Strafzaken over: 2015 Datum uitspraak: 27 mei 2015 Tegenspraak Parketnummer: 555.00035/15 GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO STRAFVONNIS in de zaak tegen de verdachte: C., S. G., geboren op xx (volgens eigen opgave ter zitting: te Curaçao), wonende te Curaçao, xx. 1. Onderzoek van de zaak Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 8 mei 2015. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.O. Gomez. De officier van justitie, mr. L. Forbes-Vicento, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde vrij te spreken en ter zake van het subsidiair tenlastegelegde te veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier (4) maanden, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van twee jaar. De raadsvrouw heeft ten aanzien van het primair tenlastegelegde feit vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft zij bepleit dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging ten aanzien van beide tenlastegelegde feiten. Meer subsidiair heeft zij een strafmaatverweer gevoerd. 2. Tenlastelegging Aan de verdachte is tenlastegelegd: PRIMAIR: ZWARE MISHANDELING dat hij op of omstreeks 18 november 2014, althans in of omstreeks de maand november 2014 te Curaçao, aan een persoon, te weten R.M. C., opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, te weten (volledig) verlies van zicht in het linker oog en/of blijvend aangezichtsverminking, door deze opzettelijk, (met kracht) met zijn (tot vuisten gebalde en/of vlakke) hand(en) tegen het gezicht en/of het hoofd, en/of de oog, althans het lichaam te slaan en/of stompen en/of duwen. (artikel 2:275/276 Wetboek van Strafrecht) althans indien het voorgaande niet tot een veroordeling zou of mocht kunnen leiden: SUBSIDIAIR: MISHANDELING MET ZWAAR LICHAMELIJK LETSEL dat hij op of omstreeks 18 november 2014, althans in of omstreeks de maand november 2014 te Curaçao, opzettelijk mishandelend R.M. C. opzettelijk, 1 Strafzaken over: 2015 Datum uitspraak: 27 mei 2015 Tegenspraak Parketnummer: 555.00035/15 (met kracht) met zijn (tot vuisten gebalde en/of vlakke) hand(en) tegen het gezicht en/of het hoofd, en/of de oog, althans het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of geduwd, tengevolge waarvan die R.M. C. zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen, te weten (volledig) verlies van zicht in het linker oog en/of blijvend aangezichtsverminking, in elk geval (enig) letsel(s) heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden. (artikel 2:273/274 Wetboek van Strafrecht) 3. Voorvragen 3.1 Geldigheid van de dagvaarding Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is. 3.2 Bevoegdheid van het Gerecht Krachtens de wettelijke bepalingen is het Gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen. 3.3 Ontvankelijkheid van de officier van justitie Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. 3.4 Redenen voor schorsing van de vervolging Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken. 4. Bewijsbeslissingen 4A. Vrijspraak ten aanzien van het primair tenlastegelegde Het Gerecht acht, met de officier van justitie en de raadsvrouw van de verdachte, de als primair tenlastegelegde zware mishandeling niet wettig en overtuigend bewezen, omdat niet is gebleken dat het opzet van de verdachte erop was gericht om het slachtoffer zwaar te mishandelen. Het Gerecht zal de verdachte dan ook vrijspreken van het primair tenlastegelegde. 4B. Bewezenverklaring Het Gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht: Subsidiair: dat hij op 18 november 2014 te Curaçao, opzettelijk mishandelend R.M. C., opzettelijk met kracht met zijn tot vuist gebalde hand tegen het gezicht heeft geslagen, ten gevolge waarvan die R.M. C. zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen, te weten volledig verlies van zicht in het linker oog. 2 Strafzaken over: 2015 Datum uitspraak: 27 mei 2015 Tegenspraak Parketnummer: 555.00035/15 Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn in de bewezenverklaring cursief weergegeven verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging. 5. Bewijsmiddelen ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de navolgende wettige bewijsmiddelen zijn vervat. 1. Proces-verbaal van aangifte, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 22 november 2014 door R.R.E. Martina, werkzaam bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als relaas van R.M. C., zakelijk weergegeven: Op 18 november 2014, gaf (voornaam verdachte) mij een klap met gesloten hand (vuist) op mijn linker oog. Ik viel achterover en voelde dat mijn oog gelijk opgezwollen was. 2. Een schriftelijk stuk van 5 december 2014, te weten een brief van Drs. xxxx, oogarts, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven; De heer R. C. kwam bij mij op 18 november met een ernstige verwonding aan zijn linkeroog. Er is sprake van een aangezichtsverwonding met blijvend verlies van het zicht in het linker oog. 3. Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 8 mei 2015 afgelegd, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: Op 18 november 2014 bevond ik mij op het adres xx, te Curaçao. Aldaar heb ik mijn oom, R.M. C., met een gebalde hand hard op zijn linker wenkbrauw geslagen. 5A. Overwegingen ten aanzien van het bewijs Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte op 18 november 2014 het slachtoffer opzettelijk heeft mishandeld door hem met een gebalde hand een harde klap te geven op zijn linker oog. Het daardoor ontstane letsel wordt naar gewoon spraakgebruik zwaar lichamelijk letsel genoemd. Het Gerecht acht het subsidiair tenlastegelegde derhalve wettig en overtuigend bewezen. 6. Kwalificatie Het bewezenverklaarde levert op: Subsidiair: Mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft. 7. Strafbaarheid 3 Strafzaken over: 2015 Datum uitspraak: 27 mei 2015 Tegenspraak Parketnummer: 555.00035/15 7A. Rechtvaardigingsgronden De raadsvrouw van de verdachte heeft een beroep op noodweer gedaan. De raadsvrouw heeft daartoe betoogd dat het slachtoffer de agressor is geweest aangezien hij verdachte heeft aangevallen en verdachte zich op gepaste wijze heeft verdedigd. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt het volgende. Het slachtoffer, tevens de oom van de verdachte, probeerde de verdachte op agressieve wijze te verwijderen uit de tuin van de ouderlijke woning van de verdachte. Hierbij moest de neef van zowel de verdachte als het slachtoffer, de heer L.K., tweemaal tussenbeide komen en heeft hij getracht het latere slachtoffer te kalmeren. Het slachtoffer deelde toen mee dat hij iets zou gaan halen om de verdachte van het terrein te verwijderen, waarna de verdachte besloot om weg te gaan. Het slachtoffer is hierna naar zijn auto gelopen en terwijl de verdachte weg liep, is het slachtoffer achter de verdachte aangelopen en vervolgens duwde hij de verdachte. Naar het oordeel van het Gerecht had de verdachte zich in deze omstandigheden aan de aanranding door het slachtoffer kunnen en ook moeten onttrekken om verdere escalatie van het conflict te voorkomen. In plaats van verder weg te lopen heeft de verdachte het slachtoffer een harde vuistslag gegeven. In de onderhavige omstandigheden is de verdediging tegen de aanranding echter niet als noodzakelijk aan te merken. Het beroep op noodweer wordt derhalve verworpen. Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden op grond waarvan geconcludeerd moet worden dat sprake is van een rechtvaardigingsgrond. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar. 7B. Schulduitsluitingsgronden De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten. 8. Oplegging van straf of maatregel Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het Gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling, door met een gebalde hand het slachtoffer tegen zijn gezicht te slaan, waardoor het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen. De verdachte heeft hierbij de lichamelijke gezondheid en integriteit van het slachtoffer aangetast. Het betreft een ernstig feit. Bij het bepalen van de strafsoort houdt het Gerecht mede rekening met de omstandigheden waaronder het feit is begaan. Hierbij weegt zwaar mee dat het slachtoffer de agressor was bij de vechtpartij en ook de verdachte hierbij letsel heeft opgelopen, zoals hij heeft verklaard. Het Gerecht is, evenals de officier van justitie en de raadsvrouw van de verdachte, op grond van de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf als passende straf in aanmerking komt. 4 Strafzaken over: 2015 Datum uitspraak: 27 mei 2015 Tegenspraak Parketnummer: 555.00035/15 Met betrekking tot de hoogte van de straf wordt mede in aanmerking genomen dat de verdachte als ‘first offender’ wordt aangemerkt. Ook houdt het Gerecht rekening met het feit dat de verdachte een vaste baan heeft en in het onderhoud voorziet van zijn partner en zijn drie kinderen. Alles afwegende acht het Gerecht, conform de eis van de officier van justitie, oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden. Hieraan zal een proeftijd van twee jaren worden verbonden, teneinde de verdachte in te scherpen zich gedurende de proeftijd niet weer aan een strafbaar feit schuldig te maken. 8A. Benadeelde partij Mevrouw Girigoria van Stichting Slachtofferhulp Curaçao heeft namens de benadeelde partij [R.M. C.] een vordering tot schadevergoeding ingediend van in totaal NAf 50.000,- wegens materiële en immateriële schade die de benadeelde partij als gevolg van het tenlastegelegde feit zou hebben geleden. De vordering van de benadeelde partij is naar het oordeel van het Gerecht niet van zodanige aard dat deze zich leent voor behandeling in het strafgeding. Derhalve wordt bepaald dat de benadeelde partij in die vordering niet ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. 9. Toegepaste wettelijke voorschriften De op te leggen straf is gegrond op: artikel 1:19, 1:20, 1:21, 2:273 van het Wetboek van Strafrecht; 10. Beslissing Het Gerecht: verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde zoals in rubriek 4A omschreven heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij; verklaart bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde zoals in rubriek 4B omschreven, heeft begaan; verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij; verklaart dat het bewezenverklaarde feit het in rubriek 6 genoemde strafbare feit oplevert; verklaart de verdachte hiervoor strafbaar; veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vier (4) maanden, met bevel dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op twee (2) jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt; bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de eventueel ten uitvoer te leggen 5 Strafzaken over: 2015 Datum uitspraak: 27 mei 2015 Tegenspraak Parketnummer: 555.00035/15 gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht; verklaart de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk. Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. I.H. Lips en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op 27 mei 2015, in tegenwoordigheid van de griffier. 6