5. HEPATITIS EN ANDERE LEVERAANDOENINGEN Kernboodschappen Nadere diagnostiek indien de transaminasen bij herhaling verhoogd zijn. Persisterend licht verhoogde transaminasewaarden: virale hepatitis, NASH en ASH. HBsAg > 6 maanden aantoonbaar = chronische hepatitis B. Verwijs naar internist: o patiënten met chronische actieve hepatitis B, dwz: chronische hepatitis B EN positief HBeAg; chronische hepatitis B, negatief HBeAg EN gestegen ALT; o hepatitis C. Patiënten met chronische hepatitis B, een negatief HBeAg en een normaal ALAT gedurende tenminste 3 jaar opvolgen! In huisartsenpraktijk: NASH meest frequente oorzaak van licht gestegen transaminasen. 1. Virale hepatitis ACUTE hepatitis: verloop subklinisch (vooral HepB en HepC) of klinisch. - Prodromaal stadium (3-10 d): malaise, moeheid, anorexie en koorts. Eventueel nausea, braken, pijn rechter hypochonder, rash en atralgieën. Icterische fase (1-3 w): geelzucht met donkere urine en ontkleurde ontlasting, lichte koorts. Soms gedurende maanden vermoeidheid, malaise, lichte icterus, intolerantie voor vet, alcohol en tabak. Herstelfase. CHRONISCHE hepatitis (Hep B en Hep C). Soms vermoeidheid maar meestal pas symptomen in vergevorderd stadium. VIRUSSEN - Hepatitis A Vooral allochtonen of na reizen. Jonge kinderen meestal subklinisch, vanaf 5 jaar meestal wel symptomen. Besmetting faeco-oraal. Incubatietijd 28 dagen gemiddeld. Besmettelijk vanaf dag 3-10 tot ongeveer 1 week na ontstaan van icterus. Geneest spontaan. Zelden fulminante hepatitis. - Hepatitis B Vooral bij volwassenen. Vaak subklinisch verloop. Besmetting via besmet bloed of seksueel contact. Incubatietijd 2-3 maanden. Besmettelijk van 6 weken voor begin klachten tot verdwijnen van HBsAg. Kans op overdracht tijdens bevalling variabel: 80% als moeder HBeAg +, 18% als HBeAg - . Chronische hepatitis B = HBsAg > 6 maanden aanwezig. Kans op chroniciteit vooral bij besmetting op jonge leeftijd. Twee vormen van chronische HepB: Chronische actieve HepB (30%): HBeAg + OF HBeAg – MET gestegen ALT. Grootste kans op evolutie naar cirrose (20% na 5 jaar) en HCC (10% van de patiënten met cirrose na 5 jaar). Chronische inactieve HepB (70%): HBsAg + maar normale transaminasen en HBeAg -. Kan wel gereactiveerd worden door immuunsupressie. - Hepatitis C Vooral volwassenen en meestal subklinische acute infectie. Besmetting via besmet bloed, of zelden via seksueel contact. Kans op overdracht tijdens bevalling kleiner dan 10% (<HBV). Incubatietijd 2 maanden. Besmettelijk vanaf 1 week na besmetting. Bij 80% evolutie naar chronische HepC 20% cirrose, risico op HCC. 2. Andere leveraandoeningen Niet-alcoholische steatose/steatohepatitis (NAFLD/NASH) Meest voorkomende leveraandoening is NAFLD (Non-Alcoholic Fatty Liver Disease) Voorkomen bij DMtype2, hypertensie, dyslipidemie en obesitas (rol van insulineresistentie in pathogenese). Reversibel. Soms evolutie tot steatohepatitis met gestegen transaminasen. Hier wel verhoogd risico op evolutie naar cirrose en HCC. Reversibiliteit nog aanwezig maar minder volledig. Alcoholische leversteatose/steatohepatitis (AFLD/ASH) Matig alcohol gebruik kan leiden tot steatose AFLD, al dan niet in combinatie met NAFLD. Vaak ook andere parameters van alcoholgebruik aanwezig (gammaGT, macrocytose). Overmatig alcoholgebruik kan zowel aanleiding geven tot een acute alcoholische hepatitis (acuut gebruik) als chronische steatohepatitis (chronisch gebruik) met stijging van transaminasen. Ook hier risico op evolutie naar cirrose en HCC. Drug-induced hepatitis Praktisch alle medicatie KAN een acute hepatitis veroorzaken, variabel spectrum van lichte subklinische stijging van transaminasen tot fulminant leverfalen. Twee vormen: levercelbeschadiging en cholestatisch, mengvormen. Meest gekende: paracetamol in hoge dosis, amoxicilline/clavulaanzuur, antimycotica, immunosuppressiva, antivirale middelen, statines, tuberculostatica, fibraten, anti-epileptica. ALTIJD aan denken, individuele reactie niet te voorspellen. DIAGNOSTIEK 1. Anamnese: - Duur en beloop van eventuele klachten. - Risicogroep of (seksueel) risicocontact. - Doorgemaakte hepatitis A, B of C in het verleden, vaccinatie tegen hepatitis A of B. - Gebruik van alcohol of drugs; medicatie, kruiden, vitamine A. - Wees bedacht op virushepatitis bij icterus of algemene malaise bij patiënt uit risicogroep, met risicocontact of doorgemaakte hepatitis B of C in het verleden. 2. Klinisch onderzoek: - Inspecteer sclerae; percuteer en palpeer lever-, galblaas- en miltregio. - Bij vermoeden van cirrose: spider naevi, erythema palmare, gynaecomastie, flapping tremor, testisatrofie, ascites, splenomegalie en veneuze collateralen in de buikwand. - Kijk op indicatie naar tekenen van leverfalen: icterus, ascites en encefalopathie. 3. Technische onderzoeken: - Bij verdenking op virale hepatitis: ALT EN o bij verdenking op hepatitis A: IgM-anti-HAV (bij kind eerste keus, indien negatief serologie op hepatitis B en C); o bij verdenking op hepatitis B: HBsAg; indien negatief en recente icterus: IgManti-HBc; o bij verdenking op hepatitis C: anti-HCV; indien negatief, bij recent ontstane klachten: HCV-RNA (via specialist). - Bij verhoging ALT/AST (1,5 tot 5 maal boven referentiewaarde) bij patiënt zonder klachten: o herhaal deze bepalingen na een maand. Indien nog verhoogd: serologie op hepatitis B en C. - Bij icterus met normale ALT EN negatieve serologie: o overweeg hemolytische anemie of syndroom van Gilbert. - Bij negatieve serologie en ALT en > 1,5-5 maal bovengrens referentiewaarde: o overweeg leverschade door geneesmiddelen of alcohol; o overweeg niet-alcoholische steatohepatitis echo lever. Tabel Interpretatie van hepatitisserologie IgM-anti-HAV pos. hep. A aangetoond IgM-anti-HAV neg hep. A uitgesloten HBsAg pos. hep. B aangetoond HBsAg neg./IgM-anti-HBc hep. B neg. uitgesloten HBsAg neg./IgM-anti-HBc hep. B recent pos. genezen anti-HCV pos. hep. C aangetoond anti-HCV neg./HCV-RNA hep. C neg uitgesloten anti-HCV neg./HCV-RNA hep. C recent pos. ontstaan BELEID 1. Voorlichting - Virushepatitis is besmettelijk en kan soms langdurige moeheid geven. - Hepatitis A heeft vrijwel altijd een goedaardig beloop, bij hepatitis B treedt soms en bij hepatitis C vaak blijvende leverschade op. - Neem in de acute fase geen medicamenten die door de lever worden afgebroken. - In elk geval geen alcohol bij hepatitis C. 2. Preventie van besmetting - HepA: strikte hygiëne en thuisblijven tot 1 week na ontstaan icterus. Directe omgeving van patiënt: strikte hygiëne tot 1 week na ontstaan icterus; bij voorkeur actieve immunisatie. - HepB: geen onveilig seksueel contact. Omgeving van patiënt: voorkom contact met bloed/lichaamsvloeistoffen van patiënt, adviseer vaccinatie aan partner(s), eventueel actieve immunisatie. - (Omgeving van) patiënt met hepatitis C: voorkom contact met bloed van patiënt. 3. Behandeling: NIHIL (tenzij fulminant: verwijzing). Enkel voor ASH/NASH: respectievelijk alcoholstop en vermagering. 4. Controle - HepA: vervolg klinisch beloop. - Acute HepB: o verwijs direct of bepaal HBsAg na 6 maanden. Indien positief stel diagnose chronische hepatitis B en bepaal HBeAg en ALAT; o bij patiënt zonder klachten of symptomen en positief HBsAg: vrijwel altijd chronische hepatitis B, bepaal direct HBeAg en ALAT; o is het HBeAg negatief en het ALAT normaal, controleer jaarlijks gedurende 3 jaar HBsAg en ALAT. Is bij een negatief HBeAg het ALAT 3 jaar normaal: stel diagnose chronische inactieve hepatitis B en stop de controle. - Bij niet-alcoholische steatohepatitis: er is onvoldoende evidence om richtlijnen te formuleren over het verdere beleid. Stel in elk geval het cardiovasculair risicoprofiel vast en schat het cardiovasculair risico. 5. Verwijzing - Bij (zwangeren met) chronische actieve hepatitis B: o verwijs indien HBeAg positief en/of ALAT verhoogd; o verwijs indien HBeAg negatief en ALAT verhoogd. - Bij hepatitis C. - Bij acuut leverfalen, cirrose, acute leverschade door geneesmiddelen. - Patiënten met bij herhaling licht verhoogde transaminasewaarden zonder duidelijke diagnose als meer duidelijkheid is gewenst.