1. Onderstreep alle werkwoords- en persoonsvormen die in de zin staan (10p.) Oom Vermandere uit Antwerpen brengt sigaren mee. De zeven eendjes die in de sloot zwemmen, zijn eindeloos mooi. Het kleine meisje bekladde de arme jongen van kop tot teen. De zoon van de burgemeester, Ward, was bij ons te gast. Toen hij in mijn omgeving kwam, kookte ik van woede. Ligt tante Mia ziek te bed nadat zij in een mierennest gevallen was ? De oude, grijze man kocht rode, wollen sokken en een oude versleten bril. Die vreselijke aardbeving werd een ramp voor de armoedige bevolking van Peru. Ook de slimste van de klas maakt wel eens een fout. Dat zou Lize toch gezien moeten hebben. 2. Noteer volgende, correct gebouwde zinnen met minimum 7 woorden. (4p.) * een vragende zin: ............................................................................................................................ * gebiedende zin: .............................................................................................................................. * mededelende zin: ............................................................................................................................ * directe rede: ............................................................................................................................ 3. Onderstreep de zelfstandige naamwoorden. (7p.) Binnenkort gaan we op surfweekend. In juni zijn de meeste proeven achter de rug. De ranken van de druivelaar zijn zwaar beladen. ‘s Avonds kan ik rustiger werken. We aten smakelijk met mes en vork. De leraar haalde de werken van zijn leerlingen op. Het product van twee priemgetallen is nooit een priemgetal. 4. Vul de tabel verder aan . (4p.) verzamelnaam meervoud …………………….. stenen verkleinwoord …………………….. …………………….. …………………….. …………………….. gedierte vogeltje 5. Vul passend met een verzamelnaam aan. een een een een …………………….. …………………….. …………………….. …………………….. …………………….. …………………….. …………………….. een enkelvoud ……………………… … ……………………… … ……………………… … ……………………… … ……………………… … voorbeelden gedichten kuikens vissen paarden (5p.) ster 6. Vervang door een passend spreekwoord of gezegde. (5p.) We gaan onze ruzie wel met z’n tweeën regelen. ……………………………………………………………………………………………… Wat ?! Hebben wij de lotto gewonnen ? ……………………………………………………………………………………………… Ik was helemaal vergeten dat er vandaag een proef was. ……………………………………………………………………………………………… Kwaad met kwaad vergelden, is af te keuren. ……………………………………………………………………………………………… Ik heb bij jou nog een schuld te vereffenen. ……………………………………………………………………………………………… 7. Zoek de volgende woorden op en noteer de blz. Noteer kort de uitleg ernaast. (8p.) regenpijp: picknick: geslepen: pastei: kermen: misgunnen: pingelen: verkwisten: 8. Schrijf de zin opnieuw met de nodige leestekens, hoofdletters en aanhalingstekens. (3p.) jens beweert dat hij alles zal correct hebben. * ................................................................................................................................... lukas heeft zich overslapen omdat ze niet wist dat het uur veranderde zei thomas * ................................................................................................................................... ...................................................................................................................................... elise zei zeggen ze dat ik een pracht van een fiets heb * ................................................................................................................................... 9. Schrijf volgend willekeurig stukje tekst correct over en verdeel in alinea’s. (zelf uitzoeken) ................................................................................................................................... ................................................................................................................................... ................................................................................................................................... ................................................................................................................................... ................................................................................................................................... ................................................................................................................................... ................................................................................................................................... ................................................................................................................................... ................................................................................................................................... ................................................................................................................................... ................................................................................................................................... ................................................................................................................................... 10. Verdeel in zinsdelen en benoem. Oom Vermandere uit Antwerpen brengt sigaren mee. De zeven eendjes die in de sloot zwemmen, zijn eindeloos mooi. Het kleine meisje bekladde de arme jongen van kop tot teen. De zoon van de burgemeester, Christophe, was bij ons te gast. Toen hij in mijn omgeving kwam, kookte ik van woede. Ze gaf vorige maand een cadeautje aan haar moeder. De oude grijsaard kocht wollen sokken. Die vreselijke aardbeving werd een ramp voor de armoedige bevolking van Peru. Iedereen zwaait vanaf de overkant van het meer. Dat zou Gaëlle gisteren gezien moeten hebben. Hij watertandde toen hij die perziken zag liggen. Vanaf heden controleert men de fluorescerende nummerplaten. Ze zijn nog wakker. Het ontplofte tuig lag in een verlaten garage.