1.2544 fm/ee Opschortende werking zwangerschaps-, bevallings- en ziekteverlof Utrecht, 19 september 2001 - De discussie over de opschortende werking van vakantieverlof in geval van zwangerschaps-, bevallings- en ziekteverlof lijkt nauwelijks te stoppen. De AOb zet zich in voor een oplossing. Een aantal rechters had verklaard dat ook in het onderwijs sprake is van opschortende werking bij zwangerschaps- en bevallingsverlof. Daarna kwam de Centrale Raad van Beroep (het hoogste rechtsorgaan voor openbare instellingen) tot de uitspraak dat de vakantieregeling in het onderwijs dermate specifiek is dat werkgevers niet verplicht kunnen worden om de werkneemster te compenseren voor de vakantiedagen die samenvallen met het zwangerschaps- en bevallingsverlof. D.w.z. dat de werkneemster geen recht heeft om op een later tijdstip (buiten de schoolvakanties) verlofdagen op te nemen. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft geen directe gevolgen voor de bve, omdat er binnen de sector geen openbare instellingen zijn. Toch is die uitspraak ook voor de bve niet geheel van belang ontbloot. De CRvB geeft namelijk een interpretatie van artikel I-C2 van het RPBO en de vakantieregeling voor docenten. In de cao-bve wordt t.a.v. de vakantieregeling terugverwezen naar dit artikel. Het is dus niet onbegrijpelijk dat de werkgevers deze, hun welgevallige, uitspraak willen gebruiken. In de vakantieperiode bracht de BveRaad een advies uit aan de ROC’s met samengevat de volgende inhoud: Hoewel de uitspraak slechts betrekking heeft op het openbaar onderwijs en dus geen directe gevolgen heeft voor de ROC’s (er zijn geen openbare instellingen meer in de bve-sector) is de uitspraak van belang omdat uitleg wordt gegeven van de vakantieregeling zoals opgenomen in 1-C van het RPBO. Deze vakantieregeling is de fingerende regeling in de bve-sector. Weliswaar zijn er in hoger beroep uitspraken gedaan die haaks staan op die van de CRvB, maar er is reeds besloten cassatie aan te vragen. Spreek daarom met een betreffend personeelslid af dat de uitspraak van de CRvB wordt toegepast en dat de uitspraak van de Hoge Raad straks zal bepalen welke compensatie alsnog zal worden verleend. De AOb deelt de opvattingen van de BveRaad in deze niet, omdat de AOb betreurt dat het advies is verzonden zonder dat centrales daarin gekend zijn. de AOb de gegeven informatie onvoldoende vindt. Bij de discussie over dit onderwerp zijn de volgende punten namelijk van groot belang: In de toelichting op de cao wordt nadrukkelijk gesteld dat werkgevers zich terughoudend moeten opstellen als het gaat om het niet verlenen van compensatie bij zwangerschap. In de experimentele vakantieregeling is opgenomen dat als deze regeling wordt overeengekomen, alle dagen opschortende werking hebben. 1 Cao-partijen hebben tijdens het overleg stevige discussies gevoerd over hoeveel en welke dagen tijdens de vakantie opschortende werking hebben. Beide partijen zijn zich er echter van bewust geweest dat de opschortende werking tot gevolg heeft dat de compensatie opgenomen wordt buiten de schoolvakanties om. De vraag moet worden beantwoord wat er van werkelijke compensatie overblijft als de compensatie in de schoolvakanties moet worden opgenomen. Weliswaar grijpt de cao-bepaling terug op de RPBO-bepaling, van een één-op-één relatie kan geen sprake meer zijn doordat in de cao tevens aanvullende bepalingen zijn opgenomen. De uitspraak van de CRvB kan dus evenmin rechtstreeks worden doorvertaald. De Bve-Raad in dit advies ook een interpretatie geeft van de opschortende werking van vakantieverlof bij ziekte. Los van de uitspraak van de CRvB en van het advies van de Bve-Raad duiken er in het land op meerdere plaatsen interpretaties (eigen uitwerkingen) door werkgevers op van de opschortende werking die naar de mening van de AOb niet allemaal even juist zijn. De AOb heeft daarom onmiddellijk contact gezocht met de Bve-Raad, nadat kennis was genomen van het advies van de Bve-Raad en de verschillende interpretaties die door werkgevers in omloop zijn gebracht. De AOb, en naar wij aannemen ook de Bve-Raad, acht het advies en de verschillende interpretaties ongewenst en wenst op korte termijn een bijeenkomst te beleggen van cao-partijen. De Bve-Raad heeft, gehoord de kritiek van de AOb en in afwachting van het cao-beraad, inmiddels besloten een brief te sturen naar de instellingen waarin samengevat wordt gesteld: het eerder gegeven advies even in de ijskast te zetten; voorlopig geen eigen interpretatie of uitwerkingen van de cao-bepalingen te geven of te maken. In dit overleg is het van belang dat de onderhandelaars weten op welke wijze door werkgevers uitvoering wordt gegeven aan de cao-bepalingen met betrekking tot de opschortende werking bij zwangerschaps-, bevallings- en ziekteverlof. De AOb roept u daarom op u te melden als - naar uw mening - de werkgever de cao onjuist op u van toepassing heeft verklaard. M.a.w. als u geen of onvoldoende compensatie heeft gekregen voor het vakantieverlof dat als gevolg van zwangerschaps-, bevallingsen ziekteverlof niet kon worden opgenomen. Wij verzoeken u dat schriftelijk te melden aan de AOb, t.a.v. F. Mentjox, Postbus 2875, 3500 GW Utrecht of per e-mail [email protected]. In voorkomende gevallen kan dan samen met u worden bezien of uw eis door de AOb kan worden ondersteund. BE-docenten De voormalige educatieve werkers hebben bij de invoering van FUWA in 1997 als docent BE als nieuwe eindschaal 10 gekregen. Na jaren van strijd werden de docenten uit de basiseducatie gelijkwaardig gewaardeerd aan hun collega’s in de bve-sector. Een aantal van hen had reeds hun wachtjaren gehad in 8.10. Tijdens de besprekingen over de invoering van FUWA was dat nog geen probleem. Immers, er was reeds afgesproken dat een docent gedurende zijn carrière slechts eenmaal met wachtjaren geconfronteerd kon worden. BE-docenten krijgen geen promotieperiodiek, zoals gebruikelijk bij inschaling in een hogere functie. Daarom 2 werd tevens afgesproken dat voor de docenten die nog geconfronteerd zouden worden met wachtjaren, het aantal wachtjaren terug zou worden gebracht van 3 naar 2. In een aantal gevallen werd op IGO-niveau overigens alsnog de afspraak gemaakt dat BE docenten voor de “promotieperiodiek” in aanmerking zouden komen. Twee jaar later werd in de onderwijs-cao echter afgesproken dat de wachtjaren zouden vervallen en dat (in principe) diegenen die reeds de wachtjaren had doorlopen per 1-1-2000 hiervoor een compensatie zouden krijgen. Helaas was de regeling zodanig geformuleerd dat een groep BE-docenten, ondanks het feit dat de stops reeds hadden doorlopen in 8.10, niet voor die compensatie in aanmerking kwamen. Dit omdat ze waren ingeschaald vóór de stops in de 10-functie. De AOb acht dat onrechtvaardig. Hersteloperatie De AOb heeft intensieve pogingen ondernomen om voor deze groep BEdocenten tot een hersteloperatie te komen. Allereerst is getracht om de minister te bewegen de onderwijs-cao dusdanig te wijzigen dat deze groep alsnog in aanmerking zou komen voor de compensatieregeling. Toen dit niet bespreekbaar bleek met de minister zijn er besprekingen gevoerd met de BveRaad. Dit om via de cao-bve alsnog het door de AOb gewenste resultaat te verkrijgen. De Bve-Raad wees het verzoek uiteindelijk af op basis van twee argumenten: het gaat veel te veel geld kosten (miljoenen); de uitstralingseffecten naar andere groepen zijn niet te overzien. Daarmee waren de mogelijkheden om op centraal niveau tot een acceptabele regeling te komen uitgeput. De onvrede over het ontbreken van een compensatieregeling bleef de gemoederen binnen de AOb echter heftig bezighouden. De schoolledengroep van ROC van Amsterdam (ROCA) zijn er nu samen met de sectorconsulent Liesbeth Blokker en IGO-onderhandelaar Annemiek Lub in geslaagd het probleem bij ROCA goed in beeld te brengen. Daarbij bleek dat het ondanks het aanzienlijke BE-deel in het ROCA om 23 personeelsleden die samen 11 fte’s vervullen. Ook de kosten van een reparatievoorstel bleken beperkt te blijven tot fl. 6000,- per jaar. Op grond van deze gegevens ging het ROCA in het IGO van 15 juni 2001 akkoord met het alsnog toekennen van de “onthouden” periodiek en de uitlooptoeslag aan het eind van zijn carrièrepatroon. AOb organiseert bijeenkomsten Dit succes bij ROCA biedt mogelijkheden om op instellingsniveau dit probleem alsnog aan te kaarten en wellicht tot een oplossing te komen. Het blijkt van groot belang te zijn om alvorens de zaak in het IGO aan te kaarten eerst een goed beeld te hebben van de problematiek en de kosten op jaarbasis die een oplossing met zich mee brengen. De AOb zal daarom, in de maanden oktober, november en december op een aantal ROC’s, waar deze problematiek speelt, bijeenkomsten organiseren voor BE-docenten. Evaluatie WEB Ook de AOb houdt zich intensief bezig met de evaluatie van de WEB. In Het Onderwijsblad nr. 15 vindt u twee artikelen die uitgebreid op dit onderwerp in gaan. 3