van de lopende rekening van de betalingsbalans voortaan dient te baseren op de gegevens van de
buitenlandse handel. Tot dusver werd er in België uitgegaan van de betalingen i.v.m. de verhandelde goederen.
De invoer- en uitvoerstromen van goederen kunnen immers volgens verschillende concepten in kaart worden
gebracht, die schematisch als volgt kunnen worden voorgesteld:
het concept van de buitenlandse handel: gebaseerd
op het overschrijden van de landsgrens door de
goederen;
het concept van de betalingsbalans: gebaseerd op
de eigendomsoverdracht tussen een ingezetene en
een niet-ingezetene;
het nationale concept: beperkt tot de in- en uitvoerbewegingen waarbij een ingezetene in de strikte
betekenis van het woord betrokken is;
het communautaire concept: omvat de in- en uitvoertransacties waarbij een ingezetene in de brede
1
zin van het woord betrokken is, en de doorvoertransacties (in de niet-douanetechnische zin van het
2
woord)
tussen een intracommunautaire nietingezetene en een extracommunautaire nietingezetene.
Sinds 1998 worden de statistieken van de buitenlandse
handel volgens het communautaire concept gepubliceerd.
Vanuit Europees standpunt bieden die statistieken het
voordeel dat ze, wanneer ze worden gebundeld, de geconsolideerde handelsbalans van de Europese Unie ten
opzichte van de rest van de wereld (extra-EU) weergeven.
Vanuit een nationaal standpunt zijn de gegevens van de
lopende rekening van de betalingsbalans volgens het
nationale concept evenwel onontbeerlijk om de macroeconomische prestaties van een land te analyseren. Het
zijn die cijfers die in de nationale rekeningen worden geintegreerd en die door het IMF en de OESO in hun internationale vergelijkingen worden geanalyseerd. Teneinde
ze in de lopende rekening van de betalingsbalans te kunnen opnemen, moeten de in- en uitvoerstromen van goederen derhalve volgens het nationale concept worden
opgesteld.
1
Inclusief de niet-ingezetenen die in België BTW-plichtig zijn
en net als de ingezetenen aangifte moeten doen voor Intrastat.
De gewone doorvoer via België tussen twee intracommu-
2
nautaire of twee extracommunautaire landen is uitgesloten
uit zowel het nationale als het communautaire concept.
6
II.
BEREKENING VAN DE CIJFERS VOLGENS HET
NATIONALE CONCEPT
Om te kunnen overschakelen op het nationale concept,
worden de cijfers volgens het communautaire concept
aan verschillende soorten correcties onderworpen; de
voornaamste daarvan slaat op de behandeling van de
niet-ingezetenen.
1. Correctie voor de transacties van niet ingezetenen
De statistieken volgens het communautaire concept
omvatten enerzijds de beweging van goederen uit de
extracommunautaire landen die in België in het vrije
verkeer worden gebracht en vervolgens worden doorgestuurd naar een andere lidstaat van de EU, en anderzijds de beweging van goederen die afkomstig zijn
uit de andere lidstaten en die vanuit België naar de
extracommunautaire landen worden verzonden. Deze
verdoken doorvoer, waarin de Belgische ingezetenen
niet zijn betrokken, wordt niet in aanmerking genomen
in het nationale concept.
Deze bewegingen worden aangegeven in naam van
niet-ingezeten bedrijven, hetzij door ingezeten bedrijven die tot dezelfde groep behoren, hetzij door professionele fiscale vertegenwoordigers. Aangezien België
in dit verband een draaischijf vormt, gaat het hier om
een niet onaanzienlijk aantal transacties dat uit de
communautaire cijfers moet worden geweerd.
In tabel I zijn de in- en uitvoerbewegingen tijdens de
periode 1995-2000 per aangeverscategorie opgenomen. De door niet-ingezetenen in België gerealiseerde
handel is aanzienlijk: hun export en import vertegenwoordigde in 2000 respectievelijk 1923 miljard BEF en
1629 miljard BEF, wat een handelssaldo van 294 miljard BEF genereerde. Over de beschouwde periode
van vijf jaar zijn de transacties van de nietingezetenen spectaculair gegroeid (162 pct. voor de
uitvoer en 150 pct. voor de invoer tegenover respectievelijk 40 pct. en 46 pct. voor de ingezetenen). Het
aandeel van de niet-ingezetenen in de totale uitvoer is
daardoor gestegen van 15 pct. in 1995 tot 24 pct. in
2000; bij de invoer was de grootteorde van de groei
nagenoeg identiek (van 14 pct. in 1995 tot 22 pct. in
2000). Deze indrukwekkende stijging van de activiteit
van niet-ingezetenen geeft een vertekend beeld van
de activiteit van de Belgische economie. Om deze
transacties naar behoren te kunnen weren, moet een
onderscheid worden gemaakt tussen de zogenaamde
zuivere en de zogenaamde gemengde nietingezetenen.
De categorie van de zuivere niet-ingezetenen verhandelt geen goederen met ingezetenen, dit omdat ze of-
Statistieken van de Buitenlandse handel - Maandbericht (2001- 03)
Nationale Bank van België - Statistiek buitenlandse handel Maandbericht (2009-11) - pagina's 5 tot 32
9
wel België enkel beschouwen als een aanvoer- of afvoerpunt voor hun goederen, ofwel in België een goederenvoorraad aanleggen die ze aanvullen vanuit het
buitenland en die uitsluitend voor verkoop in het buitenland is bestemd. Het betreft hier multinationals die
België als verdeelcentrum hebben uitgekozen. Tot deze categorie behoren de meeste niet-ingezeten bedrijven die optreden via professionele fiscale vertegenwoordigers alsook enkele multinationals die worden
vertegenwoordigd door een ingezeten bedrijf dat heeft
verklaard geen goederen te verhandelen met ingezetenen.
tiecode 9 worden geschrapt uit zowel de uitvoerals de invoercijfers. Men kan er immers van uitgaan dat de goederen die worden verkocht aan
of gekocht van de ingezetenen niet worden opgeslagen.
Wat de andere transacties betreft, kunnen de
door een niet-ingezetene aangegeven grensoverschrijdende bewegingen enkel als Belgische
in- of uitvoer worden beschouwd als ze de
exacte afspiegeling zijn van transacties die met
ingezetenen werden afgesloten. Zo wordt de invoer4 van de niet-ingezetenen verondersteld later te worden verkocht aan ingezetenen, en
wordt de uitvoer5 van de niet-ingezetenen verondersteld eerder te zijn verworven van ingezetenen. Deze in grafiek 1 geschetste hypothesen
zijn logisch. De niet-ingezetenen stellen immers
per definitie geen personeel tewerk in België en
zijn dus niet in staat goederen te produceren of
aan te wenden zonder daarbij een beroep te
doen op ingezetenen. Men stelt echter vast dat
die niet-ingezetenen een niet te verwaarlozen
handelsoverschot genereren. Hoewel een deel
van dit overschot behandelings-, opslag- en algemene kosten dekt, blijkt dat de rest - meestal
het grootste deel - het gevolg is van prijsverschillen tussen de transacties.
De categorie van de gemengde niet-ingezetenen omvat diegenen die behalve hun transacties met het buitenland ook goederen aankopen van en verkopen aan
ingezetenen. Een voorbeeld hiervan zijn de nietingezeten moedermaatschappijen die vanuit België
zowel aan het buitenland goederen verkopen als hun
Belgische dochtermaatschappij bevoorraden.
De correctie voor de transacties van die twee categorieën ingezetenen gebeurt als volgt:
a)
Zuivere niet-ingezetenen
Geen enkele transactie van de zuivere nietingezetenen mag per definitie in aanmerking
worden genomen; hun aangiften worden derhalve volledig weggelaten.
De door de niet-ingezetenen ingevoerde goederen worden tegen een hogere prijs dan de invoerprijs voortverkocht aan de ingezetenen, terwijl de door hen uitgevoerde goederen bij de ingezetenen worden aangekocht tegen een lagere
prijs dan de uitvoerprijs. Er is dus sprake van
bemiddelingsmarges die bij de invoer en bij de
uitvoer in tegengestelde zin spelen.
Het feit dat die aangiften worden weggelaten,
zou in principe geen invloed mogen hebben op
de Belgische handelsbalans vermits het enkel
om doorvoer gaat. Uit de cijfers blijkt evenwel dat
de uitvoer van de zuivere niet-ingezetenen de invoer ruimschoots overtreft. Deze positieve balans vertekent de statistieken van de buitenlandse handel aangezien ze wordt gerealiseerd door
niet-ingezetenen en ze weinig of geen invloed
3
heeft op de activiteiten in België.
b)
Volgens het nationale concept omvat de in aanmerking te nemen uitvoer de leveringen van ingezetenen aan niet-ingezetenen (X' op het
schema), die gelijk zijn aan de aangiften van de
niet-ingezetenen (X), vermenigvuldigd met een
margecoëfficiënt van minder dan 1. De werkelijke
invoer (M') is gelijk aan de aangiften van de nietingezetenen (M), vermenigvuldigd met een margecoëfficiënt van meer dan 1. De waarde van die
coëfficiënten kon niet exact worden bepaald
vermits deze informatie gevoelig ligt bij de nietingezetenen. Daarom wordt voor deze margecoefficiënten uitgegaan van ramingen: 1,1 voor de
invoer en 0,9 voor de uitvoer. Voor het nationale
concept worden de overige transacties van de
gemengde niet-ingezetenen derhalve vermenigvuldigd met een margecoëfficiënt van 1,1 voor de
invoer en 0,9 voor de uitvoer.
Gemengde niet-ingezetenen
Het volledig weglaten van de aangiften van de
gemengde niet-ingezetenen zou een verkeerd
beeld opleveren, vermits dan ook hun transacties
met de ingezetenen, die volgens het nationale
concept effectieve in- of uitvoertransacties zijn,
zouden wegvallen. De transacties met ingezetenen zijn alsdusdanig niet beschikbaar. Om ze te
schatten wordt een onderscheid gemaakt tussen,
enerzijds, de voorraadbewegingen zonder eigendomsoverdracht en aangegeven met transactiecode 9 volgens de reglementering van de
buitenlandse handel, en, anderzijds, de andere
bewegingen.
De transacties die door de gemengde nietingezetenen worden aangegeven onder transac-
3
Deze bedrijven maken in België doorgaans enkel gebruik
4
van een aantal opslag- en vervoerfaciliteiten.
5
Niet bedoeld voor opslag.
Niet afkomstig uit de voorraden.
Statistieken van de Buitenlandse Handel - Maandbericht (2001--03)
Nationale Bank van België - Statistiek buitenlandse handel Maandbericht (2009-11) - pagina's 5 tot 32
7
10
genomen in de statistieken van de buitenlandse
handel, worden in de betalingsbalans tegelijkertijd als ontvangsten en uitgaven geboekt.
2. Correctie voor teruggestuurde goederen
De goederen die worden teruggestuurd nadat ze eerder waren ingevoerd of uitgevoerd, worden in de
buitenlandse handel volgens het communautaire
concept geregistreerd als uitvoer of invoer maar krijgen een specifieke transactiecode. Volgens het nationale concept moeten de teruggestuurde goederen
worden geschrapt uit de oorspronkelijke beweging,
dit bij zowel de in- als de uitvoer.
Overeenkomstig de ESR-95 methodologie van
de nationale boekhouding, worden de sales- en
lease-back-transacties tussen een ingezetene en
een niet-ingezetene als financiële transacties en
niet als goederenhandel geboekt.
-
De teruggestuurde ingevoerde en uitgevoerde goederen worden daarom van zowel de totale invoer als de
totale uitvoer afgetrokken.
Deze correctie wordt toegepast op de cijfers van de
lopende maand, zonder rekening te houden met het
tijdverschil tussen de twee bewegingen.
3. Eenmalige correctie
Wanneer men de resultaten van de buitenlandse
handel vergelijkt met andere bronnen, zoals de cijfers
van de betalingen, de groei van de buitenlandse
markten en de indicatoren komende uit de conjunctuurenquêtes, dan blijkt dat de uitvoer volgens de
buitenlandse handel in 1996 werd ondergewaardeerd. Om de samenhang met de andere macroeconomische variabelen te vrijwaren, werden de uitvoercijfers van 1996 volgens het nationale concept
verhoogd met een bedrag van 100 miljard BEF.
4. Overige transacties
Sommige transacties worden niet op dezelfde wijze
opgenomen in de aangiften van de buitenlandse
handel en in die van de betalingsbalans. Om verschillende redenen worden er echter geen correcties
in aangebracht.
-
-
8
Transacties zonder tegenprestatie: In sommige
gevallen worden uitgevoerde of ingevoerde goederen niet betaald, omdat het gaat om giften of
bijdragen die kaderen in gouvernementele en
niet-gouvernementele internationale hulpprogramma's. Wat de betalingsbalans betreft, moeten deze stromen worden opgenomen bij de invoer en uitvoer van de goederenhandel, terwijl
hun tegenwaarde wordt geboekt in de rubriek
van de lopende overdrachten.
De in de buitenlandse handel als schenking aangeven in- en uitvoer dient niet te worden gecorrigeerd.
Sales and lease-back: Bij dit type transactie
wordt nieuw of bestaand materieel (vliegtuigen,
spoorwegtoestellen, enz.), dat eigendom is van
een ingezeten exploitant, tegen betaling afgestaan aan een niet-ingezetene, die het onmiddellijk opnieuw ter beschikking stelt in ruil voor een
huurprijs. Deze transacties, die niet worden op-
Transacties met voorraden in het buitenland: De
ingezeten bedrijven die hun voorraden in het
buitenland aanvullen, doen een aangifte in het
kader van de buitenlandse handel op het ogenblik dat de goederen de grens overschrijden.
Omdat die goederen eigendom blijven van het
ingezeten bedrijf, hoeft geen enkele beweging te
worden opgetekend in de betalingsbalans. Daarom zouden deze transacties moeten worden
weggelaten, om ze pas opnieuw aan de uitvoer
toe te voegen nadat de goederen daadwerkelijk
in het buitenland werden verkocht
.
Overwegende dat de voorraden in het buitenland
bedoeld zijn om te worden verkocht, worden deze bewegingen gelijkgesteld met uitvoer en worden deze transacties niet gecorrigeerd.
Om de rubriek "Goederen" van de lopende rekening
van de betalingsbalans van België te kunnen opstellen, zullen nog andere, zij het minder ingrijpende, correcties worden doorgevoerd op basis van de geregistreerde betalingen. Als gevolg daarvan zullen de
cijfers die uiteindelijk in de betalingsbalans zullen
worden opgenomen en de cijfers die hier worden gegeven, nog licht van elkaar verschillen.
III. RESULTATEN
Tabel 2 toont de maandresultaten van de statistieken van
de buitenlandse handel volgens het nationale concept
sinds 1995. Grafiek 2 vergelijkt de statistieken volgens
beide concepten. Het verschil tussen de twee concepten
wordt groter, wat een weerspiegeling is van het groeiende
aandeel van de transacties van de niet-ingezetenen in de
statistieken van de buitenlandse handel volgens het
communautaire concept.
Het gebruik van het nationale concept heeft gevolgen
voor de geografische uitsplitsing van de statistieken van
de buitenlandse handel. Een groot deel van de niet in
aanmerking genomen transacties van niet-ingezetenen
heeft betrekking op intracommunautaire doorvoer bij aanvoer (extracommunautaire invoer en intracommunautaire
uitvoer). Het gevolg hiervan is dat volgens het nationale
concept de negatieve extracommunautaire balans positief
wordt en dat de intracommunautaire balans een veel kleiner overschot vertoont. De uitsplitsing naar product wordt
eveneens beïnvloed door de overschakeling op het nationale concept.
Statistieken van de Buitenlandse handel - Maandbericht (2001- 03)
Nationale Bank van België - Statistiek buitenlandse handel Maandbericht (2009-11) - pagina's 5 tot 32
11
IV. DE NIEUWE VOORSTELLINGSWIJZE
Het Maandbericht van de Statistieken van de Buitenlandse Handel omvat voortaan twee delen: het eerste behelst
de communautaire statistieken en bevat de bestaande
tabellen 1 tot 8, het tweede slaat op de statistieken volgens het nationale concept en bestaat uit twee tabellen
(nr 9 en 10), die de tegenhangers zijn van de tabellen 1
en 2. Vanwege de veelvuldige correcties zal dit tweede
deel met 1 maand vertraging verschijnen. Er zij ook aangestipt dat er voor de statistieken volgens het nationale
concept geen snelle ramingen na 5 weken worden opgesteld. De extrapolatietechniek die daarbij wordt gehanteerd maakt het immers vooralsnog niet mogelijk de ingezetenen van de niet-ingezetenen te onderscheiden. Het
meer volatiele karakter van de aangiften van de nietingezetenen zou de precisie overigens schaden. De uitbreiding van het nationale concept in het Maandbericht
van de Buitenlandse Handel (geografische uitsplitsing,
uitsplitsing naar product, indexcijfers, enz.) zal later worden doorgevoerd.
Statistieken van de Buitenlandse Handel - Maandbericht (2001--03)
Nationale Bank van België - Statistiek buitenlandse handel Maandbericht (2009-11) - pagina's 5 tot 32
9
12
TABEL 1 :
10
BELANG VAN DE NIET-INGEZETENEN IN DE STATISTIEKEN VAN DE BUITENLANDSE HANDELVOLGENS HET
COMMUNAUTAIRE CONCEPT
_________________________________________________________________________________________________________________
Export
1995
Ingezetenen
Niet ingezetenen
waarvan :
Zuivere
Gemengde
Totaal
Statistieken van de Buitenlandse Handel - Maandbericht (2001--03)
Ingezetenen
Niet ingezetenen
waarvan :
Zuivere
Gemengde
Totaal
Ingezetenen
Niet ingezetenen
waarvan :
Zuivere
Gemengde
Totaal
1996
(Miljarden BEF)
4,416
4,557
1997
Import
1998
1999
2000
1995
1996
1997
Balans
1998
1999
2000
1995
1996
1997
1998
1999
2000
5,070
5,242
5,371
6,191
4,050
4,326
4,742
4,888
5,011
5,903
366
231
328
354
360
288
732
873
1,073
1,249
1,410
1,923
652
740
877
1,080
1,227
1,629
80
133
196
169
183
294
(261)
(344)
(455)
(532)
(603)
(736)
(212)
(294)
(376)
(465)
(526)
(613)
(49)
(50)
(79)
(67)
(77)
(123)
(471)
(529)
(618)
(717)
(807)
(1187)
(410)
(446)
(501)
(615)
(701)
(1016)
(61)
(83)
(117)
(102)
(106)
(171)
5,178
5,430
6,143
6,491
6,781
8,114
4,702
5,066
5,619
5,968
6,238
7,532
476
364
524
523
543
582
(Indexcijfers 1995=100)
100
103.2
114.8
118.7
121.6
140.2
100
106.8
117.1
120.7
123.7
145.8
100
114.6
140.8
163.9
185.0
262.7
100
113.5
134.5
165.6
188.2
249.8
(100)
(118.2)
(156.3)
(182.9)
(207.2)
(282.0)
(100)
(121.5)
(155.4)
(192.1)
(217.4)
(289.2)
(100)
(112.3)
(131.2)
(152.2)
(171.3)
(252.0)
(100)
(108.8)
(122.2)
(150.0)
(171.0)
(247.8)
100
104.9
118.6
125.4
131.0
156.7
100
107.7
119.5
126.9
132.7
160.2
(Procenten van het totaal)
85.3
83.9
82.5
80.8
79.2
76.3
86.1
85.4
84.4
81.9
80.3
78.4
76.9
63.5
62.6
67.7
66.3
49.5
19.2
20.8
23.7
13.9
14.6
15.6
18.1
19.7
21.6
23.1
36.6
37.4
32.3
33.7
50.5
14.7
16.1
17.5
(5.6)
(6.3)
(7.4)
(8.2)
(8.9)
(9.1)
(5.2)
(5.8)
(6.7)
(7.8)
(8.4)
(8.1)
(10.3)
(13.7)
(15.0)
(12.8)
(14.2)
(21.1)
(9.1)
(9.7)
(10.1)
(11.1)
(11.9)
(14.6)
(8.7)
(8.8)
(8.9)
(10.3)
(11.2)
(13.5)
(12.8)
(22.8)
(22.3)
(19.5)
(19.5)
(29.4)
100.0
100.0
100.0
100.0
100.0
100.0
100.0
100.0
100.0
100.0
100.0
100.0
100.0
100.0
100.0
100.0
100.0
100.0
Nationale Bank van België - Statistiek buitenlandse handel Maandbericht (2009-11) - pagina's 5 tot 32
13
TABEL 2:
BUITENLANDSE HANDEL - MAANDELIJKSE EVOLUTIE VOLGENS HET NATIONALE CONCEPT
( miljarden BEF)
Uitvoer
Totaal
Invoer
Intra-EU
1
Extra-EU
Totaal
Handelsbalans
Intra-EU
1
Extra-EU
Totaal
Intra-EU 1
Extra-EU
1995 jan.
feb.
maart
april
mei
juni
juli
aug.
sep.
okt.
nov.
dec.
385,20
299,70
85,50
357,30
270,40
86,90
27,90
29,30
399,60
304,70
94,90
363,40
275,40
88,00
36,20
29,30
6,90
457,40
349,70
107,70
415,80
322,00
93,80
41,60
27,80
13,90
372,60
290,80
81,70
352,40
269,90
82,50
20,20
20,90
--0,80
407,40
313,50
93,90
368,00
279,80
88,30
39,40
33,70
5,60
433,60
328,00
105,50
393,70
304,50
89,20
39,90
23,50
16,30
340,70
250,00
90,70
302,10
226,80
75,30
38,60
23,20
15,40
325,10
253,10
72,10
328,10
249,50
78,60
--3,00
3,50
--6,50
416,10
321,20
94,90
376,30
289,10
87,20
39,80
32,00
7,80
425,10
326,70
98,40
383,40
290,50
92,90
41,70
36,20
5,50
410,40
314,70
95,70
388,90
294,70
94,20
21,50
20,00
1,50
355,30
267,90
87,30
346,60
268,40
78,20
8,70
--0,40
9,20
1996 jan.
feb.
maart
april
mei
juni
juli
aug.
sep.
okt.
nov.
dec.
396,40
310,40
86,00
375,40
285,10
90,30
21,00
25,30
--4,30
412,30
316,20
96,10
387,90
297,30
90,60
24,40
18,90
5,50
434,80
336,40
98,40
413,40
320,60
92,80
21,40
15,80
5,60
414,50
323,20
91,20
383,30
288,20
95,10
31,20
35,00
--3,80
423,50
319,90
103,60
394,50
294,30
100,30
29,00
25,60
3,30
427,40
327,80
99,60
396,80
302,90
93,90
30,60
24,90
5,70
391,10
288,50
102,60
344,40
253,70
90,70
46,70
34,70
12,00
326,50
250,70
75,80
331,60
251,70
79,90
--5,10
--1,00
--4,10
442,50
341,90
100,70
404,70
314,60
90,10
37,80
27,30
10,60
476,80
363,40
113,40
429,80
325,50
104,30
47,00
37,90
9,10
423,70
320,90
102,70
377,90
285,00
92,90
45,80
35,90
9,80
395,10
293,20
101,90
391,10
300,90
90,30
4,00
--7,60
11,60
1997 jan.
feb.
maart
april
mei
juni
juli
aug.
sep.
okt.
nov.
dec.
418,40
313,80
104,60
399,30
293,50
105,80
19,10
20,30
--1,20
437,70
323,90
113,80
413,60
313,00
100,60
24,10
10,90
13,30
470,70
346,50
124,20
448,10
335,60
112,40
22,60
10,90
11,80
479,70
355,80
123,90
448,20
329,60
118,60
31,50
26,20
5,30
437,30
323,00
114,30
418,70
308,50
110,20
18,60
14,50
4,10
480,50
364,40
116,10
451,00
338,20
112,80
29,50
26,20
3,30
458,00
325,90
132,10
394,50
287,90
106,50
63,50
37,90
25,60
375,70
277,60
98,00
363,60
265,10
98,50
12,10
12,60
--0,50
508,50
376,70
131,80
454,10
333,70
120,40
54,40
42,90
11,40
516,60
382,30
134,30
471,40
346,60
124,80
45,20
35,70
9,50
453,80
335,40
118,40
423,30
314,90
108,50
30,50
20,50
9,90
448,00
324,40
123,60
457,20
344,70
112,40
--9,20
--20,40
11,20
1998 jan.
feb.
maart
april
mei
juni
juli
aug.
sep.
okt.
nov.
dec.
454,40
340,20
114,20
421,90
308,20
113,70
32,50
32,00
0,50
465,20
347,60
117,50
449,70
334,50
115,20
15,50
13,10
2,40
521,10
393,50
127,60
488,50
360,90
127,60
32,60
32,60
0,00
488,90
369,70
119,20
457,20
337,50
119,70
31,70
32,30
--0,50
467,80
349,50
118,20
427,90
313,60
114,30
39,90
35,90
3,90
532,30
401,50
130,80
491,70
361,20
130,40
40,60
40,20
0,40
472,70
346,20
126,40
422,70
309,20
113,50
50,00
37,00
12,90
383,50
289,00
94,60
394,80
289,60
105,10
--11,30
--0,70
--10,60
1999 jan.
feb.
maart
april
mei
juni
juli
aug.
sep.
okt.
nov.
dec.
--1,40
511,60
392,60
119,00
473,70
360,60
113,10
37,90
32,00
6,00
496,30
382,90
113,40
461,10
346,90
114,20
35,20
36,00
--0,80
461,30
353,30
108,00
445,80
338,70
107,10
15,50
14,60
0,90
458,50
347,80
110,70
435,20
331,90
103,30
23,30
15,90
7,40
428,70
333,00
95,70
400,00
294,00
106,00
28,70
39,00
--10,30
444,00
336,60
107,40
423,60
316,30
107,30
20,40
20,30
0,00
539,30
407,80
131,50
503,60
376,80
126,80
35,70
31,00
4,70
474,50
363,70
110,70
444,50
326,30
118,20
30,00
37,50
--7,50
456,20
341,10
115,10
437,90
318,60
119,20
18,30
22,50
--4,10
537,50
399,10
138,40
496,10
369,50
126,70
41,40
29,60
11,80
480,40
337,20
143,30
424,40
302,00
122,30
56,00
35,10
20,90
419,30
316,70
102,60
426,10
308,70
117,40
--6,80
8,00
--14,70
555,20
417,80
137,50
497,00
368,00
129,10
58,20
49,80
8,40
541,80
403,80
138,00
502,90
371,00
132,00
38,90
32,90
6,00
526,00
400,30
125,70
506,80
373,10
133,70
19,20
27,20
--8,00
529,90
390,20
139,70
526,10
397,20
128,90
3,80
--7,00
10,80
Statistieken van de Buitenlandse Handel - Maandbericht (2001--03)
Nationale Bank van België - Statistiek buitenlandse handel Maandbericht (2009-11) - pagina's 5 tot 32
11
14
BUITENLANDSE HANDEL - MAANDELIJKSE EVOLUTIE VOLGENS HET NATIONALE CONCEPT
(VERVOLG)
( miljarden BEF)
Uitvoer
Totaal
2000 jan. v
feb. v
maart v
april v
mei v
juni v
juli v
aug. v
sep. v
okt. v
nov. v
dec. v
12
Invoer
Intra-EU 1
Extra-EU
Totaal
Handelsbalans
Intra-EU 1
Extra-EU
Totaal
Intra-EU 1
Extra-EU
500,70
371,60
129,10
479,00
347,90
131,20
21,70
23,70
575,10
429,90
145,20
557,30
414,40
142,90
17,80
15,50
--2,10
2,30
643,40
470,10
173,30
613,30
455,30
157,90
30,10
14,80
15,30
539,10
403,90
135,30
512,20
372,40
139,80
26,90
31,50
--4,50
633,80
460,00
173,80
598,50
421,00
177,50
35,30
38,90
--3,70
577,30
430,50
146,80
551,10
399,20
151,90
26,20
31,40
--5,10
556,00
391,30
164,70
508,20
362,40
145,70
47,80
28,90
18,90
495,90
365,00
130,90
531,20
370,50
160,60
--35,30
--5,50
--29,70
645,20
464,10
181,10
576,00
420,50
155,50
69,20
43,60
25,60
657,40
471,50
185,90
597,60
415,40
182,20
59,80
56,10
3,70
632,80
455,40
177,50
641,40
449,00
192,40
--8,60
6,40
--15,00
581,60
417,70
164,00
579,30
420,40
158,90
2,30
--2,70
5,00
Statistieken van de Buitenlandse Handel - Maandbericht (2001--03)
Nationale Bank van België - Statistiek buitenlandse handel Maandbericht (2009-11) - pagina's 5 tot 32
15
GRAFIEK 1
SCHEMA VAN DE WERKING VAN DE NIET-INGEZETENEN
ZUIVERE NIET-INGEZETENEN
NIET-INGEZETENE
X code 1...9
M code 1...9
BUITENLAND
BELGIE
BUITENLAND
GEMENGDE NIET-INGEZETENEN
Ingezetenen
M' andere
M andere
NIET-INGEZETENE
X andere
M code 9
X code 9
X' andere
BUITENLAND
BELGIE
Statistieken van de Buitenlandse Handel - Maandbericht (2001--03)
Nationale Bank van België - Statistiek buitenlandse handel Maandbericht (2009-11) - pagina's 5 tot 32
BUITENLAND
13
16
GRAFIEK 2:
BUITENLANDSE HANDEL VOLGENS HET COMMUNAUTAIRE EN HET NATIONALE CONCEPT
(miljarden BEF)
UITVOER
8500
8000
7500
7000
6500
6000
5500
5000
4500
4000
1995
1996
Nationaal
1997
1998
1999
2000
1997
1998
1999
2000
Communautair
INVOER
9000
8500
8000
7500
7000
6500
6000
5500
5000
4500
4000
1995
1996
Nationaal
Communautair
HANDELSBALANS
700
600
500
400
300
200
100
0
1995
Nationaal concept
14
1996
1997
1998
1999
2000
Communautair concept
Statistieken van de Buitenlandse Handel - Maandbericht (2001--03)
Nationale Bank van België - Statistiek buitenlandse handel Maandbericht (2009-11) - pagina's 5 tot 32
17
Bijlage 2: artikel maandbericht september 2002
WIJZIGING VAN DE SCHATTINGEN VOLGENS NATIONAAL CONCEPT
De statistieken van de buitenlandse handel volgens nationaal
concept omvatten enkel de transacties tussen Belgische
ingezetenen en de rest van de wereld. De in- en uitvoer,
aangegeven in het communautaire concept door nietingezetenen die via België handel drijven, worden hetzij
uitgesloten, hetzij gecorrigeerd om rekening te houden met de
marges die deze niet-ingezetenen realiseren op hun transacties
met ingezetenen 1.
Tot op heden werd een marge van 10% gehanteerd ongeacht
de aard van de transactiegoederen. Het blijkt echter dat deze
marge niet realistisch is voor bepaalde goederen zoals
petroleum, metalen, granen enz. Aangezien deze producten
dagelijks op de internationale markten worden genoteerd, kan
de prijs van de transacties immers nauwelijks verschillen van
de marktprijs. Daarom werden de statistieken volgens nationaal
concept herberekend met een nul-marge voor deze producten.
Als gevolg daarvan werden de uitvoercijfers volgens nationaal
concept ietwat verhoogd ten opzichte van de eerder
gepubliceerde schattingen, en de invoercijfers ietwat verlaagd.
Deze wijzigingen zijn belangrijker in de afgelopen jaren gezien
de stijging van de olieprijzen.
1 Zie ook het artikel in het Maandbericht van de statistieken van
de buitenlandse handel 2001 - 03, INR.
4
Statistieken van de buitenlandse handel - Maandbericht (2002--09)
Nationale Bank van België - Statistiek buitenlandse handel Maandbericht (2009-11) - pagina's 5 tot 32
18
Bijlage 3: artikel maandbericht januari 2004
WOORD VOORAF
De statistieken van de buitenlandse handel worden opgesteld volgens twee concepten, een nationaal en een
communautair (of Europees) concept. Dit laatste omvat alle in- en uitgaande goederenbewegingen, terwijl
het eerste beperkt is tot in- en uitvoerbewegingen van of door Belgische ingezetenen.
De volgens het communautaire concept gepresenteerde resultaten zijn vergelijkbaar met de resultaten
uitgebracht door de Europese Unie. Het gaat immers om een geharmoniseerd systeem dat internationaal
vastgelegde regels volgt.
Het nationale concept wordt door ieder land op een eigen manier ingevuld en is dus internationaal minder
vergelijkbaar. Het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) is in 2001 begonnen met de publicatie van
enkele algemene cijfers over de buitenlandse handel volgens het nationale concept.1
Voor een land als België, met veel doorvoerbewegingen en veel activiteiten die ter plaatse door nietingezeten bedrijven worden ontplooid, is dit nationale concept meer geschikt voor de analyse van de
economische werkelijkheid. Het betreft immers enkel de buitenlandse handel van ingezeten bedrijven en
vormt overigens de basis voor de cijfers over de betalingsbalans en de nationale rekeningen.
Vanaf dit jaar zal het INR in al zijn publicaties over de buitenlandse handel geleidelijk overschakelen naar
het nationale concept. Cijfers volgens het communautaire concept zullen nog enkel op een geaggregeerd
niveau worden gepubliceerd.
De eerste stap in deze omschakeling wordt gezet met de publicatie van dit vernieuwde Maandbericht. Eind
mei 2004 verschijnt een nieuwe publicatie over gewestelijke in- en uitvoerstatistieken, die eveneens volgens
het nationale concept zal opgesteld worden.
De voorzitter van de Raad van Bestuur
van het Instituut voor de Nationale Rekeningen
Lambert Verjus
Brussel, april 2004
1
Voor meer uitleg over het nationale concept, zie het begeleidende artikel in het Maandbericht over buitenlandse handel van maart 2001 en de korte nota in het Maandbericht van
september 2002.
Statistiek buitenlandse handel - Maandbericht 2004--01
Nationale Bank van België - Statistiek buitenlandse handel Maandbericht (2009-11) - pagina's 5 tot 32
3
19
Belangrijkste wijzigingen in het Maandbericht
· Vanaf deze uitgave zal het Maandbericht van de buitenlandse handel de nadruk leggen op cijfers berekend volgens
het nationale concept. Daar waar voorheen de tabellen 1 tot en met 8 waren opgesteld volgens het communautaire
en de tabellen 9 en 10 volgens het nationale concept, zal dat voortaan net omgekeerd zijn.
· De cijfers volgens het nationale concept omvatten de totale in- en uitvoercijfers, een opsplitsing volgens de
belangrijkste handelspartners en grote geografische en economische landengroeperingen (bijvoorbeeld de Europese
Unie, de Eurozone enz.), een opsplitsing volgens grote productcategorieën en indexcijfers.
· De indexcijfers, die betrekking hebben op de in- en uitgevoerde waarden, hoeveelheden en eenheidswaarden, zijn
opgesteld
volgens dezelfde methode als de voorheen gepubliceerde indexcijfers volgens het communautaire
1
concept. Tabel 4 van het Maandbericht, die van de indexcijfers afgeleide informatie bevat, werd enigszins
aangepast. In plaats van veranderingspercentages voor de som van de beschikbare maanden van het beschouwde
jaar ten opzichte van het gemiddelde van het voorgaande jaar, worden voortaan veranderingspercentages voor de
som van de beschikbare maanden van het beschouwde jaar ten opzichte van de overeenstemmende periode van het
voorgaande jaar verstrekt.
· Na onderzoek is gebleken dat de eerste cijfers, die 6 en 10 weken na de verslagmaand worden gepubliceerd,
systematisch de werkelijke handel onderschatten. Er werd dan ook beslist de schattingen op te hogen door middel
van correctiecoëfficiënten die werden berekend op basis van historische gegevens.
· Een andere wijziging in het Maandbericht betreft sommige kolommen in tabellen 5 tot en met 8. In plaats van de
voorheen gepubliceerde gegevens betreffende het percentage van het handelscijfer dat werd verkregen via aangiften
(en, door verschil, het percentage dat moest worden bijgeschat) worden voortaan gegevens betreffende de variatie
van de handel in absolute cijfers verstrekt.
· Een laatste wijziging betreft de 10 toekomstige lidstaten van de Europese Unie. Deze landen, alsmede het totaal
ervan, worden voortaan opgenomen in de tabel met de landentotalen. Vanaf het Maandbericht van mei 2004 zullen
ze worden ondergebracht in de groep van de lidstaten van de EU.
· De belangrijkste aanpassingen worden ook beschreven in de methodologische nota aan het einde van elk
Maandbericht.
1
Zie het artikel in het Maandbericht van april 1998.
4
Statistiek buitenlandse handel - Maandbericht 2004--01
Nationale Bank van België - Statistiek buitenlandse handel Maandbericht (2009-11) - pagina's 5 tot 32
20
Bijlage 4: artikel kwartaalbericht mei 2004
WOORD VOORAF
Sinds 1997 publiceert het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) regionale uitvoerstatistieken per Belgisch
gewest. Aangezien tot vóór 2002 de exporterende bedrijven in hun aangiften geen opsplitsing maakten naar regionale
herkomst van de door hen uitgevoerde goederen, werd als basis voor de regionale cijfers de plaats van de hoofdzetel in
aanmerking genomen. Bij bedrijven met vestigingen in meerdere gewesten werd een enquête gehouden om uit te maken
welke bijdrage de verschillende gewesten in de uitvoer van de onderneming leverden.
Sedert 2002 geven de in- en uitvoerende bedrijven aan vanuit welk gewest de goederen vertrekken en voor welk gewest
ze bestemd zijn. Dankzij deze nieuwe informatie is het mogelijk gewestelijke uitvoerstatistieken van hogere kwaliteit op
te stellen en voortaan ook regionale invoerstatistieken te publiceren. Meer uitleg over de methode voor de regionalisering
van de buitenlandse handel vindt u in het artikel dat in dit eerste nummer is opgenomen.
Bovendien is het meer aangewezen de nieuwe regionale statistieken volgens het zogenaamde nationale concept te
publiceren. Anders dan het communautaire concept, dat berekend wordt voor de behoeften van de Europese Unie,
omvat het nationale concept enkel de handel van Belgische ingezetenen met het buitenland. Activiteiten in België van
niet-ingezetenen - zoals een aantal doorvoerbewegingen - worden niet in het nationale concept opgenomen.1 Dergelijke
cijfers geven een realistischer beeld van de economische werkelijkheid in een regio en zijn overigens veel beter
vergelijkbaar met de cijfers van België over de betalingsbalans en de nationale rekeningen.
Om al deze redenen heeft het INR besloten op 28 mei 2004 een nieuwe driemaandelijkse publicatie van de buitenlandse
handel per gewest uit te geven. Ze vervangt de oude publicatie over gewestelijke uitvoercijfers.
De voorzitter van de Raad van Bestuur
van het Instituut voor de Nationale Rekeningen
Lambert Verjus
Brussel, mei 2004
1 Voor meer uitleg over het nationale concept, zie het begeleidende artikel in het Maandbericht over de buitenlandse handel van maart 2001 en de korte nota in het Maandbericht
van september 2002.
Statistiek buitenlandse handel - Kwartaalbericht - bijzonder nummer voor de periode 2002--2003
Nationale Bank van België - Statistiek buitenlandse handel Maandbericht (2009-11) - pagina's 5 tot 32
3
21
I.
NIEUWE GEWESTELIJKE STATISTIEKEN VAN DE BUITENLANDSE HANDEL
1. INLEIDING
Tot nog toe werden enkel de gegevens betreffende de
gewestelijke verdeling van de uitvoer gepubliceerd, die
steunden op de vestigingsplaats van de sociale zetel van
bedrijven en opgesteld werden volgens het communautaire concept. Er waren geen inlichtingen beschikbaar
over de gewestelijke verdeling van de invoer.
waar de goederen vertrekken en aankomen. Daardoor is
er een overschatting van de export uit de geografische
gebieden waar zich de havens en luchthavens bevinden
(vooral Vlaanderen).
Dankzij de inzameling van nieuwe informatie is het INR
voortaan in staat om statistieken over de uitvoer per
gewest volgens het nationale concept te publiceren die op
steviger grondslagen dan vroeger berusten, alsook om
gegevens over de invoer per gewest te produceren.
Bijgevolg werden er enquêtes gehouden bij de grote
multiregionale bedrijven (waarvan het jaarlijkse exportcijfer meer dan 25 miljoen euro bedroeg). Het doel van die
enquêtes bestond erin, voor elk product van de
gecombineerde nomenclatuur de spreiding van de export
per regio te achterhalen, volgens de plaats van
vervaardiging of opslag van het uitgevoerde product (en
niet volgens de vestigingsplaats van de sociale zetel van
de aangever).
2. OUDE METHODE
Die enquêtes maakten het mogelijk het zeteleffect
gedeeltelijk uit te schakelen, maar hadden geen invloed
op het poorteffect.
Sinds 1997 worden de exportstatistieken volgens een
gewestelijke spreiding gepubliceerd teneinde te voldoen
aan een grotere vraag naar gewestelijke cijfers als gevolg
van de federalisering van sommige bevoegdheden inzake
export.
Deze publicatie bevatte de gewestelijke spreiding van de
uitvoer van België volgens de volgende methodologie:
daar er in de aangiften van de bedrijven geen code
bestond die het gewest van herkomst van de uitvoer
vermeldde, was het basiscriterium voor de berekening
van de gewestelijke spreiding het postnummer van de
aangever. De regionalisering van de exportcijfers steunde
dus op de vestigingsplaats van de sociale zetel van de
exportbedrijven. 1
Indien die methodologie zomaar was toegepast, dan was
er een ernstig probleem gerezen in het geval van de
ondernemingen met vestigingen in twee of drie gewesten
(multiregionale ondernemingen). In dat welbepaalde geval
zouden de resultaten aanzienlijk zijn beïnvloed door twee
effecten: het zeteleffect en het poorteffect.
Het zeteleffect wordt verklaard door het feit dat de
ondernemingen die meerdere vestigingen hebben, hun
aangiften invullen vanuit hun administratieve zetel en niet
vanuit de plaats waar ze produceren. De administratieve
centra zoals Brussel zijn dus oververtegenwoordigd.
Het poorteffect wordt verklaard door het feit dat een
aantal aangiften opgesteld wordt door fiscale
vertegenwoordigers of door gespecialiseerde firma's of
dochterbedrijven die zich concentreren op de plaatsen
1 Voor meer informatie, zie artikel in het Kwartaalbericht, Gewestelijke resultaten,
speciaal nummer voor de periode 1993-1995, van mei 1997.
3. DE NIEUWE AANPAK EN DE VOORDELEN ERVAN
3.1 Beschrijving
Sinds januari 2002 moeten alle ondernemingen in hun
Intrastat-aangiften (intracommunautaire handel) de regio
van oorsprong van de exportgoederen en de regio van
bestemming van de invoer vermelden. Dezelfde gegevens
zijn beschikbaar op de douaneformulieren betreffende de
extrastat-aangiften (extracommunautaire handel) 2.
Om de kwaliteit van de gewestelijke statistieken van
import en export te waarborgen, werd gedurende het
tweede semester van 2003 een enquête gehouden bij de
1.800 grootste ondernemingen voor buitenlandse handel.3
Die enquête was vergezeld van een methodologische
nota die beslissingsdiagrammen bevatte (zie bijlagen)
welke tot hoofddoel hadden de aangifteregels voor alle
aangevers te verduidelijken en eenvormig te maken.
De ondernemingen werden ondervraagd over hun
belangrijkste goederencodes van de gecombineerde
nomenclatuur en er werd hun gevraagd aan de
uitgevoerde of ingevoerde goederen een gewest toe te
wijzen, gebruik makend van de beslissingsdiagrammen.
De resultaten van deze enquête werden vergeleken met
hun aangiften en wanneer er een afwijking werd
2 Met dat verschil dat als verscheidene gewesten betrokken zijn bij één enkele
verzending of aankomst van goederen, de Intrastat-aangifte in verscheidene vakjes
voorziet teneinde de beweging over de verschillende gewesten te spreiden, terwijl
op het formulier van de douane slechts één vakje voorkomt voor het invullen van het
gewest.
3 Van 1.294 Nederlandstalige ondernemingen heeft 85 pct. op de enquête geantwoord
en van 492 Franstalige ondernemingen heeft 79 pct. geantwoord.
Statistiek buitenlandse handel - Kwartaalbericht - bijzonder nummer voor de periode 2002--2003
Nationale Bank van België - Statistiek buitenlandse handel Maandbericht (2009-11) - pagina's 5 tot 32
22
9
vastgesteld, werd met de aangever in contact getreden
om uitleg te geven en om zijn aangifte, zo nodig, te
wijzigen.
Uiteindelijk zijn het steeds de in de aangiften vervatte
inlichtingen (eventueel na wijziging door de aangever) die
gebruikt werden om de gepubliceerde resultaten te
produceren.
Het gebruik van de gewestcode die alle ondernemingen in
hun aangifte vermelden, maakt het mogelijk gewestelijke
exportstatistieken van betere kwaliteit voort te brengen,
maar ook, voor het eerst, gewestelijke importstatistieken
te genereren.
De nieuwe methodologie voert het begrip van
toegevoegde waarde in, dat de economische werkelijkheid beter weerspiegelt (zie de beslissings-diagrammen
als bijlage).
Inderdaad, voor de invoer is het de plaats waar de eerste
toegevoegde waarde wordt voortgebracht en voor de
uitvoer de plaats waar de laatste toegevoegde waarde
wordt gerealiseerd die in aanmerking wordt genomen, en
niet langer de vestigingsplaats van de sociale zetel. Indien
die plaats bij de aangever niet bekend is, wordt de plaats
van de materiële verwerking in aanmerking genomen.
Tenslotte, enkel indien de onderneming op alle vragen
van het beslissingsdiagram "neen" heeft geantwoord,
wordt de plaats van de zetel van de vennootschap in
aanmerking genomen.
De aandacht is dus niet meer toegespitst op de identiteit
van de verzender of van de eigenaar van de goederen,
maar wel op de materiële plaats waar de economische
processen zich hebben afgespeeld.
Zodoende is het mogelijk het zeteleffect bijna helemaal en
het poorteffect gedeeltelijk uit te sluiten. Dat laatste zal
grotendeels verminderd worden dankzij de invoering van
het hierna uiteengezette nationale concept.
3.2 Gegevens gepubliceerd volgens het nationale
concept
Vanaf dit gewestelijke bulletin worden de statistieken van
de buitenlandse handel volgens het nationale concept
gepubliceerd, terwijl de gegevens vroeger volgens het
communautaire concept verspreid werden. Het nationale
concept bevat de in- en uitvoertransacties waarbij een
Belgische ingezetene sensu stricto betrokken is. Zo houdt
het, in tegenstelling tot het communautaire concept, geen
rekening met bewegingen met het buitenland gerealiseerd
in België door niet-residenten.
De cijfers volgens het nationale concept zijn primordiaal
voor de analyse van de macro-economische prestaties
van een land. Het zijn deze cijfers die opgenomen worden
in de betalingsbalans en in de nationale rekeningen.
De overgang naar het nationale concept vergt heel wat
correcties aan de cijfers volgens het communautaire
concept, onder andere op het vlak van de nietingezetenen en op het vlak van de terugzendingen.4
Het gebruik van het nationale concept heeft tot gevolg dat
de gewestelijke spreiding van de statistieken van de
buitenlandse handel verandert. Een groot deel van de
niet-ingezetenen heeft zijn zetel dicht bij de havens en
luchthavens van het land (Antwerpen, Zaventem) of in de
hoofdstad (Brussel). Het nationale concept maakt het dus
mogelijk het poorteffect voor een groot deel uit te sluiten.
3.3 Samengevat : vergelijking tussen de oude en de
nieuwe methode
De nieuwe methode:
- maakt het mogelijk de gewestelijke verdeling van de
import te berekenen, terwijl met de oude methode
alleen de resultaten van de gewestelijke verdeling van
de export konden worden geleverd;
- laat toe de gewestelijke in- en uitvoer te publiceren
volgens het nationale concept in plaats van het
communautaire concept;
- steunt op de aangiften van alle bedrijven en niet meer
op het postnummer of op beperkte enquêtes.
4. NIEUWE RESULTATEN VERGELEKEN MET DE
OUDE
Er werd voor gekozen geen handelsbalans per gewest te
publiceren, zelfs al beschikt men thans zowel over cijfers
betreffende de gewestelijke invoer als over de
gewestelijke uitvoer. Een echte gewestelijke handelsbalans zou immers met de handel tussen de gewesten
rekening moeten houden. Die handel maakt thans echter
niet het voorwerp uit van statistieken, zodat het
onmogelijk is een gewestelijke handelsbalans correct te
berekenen. Zo vertegenwoordigen de in dit gewestelijke
bulletin gepubliceerde gegevens de gewestelijke
verdelingen van de Belgische cijfers en niet de cijfers van
de handel van de gewesten.
4 Voor meer informatie, zie het artikel in het maandbericht van maart 2001, alsook de
voorwoorden in de maandberichten van september 2002 en van januari 2004.
10
Statistiek buitenlandse handel - Kwartaalbericht - bijzonder nummer voor de periode 2002--2003
Nationale Bank van België - Statistiek buitenlandse handel Maandbericht (2009-11) - pagina's 5 tot 32
23
TABEL 1: HET AANDEEL VAN ELK GEWEST IN DE BELGISCHE
BUITENLANDSE HANDEL VOLGENS DE VERSCHILLENDE
METHODEN EN DE VERSCHILLENDE CONCEPTEN (jaar
Import
nieuwe methode
nationaal concept
nieuwe methode
communautair concept
Gewest
oude methode
communautair concept
Stroom
2002, in pct.)
Vlaanderen
n.b.
82,2
79,0
Wallonië
n.b.
10,5
12,3
Brussel
n.b.
7,3
8,7
gewest niet
n.b.
0,0
0,0
Export
Om dezelfde hierboven uiteengezette redenen is het
gewicht van Vlaanderen in de import minder belangrijk bij
de overgang naar het nationale concept, terwijl het
aandeel van Wallonië alsook dat van Brussel toeneemt.
5. NIEUWE VOORSTELLING
bepaald
Totaal
n.b.
100
100
Vlaanderen
77,6
83,3
80,5
Wallonië
13,4
13,2
15,3
Brussel
8,2
3,5
4,2
gewest niet
0,8
0,0
0,0
100
100
100
bepaald
Totaal
de nieuwe aanpak ; dat van Wallonië stijgt van 13,4 pct.
naar 15,3 pct. en dat van Brussel daalt van 8,2 pct. naar
4,2 pct. Die verschuivingen vloeien voort uit twee
bewegingen:
- de eerste is de overgang naar de nieuwe methode die,
door niet meer rekening te houden met de
vestigingsplaats van de sociale zetel van de in- of
uitvoerende onderneming, het zeteleffect sterk
vermindert ten nadele van Brussel, waar de meeste
administratieve zetels gevestigd zijn;
- de tweede is de overgang naar het nationale concept
dat, door alleen rekening te houden met de transacties
door Belgische ingezetenen, het poorteffect sterk
vermindert, ten nadele van Vlaanderen, waar de
meeste niet-ingezeten ondernemingen gevestigd zijn.
Voortaan zal het Gewestelijke Bulletin van de
buitenlandse handel als volgt gepresenteerd worden:
- twee synthesetabellen over de maandelijkse en
gecumuleerde evolutie van de resultaten volgens het
nationale concept;
- acht tabellen die per stroom en per gewest de
spreiding volgens het partnerland bevatten;
- acht tabellen die per stroom en per gewest de
spreiding naargelang van het type van product
volgens de hoofdstukken en de afdelingen van de
gecombineerde nomenclatuur bevatten;
- twee tabellen over de import en de export volgens de
classificering in grote economische categorieën
(CGEC).
Aan het einde van dit Kwartaalbericht wordt de algemene
methodologische informatie over de statistieken van de
buitenlandse handel gepubliceerd.
In Vlaanderen stijgt het aandeel van de export in de
Belgische buitenlandse handel van het jaar 2002 van 77,6
pct. volgens de vorige publicaties, naar 80,5 pct. volgens
Statistiek buitenlandse handel - Kwartaalbericht - bijzonder nummer voor de periode 2002--2003
Nationale Bank van België - Statistiek buitenlandse handel Maandbericht (2009-11) - pagina's 5 tot 32
11
24
SCHEMA 1: BESLISSINGSDIAGRAM VOOR DE TOEWIJZING AAN EEN GEWEST VAN UITGEVOERDE GOEDEREN
VERZENDINGEN
Gewest van oorsprong
Werd het goed vervaardigd, gemonteerd, geassembleerd,
verwerkt, gerepareerd of onderhouden in België? (1)
- vraag A (2)
ja
neen of niet gekend
Is (zijn) het (de) gewest(en) in België waar de laatste
toegevoegde waarde heeft plaatsgevonden gekend? (3)
- vraag B neen
Is (zijn) het (de) gewest(en) in België
vanwaar de goederen zijn verzonden
naar het buitenland gekend? (4)
- vraag C neen
gewest van oorsprong =
gewest in België waar
de hoofdzetel van de
onderneming is
gevestigd
ja
gewest van oorsprong =
gewest(en) in België waar de
laatste toegevoegde waarde
heeft plaatsgevonden
ja
gewest van oorsprong = gewest(en) in
België vanwaar de goederen zijn
verzonden naar het buitenland
(1) Onder "vervaardiging, montage, assemblage en verwerking" wordt enkel
verstaan: een behandeling in België waarna de goederen onder een andere
GN8-code worden ingedeeld. Voor reparatie en onderhoud geldt deze vereiste
van wijziging van GN8-code uiteraard niet.
(2) Opgelet: Het is mogelijk dat er hier een combinatie is van ja, neen en niet
gekend (vb. een deel van de verzending werd zelf geproduceerd, het overige
deel werd ingevoerd uit een andere lidstaat of is niet gekend waar het werd
geproduceerd). Voor elk deel afzonderlijk volgt men uiteraard het verdere
beslissingsschema.
(3) Toegevoegde waarde slaat op vervaardiging, montage, assemblage,
verwerking, reparatie of onderhoud. Let op: in geval van "vervaardiging,
montage, assemblage en verwerking" slaat dit op het gewest waar de GN8-code
van het geëxporteerd goed is ontstaan.
(4) Bij stockage: hier wordt geen stockage bedoeld inherent aan het transport
van de goederen (vb. geen stockage in een loods in afwachting van het laden op
een schip).
12
Statistiek buitenlandse handel - Kwartaalbericht - bijzonder nummer voor de periode 2002--2003
Nationale Bank van België - Statistiek buitenlandse handel Maandbericht (2009-11) - pagina's 5 tot 32
25
ILLUSTRATIE VAN SCHEMA 1
1STE GEVAL:
Geneesmiddelen worden in bulk vervaardigd (code GN8 3004 2090) in het Waalse gewest door een onderneming X.
Vervolgens worden die goederen doorverkocht aan een onderneming Y, die deze geneesmiddelen in het Vlaamse
gewest voorbereidt voor de verkoop in de kleinhandel (code GN8 3004 2010) en die ze verzendt naar de plaats van
opslag in het Brusselse gewest, vanwaar ze naar het buitenland uitgevoerd worden.
Aangifte van Y volgens de nieuwe methode
Vlaams gewest.
Aangifte van Y volgens de oude methode
Vlaams gewest.
· Zie het beslissingsdiagram hierboven:
· vraag A : ja / vraag B : ja
· De code GN8 van het uitgevoerde product ontstond in het
Vlaamse gewest.
2DE GEVAL:
Een onderneming X importeert uit Frankrijk rode potloden (de code GN8 is 9609 1010) en koopt blauwe potloden (de
code GN8 is 9609 1010) bij een producent in het Brusselse gewest.
De potloden worden per twee (een rode en een blauwe) samen verpakt door de onderneming X in het Vlaamse gewest
en worden vervolgens naar Nederland verzonden. De verpakking van de twee potloden had geen wijziging van code
GN8 tot gevolg.
De maatschappelijke zetel van onderneming X is in het Waalse gewest gevestigd.
Aangifte van X volgens de nieuwe methode
Er is een spreiding tussen het Brusselse gewest en het Vlaamse
gewest.
Aangifte van X volgens de oude methode
Als de onderneming niet als belangrijk multiregionaal bedrijf
bekend is: Waals gewest.
Zie het beslissingsdiagram hierboven:
vraag A: voor een deel van de verzending wel (de blauwe
potloden) en voor het andere deel niet (de rode potloden).
-
Als de onderneming als belangrijk multiregionaal bedrijf bekend
is: Vlaams gewest.
deel waarvoor het antwoord ja is op vraag A: vraag B:
ja => Brussels gewest
deel waarvoor het antwoord nee is op vraag A: vraag
C: ja => Vlaams gewest.
Statistiek buitenlandse handel - Kwartaalbericht - bijzonder nummer voor de periode 2002--2003
Nationale Bank van België - Statistiek buitenlandse handel Maandbericht (2009-11) - pagina's 5 tot 32
13
26
SCHEMA 2: BESLISSINGSDIAGRAM VOOR DE TOEWIJZING AAN EEN GEWEST VAN INGEVOERDE GOEDEREN
AANKOMSTEN
Gewest van bestemming
Wordt het goed verbruikt, gemonteerd, geassembleerd,
verwerkt, gerepareerd of onderhouden in België? (1)
- vraag A (2)
neen of niet gekend
ja
Is (zijn) het (de) gewest(en) in België waar de eerste toegevoegde
waarde plaatsvindt gekend? (3)
- vraag B neen
Is (zijn) het (de) gewest(en) in
België waarheen de goederen zijn
verzonden vanuit het buitenland
gekend? (4)
- vraag C neen
gewest van bestemming
= gewest in België waar
de hoofdzetel van de
onderneming is
gevestigd
ja
gewest van bestemming =
gewest(en) in België waar de
eerste toegevoegde waarde
plaatsvindt
ja
gewest van bestemming = gewest(en) in
België waarheen de goederen zijn
verzonden vanuit het buitenland
(1) Onder "montage, assemblage en verwerking" wordt enkel verstaan: een behandeling
in België waarna de goederen onder een andere GN8-code worden ingedeeld. Voor
verbruik, reparatie en onderhoud geldt deze vereiste van wijziging van GN8-code
uiteraard niet.
(2) Opgelet: Het is mogelijk dat er hier een combinatie is van ja, neen en niet gekend (vb.
een deel van de aankomst is voor eigen verbruik, het overige wordt terug uitgevoerd
naar een andere lidstaat of is niet gekend wat ermee zal gebeuren). Voor elk deel
afzonderlijk volgt men uiteraard het verdere beslissingsschema.
(3) Toegevoegde waarde slaat op verbruik, montage, assemblage, verwerking, reparatie
of onderhoud. Let op: in geval van "montage, assemblage en verwerking" slaat dit op het
gewest waar de GN8-code van het geïmporteerd goed zal gewijzigd worden.
(4) Bij stockage: hier wordt geen stockage bedoeld inherent aan het transport van de
goederen (vb. geen stockage in een loods van haven in afwachting van het ophalen van
de goederen).
14
Statistiek buitenlandse handel - Kwartaalbericht - bijzonder nummer voor de periode 2002--2003
Nationale Bank van België - Statistiek buitenlandse handel Maandbericht (2009-11) - pagina's 5 tot 32
27
ILLUSTRATIE VAN SCHEMA 2
1STE GEVAL:
Een chemisch bedrijf voert de grondstof polyetheen in (code GN8 is 3901 9090), die het zal verwerken tot een nieuw
product. Dat bedrijf heeft twee dochtermaatschappijen: één in het Brussels gewest en één in het Waals gewest. De
polyetheen wordt eerst opgeslagen in het Vlaams gewest.
De maatschappelijke zetel van het chemische bedrijf is gevestigd in het Brusselse gewest.
a) op het ogenblik van de invoer weet het bedrijf niet welke hoeveelheden bestemd zijn voor welke
dochtermaatschappijen
b) op het ogenblik van de invoer weet het bedrijf welke hoeveelheden bestemd zijn voor welke dochtermaatschappijen.
Aangifte volgens de nieuwe methode
(voor de ingevoerde goederen zijn er geen gewestelijke statistieken die volgens de vroegere methode opgesteld zijn.)
a) Vlaams gewest.
· Zie het beslissingsdiagram hierboven:
· vraag A: ja / vraag B: nee / vraag C: ja.
b) Er is een spreiding tussen het Brusselse gewest en het Waalse gewest volgens de hoeveelheden die er verbruikt worden.
· Zie het beslissingsdiagram hierboven:
· vraag A : ja / vraag B : ja
2DE GEVAL:
Een onderneming voert vloeibaar aardgas in (code GN8 is 2711 1100) via een haven in het Vlaams gewest. In deze
haven wordt het vloeibare aardgas omgezet in gasvormig aardgas (de code GN8 is 2711 2100) bestemd voor privéconsumptie en voor de productie van elektriciteit in het Brusselse gewest.
Aangifte volgens de nieuwe methode
(voor de ingevoerde goederen zijn er geen gewestelijke statistieken die volgens de vroegere methode opgesteld zijn.)
Vlaams gewest.
Zie het beslissingsdiagram hierboven:
vraag A : ja / vraag B : ja
Statistiek buitenlandse handel - Kwartaalbericht - bijzonder nummer voor de periode 2002--2003
Nationale Bank van België - Statistiek buitenlandse handel Maandbericht (2009-11) - pagina's 5 tot 32
15
28
Download