ETEN 1 Je bent wat je eet? Samenvatting Deze module verkent het transport van voedsel en de opslag van energie in het menselijk lichaam. Leerlingen onderzoeken het voedsel dat zij eten en de energie die zij gebruiken bij alledaagse activiteiten of welke andere lichaamsbeweging dan ook. Ze bekijken ook het aandeel energie dat de verschillende voedingsstoffen bevatten en dat afgegeven wordt aan het lichaam. Uiteindelijk overwegen de leerlingen hoe zij een gezonder en meer uitgebalanceerd dieet kunnen volgen en hoeveel beweging zij nodig hebben om de energie te verbruiken die zij opnemen met het voedsel dat zij eten. Onderdeel Beschrijving Wiskundige inhoud - evenredigheid - percentages, fracties, verhoudingsgetallen - gebruik van diagrammen, kaarten en tabellen voor het weergeven van gegevens - analyseren van gegevens Natuurwetenschappelijke inhoud - energie in voeding en stroming van energie - betekenis van calorieën, calorieënmeter - koolhydraten, vetten, proteïnen als voedingsstoffen en als voedselbestanddeel - bestanddelen van een uitgebalanceerd dieet - experimenteel werk Leeftijd van de leerlingen 14-16 Aantal wiskundelessen Ongeveer 1 Aantal natuurwetenschapslessen Ongeveer 4 1 ETEN 2 1. Overzicht van het lesonderdeel 1.1 De situatie Er is tegenwoordig veel ongerustheid over het overgewicht vanaf jonge leeftijden door wat de jongeren eten. In veel landen in Europa wordt daarom bij schoolmaaltijden gelet op wat de leerlingen eten. In Engeland moeten de schoollunches bijvoorbeeld voldoen aan strenge voedingsrichtlijnen en wordt er gereguleerd wat scholieren uit de automaten kunnen halen. Maaltijden vol vet, zout of saccharides worden verboden op Engelse scholen Het verbod, wat dateert van september 2005, werd aangekondigd door de minster van onderwijs Ruth Kelly op de bijeenkomst van de Labour Party (Britse arbeiderspartij). Het is scholen niet langer toegestaan om chocolade, chips of frisdrank te verkopen in de verkoopautomaten. De onderzoekscommissie voor schoolmaaltijden (School Meals Review Panel) zal volgende week details bekendmaken over de voedingsrichtlijn voor ingrediënten die toegestaan worden in schoolmaaltijden. “Ik ben er van overtuigd dat de schande van junkfood die elke dag in schoolkantines aangeboden wordt, moet ophouden," zei mw Kelly. VOEDSEL DAT VERBODEN ZOU MOETEN WORDEN Burgers en sauzen van ‘bewerkt vlees’ en ‘samengesteld restvlees uit de fabriek’ Snoepgoed, waaronder kauwgom, drop, pepermunt, fruitpastilles, toffees en marshmallows Chocolade, chocoladerepen en wafels/ koekjes Snacks zoals chips, tortilla chips, gezouten nootjes, uienringen en rijstwafels U vindt dit inleidende krantenartikel als werkblad in de bijlage (Bron 1). 1.2 Begeleidende vragen Welke bestanddelen van voedsel zijn gezond en welke niet? Waarom zouden we ons hier zorgen over moeten maken? Wat zijn de effecten van individuele voedselbestanddelen op het menselijk lichaam? Wat eten onze families? Wat zijn waarschijnlijk de effecten van wat we eten? Hoe kunnen we er zeker van zijn dat de energie die we uit ons voedsel halen opgebruikt wordt door onze lichaamsbeweging? 1.3 Eindproduct Ontwerp een poster waarop je jouw normale voedselinname analyseert. Vergelijk jouw voedselinname en lichaamsbeweging met wat aanbevolen wordt. Ontwerp een menu voor jouw schoolkantine die rekening houdt met de aanbevelingen voor een gezonde voeding. 1.4 Suggesties Je kunt ervoor kiezen om een dieet op te stellen die kenmerkend is voor jouw land en vergelijk deze met die van andere landen. Je kunt kenmerkende menu’s voor andere landen vinden op werkbladen 1.2 (Voedselwerkblad blz. 3-7). 2 ETEN 3 1.5 Planner Opdracht Natuurwetenschap 1 2 3 4 5 6 Wiskunde Opdr. 1 Wiskunde: Introductie – Energie in voedsel Hoeveel energie zou je per dag moeten eten? Opdr. 2 Natuurkunde: Energie in voedsel Hoe kunnen we erachter komen hoeveel energie er in voedsel zit? Opdr. 3 Biologie: Wat zijn de samengestelde bestanddelen van voedsel? Discussie over eten. Ontwerpen van dagboeken om dieetgegevens vast te leggen. Opdr. 4 Biologie: Ken je koolhydraten, vetten en proteïnen? Het maken van een poster over wat leerlingen gedurende de dag eten. Het plaatsen van verschillende soorten voedsel op de calorieënpiramide. Opdr. 5 Scheikunde: Testen op de aanwezigheid van koolhydraten, vetten, proteïnen in voedsel. Experimenteel werk in groepen. Opdr. 6 Scheikunde: Hoe zit het met jouw dagelijkse kost? Vat de gegevens uit de dagboeken samen. 7 Opdr. 7 Wiskunde: Wat eten we? Berekening van de hoeveelheid individuele voedingsstoffen en energie die genuttigd wordt via het voedsel. Evaluatie van de dagboeken, berekening van de opgenomen energie. Opdr. 8 Wiskunde: Eten we zoals het hoort? Statistische evaluatie en het maken van een poster. 8 9 Opdr. 9 Biologie: Ontwerp een menu voor de schoolkantine Herzien, samenvatten en toepassen van de kennis. 10 Opdr. 10 Wiskunde: Hoe kun je op de beste manier voedsel kopen? Ontdek de huidige voedselprijzen en vergelijk deze statistisch. 3 ETEN 4 2. Omschrijving van de opdrachten 2.1 Introductie: Wiskunde – Opdracht 1: Energie in voedsel Veel mensen in Europa maken zich tegenwoordig zorgen over zwaarlijvigheid – in andere landen over de wereld is het tegenovergestelde de realiteit met vele mensen die verhongeren omdat ze niet genoeg te eten krijgen. Het probleem is dat iedereen een dagelijkse hoeveelheid energie moet halen uit wat we eten om de energie te krijgen voor de dingen die we moeten doen. Als we op een bepaalde dag veel lichaamsbeweging hebben dan zullen we meer energie nodig hebben dan op een dag dat we vooral ontspannen. Wiskundige inhoud Berekeningen Gebruik van formules met woorden Gebruik van spreadsheets is mogelijk Natuurwetenschappelijke inhoud Algemene informatie over energie in voedsel en de stroming van energie Resultaten Leerlingen denken na over wat ze eten, de energie die dit ze geeft en de energie die ze gebruiken bij oefeningen, en stellen dan een menu op waarvan zij denken dat het geschikt is voor schoollunches. Het is de moeite waard om te benadrukken dat, gedurende de wiskundeopdrachten, we de realiteit zullen nabootsen en er is meer dan genoeg ruimte voor afwisseling in antwoord en aanpak. Bestudeer met leerlingen de tabel over energie in voedsel (zie werkblad 1.1). Onderwerpen die aan de orde moeten komen zijn; hoe moeten we evenredig denken gebruiken om de totale hoeveelheid energie te berekenen die iemand eet met wat voor voedselproduct dan ook, en hoe hebben zij alle verschillende ingrediënten te identificeren in verschillende maaltijden (zoals melk op ontbijtgranen als ontbijt) en hoe hebben ze deze op te tellen. Gebruik één van de mogelijke menu's die aangeboden wordt in de bronnen voor in de klas (zie werkblad 1.2) of vraag uw leerlingen of ze kunnen aangeven wat ze de vorige dag gegeten hebben. Leerlingen moeten de spreadsheet of tabel die aangeboden wordt invullen (zie werkblad 1.3). Als zij alle gegevens ingevuld hebben (voedselgebruik, en aan de hand van de tabel over energie in voedsel specifieke energie-inhoud vinden voor een standaardportie van een bepaald voedselproduct), moeten zij hun totale energiegebruik voor de dag berekenen. Dit betrekt ze bij evenredig denken. Als je bijvoorbeeld één appel eet, verbruik je gemiddeld 35 kilocalorieën, dus als je twee appels eet dan moet je deze waarde verdubbelen (natuurlijk zullen vele berekeningen lastiger zijn dan deze). Door het gebruik van de spreadsheet kun je hier een formule bij opstellen, waardoor er de mogelijkheid ontstaat om te generaliseren aan de hand van specifieke voorbeelden: Energieverbruik = energie per eenheid x aantal genuttigde eenheden. Opdracht 1 voor leerlingen: Bekijk de tabel over energie in voedsel. (zie werkblad 1.1) Bekijk een aantal verpakte voedingsproducten om te zien hoeveel energie deze producten bieden bij een standaardportie. In de volgende opdracht onderzoeken leerlingen de hoeveelheid energie die zij, of wie dan ook, opnemen uit voedsel gedurende de dag. Opdracht 2 voor leerlingen: Bereken de totale hoeveelheid energie die een gemiddeld persoon per dag eet. Bereken de hoeveelheid energie voor elk voedingsproduct, en benoem alle ingrediënten van verschillende maaltijden (zoals melk op ontbijtgranen als ontbijt). 4 ETEN 5 Op een eenvoudig niveau zijn energieopname en –verbruik een kwestie van stroming van energie. We kunnen in woorden de volgende eenvoudige vergelijking maken: energie erin – energie eruit = energietoename of –verlies. Als je op enig moment meer energie verbruikt dan je opgenomen hebt vanuit je voeding, dan verlies je waarschijnlijk gewicht aangezien je lichaam gebruik maakt van zijn energiereserves. Aan de andere kant zul je waarschijnlijk ook aankomen als je meer energie opneemt dan je verbruikt. Leerlingen krijgen de gelegenheid om de stroming van energie te bepalen door de energie waarin het voedsel voorziet en de energie die gebruikt wordt bij verschillende vormen van lichaamsbeweging. Bij deze opdracht berekenen de leerlingen met behulp van formules (zie werkblad 1.4) hoeveel energie verschillende mensen gebruiken op een gemiddelde dag. Deze krijgen “inwords” in tegenstelling tot abstracte algebra. U kunt gebruik maken van de personenprofielen (zie werkblad 1.5). Opdracht 3 voor leerlingen: Gebruik de personenprofielen om met de gegeven formules te berekenen hoeveel energie zij gebruiken/ nodig hebben op een gemiddelde dag. Opdracht 4 voor leerlingen: Onderzoek voor de mensen met een grotere energieopname dan energieverbruik hoeveel lichaamsbeweging zij nodig zouden hebben om hun overtollige energieopname te verbruiken. (zie werkblad 1.6) Leerlingen hebben nu wel de mogelijkheid gehad om te ontdekken of de persoon die zij bekeken hebben meer of minder energie per dag eet dan hij/zij nodig heeft. Ze hebben nu de gelegenheid te bekijken wat het effect van oefeningen zou kunnen zijn. U zult wel moeten benadrukken dat de waarden in de tabel (werkblad 1.6) vermenigvuldigd moeten worden met gewicht (massa) van de betrokken persoon en het aantal uur dat hij of zij bezig is met de oefening om de verbruikte energie eruit te kunnen halen. Voor mensen met een grotere energie-inname dan energieverbruik kunnen leerlingen nu onderzoeken hoeveel lichaamsbeweging zij nodig zouden hebben om hun overtollige energieopname te verbruiken. Natuurlijk zijn er vele opties mogelijk – misschien willen ze dit wel onderzoeken. 5 ETEN 6 6 ETEN 7 7 ETEN 8 8 ETEN 9 9 ETEN 10 2.2 Natuurkunde – opdracht 2: Hoe ontdek je hoeveel energie verschillende soorten voedselproducten hebben? Bij deze opdracht krijgen de leerlingen te zien welke methode gebruikt wordt om de hoeveelheid chemische energie in verschillende soorten voedsel te meten. Wiskundige inhoud Evenredigheid Natuurwetenschappelijke inhoud Energie Calorieënmeter Calorieën Joule Resultaten Het doel van dit experiment is om de hoeveelheid chemische energie in voedsel te bepalen door het te verbranden en de warmte die bij het experiment afgegeven wordt te vangen. Opdracht 1 voor leerlingen: brainstormen Probeer op basis van de informatie “één calorie zal de temperatuur van water doen stijgen met 1 Het hele idee achter een calorieënmeter is om de vrijgekomen warmte-energie te vangen in een bakje water, wat een groot vermogen heeft om warmte te absorberen. De temperatuur van de waterbak wordt gemeten aan het begin en het eind van het experiment. De stijging in de temperatuur (in °C) maal de massa van het water (in g) geeft in calorieën de hoeveelheid energie die gevangen is met de calorieënmeter. Opdracht 2 voor leerlingen: Beschrijf in groepen van 3-4 de materialen die je kunt zien op het plaatje. Uit welke onderdelen bestaat het? Kun je een soortgelijk iets nabouwen? (zie werkblad 2.1) U wilt misschien het experiment als een demonstratie uitvoeren in plaats van de applet te gebruiken. Soortgelijk materiaal kan samengesteld worden uit twee blikjes, een glazen staaf, stukje kurk, naald en een warmtebestendige mat. In een werkelijk experiment zijn er verschillende onzuiverheden (het is bijvoorbeeld niet mogelijk om de blikken volledig te isoleren, dit zou met de leerlingen besproken moeten worden. Opdracht 3 voor leerlingen: Bekijk hoe de hoeveelheid vrijgekomen energie verandert met de hoeveelheid voedsel die verbrand. Laten alle soorten voedsel dezelfde hoeveelheid energie los? Waarom niet? Welke bevat de meeste energie en welke de minste? (zie werkblad 2.2) 10 ETEN 11 11 ETEN 12 2.3 Biologie – opdracht 3: Wat zijn de samengestelde bestanddelen van voedsel? Deze opdracht probeert u als docent achtergrondinformatie te bieden over wat uw groep weet over de onderwerpen die in dit onderdeel langskomen, u zult bijvoorbeeld leren over wat leerlingen al weten over gezond eten, welke wetenschappelijke termen zij al kennen en welke ze al vrij kunnen gebruiken, etc. Wiskundige inhoud Berekeningen Gebruik van woordelijke formules Gebruik van spreadsheets is mogelijk Weergeven van gegevens in diagrammen Natuurwetenschappelijke inhoud Algemene informatie over koolhydraten, vetten en proteïnen. Resultaten Discussie over eten. Ontwerpen van dagboeken om dieetgegevens vast te leggen. Opdracht 1 voor leerlingen: Deel iedere leerling stickers uit. Zij zullen hier eerst zelf mee werken en daarna in groepen van 3 of 4. Leerlingen schrijven al de verschillende soorten voedsel op die zij de vorige dag aten. In groepen van 3 of 4 delen zij informatie over wat ze de vorige dag aten. Leerlingen stellen voor één dag wat mogelijke menu’s op voor een schoollunch. Leerlingen moeten hier een poster over maken en redenen geven voor hun keuzes. Na het groepswerk kunt u de posters gebruiken om een klassengesprek op gang te helpen. U kunt ook nieuwsartikelen gebruiken zoals die van de BBC (zie bron 1) – maar het is handig om een nieuwsartikel over voeding te gebruiken over uw eigen land, regio of school. Leerlingen kunnen nog meer informatie op internet vinden. U vindt een lijst met websites in de bijlage (zie bron 2). Opdracht 2 voor leerlingen: Leerlingen houden één week een dagboek bij van wat ze eten. Werkblad 3.1 geeft een dagboek met een tabel voor elke dag waarin leerlingen precies kunnen aangeven wat ze eten. Aan het eind van elke dag is er ruimte voor opmerkingen waarin zij kunnen reflecteren op wat zij gegeten hebben. Zij kunnen bijvoorbeeld reageren op hoe gezond zij denken dat hun dieet was. Leg uit wat u wilt dat ze doen. 12 ETEN 13 13 ETEN 14 2.4 Biologie - opdracht 4: Ken je koolhydraten, vetten en proteïnen? Het doel van deze opdracht Leerlingen maken kennis met het idee dat voedsel is samengesteld uit drie verschillende soorten voedingsstoffen; koolhydraten, vetten en proteïnen, en onderzoeken de samenstelling van verschillende soorten voedsel ten opzichte van deze drie verschillende soorten voedingsstoffen. De calorieënpiramide wordt bij deze opdracht geïntroduceerd en wordt gedurende de rest van de module als centraal thema gebruikt. Bijdrage aan de hoofdvraag Het is zeer belangrijk de hoofdonderwerpen in deze opdracht te begrijpen om het belangrijkste idee (dat er verschillende soorten voedingsstoffen zijn in voedsel en dat zij elk een ander aandeel hebben in ons dieet) te begrijpen. De calorieënpiramide wordt steeds gebruikt om het begrip te versterken. Wiskundige inhoud Om de calorieënpiramide te begrijpen is het nodig kennis te hebben van percentages, fracties en verhoudingen, en de piramide biedt een nieuwe manier om gegevens weer te geven. Natuurwetenschappelijke inhoud Begrip van koolhydraten, proteïnen en vetten als voedingsstoffen en de samenstelling hiervan in bepaald voedsel. Resultaten Bied informatie over de drie soorten voedingsstoffen: koolhydraten, proteïnen en vetten. De hoofdonderwerpen worden getoond op werkbladen 4.2, 4.4 en 4.6. U kunt deze aan de leerlingen uitdelen als samenvatting waarvan ze gebruik kunnen maken tijdens de volgende opdracht. Toon de calorieënpiramide als een middel dat leerlingen kunnen gebruiken om ongeveer de samenstelling van voedsel te tonen met betrekking tot koolhydraten, proteïnen en vetten. Leerlingen ronden de werkbladen af (zie werkblad 4.1) en bespreken de informatie over hoe koolhydraten, proteïnen en vetten bijdragen aan energieopname. Opdracht 1 voor leerlingen: Leerlingen werken in groepen van 3 of 4 en beslissen waar zij denken dat gewone voedselproducten geplaatst zouden moeten worden op een kopie van de calorieënpiramide. 14 ETEN 15 Er is een heleboel interessante en belangrijke informatie over deze macrovoedingsstoffen. Een aantal feiten erover worden getoond in werkbladen 4.2-4.7. Leerlingen moeten misschien onderzoek verrichten op internet of tekstboeken gebruiken om een aantal van de vragen te beantwoorden. Opdracht 2 voor leerlingen: Leerlingen bespreken deze interessante informatie over koolhydraten, vetten en proteïnen en vullen de werkbladen 4.2-4.7 in. 15 ETEN 16 16 ETEN 17 17 ETEN 18 18 ETEN 19 2.5 Scheikunde—opdracht 5: Testen op de aanwezigheid van koolhydraten, vetten, en proteïnen in voedsel Het doel van deze opdracht Om de verschillende samengestelde voedingsstoffen van voedselsoorten te identificeren. Natuurwetenschappelijke inhoud Leerlingen ronden wat wetenschappelijke experimenten af waarmee ze ervaring opdoen met experimentele methodes. Met de uitkomsten van de experimenten kunnen ze de samengestelde voedingsstoffen van een aantal soorten voedsel identificeren. Resultaten De ervaring van het experimenteel werken en leren over de samenstelling van voedingsstoffen van verschillende soorten voedsel. Introduceer de vier verschillende experimenten die we kunnen gebruiken om de aanwezigheid van verschillende voedingsstoffen in voedsel te testen (zie werkblad 5.1). Vraag uw leerlingen om met een voedselproduct naar keuze te werken, en beslis welk experiment gebruikt wordt om de aanwezigheid van de voedingsstoffen die zij denken dat er in zit te onderzoeken. Opdracht 1 voor leerlingen: Leerlingen werken in tweetallen om experimenten uit te voeren om de aanwezigheid van voedingsstoffen in verschillende soorten voedsel die zij gekozen hebben uit hun dagboek te testen. U kunt eventueel ook geschikte voedselproducten naar keuze aanbieden en de oplossingen waar de leerlingen mee moeten werken. Ze moeten op de gebruikelijke manier een verslag schrijven over hun methodes en resultaten. U kunt bespreken of de uitslagen van de experimenten wel of niet verassende resultaten opleverden. Chocolade zou bijvoorbeeld een positief resultaat moeten geven dat het van elk van de voedingsstoffen (koolhydraten, proteïnen, vetten) iets bevat. Opmerking bij experiment 1: het is voldoende om bij leerlingen te benoemen dat deze reacties als bewijs dienen voor de aanwezigheid van sacchariden en kenmerkend zijn voor alle monosacchariden. (We bespreken het concept van het resultaat van een reductiereactie nog niet.) 19 ETEN 20 20 ETEN 21 21 ETEN 22 2.6 Scheikunde – opdracht 6: Hoe zit het met jouw dagelijks dieet? Het doel van deze opdracht De leerlingen vatten nieuwe kennis samen terwijl ze kritisch hun eetgewoontes analyseren. Ze moeten het voedsel uit hun dagboek sorteren op de hoeveelheid koolhydraten, vetten en proteïnen. Ze moeten ook nadenken over welk voedsel gezond of ongezond is. Natuurwetenschappelijke inhoud Algemene informatie over koolhydraten, vetten en proteïnen. Resultaten Terwijl de leerlingen tijdens het maken van de poster in groepen de onderwerpen bespreken, zullen zij hun kennis over sacchariden, vetten en proteïnen verbeteren. Opdracht 1 voor leerlingen: bespreking van uw eigen voedingsagenda. Tijdens de les, ontwerpen groepen van 4-5 leerlingen samen posters. De posters moeten een overzicht geven van de eetgewoontes van de groep; wat eten leerlingen als ontbijt, lunch, avondeten, en voor tussendoortjes en snacks. Elke poster zal in de klas besproken worden. 22 ETEN 23 2.7 Wiskunde – opdracht 7: kunnen aantallen ons vertellen wat we eten? Het doel van deze opdracht Het voornaamste doel van deze opdracht is om leerlingen een onafhankelijk beeld te geven van hun eetgewoontes. Ze moeten hun eigen gegevens vergelijken met de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid. Wiskundige inhoud Leerlingen zullen de gegevens uit hun agenda’s berekenen en analyseren. Resultaten Leerlingen krijgen een gedetailleerder beeld van hun eetgewoontes. Zij kunnen hun bevindingen vergelijken met de aanbevelingen in de richtlijnen van werkblad 7.1. Opdracht 1 voor leerlingen: evaluatie van de dagboeken Bereken aan de hand van jullie dagboeken hoeveel koolhydraten, vetten en proteïnen je genuttigd hebt voor elk ingrediënt, bepaal hun energiewaarde. Bepaal welke hoeveelheid energie je genuttigd hebt met het ontbijt, de pauze, de lunch, tussen de middag en het avondeten. Vergelijk de gevonden gegevens met de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid van individuele voedingsstoffen. 23 ETEN 24 24 ETEN 25 2.8 Wiskunde – opdracht 8: Eten we goed? Het doel van deze opdracht Leerlingen zouden in groepen moeten bekijken wat een geschikte manier is om de grote hoeveelheid informatie samen te vatten. Ze zullen verschillende soorten grafieken en tabellen vergelijken. Wiskundige inhoud Weergave van gegevens, grafieken, tabellen Resultaten Leerlingen bekijken verschillende manieren om gegevens weer te geven en evalueren hun effectiviteit. Ze zullen met elkaar hun dagelijkse voedselgebruik vergelijken. Opdracht 1 voor leerlingen: statistische evaluatie Verwerk en statistisch evalueer de verzamelde gegevens. Stel een geschikte grafiek op om de relatieve hoeveelheden van individuele macrovoedingsstoffen en energie genuttigd gedurende één week weer te geven. Vind een geschikte grafische weergave om ook deze gegevens voor alle groepsleden weer te geven. Ontwerp een poster waarin je al jullie bevindingen samenvat met de juiste grafieken en/ of diagrammen. Opdracht 2 voor leerlingen: bespreking Evalueer je eetgewoontes op basis van je resultaten tot nog toe. Denk na over hoe je verbeteringen zou kunnen aanbrengen in jouw dieet. Bereken de hoeveelheid koolhydraten, vetten, proteïnen en energie die geschikt zou zijn voor een lunchmenu in de schoolkantine. 25 ETEN 26 2.9 Biologie – opdracht 9: Ontwerp een menu Het doel van deze opdracht Deze opdracht heeft tot doel om leerlingen de mogelijkheid te geven om de kennis die zij op hebben gedaan gedurende de module samen te vatten. In het maken van een menu gebruiken leerlingen alle feiten die ze geleerd hebben. Ze moeten nadenken over de juiste hoeveelheid voedingsstoffen en de totale hoeveelheid energie. De porties moeten groot genoeg zijn en het voedsel smakelijk genoeg. Wiskundige inhoud Berekeningen Percentages Natuurwetenschappelijke inhoud Koolhydraten, proteïnen en vetten Energie in voedsel Resultaten Leerlingen passen hun nieuwe kennis toe op hun dagelijkse dieet. Opdracht 1 voor leerlingen: ontwerpen van een menu We hebben ontdekt welke voedingsstoffen mensen nodig hebben, waarin ze voorkomen, welk voedsel we hebben, wat er mist en wat we zouden moeten vermijden. Het zou verkeerd zijn dit niet in de praktijk toe te passen. Ontwerp met je groep een menu voor één week voor jouw schoolkantine. Selecteer samen de meest geschikte opties voor een gebalanceerd en voedzaam menu. Je kunt navraag doen bij de kantinebeheerder en hem/haar jouw menu tonen. (zie werkblad 9.1) Mogelijke uitbreiding: probeer een uitgebalanceerd ontbijt en diner toe te voegen aan het lunchmenu om een gebalanceerde energieopname en gezond aantal macrovoedingsstoffen te bereiken voor een gehele dag. 26 ETEN 27 27 ETEN 28 2.10 Wiskunde – opdracht 10: Winkelen Het doel van deze opdracht Leerlingen zouden de vorige opdracht in werkelijkheid moeten baseren op deze opdrachten. Een aantal van de voorgestelde menu’s zijn misschien wel te duur om op school in te voeren. Deze opdracht zou daar de aandacht op moeten vestigen. Wiskundige inhoud Berekeningen Resultaten Leerlingen zullen hun nieuwe vaardigheden toepassen in het weergeven van hun gegevens en het omgaan met een grotere hoeveelheid gegevens. Opdracht 1 voor leerlingen: berekeningen voor winkelen Gebruik de menu’s die je gemaakt hebt om de hoeveelheid ingrediënten te berekenen die nodig zijn voor het koken gedurende één week. Elke groep doet dit voor zijn eigen menu. Elke groep zou de prijs van ingrediënten bij verschillende supermarkten moeten onderzoeken, hun gegevens verwerken in de vorm van grafieken en tabellen, en gezamenlijk de beste supermarkt kiezen voor het kopen van voedsel. (zie werkblad 10.1 en 10.2) Als de leerlingen opgedeeld zijn in groepen, kunnen zij navraag doen over het menu van de schoolkantine voor een week en voorstellen doen voor nieuwe menu's die van week tot week of van maand tot maand variëren door gebruik te maken van de menu’s die door alle groepen gemaakt zijn. Leerlingen kunnen het schoolmenu beïnvloeden naar hun eigen bevindingen en smaak. 28 ETEN 29 29 ETEN 30 3. Bijlagen 30