IN DE BAN VAN DE ORIËNT De kruistochten. De Heilige Oorlogen tussen Oost en West Toen de kruisvaarders alle moslims en joden die ze maar konden vinden in de heilige stad hadden omgebracht, vielen zij – bebloed, vuil en koortsig – op de knieën en dankten de hemel voor de bevrijding van Jeruzalem uit de hand van de ongelovigen: ‘Deus lo vult!’ – God wil het! De Arabische historicus Ibn al-Athir beschreef het in zijn De complete geschiedenis (ca. 1230) kort maar krachtig, hoewel de aantallen met een korrel zout dienen te worden genomen: ‘De bevolking van de heilige stad werd aan het zwaard geregen en de Franken brachten een week lang de moslims massaal om het leven. In de al-Aksamoskee doodden ze meer dan 70.000 mensen.’ Ibn al-Kalanisi, waarop al-Athir zich deels baseerde, formuleerde het als volgt: ‘Heel wat mensen werden gedood. De joden werden samengebracht in hun synagoge, waar ze levend door de Franken verbrand werden. Bovendien vernielden de Franken heiligenmonumenten en het graf van Abraham – de vrede zij met hem!’ Zou paus Urbanus II bij zijn oproep tot een kruistocht in de herfst van 1095 vooruit hebben kunnen weten tot wat voor monster zijn idee van een heilige oorlog in het nabije oosten zou uitgroeien? Hij had er in ieder geval het zijne toe bijgedragen toen hij in Clermont in het open veld een reusachtige mensenmenigte duidelijk maakte waarom Jeruzalem, de heiligste plaats van het christendom, de vervloekte moslims moest worden ontnomen. Volgens de paus werden de christelijke pelgrims gemarteld, waarbij zover werd gegaan dat hun de buik werd opengesneden, een uiteinde van de ingewanden aan een stok genageld en de stervende slachtoffers met een zweep gedwongen om de paal heen te lopen totdat de darmen er omheen gewikkeld waren. Gruwelpropaganda van dit kaliber wakkerde het religieuze vuur aan. Tegen deze goddelozen in het heilige land was ieder middel toegestaan. Bovendien verleende de gevaarlijke tocht naar de Oriënt per conciliair besluit aan ‘ieder, die slechts uit vroomheid en niet voor eer of geld, voor de bevrijding van de kerk van God naar Jeruzalem trekt, volledige boetedoening voor zijn zonden’. En mogelijkerwijs een rijke buit. Iedereen had wel eens gehoord van de schatkamers, de vrouwen en de vruchtbare gronden in het oosten gehoord. Juist de onbemiddelde ridders reageerden enthousiast op het voorstel van de paus. Zou dat land dat zij daar voor Christus zouden bevrijden niet automatisch tot hen behoren? Twee jaren na de opruiende redevoering van paus Urbanus trok het eerste ridderleger in de richting van Palestina. Van islamitische kant kende men oorspronkelijk niet zoveel betekenis toe aan een groep ridders van 10.000 tot 20.000 man. De moslims in het nabije oosten leefden niet meer in één groot rijk, maar in veel versnipperde heerschappijen, die elkaar meedogenloos bestreden. De Arabische regenten beschouwden het christelijke leger, dat grotendeels uit Franse en Normandische ridders bestond, slechts als de zoveelste figuur op het politieke schaakbord en bundelden niet gezamenlijk al hun krachten tegen deze bedreiging. Tot hun schade en schande. De genadeloze slachtpartij in Jeruzalem, voorafgegaan door een dergelijk bloedbad in Antiochië, kwam als een verrassing en bracht de moslimwereld in shock. Het religieus fanatisme van de Franken – zoals zij de kruisvaarders noemden, een term die pas veel later in zwang kwam – bracht de indringers in vervoering en tot ongekende. De vondst door de christelijke ridders in Antiochië van de ‘heilige lans’, waarmee de gekruisigde Christus in zijn zij was gestoken, bezorgden ze ongekende krachten, - in elk geval in de overlevering. En voor de bestorming van Jeruzalem trokken zij in een feestelijke processie rond de stad, zongen vrome liederen en werden vervolgens geobsedeerd door de vondst van de ‘ware splinters van het heilige kruis’ in een kerk van de verwoeste stad. De plaats waar deze relikwie was verborgen is waarschijnlijk door Grieks-orthodoxe monniken onder foltering verteld. Hun geloof weerhield de soldaten van god niet om de bewoners van het plaatsje Maarat-an-Numan neer te sabelen, waarbij zij – zoals zelfs een christelijke kroniekschrijver met afgrijzen vermeldt – ‘de volwassen heidenen in ketels kookten en de kinderen spietsten, roosterden en opaten.’ Ussame Ibn Munqidh concludeerde: ‘een ieder die probeert het wezen van de Franken te doorgronden moet vaststellen dat zij beesten zijn!’. Ondanks hun ontzetting over de inval van de Franken, was de islamitische wereld voorlopig niet in staat deze kruisvaarders weerstand te bieden. Jeruzalem viel op 15 juli 1099, na een belegering van vijf weken. De heilige stad voor drie verschillende godsdiensten, met naast de christelijke Heilige Grafkerk onder meer de al-Aksa moskee en de Klaagmuur, werd tot een uitsluitend voor christenen heilige stad. ‘Overal tranen, overal diepe zuchten, maar niet uit angst of droefenis, maar een van liefde gloeiende godsdienstoefening’, schreef de kruistocht-kroniekschrijver Wilhelm van Tyrus. God had het zo gewild! De eerste kruistocht was meteen de meest succesvolle, vanuit het oogpunt althans van de kruisvaarders, die met de gewapende pelgrimage – zoals zij hun veroveringstocht interpreteerden – vier nieuwe rijken wisten te stichten: het koninkrijk Jeruzalem, het vorstendom Antiochië en de graafschappen Tripoli en Edessa. Maar vijftig jaar later begon het tij te keren en kwam er een deuk in de schijnbare onaantastbaarheid van de Franken en hun kruisvaarders staten. Het begin van het einde werd ingeluid door de verovering van het graafschap Edessa door de Turkse vorst Zengi van Aleppo, waarna de tweede – van de in totaal negen – kruistochten werd uitgeroepen om de stad en het graafschap te heroveren. Die tweede kruistocht had in zoverre succes dat het ingescheepte leger onderweg naar het Heilige Land eerst Lissabon aandeed om daar een klein Portugees leger te helpen met het verdrijven van de Moren. Maar alles wat daarop volgde werd een mislukking. Een achterdochtig Byzantium, aanvallen door de Turkse Seltsjoeken, overstromingen en ander onheil had de verschillende troepenmachten (Engelsen, Fransen, Duitsers – allemaal via een andere route) al aardig uitgedund. Maar de meest cruciale fout was de poging Damascus te veroveren. Damascus was niet alleen een stad die schoorvoetend aan de aanwezigheid van de Franken gewend was geraakt en deze had geaccepteerd; door de aanval dreven de kruisvaarders ook nog eens elkaar vijandige moslimleiders in elkaars armen. Nadat de aanval op Damascus was afgeslagen, restte de kruisvaarders niets anders dan zich terug te trekken in de steden die nog in hun bezit waren of terug te keren naar huis. De aanvallen op Arabische karavanen en andere strooptochten van kruisvaarder Reinaud de Châtillon leidden eindelijk tot een groot tegenoffensief van de moslims, onder leiding van de uiterst bekwame aanvoerder Saladin. Hij versloeg het leger van de Châtillon verpletterend en belegerde Jeruzalem. Saladin had vergelding voor de massaslachting in 1099 van de moslims door de christenen beloofd, maar na smeekbedes van Balian, de christelijke opperbevelhebber van de stad, en uiteindelijk na diens dreigement de moslim krijgsgevangenen terecht te stellen, de heilige plaatsen op de Tempelberg met de grond gelijk maken en vrouwen en kinderen in de stad te doden – de tactiek van de verschroeide aarde – beloofde Saladin de verdedigers tegen losgeld de vrije aftocht. Op 2 oktober 1187, de dag van het jaar dat Mohammed van Jeruzalem uit ten hemel zou zijn gevaren, trok de Saraceen als overwinnaar de stad in en hield zijn belofte. Militaire eenheden verhinderden plunderingen en verkrachtingen. De joden mochten terug naar de stad en christelijke pelgrims kregen toegang tot hun bedevaartsplaatsen. Andere kruistochten volgden, waaronder die van de Latijnse christenen (vooral Venetianen) tegen de Byzantijnen, die leidde tot de inname van Constantinopel (1204). Christenen tegen christenen dus. Ook zal er in Europa nog een aantal kruistochten plaatsvinden: tegen de katharen bijvoorbeeld (1209-1214) en de Reconquista (herovering) op de Moren op het Iberisch Schiereiland. Deze kruistochten behoren echter officieel niet tot de negen kruistochten naar het Heilige Land. In 1291 veroverden de Mammelukken de laatste van de gebieden van de kruisvaarders, de stad Akko, waarmee een einde kwam aan de kruistochten. De kruistochten hebben niet alleen vijandschap opgeleverd. Door de 200 jaar aanwezigheid van westerlingen in het oosten ontstond er ook een levendig handelsverkeer en veel culturele, intellectuele en wetenschappelijke uitwisseling. In Arabische teksten bleek veel verloren gewaande kennis uit de oudheid bewaard. Of hoe een koe een haas vangt… Literatuur: Amin Maalouf, ‘Rovers, Christenhonden, Vrouwenschenners’. De kruistochten in de Arabische kronieken Robert Mulder en Lejo Siepe, God wil het! Reizen in het spoor van de kruisvaarders National Geographic Historia, nummer 1/2017. ‘Kruistochten. Uit Arabisch perspectief’ Documentaire: Kruistochten. De geschiedenis van de grootste religieuze oorlog (BBC, op dvd) Interviews met Amin Maalouf: http://www.npo.nl/boeken/12-01-2014/VPWON_1210465 (Wim Brands, 2014); https://www.youtube.com/watch?v=kOle3M5U1qY (Joris Luyendijk, 2008)