Kwaliteitscontrole stijfheid van zandbed en fundering Het is van belang dat de fundering en aardebaan van een wegconstructie op hun taak wikkelde modellen van de Federal Highway Administration (FHWA) in de Verenigde Staten een stap gemaakt om de invloed van vochtgehalte op de LWD-stijfheidsmodulus van een zandbed te kwantificeren. De korrelverdeling en de data uit de proctorproef fungeren daarbij als voornaamste extra voorspellende variabelen. De relatie tussen het vochtgehalte bij aanleg en de LWD-modulus in het laboratorium lijkt heel erg op de relatie tussen vochtgehalte en CBR-waarde. Met de nieuwe relatie kan dus snel inzicht worden verkregen in welke stijfheidsmoduli haalbaar zijn voor een combinatie van materiaal en vochtgehalte, zonder dat daarvoor kostbare en tijdrovende triaxiaalproeven nodig zijn. berekend zijn. De stijfheidsInvloed vocht modulus van het zandbed en De relatie tussen vochtgehalte en dichtheid uit de proctorproef en de daaruit afgeleide stijfheid, geeft aan welke dichtheid en stijfheid haalbaar zijn bij een gekozen uitgangswaarde voor het vochtgehalte. Vaak zal dat het optimum vochtgehalte zijn of een gehalte dat er niet iets onder ligt. Met LWD-metingen kan tijdens de uitvoering worden gecontroleerd of de gewenste stijfheid daadwerkelijk is gehaald. In de praktijk zal het vochtgehalte tijdens de meting nooit gelijk zijn aan het vochtgehalte tijdens het verdichten, zeker niet als het een tijdje heeft geregend. Zijn de na een regenbui gemeten LWD-moduli dan nog een goede indicator van de aanlegkwaliteit? De stijfheidsmodulus behorend bij een vochtgehalte tijdens aanleg van 2 procent boven het optimum vochtgehalte is niet gelijk aan de stijfheidsmodulus van een zandbed dat bij een de fundering is daar tegenwoordig een gewichtige parameter voor. Maar er zijn ook traditionele controleparameters. Het is Koac•NPC gelukt deze twee middelen aan elkaar te koppelen. DR.IR. C.A.P.M. VAN GURP Van oudsher zijn meting van verdichtingsgraad en vochtgehalte, vaak aangevuld met een bepaling van de korrelverdeling, de voornaamste gereedschappen die bij een kwaliteitscontrole van een werk in uitvoering worden gehanteerd. Een probleem daarbij is echter dat vochtgehalte, droge dichtheid en maximumproctordichtheid de aanlegkwaliteit niet direct koppelen aan de voornaamste uitgangspunten van de gangbare nnechanistische dimensioneringsprocessen. Deze gebruiken de stijfheidsmodulus als de belangrijkste ontwerpparameter. Vooral in nieuwe contractvormen worden steeds meer eisen gesteld aan de stijfheidsmodulus, niet alleen bij oplevering of aan het einde van de contractperiode, maar ook tijdens de uitvoering. In dit artikel wordt een koppeling gelegd tussen de traditionele controleparameters en de stijfheidsmodulus. Beeld van de grindvervangingsproef. zienlijk deel uit van een wegconstructie. Schades in wegen, met name bij asfaltverhardingen, zijn vaak te herleiden tot problemen in de fundering en dieper gelegen lagen. Goede functionele prestaties van die lagen kunnen alleen worden gewaarborgd met passende kwaliteitscontroles van materialen om er zeker te zijn dat de geleverde materialen hetzelfde zijn als de bestelde. Verder moet het materiaal gelijkmatig gemengd zijn en moet een juiste keuze voor het vochtgehalte zijn gemaakt om een goede verdichting te realiseren. Uiteraard moet voldoende verdichtingsenergie zijn uitgeoefend voor de gewenste dichtheid en stijfheid. Gewenste prestaties Meetmethode stijfheid De fundering en de aardebaan maken een aan- Voor het meten van de draagkracht en stijfheidsmodulus van fundering of zandbed zijn Light Weight Deflectometers (LWD) uitermate geschikt. Bij een LWD-meting valt een gewicht van ongeveer 10 kg vanaf een zekere hoogte op een set buffers die op een cirkelvormige plaat zijn gemonteerd.Tegenwoordig wordt bijna altijd een diameter van 300 mm gebruikt. Uit de opgewekte lastpuls en centrumdeflectie kan de oppervlaktemodulus worden berekend. Dit is een equivalente modulus voor de combinatie van lagen waarop de meting wordt uitgevoerd. In Nederland zijn drie typen LWD in gebruik, namelijk apparaten van Zorn, Dynatest en Grontmij. Hoewel de apparaten op het oog op elkaar lijken, IN 'T KORT -STIJFHEIDSCONTROLE Vooral nieuwe contractvormen stellen steeds meer eisen aan de stijfheidsmodulus Met een LWD-meting kan worden gecontroleerd of de gewenste stijfheid is gehaald De LWD-waarden in het veld liggen dicht bij de in het laboratoium gevonden waarden FHWA-modellen kunnen een stap zijn naar de koppeling van oude regels aan de nieuwe eisen 20 LAN D+WATER NR. 3 - MAART 2015 zijn er toch forse verschillen. De Zorn meet de deflectie met een versnellingsopnemer die bovenop de gesloten voetplaat is gemonteerd, terwijI de andere merken de centrumdeflectie meten met een geofoon (snelheidsopnemer) die door een gat in de voetplaat rechtstreeks contact maakt met de fundering of het zandbed. De Dynatest- en Grontmij-apparaten zijn voorzien van een drukdoos om het krachtsignaal te meten. De Zorn kent geen drukdoos. Door het gewicht altijd van een vaste hoogte te laten vallen wordt aangenomen dat de kracht altijd hetzelfde is. Uit het staafjesdiagram blijkt dat de werkelijke kracht een bepaalde bandbreedte kent die afhankelijk is van de stijfheid van het medium waarop gemeten wordt. Deze verschillen leiden samen met verschillen in plaatstijfheid ertoe dat de oppervlaktemodulus gemeten met de Zorn ongeveer een factor 1,75 kleiner is dan die van de Dynatest of Grontmij LWD. Kortom, de meetresultaten van de diversen typen LWD kunnen niet zondermeer door elkaar worden gebruikt. Tabel Relatie vochtgehalte en stijfheid fijn zand Vochtgehalte (% m/m) LWD-stijfheid lab (MPa) 4 6 8 47 43 LWD-stijfheid veld (MPa) 48 33 23 Voor het meten van de draagkracht en stijfheidsmodulus van fundering of zandbed zijn Light Weight Deflectometers (LWD) uitermate geschikt. optimum vochtgehalte is aangelegd, maar tijdens de LWD-meting 2 procent natter was. In dit laatste geval is bij de uitvoering uitgegaan van het korrelskelet met de dichtste korrelstapeling, ofwel het skelet met de geringste holle ruimte. Dit betekent dat een toename van 2 procent vocht de verzadigingsgraad opstuwt. Deze ver10 11 zadigingsgraad is groter dan bij een zandbed dat 40 1 bij dit hogere vochtgehalte zou zijn aangelegd; simpelweg omdat de beschikbare holle ruimte 16 11 van dit mengsel groter is. 30 a) C a) 25 Kracht Zorn LWD = 6,69 kN (1)▪ 20 Slot • o 15 2 Met de FHWA-modellen kan een verdere stap worden gezet om de resultaten van de soudes regels uit de Standaard, nannelijk de dichtheid, vochtgehalte en korrelverdeling beter te koppelen aaninieuwe'eisen zoals de stijfheidsmodulus van fundering en zandbed. Hiermee kunnen opdrachtnemers beter voldoen aan de huidige contractvoorwaarden. 10 Link tussen vochtgehalte en stijfheid Met dichtheidsmetingen op een zandbed met steekring, zandvervangingsmethode of nucleaire apparatuur kan, aangevuld met bepaling van de relatie tussen vochtgehalte en dichtheid met de proctorproef, traditioneel een aardig beeld worden gekregen van de kwaliteit van een zandbed. Koac•NPC heeft met behulp van recent ont- Lab versus veld Uit een analyse blijkt dat de LWD-stijfheden in het veld dicht tegen de waarden aanliggen die in het laboratorium zijn gevonden, bijvoorbeeld in een testbak, zolang het vochtgehalte dicht tegen het optimum vochtgehalte ligt. De tabel laat zien dat voor een fijn zand bij vochtgehalten aan de natte zijde van het optimum vochtgehalte de LWD-modulus in het veld sterker daalt met toenemend vochtgehalte dan in het laboratorium werd geconstateerd. In het veld is het vochtgehalte in de bovenste centimeters van een zandbed vaak hoger dan op iets grotere diepte. De geofoon en het gat in het centrum van de voetplaat zijn erg gevoelig voor deze situatie. Door de plaatselijke natte toestand wordt door de bovenste vochtige laag een gereduceerde oppervlaktemodulus gemeten. 5 5,8 6,0 6,2 6,4 6,6 6,8 7,0 7,2 7,4 Kracht PRIMA100 LWD (kN) Relatie tussen Prima 100 LWD versus Zorn FWD. Christ van Gurp is manager Ontwikkeling en Kwaliteit bij Koac•A1PC. LAN D+WATER NR. 3 - MAART 2015 21