‘Mannen, als de wiedeweerga terug naar het Fort,’ roept sergeant Kees naar de soldaten op de kade van de Berghaven. ‘We zijn gemobiliseerd. Ik hoorde het net bij het badloodsje. Het was om één uur op de radio.’ Dan loopt hij naar de waterkant: ‘Eruit jullie,’ commandeert hij een groepje stoeiende knullen in het water. ‘Mobilisatie! Het wordt nu menens!’ De mannen klauteren op de kade en rennen naar hun kleren. Ook Dolf en Ria kleden zich snel aan. Met een stel soldaten waren ze aan het ravotten. Met een oude fiets van soldaat Jan reden ze vanaf de Stationsweg om de beurt de helling af, het water in. Lachen! Net toen Dolf na zo’n duik de fiets weer had opgevist en weer op de kant stond, kwam sergeant Kees aanrennen. Hij stond in de rij bij het badloodsje naast de Torpedoloods toen een kapitein van het Fort het kwam vertellen. Kees moest het peloton ‘als de donder terugroepen naar het Fort.’ ‘Kom mee!’ roept Dolf tegen Ria, ‘gauw naar opa Radio. Dan kunnen we het zelf horen.’ Nog geen tien minuten later komen ze er met druipende haren aan. Als ze het pad op lopen horen ze de radio al. Hij staat nog harder dan anders. Ze horen nog net de laatste zinnen van de nieuwslezer van het ANP. Die vertelt dat koningin Wilhelmina vanavond om acht uur een toespraak zal houden. ‘Zou het dan toch nog misgaan?’ zucht opa. ‘Die mobilisatie doen ze niet voor niks. Toen jullie nog niet binnen waren, vertelden ze dat alle soldaten die tussen 1924 en 1939 in dienst waren, terug naar hun kazernes moeten. Morgen moeten ze zich allemaal melden. Mensen met een auto moeten hem laten keuren. Die gaan worden gebruikt voor het vervoer van soldaten. Dat is niet mis, joh.’ Die avond worden de kranten bijna uit Dolfs handen getrokken. ‘Mobilisatie van leger en vloot’ staat er in grote letters op de voorkant van de Voorwaarts. En verder kun je er lezen dat 37 28 augustus 1939 28 augustus 1939 morgen het treinverkeer voor burgerreizigers wordt stopgezet. Alle treinen in het hele land zijn nodig voor het vervoer van soldaten. In het dorp is het anders dan anders op een zomeravond. Er zijn meer mensen op straat en in de winkels is het druk. Bij de Coöperatie in de Scheepvaartstraat staan ze zelfs buiten. Het lijkt wel of iedereen bang is dat er straks niets meer te krijgen is. Er wordt verteld dat het voedsel op de bon gaat. Dat je bonnen krijgt voor kaas, melk en suiker. Iedereen evenveel. Alleen als je zo’n bon geeft, kun je dan wat kopen. Ook op de Nieuwe Waterweg is het drukker dan normaal. Bij de Berghaven vertelt Arie Prins van het veerbootje dat alle Duitse kapiteins opdracht hebben terug te keren naar Duitsland. Bij de waterboot horen ze dat niet alleen Duitse schepen uit de haven vertrekken. De matrozen hebben ook opvallend veel Italiaanse en Engelse schepen gezien. Op één plek is het rustiger dan anders: aan de Harwichkade. De kranen staan stil en de arbeiders zijn naar huis. In verband met de mobilisatie is de Harwichlijn stilgelegd. Er is vandaag geen enkele boot uit Harwich binnengekomen. Als Dolf langs de schuilkelders in de Rietdijkstraat fietst, moet hij ineens denken aan die ruzie bij Bert thuis, een paar maanden geleden. Berts vader is tegen het leger en alles wat daarmee te maken heeft. Op z’n jas draagt hij een speldje met een gebroken geweertje. Al die soldaten in het fort en die mariniers in het RSV-kamp aan de Langeweg vindt hij maar onzin. ‘Weggegooid geld,’ noemde hij het. ‘Daar krijg je oorlog van.’ Toen Dolf liet merken dat hij wel blij was met die soldaten en die schuilkelders, was Berts vader woedend geworden. Toch heeft Dolf er geen spijt van dat hij dat toen gezegd heeft. Zeker niet nu blijkt dat Duitsland toch steeds gevaarlijker wordt. En al dat gedoe met die Joden… Die vluchten niet voor niets uit hun land. 38 ‘Het lijkt wel of het feest wordt,’ zucht Ria. ‘Kerstmis of Pasen. Het is zo lekker druk overal. En het is nog zo vroeg.’ Samen met Dolf staat ze in de Coöperatie. Ze was hier gisteravond ook al, maar haar moeder wilde toch nog wel wat extra koffie. In de winkel wordt meer gepraat dan anders. De klanten hebben het over de toespraak van de koningin en over de dingen die ze nog even gauw willen kopen. Bij Boon en Boekestein zijn de schappen al leeg. Ze horen ook dat er weer een boot uit Harwich is aangekomen. Iemand weet te vertellen dat er vanavond ook weer eentje terug zal varen. In het dorp hangen overal biljetten voor de mobilisatie. Daarop staat dat alle mannen die tussen 1924 en 1939 in het leger zijn geweest zich vandaag moeten melden. Verder wordt er op veel plaatsen hard gewerkt, want uit alle delen van het land zijn soldaten onderweg naar Hoek van Holland. Er worden plekken ingericht om ze op te vangen. In de Fruitloods, in de stallen van Van Vugt en misschien zelfs in de scholen. Ria hoorde van haar vader dat ook in de MULO soldaten worden ondergebracht. Ze vroeg zich af waar ze straks na de vakantie naartoe moeten. Maar volgens haar vader zullen ze daar vast wel iets op vinden. ‘School gaat altijd voor!’ riep hij. Als Dolf aan het eind van de middag de krant rondbrengt, komen op het station net de eerste soldaten aan. Het is een grappig gezicht: hele groepen soldaten die verleerd zijn soldaat te zijn. Ze lopen nog een beetje onwennig in rijen, in de maat. De krant wordt weer zowat uit z’n handen gerukt. Op de voorpagina staat de complete tekst van de toespraak van koningin Wilhelmina. Daaronder is te lezen dat de mobilisatie prima verloopt. Er staat ook een stuk in over Koninginnedag, twee dagen later, op 31 augustus. Alle feestelijkheden worden afgelast, alleen de kinderspelen mogen doorgaan. En verder is de verkoop van alcoholische dranken verboden. Dolf is verbaasd. Hij dacht dat 39 29 augustus 1939 29 augustus 1939 de mobilisatie alleen te maken had met soldaten, en niet met zulk soort dingen. Een uurtje later zit Dolf met Ria en Bert op het trappetje van de muziektent aan de Scheepvaartstraat, waar anders op deze dag altijd gewerkt wordt aan de voorbereiding van Koninginnedag. Ze zijn er met z’n drieën heen gelopen om te zien of er misschien toch nog versierd werd. Dolf heeft z’n arm over de schouder van z’n vriendinnetje geslagen. Hij drukt Ria dicht tegen zich aan. ‘Hè, toch nog gezellig,’ fluistert ze in zijn oor. Maar Bert vindt het blijkbaar niet zo gezellig. ‘Wat een rotstreek dat Koninginnedag niet doorgaat,’ moppert hij. ‘Wat is dat voor onzin?! Zo’n feestje kan toch helemaal geen kwaad? En ze hadden net op m’n werk gevraagd of ik naar de Oranjefeesten in Naaldwijk wilde komen. Dat schijnt daar altijd ontzettend leuk te zijn. Er is daar meer te beleven dan hier in Hoek van Holland. Had je trouwens vanmiddag Naaldwijk moeten zien. Na m’n werk ben ik even naar het Wilhelminaplein gefietst. Daar moesten de soldaten uit het Westland zich verzamelen. Er liepen ook veel familieleden en vrienden om ze uit te zwaaien. En op de Stokdijkkade stond een hele rij auto’s. Die moesten ingeleverd worden voor het vervoer van de soldaten. Zo, ik zag een tuinder die woedend stond te schreeuwen dat het schande was. Z’n nieuwe auto! Ik hoorde dat het leger ook paarden vordert, voor de artillerie.’ Bert vertelt dat er op het Wilhelminaplein niet alleen soldaten vertrokken, maar dat er ook veel soldaten aankwamen, uit alle delen van het land. Hij had zelfs Limburgs horen praten. Midden op het plein was een veldkeuken ingericht. Daar haalden de soldaten eten op, voor ze naar hun slaapplek gingen. ‘Ze zitten in de veiling, en in scholen.’ Dolf en Ria vertellen dat er ook in Hoek van Holland de hele dag van alles is gebeurd. Dat de stallen van Van Vugt al vol soldaten zitten en dat er misschien ook soldaten komen in de scholen. Maar dat is nog niet zeker en het wil ook niet zeggen dat 40 ze de komende tijd vrij hebben. Volgens opa Pier zullen ze daar heus wel wat op bedenken. In 1914 was er ook mobilisatie, en toen moesten ze ook gewoon naar school. ‘Weet je wat,’ zegt Ria, ‘zullen we naar opa gaan?’ Opa vertelt: terug naar 1914 Opa zucht. ‘Tja 1914. Hoek van Holland was net gemeente Rotterdam geworden. En ze waren net bezig met de aanleg van water en elektriciteit. Dat was een van de voordelen van dat we bij Rotterdam kwamen. Ik was 38. Zoals jullie weten was er toen ook oorlog in Europa. Ook toen waren de Duitsers de boosdoeners. Nederland wilde neutraal blijven. De regering wilde voorkomen dat we betrokken zouden raken bij de gevechten. Er mochten dan ook geen oorlogsschepen het land binnenvaren. Geen Duitse schepen natuurlijk, maar ook geen Engelse of Franse. Daarom moest de Nieuwe Waterweg worden afgesloten. Het Pantserfort speelde daarbij een belangrijke rol. Daarvandaan konden alle binnenkomende schepen in de gaten 41 worden gehouden. Het zag er toen nog niet zo uit als nu. Het was veel kleiner, er konden niet zo veel soldaten in. En er lagen nog duinen omheen. Die lagen een beetje in de weg en moesten worden afgegraven. Eerst werd dat werk gedaan door een paar bedrijven uit de buurt, maar later moesten de soldaten van het Fort, de Pantsermannen, helpen. Dat gebeurde nog allemaal met de hand. Al het zand moest in kiepkarren en daarna moesten ze die karren wegrijden. Dat werk was veel te zwaar voor de soldaten. Het was in augustus en het was die maand erg heet. De soldaten klaagden steen en been. De commandant riep uiteindelijk: ‘Zwetende pantsermannen bestaan niet!’ En toen werden er maar een paar paarden ingehuurd, voor het wegrijden van de volle kiepkarren. Uiteindelijk kwam het werk dan toch af en kon het Fort worden ingezet bij de verdediging van de Waterweg.’ Opa zucht even, alsof hij zelf meegeholpen heeft. Hij steekt z’n sigaar weer aan, blaast een paar kringetjes in de lucht en gaat dan verder. ‘Tja, en toen kwam de mobilisatie, aan het eind van die hete maand, op 30 augustus 1914. Dat is…dat is…hé!’ Opa grinnikt. ‘Dat is morgen precies 25 jaar geleden. 30 augustus 1914. Toen kwamen er dus honderden soldaten naar Hoek van Holland. Niet zo veel als nu, maar toch aardig wat. Zo veel, dat ze niet allemaal in het Fort pasten en ondergebracht moesten worden in de buurt. Er kwamen er ook een stel in de lagere school hier. En inderdaad…, de lessen gingen gewoon door.’ ‘Opa?’ vraagt Ria, ‘Hoe lang bestaat het Fort eigenlijk al?” Als opa vertelt dat het in 1881 gebouwd werd, roept Ria: ‘Negen jaar nadat het eerste schip door de Nieuwe Waterweg voer!’ Opa grinnikt. ‘Dat heb je goed onthouden, kleine meid. Inderdaad, ook toen al vonden ze het belangrijk de route naar Rotterdam te bewaken.’ 42 ‘Bij mij in de krant stond niet zo veel over Koninginnedag,’ zegt Dolf. Ria’s vader kijkt op van zijn krant en lacht. ‘Ja joh, jouw krant is toch socialistisch?! Socialisten hebben het niet zo op het koningshuis. Maar neem gerust mijn krantje even. Het is wel goed voor je om het nieuws eens van de andere kant te lezen.’ Dolf pakt het Rotterdams Nieuwsblad aan en bladert er snel doorheen. Hij leest dat er in het hele land meer werd gevlagd dan andere jaren. En dat in Den Haag de koningin door duizenden mensen werd toegejuicht. Ondanks de mobilisatie heeft de koningin een tochtje gemaakt door de stad, in een open wagen. Samen met Prinses Juliana, Prins Bernhard en het kleine Prinsesje Beatrix. Ireentje was er ook bij, maar die lag in de reiswieg en was nauwelijks te zien. Aan de kant stonden duizenden mensen. Daarna was de Koninklijke familie op het balkon van Paleis Noordeinde verschenen, Prins Bernhard met de kleine Beatrix op z’n arm. Verder leest Dolf dat er gisteren bij Kleef een groep Joodse vluchtelingen over de Duits-Nederlandse grens is gekomen. En dat er vannacht in Harwich zestig Joodse kinderen zijn aangekomen, vanuit Hoek van Holland. Ze worden ondergebracht bij Engelse gezinnen. Maar dat wist Dolf al van z’n moeder. Die had dat gehoord toen ze haar distributiekaarten op ging halen. Ze had een hele tijd in de rij moeten staan, maar vond dat eigenlijk best gezellig. Zo sprak ze weer eens met mensen die ze een tijd niet had gezien en hoorde ze de allerlaatste nieuwtjes. Zo vertelde iemand dat er in Rotterdam mensen waren aangehouden die het hamsterverbod overtraden. Ze hadden flink wat thee, suiker, havermout en bonen bij zich. Artikelen die nu op de bon zijn. 43 31 augustus 1939 31 augustus 1939