maurice merleau-ponty 1908-2008

advertisement
Tzjdschrift voor Filosofie, 70/2008, p. 453-456
MAURICE MERLEAU-PONTY 1908-2008
FILOSOFIE ALS HERDENKING
door Jenny SLATMAN (Tilburg en Maastricht)
\
In 1959 verschijnt er ter gelegenheid van Edmund Husserls honderdste geboortejaar een
herdenkingsbundel Edmund HusserI1859-1959. Recueil commemoratif In deze bundel
vinden we bijdragen van gerenommeerde Husserlkenners en mensen die Husserl
persoonlijk gekend hebben zoals Eugen Fink, Ludwig Landgrebe en Emmanuel Levinas.
Maar ook zijn er artikelen van filosofen die het werk van de vader van de fenomenologie
vanaf een zekere afstand hebben bestudeerd zoals Paul Ricoeur en Maurice MerleauPonty.
Laatstgenoemde publiceert in deze bundel zijn artikel Ie philosophe et son ombre, dat
een jaar later ook opgenomen zal worden in zijn boek Signes. Dat artikel is wellicht een
van de meest belangrijke teksten als het gaat om Merleau-Ponty's interpretatie van de
fenomenologie - een programmatische tekst waarin we kunnen lezen waarom de fenomenologie
uiteindelijk leidt tot een filosofie van het vlees lIa chair), de Natuur en een ongetemde,
ongerepte geest en wereld (monde sauvage, esprit sauvage).l Of deze interpretatie van
Merleau-Ponty nu geheel recht doet aan het werk van Husserl wil ik hier in het midden
laten.2 Interessanter voor deze gelegenheid is
Jenny SLATMAN (1969) is universitair docent aan de Universiteit van Tilburg en onderzoeker aan de School
for Public Health and Primary Care, Maastricht University. Zij is de auteur van L'expression au delà de la
représentation. Sur l'aisthesis et l'esthétique chez Merleau-Ponty (2003) en Vreemd Lichaam. Over medisch
ingrijpen en persoonlijke identiteit (2008). Ook verzorgde zij de vertaling met inleiding van Merleau-Ponty's De
wereld waarnemen (derde druk 2008).
1. Zie hiervoor § 3.3 van mijn boek L'expression au dela de fa representation. Sur l'aisthesis et l'esthetique
chez Merleau-Ponty, Leuven-Paris, Peeters-Vrin, 2003.
2. Gerard Granel merkt bijvoorbeeld het volgende op over Merleau-Ponty's interpretatie van Husserl: "Son
essai [de poging van de fenomenologie, JS] de survie en tant qu'école philosophique, ou bien a produit des Epigones ou bien
conduit a la mise a mort rituelle du Père, que Merleau-Ponty était en train de commencer pieusement et impitoyablement, et qui
serait chose faite s'il n'était mort lui-même", in Le sens du temps et de fa perception chez E. Husser/, Paris Gallimard, 1968.
.
T
i
454
-
Jenny SLATMAN
dat het artikel aanvangt met een korte overweging betreffende de mogelijkheid van een
waardige herdenking. Zo waarschuwt Merleau-Ponty ons onmiddellijk: "Ten opzichte van
een filosoof wiens onderneming zoveel echo's heeft opgeroepen, en
klaarblijkelijk op plaatsen die nogal ver verwijderd zijn van het punt waar hij zichzelf
ophield, is iedere herdenking tevens een verraad".3 Om dit op de loer liggende gevaar te
vermijden, moeten we een filosoof niet enkel gedenken, maar diens werk opnieuw laten
spreken, daadwerkelijk her-denken.
Merleau-Ponty neemt hier de notie van het "ongedachte" van Heidegger over. Deze
laatste stelt dat de reikwijdte en importantie van een werk niet zozeer is gegeven met de
omvang ervan maar dat het vooral gaat om het "ongedachte" dat in latentie aanwezig is in
dat werk. Het werk van een denker is voornamelijk datgene wat ons te denken geeft. We
zouden het ook zo kunnen formuleren, dat voor Merleau-Ponty een werk bepaald wordt
door het feit dat het nooit af is, maar altijd nog aan het werk is. Voor hem bestaat het
gedenken van het werk van de filosoof dan ook niet alleen in her passief maar eervol
herinneren wat men in dat werk kan vinden, maar gaat het letterlijk om een her-denken:
een herhaling van het den ken waarbij niet hetzelfde wordt gedacht, maar waarin het
ongedachte dat zich verborgen hield in dat wat al gedacht was gedacht wordt.
Deze benadering, die in dat essay in een paar bladzijden terloops beschreven wordt, is
niet alleen van toepassing op Merleau-Ponty's interpretatie van Husserl als een bijdrage
aan een herdenkingsbundel. Men kan gerust zeggen dat deze manier van interpreteren van
roepassing is op Merleau-Ponty's filosofie in het algemeen en op de manier waarop hij zelf
filosofie bedrijft. Voor hem is filosofie herhalen, herdenken.
Daarnaast is het filosofische oeuvre dat hij zelf heeft achtergelaten zo bijzonder groot
en rijk omdat er zoveel ongedacht is gebleven. Het is dus niet alleen omdat Merleau-Ponty
door zijn plotselinge dood in 1961 ons achter heeft gelaten met een onvoltooid werk ongepubliceerde manuscripten en vele aantekeningen - dat zijn werk nog steeds veel te
den ken geeft, maar juist omdat zijn werk telkens opnieuw aanknopingspunten biedt voor
het her-denken van actuele problematiek.
De artikelen die hier zijn samengebracht, getuigen van de actualiteit van MerleauPonty's filosofie. Ze zijn alle geschreven door auteurs die na 1961 zijn geboren en het
werk herdenken door het ongedachte op eigen verantwoording te articuleren, à leur
risques.4 Meer dan 45 jaar na zijn dood haakt zijn denken in op ver uiteenlopende
vraagstukken: hoe te denken over de verhouding tussen natuur en cultuur, over de
differentie als ontologisch beginsel; over de ontdekking van spiegelneuronen; over
identiteit van een natie en de eenheid van een rechtsorde; en over de vorming van
genderidentiteit en gendernormen.
3. M. MERLEAU-PONTY, 'Le philosophe er son ombre', in Signes, Paris Gallimard, 1960, p. 201. ·
4. "A défaut de thèses explicites sur le rapport de l'une à l’
autre, il ne nous reste qu'à formuler
- à nos risques -l'impensé que nous crayons y deviner", Ibid. p. 209.
.
MAURICE MERLEAU-PONTY 1908-2008
455
Het eerste artikel van dit speciale nummer van het Tijdschrift bespreekt een aspect van
Merleau-Ponty's denken dat zijn gehele werk typeert, namelijk hoe de filosofie - als zijnde
een reflectie - rekenschap kan afleggen van het ongereflecteerde. Ted TOADVINE thematiseert
deze verhouding in zijn artikel The Reconversion of Silence and Speech door in te gaan op
de betekenis van 'stilte' in het werk van Merleau-Ponty. De paradoxale taak van de filosofie
bestaat er immers in om de stilte van het ongereflecteerde te reflecteren en zo op woord te
brengen zonder daarbij de stilte teniet te doen. Toadvine onderscheidt drie vormen van
stilte in het werk van Merleau-Ponty: 1. De stilte van de natuur, het anonieme belichaamde
subject; 2. De stilte die als indirecte of laterale taal constitutief is voor ieder spreken; en 3.
Een stilte waarmee de wereld opnieuw bekleed zou moeten worden. Hij beargumenteert
dat deze laatste vorm van stilte zich op het kruispunt bevindt van het chiasma tussen
zintuiglijkheid (waarneming) en betekenis (taal). Het is de stilte van de
onuitspreekbaarheid van het Zijn, dat daarom alleen door middel van een indirecte
ontologie benaderd kan worden.
Net zoals Toadvine, stelt ook Judith WAMBACQ Merleau-Ponty's latere ontologie
centraal. In haar bijdrage Het differentieel gehalte van Merleau-Ponty's ontologie onderzoekt zij op nauwgezet~e wijze de notie van fa chair, waarbij ze deze vergelijkt met
Deleuzes differentiefilosofie. Ze laat zien dat er verscheidene overeenkomsten zijn te
vinden, waardoor het duidelijk is dat Merleau-Ponty's denken zich onrwikkelde van een
filosofie van het individu of subject tot een filosofie van de "differentie" (écart). Deze
vergelijking maakt echter ook duidelijk dat Merleau-Ponty's idee van "differentie" nog niet
ten volle ontwikkeld is omdat la chair nog steeds vanuit een symmetrische verhouding
tussen waarnemer en waargenomene wordt gedacht, en omdat la chair uiteindelijk ook de
eenheid en drager vormt van bepaalde differenties.
Alluderend op Merleau-Ponty's herdenkingstekst voor Husserl geeft Etienne
BIMBENET in zijn artikel Ie philosophe et les neurones miroirs aan dat er een duidelijke
echo van Merleau-Ponty's gedachtegoed te horen is binnen een hedendaagse ontwikkeling
in de neurowetenschappen. In 1992 werd door een groep Italiaanse neurowetenschappers
een specifieke groep neuronen ontdekt in de hersenen van makaken. Deze neuronen zijn
actief bij zowel het uitvoeren van een bepaalde (intentionele) handeling als bij het
waarnemen van die handeling. De ontdekking van deze zogenaamde spiegelneuronen ging
gepaard met een drietal hypotheses: 1. De neurologische organisatie van de motoriek
impliceert een intentionele gerichtheid van het bewegen; 2. De verhouding tot de ander kan
niet langer vanuit een cognitivistisch model begrepen worden; en 3. De oorsprong van de
taal is gegeven met het onmiddellijke begrijpen van de handelingen van een ander. Aan de
hand van het denken van Merleau-Ponty weet Bimbenet deze hypotheses aan te vullen en
te nuanceren.
Merleau-Ponty heeft zich in diverse teksten met politieke thema's beziggehouden, maar
zijn manier van denken werd pas tot een volwaardige politieke filosofie ontwikkeld door
de interpretaties van zijn leerling Claude Lefort. Luigi CORRIAS
.
456
Jenny SLATMAN
beargumenteert in zijn artikel Het chiasme van de rechtsmacht op welke wijze MerleauPonty's denken ook van toepassing is binnen de rechtsfilosofie, waarbij hij zich
concentreert op de verhouding tussen de natie (constituerende macht) en de rechtsmacht of
bevoegdheid (geconstitueerde macht). Sinds Sieyes wordt deze verhouding opgevat als
dualistisch, waarbij de nade als het vormloze vormende subject het recht vanuit het niets - ex
nihilo - zou constitueren. Gebruikmakend van Merleau-Ponty's ideeën aangaande "creatieve
expressie" (de verhouding tussen parole parlante en parole partee) en "institution", legt
Corrias uit dat deze verhouding veeleer als chiasmatisch moet worden begrepen. Dit heen
als consequentie dat zowel de identiteit van een natie als ook de eenheid van de rechtsorde
nooit chose faite is.
De bijdrage van Silvia STOLLER, Konstruktionen von Geschlecht. Wiederholung und
Wiederaufnahme bei Butler und Merleau-Ponty, laat zien dat Merleau-Ponty's filosofie
inzicht kan geven in hoe genderidentiteit tot stand komt. Ook al is dat een vraag die
Merleau-Ponty zelf nergens expliciet gesteld heen, we constateren dat menig feministisch
filosoof zich heden ten dage geïnspireerd weet door zijn werk. In veel feministische
studies wordt Merleau-Ponty's fenomenologische analyse van de ervaring van de
belichaamde subjectiviteit tegenover een sociaal constructivistische opvatting gezet. Het
verrassende van Stollers uiteenzetting is dat zij laat zien dat een dergelijke tegenstelling
grotendeels verdwijnt als men Merleau-Ponty's latere opvatting over taal als uitgangspunt
neemt. Door een vergelijking van Butlers node van de herhaling (van gendernormen
binnen een bepaald discours), en Merleau-Ponty's idee van het hernemen van het
gesproken woord (parole parlée), laat ze zien dat er bij beiden sprake is van een zekere
"paradox van de uitdrukking": een uitdrukking is nooit geheel nieuw maar kan toch voor
vernieuwing van betekenis zorgen, en daarmee voor vernieuwing van genderidentiteit en
verschuiving van gendernormen.
De onderwerpen in de hier gepresenteerde artikelen zijn zeer divers, maar in elk van
deze teksten is het werk van Merleau-Ponty op een levendige manier aanwezig, en
waarschijnlijk op een manier zoals hij die zelf voorstond: "Tussen een 'objectieve'
geschiedenis van de filosofie die grote filosofen verminkt rot wat zij aan anderen te
denken hebben gegeven, en een meditatie vermomd als dialoog waarin wij zelf de vragen
stellen en antwoorden geven, moet er een midden zijn waarin de filosoof over wie men
spreekt en degene die spreekt samen aanwezig zijn."5
5. M. MERLEAU-PONTY, 'Le philosophe et son ombre' (o.c.), p. 201-202.
"
Download