1. ------IND- 2015 0396 PL- NL- ------ 20150804 --- --- PROJET VERORDENING VA N D E R A A D VA N M I N I S T E R S van ……………………… 2015 inzake radioactief afval en verbruikte splijtstof1), 2 Krachtens artikel 57a van de atoomwet van 29 november 2000 (Pools staatsblad van 2014 (1512)), wordt hierbij het volgende verordend: Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen § 1. In deze verordening wordt het volgende gespecificeerd: 1) de specifieke vereisten voor het indelen van radioactief afval in een bepaalde categorie of subcategorie; 2) een voorbeelddocumentatiekaart voor verpakkingen met radioactief afval en een voorbeelddocumentatiekaart voor verpakkingen met verbruikte splijtstof, en de manier waarop ze moeten worden ingevuld; 3) de periode voor het bewaren van documentatiekaarten, kopieën daarvan en kopieën van de gemeenschappelijke dossiers voor het beheer van radioactief afval of verbruikte splijtstof; 4) de specifieke vereisten voor de opslag van radioactief afval of verbruikte splijtstof; 5) de specifieke vereisten voor faciliteiten, ruimten en verpakkingen die zijn bestemd voor de opslag van bepaalde categorieën radioactief afval; 6) de draagwijdte van inspecties die worden uitgevoerd in bergingsfaciliteiten voor verbruikte splijtstof; 1 Deze verordening vormt de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2011/70/Euratom van de Raad van 19 juli 2011 tot vaststelling van een communautair kader voor een verantwoord en veilig beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval (PB L 199 van 2.8.2011, blz. 48). 2 Deze verordening is aangemeld bij de Europese Commissie op ………………. onder nr. …………………………….., krachtens § 4 van de verordening van de raad van ministers van 23 december 2002 betreffende de werking van het nationale kennisgevingssysteem van normen en wettelijke handelingen (Pools staatsblad, nr. 239 (2039) en van 2004, nr. 65 (597)), die de bepalingen van Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PB EG L 204 van 21.7.1998, blz. 37, zoals gewijzigd; PB EU, speciale Poolse editie, hoofdstuk 13, vol. 20, blz. 337), ten uitvoer legt. 1 7) de specifieke vereisten voor bepaalde soorten opslagplaatsen voor radioactief afval met betrekking tot exploitatie en bouw ervan; 8) de specifieke vereisten betreffende de voorbereiding van radioactief afval voor berging; 9) de manier en draagwijdte van de controle van de staat van het radioactieve afval en de informatie die op de documentatiekaart staat; 10) de voorbeeldinformatieborden voor het markeren van ingangen tot: a) een opslagfaciliteit voor verbruikte splijtstof, b) een opslagfaciliteit voor radioactief afval, c) een opslagplaats voor radioactief afval. § 2. In het kader van deze verordening verstaat men onder: 1) langlevende radioactieve isotopen: radioactieve isotopen met een halveringstijd van meer dan 30 jaar; 2) kortlevende radioactieve isotopen: radioactieve isotopen met een halveringstijd van minder dan 30 jaar; 3) vergunning: een vergunning zoals bedoeld in artikel 4, lid 1, van de atoomwet van 29 november 2000, hierna de „wet” genoemd. Hoofdstuk 2 Specifieke vereisten voor het indelen van radioactief afval in een bepaalde categorie of subcategorie § 3. De waarden van de radioactieve activiteit en de concentratie van radioactieve isotopen die de basis vormen voor de indeling van radioactief afval in categorieën van radioactief afval en subcategorieën van verbruikte, ingekapselde radioactieve bronnen zijn opgenomen in bijlage 1 bij de verordening. § 4. 1. Radioactief afval wordt ingedeeld in de categorie laagradioactief afval indien de radioactieve concentratie van radioactieve isotopen in het afval groter is dan de waarde in bijlage 1 bij de verordening maar deze niet meer dan 10 000 keer overschrijdt. 2. Radioactief afval met verschillende radioactieve isotopen wordt ingedeeld in de categorie laagradioactief afval indien de cumulatieve verhouding van de radioactieve concentratie van elke radioactieve isotoop in dit afval tot de waarden in bijlage 1 bij de verordening meer dan 1 maar maximaal 10 000 bedraagt. 3. De categorie laagradioactief afval omvat ook vloeibaar radioactief afval met: 2 1) één radioactieve isotoop, waarbij de radioactieve concentratie van de radioactieve isotoop niet groter is dan de waarde in bijlage 1 bij de verordening, indien de activiteit van deze isotoop in het vloeibare radioactieve afval, dat is geproduceerd als gevolg van activiteiten die blootstelling aan ioniserende straling gedurende maximaal dertig dagen met zich meebrengen, meer dan duizendmaal groter is dan de activiteit genoemd in bijlage 1 bij de verordening; 2) meer dan één radioactieve isotoop, waarbij de cumulatieve verhouding van de radioactieve concentratie van elke radioactieve isotoop tot de waarden in bijlage 1 bij de verordening maximaal 1 bedraagt, indien de cumulatieve verhouding van de activiteit van deze isotopen in het vloeibare radioactieve afval, dat is geproduceerd als gevolg van activiteiten die blootstelling aan ioniserende straling gedurende maximaal dertig dagen met zich meebrengen, tot de activiteitswaarden in bijlage 1 bij de verordening meer dan 1 000 bedraagt. § 5. Het volgende wordt niet ingedeeld in de categorie laagradioactief afval: 1) landmassa of gesteente die zijn verplaatst als gevolg van de winning van mineralen uit afzettingen, 2) winningsafval, 3) onvervuilde grond en ander van nature voorkomend materiaal dat wordt uitgegraven in het kader van bouwactiviteiten – met daarin natuurlijke radioactieve isotopen, indien de cumulatieve verhouding van de maximumconcentraties van deze isotopen, als gevolg van de samengestelde aard van het afval, tot de waarden in bijlage 1 bij de verordening maximaal 10 bedraagt voor een representatief afvalmonster met een massa van 1 kg. § 6. 1. Radioactief afval wordt ingedeeld in de categorie middelradioactief afval indien de radioactieve concentratie van radioactieve isotopen in het afval de waarde in bijlage 1 bij de verordening meer dan 10 000 keer maar minder dan 10 000 000 keer overschrijdt. 2. Radioactief afval met verschillende radioactieve isotopen, wordt ingedeeld in de categorie middelradioactief afval indien de cumulatieve verhouding van de radioactieve concentratie van elke radioactieve isotoop in dit afval tot de waarden in bijlage 1 bij de verordening meer dan 10 000 maar maximaal 10 000 000 bedraagt. 3 § 7. 1. Radioactief afval wordt ingedeeld in de categorie hoogradioactief afval indien de radioactieve concentratie van radioactieve isotopen in het afval gelijk is aan meer dan 10 000 000 keer de waarde in bijlage 1 bij de verordening. 2. Radioactief afval met verschillende radioactieve isotopen, wordt ingedeeld in de categorie hoogradioactief afval indien de cumulatieve verhouding van de radioactieve concentratie van elke radioactieve isotoop in dit afval tot de waarden in bijlage 1 bij de verordening meer bedraagt dan 10 000 000. § 8. Laag-, middel- en hoogradioactief afval wordt opgesplitst in de volgende subcategorieën: 1) overgangsafval - indien de radioactieve concentratie van radioactieve isotopen in het afval op het moment van productie van zodanige aard is dat deze na drie jaar is verminderd tot de waarde vermeld in § 4; 2) kortlevend afval - indien: a) het afval kortlevende radioactieve isotopen bevat en: – de gemiddelde radioactieve concentratie van langlevende radioactieve isotopen in het afval maximaal 400 kBq/kg bedraagt, – de maximale radioactieve concentratie van langlevende radioactieve isotopen in het afval, als gevolg van de samengestelde aard van het materiaal, voor een representatief afvalmonster met een massa van 1 kg maximaal 4 000 kBq bedraagt, b) het uitsluitend langlevende radioactieve isotopen bevat en de gemiddelde radioactieve concentratie van deze isotopen in het afval maximaal 400 kBq/kg bedraagt; 3) langlevend afval - indien de gemiddelde radioactieve concentratie van langlevende radioactieve isotopen in het afval meer bedraagt dan 400 kBq/kg. § 9. Verbruikte, ingekapselde radioactieve bronnen worden ingedeeld in de volgende subcategorieën: 1) laagactief – indien de activiteit van de radioactieve isotopen in de bronnen groter is dan de waarden in bijlage 1 bij de verordening maar maximaal 108 Bq bedraagt; 2) middelactief – indien de activiteit van de radioactieve isotopen in de bronnen meer dan 108 Bq maar maximaal 1012 Bq bedraagt; 3) hoogactief – indien de activiteit van de radioactieve isotopen in de bronnen meer dan 1012 Bq bedraagt. 4 § 10. De verdunning van radioactief afval kan niet leiden tot de indeling van het afval in een andere categorie of subcategorie. Hoofdstuk 3 Voorbeelddocumentatiekaarten, de manier waarop ze moeten worden ingevuld, de periode voor het bewaren van documentatiekaarten, kopieën daarvan en kopieën van de gemeenschappelijke dossiers voor het beheer van radioactief afval of verbruikte splijtstof, alsook de manier en draagwijdte van de controle van de staat van het radioactieve afval en de informatie die op de documentatiekaart staat § 11. Een voorbeelddocumentatiekaart voor verpakkingen met radioactief afval en een voorbeelddocumentatiekaart voor verpakkingen met verbruikte splijtstof zijn opgenomen in bijlage 2 bij de verordening. § 12. 1. De volgende gegevens moeten worden ingevuld op de documentatiekaart voor verpakkingen met radioactief afval onder het punt „Bevindingen van de controle”: 1) de datum, het type en de resultaten van radiologische metingen; 2) de datum, de uitvoeringsmethode en de resultaten van temperatuurmetingen op middelen hoogradioactief afval alsook de temperatuur van de verpakking waarin dit afval zit; 3) de voor- en achternaam van de persoon die de metingen uitvoert; 4) de manier waarop het radioactieve afval verder wordt behandeld, indien er wordt vastgesteld dat het is gelekt, verspreid of vrijgekomen of indien het de toegestane temperatuurwaarden overschrijdt. 2. Als de concentratie van de radioactieve isotopen in het radioactieve afval daalt tot onder de waarde vermeld in § 4, lid 1 of 2, of indien de voorwaarden vermeld in § 4, lid 3, niet worden nageleefd, moeten enkel de volgende gegevens worden ingevuld op de documentatiekaart voor verpakkingen met radioactief afval onder het punt „Bevindingen van de controle”: 1) de datum en manier waarop de afname van de radioactieve concentratie is bepaald; 2) de voor- en achternaam van de persoon die de afname van de radioactieve concentratie heeft vastgesteld; 3) de manier waarop afval dat niet langer radioactief afval is verder moet worden behandeld. 3. Voor radioactief afval dat in het milieu is vrijgekomen overeenkomstig de voorwaarden genoemd in de vergunning, moeten enkel de volgende gegevens worden 5 ingevuld op de documentatiekaart voor verpakkingen met radioactief afval onder het punt „Bevindingen van de controle”: 1) de datum en manier waarop wordt bepaald of er is voldaan aan de voorwaarden vermeld in de vergunning die toestemming geeft om het radioactieve afval in het milieu vrij te geven; 2) de voor- en achternaam van de persoon die heeft vastgesteld dat de aan de voorwaarden vermeld in punt 1 is voldaan; 3) de manier waarop het radioactieve afval verder moet worden behandeld. 4. De volgende gegevens moeten worden ingevuld op de documentatiekaart voor verpakkingen met verbruikte splijtstof onder „Bevindingen van de controle”: 1) de datum, het type en de resultaten van radiologische metingen; 2) de datum, de uitvoeringsmethode en de resultaten van temperatuurmetingen op verpakkingen met verbruikte splijtstof; 3) de voor- en achternaam van de persoon die de metingen uitvoert; 4) de manier waarop de verbruikte splijtstof verder moet worden behandeld indien hogere radiologische meetwaarden worden opgetekend in vergelijking met de waarden op de documentatiekaart, alsook indien de toegestane temperatuur aan het oppervlak van de verpakking met verbruikte splijtstof wordt overschreden. 5. De documentatiekaart voor verpakkingen met radioactief afval en de documentatiekaart voor verpakkingen met verbruikte splijtstof moeten gedurende de opslagperiode worden bewaard in de organisatorische eenheid voor verpakkingen met radioactief afval of verbruikte splijtstof waarvoor deze kaarten zijn opgesteld. 6. Een documentatiekaart voor verpakkingen met radioactief afval met de informatie vermeld in lid 2 of 3 moet drie jaar worden bewaard vanaf de datum waarop de gegevens zijn ingevuld. 7. In het geval van radioactief afval dat voor berging wordt geleverd, moet de documentatiekaart voor verpakkingen met radioactief afval worden bewaard gedurende de periode waarin dit afval wordt opgeslagen. 8. Kopieën van de documentatiekaarten vermeld in § 11 moeten drie jaar worden bewaard vanaf de datum van overdracht van het radioactieve afval of de verbruikte splijtstof. § 13. Kopieën van gemeenschappelijke dossiers met betrekking tot activiteiten die verband houden met het beheer van radioactief afval of verbruikte splijtstof moeten drie jaar worden bijgehouden vanaf het einde van het jaar waarin de kopie is gemaakt. 6 § 14. 1. Een inspectie van de staat van radioactief afval en de informatie op de documentatiekaart voor verpakkingen met radioactief afval omvat de volgende inspectieactiviteiten: 1) een inspectie; 2) metingen van de uitgezonden ioniserende straling; 3) meting van de massa of het volume van het radioactieve afval. 2. Voor afval dat niet langer radioactief afval is, omvat een inspectie van de overeenstemming van de staat van het afval met de informatie op de documentatiekaart voor verpakkingen met radioactief afval tevens een controle van de legitimiteit van: 1) het feit dat het afval als niet-radioactief afval wordt erkend; 2) de manier waarop het afval verder wordt behandeld. 3. Voor het radioactieve afval vermeld in § 12, lid 3, omvat een inspectie van de overeenstemming van de staat van het afval met de informatie op de documentatiekaart voor verpakkingen met radioactief afval tevens een controle van de legitimiteit van: 1) de verklaring dat er is voldaan aan de voorwaarden van de vergunning die toestemming geeft om het radioactieve afval in het milieu vrij te geven; 2) de manier waarop het afval wordt beheerd. § 15. De overeenstemming van de staat van radioactief afval dat is opgeslagen in opslagfaciliteiten voor radioactief afval op de terreinen van een opslagplaats voor radioactief afval met de informatie op de documentatiekaart voor verpakkingen met radioactief afval, moet worden bepaald aan de hand van de milieumonitoring vermeld in § 29, lid 1, punt 6. § 16. Wanneer een inspectie wordt uitgevoerd, moet dit worden genoteerd op de documentatiekaart voor verpakkingen met radioactief afval, onder vermelding van de datum van de inspectie en de voor- en achternaam van de persoon die de inspectie heeft uitgevoerd. Hoofdstuk 4 Specifieke vereisten voor de opslag van radioactief afval of verbruikte splijtstof, specifieke vereisten voor faciliteiten, ruimten en verpakkingen die zijn bestemd voor de opslag van bepaalde categorieën radioactief afval en de draagwijdte van inspecties die worden uitgevoerd in bergingsfaciliteiten voor verbruikte splijtstof § 17. 1. Radioactief afval moet worden opgeslagen in opslagfaciliteiten voor radioactief afval die zijn uitgerust met apparatuur voor mechanische of gravitationele ventilatie en 7 apparatuur voor de reiniging van uit de faciliteit afgevoerde lucht, die volgens de bouwvoorschriften minstens onder klasse B valt met betrekking tot brandwerendheid en bescherming tegen overstroming. 2. Het voorbeeldinformatiebord waarmee de toegang tot een opslagfaciliteit voor verbruikte splijtstof wordt aangegeven, is opgenomen in bijlage 3 bij de verordening. 3. Het voorbeeldinformatiebord waarmee de toegang tot een opslagfaciliteit voor radioactief afval wordt aangegeven, is opgenomen in bijlage 4 bij de verordening. 4. De buitenmuren en plafonds van een opslagfaciliteit voor radioactief afval en een opslagfaciliteit voor verbruikte splijtstof of aangebrachte schermen moeten de bevolking beschermen tegen blootstelling aan een jaarlijkse effectieve dosis van meer dan 0,3 mSv. § 18. Een opslagfaciliteit voor radioactief afval en een opslagfaciliteit voor verbruikte splijtstof moeten uitgerust zijn met het volgende: 1) geschikte dosimetrische apparatuur voor het type uitgezonden ioniserende straling; 2) vaste of draagbare schermen tegen ioniserende straling; 3) persoonlijke beschermingsuitrusting tegen radioactieve besmetting en bestraling; 4) waterinstallaties en een rioleringssysteem, naar behoefte. § 19. 1. In een opslagfaciliteit voor radioactief afval waar radioactief afval is ondergebracht dat geen gas genereert, moet er worden voorzien in ventilatie om condensatievorming op de oppervlakken van de verpakking en op de muren van de opslagfaciliteit te voorkomen. 2. In een opslagfaciliteit voor radioactief afval waar radioactief afval is ondergebracht dat gas genereert, of radioactief afval dat radioactieve besmetting van de lucht kan veroorzaken, moet er worden voorzien in mechanische ventilatie om de concentratie van gassen of de besmetting terug te brengen tot een niveau dat radiologisch gezien verwaarloosbaar is. § 20. 1. Vast radioactief afval moet worden opgeslagen in containers van metaal, keramiek, composietmateriaal of plastic die waarborgen dat de vereisten van artikel 50, lid 1, van de wet worden nageleefd. 2. Enkel laagradioactief vast afval mag worden opgeslagen in zakken en plastic zakken, op voorwaarde dat deze waarborgen dat de vereisten van artikel 50, lid 1, van de wet worden nageleefd. § 21. 1. Vloeibaar radioactief afval moet worden opgeslagen in stalen containers met een chemicaliënbestendige coating aan de binnenkant, betonnen containers die aan de binnenkant 8 zijn afgedicht en bedekt met een chemicaliënbestendige coating of containers die zijn vervaardigd van gelamineerd plastic. 2. Opslagfaciliteiten voor radioactief afval met een speciale riolering voor vloeibaar radioactief afval moeten worden uitgerust met minstens twee containers, zodat een ononderbroken opvang van radioactief afval wordt gewaarborgd. 3. In faciliteiten zonder de speciale riolering vermeld in lid 2 mag vloeibaar radioactief afval uitsluitend worden opgeslagen in roestvrijstalen of plastic containers of tanks met een capaciteit van maximaal 100 dm3, alsook in glazen of keramische containers die zijn beschermd tegen mechanische beschadiging en een capaciteit hebben van maximaal 25 dm3. 4. Een tank of container voor de opslag van vloeibaar radioactief afval moet in een stalen of betonnen kuip worden geplaatst met een chemicaliënbestendige coating aan de binnenkant. De kuip moet een capaciteit hebben die minstens gelijk is aan de capaciteit van de tank of container die erin wordt geplaatst. § 22. Het is niet toegestaan om in eenzelfde verpakking radioactief afval op te slaan dat tot verschillende categorieën behoort en verschillende concentraties heeft. § 23. 1. Vloeibaar radioactief afval dat het volgende bevat, moet apart van ander vloeibaar radioactief afval worden bewaard door het in aparte tanks of containers te plaatsen: 1) isotopen die alfastraling uitzenden; 2) radioactieve isotopen met een halveringstijd van minder dan 65 dagen. 2. Vloeibaar radioactief afval met: 1) organische oplosmiddelen, extractiemiddelen en olie of 2) detergenten met een concentratie van meer dan 10 mg/dm3, of 3) complexerende verbindingen met een concentratie van meer dan 10 mg/dm3, of 4) opgeloste stoffen en sedimenten met een gehalte van meer dan 10 g/dm3 berekend als droog residu – worden apart van elkaar en apart van het afval vermeld in lid 1 opgeslagen. § 24. Verpakkingen voor de opslag van middel- en hoogradioactief afval moeten informatie bevatten over de temperatuur die niet mag worden overschreden door het opgeslagen afval, evenals informatie over de temperatuur die de verpakking van het radioactieve afval niet mag overschrijden. 9 § 25. Verbruikte splijtstof moet worden opgeslagen in omstandigheden die overeenstemmen met de gegevens in de documentatie die voor de verbruikte splijtstof is ingediend en die de volgende gegevens bevat: 1) de eigenschappen en documenten inzake de opbouw van de splijtstof; 2) de specificatie van het initiële gehalte van alle splijtbare radioactieve isotopen; 3) de identificatienummers van splijtstofelementen of -pakketten zoals verstrekt door de producent van de splijtstof; 4) informatie met betrekking tot het gebruik van de splijtstof, in het bijzonder inzake doorsmelting, de maximale thermische energie die bij bestraling wordt opgewekt door het splijtstofelement of -pakket, restwarmte en de data van het inbrengen en verwijderen van de splijtstof in/uit de reactorkern; 5) informatie over de opslagvoorwaarden voor verbruikte splijtstof in het reactorbassin, in het bijzonder de fysische en chemische parameters van het water en schade aan de bekleding van het verbruikte splijtstofelement. § 26. Inspecties die worden uitgevoerd in een opslagfaciliteit voor verbruikte splijtstof omvatten de controle van de volgende aspecten: 1) in een faciliteit voor natte opslag van verbruikte splijtstof: a) de hoeveelheid en verdeling van de verbruikte splijtstof, b) waterparameters: de radioactieve concentratie en totale activiteit van radioactieve isotopen, temperatuur, pH-factor, chemische samenstelling en elektrisch geleidingsvermogen, c) het waterpeil in de opslagfaciliteit, d) de afdichting van de opslagfaciliteit, e) de sterkte van de doses ioniserende straling en radioactieve besmetting in de opslagfaciliteit en de omgeving daarvan, f) de vervulling van de voorwaarden voor de handhaving van de kritieke veiligheid van verbruikte splijtstof die is verzameld in de opslagfaciliteit; 2) in een faciliteit voor droge opslag van verbruikte splijtstof: a) de hoeveelheid en verdeling van de verbruikte splijtstof, b) de afdichting van containers met verbruikte splijtstofelementen, c) de temperatuur en afdichting van de verbruikte splijtstofelementen en de temperatuur van de container met verbruikte splijtstof, 10 d) de sterkte van de doses ioniserende straling en radioactieve besmetting in de opslagfaciliteit en de omgeving daarvan, in het bijzonder de concentratie van radioactieve isotopen van radioactief Xe-133 en Kr-85. § 27. In geval van schade aan de bekleding van het verbruikte splijtstofelement, in het bijzonder wanneer deze schade wordt vastgesteld op basis van de inspectieresultaten vermeld in § 26, moet het desbetreffende element worden ingekapseld in een container die voorkomt dat er radioactieve stoffen vrijkomen. Hoofdstuk 5 Specifieke vereisten voor bepaalde soorten opslagplaatsen voor radioactief afval met betrekking tot de exploitatie en bouw ervan § 28. Het voorbeeldinformatiebord waarmee de toegang tot een opslagplaats voor radioactief afval wordt aangegeven, is opgenomen in bijlage 5 bij de verordening. § 29. 1. Bij de exploitatie van een bovengrondse opslagplaats voor radioactief afval moet het volgende worden gewaarborgd: 1) de opvulling van de lege ruimten tussen individuele verpakkingen in de faciliteit voor de berging van radioactief afval met materialen die over eigenschappen beschikken die de verspreiding van radioactieve isotopen in radioactief afval tegengaan; 2) de beperking van de blootstelling van de faciliteit voor de berging van radioactief afval aan regen terwijl deze wordt gevuld met radioactief afval, indien het vullen moet gebeuren terwijl het regent; 3) de plaatsing van de containers in de faciliteit voor de berging van radioactief afval op een manier die voorkomt dat ze schade oplopen door de belasting van hun eigen gewicht; 4) de opvang van percolaat en, indien nodig, de behandeling ervan; 5) de berging in afzonderlijke faciliteiten: 6) a) van kortlevend laag- en middelradioactief afval, b) van verbruikte, ingekapselde laag- en middelradioactieve bronnen. c) van verbruikte, ingekapselde hoogradioactieve bronnen; de monitoring van het milieu, met name door: a) meting van het gehalte aan radioactieve stoffen in: – het oppervlaktewater rond de opslagplaats, 11 – het grondwater rond de opslagplaats en het afvoerwater en het grondwater in de onmiddellijke omgeving, b) – het leidingwater rond de opslagplaats en in de omgeving ervan, – de lucht rond de opslagplaats, – het gras en de grond rond de opslagplaats en in de omgeving ervan, meting van: – het dosistempo van de gammastraling bij de opslagplaats en in de omgeving ervan, – de radioactieve besmetting in de opslagplaats en op het oppervlak van de wegen rond de opslagplaats, c) hydrogeologische en meteorologische waarnemingen: – metingen van het grondwaterpeil bij de opslagplaats in en de omgeving ervan, – metingen van de neerslaghoeveelheid bij de opslagplaats en in de omgeving ervan, d) hydrogeochemisch onderzoek. 2. Bij de exploitatie van een ondergrondse opslagplaats voor radioactief afval moet aan de vereisten worden voldaan die zijn uiteengezet in lid 1, punten 1, 3 en 6. § 30. Ondergrondse en bovengrondse opslagplaatsen voor radioactief afval moeten worden opgedeeld in zones volgens activiteit: 1) een technisch-operationele zone; 2) ruimten bestemd voor de berging van radioactief afval; 3) een constructiezone, in geval van uitbreiding of verbouwing van de opslagplaats tijdens de exploitatie ervan. § 31. Bovengrondse opslagfaciliteiten voor radioactief afval bestemd voor de berging van radioactief afval moeten aan de volgende voorwaarden voldoen: 1) de vereisten voor ruimten die volgens de bouwvoorschriften minstens onder klasse B vallen met betrekking tot brandwerendheid; 2) waterdicht beton van minstens W8, met een vorstbestendigheid van minstens F150 en een waterabsorptie van maximaal 6 %; 3) de vereisten die voortvloeien uit de fysisch-chemische eigenschappen van het geborgen radioactieve afval en het volume radioactief afval dat naar de opslagplaats is gebracht. § 32. 1. Een bovengrondse opslagfaciliteit voor radioactief afval moet worden uitgerust met een afvoersysteem dat de doorstroming van regenwater regelt in het gebied in en rond de 12 opslagplaats en het onmogelijk maakt dat water in het radioactieve afval binnendringt, zowel in normale omstandigheden als bij bestraling. 2. Het in lid 1 vermelde afvoersysteem moet zodanig worden ontworpen en gebruikt dat het volgende wordt gewaarborgd: 1) aanpassing aan de verwachte bodemdaling aan de basis van de opslagplaats voor radioactief afval als gevolg van belasting die wordt uitgeoefend door de constructie van de opslagplaats; 2) bestendigheid tegen chemische wisselwerking met binnendringend regenwater; 3) inspectie en observatie; 4) doeltreffende werking tijdens de levensduur van de opslagplaats voor radioactief afval en vijftig jaar na de ontmanteling, tenzij de vergunning voor de bouw van de opslagplaats voor radioactief afval voorziet in een langere periode; 5) afdekking van het volledige oppervlak van de basis van de opslagplaats voor radioactief afval; 6) profilering van de basis van de opslagplaats voor radioactief afval om een doeltreffende waterstroom naar de afvoerleidingen te garanderen; 7) lozing van afvoerwater in het reservoir. § 33. In onder- en bovengrondse opslagplaatsen voor radioactief afval moet worden voorzien in de mogelijkheid om dosimetrische controles uit te voeren van de geleverde verpakkingen met radioactief afval. Hoofdstuk 6 Specifieke vereisten betreffende de voorbereiding van radioactief afval voor berging § 34. Vooraleer radioactief afval wordt geborgen, moet het: 1) worden verwerkt en omgezet in vaste vorm met een gehalte aan vrij water van minder dan 1 massaprocent, terwijl de snelheid van de uitloging van vast radioactief afval met gedestilleerd water: a) bij laagradioactief afval, over 28 dagen uitloging in statische omstandigheden maximaal 10-2 g cm-2 d-1 mag bedragen, b) bij middelradioactief afval, over 28 dagen uitloging in statische omstandigheden maximaal 10–3 g cm-2 d-1, 13 c) bij hoogradioactief afval, over 28 dagen uitloging in statische omstandigheden maximaal 10–5 g cm-2 d-1 mag bedragen, 2) worden gescheiden volgens categorie en subcategorie; 3) in een afgedichte verpakking voor berging worden geplaatst op een manier die voorkomt dat het radioactieve afval vrijkomt. § 35. 1. Het ontwerp van een verpakking voor de berging van radioactief afval moet rekening houden met de fysisch-chemische eigenschappen en categorieën van het afval dat ze bevat, alsook met de locatie van de opslagplaats voor radioactief afval en de constructie ervan. 2. De afmetingen van de verpakking die wordt gebruikt voor de berging van radioactief afval moeten worden aangepast aan de afmetingen van de faciliteiten van de opslagplaats voor radioactief afval die zijn bestemd voor de berging van radioactief afval, alsook met het aantal lagen waarin de verpakkingen zullen worden geplaatst. § 36. 1. Voor de verpakking voor de berging van radioactief afval moeten containers van metaal, keramiek of composietmateriaal worden gebruikt. 2. Radioactief afval dat door zijn afmetingen of vorm niet in containers kan worden geplaatst, maar waarvan fragmentatie niet wordt aanbevolen met het oog op stralingsbescherming, mag zonder verpakking in een opslagplaats voor radioactief afval worden opgeslagen zodra de verspreiding van radioactieve besmetting onder controle is. 3. Verbruikte, ingekapselde radioactieve bronnen voor berging mogen ook aan de opslagplaats voor radioactief afval worden geleverd in een herbruikbare vervoersverpakking en in faciliteiten worden geplaatst die zijn bestemd voor de berging ervan. § 37. Het maximale dosistempo mag maximaal 2 mSv/h bedragen aan het oppervlak van een verpakking voor de berging van radioactief afval en maximaal 0,1 mSv/h op een afstand van 1 m van het oppervlak van de verpakking, waarbij de niet-vaste besmetting van het oppervlak van de verpakking maximaal 40 kBq/m2 mag bedragen voor radioactieve beta- en gamma-isotopen en 4 kBq/m2 voor radioactieve alfa-isotopen. § 38. Verpakkingen voor de berging van radioactief afval die radioactief afval bevatten, moeten de volgende, duidelijk aangegeven informatie bevatten: 1) een stralingssymbool; 2) een verpakkingsidentificatiesymbool in overeenstemming met de documentatiekaart; 3) informatie over de categorie en subcategorie van het radioactieve afval. 14 Hoofdstuk 7 Overgangs- en slotbepalingen § 39. De bepalingen onder § 32 zijn niet van toepassing op de Nationale Opslagplaats voor Radioactief Afval die op de datum van inwerkingtreding van de verordening in bedrijf is. § 40. De verordening treedt 14 dagen na de datum van bekendmaking in werking.3 3 Deze verordening werd voorafgegaan door de verordening van de raad van ministers van 3 december 2002 inzake radioactief afval en verbruikte splijtstof (Pools staatsblad nr. 230 (1925)), die vervalt op de dag waarop deze verordening in werking treedt in overeenstemming met artikel 9 van de wet van 4 april 2014 houdende de wijziging van de atoomwet en bepaalde andere wetten (Pools staatsblad (587)). 15 Bijlagen bij de verordening van de raad van ministers van .......... (......) Bijlage 1 WAARDEN VAN DE RADIOACTIEVE ACTIVITEIT EN DE CONCENTRATIE VAN RADIOACTIEVE ISOTOPEN DIE DE BASIS VORMEN VOOR DE INDELING VAN RADIOACTIEF AFVAL IN CATEGORIEËN VAN RADIOACTIEF AFVAL EN SUBCATEGORIEËN VAN VERBRUIKTE, INGEKAPSELDE RADIOACTIEVE BRONNEN Activiteit Radioactieve concentratie (Bq) (kBq/kg) 2 3 H-3 109 106 Be-7 107 103 C-14 107 104 O-15 109 102 F-18 106 10 Na-22 106 10 Na-24 105 10 Si-31 106 103 P-32 105 103 P-33 108 105 S-35 108 105 Cl-36 106 104 Cl-38 105 10 Ar-37 108 106 Ar-41 109 102 K-40 106 102 K-42 106 102 K-43 106 10 Ca-45 107 104 Ca-47 106 10 Sc-46 106 10 Sc-47 106 102 Sc-48 105 10 V-48 105 10 Cr-51 107 103 Mn-51 105 10 Mn-52 105 10 Mn-52m 105 10 Mn-53 109 104 Mn-54 106 10 2 3 105 10 Radioactieve isotoop 1 1 Mn-56 16 Fe-52 106 10 Fe-55 106 104 Fe-59 106 10 Co-55 106 10 Co-56 105 10 Co-57 106 102 Co-58 106 10 Co-58m 107 104 Co-60 105 10 Co-60m 106 103 Co-61 106 102 Co-62m 105 10 Ni-59 108 104 Ni-63 108 105 Ni-65 106 10 Cu-64 106 102 Zn-65 106 10 Zn-69 106 104 Zn-69m 106 102 Ga-72 105 10 Ge-71 108 104 As-73 107 103 As-74 106 10 As-76 105 102 As-77 106 103 Se-75 106 102 Br-82 106 10 Kr-74 109 102 Kr-76 109 102 Kr-77 109 102 Kr-79 105 103 Kr-81 107 104 Kr-83m 1012 105 Kr-85 104 105 Kr-85m 1010 103 Kr-87 109 102 Kr-88 109 102 Rb-86 105 102 Sr-85 106 102 Sr-85m 107 102 Sr-87m 106 102 Sr-89 106 103 2 3 104 102 1 Sr-90+ 17 Sr-91 105 10 Sr-92 106 10 Y-90 105 103 Y-91 106 103 Y-91m 106 102 Y-92 105 102 Y-93 105 102 Zr-93+ 107 103 Zr-95 106 10 Zr-97+ 105 10 Nb-93m 107 104 Nb-94 106 10 Nb-95 106 10 Nb-97 106 10 Nb-98 105 10 Mo-90 106 10 Mo-93 108 103 Mo-99 106 102 Mo-101 106 10 Tc-96 106 10 Tc-96m 107 103 Tc-97 108 103 Tc-97m 107 103 Tc-99 107 104 Tc-99m 107 102 Ru-97 107 102 Ru-103 106 102 Ru-105 106 10 Ru-106+ 105 102 Rh-103m 108 104 Rh-105 107 102 Pd-103 108 103 Pd-109 106 103 Ag-105 106 102 Ag-108m+ 106 10 Ag-110m 106 10 Ag-111 106 103 Cd-109 106 104 Cd-115 106 102 Cd-115m 106 103 In-111 106 102 In-113m 106 102 2 3 106 102 1 In-114m 18 In-115m 106 102 Sn-113 107 103 Sn-125 105 102 Sb-122 104 102 Sb-124 106 10 Sb-125 106 102 Te-123m 107 102 Te-125m 107 102 Te-127 106 103 Te-127m 107 103 Te-129 106 102 Te-129m 106 103 Te-131 105 102 Te-131m 106 10 Te-132 107 102 Te-133 105 10 Te-133m 105 10 Te-134 106 10 I-123 107 102 I-125 106 103 I-126 106 102 I-129 105 102 I-130 106 10 I-131 106 102 I-132 105 10 I-133 106 10 I-134 105 10 I-135 106 10 Xe-131m 104 104 Xe-133 104 103 Xe-135 1010 103 Cs-129 105 102 Cs-131 106 103 Cs-132 105 10 Cs-134m 105 103 Cs-134 104 10 Cs-135 107 104 Cs-136 105 10 Cs-137+ 104 10 Cs-138 104 10 Ba-131 106 102 Ba-140+ 105 10 2 3 105 10 1 La-140 19 Ce-139 106 102 Ce-141 107 102 Ce-143 106 102 Ce-144+ 105 102 Pr-142 105 102 Pr-143 106 104 Nd-147 106 102 Nd-149 106 102 Pm-147 107 104 Pm-149 106 103 Sm-151 108 104 Sm-153 106 102 Eu-152 106 10 Eu-152m 106 102 Eu-154 106 10 Eu-155 107 102 Gd-153 107 102 Gd-159 106 103 Tb-160 106 10 Dy-165 106 103 Dy-166 106 103 Ho-166 105 103 Er-169 107 104 Er-171 106 102 Tm-170 106 103 Tm-171 108 104 Yb-175 107 103 Lu-177 107 103 Hf-181 106 10 Ta-182 104 10 W-181 107 103 W-185 107 104 W-187 106 102 Re-186 106 103 Re-188 105 102 Os-185 106 10 Os-191 107 102 Os-191m 107 103 Os-193 106 102 Ir-190 106 10 Ir-192 104 10 Ir-194 105 102 2 3 106 102 1 Pt-191 20 Pt-193m 107 103 Pt-197 106 103 Pt-197m 106 102 Au-198 106 102 Au-199 106 102 Hg-197 107 102 Hg-197m 106 102 Hg-203 105 102 Tl-200 106 10 Tl-201 106 102 Tl-202 106 102 Tl-204 104 104 Pb-203 106 102 Pb-210+ 104 10 Pb-212+ 105 10 Bi-206 105 10 Bi-207 106 10 Bi-210 106 103 Bi-212+ 105 10 Po-203 106 10 Po-205 106 10 Po-207 106 10 Po-210 104 10 At-211 107 103 Rn-220+ 107 104 Rn-222+ 108 10 Ra-223+ 105 102 Ra-224+ 105 10 Ra-225 105 102 Ra-226+ 104 10 Ra-227 106 102 Ra-228+ 105 10 Ac-228 106 10 Th-226+ 107 103 Th-227 104 10 Th-228+ 104 1 Th-229+ 103 1 Th-230 104 1 Th-231 107 103 Th-232nat 103 1 Th-234+ 105 103 Pa-230 106 10 2 3 103 1 1 Pa-231 21 Pa-233 107 102 U-230+ 105 10 U-231 107 102 U-232+ 103 1 U-233 104 10 U-234 104 10 U-235+ 104 10 U-236 104 10 U-237 106 102 U-238+ 104 10 U-238nat 103 1 U-239 106 102 U-240 107 103 U-240+ 106 10 Np-237+ 103 1 Np-239 107 102 Np-240 106 10 Pu-234 107 102 Pu-235 107 102 Pu-236 104 10 Pu-237 107 1 Pu-238 104 1 Pu-239 104 1 Pu-240 103 1 Pu-241 105 102 Pu-242 104 1 Pu-243 107 103 Pu-244 104 1 Am-241 104 1 Am-242 106 103 Am-242m+ 104 1 Am-243+ 103 1 Cm-242 105 102 Cm-243 104 1 Cm-244 104 10 Cm-245 103 1 Cm-246 103 1 Cm-247 104 1 Cm-248 103 1 Bk-249 106 103 Cf-246 106 103 Cf-248 104 10 2 3 103 1 1 Cf-249 22 Cf-250 104 10 Cf-251 103 1 Cf-252 104 10 Cf-253 105 102 Cf-254 103 1 Es-253 105 102 Es-254 104 10 Es-254m 106 102 Fm-254 107 104 Fm-255 106 103 Toelichting Radio-isotopen met de aanduiding „+” of „nat” geven de ouderisotopen aan die worden aangetroffen in seculair evenwicht met hun dochterisotopen. In dergelijke gevallen hebben de waarden van de activiteit en de concentratie van de activiteit betrekking op ouderisotopen, maar wordt hierbij eveneens rekening gehouden met de aanwezigheid van dochterisotopen. Radioactieve dochterisotopen Radioactieve ouderisotopen Radioactieve dochterisotopen 1 2 Sr-80+ Rb-80 Sr-90+ Y-90 Zr-93+ Nb-93m Zr-97+ Nb-97 Ru-106+ Rh-106 Ag-108m+ Ag-108 Cs-137+ Ba-137 Ba-140+ La-140 Ce-134+ La-134 Ce-144+ Pr-144 Pb-210+ Bi-210, Po-210 Pb-212+ Bi-212, Tl-208, Po-212 Bi-212+ TI-208, Po-212 Rn-220+ Po-216 Rn-222+ Po-218, Pb-214, Bi-214, Po-214 Ra-223+ Rn-219, Po-215, Pb-211, Bi-211, Tl-207 Ra-224+ Rn-220, Po-216, Pb-212, Bi-212, Tl-208, Po-212 Ra-226+ Rn-222, Po-218, Pb-214, Bi-214, Pb-210, Bi-210, Po-210, Po-214 Ra-228+ Ac-228 23 2 1 Th-226+ Ra-222, Rn-218, Po-214 , Th-228+ Ra-224, Rn-220, Po-216, Pb-212, Bi-212, Tl-208, Po-212 Th-229+ Ra-225, Ac-225, Fr-221, Ar-217, Bi-213, Po-213, Pb-209 Th-232nat Th234+ Ra-228, Ac-228, Th-228, Ra-224, Rn-220, Po-216, Pb-212, Bi-212, Tl-208, Po-212 Pa-234m U-230+ Th-226, Ra-222, Rn-218, Po-214 U-232+ Th-228, Ra-224, Rn-220, Po-216, Pb-212, Bi-212, Tl-208, Po-212 U-235+ Th-231 U-238+ Th-234, Pa-234m. U-238nat U-240+ Th-234, Pa-234m, U-234, Th-230, Ra-226, Rn-222, Po-218, Pb-214, Bi-214, Pb-210, Bi-210, Po-210, Po-214 Np-240 Np-237+ Pa-233 Am-242m+ Am-242 Am-243+ Nn-239 24 Bijlage 2 VOORBEELDDOCUMENTATIEKAART VOOR VERPAKKINGEN MET RADIOACTIEF AFVAL EN VOORBEELDDOCUMENTATIEKAART VOOR VERPAKKINGEN MET VERBRUIKTE SPLIJTSTOF 1. VOORBEELDDOCUMENTATIEKAART VOOR VERPAKKINGEN MET RADIOACTIEF AFVAL Naam en adres van de organisatorische eenheid Kaart nr. Kaart nr. waar het radioactieve afval is geproduceerd.................................. ............................ ............................ .............................................................................................................. ............................ ............................ Eigenschappen van het radioactieve afval: Soort verpakking Fysische vorm ................................................................................... ........................................................ Isotopensamenstelling, radioactieve concentratie of activiteit van Identificatiesymbool van de individuele radio-isotopen op de datum van overdracht: verpakking ................................ .............................................................................................................. .............................................................................................................. 3 Voor middel- en hoogradioactief Volume van het afval [m ] ............................................................... afval - de toegestane temperatuur: Volume van de verpakking met afval [m3] .................................... a) van het afval ............................ Massa van het afval [kg] ................................................................. b) van de verpakking met afval . Massa van de verpakking met afval [kg] ...................................... Voor een hoogradioactieve bron Aantal bronnen van elke radio-isotoop ......................................... (HAIB) - het nummer .............................................................................................................. ........................................................ Kenmerken van het radioactieve afval: ........................................................ a) vloeibaar afval: pH ……….. soort oplosmiddel ........................................................ b) vast afval: soort materiaal ........................................................... ........................................................ Categorie van het radioactieve afval............................................... ........................................................ Subcategorie van het radioactieve afval ........................................ 25 Radiologische metingen: Dosistempo: a) aan het oppervlak van de vervoersverpakking ......................... b) op een afstand van 1 m ............................................................... Datum van overdracht: Soort instrument ............................................................................... ........................................................ Niet-vaste besmetting op de externe verpakking ......................... ........................................................ .............................................................................................................. ........................................................ Soort instrument ............................................................................... (voor- en achternaam en Datum waarop de metingen zijn uitgevoerd ................................. handtekening .............................................................................................................. van de bevoegde persoon voor de (voor- en achternaam en handtekening overdracht van het radioactieve van de bevoegde persoon voor het uitvoeren van de metingen) afval) Naam en adres van de organisatorische eenheid die het radioactieve afval vervoert ........................................................ (voor- en achternaam en handtekening van de verantwoordelijke persoon voor het vervoer van het radioactieve afval) Naam en adres van de organisatorische eenheid die het radioactieve afval ontvangt ........................................................ (voor- en achternaam en handtekening van de bevoegde persoon voor de ontvangst van het radioactieve afval) 26 Verwerkingswijze van het Opslag/berging*) radioactieve afval Datum van aanvaarding in de opslagplaats voor radioactief Plaats ........................................ ....................................................... afval: ........................................................ Faciliteit nr. ............................. Datum van verwerking ....................................................... Ruimte/kamer nr.*) ....................................................... ............ (handtekening van de bevoegde ........................................................ persoon) (handtekening van de bevoegde persoon) Nummers van de brondocumentatiekaarten .............................................................................................................................................................. .............................................................................................................................................................. .............................................................................................................................................................. .............................................................................................................................................................. Controle van de overeenstemming van de staat van radioactief afval met de informatie op de documentatiekaart in de organisatorische eenheid waar het radioactieve afval is geproduceerd: 1. Datum ................................ 2. Voornaam, achternaam en handtekening van de inspecteur .......................................................... 3. Controleactiviteiten ............................................................................................................................. 4. Soort instrument dat is gebruikt voor de uitvoering van radiologische metingen ...................... 5. Bevindingen van de controle .............................................................................................................. ...................................................................................................................................................................... ...................................................................................................................................................................... ...................................................................................................................................................................... 1. Datum ................................ 2. Voornaam, achternaam en handtekening van de inspecteur .......................................................... 3. Controleactiviteiten ............................................................................................................................. 4. Soort instrument dat is gebruikt voor de uitvoering van radiologische metingen ...................... 5. Bevindingen van de controle .............................................................................................................. ...................................................................................................................................................................... ...................................................................................................................................................................... ...................................................................................................................................................................... 1. Datum ................................ 27 2. Voornaam, achternaam en handtekening van de inspecteur .......................................................... 3. Controleactiviteiten ............................................................................................................................. 4. Soort instrument dat is gebruikt voor de uitvoering van radiologische metingen ...................... 5. Bevindingen van de controle .............................................................................................................. ...................................................................................................................................................................... ...................................................................................................................................................................... ...................................................................................................................................................................... Controle van de overeenstemming van de staat van radioactief afval met de informatie op de documentatiekaart voor verpakkingen met radioactief afval, uitgevoerd in de organisatorische eenheid waarnaar het radioactieve afval is overgebracht voor verdere behandeling: 1. Datum ................................ 2. Voornaam, achternaam en handtekening van de inspecteur .......................................................... 3. Controleactiviteiten ............................................................................................................................. 4. Soort instrument dat is gebruikt voor de uitvoering van radiologische metingen ...................... 5. Bevindingen van de controle .............................................................................................................. ..................................................................................................................................................................... ..................................................................................................................................................................... 1. Datum ................................ 2. Voornaam, achternaam en handtekening van de inspecteur .......................................................... 3. Controleactiviteiten ............................................................................................................................. 4. Soort instrument dat is gebruikt voor de uitvoering van radiologische metingen ...................... 5. Bevindingen van de controle .............................................................................................................. ..................................................................................................................................................................... ..................................................................................................................................................................... 1. Datum ................................ 2. Voornaam, achternaam en handtekening van de inspecteur .......................................................... 3. Controleactiviteiten ............................................................................................................................. 4. Soort instrument dat is gebruikt voor de uitvoering van radiologische metingen ...................... 5. Bevindingen van de controle .............................................................................................................. ..................................................................................................................................................................... ..................................................................................................................................................................... *) Schrappen wat niet past. Toelichting 28 In het wit gemarkeerde velden moeten worden ingevuld door de bevoegde personen van de organisatorische eenheid waar het radioactieve afval is geproduceerd. In het grijs gemarkeerde velden moeten worden ingevuld door de bevoegde personen van de organisatorische eenheid die het radioactieve afval vervoert en van de organisatorische eenheid waarnaar het radioactieve afval is overgebracht. De brondocumentatiekaarten zijn de documentatiekaarten van de verpakkingen met radioactief afval van waaruit het radioactieve afval naar een nieuwe verpakking is overgebracht. 29 2. VOORBEELDDOCUMENTATIEKAART VOOR VERPAKKINGEN MET VERBRUIKTE SPLIJTSTOF Naam en adres van de organisatorische eenheid Kaart nr. Kaart nr. waar de verbruikte splijtstof is geproduceerd ............................ ............................ .............................................................................................................. ............................ ............................ .............................................................................................................. ............................ ............................ .............................................................................................................. ............................ ............................ Eigenschappen van de verbruikte splijtstof: Identificatienummer van het Type en naam van de reactor waarin het splijtstofpakket is splijtstofelement/-pakket*),**) ..... bestraald ............................................................................................. ........................................................ Datum waarop de splijtstof in de reactor is geplaatst/uit de reactor ........................................................ is verwijderd ...................................................................................... ........................................................ .............................................................................................................. Soort verpakking Toegestane temperatuur: ........................................................ a) van de verbruikte splijtstof ......................................................... Identificatiesymbool van de b) van de verpakking met verbruikte splijtstof ............................ verpakking Doorsmelting: ................................................................................... ........................................................ Geschat vermogen van bronnen van restwarmte opgewekt door het splijtstofpakket op de datum van overdracht .............................................................................................................. Informatie over de opslagvoorwaarden .............................................................................................................. .............................................................................................................. 30 Radiologische metingen: Dosistempo: a) aan het oppervlak van de vervoersverpakking ......................... b) op een afstand van 1 m ............................................................... Soort instrument ................................................................................ Datum van overdracht: Niet-vaste besmetting op de externe verpakking ........................................................ .............................................................................................................. Soort instrument ............................................................................... Datum waarop de metingen zijn uitgevoerd .................................. ........................................................ ........................................................ .............................................................................................................. (voor- en achternaam en (voor- en achternaam en handtekening handtekening van de bevoegde persoon voor het uitvoeren van de metingen) van de bevoegde persoon voor de overdracht van het radioactieve afval) Naam en adres van de organisatorische eenheid die de verbruikte splijtstof vervoert ........................................................ (voor- en achternaam en handtekening van de verantwoordelijke persoon voor het vervoer van de verbruikte splijtstof) Naam en adres van de organisatorische eenheid die de verbruikte splijtstof ontvangt ........................................................ (voor- en achternaam en handtekening van de bevoegde persoon voor de ontvangst van de verbruikte splijtstof) 31 Opslag/berging*) Datum van aanvaarding in de Plaats .................................................................................................. opslagplaats voor radioactief afval: Faciliteit nr. ....................................................................................... ........................................................ Ruimte/kamer nr. .............................................................................. .............................................................................................................. (datum en handtekening van bevoegde persoon) ........................................................ (handtekening van de bevoegde persoon) 32 Nummers van de brondocumentatiekaarten .............................................................................................................................................................. .............................................................................................................................................................. .............................................................................................................................................................. .............................................................................................................................................................. Controle van de overeenstemming van de staat van verbruikte splijtstof met de informatie op de documentatiekaart in de organisatorische eenheid waar de verbruikte splijtstof is geproduceerd: 1. Datum ................................ 2. Voornaam, achternaam en handtekening van de inspecteur .......................................................... 3. Controleactiviteiten ............................................................................................................................. 4. Soort instrument dat is gebruikt voor de uitvoering van radiologische metingen ...................... 5. Bevindingen van de controle .............................................................................................................. ...................................................................................................................................................................... ...................................................................................................................................................................... ...................................................................................................................................................................... 1. Datum ................................ 2. Voornaam, achternaam en handtekening van de inspecteur .......................................................... 3. Controleactiviteiten ............................................................................................................................. 4. Soort instrument dat is gebruikt voor de uitvoering van radiologische metingen ...................... 5. Bevindingen van de controle .............................................................................................................. ...................................................................................................................................................................... ...................................................................................................................................................................... ...................................................................................................................................................................... 1. Datum ................................ 2. Voornaam, achternaam en handtekening van de inspecteur .......................................................... 3. Controleactiviteiten ............................................................................................................................. 4. Soort instrument dat is gebruikt voor de uitvoering van radiologische metingen ...................... 5. Bevindingen van de controle .............................................................................................................. ...................................................................................................................................................................... ...................................................................................................................................................................... ...................................................................................................................................................................... 33 Controle van de overeenstemming van de staat van verbruikte splijtstof met de informatie op de documentatiekaart in de organisatorische eenheid waarnaar de verbruikte splijtstof is overgebracht voor verdere behandeling: 1. Datum ................................ 2. Voornaam, achternaam en handtekening van de inspecteur .......................................................... 3. Controleactiviteiten ............................................................................................................................. 4. Soort instrument dat is gebruikt voor de uitvoering van radiologische metingen ...................... 5. Bevindingen van de controle .............................................................................................................. ..................................................................................................................................................................... ..................................................................................................................................................................... 1. Datum ................................ 2. Voornaam, achternaam en handtekening van de inspecteur .......................................................... 3. Controleactiviteiten ............................................................................................................................. 4. Soort instrument dat is gebruikt voor de uitvoering van radiologische metingen ...................... 5. Bevindingen van de controle .............................................................................................................. ..................................................................................................................................................................... ..................................................................................................................................................................... 1. Datum ................................ 2. Voornaam, achternaam en handtekening van de inspecteur .......................................................... 3. Controleactiviteiten ............................................................................................................................. 4. Soort instrument dat is gebruikt voor de uitvoering van radiologische metingen ...................... 5. Bevindingen van de controle .............................................................................................................. ..................................................................................................................................................................... ..................................................................................................................................................................... *) Schrappen wat niet past. Bij de documentatiekaart voor verpakkingen met verbruikte splijtstof moet een kopie van het certificaat van het splijtstofpakket worden gevoegd verstrekt door de producent van de splijtstof. **) Toelichting In het wit gemarkeerde velden moeten worden ingevuld door de bevoegde personen van de organisatorische eenheid waar de verbruikte splijtstof is geproduceerd. In het grijs gemarkeerde velden moeten worden ingevuld door de bevoegde personen van de organisatorische eenheid die de verbruikte splijtstof vervoert en van de organisatorische eenheid waarnaar de verbruikte splijtstof is overgebracht. De brondocumentatiekaarten zijn de documentatiekaarten van de verpakkingen met verbruikte splijtstof van waaruit de verbruikte splijtstof naar een nieuwe verpakking is overgebracht. 34 Bijlage 3 VOORBEELDINFORMATIEBORD VOOR HET AANGEVEN VAN DE TOEGANG TOT EEN OPSLAGFACILITEIT VOOR VERBRUIKTE SPLIJTSTOF OPSLAGFACILITEIT VOOR VERBRUIKTE SPLIJTSTOF Toelichting Afmetingen in mm 35 Bijlage 4 VOORBEELDINFORMATIEBORD VOOR HET AANGEVEN VAN DE TOEGANG TOT EEN OPSLAGFACILITEIT VOOR RADIOACTIEF AFVAL OPSLAGFACILITEIT VOOR RADIOACTIEF AFVAL Toelichting Afmetingen in mm 36 Bijlage 5 VOORBEELDINFORMATIEBORD VOOR HET AANGEVEN VAN DE TOEGANG TOT EEN OPSLAGPLAATS VOOR RADIOACTIEF AFVAL OPSLAGPLAATS VOOR RADIOACTIEF AFVAL Toelichting Afmetingen in mm 37