Musica Transalpina - Kamerkoor Decamerone

advertisement
Musica
Transalpina
een muzikaal gesprek
tussen Italië en de Lage Landen
Kamerkoor Decamerone
olv Arild Rohde
Zo 19 juni 2016
15.15u
Programma
—
Jacob Arcadelt
Il bianco e dolce cigno
Domenico Ferrabosco
Io mi son giovinetta
Jan Pieterszoon Sweelinck
Io mi son giovinetta
Liquide perle, Amor
Luca Marenzio
Liquide perle, Amor
Jan Pieterszoon Sweelinck
Chi vuol veder
Hendrik Andriessen
Tre canzoni
— 1 Stornello
— 2 Sento nel core
— 3 Danza, danza
Giaches de Wert
Giunto alla tomba
Luigi Dallapiccola
Uit: Prima serie dei cori di
Michelangelo Buonarroti il Giovane
— Il coro delle Malmaritate
Anon.
Trionfo di Bacco e d’Arianna
Robert Heppener
Uit: Canti carnascialeschi
— 1 Trionfo di Bacco e d’Arianna
1
Geacht publiek!
—
Componisten uit Italië en de Lage Landen hadden en hebben elkaar iets te
vertellen: teksten, melodieën en stijlen gaan al eeuwen lang heen en weer
over de Alpen. Zo trok Jacob Arcadelt vanuit België naar Italië en werd daar
de belangrijkste componist in de vroege periode van de Italiaanse madrigalen (liederen met niet-religieuze teksten). Door hem werd deze muziekstijl
ook buiten Italië bekend. Zijn eerste boek van madrigalen was het meest
gedrukte madrigaalboek van de 16e eeuw.
De werken van Ferrabosco en Marenzio hadden een centrale plek in de
bundel Musica Transalpina waarmee in 1588 de madrigaal in Engeland werd
geïntroduceerd en waar het concert van vanmiddag zijn titel aan ontleent.
Sweelinck bestudeerde de muziek van deze twee componisten intensief en
schreef tweestemmige versies van hun werken om zijn eigen meerstemmig
componeren te verbeteren. U hoort vanmiddag variaties van Sweelinck op
liederen van beide componisten en de originele liederen zelf.
Ook Andriessen was een bewonderaar van de muziek van Marenzio en
de Italiaanse madrigalisten van die generatie. Dat is te horen in zijn stuk
Hommagio a Marenzio, maar ook in de drie liederen op Italiaanse teksten die
we vanmiddag ten gehore zullen brengen.
Toen Giaches de Wert uit België naar Italië ging, was de Italiaanse madrigaal al in heel Europa populair. Hij schreef twaalf (!) boeken met madrigalen en ontwikkelde hierin een stijl die veel invloed had op onder andere
Claudio Monteverdi.
De drie laatste stukken die we vanavond voor u zingen hebben alle drie
connecties met Firenze en de carnavalstraditie daar. Lorenzo di Medici
(1469-1492) was niet alleen een belangrijke steun voor kunstenaars als
3
Da Vinci, Donatello en Botticelli, hij schreef zelf ook gedichten. Het
carnavalslied Trionfo di Bacco e d'Arianna is waarschijnlijk zijn meest
bekende gedicht. Wij zingen vanmiddag dit gedicht op muziek van een
anonieme componist en van de Nederlander Robert Heppener.
Ook het gedicht Il coro delle Malmaritate heeft de kenmerken van een carnavalslied. Het is geschreven door Michelangelo Buonarrotti il Giovane,
die in de 16e eeuw in dienst was bij de Medici’s in Firenze. Dallapiccola
zette het op muziek.
U krijgt vanmiddag een programma voorgeschoteld vol opgeruimde én
snedige teksten, delicate stemmenweefsels, en lyrische composities die
overstromen van het temperament!
Dit is het eerste concert met onze nieuwe dirigent Arild Rohde, en dat
vieren we graag met u met een borrel na afloop!
Veel plezier!
4
Arild Rohde
—
Arild komt uit Oslo, Noorwegen. Hij is als kind begonnen op viool, maar
toen hij bij het nationale jeugdkoor van Noorwegen kwam werd hij helemaal verliefd op koren en koorzingen. Hij studeerde musicologie aan de
univeristeit van Oslo, waar hij zijn masterdiploma in 2011 behaalde met
een scriptie over het inzingen in koren.
In 2011 kwam hij naar Amsterdam om koordirectie te studeren bij Jos
Vermunt aan het Conservatorium van Amsterdam, waar hij in 2015 is
afgestudeerd. Tijdens zijn studie had hij zangles van Harry van Berne
en Geert Berghs. Masterclasses heeft hij gevolgd bij Johannes Prinz en
Daniel Reuss.
Naast Decamerone is hij dirigent van Kamerkoor Oegstgeest,
Muziektheatervereniging La Mascotte te Emmeloord, Scandinavisch
koor te Baarn, en het randstedelijke mannenkoor de.fundo.
5
Kamerkoor Decamerone
—
Decamerone is een Utrechts kamerkoor dat a capella-muziek zingt. Het
repertoire loopt uiteen van oude muziek tot muziek uit de 19e en 20e
eeuw. In 1988 werd het koor opgericht als octet, maar groeide al snel uit
naar tien zangers. Uit die tijd stamt de naam Decamerone, een verwijzing naar de raamvertelling Decamerone (‘boek der tien dagen’) van de
Italiaanse schrijver Giovanni Boccaccio. Inmiddels is het kamerkoor
gegroeid naar een negentienkoppige bezetting.
Sopranen
—
Ellen Janssen
Majorie de Been
Manon Thijssen
Tietske Werts
Wies Hontelez
Tenoren
—
Jan Piebe Tjepkema
Jos Muskens
Krijn de Graaff
Rein Kraakman
6
Alten
—
Gabriëlle de Moor
Karin Oxfoort
Kristine Kavelaars
Petra van Zessen
Simone Nijboer
Bassen
—
Fedde Bloemhof
Peter Scholtens
Thies de Waard
Vincent Lorijn
Componisten
Jacob Arcadelt (1507–1568)
—
Jacob Arcadelt werd geboren in Namen. Hij zong daar als koorknaap in
de abdijkerk van Saint Aubain. Eind jaren 20 vertrok hij naar Florence
waar hij in dienst kwam van de Medici’s. Na de val van deze familie
trok hij naar Rome, waar hij aan de slag kon in de pauselijke kapellen,
eerst als koorzanger in de Cappella Giulia, vanaf 1540 in de Sixtijnse
Kapel, waar hij opklom tot kapelmeester. In 1551 vertrok hij vanuit
Rome naar Parijs waar hij werkte voor Karel IX en voor de kardinaal van
Lotharingen.
Domenico Maria Ferrabosco (1513–1574)
—
Domenico Maria Ferrabosco was afkomstig uit een vooraanstaande
familie in Bologna. Hij was koorzanger in de San Petronio in Bologna en
kreeg in 1540 van het stadsbestuur een vergoeding voor het leven, voor
het toezicht op de paleismusici. In de jaren 40 verbleef hij afwisselend in
Bologna en in Rome, aldaar als opzichter van het jongenskoor in de pauselijke Cappella Giulia, later als zanger in de Sixtijnse Kapel. Hij verloor
deze functie in 1555 toen paus Pius IV bepaalde dat ook de koorzangers
ongehuwd dienden te zijn. Ferrabosco trok naar Parijs waar hij en zijn
zonen verder konden werken onder de bescherming van de kardinaal
van Lotharingen.
Giaches de Wert (1535–1596)
—
Giaches de Wert werd geboren in het Belgische Weert. Op jonge leeftijd werd hij in Vlaanderen als zanger ‘ontdekt’ door Francesco d’Este,
markies uit Ferrara en officier in het leger van Karel V. Deze liet de jonge
Giaches overkomen naar Avellino, bij Napels, waar hij koorknaap werd.
Later zong hij ook als koorknaap in Ferrara en als volwassen zanger aan
7
hoven in Novellara, Milaan en Mantua. In 1565 kwam hij als kapelmeester in dienst van de Gonzagas in Mantua waar onder andere Claudio
Monteverdi zich onder zijn leiding ontwikkelde.
Luca Marenzio (1553–1599)
—
Luca Marenzio werd geboren in Coccaglio. Hij werd opgeleid als zanger,
en werd in 1578 kapelmeester in Rome in dienst van kardinaal Luigi
d’Este. Deze nam hem ook mee naar het hof van de d’Estes in Ferrara,
waar hij in aanraking kwam met de nieuwste ontwikkelingen op het
gebied van de wereldlijke muziek. Marenzio beklaagde zich over de arbeidsrelatie: Luigi zou hem te weinig betalen. Toch was Marenzio tijdens
deze dienstbetrekking, die duurde tot 1586, zeer productief. Na de dood
van Luigi werkte Marenzio in Rome en Florence en, op last van de paus,
ook enkele jaren aan het hof van Sigismund III van Polen, in Warschau.
Jan Pieterszoon Sweelinck (1562–1621)
—
Jan Pieterszoon Sweelinck werd geboren in Deventer waar zijn vader en
grootvader organist waren. Het jonge gezin verhuisde naar Amsterdam
waar vader organist werd in de Oude Kerk en waar de jonge Sweelinck
hem in 1580 opvolgde. Hij was bekend met de in Europa wijdverspreide
muziek- en compositieleer van de Italiaan Gioseffo Zarlino. Sweelinck
was interna­tionaal beroemd als improvisator op orgel en klavecimbel.
Hij was dagelijks te horen op het orgel van de Oude Kerk. Daaraan werd
na enige tijd ook (vooral vocale) ensemblemuziek toegevoegd waardoor
een voor Noord-Europa nieuwe concertpraktijk ontstond. Sweelinck
genoot ook faam als componist en als pedagoog. Leerlingen waren onder andere Duitse componisten als Scheidt en Praetorius.
Hendrik Andriessen (1892–1981)
—
Hendrik Andriessen werd geboren in Haarlem, als zoon van de stads­
organist Louis Robert Andriessen. Andriessen werd opgeleid als
8
organist en componist door zijn vader en aan het Amsterdams conservatorium. Hij werd organist in Haarlem en Utrecht. Hij doceerde muziektheorie en compositie aan het Conservatorium van Amsterdam, en
was directeur van de conservatoria van Utrecht en Den Haag. Andriessen
componeerde onder andere werken voor orgel en voor de katholieke eredienst, enkele opera’s en symfonieën, en vocale muziek. Hij huldigde de
opvatting dat er betrekkelijk weinig onderscheid is tussen instrumentale
en vocale muziek.
Luigi Dallapiccola (1904–1975)
—
Luigi Dallapiccola doceerde piano in Florence en begon in de jaren
20 met componeren. Hij volgde daarin de trends van de tijd, zoals de
twaalftoons­techniek en het serialisme. Hij verbood later echter de
uitvoering van zijn werken uit de twintiger jaren, verbonden als ze voor
hem waren met het fascisme, waarvan hij een tijdlang aanhanger was in
eigen land. Later keerde hij zich tegen Mussolini, en componeerde meer
politiek geladen werken zoals de Canti di prigionia, waarin thema’s als
onrecht en gevangenschap waren verwerkt. Na de Tweede Wereldoorlog
kwam zijn carrière in rustiger vaarwater. Hij maakte verschillende reizen naar de VS in verband met concerten, lezingen en docentschappen.
Robert Heppener (1925–2009)
—
Robert Heppener was afkomstig uit Amsterdam. Hij studeerde piano
en compositie aan het Conservatorium van Amsterdam, en doceerde piano en muziektheorie in zowel Rotterdam als Amsterdam. Hij
componeerde werken voor symfonieorkest, voor zang en orkest en
voor a cappella-koor. Ook schreef hij veel filmmuziek, onder ander
voor de films Het gangstermeisje (Frans Weisz, 1966) en Pastorale 1943
(Wim Verstappen, 1978). Trionfo di Bacco e d’Arianna maakt deel uit van
Heppeners Canti Carnascialeschi, waarvoor hij de Fontein Tuynhout Prijs
voor nieuwe Nederlandse muziek kreeg.
9
Jacob Arcadelt
—
Il bianco e dolce cigno (1539)
Il bianco e dolce cigno
cantando more,
ed io piangendo
giung’ al fin del viver mio.
Stran’ e diversa sorte,
ch’ei more sconsolato
ed io moro beato.
De witte en lieflijke zwaan
sterft zingend,
en ik nader al wenend
het einde van mijn leven.
Vreemd en ongelijk lot,
dat hij sterft zonder troost
en ik sterf in gelukzaligheid.
Morte che nel morire
m’empie di gioia tutt’ e di desire.
Se nel morir,
altro dolor non sento,
di mille mort’ il dì
sarei contento.
Een dood die bij het sterven
mij vervult van alle vreugde en verlangen.
Als ik bij dit heengaan
enige andere pijn niet voel,
dan zou ik iedere dag
wel duizendmaal willen sterven.
—
Giovanni Guidiccioni (1500–1541)
10
Domenico Maria Ferrabosco
—
Io mi son giovinetta (ca. 1542)
Io mi son giovinetta, e volentieri
m’allegro e canto
en la stagion novella,
merzé d’amore
e de’dolci pensieri.
Ik ben een jong meisje, en ik hou ervan
vrolijk te zijn en te zingen
in het nieuwe seizoen,
dankzij de liefde
en de zoete gedachten.
Io vo pe’verdi prati riguardando
i bianchi fiori e’gialli e i vermigli,
le rose in su le spine
e i bianchi gigli;
e tutti quanti gli vo somigliando
al viso di colui
ch’amandomi mi presa
e terrà sempre.
Ik ga over de groene weiden, kijkend
naar de witte bloemen en de gele, de rode,
naar de rozen aan de doornstruiken
en naar de witte lelies;
en ik begin ze allemaal te vergelijken
met het gezicht van hij
die van mij houdt, die mij zal krijgen
en mij altijd zal vasthouden .
—
Giovanni Boccaccio (1313–1374)
Uit: Decamerone (1351)
Jan Pieterszoon Sweelinck
—
Uit: Rimes Françaises et Italiennes (1612)
Io mi son giovinetta
Tekst en vertaling: zie vorige lied
11
Jan Pieterszoon Sweelinck
—
Uit: Rimes Françaises et Italiennes (1612)
Liquide perle Amor
Liquide perle Amor,
dagl’ occhi sparse,
In premio del mio ardore:
Ma lasc’ ohime, che’l core
Di maggior foco m’arse.
Ahi, che bastava solo,
A darmi morte
il primo ardente duolo.
—
Vloeibare parels sprongen
Amor uit de ogen,
als beloning voor mijn liefdesvuur:
Maar helaas, arme ik, wiens hart
brandde van een nog groter vuur.
Ach, was die eerste brandende pijn
maar voldoende om mij
te doen sterven.
Lelio Pasqualini (1549–1611)
Luca Marenzio
—
Uit: Primo libro de madrigali a cinque voci (1580)
Liquide perle Amor
Tekst en vertaling: zie vorige lied
12
Jan Pieterszoon Sweelinck
—
Uit: Ghirlanda di Madrigali (1601)
Chi vuol veder
Chi vuol veder quantunque
può Natura,
e ’l Ciel tra noi, venga a mirar costei,
ch’è sola un sol,
non pur à gl’occhi miei,
ma ’l mondo cieco,
che vertú non cura.
Wie wil zien wat de natuur
en de hemel allemaal vermogen
op aarde: kom en bewonder haar,
een zon,
niet alleen in mijn ogen
maar ook voor de blinde wereld
die om deugd niet geeft.
E venga tosto per che Morte fura
prima i migliori, e lascia star i rei:
questa aspettata
al regno de gli Dei,
cosa bella mortal
passa, e non dura.
En kom snel, want de Dood grist eerst
het beste weg, en laat het slechte over:
zij, die in het rijk van de goden
wordt verwacht,
dit schone sterfelijke schepsel,
gaat voorbij en houdt geen stand.
Vedrà, s’arriv’a tempo, ogni virtute,
ogni bellezza,
ogni real costume
giunti in un corpo
con mirabil tempre.
Hij zal aanschouwen, mits hij op tijd is,
elke deugd, alle schoonheid,
elk koninklijk gedrag
verenigd in een lichaam in
bewonderenswaardige harmonie.
All’ hor dirà,
che mie rime son mute,
l’ingegno offeso dal soverchio lume;
ma se piú tarda,
havra da pianger sempre.
Dan zal hij verklaren
dat mijn rijmen niets zeggen,
het verstand verblind door het felle licht,
maar als hij nog langer talmt,
dan zal hij voor altijd moeten wenen.
—
Francesco Petrarca (1304–1374)
13
Hendrik Andriessen
—
Tre canzoni (1958)
IStornello
Bella, bellina, quando vai per acqua,
la via della fontana ti favella;
e`l rusignol che canta per la macchia,
e’va dicendo che sei la più bella.
Mooi meisje, wanneer je water gaat halen
spreekt de weg naar de bron je toe;
en de nachtegaal die in het bosje zingt,
zegt almaar dat je de mooiste bent.
Sei la più bella e la più graziosina,
sembri una rosa colta sulla spina;
sei la più bella e la più graziosetta,
sembri una rosa sulla spina fresca.
Je bent de mooiste en de lieflijkste,
je lijkt op een roos aan een doornstruik;
je bent de mooiste en de lieftalligste,
gelijk een frisse roos aan een doornstruik.
II Sento nel core
Sento nel core
certo dolore,
che la mia pace turbando va.
Splende una face
che l’alma accende.
Se non è amore, amor sarà.
14
Ik voel in mijn hart
een zekere smart,
die mijn rust steeds verstoort.
Er fonkelt een gelaat
dat mijn ziel doet branden;
als het geen liefde is, zal het liefde worden.
III Danza, danza
Danza, danza, fanciulla gentile,
al mio cantare.
Gira, vola, leggiera, sottile,
vola al suono dell’onde del mare.
Dans, dans, bevallig meisje,
op mijn gezang.
Draai, vlieg, licht, slank,
vlieg op het geluid van de golven der zee.
Senti, senti dell’aura scherzosa
un vago rumore,
che con languido suon
parla al core
e che invita a danzar senza posa.
Hoor, hoor het zachte geluid
van de speelse wind,
die met meeslepende klank
spreekt tot het hart
en je uitnodigt tot dansen zonder rust.
Giaches de Wert
—
Uit: Il settimo libro de madrigali a cinque voci (1581)
Giunto alla tomba
I
Giunto alla tomba,
ove al suo spirto vivo
dolorosa prigion’ il Ciel prescrisse,
di color, di calor, di moto privo,
già marmo in vista
al marmo il viso affisse.
Bij de graftombe,
waar de hemel zijn levende geest
tot een kerker van leed had veroordeeld,
drukte hij zijn bleek, koud en
bewegingsloos gelaat, al gelijk marmer,
tegen het marmer.
Al fin sgorgando un lagrimoso rivo,
in un languido oimè proruppe,
e disse:
“O sasso amato tanto, amaro tanto,
che dietro hai le mie fiamme,
e fuor’ il pianto!
Tenslotte, in een vloed van tranen,
barstte hij uit in een smachtende
wee-klacht, en zei:
“Oh steen zo bemind, zo bitter,
waarbinnen zich mijn vuur bevindt,
en erbuiten mijn verdriet!
15
II
Non di morte sei tu,
ma di vivaci Ceneri albergo,
ov’ è nascosto amore,
sento dal freddo tuo
l’usate faci
men dolci sì,
ma non men cald’ al core.
Niet voor de dood, maar voor
de levende as ben jij een herberg,
waar liefde is verborgen,
ik ontwaar in jouw kilte
het vertrouwde gelaat,
minder zoet, ja,
maar niet minder hartverwarmend.
Deh’ prendi questi piant’
e questi baci,
prendi, ch’io bagno
di doglioso umore;
e dalli tu poi ch’ io
non posso, almeno,
all’ amate reliquie,
c’hai nel seno.”
Toe, neem deze tranen,
en deze kussen,
neem ze, die ik baad
in een gepijnigd gemoed;
en geef ze, omdat ik het
niet kan, dan tenminste door
aan de geliefde resten
die jij aan je borst drukt.”
—
Torquato Tasso (1544–1595)
16
Luigi Dallapiccola
—
Uit: Prima serie dei cori di Michelangelo Buonarroti il Giovane (1936)
Il coro delle malmaritate
All’altrui spese, donzelle, imparate;
all’altrui spese imparate, donzelle;
per non aver a dir piangendo poi:
triste, malmaritate!
Op andermans kosten, jongedames, leer;
Op andermans kosten, leer, jongedames;
om later niet huilend te hoeven zeggen:
stakkers, slechtgehuwden!
Quant’era me’ per noi!
chiuderci per le celle,
scavezzarci le chiome,
mutarci abito e nome,
vestir nero, bigio o bianco,
arrandellarci ‘l fianco
di còrdigli e di cuoi.
Hoeveel beter was het voor ons geweest!
Ons op te sluiten in kerkers,
onze lokken af te snijden,
te veranderen van kleding en naam,
zwart, grijs of wit te dragen,
onze flanken te geselen
met koorden en met leren riemen.
Quant’era me’ per noi!
levarci a’ mattutini,
dar mano a’ lumicini
prima che canti ‘l gallo!
cacciarci in un Bigallo,
entrare in un Rosano,
metterci in un Majano,
al Portico, al Boldrone
darci, o ‘n Pian di Mugnone,
farci vestir a Lapo,
o ver ficcare il capo
‘n un Monticel di buoi.
Quant’era me’ per noi!
Hoeveel beter was het voor ons geweest!
Om op te staan voor zonsopgang,
de kaarsjes in de hand te nemen
nog voordat de haan kraait!
Ons te verstoppen in een Bigallo,
in te treden in een Rosano,
ons te plaatsen in een Majano,
ons naar Portico, naar Boldrone
te begeven, of naar Pian di Mugnone,
ons te laten kleden in Lapo,
of maar het hoofd te steken
in een koeienvlaai.
Hoeveel beter was het voor ons geweest!
17
Però imparate e pensateci ben prima,
ch’e’ non vi s’abbia a dir poi:
lima, lima.
—
Daarom, laten we leren en eerst goed
nadenken, zodat men jullie later niet hoeft
te zeggen: eigen schuld!
Michelangelo Buonarroti il Giovane (1568–1646)
Anon.
—
Trionfo di Bacco e d’Arianna (15e eeuw)
Quant’è bella giovinezza,
che si fugge tuttavia!
Chi vuol esser lieto, sia:
di doman non c’è certezza.
Oh, hoe heerlijk is de jeugd
maar wat gaat ze snel voorbij!
Die uitgelaten willen zijn, laat hen:
want morgen is nog ongewis.
Quest’è Bacco e Arianna,
belli, e l’un dell’altro ardenti;
perché ’l tempo fugge e ‘nganna,
sempre insieme stan contenti.
Queste ninfe, e altre genti
sono allegre tuttavia.
Chi vuol esser lieto, sia:
di doman non c’ è certezza.
Daar zijn Bacchus en Ariadne,
mooi, en voor elkaar in vuur en vlam;
en omdat de tijd bedrieglijk snel vervliegt,
blijven zij gelukkig met elkaar.
Deze nymfen en andere wezens
zijn nog gelukkig.
Die uitgelaten willen zijn, laat hen:
want morgen is nog ongewis.
Ciascun apra ben gli orecchi,
di doman nessun si paschi;
oggi siam, giovani e vecchi,
lieti ognun, femmine e maschi;
ogni tristo pensier caschi:
facciam festa tuttavia.
Laat ieder wijd zijn oren openen:
men moet zich niet op morgen verlaten;
vandaag heeft iedereen plezier,
jong of oud, vrouw of man.
Verdrijf iedere sombere gedachte:
vier in plaats daarvan iedere dag feest.
18
Chi vuol esser lieto, sia:
di doman non c’è certezza.
Die uitgelaten willen zijn, laat hen:
want morgen is nog ongewis.
Donne, e giovanetti amanti,
viva Bacco, e viva Amore;
Ciascun suoni, balli e canti,
arda di dolcezza il core.
Non fatica, non dolore,
quel c’ha esser, convien sia.
Chi vuol esser lieto, sia:
di doman non c’è certezza.
Schone dames en jonge geliefden,
leve Bacchus en leve Amor;
laat ieder spelen, dansen en zingen,
laat het hart branden van zoetheid.
Geen vermoeienis, geen droefheid,
Dat wat kome, laat het komen.
Die uitgelaten willen zijn, laat hen:
want morgen is nog ongewis.
Quant’è bella giovinezza,
che si fugge tuttavia!
Oh, hoe heerlijk is de jeugd
maar wat gaat ze snel voorbij!
—
Giovanni Guidiccioni (1500–1541)
Robert Heppener
—
Uit: Canti Carnascialeschi (1966)
Trionfo di Bacco e d‘Arianna
Tekst en vertaling: zie vorige lied
19
Slotnoten
—
Wilt u meer weten over Kamerkoor Decamerone?
Op www.decamerone.info vindt u informatie over onder meer
repertoire en concerten. We hebben ook een facebookpagina:
fb.com/decamerone.utrecht.
Indien u per mail een aankondiging van ons volgende concert wilt
ontvangen, kunt u dit doorgeven via [email protected].
Decamerone heeft een vacature voor een alt en een lage bas. Heeft u
interesse? Neem dan contact op met Vincent Lorijn: 030-2340203.
Teksten, vertalingen en redactie
Jan Piebe Tjepkema, Arild Rohde, Fedde Bloemhof,
Wies Hontelez, Ellen Janssen, Thies de Waard
Grafisch ontwerp flyer en boekje
Thies de Waard grafisch ontwerp
20
Download