“Verbluffend veel overeenkomsten tussen mens en dier”

advertisement
Zoobiquity-congres
“Verbluffend veel overeenkomsten tussen mens en dier”
Op donderdag 11 september 2014 organiseerden het Kennisnetwerk Zoönosen MiddenNederland en VetEffecT het eerste Nederlandse Zoobiquity-congres in Dierenpark
Amersfoort. Een kleine honderd professionals uit de humane en veterinaire
gezondheidszorg namen een kijken in elkaars keuken. Het was een zeer geslaagde dag. “De
humane en veterinaire geneeskunde hebben zoveel overeenkomsten. Het is zonde dat we
die nog zo weinig gebruiken.”
Het ochtendprogramma bestond uit drie duopresentaties waarin veterinaire en humane
artsen ziektebeelden bespraken die zowel bij dieren als bij mensen voorkomen. Wat zijn de
verschillen? Wat zijn de overeenkomsten? En hoe kunnen veterinaire en humane artsen van
elkaar leren? ’s Middags liepen de deelnemers in groepjes een klinische ronde door de
dierentuin. Onder leiding van een dierentuindierenarts bespraken zij casuïstiek en ontdekten
zij overeenkomsten tussen de humane en veterinaire geneeskundige praktijk, maar ook het
belang van klinisch redeneren bij zieke (dierentuin-) dieren. “Je kan niet even snel een foto
maken of bloed afnemen bij een zebra of olifant.”
Waardevol
Volgens de deelnemers heeft het congres bijgedragen aan een zinvolle samenwerking tussen
humane en veterinaire artsen. “Er zijn tal van mogelijkheden voor samenwerking tussen de
humane en de diergeneeskunde. Over en weer kunnen we veel van elkaar leren. De kennis
en informatie samenbrengen uit beide disciplines levert een waardevolle schat aan kennis en
kunde”, aldus een van de deelnemers. “Het was nuttig om mensen uit andere medische
beroepsgroepen te spreken. Volgend jaar zeker weer doen.”
Duopresentatie 1: Primair hyperaldosteronisme (ziekte van Conn)
Dr. Hans Kooistra, universitair hoofddocent aan de faculteit Diergeneeskunde en dr. Michiel
Kerstens, internist-endocrinoloog in het UMCG verzorgden het eerste blok. Zij spraken over
primair hyperaldosteronisme, een aandoening die zowel bij mens als dier voorkomt. De
aandoening werd voor het eerst beschreven in 1954 door professor Jerome W. Conn, een
Amerikaans endocrinoloog. Hij zag een 34-jarige patiënte die al jarenlang allerlei problemen had,
zonder duidelijke oorzaak. Conn vermoedde dat haar klachten (spierspasmen, spierzwakte en
hoge bloeddruk) te maken hadden met de bijnieren. Zijn voorstel was dan ook om de bijnieren te
verwijderen. Een lastige ingreep, zeker in 1954. Na het verwijderen van de bijnieren verdwenen
de klachten.
Hoge bloeddruk
Hyperaldosteronisme komt ook bij katten voor: Kooistra illustreerde dit met een
patiëntbeschrijving van een twaalf jaar oude gecastreerde kater. Die kwam op de spoedeisende
hulp met spierslapte en een laag kaliumgehalte. De kater had abnormaal verwijde pupillen en was
blind. Naast een eerste behandeling met kalium werd gezocht naar de achterliggende oorzaak. De
kater bleek een hoge bloeddruk te hebben. Beeldvorming liet een uitgezaaide maligne tumor in
de bijnier zien. De kater was helaas niet meer te redden.
Dezelfde oorzaak, verschillende klachten
Primair hyperaldosteronisme is zowel bij mens als dier de meest frequente oorzaak van
secundaire hypertensie. Omdat artsen zich meestal beperken tot een symptomatische
behandeling wordt de diagnose vaak gemist. Primair hyperaldosteronisme leidt bij de kat tot
chronisch nierfalen. Bij mensen leidt het tot cardiovasculaire problematiek. Dat maakt een juiste
diagnostiek extra belangrijk. Want door het verwijderen van de bijnier is een deel van de
patiënten te genezen. Toch moet niet iedereen met een hoge bloeddruk automatisch gescreend
worden op PHA. De diagnostiek is bewerkelijk. Dierenartsen meten meestal geen bloeddruk,
simpelweg omdat zij geen bloeddrukmeter hebben. En de bij mensen gebruikte
bijniervenesampling is weinig patiëntvriendelijk, duur en slechts in twee academische centra in
Nederland beschikbaar. Alternatieven worden gezocht in nieuwe technieken als de 11Cmetomidaat PET-CT en in de ontrafeling van somatische mutaties. Humane en veterinaire
specialisten moeten daarbij met elkaar in gesprek blijven, aldus de sprekers.
Duopresentatie 2: Trichotillomanie
Prof. dr. Damiaan Denys, hoogleraar Psychiatrie aan de UvA en afdelingshoofd Psychiatrie in het
AMC en dr. Sjeng Lumeij, Europees Veterinair Specialist aan de faculteit Diergeneeskunde keken
ieder vanuit hun eigen perspectief naar het fenomeen trichotillomanie. Bij mensen is het een
psychische aandoening die in de DSM-IV is ingedeeld bij de stoornissen in de impulsbeheersing.
Wie aan deze aandoening lijdt, heeft een overmatige aandrang om zijn haren uit te trekken, zowel
hoofdhaar, wimpers en wenkbrauwen als haar op andere delen van het lichaam. Schattingen over
het aantal patiënten lopen uiteen van 0,6 tot 2% van de bevolking. Ook vogels lijden aan
trichotillomanie (of pterotillomanie zoals het bij vogels genoemd wordt). De incidentie daar is veel
hoger. Verenpikkende papegaaien maken ongeveer 40% uit van het patiëntenbestand in de
veterinaire vogelpraktijk.
Oorzaak
Bij mensen heeft men tot op de dag van vandaag nog geen duidelijke en vaststaande oorzaak voor
trichotillomanie gevonden. Er zijn allerlei theorieën opgesteld die uitgaan van een neurobiologisch
perspectief, een psychoanalytisch perspectief of van haren trekken als aangeleerd gedrag. Bij
papegaaien is de oorzaak duidelijker en blijkt stress een belangrijke oorzaak. Zowel vermindering
van sociaal contact met de eigenaar als het ontbreken van voedselverrijking en
omgevingsverrijking kan leiden tot verenpikgedrag.
Therapie
De meest succesvolle behandeling bij papegaaien is gericht op het voorkomen van de
omstandigheden die het verenpikken initiëren. Wanneer papegaaien naar hun voedsel moeten
zoeken, vermindert de stress en verdwijnt het verenpikken. Daarom zijn onderzoeksinspanningen
op de faculteit Diergeneeskunde onder andere gericht op het ontwerpen van voedselpuzzels die in
staat zijn om in gevangenschap gehouden papegaaien zes uur per dag bezig te houden met het
zoeken naar voedsel.
Bij mensen is het minder eenvoudig. Haren trekken kan gewoontegedrag worden en er kunnen
secundaire klachten als angst en schaamte optreden. Juist in die secundaire klachten zit het grote
verschil tussen mens en dier. Dieren reflecteren (waarschijnlijk) niet. Wellicht kan kennis van
dieren helpen het mind vs brain-probleem op te lossen.
Hypothese
Het is zaak wetenschappelijk vast te leggen wat de oorzaak van trichotillomanie is. Stress speelt bij
papegaaien een grote rol. Misschien is dat bij mensen ook het geval. Dan zou – in analogie met de
bevindingen bij papegaaien – het uitvoeren van taken waarbij een complexe samenwerking tussen
vingers en geest vereist is (zoals macramé, scoubidou en loomen) trichotillomanie bij mensen
wellicht kunnen verminderen.
Duopresentatie 3: Mammacarcinoom
De hond is een bruikbaar model voor het bestuderen van borstkanker bij de mens. Dat bleek
uit de presentaties van dr. Karijn Suijkerbuijk, fellow oncologie in het UMC Utrecht en ing.
Elpetra Timmermans, onderzoeksmedewerker aan de faculteit Diergeneeskunde. In regulier
onderzoek naar borstkanker bij de mens vervult de hond al een belangrijke rol. Niet alleen in de
preklinische, maar ook in de klinische fase.
Personalized cancer treatment
De behandeling van mammacarcinoom wordt steeds individueler en richt zich in toenemende
mate op de oorzaak van de kanker. De hond is een bruikbaar model voor het bestuderen van
borstkanker bij de mens. Net als bij de mens is het hondengenoom al een aantal keren volledig
gesequenced en zijn voor beide de chromosomen volledig in kaart gebracht. En de hond wordt
blootgesteld aan dezelfde omgevingsfactoren als de mens. Bij de hond is veel meer bekend
over de invloed van progesteron op de ontwikkeling van de melkklier. En er is makkelijker aan
materiaal te komen voor bijvoorbeeld stamcelonderzoek. Er kan dus bij de hond sneller
onderzoek worden gedaan naar nieuwere en op maat gesneden therapieën.
Back-up mechanismen
Door alle onderzoeksactiviteiten zijn de overlevingskansen in de loop der jaren gestegen. De
kosten echter ook. Van 126 miljard die in de Europese Unie wordt uitgegeven aan onderzoek
naar kanker, gaat 120 miljoen naar borstkankeronderzoek. Gebruik maken van elkaars kennis is
daarom zeker zinvol. Maar omdat mensen andere back-up mechanismes hebben, moet men
niet in de val stappen dat mens en dier hetzelfde zijn.
Wat is zoobiquity?
Zoobiquity, ook wel comparative medicine of
vergelijkende geneeskunde genoemd, onderzoekt
hoe overeenkomsten tussen mens en dier gebruikt
kunnen worden voor de diagnose, behandeling en
genezing van ziektes bij beiden. Want als we weten
hoe een ziekte bij de ene soort kan worden
bestreden, ligt genezing bij de andere soort
misschien binnen handbereik.
Download