Hoeveel zorgverleners ziet iemand met een chronische aandoening? Datum ID Nummer 19 december 2013 13014 Auteur(s) Irene van Duijvendijk (Nictiz) Michiel ten Hove (Vektis) Eindredactie Kim Idzardi 1 19 december 2013 | Hoeveel zorgverleners ziet iemand met een chronische aandoening? 1. Inleiding In Nederland leven miljoenen mensen met een chronische aandoening. Een groot deel van de uitgaven in de zorg is toe te schrijven aan de behandeling van deze mensen, bijvoorbeeld omdat zij hun hele leven met meerdere en verschillende zorgverleners te maken hebben. Om inzicht te krijgen in het aantal zorgverleners waarmee mensen met een chronische aandoening te maken krijgt, heeft Vektis in 2013 in opdracht van Nictiz onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek laat zien dat een grote groep patiënten met een chronische aandoening met een hoog zorggebruik, te maken heeft met heel veel verschillende zorgverleners. Op basis van de declaratiegegevens van de zorgverzekeraars uit 2010 en 2011 is er bepaald hoeveel zorgverleners in deze periode betrokken waren bij de zorg voor een persoon met tenminste één chronische aandoening en specifiek naar patiënten met één van de drie meest voorkomende aandoeningen (hart- een vaataandoeningen, diabetes en longziekten). In totaal waren dit ruim 2,6 miljoen mensen. Uit de analyse blijkt dat een persoon met een chronische ziekte in de periode 2010-2011 gemiddeld met 6,2 verschillende zorgverleners te maken had. Dit betreft zowel zorgaanbieders uit de eerste lijn (huisarts/apotheek) als uit de tweede lijn (ziekenhuis). De gemiddelden per aandoening verschilden onderling nauwelijks. Personen met diabetes hadden gemiddeld met 6,4 zorgverleners te maken, personen met hart- en vaataandoeningen met 6,4 zorgverleners en personen met longziekten gemiddeld met 6,1 zorgverleners. Hierbij zijn alleen de praktijken of instellingen geteld waarmee de patiënt te maken heeft. Het aantal personen dat zorg verleent aan deze patiënten is naar verwachting nog aanzienlijk hoger. Dit rapport is onderdeel van een tweeluik en biedt een cijfermatige basis om problemen die leven in het zorgveld rondom de zorg voor een persoon met een chronische ziekte zichtbaar te maken. Op basis van de conclusies uit dit rapport is een whitepaper ontwikkeld die praktische handvatten geeft om dergelijke problemen aan te pakken. Meer hierover vindt u in de conclusies en aanbevelingen. 2 19 december 2013 | Hoeveel zorgverleners ziet iemand met een chronische aandoening? 2. Methode en afbakening In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de scope van het onderzoek en op de methoden die zijn gebruikt voor de uitvoering van het onderzoek. Eerst wordt uiteengezet welke gegevens voor het onderzoek zijn gebruikt en welke aandoeningen afzonderlijk zijn belicht. Vervolgens wordt ingegaan op de methoden die zijn gebruikt om tot de cijfers te komen. Gebruikte gegevens De cijfers in het onderzoek dat door Vektis is uitgevoerd zijn gebaseerd op declaratiegegevens uit 2010 en 2011 van alle zorgverzekeraars in Nederland. De gegevens die zijn meegenomen in dit onderzoek zijn dan ook gebaseerd op de zorg die is geleverd aan nagenoeg alle Nederlandse verzekerden. Er is specifiek gebruik gemaakt van declaratiegegevens over ziekenhuiszorg, farmacie, tweedelijns geestelijke gezondheidszorg (GGZ), eerstelijns GGZ, huisartsenzorg en paramedische zorg. Mensen met een chronische aandoening In dit onderzoek zijn personen met een chronische aandoening geïdentificeerd met behulp van de omschrijving uit de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg1). In dit onderzoek is gekeken naar alle chronisch zieken die recht hebben op compensatie via de Wtcg en daarnaast specifiek naar personen met diabetes, hart- en vaataandoeningen en longaandoeningen. Zorgverleners Onder zorgverlener wordt in dit onderzoek verstaan een praktijk of instelling en niet de individuele persoon (arts, apotheker, verpleegkundige) waarmee de patiënt te maken krijgt. In het onderzoek is gekeken naar verleners van apotheekzorg, huisartsenzorg, GGZ, paramedische zorg en medisch specialistische (ziekenhuis-)zorg. Zorg die valt onder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en mondzorg zijn niet meegenomen. Dat wil zeggen dat verzorging- en verpleeghuizen en aanbieders van mondzorg (tandartsen/orthodontisten et cetera) niet zijn meegeteld in dit onderzoek. Tijdspanne De resultaten in dit onderzoek zijn gebaseerd op cijfers over de jaren 2010 en 2011. Voor 2012 zijn de cijfers nog niet beschikbaar. De gegevens in dit rapport bestaan wisselend uit: cijfers specifiek uit 2010 cijfers specifiek uit 2011 cijfers uit de periode 2010 tot en met 2011 Methode van onderzoek Bepalen van de doelgroep van mensen met een chronische aandoening De groep mensen met een chronische aandoening in dit onderzoek is bepaald aan de hand van het ziekenhuiszorggebruik en farmaciegebruik van de patiënten. De chronische groepen (CG’s) zijn ontwikkeld in het kader van de Wtcg. In de Wtcg worden mensen ingedeeld in een chronische groep (CG) op basis van het geneesmiddelengebruik en het gebruik van ziekenhuiszorg. In totaal zijn er 25 verschillende CG’s. Om te bepalen of iemand in één van deze chronische groepen valt is gekeken naar welke geneesmiddelen en in welke hoeveelheid en welke ziekenhuiszorg voor die persoon zijn gedeclareerd. Bij de bepaling van de chronische groepen is gebruikgemaakt van de farmaciegegevens uit 2011 en ziekenhuiszorggegevens uit 2010. 1 3 http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/tegemoetkoming-chronisch-zieken-en-gehandicapten-wtcg 19 december 2013 | Hoeveel zorgverleners ziet iemand met een chronische aandoening? In dit onderzoek worden de volgende groepen onderscheiden: Chronisch zieken; Dit zijn alle personen die tenminste één van de genoemde chronische ziekten hebben. Personen met diabetes; Dit zijn personen die binnen de chronische groep diabetes vallen. Personen met longaandoeningen; Dit zijn personen die binnen de chronische groep longaandoeningen vallen. Personen met hart- en vaataandoeningen; Dit zijn personen die binnen de chronische groep hart- en vaataandoeningen vallen. Het aantal patiënten dat binnen een chronische groep valt is niet hetzelfde als het totaal aantal patiënten met betreffende aandoening. Een deel van de patiënten valt buiten de betreffende chronische groep omdat ze niet aan de criteria voldoen die gelden binnen de Wtcg. Dit gaat bijvoorbeeld om personen met diabetes die minder medicatie gebruiken dan nodig is om in aanmerking te komen voor tegemoetkoming binnen de Wtcg. Dit betekent dat met name relatief ‘lichte’ patiënten buiten deze analyse vallen. Dit onderzoek beoogt dan ook niet om inzicht te geven in het aantal patiënten in Nederland met een bepaalde aandoening, maar om schatting te geven van het aantal zorgverleners waar een persoon met een chronische aandoening gemiddeld mee te maken heeft. Wanneer in dit artikel verder wordt gesproken over een groep patiënten of personen met een aandoening, dan gaat het steeds over de groep personen die valt binnen betreffende chronische groep. Omdat de groep chronisch zieken is bepaald aan de hand van declaratiegegevens over 2010 en 2011 (en niet per jaar) zal een deel van de onderzochte groep in 2010 nog geen chronische patiënt zijn en een ander deel al in 2010 zijn overleden en daarom niet voorkomen in de declaratiegegevens over 2011. Bepalen van aantal zorgverleners Na bepaling van de groep personen met een chronische aandoening, is per zorgsoort bepaald met hoeveel zorgaanbieders een persoon te maken heeft gehad. In iedere declaratie staat een identificerende code van de zorgverlener: de AGB-code2. Daarnaast staat in iedere declaratie vermeld om welke patiënt het gaat. Om het aantal zorgverleners per patiënt te bepalen is daarom voor alle patiënten per zorgsoort geteld van hoeveel verschillende AGB-codes er een declaratie te vinden is. Vervolgens is het aantal zorgaanbieders over de verschillende soorten zorg heen opgeteld. Bij een deel van de declaratiegegevens is niet goed vast te stellen door welke zorgverlener de zorg is geleverd. De zorgverlener is dan wel geteld maar er is niet vastgesteld om welk type zorgverlener het dan gaat. Deels resulteert dit in een overschatting van het aantal zorgverleners: er kan niet met zekerheid worden vastgesteld dat het niet om een zorgverlener gaat die al onder een bekende AGB-code is meegeteld. Deels resulteert dit in een onderschatting, omdat het kan gaan om meer dan één onbekende zorgverlener die, juist omdat ze onbekend zijn, niet van elkaar te onderscheiden zijn. 2 Algemeen Gegevens Beheer Zorgverleners (AGB-Zorgverleners) is een register waarin gegevens van zorgverleners in Nederland worden vastgelegd. Deze gegevens zijn voorzien van een unieke codering, de AGB-code (http://www.agbcode.nl/) 4 19 december 2013 | Hoeveel zorgverleners ziet iemand met een chronische aandoening? 3. Personen met een chronische aandoening en het aantal zorgverleners in de periode 2010- 2011. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het aantal zorgverleners waar een persoon met één of meer chronische aandoeningen gedurende 2010 en 2011 mee te maken had. In die periode waren er ruim 2,6 miljoen personen die binnen één of meer chronische groepen vielen in Nederland. Deze personen hadden gemiddeld met 6,2 zorgverleners te maken. Niet al deze zorgverleners (en niet alle zorg die deze zorgverleners verlenen) hoeven te maken te hebben met de chronische aandoening: een diabetes patiënt kan ook voor een sportblessure naar de fysiotherapeut. Bovendien kan een patiënt meer dan één chronische aandoening hebben. De combinatie diabetes en hart- en vaatziekten komt bijvoorbeeld regelmatig voor3. Personen met een chronische aandoening 600.000 500.000 400.000 300.000 200.000 100.000 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 Aantal zorgverleners Figuur 1, aantal zorgverleners per persoon met een chronische aandoening, gedurende 2010 en 2011 In figuur 1 is weergegeven met hoeveel zorgverleners een persoon met een chronische aandoening te maken heeft. Bijna een half miljoen personen met een chronische aandoening hadden contact met, of waren onder behandeling bij, zes verschillende zorgverleners, dit betreft bijna 17% van het totaal aantal mensen met een chronische aandoening. 90% van alle mensen met een chronische aandoening (ruim 2,4 miljoen personen) hadden gedurende 2010 en 2011 tussen de drie en elf zorgverleners. 50% van alle chronische patiënten stonden in contact met vier tot acht zorgverleners in die periode. In alleen 2010 had 90% van de personen met deze chronische aandoeningen tussen de twee en acht zorgverleners. Voor alleen 2011 geldt hetzelfde aantal. Opvallende cijfers met betrekking tot personen met een chronische aandoening Slechts 5.115 personen met een chronische aandoening hadden maar met één zorgverlener te maken gedurende de periode 2010 – 2011, dat is ongeveer 0,2% van alle personen met een chronische aandoening gedurende die periode. 4. Personen met diabetes en het aantal zorgverleners in 2010 en 2011. 3 5 Zorgthermometer, Zorg in regio’s, september 2013. Vektis. (https://www.vektis.nl/) 19 december 2013 | Hoeveel zorgverleners ziet iemand met een chronische aandoening? In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het aantal zorgverleners waarmee een persoon met diabetes te maken kreeg, gedurende de periode 2010 - 2011. In die periode waren er ongeveer 600.000 personen die binnen de chronische groep diabetes vielen, deze personen hadden in die periode gemiddeld met 6,4 zorgverleners te maken voor zijn/haar behandeling. Personen met diabetes 120.000 100.000 80.000 60.000 40.000 20.000 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 Aantal zorgverleners Figuur 2, aantal zorgverleners per persoon met diabetes, gedurende 2010 en 2011 In figuur 2 is weergegeven met hoeveel zorgverleners een diabetespatiënt te maken heeft. Ruim 100.000 personen met diabetes hadden contact met, of waren onder behandeling bij, zes verschillende zorgverleners. Dit betreft ongeveer 18% van het totaal aantal mensen binnen de chronische groepdiabetes in die periode. 90% van alle personen binnen de chronische groep diabetes (ruim een half miljoen) hadden gedurende 2010 en 2011 tussen de drie en elf zorgverleners. 50% van de mensen met diabetes stond in contact met vijf tot acht zorgverleners in die periode. In 2010 had 90% van de personen met diabetes tussen de drie en de acht zorgverleners en in 2011 tussen de drie en negen. Opvallende cijfers met betrekking tot personen met diabetes Bijna 1 op de 10 mensen binnen de chronische groep diabetes heeft te maken met zeven zorgverleners Slechts 0,06% van alle onderzochte personen met diabetes hadden maar met één zorgverlener te maken gedurende de periode 2010 – 2011, dat zijn ruim 300 personen met diabetes. 6 19 december 2013 | Hoeveel zorgverleners ziet iemand met een chronische aandoening? 5. Personen met hart- en vaataandoeningen en het aantal zorgverleners in 2010 en 2011. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het aantal zorgverleners waarmee een persoon met hart- en vaataandoeningen te maken kreeg in de periode 2010-2011. In die periode waren er bijna 500.000 personen die vielen binnen de chronische groep hart- en vaataandoeningen in Nederland, deze personen hadden in die periode gemiddeld met 6,4 zorgverleners te maken voor zijn/haar behandeling. 100.000 Personen met hart-en vaataandoeningen 80.000 60.000 40.000 20.000 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 Aantal zorgverleners Figuur 3, aantal zorgverleners per persoon met hart- en vaataandoeningen, gedurende 2010 en 2011 In figuur 3 is weergegeven met hoeveel zorgverleners patiënten die vallen in de chronische groep hart- en vaataandoeningen te maken hebben. Ongeveer 85.000 personen binnen deze groep hadden contact met of waren onder behandeling bij zes verschillende zorgverleners. Dit betreft ongeveer 17% van het totaal aantal onderzochte patiënten met hart- en vaataandoeningen in die periode. 90% van alle onderzochte personen met hart- en vaataandoeningen (ongeveer 446.000 personen) hadden gedurende 2010 en 2011 tussen de drie en elf zorgverleners. 50% van de mensen met hart- en vaataandoeningen stonden in contact met vijf tot acht zorgverleners in die periode. In 2010 had 90% van de personen binnen de chronische groep hart- en vaataandoeningen tussen de drie en acht zorgverleners en in 2011 tussen de twee en negen. Opvallende cijfers met betrekking tot personen met hart- en vaataandoeningen Ongeveer 0,2% van alle personen binnen de chronische groep hart- en vaataandoeningen gedurende de periode 2010 – 2011 hadden maar met één zorgverlener te maken, dat zijn ruim 900 personen. 7 19 december 2013 | Hoeveel zorgverleners ziet iemand met een chronische aandoening? 6. Personen met longziekten en het aantal zorgverleners in 2010 en 2011. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het aantal zorgverleners waarmee een persoon met longziekten te maken kreeg, in de periode 2010-2011. In die periode waren er bijna 700.000 personen die vielen binnen de chronische groep longziekten in Nederland, deze personen hadden in die periode gemiddeld met 6,1 zorgverleners te maken voor zijn/haar behandeling. Personen met mongziekten 140.000 120.000 100.000 80.000 60.000 40.000 20.000 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 Aantal zorgverleners Figuur 4, aantal zorgverleners per persoon met longziekten, gedurende 2010 en 2011 In figuur 4 is weergegeven met hoeveel zorgverleners een persoon met longziekten te maken heeft. Ruim 110.000 personen met longziekten hadden contact met of waren onder behandeling bij zes verschillende zorgverleners. Dit betreft bijna 16% van het totale aantal mensen die vielen binnen de chronische groep longziekten in die periode. 90 % van alle onderzochte personen met longziekten (ruim 600.000 personen) hadden gedurende 2010 en 2011 tussen de drie en elf zorgverleners. 50% van de personen met longziekten stonden in contact met vier tot acht zorgverleners in die periode. In 2010 had 90% van de personen met longziekten tussen de twee en de acht zorgverleners en in voor 2011 geldt hetzelfde aantal. Opvallende cijfers met betrekking tot personen met longziekten Ongeveer 0,2% van alle personen met longziekten gedurende de periode 2010 – 2011 hadden maar met één zorgverlener te maken, dat zijn bijna 1.400 personen met longziekten. 8 19 december 2013 | Hoeveel zorgverleners ziet iemand met een chronische aandoening? 7. Zorgaanbieders In de voorgaande hoofdstukken is beschreven dat de meeste personen met een chronische aandoening over een periode van twee jaar te maken hebben met zes of zeven zorgverleners. Dat roept de vraag op om wat voor zorgverleners het dan gaat. Daarom is een verdere analyse gedaan om te kijken met welke soorten zorgverleners chronisch zieken te maken hebben. Daarbij is ook gekeken naar verschillen tussen de verschillende typen aandoeningen (diabetes, hart- en vaataandoeningen en longziekten). De volgende alinea toont de resultaten. Personen met een chronische aandoening Bijna alle personen met een chronische ziekte hebben te maken met één huisartsenpraktijk en een deel (~10%) met twee huisartsenpraktijken. Daarnaast hebben veel personen met een chronische ziekte te maken met één of twee ziekenhuizen en één of twee apotheken. Ruim een kwart van de personen met een chronische ziekte had verder te maken met een fysiotherapeut, ongeveer een kwart met een samenwerkingsverband zoals een gezondheidscentrum of zorggroep die ketenzorg levert, ongeveer een vijfde met een dienstenstructuur en ongeveer een derde met een andere type zorgverlener. In de meeste gevallen hebben personen met een chronische ziekte te maken met maar één zorgverlener van een bepaald type: één huisarts, één apotheek, één ziekenhuis, één fysiotherapeut et cetera. Van de meest voorkomende zorgaanbieders die langdurig bij de zorg aan personen met een chronische ziekte zijn betrokken, zijn personen met een chronische ziekte vooral ‘trouw’ aan de huisarts. Slechts een klein deel heeft met twee of meer huisartsen te maken, terwijl het vooral van apotheken en ziekenhuizen relatief vaak voorkomt dat een persoon met een chronische ziekte er met meer dan één te maken heeft. Dit is op zich niet verwonderlijk: het is waarschijnlijk dat naast de ‘eigen’ apotheek er soms geneesmiddelen worden opgehaald bij bijvoorbeeld een ziekenhuisapotheek. En voor veel aandoeningen is het goed mogelijk dat de patiënt soms wordt doorverwezen naar een meer gespecialiseerd of academisch ziekenhuis. Dat een persoon met een chronische ziekte met meer dan twee zorgverleners van een bepaald type te maken heeft komt weinig voor. En wanneer het voorkomt, dan is dat vooral bij apotheken en (in iets mindere mate) ziekenhuizen. Het ‘profiel’ van het palet aan zorgverleners waarmee een persoon met een chronische aandoening te maken heeft is deels afhankelijk van de precieze chronische aandoening, zoals weergegeven in tabel 1. Het aantal huisartsen waarmee de persoon met een chronische zieke te maken heeft, is volledig onafhankelijk van de aandoening. Maar diabetespatiënten hebben ruim twee keer zo vaak te maken met een samenwerkingsverband dan personen met andere chronische aandoeningen. Dit verschil kan worden verklaard doordat onder samenwerkingsverbanden ook zorggroepen vallen die ketenzorg leveren. Diabeteszorg wordt deels gefinancierd via ‘keten-DBC’s’ (Diagnose Behandel Combinaties) waarbij de zorg die wordt geleverd door verschillende type zorgverleners, zoals huisartsen, medisch specialisten, fysiotherapeuten en diëtisten, integraal wordt vergoed. Deze keten-DBC’s worden ingediend door zorggroepen. Omdat keten-DBC’s vooral worden vergoed voor diabeteszorg hebben juist diabetespatiënten relatief vaak met een zorggroep te maken. Deels zorgt dit ervoor dat het aantal getelde zorgverleners afneemt omdat de zorg die is geleverd door verschillende zorgverleners via één samenwerkingsverband verloopt. Maar zorg aan deze patiënten die buiten de ketenzorg voor diabetes valt wordt afzonderlijk gedeclareerd en het kan zijn dat de fysiotherapeut die naast zorg binnen de keten daarnaast nog andere zorg verleende alsnog wordt meegeteld. Dit geldt in elk geval voor de huisarts die buiten het werk binnen de keten tenminste ook het inschrijftarief kan declareren. 9 19 december 2013 | Hoeveel zorgverleners ziet iemand met een chronische aandoening? alle chronisch zieken Apothekers 87% Dienstenstructuren 21% Diverse 30% samenwerkingsverbanden Fysiotherapeuten 28% 4 Huisartsen 94% Ziekenhuizen 78% Diabetes longaandoeningen 90% 20% 67% hart- en vaatziekten 88% 26% 31% 26% 94% 78% 31% 95% 85% 30% 94% 72% 89% 24% 28% Tabel 1, Het percentage chronisch zieken dat in 2011 met tenminste één zorgverlener binnen een categorie te maken heeft gehad. Patiënten met hart- en vaataandoeningen hebben juist relatief iets vaker te maken met een dienstenstructuur en/of een ziekenhuis en ook relatief iets vaker met meer dan één ziekenhuis. De verschillen met andere chronisch zieken zijn gering maar worden wellicht verklaard doordat spoedzorg ten gevolge van acute hartproblemen relatief vaker voorkomt, waarvoor mensen bij de huisartsenpost (dienstenstructuur) of in het ziekenhuis belanden. Het aantal patiënten met longaandoeningen dat contact heeft met een ziekenhuis is juist laag (vergeleken met andere chronisch zieken) maar deze groep heeft juist wel weer relatief vaak contact met een dienstenstructuur. Mogelijk komt dit doordat mensen met acute benauwdheidklachten bij de huisartsenpost terecht komen en minder dan mensen met acute hartklachten, in het ziekenhuis. 4 Waarschijnlijk hebben (nagenoeg) alle chronisch zieken met een huisarts te maken maar voor een klein deel verloopt de afhandeling hiervan mogelijk via een samenwerkingsverband zoals een gezondheidscentrum. Daarnaast zal een deel van de chronisch zieken in de periode 2010-2011 al in 2010 zijn overleden en daarom niet in de cijfers over 2011 terugkomen. 10 19 december 2013 | Hoeveel zorgverleners ziet iemand met een chronische aandoening? 8. Conclusie Uit de voorgaande cijfers blijkt dat personen met een chronische aandoening in 2010 en 2011 in deze periode gemiddeld met zes zorgverleners te maken hadden. Dit aantal geldt voor alle personen met een chronische ziekte die werden meegenomen in dit onderzoek, maar ook voor de afzonderlijke groepen met de ziekten diabetes, longziekten en hart- en vaataandoeningen. Zoals verwacht is het type zorgverlener waar het hoogste percentage chronisch zieken mee te maken heeft de huisarts, gevolgd door de apotheek en het ziekenhuis. Personen met diabetes hebben naast de huisarts, het ziekenhuis en de apotheek ook nog vaak met een zorgverlener uit de categorie ‘diverse samenwerkingsverbanden’ te maken. Hieronder vallen bijvoorbeeld gezondheidscentra, maar ook zorggroepen die ketenzorg aan diabetespatiënten verlenen. 9. Aanbevelingen aan de hand van de resultaten Uit het onderzoek blijkt dat personen met een chronische aandoening met verschillende zorgverleners te maken hebben. Om kwalitatief goede en verantwoorde zorg te leveren heeft een zorgverlener tijdig de juiste informatie nodig van de andere zorgverleners. Voorwaarde daarvoor is goede uitwisseling van informatie tussen de verschillende zorgaanbieders. Uit onderzoek van de inspectie voor de gezondheidszorg (IGZ) blijkt dat deze uitwisseling van informatie tussen verschillende zorgaanbieders een risico is voor de patiëntveiligheid in alle sectoren en in alle fasen van het zorgproces. Er doen zich in de praktijk structureel knelpunten voor in de dossiervoering en informatieoverdracht5, en dus in de informatie-uitwisseling tussen verschillende zorgverleners. Doordat personen met een chronische aandoening met zoveel verschillende zorgaanbieders te maken hebben, neemt het risico op problemen op het gebied van beschikbaarheid van de kwalitatief juiste informatie toe: hoe meer partijen betrokken zijn hoe complexer de uitwisseling van informatie is. Het is voor de verschillende zorgverleners waarmee een persoon met een chronische aandoening te maken krijgt dan ook van belang, dat de verschillende partijen continu en gestructureerd met elkaar afstemmen. Daarbij moet men over de juiste informatie beschikken om zo de juiste zorg aan de persoon met een chronische aandoening te kunnen bieden. Iedereen binnen het zorgproces informeren en op de hoogte houden is voor zorgverleners echter een lastige taak, waar weinig tijd voor beschikbaar is. Dit blijkt uit gesprekken tussen Nictiz en zorgverleners. Hoe zorg je er nou voor dat de afstemming en samenwerking tussen alle verschillende partijen op structurele en zo efficiënt mogelijke wijze plaatsvindt en iedereen elkaar begrijpt? ICT kan ondersteunend zijn bij het afstemmen van de zorg die wordt aangeboden aan een persoon met een chronische aandoening en eraan bijdragen dat de juiste informatie op het juiste moment op de juiste plaats beschikbaar is. Dit draagt bij aan het waarborgen van de continuïteit van zorg. In de whitepaper ‘Samen werken aan beschikbare informatie binnen de chronische zorg’ vindt u praktische handvatten om de zorg rondom personen met een chronische aandoening zo goed mogelijk te regelen met behulp van de mogelijkheden die ICT biedt. Dat whitepaper bevat een aantal (ICT-)oplossingen die de informatie-uitwisseling en informatievoorziening tussen zorgverleners, patiënten en mantelzorgers kunnen verbeteren. Tevens bevat de whitepaper twaalf tips om de samenwerking en informatie-uitwisseling tussen zorgverleners, patiënten en mantelzorgers naar een hoger niveau te tillen. 5 G. van der Wal. 2011. Staat der gezondheidszorg 2011, Informatie-uitwisseling in de zorg: ICT lost knelpunten zonder standaardisatie van de informatie- uitwisseling niet op. IGZ, 2011 11 19 december 2013 | Hoeveel zorgverleners ziet iemand met een chronische aandoening? 10. Over de auteurs Irene van Duijvendijk MSc. heeft een achtergrond als verpleegkundige en gezondheidswetenschapper en is adviseur Zorg ICT & Innovatie bij Nictiz. Zij houdt zich bezig met projecten en vraagstukken op het raakvlak van Zorg en ICT, met name binnen de caresector. Irene draagt zorg voor de implementatie van de informatie standaard ‘eOverdracht in de care’ en zorgt voor kennisdeling door middel van artikelen, whitepapers en haar bijdrage aan congressen en symposia. Daarnaast participeert zij in het platform ‘internetzorg en patiëntportalen’ en het project ‘generieke overdrachtsgegevens’. Dr. Michiel ten Hove heeft een achtergrond als biomedisch onderzoeker, in het bijzonder op het gebied van de experimentele cardiologie en werkt sinds twee jaar bij Vektis. Michiel is als onderzoeker onder meer verantwoordelijk voor projecten op het gebied van de farmacie en ziekenhuiszorg, waarbij op basis van declaratiegegevens van zorgverzekeraars informatieproducten worden geleverd of onderzoeksvragen worden beantwoord. Meer informatie Heeft u vragen of opmerkingen naar aanleiding van dit rapport, dan kunt u contact opnemen met Irene van Duijvendijk ([email protected]) of Michiel ten Hove ([email protected]). 12 19 december 2013 | Hoeveel zorgverleners ziet iemand met een chronische aandoening? Optimale toepassing van eHealth en ICT in de zorg kan niet zonder standaardisatie. In nauwe samenwerking met zorgverleners, koepelorganisaties, standaardisatieorganisaties en industrie draagt Nictiz zorg voor de ontwikkeling en beschikbaarheid van de noodzakelijke standaarden. We doen dit door het organiseren van gemeenschappelijke ontwikkelprojecten, kennisoverdracht en kwaliteitstoetsing. Nictiz Postbus 19121 2500 CC Den Haag Oude Middenweg 55 2491 AC Den Haag T 070 - 317 34 50 @Nictiz [email protected] www.nictiz.nl 13 19 december 2013 | Hoeveel zorgverleners ziet iemand met een chronische aandoening?