Samenvatting kennis & vaardigheid deel 1: 1. Algemene info rond inspuitingen Definitie inspuitingen: o Het inbrengen v.e. lichaamsvreemde vloeistof nml. een vloeibaar geneesmiddel op voorschrift v.d. arts door middel v.e. steriele spuit en e. steriele holle naald in de bloedbaan of in d. weefsels o Geneesmiddel = medicijn = farmacon : Chemische stof die een bepaalde gewenst effect heeft op het lichaam o In de bloedbaan: Rechtstreekse opname v.h. GM door de cellen o In de weefsels: Onrechtstreekse opname v.h. GM Doel: o Genezend of curatief vb.: antibiotica ; onderzoekend vb.: contrast vloeistof o Verdovend lokaal/algemeen vb.: morfine ; voorkomen of preventief vb.: vaccinatie , fraxiparine Aanwijzingen om inspuitingen te verkiezen boven andere toedieningswijzen: o Snellere inwerking door snellere resorptie o Lokale inwerking o Toediening langs orale weg is onmogelijk of een contra-indicatie : GM geneutraliseerd of vernietigd door maagsap of in dunne darm onvolledig opgenomen wordt : GM gedeeltelijk of geheel onwerkzaam GM schadelijke invloed op maagdarmstelsel. Vb.: door aantasting maagslijmvlies Zv : Niets per os mag/kan/wil innemen Soorten inspuitingen: o Door de VPK toegediend: B2-handeling (VPK met voorschrift): Voorbereiding en toediening v. medicatie via: ID: onder de opperhuid ( epidermis) in de lederhuid ( dermis) SC: trage resorptie in het weinig doorbloed onderhuidse bindweefsel vb.: morfine, insuline, clexane® IM: snelle resorptie in de spier is zeer bloedrijk weefsel ! ontspannen spier, nooit rechtstaand : spier opgespannen, spier verplaatsing) IV: snelste resorptie ; de vloeistof wordt onmiddellijk in de bloedbaan opgenomen Voorbereiding en toediening van vaccinaties zonder aanwezigheid v.e. arts Toediening v.e. medicamenteuse onderhoudsdosis v. analgetica via een door de arts geplaatste katheter: Epiduraal ; intraventriculair In de plexus C-handeling ( toevertrouwde medische handeling): Voorbereiding en toediening v.: Chemotherapeutische middelen Isotopen Voorbereiding en toepassing v. therapieën met: Radioactieve materialen o Door de geneesheer toegediend: Intra – Cardiaal ; intra- arteriaal ; Intra- rachidiaal ; intra – peritoneaal ; 1 o o o Intra – articulair ; intra – sinusaal Materiaal Spuit + naald : Spuit 2 delen: Cilinder en stamper of zuiger Luerspuit: meest voorkomend bestaat volledig uit hetzelfde materiaal, centrisch of excentrisch aanzetstuk Luerlock: aanzetstuk = veiligheidsmechanisme. Doel: fixeren v.d. naald Insulinespuit: uitgedrukt in I.E. = 100 IE/1ml Tuberculinespuit : 1 ml met als schaal verdeling 0.01 ml Safety lock spuit: veiligheidssystemen om prikaccidenten te voorkomen Naald: Verschilt in: Lengte ; Dikte (gauge) Punt ( kort of lang) ; aanzetstuk ( lock) Wegwerpbaar (of herbruikbaar) Meest gebruikte in VB Optreknaald: Gauge: 18-19 G IM naald: Gauge: 21 G Afhankelijk v.d. BMI en plaats v. inspuiting SC naald: Volw.: 23G Kind , ouderen en magere persoon : 25- 26 G ID naald: Gauge : vanaf 26 G Materiaal: Soort geneesmiddel: Vorm v.h. geneesmiddel: Vloeibaar: Poedervorm of tablet: Soort geneesmiddel: Verpakking Ampulle ; flacon ; combinatieflacon Voorbereide spuit ; flapule GM : aandachtspunten: Opzuigen v. 2 GM in 1 spuit: Steeds verenigbaarheid controleren a.d.h.v. bijsluiter, advies arts of apotheek vb.: vitamines Na oplossen, rest GM bewaren in FLACON. Steeds na controle alles noteren: Datum & uur v. oplossen Hoeveelheid oplosmiddel Toe te dienen hoeveelheid per inspuiting of concentratie per cc Telkens vermelden hoeveel in flacon overblijft Oplossen vlak voor gebruik GM uit koelkast = opwarmen 2 2. Specifieke informatie rond inspuitingen Doelstellingen bij IM en SC inspuitingen: o De 5 j’s: Juiste zv; Juiste medicatie ; Juiste dosis Juiste tijdstip ; Juiste toedieningswijze + vervaldatum o Student kan patiënt Informeren ; Geruststellen ; Laten meebeslissen Observeren ; Juist installeren o Prikaccidenten voorkomen: Opletten en concentreren tijdens uitvoering Volgens methode werken: Nooit recappen ; Nooit naaldcontainer overvullen Niets laten rondslingeren ; Scherpe naalden en voorwerpen niet in de vuilbak gooien IM – inspuiting: o Definitie: Het toedienen v.e. GM met een steriele spuit en een steriele holle naald in de spier o Indicaties: Snelle inwerking ; prikkelend maar isotone medicatie Medicatie die oraal niet toedienbaar is Patiënt kan, mag of wil niets per os innemen ; lokale inwerking o Contra- indicaties: Specifieke stoornissen in de bloedstolling Specifieke Contra-indicaties o Toedieningsplaats: Grote bilspier/dijspier/deltaspier ; Cave zenuwen en bloedvaten!! Gezond weefsel o GM: Max. 5Ml/CC ( Deltaspier= 2 ML/CC) ; Indien > 5 Ml = verwisselen van depot Alle isotone oplossingen o Geschikte plaatsen: Grote bilspier (m. gluteus maximus) Liggende houding Punt v. Barthelemy bepalen ! nervus ischiadicus Horizontale lijn vanaf bovenste punt bilnaad naar de heupkam In midden v. die lijn een verticale lijn In het midden v.h. bovenste buitenste kwadrant Naald loodrecht ( 2/3) ; huid aanspannen Dijspier ( m. quadriceps femoris) Middelste derde deel tussen knieschijf en liesplooi, lateraal ! nervus femoralis Spiermassa samennemen tussen duim en wijsvinger Naald loodrecht & aspireren Deltaspier ( m. detoïdeus) Bovenste 3de gedeelte v.d. bovenarm 2 a 3 vingers onder schoudertop lateraal ! nervus axillaris Spiermassa samennemen tussen duim en wijsvinger Korte naald loodrecht inbrengen en aspireren 3 o Nooit in m. brachialis : gevaar kwetsen v. nervus radialis = drophand Variant op de IM-inspuiting: Z-techniek of rangeertechniek o Toegepast bij GM: Met depot werking ijzerpreparaten : permanente verkleuring bij terugvloei o Uitvoering: Is de huid aantrekken bij het inspuiten v. GM zodat de vloeistof niet kan terug keren 3. SC inspuitingen Definitie: o Toediening v.e. GM in het onderhuids bindweefsel Indicaties: o Trage inwerking door lage doorbloeding v.h. onderhuids bindweefsel vb.: insuline o Medicatie met depotwerking o Isotone oplossingen o Medicatie oraal niet toedienbaar o Pat. kan/mag/wil niets per os innemen o Lokale inwerking, lokaal anestheticum Contra-indicaties: o Grote hoeveelheden o Stoornissen in de bloedstolling o Specifieke contra-indicaties vb.: antibiotica en vaatvernauwende medicatie NOOIT SC inspuiten Geschikte toedieningsplaatsen: o Niet in nabijheid v. grote zenuwbanen, bloedvaten of botstructuren o Gezond weefsel ; Huid gemakkelijk te pakken o GM 0.2-2 ml ; niet irriterende oplossingen in water o Elke plaats = eigen opnamesnelheid ; Rotatieschema o Bovenarm: Handbreedte boven de elleboogplooi ; handbreedte onder humeruskop Voor- en laterale zijde Minder geschikt voor insuline inspuitingen o Dijbeen: Handbreedte boven de knie ; Handbreedte onder de femurkop Voor en laterale zijde o Buikwand: 5 cm v.d. navel en 2 cm v.d heupkam Rotatieschema o Billen: In de BBK ; enkel voor toediening v. traag werkende insuline Huidplooi nemen o SC lange naald: Huidplooi nemen ; schuin inbrengen 45° Naaldopening naar boven o SC korte naald: Huidplooi vasthouden tijdens inspuiten Loodrecht ID inspuitingen: o intracutane of intradermale ; niet ontsmetten, evt. ontvetten!!! o naald onder een hoek van 10 of 20 ° inbrengen, huid aanspannen 4 o opening van de naald punt blijft boven ; o bij inspuiten van de vloeistof ➔ verhevenheid van de huid Evaluatie a.d.h.v. de basisprincipes: o Hygiëne en steriliteit o Veiligheid en voorkomen v. specifieke gevaren o Specifieke gevaren volgens PES P: Ecchymosis of hematoom E: het aanprikken of kwetsen v.e. bloedvat E: barsten door druk of veelvoudig inspuitingen IM S: onderhuidse bloeding of echymosis ; bloedbuil of hematoom Preventief: Afwisselen plaats ; aspireren voor toedienen Bij gekleurde GM extra aspireren Max 5 CC in m. Glut. Max. en m. Quadriceps femoris Meer verwisselen v. depot Max 2 CC in m. Deltoideus Curatief: Klein hoeveelheid bloed naald v. richting veranderen Groot hoeveelheid bloed : spuit en naald verwijderen en nieuwe spuit klaarmaken Blauwrode vlek: niet meer prikken, aanbrengen v. warmte of resorptiestimulerende zalf Grote bloedbuil: soms chirurgisch openen en draineren P: Kwetsen v.h. periost E: te diep prikken bij magere pat. E: gebruik v.e. te lange naald S: ontstekingsreactie omwille v.h. vreemd mat. : aseptisch abces S: Pijn (dolor) ; zwelling (tumor) ; functieverlies Preventief: Naald aanpassen aan BMI v.d. pat. Curatief: Naald lichtjes terugtrekken ; Evt. aseptisch abces behandelen P: Afbreken v.d. naald E: Plotse en onverwachte bewegingen zv E: zelden: strenge controle bij productie naalden S: naald is afgebroken S: is al dan niet zichtbaar Preventief: Pat. comfortabel installeren ; Verwittigen voor de inspuiting Indien angst of verward : met 2 VPK Curatief: Naald onmiddellijk terugtrekken Niet mogelijk: Plaats aanduiden ; pat. vragen stil te liggen Arts verwittigen P: Aseptisch abces: E: slechte resorptie v.h. GM Steeds zelfde plaats inspuiten Te grote hoeveelheid E: intolerantie ; raken v.h. periost S: pijn (dolor) ; zwelling (tumor) ,functieverlies 5 Preventief: Juiste toedieningswijze ; rotatieschema Nooit prikken in hematoom of wonde Bijsluiter lezen, naald steeds aanpassen aan pat. Curatief: Resorptie bevorderen met zalf en warmte Arts verwittigen P: Septisch abces E: onsteriel handelen S: pijn (dolor) ; zwelling (tumor) ; functieverlies Roodheid ( rubor) ; warmte ( calor) Preventief: Steriliteit Curatief: Warmte aanwenden om ontsteking te rijpen Soms is chirurgisch openen en drainen noodzakelijk Antibiotica en pijnstilling op dokters voorschrift P: Kwetsen v.d. nervus ischiadicus -nervus axillaris – nervus femoralis E: slechte plaatsbepaling ; veelvoudige inspuitingen E: grote hoeveelheden; anatomische variaties S: Verlamming!! S: rechtstreeks inprikken = irreversibel letsel S: verdrukking door groot hoeveelheid ingespoten vloeistof of moeilijke resorptie = herstel mogelijk Bijwerkingen t.g.v. het GM zelf E: Ongewenste bijwerkingen S: afhankelijk v.h. GM Lokale reacties (roodheid , warmte, zwelling , pijn) Algemene reactie ( huiduitslag , jeuk , koorts , braken onwelzijn) Preventief: Steeds bijsluiter lezen voor toediening GM Pat. op een gepaste wijze inlichten Niet zomaar GM combineren Antiallergische medicatie toedienen op doktersvoorschrift Verschijnselen v. shock GM die aanleg geven tot shock: toediening door arts, toediening in bijzijn v.e. arts Curatief: Bij reacties : toediening stoppen en arts verwittigen P: Necrose v.h. weefsel E: verkeerde plaatsbepaling E: foutieve houding v.d. Pat. E: Foutieve inspuiting v.e. GM S: necrose Preventief: Goede kennis en juiste plaatsbepaling Geode zijligging v. pat. ; goede plaatsbepaling Curatief: Evt. chirurgische ingreep -> debrediment P: Luchtembolie E: inspuiten v. lucht in de bloedbaan -> afsluiten v.e. bloedvat 6 o o o S: afh v. hoeveelheid lucht, snelheid en plaats S: v. pijn op de borst = dood Preventief: Purgeren ; aspireren Curatief: Ars verwittigen P: Pijn E: Angst ; foute toedieningswijze S: verbaal, non- verbaal ; hoge score op de VAS- schaal Preventief: Pat. waarschuwen voor de prik Geen te grote hoeveelheid inspuiten Langzaam injecteren , lichte massage na toedieningµ Op voorschrift verdovingsmiddelen toevoegen Curatief: Opvolgen advies arts P: Syncope E: door angst ; door vagale reactie : overprikkelen v.d. nervus vagus (hersenzenuw) S: duizelig , evt. bewustzijnsverlies Preventief: Pat. geruststellen Bij syncope : pat. platleggen in trendelenbrug IM – inspuitingen steeds liggend SC- inspuitingen zittend of liggend toedienen Curatief: EHBO Beleving v.d. zv ; zelfzorg en inspraak Comfort ; ergonomie Economie ; ecologie 4. Specifieke toepassingen v. inspuitingen: Antitromboticatherapie o Coagulatie of bloedstolling Faling v.d. bloedstolling Verhoogde bloedingsneiging Te veel bloedstolling: Constante vorming v. klontervorming Anticoagulantia -therapie noodzakelijk Een kleine opening in de wand v.e. bloedvat wordt door het lichaam zelf gesloten. Hoe? Proces bestaat uit 3 fasen: Vasculaire fase -> vasoconstrictie Bloedplaatjes fase -> losse propvorming Binnenzijde vaatwand : bindweefselvezels Bij beschadiging : bloedplaatjes , trombocyten vasthechten aan de bindweefselvezels Maken een losse prop Coagulatiefase -> bloedstollingsfactoren (inactief) activeren coagulatie weefselherstel Eiwitten in plasma en de weefsels spelen een rol bij bloedstolling 7 In plasma en weefsels = inactief in lever aangemaakt met behulp v. vit. K Moeten geactiveerd worden op 2 manieren Via intrinsieke weg (kleine vaatwandbeschadiging): Stollingsfactoren van binnenuit geactiveerd Via excentrieke weg (groot bloedverlies): Geactiveerd van buiten de vaatwand, nml. Vanuit het weefsel De ene stollingsfactor zal de andere factor activeren Factor Xa zal protrombine (gevormd door vit. K) omzetten in trombine Trombine fibrogeen in fibrine Fibrine bestaat uit draden die rondom de reeds gevormde prop bloedplaatjes afzetten Fibrine + bloedplaatjes = bloedstolsel (trombus) In stolsel groeien bindweefselcellen v. buiten de vaatwand Vormen v.e. litteken Beschadiging v.d. vaatwand geneest volledig = weefselherstel o Definiete antitrombotica GM die ontstaan v.e. trombus tegengaan Groei v.e. trombus tegengaan Trombus oplossen Trombus = bloedstolsel dat aan de bloedvatwand vastzit Embolus = stukje losgeraakt stolsel dat door het bloed wordt meegevoerd Embolie = vastlopen v.e. embolus in één of ander orgaan vb.: longembool o 3 groepen Anticoagulantia GM die de bloedstolling langzamer doen verlopen en zo het ontstaan en de groei v.d. reeds gevormde stolsel tegengaan Preventie en behandeling v. veneuze trombo-embolie (DVT) 2 groepen: Heparine en coumarine (vit. K-antagonisten) Heparine: 8 Remt de bloedstolling door omzetting v. protrombine in trombine te blokkeren Ongefractioneerde heparine: Snel – kortdurend effect ; IV NOOIT IM Gevaar : bloedingen v.0 weke delen IE/ml Gefractioneerde heparine = laag moleculairgewicht heparine Minder kans op bloedingen Nadeel : osteoporose bij langdurig gebruik Vb.: clexane ; fragmin ; fraxiparine ; fraxodi ; arixtra Antidoot = PROTROMBINE Coumarinederivaten ( vit. K antagonisten): Remmen de aanmaak v.d. stollingsfactoren in de lever Werken pas na enkele dagen omdat eerst de voorraad v.d. stollingseiwitten moet uitgeput zijn Nadeel : interactie met andere GM, niet tijdens zwangerschap, werken pas na enkele dagen Marcoumar ; marvan ; sintrom Antidoot = 1ste keuze : vit. K ( vb.: Konakion) ; fresh frozen plasma of protaminecomplexconcentraat ( PPC) Anti-aggregantia: Verhindert klontering bloedplaatjes vb.: aspirine ; asaflow Trombolytica : Oplossen v. recent gevormde bloedklonters Plasminogeen plasmine ( stolsel oplossende activiteit) Indicaties: Acuut myocardinfarct ; longembool Acute perifere arteriële occlusie Uitgebreide DVT ; acute CVA Ongewenste effecten : bloedingen ; overgevoeligheid ! antitrombotica in combinatie met andere middelen die bloedingen kunnen veroorzaken bloedingsrisico o Indicaties: Preventieve Antitromboticatherapie Voorkomen v.e. trombus Speciale aandacht bij : Langdurige bedrust Grote operaties (buik - en heupoperaties) gecombineerd met het gebruik v. antitrombotische kousen Tromboflebitis (aderontsteking) Factoren die het tromboserisico vergroten De leeftijd: ouder dan 60 jaar zijn Obesitas ; uitgebreide varices Flebitis en longembolie in de anamnese Kanker ( kans trombose) Aard v.d. ingreep ; contraceptiva Langdurige vluchten kunnen een embolie veroorzaken TED-kousen ; juiste afmetingen ; max 1 u per dag uitlaten ; enkel met de hand wassen Curatieve behandeling v. trombo-embolische aandoeningen: Acute perifere arteriële en veneuze trombose 9 Longembolie ; hartinfarct ; CVA o Contra- indicaties: Afwijkingen in bloedplaatjes en stollingseiwitten (hemofilie) Chirurgie op centraal zenuwstelsel ; oog Bijzonder toezicht: Letsels die kunne bloeden vb.: maagulcus Zware hypertensie hersenbloeding Zwangere vrouwen ; vaatstoornissen thv. Hersenen In combinatie met aspirine en antiflammatoire middelen ( voltaren 5. SC inspuitingen : insulinetherapie Regulatie bloedsuikerspiegel: o Pancreas = klier, bevat volgende cellen: Exocriene ➔ vormen spijsverteringsenzymen ten behoeve van de spijsvertering Endocriene ➔ vormen 2 hormonen ten behoeve van de koolhydraatstofwisseling Glucagon ; Insuline Endocriene cellen liggen in eilandjes van Langerhans Alfacellen produceren glucagon (bloedsuikerverhogend) Bètacellen insuline (bloedsuikerverlagend) ➔ Samen regelen ze de glycemie Insuline ➔ suikertransport ➔ van bloedbaan naar cellen (sleutel die de cellen opent) Reserve aan glucose wordt opgeslagen ➔ glycogeen in lever en spieren Rest wordt omgezet in glycerol ➔ vetdepots in ons lichaam (glycogenese) Ook vetten en eiwitten worden uit glucose gevormd Normale stofwisseling ➔ geen vetafbraak noch eiwitafbraak, alle energie komt uit de glucose Indien er te weinig glucose is in het bloed ➔ glucagon wordt aangesproken Glycogeen wordt afgebroken tot glucose Vetweefsel tot vetzuren ; Eiwitten tot aminozuren Interactie tussen insuline en glucagon ➔ stabiele glycemie Definitie diabetes: o Het is een chronische stofwisselingsstoornis in het koolhydraat-, vet en eiwitmetabolisme, berustend op een relatief of absoluut insulinetekort. Gevolg ➔ hyperglycemie Geassocieerd met metabole veranderingen op cellulair niveau en vasculaire afwijkingen o 3 klinische types diabetes mellitus: Type I = insulineafhankelijk – jeugddiabetes ; Type II = niet-insulineafhankelijk – ouderdomsdiabetes Secundaire vorm, tgv andere aandoening bv. pancreasCA Zwangerschapsdiabete o Capillaire bloedafname voor glycemiebepaling: Aanprikken van bloedcapillair ; Met bloedlancet of priknaald Doel: bloedsuikerwaarde bepalen o Indicaties : Bepalen bloedsuikerspiegel of glycemiebepaling: Normaal 80-100 mg/dl Indien verhoogd ➔ diabetes Indien verlaagd ➔ onvoldoende inname suikers, pancreatitis (zie OA-module)… Bepalen van de Ph, bloedgaswaarden, bloedings – en stollingstijd 10 o Contra-indicaties: Ongezond weefsel ; Slechte perifere perfusie Perifere vasoconstrictie ; Shock o Prikplaatsen : T.h.v. de vinger Lateraal van middel-of ringvinger Nooit op de top ➔ waarom? Vermijd duim, wijsvinger en pink ➔ waarom? Voorwaarden goede prikplaats Gezond weefsel ; Wissel regelmatig van vingertop Zorg voor een goede doorbloeding o Aandachtspunten bij glycemiebepaling Inspraak zv.: wanneer, waar, zelfzorg stimuleren Doe geen overbodige test ; Draag niet-steriele handschoenen (bloed!) Controleer vervaldatum van steriele priknaald en teststrips (3 maand bruikbaar na opening) + code teststrip Nuchter, anti-thrombotica,…? Handen wassen, spoelen, drogen Ontsmetten mag, maar moet niet! Met niet-prikkelende ontsmettingsstof, 30’’ drogen (hemolyse) Prikdiepte instellen ; Bloeddruppel opvangen Warmte, zachtjes masseren naar vingertop Niet melken ➔ foutieve waarde! o Specifieke gevaren bij glycemiebepaling P: Gevaar voor pijn E :Angst ;Foute plaatsbepaling, prikdiepte (aantasting bot!) E: Te langzaam of te zacht aanprikken (2de prik!) S: Verbaal en non-verbaal Preventieve acties: Waarschuwen, gezonde huid, juiste prikdiepte, prik vlot, afwisselen prikplaats Curatieve acties : Voldoende nadrukken P: gevaar voor hemolyse E: Bloeddruppel vermengd zich met vuil, ontsmetting,water,… E: “melken” van de punctieplaats S: Geen compacte bloeddruppel, valt van de vinger Preventief: Warmte, zacht masseren naar punctieplaats Handen wassen, spoelen, drogen Indien je ontsmet waterige ontsmetting + nadrogen alcoholische ontsmetting + 30’’ wachten P: gevaar voor nabloeden : E: kwetsen v. cappilairen E: onjuist gebruik v. materiaal S: vinger blijft bloeden Preventief: Anti-trombotica? ; kennis v. materiaal Curatief: Voldoende nadrukken Glucosemonitoring systeem: 11 o Wat?: Systeem dat continu glucosewaarden kan registreren Kleine sensor, achterzijde bovenarm Reader kan glucosewaarden scannen, memosysteem (glucosegeschiedenis) Hyperglycemie: o Te hoge glycemie = te hoge bloedsuikerspiegel o Tgv probleem in de glucosehuishouding o Mogelijke oorzaken: Niet gekende diabetes ; Gekende D, maar niet goed behandeld Onvoldoende therapietrouw ; Onvoldoende effect van medicatie Foute insuline-inspuiting ; Ziekte ; Combinatie met andere GM ; Stress Dieetfouten, verminderde lichaamsbeweging ➔ Gebrek aan insuline ➔ glucose komt niet in de lichaamscellen o Gevolg: Glucose stijgt in bloed (hyperglyc) Glucose wordt niet opgestapeld als glycogeen Glucosurie (nierdrempel van glucose overschreden)➔ polyurie (glucose onttrekt water ➔ uitdroging) Cellen vragen energie aan de lever ➔ lever zal overgaan tot afbraak van eiwitten en vetten Eiwitten worden afgebroken tot aminozuren ➔ worden door lever omgezet in glucose = neoglucogenese ➔ spieren nemen af Vetweefsel wordt afgebroken tot vetzuren ➔ ketonen in urine ➔ verzuren het lichaam = acidose ➔ keto-acidose ➔ levensbedreigend (vocht + insuline toedienen ➔ arts verwittigen!) o Symptomen: Slaperigheid; moeheid ; droge tong; dorst ; vaak plassen o Behandeling: Veel drinken (min 2L op enkele uren) ; Meten v. hyperglycemie Medicatie blijven innemen/spuiten Indien glycemie > 300mg/dl ketonencontrole Hypoglycemie o Te lage glycemie (< 60mg/dl) of bloedsuikergehalte door onjuiste verhouding van insuline en glucoseaanvoer –verbruik. o Mogelijke oorzaken: Teveel aan insuline via injectie of medicatie PO Te lage KH aanvoer, bv. bij overslaan maaltijd > glucoseverbruik bij inspanning Vaak combinatie van bovenstaande factoren o Gevolg: Dalende glycemie (< 68mg/dl)➔ hersenen zenden signalen naar zenuwbanen ➔ stresshormonen worden vrijgegeven, nl. Glucagon uit pancreas Adrenaline uit de bijnier Gevolg: beven, zweten, hartkloppingen Verder dalende glycemie (< 50mg/dl)➔suikertekort in hersenen Gevolg: troebel zicht, concentratiestoornissen, hoofdpijn, duizeligheid, slecht humeur, agressie, evt BWZ↓ Eerst zenuwtekenen , daarna hersentekenen! o Symptomen: 12 Duizeligheid ; beven ; wisselend humeur ; honger Hoofdpijn ; wazig zien ; bleekheid ; zweten ; moeheid o Behandeling: Snelle inname van snelle KH, aangevuld met traag werkende KH Hercontrole glycemie ; Informeer je omgeving Glucagen-inspuiting bij bewusteloosheid Insulinetherapie: o Doel: Doel: benaderen van een normoglycemische waarde: 80 – 120 mg/dl nuchter 2 soorten insuline: Dierlijke (vroeger) Humane ➔ genetische manipulatie Insulineanalogen (aangepaste vormen van humane insuline) o Werkingsduur: Verschillende groepen insuline, elk met een eigen resorptiesnelheid in de bloedbaan. 100 E/ml Soort insuline, aantal injecties en tijdstip ➔ afh. van persoon tot persoon o Groepen insuline: Humane insuline: Kortwerkende (snelwerkende) Oplosbaar, helder van uitzicht Activiteit 20 minuten na inspuiting ➔ piek na één tot anderhalf uur ➔ uitgewerkt na 5-6 uren Gebruikt als bolus voor de maaltijd Vb.: Actrapid, Humuline regular,… Traag werkende (langwerkende) of intermediair Troebel van uitzicht Eigenlijk snelwerkende + bindmiddel (zink of eiwit) ➔ werken langzaam ➔ lichte piek 4 – 6u na inspuiting ➔ uitgewerkt na 1218u Vb.: Insulatard, Humuline NPH,… Mengsel van kort –en intermediair werkende humane insuline Mengvorm van heldere snelwerkende en troebele, traagwerkende insuline Vb.: Humuline 30/70 Insulineanalogen: Ultra kortwerkende (ultrasnel werkend) Heel snelle opname Onmiddellijk voor de maaltijd ➔ piek 30 min tot anderhalf uur na inspuiting ➔ uitgewerkt na 3 à 4u Vb.: Humalog, Novorapid, Apidra Langwerkende (traagwerkende en helder van uitzicht!) Let op! Geen troebele, maar heldere insuline!!! Bootst het best de werking van insuline na bij niet diabeten Geen piek, maar werkt gelijkmatig over de hele dag Mengsel van insulineanalogen: Novomix 30, Novomix 50, Humalog mix 25 (cijfer= % snelwerkende insuline) o Bewaring insuline: Ongebruikt/ongeopend: 2 – 8 °C in de ijskast ; Jarenlang houdbaar, vervaldatum!!! 13 Opgepast !: bevriezen!!! In gebruik: Op kamertemperatuur (lichaamst° 37°C) 1 maand na opening ➔ flesje hernieuwen o Toedieningswijze: Enkel SC ; IM niet Altijd in een huidplooi ; uitz. 45° bij heel dunne huidplooi en huidplooi loslaten Geen aspiratie ; tot 10 tellen dan pas plooi loslaten o Toedieningsplaats: Buik : snelst ; bovenarmen : iets minder snel Dijen : trager ; billen : traagst Niet zomaar v. zone verwisselen glycemieschommelingen Lichaamlijke activiteiten, vb tennisser : arm T° o Spuit en naald: 3 soorten spuiten: 100E = 1 ml 50E = 0.5 ml 30E = 0.3 ml Toedienen: optrekken en toedienen van 1 soort insuline 14