brochure voor de deelnemers - Steunpunt Milieu en Gezondheid

advertisement
VLAAMS HUMAAN
BIOMONITORINGSPROGRAMMA
GROEPSRESULTATEN
Vlaamse referentiepopulatie 2007-2011
Het Steunpunt Milieu en Gezondheid onderzocht in opdracht van de
Vlaamse overheid de aanwezigheid van vervuilende stoffen in het
lichaam en de mogelijke invloed op de gezondheid. In de brochure
vindt u de samenvatting van de belangrijkste resultaten van dit
biomonitoringsonderzoek.
Samenvatting
In totaal onderzochten we 650 deelnemers die minstens 10 jaar in Vlaanderen wonen. 200 tot
250 deelnemers per leeftijdsgroep vormen een representatief staal waarvan de kenmerken vrij
goed overeenstemmen met die van de Vlaamse bevolking. Zowel historische vervuilende stoffen
als nieuwe milieupolluenten zijn goed meetbaar in de stalen. De waarden zijn vergelijkbaar
met gelijkaardige internationale studies. In vergelijking met het buitenland werden er geen
alarmerende trends gedetecteerd. Deze biomonitoring bevestigt dat externe milieufactoren en
levensstijl de aanwezigheid van vervuilende stoffen in de mens en de menselijke gezondheid
beïnvloeden.
De resultaten van deze studie kunnen in de
toekomst gebruikt worden om tijdstrends binnen
Vlaanderen op te volgen en als controlewaarde
voor biomonitoringscampagnes in specifieke hot
spot gebieden (o.a. voor de lopende studies in de
industriegebieden van Genk-Zuid en Menen).
Meer info ?
Deze brochure geeft slechts een zeer beknopt
overzicht van het onderzoek. Wenst u zich meer
uitgebreid te informeren dan kan u het volledig
rapport downloaden van de website www.milieu-engezondheid.be. Deze website bevat alle informatie
van deze studie, de vorige campagne en de lopende
campagnes in Genk-Zuid en Menen.
Doel van
het onderzoek
Het
Vlaams
Humaan
Biomonitoringsprogramma
is
een
meetprogramma waarbij in opdracht van
de Vlaamse overheid de aanwezigheid
van milieuvervuilende stoffen in de
mens gemeten wordt. Het programma
2001-2006 onderzocht pasgeborenen,
jongeren en volwassenen in diverse
aandachtsgebieden in Vlaanderen. Het
doel van de huidige campagne (20072011) is om te onderzoeken hoeveel
vervuilende stoffen een gemiddelde
Vlaming in zijn lichaam heeft.
Wie waren onze deelnemers?
Wat vroegen we van hen?
In totaal onderzochten we 650 deelnemers
die minstens 10 jaar in Vlaanderen wonen.
Aan 250 moeders werd gevraagd om deel
te nemen wanneer ze kwamen bevallen
in de kraamkliniek. 200 jongeren van het
derde middelbaar (14-15 jaar) werden via
scholen gecontacteerd. Tot slot werden
200 volwassenen tussen 20 en 40 jaar oud
gerekruteerd. Om voldoende deelnemers te
vinden, werd gerekruteerd bij personeelsleden
van de provinciebesturen.
Bij de deelnemers werden verschillende stalen
genomen (al naargelang de leeftijdsgroep:
bloed, urine, haar), zowel om de blootstelling
aan vervuilende stoffen te meten als om
bepaalde gezondheidseffecten (bijv. DNAschade, hormonen) te meten. Daarnaast werden
vragenlijsten afgenomen die ons bijkomende
informatie opleverden over de gezondheid
van de deelnemer (bijv. het voorkomen
van astma of vruchtbaarheidsproblemen)
en over levensstijlfactoren (bijv. roken,
voeding, hobby’s,….) De jongeren legden ook
computertesten af; die leerden ons iets over de
neuropsychische ontwikkeling.
Naast de individuele stalen werden mengstalen
aangemaakt om nieuwe vervuilende stoffen
te meten waar nog maar weinig over
geweten is en weinig ervaring bestaat met de
meetmethoden.
De resultaten ...
Historische vervuilende stoffen
We hebben een aantal ‘historische’ vervuilende
stoffen zoals zware metalen, PCB’s, dioxines
en pesticiden, die momenteel verboden
zijn, in het lichaam van de mens gemeten.
Deze stoffen werden ook gemeten in de
eerste
biomonitoringscampagne
(20012006). Toen werd er niet gemeten in de
algemene Vlaamse bevolking, maar in acht
typegebieden (2 landelijke, 2 stedelijke en
4 industriële gebieden). Vergelijking van
de resultaten van de twee studies is enkel
mogelijk voor pasgeborenen en jongeren,
want de leeftijdsgroepen van de volwassenen
verschillenden aanzienlijk (50-65 jaar in de
eerste campagne tegenover 20-40 jaar in de
tweede). In vergelijking met vijf jaar geleden,
liggen de resultaten in de huidige studie lager
voor lood, cadmium, PCB’s, dioxines en oudere
pesticiden. De waarden voor PAK’s liggen
nu iets hoger en deze voor benzeen zijn zeer
vergelijkbaar. Mogelijk liggen de waarden lager
omdat het milieu minder vervuild is. De vorige
studie onderzocht 8 aandachtsgebieden, waar
je meer vervuiling verwacht. Dat kan ook
de oorzaak zijn van de lagere waarde in het
nieuwe onderzoek. Nu werd in heel Vlaanderen
gemeten en niet enkel in aandachtsgebieden.
Verder moeten we ook altijd rekening houden
met variatie op de meetmethoden.
Nieuwe vervuilende stoffen
In de huidige meetcampagne maten we voor
het eerst een aantal ‘nieuwe’ vervuilende
stoffen zoals weekmakers (met name terug te
vinden in plastics), brandvertragers, nieuwere
pesticiden en persoonlijke hygiëneproducten
op grote schaal. De meeste nieuwe polluenten
hebben we in meetbare concentraties
teruggevonden in de bloed-, urine of haarstalen
van de deelnemers. Dit betekent dat iedereen
in contact komt met chemische stoffen die in
onze dagelijks omgeving aanwezig zijn. Van
al deze stoffen is geweten dat ze een negatief
effect op de gezondheid kunnen hebben.
Het gaat bijvoorbeeld om stoffen die vanuit
de verpakking in de voeding terecht komen;
bewaarmiddelen die worden toegevoegd
aan een gezichtscrème; stoffen waarmee
computers of radio’s behandeld worden
om ze minder ontvlambaar te maken en die
langzaam vrijkomen in de lucht; pesticiden die
in siertuinen of op gazons worden gebruikt,
zowel door privépersonen als in openbare
terreinen; enz….
Invloed van milieu en levensstijlfactoren
Onze studie bevestigt dat de aanwezigheid van vervuilende stoffen in het lichaam mede
bepaald wordt door onze levensstijl (bijv. roken, voedingsgewoonten, enz…) en door
factoren in het milieu (bijv. wonen in een stad, blootstelling aan passief roken, enz…).
Dit geldt zowel voor de historische als de nieuwe vervuilende stoffen. De onderstaande
situaties kunnen er toe leiden dat verschillen in gemiddelde gehaltes van bepaalde stoffen
worden teruggevonden in het lichaam. We weten echter nog niet wat dit betekent voor de
gezondheid.
Wonen in stedelijk gebied betekent meer zware metalen
in het lichaam: cadmium, lood, mangaan en kwik kwamen
in hogere concentraties voor bij deelnemers uit stedelijke
gebieden.
Wonen in niet-stedelijk gebied wordt in verband gebracht
met hogere gehaltes van benzeen in het lichaam.
Roken geeft verhoogde waarden voor cotinine
(afbraakproduct van nicotine), cadmium, PAK’s en benzeen,
terwijl de waarden voor arseen verlaagd waren.
Blootstelling aan passief roken (zelf niet roken) geeft
verhoogde waarden aan cotinine en PAK’s.
Stoken van open vuren wordt in verband gebracht met
hogere waarden voor dioxines.
Visconsumptie leidt tot hogere waarden van toxisch
relevant arseen en kwik in het lichaam.
Consumptie van zelfgekweekte eieren en zelfgevangen vis
geeft hogere waarden van oudere pesticiden (HCB, DDT),
van dioxines en van perfluorderivaten in het bloed.
Barbecue (eten van gegrilde voeding) geeft hogere
waarden van PAK’s in de urine.
Borstvoeding gekregen hebben (als baby) betekent hogere
gehalten PCB’s in het lichaam van 14-15 jarigen.
Gebruik van verzorgingsproducten geeft verhoogde
interne gehalten van triclosan, parabenen en musks in het
lichaam.
Deze resultaten willen niet zeggen dat men geen vis mag
eten of dat borstvoeding beperkt zou moeten worden. De
Wereldgezondheidsorganisatie en de Belgische overheid
raden ondanks deze gekende gehaltes aan vervuilende
stoffen in vis en moedermelk aan om borstvoeding te
geven en vis te eten (2x per week), aangezien de voordelen
voor de gezondheid nog steeds groter zijn dan de nadelen.
Invloed van persoonsgebonden kenmerken
Persoonsgebonden kenmerken kunnen ook
een rol spelen in de gehaltes aan vervuilende
stoffen.
Leeftijd: sommige gehalten aan vervuilende
stoffen stijgen met de leeftijd, dit betekent
dat ze zich in het lichaam opstapelen; dit is
ondermeer het geval voor cadmium, lood,
arseen, PCB’s en DDT.
Geslacht: lood, thallium, PCB’s en gechloreerde
pesticiden zijn significant hoger bij jongens dan
bij meisjes. Stoffen uit verzorgingsproducten
(musks) komen meer voor bij meisjes dan
bij jongens, mogelijk omdat meisjes meer
cosmetica gebruiken.
Body mass index (BMI): een aantal vervuilende
stoffen die zich opstapelen in vetten, zijn
lager naargelang BMI hoger is, o.a. PCB’s en
gechloreerde pesticiden. Vermoedelijk is dit
tenminste gedeeltelijk toe te schrijven aan
een ‘verdunningseffect’: vetoplosbare stoffen
worden verdeeld over een grotere vetmassa
en worden dus verdund in het lichaam.
Bij volwassenen daalt de concentratie van
parabenen in urine met stijgende BMI.
Opleidingsniveau: er is een verband tussen
musks en het type onderwijs van de jongeren.
De hoogste gehalten vinden we bij jongeren
uit het algemeen secundair onderwijs (ASO),
daarna het technisch onderwijs (TSO) en de
laagste bij jongeren uit het beroepsonderwijs
(BSO). Musks vinden we terug in een aantal
verzorgingsproducten o.a. in zeep, shampoo,
make-up en parfum.
Vergelijking met het buitenland
De niveau’s van vervuilende stoffen die in
de huidige studie worden gemeten zijn over
het algemeen vergelijkbaar met metingen
van grote biomonitoringscampagnes bij
de algemene bevolking in andere Westerse
landen (o.a. Duitsland, Verenigde Staten). Er
werden geen alarmerende trends vastgesteld
voor Vlaanderen.
Verschillen tussen landen zijn er wel, bijv. een
hoger gebruik van organofosfaatpesticiden in
Europa in vergelijking met de V.S.; een ander
patroon van gebromeerde vlamvertragers
in de verschillende landen. Dit heeft onder
meer te maken met verschillen in wetgeving
en productieprocessen tussen landen of
continenten.
Gezondheidsparameters
In deze studie werden gezondheidseffecten gemeten die
mogelijk beïnvloed worden door milieuvervuiling, o.a. het
voorkomen van astma en allergieën, metingen van DNAschade in het bloed en de urine, metingen van schildklieren geslachtshormonen, vragen over vruchtbaarheid en
miskraam, puberteitsontwikkeling en groei.
Het voorkomen van astma bij moeders is toegenomen in
vergelijking met het onderzoek in het eerste Steunpunt
2001-2006. Bij jongeren was het voorkomen van astma
vergelijkbaar met vijf jaar geleden.
We vonden dat er verschillen zijn
in gezondheidsparameters tussen
subgroepen, bijvoorbeeld wonen in
stedelijk gebied, roken, drinken van
alcohol of een hogere opleiding kan
een effect hebben op het voorkomen
van astma, de puberteitsontwikkeling
of de hormonenconcentraties. In
sommige gevallen kan het gaan om een
direct, oorzakelijk verband; in andere
gevallen om een samengaan van
factoren, die niet noodzakelijk oorzaak
en gevolg zijn van elkaar. Dit zal nog
verder bestudeerd worden. De relatie
tussen blootstelling aan vervuilende
stoffen en gezondheidseffecten zal
ook nog worden onderzocht.
Perceptieonderzoek
Bijna de helft van de volwassenen, een derde van
de moeders van pasgeborenen en een kwart van
de jongeren geeft een milieuprobleem in hun
woonomgeving aan. Hoogopgeleiden melden
vaker een milieuprobleem dan lager opgeleiden.
Verkeer wordt gezien als het belangrijkste
milieuprobleem
in
de
woonomgeving:
luchtvervuiling en geluidshinder worden het
vaakst gemeld. Men heeft klachten over uitlaaten verbrandingsgassen en luchtwegproblemen
zijn de vaakst gemelde gezondheidsklachten.
Men ziet wetenschappers en huisartsen als de
meest betrouwbare informatiekanalen over
milieuproblemen, maar dit zijn niet de kanalen
waarvan deelnemers in de praktijk ook informatie
gekregen hebben; dat waren gemeentebestuur
en media.
Moeders van pasgeborenen en volwassenen
wensen vooral van de overheid informatie
te ontvangen, terwijl jongeren dit vooral
verwachten van de media en de wetenschap.
Bijna alle deelnemers voelen zich mee
verantwoordelijk voor de zorg voor het
leefmilieu. Ruim drie kwart van de deelnemers
zegt ook daadwerkelijk rekening te houden met
het leefmilieu. 60% van de deelnemers is bereid
zijn of haar gedrag aan te passen indien dit zou
helpen bij het oplossen van milieuproblemen in
de leefomgeving. Afval sorteren is de populairste
bijdrage die deelnemers leveren.
Deelnemers vinden dat de plaatselijke
bevolking best via een enquête betrokken
wordt om te zoeken naar oplossingen voor
lokale milieuproblemen. De overheid moet
rekening houden met de wensen van de
bevolking, maar moet uiteindelijk wel zelf
beslissen. De meerderheid van de deelnemers
vindt betrokkenheid van de bevolking bij
milieubeleid belangrijk. Toch is ongeveer drie
kwart van de deelnemers niet bereid om zelf
actief deel te nemen.
Verklarende woordenlijst
benzeen : een vluchtige stof die onder meer voorkomt in oplosmiddelen, uitlaatgassen,…
cotinine : afbraakproduct van nicotine (tabak)
DDT :
dichloordiphenyltrichloorethaan; een pesticide dat vroeger veel gebruikt werd, maar momenteel verboden is in België
dioxine :
stof die gevormd kan worden bij het verbranden van chloorhoudende stoffen
DNA-schade : beschadiging van het DNA
gebromeerde vlamvertragers : groep van chemische stoffen die broom bevatten en als brandver-
trager worden gebruikt, o.a. in electronisch materiaal, kleding, tapijten, gordijnen, enz…
gechloreerde pesticiden : pesticiden, die momenteel verboden zijn, op basis van chloor, voornamelijk DDT en HCB
HCB : hexachlorobenzeen, schimmelwerend middel, momenteel verboden in België
musks : synthetische geurstoffen die worden gebruikt in verzorgingsproducten, cos-
metica,…
organofosfaatpesticiden : groep van bestrijdingsmiddelen op basis van organofosfaat, o.a. chlor-
pyrifos, parathion, malathion,…
PAK’s : polycylische aromatische koolwaterstoffen; groep van vluchtige stoffen die onder meer vrijkomen bij verbranding
parabenen : bewaarmiddel dat toegevoegd wordt aan verzorgingsproducten, schoonmaak-
producten, levensmiddelen, ….
PCB’s : polygechloreerde biphenyls, stoffen die vroeger gebruikt werden in industriële toepassingen (transformator-olie, koelvloeistof, hydraulische systemen, …)
perfluorderivaten : stoffen op basis van fluor, die worden gebruikt voor oppervlakte-behandeling (waterdicht of vetvrij maken van papier, verpakkingsmateriaal, kookmateriaal, enz,..)
triclosan : antibacteriële stof die wordt toegevoegd aan verzorgingsproducten
zware metalen : metalen met een hoog atoomgewicht. In de huidige studie worden volgende zware metalen gemeten: arseen, cadmium, lood, mangaan, koper, kwik, thallium.
Download