Naam van de school Reader montagetechniek Samensteller Transfer Database ThiemeMeulenhoff ontwikkelt leermiddelen voor Primair Onderwijs, Algemeen Voortgezet Onderwijs, Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie en Hoger Beroepsonderwijs. Meer informatie over ThiemeMeulenhoff en een overzicht van onze leermiddelen: www.thiememeulenhoff.nl of via onze klantenservice (088) 800 20 16. © ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2012. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16 Auteurswet j o het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl., dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.cedar.nl/pro). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. 1 Balancering, trillings-isolatie en fundatie 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9 1.10 1.11 1.12 1.13 Inleiding Onbalans in draaiende delen Invloed onbalans op lagers Onbalans als vectoriële grootheid Balanceerinstallaties Normen voor balanceringen Trillings-isolatie door viskeuze demping Trillings-isolatie door droge demping Plaatsing op fundatie Opvulmethoden Uitwendige krachten Gegevens machineleverancier Visuele inspectie 2 4 6 11 13 17 22 27 32 36 39 40 41 2 Boutverbindingen, borging en afdichting 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 Montagegereedschap Bepalen losdraaimoment Inwendig losdraaimoment Breuk Principe afdichting Statische afdichting Dynamische afdichting 3 EG-richtlijnen voor machines en arbeidsmiddelen 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9 3.10 3.11 3.12 3.13 3.14 Inleiding Productrichtlijnen Toepassingsgebied productrichtlijn CE-markering Certificering ISO 9000-kwalificatiesysteem Kwaliteitshandboek Normen voor certificering Certificatieprocedure Onderhoud in het ISO 9000-systeem Kaderrichtlijnen Arbo-wet Uitvoering Arbo-wet Afnameprotocol Voorbeeld vervanging compressorinstallatie 4 Montage en demontage van assen en lagers 91 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 Inleiding Montage en demontage niet-deelbare glijlagers Montage deelbare glijlagers Voorbereiding montage wentellagers Montage wentellagers op assen Montage wentellagers in lagerhuizen Verwarmingsmontagemethode wentellagers Demontage wentellagers met cilindrische boring 92 92 94 97 98 103 105 107 43 44 46 49 49 51 51 54 59 60 60 65 66 67 68 69 72 74 75 76 76 78 79 5 Uitlijnen van assen 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8 5.9 5.10 5.11 5.12 Inleiding Uitlijnmeetgereedschap Globale uitlijnmethode Axiaal-radiaalmethode Interpretatie meetgegevens Dubbel-radiaalmethode Uitlijnen tussenas Alternatieve stelmethoden Uitlijnnauwkeurigheid Laser-prismasysteem Uitlijnen parallelle assen Uitlijnen overbrengingen 113 114 115 117 118 119 124 127 128 129 132 136 138 Balancering, trillings-isolatie en fundatie 17 © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 158 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 2 1.1 Balancering, trillings-isolatie en fundatie Inleiding Een fundatie is een constructie om de vaste stand te verzekeren van een gebouw, een werktuigbouwkundige constructie of een machine. Zie figuur 1.1. Figuur 1.1 Machine op een fundatie eisen Het verzekeren van de vaste stand is geen eenvoudige opgave. Om dit mogelijk te maken moet een fundatie namelijk aan de volgende drie eisen voldoen: – de fundatie moet voldoende stijf zijn; – we moeten de constructie of machine sluitend en spanningsvrij op de fundatie opstellen; – de trillingsfrequentie van de fundatie mag niet gelijk zijn aan de trillingsfrequentie van de installatie of constructie. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 7 159 BALANCERING, TRILLINGS-ISOLATIE EN FUNDATIE 3 Balancering, trillings-isolatie en fundatie Vooral bij draaiende installaties zorgen fundaties, grondplaten en/of machinebehuizingen vaak voor problemen. Als een positie van een fundatie zich wijzigt, dan heeft dit directe invloed op de constructie of machine die erop staat. thermische groei Snelle wijzigingen doen zich voor door thermische groei. Dit houdt in dat onderdelen warmer worden, waardoor hun vorm en plaats veranderen. Zie figuur 1.2. Bij langzame wijzigingen denken we bijvoorbeeld aan een grondplaat onder een machine die door het gewicht van de machine wordt samengedrukt. Langzame wijzigingen kunnen we ook krijgen door trillingen van een machine. Figuur 1.2 Thermische groei Een groot deel van de trillingen wordt veroorzaakt door onbalans. Denk hierbij aan een auto waarvan de voorwielen in onbalans zijn: niet alleen het stuurwiel, maar de gehele auto trilt. Installaties waarin de roterende onderdelen zijn gebalanceerd, produceren minder trillingen dan installaties waarin de onderdelen niet zijn gebalanceerd. trillings-isolatoren Hoezeer we ook door balanceren het trillingsniveau van een installatie terugdringen, trillingen worden altijd via de fundatie op de omgeving overgebracht. Omdat de fundatie zelf ook probeert om de trillingen te onderdrukken, komt de fundatie daardoor zelf in trilling. Dit betekent dat 5 meter verderop een lepeltje naast een koffiekopje ligt te rammelen. Deze overbrenging kunnen we voorkomen met trillingsdempers, of beter gezegd trillings-isolatoren. De meeste trillings-isolatie vinden we bij de opstelling van machines en installaties. We kunnen een installatie beschouwen als een frame waarin een aandrijfmotor en een aantal draaiende delen zijn gemonteerd. Zie figuur 1.3. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 160 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 4 Balancering, trillings-isolatie en fundatie Figuur 1.3 Compressor-installatie Tijdens het ontwerpen van fundaties is ook de eigenfrequentie van de installatie van belang. Deze frequentie mag zich niet in de omgeving van de rotatiesnelheid bij draaiende machines bevinden. Ook een veelvoud van de rotatiesnelheid is ongewenst. Als deze verschijnselen zich voordoen, dan krijgen we na verloop van tijd resonantie. 1.2 Onbalans in draaiende delen Bij een zuiver ronde as opgesloten in twee lagers zien we tijdens het draaien geen uitwijkingen. Het zwaartepunt ligt namelijk precies midden in de as. Toch is dit een theoretische benadering. We hebben altijd enige onbalans (hoe klein ook) waarbij het zwaartepunt van de as naast de rotatie-as ligt. Vooral als we op de as andere onderdelen aanbrengen. Denk bijvoorbeeld aan een blikpakket met wikkelingen bij een elektromotor. Hierdoor krijgen we door de toleranties van de verschillende onderdelen een onbalans. Oorzaken onbalans We kunnen een groot aantal oorzaken aanwijzen waardoor een onbalans kan ontstaan. In figuur 1.4 zien we een tandwiel met drie oorzaken van een onbalans, namelijk: – een geometrische fout ontstaan door een bewerkings- of tolerantiefout tijdens het draaien van het tandwiel; © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 7 161 BALANCERING, TRILLINGS-ISOLATIE EN FUNDATIE 5 Balancering, trillings-isolatie en fundatie – een lagerfout ontstaan door de verkeerde boring van de bevestigings- en centreergaten; – een materiaalfout. geometrische fout lagerfout materiaalfout Figuur 1.4 Onbalansoorzaken in een tandwiel Formules Een onbalans kunnen we ons op twee manieren voorstellen. Zie figuur 1.5. We kunnen ons dus een onbalans voorstellen als een massa O die op een bepaalde afstand R van de rotatie-as ligt. Zie figuur 1.5a. We kunnen de onbalans ook voorstellen als een massa m die een zwaartepuntsverplaatsing heeft over een afstand e ten opzichte van de rotatie-as. Zie figuur 1.5b. Fc R Fc ω ω m e O a Fc door onbalans O b Fc door zwaartepuntsverplaatsing Figuur 1.5 Manieren om onbalans voor te stellen © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 162 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 6 centripetaalkracht Balancering, trillings-isolatie en fundatie Tijdens het draaien krijgen we een centripetaalkracht. De centripetaalkracht is recht evenredig met het kwadraat van de rotatie-frequentie van de as: ❚ Fc = O · ω2 · R · 10-3 (1.1) F c = m · ω2 · e (1.2) Of: ❚ Met: – Fc = centripetaalkracht in N; – O = massa van de onbalans in g; – ω = hoeksnelheid rad/s; – R = straal van de onbalans in m; – m = rotorgewicht in kg; – e = zwaartepuntsverplaatsing in m. Omdat we in beide gevallen uitgaan van dezelfde onbalans kunnen we ook schrijven: ❚ e·m=O·R (1.3) O·R e = ——— m (1.4) Of: ❚ Hiermee kunnen we de zwaartepuntsverplaatsing van het rotorlichaam bepalen ten opzichte van de rotatie-as. De eenheid hiervoor is: g · mm/1000 g = mm/1000 = µm Deze zwaartepuntsverplaatsing is een goede maat van de onbalans. 1.3 Invloed onbalans op lagers Als de onbalans precies in het midden van de as ligt, wil de as een cilindrische beweging maken. Zie figuur 1.6b. De lagers moeten de cilindrische beweging opvangen, waardoor deze op ieder moment een andere reactiekracht moeten leveren. Hierdoor gaat het lager trillen. De trillingen worden daarna weer overgebracht op de rest van de installatie. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 7 163 BALANCERING, TRILLINGS-ISOLATIE EN FUNDATIE 7 Balancering, trillings-isolatie en fundatie Fc Fc A B B A a onbalans b cilindrische asbeweging Figuur 1.6 Onbalans in midden as De onbalans kan ook nog uit het midden van de as liggen. Zie figuur 1.7a. In dit geval wil de as een kegelvormige beweging maken, waarbij het lager A een grotere reactiekracht moet leveren dan lager B. Zie figuur 1.7b. Een andere mogelijkheid is dat twee onbalansen werken op eenzelfde afstand van het midden van de as. De as krijgt dan twee uitwijkingen die precies tegenovergesteld zijn aan elkaar. De as wil dan een dubbele kegelbeweging maken. Zie figuur 1.8. In de praktijk hebben we combinaties van deze bewegingen. Onbalans voldoet namelijk niet altijd aan de beschreven voorwaarden. Om de onbalans van een as Fc A Fc B B A a a-symmetrische onbalans b kegelvormige asbeweging Figuur 1.7 Zwaartepunt uit midden as © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 164 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 8 Balancering, trillings-isolatie en fundatie B Fc Fc A B A Fc Fc Figuur 1.8 Beweging in vorm dubbele kegel te kunnen wegnemen zodat het trillingsgedrag wordt verbeterd, moeten we de as balanceren. Voordat we dit doen, moeten we eerst bepalen tot welke hoofdgroep de onbalans behoort. We onderscheiden namelijk: – de statische onbalans; – de dynamische onbalans. Statische onbalans Bij een statische onbalans maakt een as met bijvoorbeeld een vliegwiel een cilindrische beweging, doordat de rotatie-as uit het zwaartepunt ligt. Vanuit de lengterichting gezien ligt het zwaartepunt echter wel in het midden van de as. Zie figuur 1.9. We kunnen deze onbalans opsporen door de as vrijdraaiend horizontaal op te hangen. Daardoor draait de as heen en weer totdat het zwaartepunt recht onder de as is gekomen. Deze onbalans kunnen we dus met pendelen vinden. Vandaar de naam statische onbalans. onbalans Figuur 1.9 Statische onbalans in as met vliegwiel © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 7 BALANCERING, TRILLINGS-ISOLATIE EN FUNDATIE 165 9 Balancering, trillings-isolatie en fundatie Dynamische onbalans In figuur 1.10 zien we een situatie waarbij de as met het vliegwiel wel statisch is gebalanceerd. Nu hebben we echter twee onbalansen die elk aan een zijde van het vliegwiel liggen. Als de as met het vliegwiel gaat draaien, dan wordt door de centripetaalkrachten op het vliegwiel een koppel uitgeoefend dat de as in een dubbele kegelvormige beweging brengt. We kunnen dit verschijnsel alleen waarnemen als de as een hoge rotatie-frequentie heeft. Vandaar de naam dynamische onbalans. Een onbalans heeft uitwerking op de lagers, omdat ze daardoor op een oneigenlijke manier belast worden. Daarom kunnen we de onbalans tijdens het meten hier vaststellen. In figuur 1.11 zien we een as waarop een onbalanskracht FR werkt. Fc Fc Figuur 1.10 Dynamische onbalans in as met vliegwiel FR F1 a c F2 1 2 b _F 2 _F 1 Figuur 1.11 Invloed onbalans FR op aslagers © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 166 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 10 Balancering, trillings-isolatie en fundatie Met de momentenstelling kunnen we de invloed op de lagers berekenen: ❚ c F1 = FR · — b (1.5) ❚ a F2 = FR · — b (1.6) Met: – FR = de centrifugaalkracht op de rotor in N; – F1 = de centrifugaalkracht in lager 1 in N; – F2 = de centrifugaalkracht in lager 2 in N. multischijvenmodel In werkelijkheid werkt er op een rotor nooit één onbalans, maar in principe oneindig veel. Om toch de invloed van deze onbalansen op de lagers te kunnen bepalen, delen we de rotor op in een aantal schijven. We noemen dit het multischijvenmodel. Zie figuur 1.12. Figuur 1.12 Multi-schijvenmodel In dit model werkt in elke schijf een centrifugaalkracht die door een onbalans is veroorzaakt. Al deze centrifugaalkrachten kunnen we in twee vlakken tot twee resulterende centrifugaalkrachten samenvoegen. Met andere woorden: de beide resulterende centrifugaalkrachten oefenen op de lagervlakken dezelfde krachten uit als alle afzonderlijke centrifugaalkrachten samen. Zie figuur 1.13. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 7 BALANCERING, TRILLINGS-ISOLATIE EN FUNDATIE 167 11 Balancering, trillings-isolatie en fundatie 2 3 1 2 1 1 = statische onbalans 2 = onbalanskoppel 3 = dynamische onbalans 3 (1+2=3) Figuur 1.13 Resulterende centrifugaalkrachten op een rotor 1.4 Onbalans als vectoriële grootheid Balanceren is het zodanig behandelen van een draaiende as en eventueel daarop gemonteerde onderdelen, dat het zwaartepunt in het midden van de as en precies op de rotatie-as komt te liggen. Dit kunnen we op twee manieren uitvoeren, namelijk: – door het aanbrengen van een bepaalde massa; – door het weghalen van materiaal. Uit de mechanica weten we dat een kracht bestaat uit een grootte en een richting. Dit geldt natuurlijk ook voor een centrifugaalkracht. Zie figuur 1.14. 0 270 90 180 Figuur 1.14 Een kracht heeft een grootte en een richting © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 168 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 12 Balancering, trillings-isolatie en fundatie Als we een rotatielichaam willen balanceren, moeten we dus bepalen: – de grootte van de onbalans; – de richting van de onbalans; – de plaats waar we de onbalans willen corrigeren; – de grootte van de correctiemassa. Omdat de correctiemassa niet gelijk is aan de onbalansmassa, gebruiken we de volgende vergelijking: ❚ → O= O · R (1.7) Met: → – O = onbalans in g · mm; – R = radius tot aan het massamiddelpunt van O in mm; – O = onbalansmassa in g. polaire correctie In figuur 1.15 zien we een voorbeeld van een correctie waarbij materiaal is weggenomen om het zwaartepunt van het rotorlichaam weer in de rotatie-as van de as te krijgen. We noemen deze methode de polaire correctie. Soms kunnen we echter geen polaire correctie toepassen, omdat het rotorlichaam hiervoor niet geschikt is. De onbalans moeten we dan ontbinden in de richtingen waar we wel kunnen corrigeren. We verdelen de onbalans daartoe in componenten. Zie figuur 1.16. 0 O0 O 90 O 90 Figuur 1.15 Polaire correctie Figuur 1.16 Verdeling onbalans in componenten © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 7 BALANCERING, TRILLINGS-ISOLATIE EN FUNDATIE Balancering, trillings-isolatie en fundatie 1.5 169 13 Balanceerinstallaties In een industriële omgeving worden speciale machines gebouwd waarop we een product kunnen balanceren. Zie figuur 1.17. Figuur 1.17 Gebalanceerde turbine-as in een balanceerinstallatie In principe komen alle draaiende onderdelen van een installatie voor balancering in aanmerking. De kosten van het balanceren zijn echter vooral hoog door de speciale balanceerinstallaties. Daarom beperken we ons in de praktijk tot sneldraaiende producten. Voor bijvoorbeeld vliegtuigmotoren en turbinewielen is het heel belangrijk dat deze goed gebalanceerd zijn, omdat deze een hoge rotatie-frequentie combineren met een grote massa. 1.5.1 waterpas-apparaat Statische balanceerinstallaties We voeren bijvoorbeeld een eenvoudige statische balancering uit bij het vliegwiel van een middelsnelle dieselmotor. Hierbij leggen we het vliegwiel op een waterpas-apparaat. Zie figuur 1.18. Als het wiel aan een bepaalde zijde scheefhangt, kunnen we dit compenseren door aan de andere zijde tegengewichten aan te brengen. Denk aan propjes klei. Nadat we het gehele wiel in evenwicht hebben gebracht, kunnen we berekenen © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 170 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 14 Balancering, trillings-isolatie en fundatie hoeveel materiaal we aan de zwaarste kant moeten weghalen om de onbalans weg te werken. Ook kunnen we een vliegwiel op een as monteren en deze dan op twee messen leggen. Het vliegwiel gaat dan door zijn onbalans in een zodanige positie staan dat de onbalans aan de onderzijde zit. Ook nu kunnen we met propjes klei het vliegwiel balanceren. Zie figuur 1.19. Figuur 1.18 Waterpas-apparaat voor balanceren van vliegwielen O x G Figuur 1.19 Bepalen statische onbalans door afrollen 1.5.2 Dynamische balanceerinstallaties Het voordeel van dynamische balanceerinstallaties is dat ze ook statisch kunnen balanceren. In figuur 1.20a zien we de opbouw van een installatie, waarbij de rotor horizontaal wordt gebalanceerd. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 7 BALANCERING, TRILLINGS-ISOLATIE EN FUNDATIE 171 15 Balancering, trillings-isolatie en fundatie Horizontale balanceermachine Een horizontale balanceermachine bestaat in principe uit een aandrijfsysteem (1) en een meetgedeelte. Het aandrijfsysteem drijft de rotor aan met een bepaalde rotatie-frequentie om een meetsignaal te krijgen. Op de aandrijfas is een inductie-opnemer (2) geplaatst. Daarmee kunnen we vanuit een referentiepunt bepaalde hoeken meten. We noemen deze opnemer de referentiegever. De rotor wordt op het meetgedeelte op twee meetbokken geplaatst. Zie figuur 1.20b. 2 5 4 1 9 7 6 8 3 3 a opbouw b meetbok Figuur 1.20 Horizontale balanceermachine De meetbokken (3) zijn beweegbaar op een frame geplaatst. Hierdoor kunnen we ze instellen op een bepaalde lengte van een rotor. De as van de rotor ligt op twee rollen (4). Daaroverheen hebben we een veiligheidsbeugel (5) die ervoor zorgt dat de as niet vanaf de rollen kan springen. Verder kunnen we op de meetbok een rol in axiale richting monteren. Deze rol zorgt ervoor dat de rotor niet in de lengterichting kan verschuiven. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 172 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 16 Balancering, trillings-isolatie en fundatie De as is in hoogte instelbaar (6), zodat we deze recht voor het aandrijfsysteem kunnen plaatsen en horizontaal kunnen leggen. De stoel is verder opgedeeld in twee delen, namelijk een beweegbaar bovendeel en een stabiel onderstuk dat is vastgemaakt op de fundatie. Deze twee delen zijn aan elkaar gekoppeld door middel van twee veerelementen (8). Tussen de platen van deze veerelementen is een inductieve opnemer als trillingsopnemer (9) geplaatst, die de bewegingen van de veerelementen kan meten. trillingsopnemers referentiegever In figuur 1.21 zien we het schema van het elektrisch meetcircuit. frequentie-selectie vlakkenschelding kalibreren onbalans-aanwijzing besturing onbalanscorrectie Figuur 1.21 Elektrisch meetcircuit De werking van het systeem verloopt als volgt. Eerst voeren we volgens figuur 1.22a de volgende twee set-up-waarden in een computer in: – de afstanden van de twee vlakken waarop gecorrigeerd moet worden; – de straal vanuit de hartlijn van de as waarop de correctie wordt uitgevoerd. Hierna brengt het aandrijfgedeelte de waaier in beweging. Tijdens de meting krijgen we drie signalen: – twee signalen van de trillingsopnemers op de stoelen; – een signaal van de referentiegever. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 7 173 BALANCERING, TRILLINGS-ISOLATIE EN FUNDATIE 17 Balancering, trillings-isolatie en fundatie a set-up-maten waaier b uitlezing balancering Figuur 1.22 Centrifugaalpomp Deze drie signalen worden naar de computer gestuurd. Daarbij meten de opnemers op de stoelen de kracht van de onbalans. De referentiegever registreert de hoek waarbij deze krachten het grootst zijn. De computer geeft vervolgens aan waar en hoe groot op de twee vlakken gecorrigeerd moet worden. Zie figuur 1.22b. Na de correctie wordt nogmaals een meetwaarde gemaakt om te zien of deze inderdaad tot het gewenste resultaat heeft geleid. Verticale balanceermachines Voor kortere rotors kunnen we echter ook kiezen voor een verticale installatie. Dergelijke balanceermachines gebruiken we vaak voor het balanceren van waaiers van centrifugaalpompen of van ventilatoren. Zie figuur 1.23. 1.6 Normen voor balanceringen Natuurlijk is een absolute balancering onmogelijk. We hebben altijd een rest onbalans in de rotor. Of we deze rest onbalans toelaatbaar vinden of niet, hangt voor een groot deel af van de massa van de rotor en zijn toerental. Voor de balanceerkwaliteit en balanceerinstallatie zijn daarom enkele internationale normen opgesteld. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 174 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 18 Balancering, trillings-isolatie en fundatie Figuur 1.23 Toepassing verticale balanceermachine We beperken ons tot de belangrijke norm voor starre motoren, namelijk de norm voor de balanceerkwaliteit ISO 1940/1. Voor andere typen rotoren (zoals elastische rotoren) zijn andere normen opgesteld. ISO 1940/1 In de norm ISO 1940/1 zijn alle denkbare typen starre rotors verdeeld in een aantal groepen. Hierbij gaan we uit van een kwaliteitsgraad van de balancering. In figuur 1.24 zien we een schema waarbij de kwaliteitsgraad gelijk is aan de zwaartepuntsverplaatsing vermenigvuldigd met de hoeksnelheid: ❚ G=e·ω (1.8) G = e .ω e ω e = zwaartepuntsverplaatsing t.o.v. de rotatieas Figuur 1.24 Kwaliteitsgraad volgens ISO 1940/1 © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 7 BALANCERING, TRILLINGS-ISOLATIE EN FUNDATIE 19 Balancering, trillings-isolatie en fundatie T A B E L 1 . 1 BALANCEER-KWALITEITSGRADEN 175 VOOR VERSCHILLENDE GROEPEN VAN REPRESENTATIEVE STARRE ROTORS © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 176 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 20 Balancering, trillings-isolatie en fundatie 10 5 G 5 υ G 2 10 63 0 25 0 10 0 4 G 5 2 10 3 5 G 40 2 G 10 2 G 5 2 G 10 G 16 6, 3 2, 5 1 5 G 0, 4 2 1 0,5 0,2 10 1 3 0,5 5 1 10 2 2 2 3 5 5 10 10 3 20 2 3 50 5 100 10 4 200 2 3 5 5 10 r/min 500 1000 2 000 r/s Figuur 1.25 Toelaatbare onbalans per groep bij bepaalde toerentallen © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 7 177 BALANCERING, TRILLINGS-ISOLATIE EN FUNDATIE 21 Balancering, trillings-isolatie en fundatie In tabel 1.1 zien we de verdeling van de verschillende typen rotoren naar hun kwaliteitsgraad. Als we met tabel 1.1 hebben vastgesteld tot welke G-groep een rotor behoort, → kunnen we de grafiek van figuur 1.25 bepalen welke onbalans O toelaatbaar per kg rotormassa M bij een bepaald toerental in s-1 toelaatbaar is. Voorbeeld In figuur 1.26 zien we een rotor met een massa van 100 kg. De correctieradius = r1 = r2 = 100 mm. Het toerental = 3000 min-1. r1 r2 Figuur 1.26 Rotor Met tabel 1.1 kunnen we bepalen tot welke kwaliteitsklasse deze rotor behoort. In dit geval is dit G = 6,3. Met figuur 1.25 kunnen we bepalen dat bij een toerental van 3000 min-1 en een kwaliteitsklasse G = 6,3 de toelaatbare onbalans gelijk is aan 20 g · mm/kg. Deze uitkomst is gelijk aan een zwaartepuntsverplaatsing van 20 mm. We kunnen nu de totale rest-onbalans bepalen door de toelaatbare onbalans te vermenigvuldigen met de massa van de rotor: → Otot = 20 g · mm/kg × 100 kg = 2000 g · mm Doordat het anker aan beide zijden dezelfde correctieradius heeft, 2000 is de toelaatbare rest-onbalans per vlak gelijk aan — — — — = 1000 g · mm. 2 De toelaatbare onbalansmassa per correctievlak is in dit geval: 1000 g · mm —————— = 10 g 100 mm © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 178 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 22 1.7 massa-veersysteem Balancering, trillings-isolatie en fundatie Tr i l l i n g s - i s o l a t i e d o o r v i s k e u z e d e m p i n g Viskeuze demping kan bij lage snelheden worden veroorzaakt door een vloeistof of gas, maar ook door elektrische inductie. In figuur 1.27 zien we een massa die aan een veer is opgehangen. We noemen dit een massa-veersysteem. Aan de massa hebben we een zuiger in een viskeuze trillingsdemper gemonteerd. Voor het gemak stellen we deze demper voor als een cilinder die aan de bovenkant gesloten is met een te kleine zuiger. m vloeistof Figuur 1.27 Massa-veersysteem met viskeuze trillingsdemper dempingsconstante Als we nu de massa naar beneden trekken en daarna weer loslaten, dan verdwijnt de trilling vrij snel. Natuurlijk heeft de vloeistofwrijving hierop een grote invloed. De wrijvingskracht is altijd tegengesteld aan de bewegingsrichting van de massa. De grootte van de wrijvingskracht in de vloeistof noemen we ook wel dempingsconstante. Deze dempingsconstante is afhankelijk van twee factoren: – de fysische eigenschappen van de vloeistof; – de constructie van de trillingsdemper. Lichte demping We kunnen verschillende vloeistoffen toepassen. Als we in de demper water hebben opgeslagen, dan is de tijd om de massa tot stilstand te brengen vrij lang. We beschouwen dit soort demping als een lichte demping. Kruipende demping Als we een andere vloeistof in de demper brengen zoals stroop, wordt de massa zeer snel tot stilstand gebracht. We noemen dit een kruipende demping, omdat de massa niet de kans krijgt om in trilling te raken. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 7 BALANCERING, TRILLINGS-ISOLATIE EN FUNDATIE Balancering, trillings-isolatie en fundatie 179 23 Aan de andere kant brengt de stroop de massa heel langzaam naar de evenwichtstoestand terug. Hij kruipt naar de beginpositie. Kritische demping Als we de stroop verwarmen, neemt de viscositeit af. We krijgen een situatie waarbij de massa na het loslaten vanuit de beginafwijking net door de evenwichtstoestand heen en weer beweegt. We noemen dit de kritische demping van een trilling. Keuze dempingsconstante Elke demping van een trilling moet voldoen aan de eisen die we aan de demping stellen. De demping door de schokdempers van een auto is waarschijnlijk geen kruipende demping, omdat de carrosserie bij een hobbelige weg dan niet snel genoeg naar zijn evenwichtstand kan terugkeren. Hierbij kiezen we meestal voor een lichte of kritische demping. Kruipende demping wordt meestal toegepast voor instrumenten in het dashboard van een auto, zoals de benzinemeters en temperatuurmeters. Bij meetinstrumenten kiezen we meestal voor een kritische demping, omdat een sterk slingerende meetnaald onwerkbaar is. 1.7.1 Torsie-trillingsdempers Bij de viskeuze trillingsdempers gebruiken we vloeistoffen voor het dempen van de trillingen. We kunnen bijvoorbeeld hierbij denken aan het dempen van de trillingen in de krukas van een motor. Doordat een krukas een nogal slappe constructie is, krijgen we hierin tijdens het draaien van de motor koppels die de krukas doen torderen. Dit torderen gebeurt zowel in de draairichting als in de tegengestelde richting. Zie figuur 1.28. Om deze trillingen te dempen, monteren we meestal aan de voorzijde van de motor een torsie-trillingsdemper. Zie figuur 1.29. De trillingsdemper bestaat in principe uit een ringvormig huis met daarin een gelijkvormige massa. Zie figuur 1.30. De verbinding tussen de massa van de torsie-trillingsdemper en de krukas bestaat uit een viskeuze vloeistof. Als we geen torsietrilling hebben, draait deze massa continu met de krukas mee in dezelfde rotatie-frequentie. Als we echter wel een torsietrilling krijgen, trilt het huis van de torsietrillingsdemper mee. De massa houdt ondertussen een constante rotatiefrequentie. De viskeuze vloeistof gaat nu tegengesteld aan de trillingen werken en dempt dus deze trillingen. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 180 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 24 Balancering, trillings-isolatie en fundatie Fz Fz a tijdens expansieslag b tijdens compressieslag Figuur 1.28 Torderen van een krukas van een motor huis deksel siliconen vloeistof massa van het vliegwiel lagering Figuur 1.29 Torsie-trillingsdemper op krukas Figuur 1.30 Torsie-trillingsdemper dieselmotor Tijdens het draaien wordt door een positief koppel de energie van de versnelling van de krukas opgenomen door de massa van de trillingsdemper. De draaiing van de krukas wordt afgeremd door deze massa. Bij een negatief koppel op de krukas wordt een deel van de energie die in de massa is opgeslagen, weer aan de krukas afgegeven. Daardoor krijgen we een demping van het versnellen en worden de torderingen vertraagd. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 7 BALANCERING, TRILLINGS-ISOLATIE EN FUNDATIE 181 25 Balancering, trillings-isolatie en fundatie 1.7.2 Schokdempers De schokdempers van een auto moeten het comfort verbeteren. Voor een goede wegligging is het belangrijk dat: – de bewegingen van de carrosserie en het natrillen snel dempen; – de wielen het wegdek niet loslaten; – de trillingen van wielen en assen die door een slecht wegdek worden opgewekt, bij verschillende snelheden worden gedempt. belangen Als een wiel door een oneffenheid in de weg omhoog wordt gedrukt, maakt de demper dus een inwaartse slag. Als de auto bijvoorbeeld door een put rijdt, maakt de demper een uitwaartse slag. We hebben hierbij twee tegengestelde belangen: – comfort; – wegligging. Het rijcomfort van een auto gaat altijd ten koste van de wegligging en omgekeerd: – als de uitwaartse dempingskracht te groot is: – is het rijcomfort minder; – heeft de auto een betere wegligging; – heeft de schokdemper een langere levensduur; – als de uitwaartse dempingskracht te klein is: – heeft de auto een goed rijcomfort; – heeft de auto een slechtere wegligging; – heeft de schokdemper een minder lange levensduur; – als de inwaartse dempingskracht te groot is: – heeft de auto een slechter rijcomfort; – heeft de schokdemper een kortere levensduur; – als de inwaartse dempingskracht te klein is: – heeft de auto een slechtere wegligging; – gaat het wiel stuiteren. Hieruit blijkt dat we bij de keuze van de schokdempers voor een auto naar een compromis moeten zoeken. De demping is in de regel licht gedempt, tegen het kritische aan. Als de demping te stug is (kritisch of kruipend), keert de carrosserie op een hobbelige weg niet snel genoeg terug naar de ruststand. De schokdemping bij auto’s wordt uitgevoerd door telescopische schokdempers. Deze dempers zetten de bewegingsenergie om in warmte-energie waarmee de bewegingen van de auto worden gedempt. Hierbij zijn verschillende uitvoeringen © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 182 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 26 één-pijpsdemper Balancering, trillings-isolatie en fundatie mogelijk. In figuur 1.31a zien we een schema van een één-pijpsdemper. In figuur 1.31b zien we een opengewerkte voorstelling. De één-pijpsdemper bestaat in principe uit een cilinder met daarin een zuiger met kleppen en een zuigerstang (1). De zuigerstang wordt vastgemaakt aan de auto. De cilinder wordt aan de wielophanging bevestigd. Tijdens een inwaartse slag stroomt de olie vanuit de onderzijde van de cilinder via de kleppen in de zuiger naarboven. Door de zuigerstang is er boven de zuiger minder ruimte. Daardoor kan de demper vastlopen. Om dit te voorkomen, is in de cilinder onder de zuiger een scheidingszuiger (2) aangebracht. Daaronder is een gaskussen (3) gevormd, die het groter en kleiner worden van het volume tijdens het werken van de demper opvangt. bevestigingsoog zuigerstanggeleiding zuigerstangafdichting 1 zuigerstang beschermbuis zuiger met kleppen werkcilinder 2 scheidingszuiger 3 gaskussen bevestigingsoog a schema b opengewerkt Figuur 1.31 Eén-pijpsdemper twee-pijpsdemper Ook kunnen we een twee-pijpsdemper toepassen. In figuur 1.32a zien we het schema van zo’n demper. In figuur 1.32b zien we een opengewerkte voorstelling. De twee-pijpsdemper bestaat uit een cilinder met een zuiger en een zuigerstang. Om de cilinder is een buis aangebracht. Daarbij functioneert de ruimte tussen de cilinder en de buis als een opslagruimte. Bij het indrukken van de zuigerstang wordt de overtollige olie via de bodemklep (2) in deze opslagruimte geperst. De ruimte tussen de buis en de cilinder is nooit geheel met olie gevuld. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 7 183 BALANCERING, TRILLINGS-ISOLATIE EN FUNDATIE 27 Balancering, trillings-isolatie en fundatie bevestigingsoog zuigerstangafdichting zuigerstanggeleiding 1 1 lucht zuigerstang oliereservoir beschermbuis reservoirbuis werkcilinder zuiger met kleppen 2 3 bodemklep bevestigingsoog a schema b opengewerkt Figuur 1.32 Twee-pijpsdemper 1.8 Tr i l l i n g s - i s o l a t i e d o o r d r o g e d e m p i n g Bij machine-installaties worden trillingen opgewekt door de mechanische acties in deze installatie. Om te voorkomen dat deze trillingen worden overgebracht op de omgeving, moeten we deze trillingen van de installatie isoleren. We kunnen echter ook een installatie zoals een 3D-meetmachine isoleren van zijn omgeving, zodat trillingen vanuit de meetkamer geen invloed hebben op de meting. In de praktijk hebben we dus twee vormen van trillings-isolatie: – actieve trillings-isolatie: het isoleren van de trillingen die in een machine op een apparaat ontstaan; – passieve trillings-isolatie: het isoleren van machines en apparaten tegen trillingen die van buitenaf komen. Als we een machine los op een fundatie plaatsen en vervolgens in bedrijf stellen, worden de trillingen gedempt door de wrijving tussen het frame en de fundatie. We onderscheiden in dit verband dus twee soorten dempingskrachten: © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 184 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 28 Balancering, trillings-isolatie en fundatie – viskeuze wrijving als een lichaam in een vloeistof of gas beweegt; – droge wrijving tussen vaste lichamen. droge demping In deze paragraaf bespreken we de droge demping. Er is echter een overeenkomst met viskeuze demping. Bij viskeuze demping wordt namelijk de trillingsenergie omgezet in warmte-energie in de vloeistof, die daarmee de trillingen onderdrukt. Bij het isoleren van machine-installaties gebruiken we droge trillingsdempers die de trillingsenergie eveneens omzetten in wrijvingswarmte. Een trillingsdemper die werkt volgens het droge systeem, bestaat over het algemeen uit een rubber element. Deze heeft eventueel gevulcaniseerde metalen bevestigingsdelen. Zie figuur 1.33. Het rubber element neemt de trilling op en zet deze om in warmte. Hiermee voorkomen we dat deze wordt overgedragen op de fundatie van de installatie. We kunnen uit veel soorten trillingsdempers kiezen. Zie figuur 1.34. Voordat we een optimaal werkende trillingsdemper kiezen, moeten we eerst enkele waarden van de installatie bepalen. Als voorbeeld nemen we een centrifugaalpomp met een massa van 600 kg en een toerental van 2400 min-1. Figuur 1.33 Machine op trillings-isolatoren (trillingsdempers) © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 7 BALANCERING, TRILLINGS-ISOLATIE EN FUNDATIE Balancering, trillings-isolatie en fundatie 185 29 Figuur 1.34 Keuze type trillingsdemper © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 186 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 30 Balancering, trillings-isolatie en fundatie Stoorfrequentie Allereerst moeten we de trillingsfrequentie of stoorfrequentie in Hz vaststellen. Deze is meestal gelijk aan het toerental van de machine of gelijk aan het laagste toerental van de bewegende hoofdonderdelen. In dit geval is de stoorfrequentie gelijk aan: 2400 min-1 fstoor = —————— = 40 Hz 60 min Gewenste dempingsgraad 100 kg 500 60 1000 % 4000 70 8000 80 16000 90 minimum dempingsgraad totale machinemassa Vervolgens bepalen we de gewenste dempingsgraad van de trilling. Deze ligt meestal tussen de 80% en 95% van de opgewekte trillingen. In figuur 1.35 zien we een diagram. Daarmee bepalen we de dempingsgraad van installaties waarvan de roterende massa klein is in vergelijking met de massa van de totale installatie. De streeplijnen geven de afleesmethode aan. In figuur 1.35 zien we dat bij een toerental van 2500 min-1 en een massa van 500 kg de minimaal aanvaardbare dempingsgraad gelijk is aan 90%. 98 1000 1500 2000 _1 2500 min 3000 toerental Figuur 1.35 Diagram voor bepalen dempingsgraad Statische veerweg Als de dempingsgraad bekend is, kunnen we met figuur 1.36 de statische veerweg bepalen. Deze statische veerweg is de indrukking van de trillingsdemper tijdens de belasting. Hoe groter de veerweg is, hoe groter de trillings-isolatie is. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 7 187 BALANCERING, TRILLINGS-ISOLATIE EN FUNDATIE 31 Balancering, trillings-isolatie en fundatie In figuur 1.36 kunnen we aflezen dat voor de centrifugaalpomp bij een stoorfrequentie van 40 Hz en een dempingsgraad van 90% een veerweg nodig is van 2,3 mm. 0,1 in mm 0,006 0,15 0,008 0,2 0,012 0,3 0,016 0,4 0,020 0,5 70 % 75 % 80 % tie an 90 % 95 % stootisolatie 20 0,039 1,0 0,059 1,5 0,079 2,0 0,098 2,5 10 0,118 3,0 9 0,157 4,0 8 0,197 5,0 0,394 10 0,591 15 0,787 20 1,181 30 1,969 50 3,150 80 15 85 % on 30 0,004 res 40 statische veerweg deze zone vermijden 98 % 7 6 5 4 2,5 3 3,5 4 5 6 7 8 9 10 15 20 25 30 35 40 45 50 60 70 80 90 100 Hz 150 180 210 240 300 360 420 480 540 600 900 1200 1500 1800 2100 2400 2700 3000 3600 4200 4800 5400 6000 2 2 3 120 eigenfrequentie van de demper Hz 50 dempingsgraad 0% 60 omw/min stoorfrequentie Figuur 1.36 Diagram voor bepalen veerweg © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 188 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 32 Balancering, trillings-isolatie en fundatie Aantal trillingsdempers Tot slot bepalen we de belasting per trillingsdemper door de totale massa van de installatie te delen door het aantal trillingsdempers. Nadat we alle voorgaande waarden hebben gevonden, kunnen we de trillingsdemper kiezen. Voor de gewenste uitvoering raadplegen we de gegevens van fabrikanten van trillingsdempers. In figuur 1.37 zien we een voorbeeld van de fabrieksdocumentatie van een bepaald type trillingsdemper. Hierbij: – moet de veerweg minimaal even groot zijn als de statische veerweg; – mag de maximaal toegestane belasting niet worden overschreden. Als we deze pomp opstellen op vier dempers, is de belasting per demper: 600 kg ——— = 150 kg 4 Uit de statische veerkrommen van figuur 1.37 kunnen we afleiden dat in dit geval MST 103 met een rubberhardheid A de meest geschikte demper is. 1.9 Plaatsing op fundatie Voordat we een machine uitlijnen, moeten we eerst beoordelen of de machine wel goed op zijn fundatie staat. Zoals een wankele tafel of stoel ongemak geeft, zo geeft een wankele machine uitlijnfrustraties. De machine staat elke keer verschillend als hij wordt uitgelijnd. De controlemetingen geven aan dat de machine nog steeds niet goed uitgelijnd is. softfoot parallelle softfoot hoek-softfoot In zo’n geval spreken we van een softfoot (losse voet). Een softfoot kan zorgen voor overmatige trillingen, omdat een machine met een softfoot bij het vastzetten onder spanning komt te staan. Een softfoot kunnen we op twee manieren herkennen. We onderscheiden: – een parallelle softfoot; – een hoek-softfoot. In figuur 1.38 zien we een parallelle softfoot. Doordat de fundatie en de machinevoet hierbij evenwijdig aan elkaar zijn, kunnen we de correctie eenvoudig uitvoeren door het toevoegen of weghalen van vulplaten. In figuur 1.39 zien we een hoek-softfoot. Dit wordt veroorzaakt doordat fundatie en machinevoet een hoek met elkaar vormen. Gewone vulplaten lossen © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 7 BALANCERING, TRILLINGS-ISOLATIE EN FUNDATIE 189 33 Balancering, trillings-isolatie en fundatie Figuur 1.37 Fabrieksdocumentatie trillingsdempers Figuur 1.38 Parallelle softfoot Figuur 1.39 Hoek-softfoot © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 190 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 34 Balancering, trillings-isolatie en fundatie het probleem niet op. Wel kunnen we de machine demonteren, zodat we de voeten goed kunnen bewerken. Als we de machine niet zonder meer kunnen demonteren, dan kunnen we wigvormige vulplaten gebruiken om de hoekruimten tussen de machinevoet en fundatie op te vullen. kiepvoet Als er verscheidene voeten scheef onder de machine staan, dan spreken we over een kiepvoet. Het wordt dan veel moeilijker om de afwijking te meten en te corrigeren. We ontdekken een kiepvoet vaak pas nadat we een aantal keer er niet in slagen de softfoot te reduceren. Bij een kiepvoet kunnen we het volgende doen: – een aangepaste shim (vulplaatje) maken; – de voet en/of fundatie vlakken (niet altijd mogelijk). Sommige problemen lijken na meting op een softfoot, maar zijn het uiteindelijk niet. Het probleem ligt dan niet bij de machine, maar bij de fundatie zelf. Deze kan scheef maar ook holvormig of bolvormig zijn. Zie figuur 1.40 en figuur 1.41. In dergelijke gevallen moeten we natuurlijk de fundatie aanpassen. Figuur 1.40 Bolvormige fundatie Figuur 1.41 Scheve fundatie © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 7 BALANCERING, TRILLINGS-ISOLATIE EN FUNDATIE 191 35 Balancering, trillings-isolatie en fundatie Deze problemen kunnen we meten als: – we bij de machine of constructie alle fundatiebouten hebben losgedraaid; – we gaan meten bij elke fundatiebout met een stel voelermaten op eventuele speling of wigvorm van de vulling. stappenplan De controle van de plaatsing van een machine of constructie doen we volgens een stappenplan: 1 los alle verankeringsbouten; 2 meet met voelermaten op eventuele hol-, bol- of scheefvormigheid van de fundatie; 3 span alle verankeringsbouten tot hun gewenste momentwaarde met de vulplaten er nog onder; 4 monteer een meetklok in de omgeving van elke machinevoet en zet deze op nul (zie figuur 1.42); 5 begin bij een hoek en los de verankeringsbouten van die hoek; 6 observeer de uitwijking van de meetklok om te zien of de voet losstaat; 7 ga zo ook alle andere fundatiebouten langs; 8 als de uitleeswaarde van de meetklok groter is dan 0,05 mm, plaats dan een vulplaat onder deze voet met een dikte gelijk aan de afleeswaarde van de meetklok. 0 50 Figuur 1.42 Meetklok bij fundatiebout © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 192 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 36 Balancering, trillings-isolatie en fundatie 1.10 Opvulmethoden Het komt zelden voor dat machines direct goed op de fundatie staan. Een oplossing bieden de opvulmethoden, die we vooral tegenkomen bij het uitlijnen van machines en installaties. Shims In bedrijven komen we regelmatig latoenkoper tegen. Dit is messing band met een breedte van 150 mm en in dikte variërend van 0,025 mm, 0,05 mm, 0,075 mm en 0,1 mm. Het latoenkoper wordt als een rol geleverd, zodat we zelf eerst de gewenste vorm van de onderlegplaat moeten knippen en de plaat moeten afbramen. Deze voorbewerking maakt deze variant nogal duur en tijdrovend. Shims daarentegen zijn onderlegplaatjes met een voorbewerkte vorm. Zie figuur 1.43. Ze zijn gemaakt van: – corrosievast staal; – messing. a schema b uitvoering Figuur 1.43 Shim Shims hoeven niet altijd uit een stuk te bestaan. We hebben een aantal uitvoeringen, zoals lamibloc en rayshim, die zijn opgebouwd uit laagjes. Zie figuur 1.44. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 7 193 BALANCERING, TRILLINGS-ISOLATIE EN FUNDATIE 37 Balancering, trillings-isolatie en fundatie 8 x 0,1 1 A d 4 x 0,05 Deze onderlegplaatjes hebben een dikte van 1 mm en zijn opgebouwd uit acht laagjes van 0,1 mm en vier laagjes van 0,05 mm. C B Figuur 1.44 Onderlegplaatjes opgebouwd uit laagjes De laagjes kunnen we van elkaar afpellen, waardoor we precies de gewenste dikte kunnen bepalen. Het voordeel van dit systeem is dat we een verend pakket kunnen voorkomen. Een verend pakket ontstaat als we te veel losse plaatjes met allemaal een heel kleine tussenruimte gebruiken, waardoor we een bladveereffect krijgen. Deze onderlegplaatjes kunnen ook geleverd worden met een foliedikte van 0,025 mm. Natuurlijk kunnen we ook deze samengestelde onderlegplaat in de uitvoeringsvormen van corrosievast staal en messing krijgen. Ondergieten Als blijkt dat we onder de machinevoet en fundatie nogal wat ruimte hebben, dan kunnen we metalen blokken gaan maken. Bij ondergieten vervangen we echter de vulblokken van staal door een gietbaar product. Een voorbeeld is epocast 36, dat bestaat uit een twee-componentenhars. Zie figuur 1.45. Voordat we deze hars kunnen toepassen, moet de machine eerst zijn uitgelijnd. Figuur 1.45 Funderen door ondergieten © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 194 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 38 Balancering, trillings-isolatie en fundatie Als we een gietbaar product gebruiken, gaat dit als volgt: 1 we smeren de fundatiebouten met een speciaal vet in of we omvatten de fundatiebouten met een rubberen huls; 2 we maken de onderkant van de machinevoet en de bovenkant van de fundatie schoon en we dekken ze af met een speciaal middel (hiermee voorkomen we dat het gietbaar product vastkleeft, wat het verwijderen op een later tijdstip moeilijker maakt); 3 vervolgens maken we over drie zijden een gietvorm van schuimrubber; 4 aan de voorkant komt een metalen plaatje, met voldoende ruimte om het product te kunnen gieten; 5 we mengen hars en harder zorgvuldig waarna we de gietvorm vullen; 6 tijdens de volledige uitharding mogen we niets aan de machine doen; 7 na volledige uitharding draaien we de bouten vast met het voorgeschreven moment. Nastelbare fundatie-elementen Een bijzondere opvulmethode is de toepassing van nastelbare uitvoeringen van fundaties. Met dergelijke fundatie-elementen kunnen we op staal funderen met een nauwkeurigheid van 0,01 mm. Zie figuur 1.46. Figuur 1.46 Nastelbare uitvoering voordelen Nastelbare uitvoeringen bieden de volgende voordelen: – parallelafwijkingen tussen machinevoet en fundatie worden tot een hoek van 4° geneutraliseerd (softfoot); – ze dragen over het gehele vlak; – nastellen blijft altijd mogelijk; – we kunnen ze soms gebruiken voor het opstellen van machines op een betonfundatie. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 7 195 BALANCERING, TRILLINGS-ISOLATIE EN FUNDATIE 39 Balancering, trillings-isolatie en fundatie nadelen Gebruik van nastelbare fundatie-elementen heeft ook nadelen: – een nastelbare uitvoering heeft een bepaalde inbouwhoogte, dat in bestaande situaties niet altijd meer te realiseren is (in nieuwbouwprojecten is dit duidelijk geen probleem); – nastelbare fundatie-elementen zijn vrij duur. 1.11 Uitwendige krachten Behalve problemen die veroorzaakt worden door de machine of fundatie zelf, onderscheiden we ook uitwendige krachten die op de machine en de fundatie werken. Zie figuur 1.47. Deze uitwendige krachten kunnen we verdelen in horizontale krachten en verticale krachten. Voorbeelden van dergelijke krachten zijn: – thermische uitzetting van bijvoorbeeld een pijpleiding van een pomp; – reactiekrachten van de te verpompen vloeistof in een pijpleiding; – niet goed vastgezette verbindingselementen aan de installatie; – het eigen gewicht van de verbindingselementen. Figuur 1.47 Pijpleidingen in een installatie © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 196 40 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B Balancering, trillings-isolatie en fundatie Deze krachten zijn natuurlijk voor de fundatie en de installatie die erop staat niet erg bevorderlijk. We kunnen horizontale krachten als volgt meten: – de meetklokken plaatsen we tegen de zijkant van de fundatie; – daarna lossen we alle fundatiebouten en kijken welke meetklok een verandering aangeeft; – als dit het geval is, dan hebben we dus een horizontale kracht op de installatie die op de fundatie staat. Dit krachtenspel op de fundatie moet binnen bepaalde grenzen liggen, die afhankelijk zijn van de installatie. Eventueel kunnen we extra steunpunten aanbrengen. 1.12 Gegevens machineleverancier Om een fundatie goed te kunnen ontwerpen en produceren, moet de machineleverancier een aantal gegevens verstrekken: – algemene gegevens zoals: – de afmeting van de machine op tekening; – de bevestigingspunten van de machine/installatie op de fundatie; – de plaats van de lagers; – de hoogte van de as; – blijvende belasting door de machine: – plaats en grootte van de belastingen door het eigen gewicht; – eventueel de plaats van de tijdelijke belastingen; – periodiek wisselende belastingen door de machine zoals de locatie van de niet-uitgebalanceerde krachten; – stootbelasting op de fundatie ofwel de tijdelijke belasting van de machine in gebruikstoestand, zoals wrijvingskrachten; – warmte-ontwikkeling van de machine; – aanvullende gegevens die volgens de machineleverancier van belang zijn voor het ontwerp van de fundatie. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 7 197 BALANCERING, TRILLINGS-ISOLATIE EN FUNDATIE 41 Balancering, trillings-isolatie en fundatie 1.13 Visuele inspectie Het is raadzaam ten minste eenmaal per jaar een visuele inspectie te houden. Hierbij kijken we bij roterende installaties naar: – fundaties; – grondplaten; – machinebehuizing; – vulplaten; – bouten; – beschadigingen; – roestvorming. Hierna volgt een lijst van wat we tijdens zo’n visuele inspectie zoal kunnen nagaan: – positionering van de ondersteuning van het aangesloten pijpenwerk bij pompen; – de flexibele pijpverbinding die een thermische of hydraulische beweging toelaat; – losse bouten op de pijpflenzen; – barsten in de fundatie of steunkolommen; – scheurontwikkeling rond de verankeringsbouten; – losse verankeringsbouten; – waterinsijpeling tussen grondplaat en fundatie; – losse of afgebroken stelpennen; – losse vulplaten; – verroeste vulplaten; – verf op de vulplaten. Bij stilstaande constructies letten we vooral op erosie en roest. Omdat uiteindelijk de hele constructie of machine afhankelijk is van de fundatie, moet de fundatie in optimale staat verkeren. In het verleden hebben gebreken in de fundatie geleid tot grote schade aan machines of constructies. Een visuele inspectie hoeft niet veel tijd in beslag te nemen. Als gebreken aan het licht komen, dan moeten we zo snel mogelijk actie ondernemen. Meestal kan een bedrijf zelf de gebreken verhelpen, zoals bij schade aan grondplaten, machinebehuizingen en stalen fundaties. Zie figuur 1.48. Bij schade aan betonfundaties moeten we meestal de hulp van gespecialiseerde bedrijven inschakelen. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 198 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 42 Balancering, trillings-isolatie en fundatie Figuur 1.48 Aangetaste fundatie © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 Boutverbindingen, borging en afdichting 25 © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 120 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 44 2.1 hoofdgroepen Boutverbindingen, borging en afdichting Montagegereedschap Bij het monteren van een kritische verbinding is de belangrijkste voorwaarde dat je de voorspankracht op de juiste manier aanbrengt en binnen bepaalde toleranties houdt. Dat betekent dat je het aandraaimoment precies moet aangeven met nauwkeurig gereedschap. Je hebt drie hoofdgroepen gereedschappen, namelijk voor: – draaimoment-bestuurde montage; – hoekverdraaiings-bestuurde montage; – rekgrens-bestuurde montage. 2.1.1 Draaimoment-bestuurde montage Voor dit soort montage kun je impuls-bestuurde apparatuur gebruiken, zoals slagmoeraanzetters of momentsleutels. Impuls-bestuurde apparatuur gebruik je bijvoorbeeld in garages voor het aandraaien van de wielmoeren van auto’s. Zie figuur 2.1. Deze methode is echter heel onnauwkeurig en daarom eigenlijk niet geschikt voor kritische boutverbindingen. momentsleutel Het enig geschikte gereedschap voor draaimoment-bestuurde montage van een boutverbinding is een aanwijzende of signaalgevende momentsleutel. Dit is een geijkte sleutel die kritische boutverbindingen voorziet van een meetbaar en Figuur 2.1 Gebruik impuls-bestuurde moeraanzetters © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 5 BOUTVERBINGINGEN, BORGING EN AFDICHTING Boutverbindingen, borging en afdichting 121 45 instelbaar aandraaimoment. Op een momentsleutel past een dop waarmee je de moer aandraait. Stel dat het om een moer gaat met een moment van 100 N · m. Dan draai je de handgreep op deze waarde, zet de dop op de moer en trek de moer aan tot de sleutel doorklikt. Het juiste aandraaimoment is dan bereikt. Bij de groep momentsleutels hoort ook de motorische inschroefapparatuur, die je instelt met een drukregeling of een instelbare momentkoppeling. 2.1.2 Hoekverdraaiings-bestuurde montage Bij een gemonteerde boutverbinding is de boutverlenging in het elastische gebied recht evenredig met de voorspankracht. Als je de verlenging kunt meten, kun je ook de voorspankracht vaststellen. Op grond van deze gegevens is een aandraaimethode ontwikkeld waarbij je de boutverlenging indirect meet tijdens het aanbrengen van de voorspankracht. Dit gaat als volgt. Met een momentsleutel breng je op de verbinding een zogenoemd vooraandraaimoment aan (van bijvoorbeeld 30 N · m). Alle ingeklemde constructiedelen liggen daardoor vlak op elkaar. Je zet vervolgens de verdraaiingsmeter op nul, en draait de moer over een bepaalde hoek verder aan. Zo komt de boutverbinding verder onder spanning te staan. De wrijving tussen moer en bout heeft geen invloed meer. Deze montagemethode gebruik je in de automobielindustrie en de staalbouw (bij voorspanbouten). In figuur 2.2 zie je hoe je de cilinderkop van een automotor aandraait met een hoekverdraaiings-bestuurde momentsleutel. 2.1.3 stopsignaal Rekgrens-bestuurde montage Bij de hoekverdraaiings-bestuurde montage van een boutverbinding loop je het risico dat je te ver doordraait. Dan gaat de bout van het elastische gebied over in het plastische. Bij rekgrens-bestuurde montage bestaat dat risico niet. De rek van de bout volg je elektronisch ten opzichte van de verdraaiingshoek van de moer. Een stopsignaal geeft aan dat de boutverlenging niet meer recht evenredig is met de aandraaihoek. Je zit dan op de grens tussen het elastische en plastische gebied. Bij deze methode is de montagekracht hoger dan bij de hoekverdraaiingsbestuurde methode. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 122 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 46 Boutverbindingen, borging en afdichting a momentsleutel met hoekverdraaiing b gebruik in een garage Figuur 2.2 Hoekverdraaiings-bestuurde momentsleutel 2.2 wrijving Bepalen losdraaimoment Denk er om te beginnen aan dat je een kritische, hoogwaardige boutverbinding nóóit ongecontroleerd voorspant met een steek-, ring- of dopsleutel. Bij het aandraaien van een moer moet je wrijving overwinnen. In tabel 2.2 wordt hierbij verschil gemaakt tussen twee soorten wrijving: – Schroefdraadwrijving fG ontstaat in de schroefdraadgangen tussen de binnendraad van de moer en de buitendraad van de boutsteel. – Kopwrijving fK krijg je tussen de aanrakingsvlakken moer-borgring, borgring-klemvak en tussen het klemvak en de boutkop. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 5 BOUTVERBINGINGEN, BORGING EN AFDICHTING 47 Boutverbindingen, borging en afdichting T A B E L 2 . 1 MONTAGEVOORSPANKRACHTEN 123 EN AANDRAAIMOMENTEN Opmerking: De tabel is gebaseerd op het benutten van 90% van de rekgrens. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 124 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 48 T A B E L 2 . 2 Boutverbindingen, borging en afdichting RICHTLIJNEN VOOR DE WRIJVINGSCOËFFICIËNTEN fG EN fK © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 5 125 BOUTVERBINGINGEN, BORGING EN AFDICHTING 49 Boutverbindingen, borging en afdichting wrijvingscoëfficiënt Het aandraaimoment MA is afhankelijk van de wrijvingscoëfficiënten fG en fK. Richtlijnen voor de montagevoorspankracht en het bijbehorende aandraaimoment vind je in tabel 2.1. Bij de aandraaimomenten moet je de waarde van fG en van fK bepalen. Die kun je in tabel 2.2 opzoeken. In deze tabel is rekening gehouden met: – de materiaalsoort; – de oppervlaktebehandeling; – de oppervlaktegesteldheid, afhankelijk van de fabricagemethode; – het smeermiddel. Voorbeeld Stel, je neemt een verbinding met een stalen galvanisch verzinkte bout (Zn 6). Je oliet hem licht en draait hem vast met een galvanisch verzinkte moer. Het ingeklemde materiaal is vlak gefreesd gietstaal. Door in gedachten in tabel 2.2 twee kruisdraden te trekken, vind je een waarde fG die ligt tussen 0,10 en 0,18. De vetgedrukte waarden moet je bij voorkeur aanhouden. Op dezelfde manier bepaal je de waarde voor fK. Deze is ook 0,10. Wanneer de boutafmeting voor deze verbinding M20 is en de sterktekwaliteit 8.8, vind je in tabel 2.1 voor: – de montagevoorspankracht FM = 126 000 N; – het aandraaimoment MA = 350 N · m. 2.3 Inwendig losdraaimoment In een betrouwbare verbinding moet je ervoor zorgen dat de opgewekte voorspanning gehandhaafd blijft onder de bedrijfsbelasting. De voorspankracht kan verloren gaan door automatisch losdraaien, en dat is weer een gevolg van het altijd dreigende inwendige losdraaimoment. In figuur 2.3 zie je de inwendige losdraaimomenten ten opzichte van de gebruikte bouten van verschillende uitvoeringen. Met een borging blokkeer je het inwendig losdraaimoment van de verbinding. 2.4 oorzaak Breuk Het breken van een verbinding kan verschillende oorzaken hebben. Volgens de bedrijfsdocumentatie van een bekende boutenfabrikant is ongeveer 10% van de breuken het gevolg van fabricagefouten. Andere mogelijke oorzaken zijn: © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 126 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 50 Boutverbindingen, borging en afdichting Figuur 2.3 Inwendig losdraaimoment – – – – vermoeiingsbreuk onvoldoende spanning foutieve materiaalkeus; foutieve berekening; ondeskundige montage; verkeerde inschatting van de omgevingsfactoren, zoals corrosie. Meer dan de helft van de schadegevallen is het gevolg van een vermoeiingsbreuk door onvoldoende spanning. Breukvormen kunnen meteen of na een tijdje ontstaan. – Meteen: bij de montage of bij het in bedrijf stellen. In dit geval heb je te maken met een overbelastingsbreuk. Het breukvlak heeft een duidelijke insnoering. – Na een tijdje: meestal een gevolg van vermoeiing. In dit geval zijn verschillende oorzaken mogelijk. Daarvan hangt ook de vorm van het breukvlak af. Het zoeken van de oorzaak is een taak voor specialisten. Als er in een constructie een bout breekt, is vervanging door een bout met een grotere middellijn niet altijd de goede oplossing. Zelfs de grotere bout kan breken. Een grotere boutmiddellijn vereist namelijk een grotere vlaktedruk op de te klemmen onderdelen. Als die te hoog wordt, moet je een andere boutconstructie kiezen, zo nodig in overleg met de boutenleverancier. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 5 127 BOUTVERBINGINGEN, BORGING EN AFDICHTING 51 Boutverbindingen, borging en afdichting 2.5 plastisch elastisch Principe afdichting Stel twee afdichtingsvlakken zijn volkomen glad en vlak bewerkt. Als we nu deze vlakken op elkaar klemmen, kan er niets door de scheidingsnaad ontsnappen. Het krijgen van een dergelijke oppervlaktekwaliteit is echter vaak duur. In de praktijk moeten we daarom genoegen nemen met een mindere oppervlaktekwaliteit. Dus er zijn altijd oppervlakte-oneffenheden, waardoor een medium kan ontsnappen. Tussen deze dichtingsvlakken moeten we een materiaal aanbrengen dat het ontsnappen van het medium tegengaat. Dit materiaal dat de afdichting tussen twee vlakken moet verzorgen, moet voor een deel plastisch zijn om de krasjes, putjes en andere oneffenheden op te vullen. Een kracht van buitenaf (bouten en moeren) geeft de spanning op de pakking. Belangrijk is dat het afdichtingsmateriaal na de bevestiging nog elastisch is. De elasticiteit van dit materiaal levert dan de afdichtingsdruk. Als het afdichtingsmateriaal in gebruikstoestand nog elastisch is, leidt een kleine verandering in de contractdruk niet direct tot een lek. Voor een goede afdichting is een juiste contactdruk tussen de afdichtingsvlakken nodig. Afdichtingen zelf kunnen delen zijn die ten opzichte van elkaar stilstaan: statisch. Zie figuur 2.4a. Ook bewegende delen als afdichting (dynamisch) komen voor. Zie figuur 2.4b. a statisch b dynamisch Figuur 2.4 Afdichtingen In figuur 2.5 zien we een overzicht van de afdichtingen. 2.6 pakkingplaat Statische afdichting De belangrijkste kwaliteitseisen voor pakkingplaat zijn: – het hebben van voldoende elasticiteit, ook na het aanbrengen van de contactdruk; © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 128 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 52 Boutverbindingen, borging en afdichting afdichtingen statisch dynamisch draaiend flensafdichting plaatpakking metallieke pakking O-ring schuivend drukloze afdichting drukafdichting oliekeerring V-ring stopbuspakking mechanical seal manchetten O-ringen Figuur 2.5 Overzicht afdichtingen – het materiaal moet een hoge kruipsterkte hebben, waardoor het een weerstand heeft tegen vloeien en kruipen als we de pakking bij hoge temperatuur samenpersen; – een goed afdichtend vermogen en een hoge capillaire dichtheid; – een zo goed mogelijke thermische en chemische bestendigheid. Als de kruipsterkte laag is, vloeit de pakking in radiale richting al bij een kleine oppervlaktedruk en een lage temperatuur. Hierdoor neemt de dikte af en loopt de druk op de pakking terug met een mogelijke kans op een lek. In tabel 2.3 zien we de gebruikstemperaturen voor een aantal afdichtingsmaterialen. T A B E L 2 . 3 AFDICHTINGSMATERIALEN EN GEBRUIKSTEMPERATUUR materiaal gebruikstemperatuur rubber (natuurrubber en synthetisch rubber) plantaardige materialen (papier, katoen en hennep) dierlijke materialen (leer, talk en haar) porselein en keramiek (aluminiumoxiden) grafiet afhankelijk van de soort maximaal 260 ºC maximaal 100 à 120 ºC maximaal 100 ºC maximaal 1000 ºC in oxyderende omstandigheden tot 500 ºC in inerte omstandigheden tot circa 1500 ºC afhankelijk van het metaal tot circa 700 ºC metalen (koper, aluminium en lood) © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 5 129 BOUTVERBINGINGEN, BORGING EN AFDICHTING 53 Boutverbindingen, borging en afdichting grafiet lijmachtige anaerobe Als de drukken hoger worden, kiezen we meestal een metaalachtige of semimetaalachtige afdichting. Hierbij moeten we direct opmerken dat grafiet als afdichtingsmateriaal steeds meer in de aandacht komt. Het heeft namelijk enkele specifieke eigenschappen die beantwoorden aan de steeds toenemende eisen van de industrie. Enkele eisen van de industrie zijn: – chemische bestendigheid; – geschiktheid voor zeer hoge en zeer lage temperaturen; – zeer goede afdichtingseigenschappen. Combinaties van materialen passen we ook wel toe. Een voorbeeld hiervan is latoenkoper. Dit is een combinatie van asbest met een dun laagje koper, die we gebruiken als koppakking voor motoren. Als bijzonder afdichtingsmateriaal noemen we de lijmachtige anaerobe producten. Deze producten verharden bij de afwezigheid van zuurstof. Zie figuur 2.6. producten Figuur 2.6 Lijmachtig afdichtingsmateriaal Toepassingen hiervan zijn: – afdichten van schroefdraad en pijpverbindingen; – borgen en opvullen van spleten. Ze zijn echter niet zo geschikt voor verbindingen en installaties die we vaak moeten demonteren voor inspecties of schoonmaken. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 130 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 54 Boutverbindingen, borging en afdichting 2.7 Dynamische afdichting 2.7.1 Dynamische afdichtingen voor een medium onder druk Stopbuspakking Voor dit soort afdichtingen gebruiken we meestal de pakkingbus. Bij de afdichting klemmen we meestal een aantal pakkingringen op elkaar met een pakkingdrukker (axiale actie). Hierdoor ontstaat een afdichting, doordat het pakkingmateriaal tegen het bewegende deel wordt aangedrukt (radiale actie). De wrijvingswarmte kan bij hoge snelheden van de as de pakking warm maken. Om dat te voorkomen moeten we de as koelen en smeren. Dit gebeurt meestal door het lekkende medium. (Er is altijd een kleine lekkage.) De gebruikte materialen voor stopbuspakkingen bevatten altijd een smeermiddel om te kunnen smeren bij het opstarten en in geval van nood. Enkele veel voorkomende basismateriaalsoorten zijn: – grafiet (gewikkeld band of geperste ringen, zie figuur 2.7); – PTFE; – witmetaal (folie, geperst of gevouwen). Figuur 2.7 Stopbuspakking Mechanical seals mechanische afdichtingen glijringafdichtingen Omdat we lekkage bij stopbuspakkingen toch in veel gevallen als een bezwaar ervaren (denk aan gevaarlijke stoffen die bezwaarlijk zijn voor de omgeving), gebruiken we tegenwoordig meer mechanical seals. Andere benamingen hiervoor zijn: mechanische afdichtingen of glijringafdichtingen. In principe bestaat de mechanical seal in figuur 2.8a uit twee op elkaar lopende ringen (van metaal, koolstof, kunststof of keramiek). Het afdichtingsprincipe zien we in figuur 2.8b. Eén ring draait met de as mee en deze drukken we met enige kracht tegen de andere stilstaande ring. De loopvlakken zijn zodanig fijn bewerkt dat geen zichtbare lekkage tussen de loopvlakken mogelijk is. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 5 131 BOUTVERBINGINGEN, BORGING EN AFDICHTING 55 Boutverbindingen, borging en afdichting a twee op elkaar lopende ringen b afdichtingsprincipe Figuur 2.8 Mechanical seal 2.7.2 Dynamische afdichtingen voor een drukloos medium Voor olie- en waterafdichtingen (niet onder druk) gebruiken we V-ringen. Zie figuur 2.9. Figuur 2.9 V-ring De V-ring gebruiken we ook wel voor stof- en vuilafdichting. De V-ringen klemmen we op de as en ze draaien dus met de as mee. Het materiaal waarvan V-ringen gemaakt zijn, is meestal nitrilrubber. Dit materiaal is zeer slijtvast en © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 132 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 56 oliekeerring Boutverbindingen, borging en afdichting bestand tegen de meeste vloeistoffen, waaraan we een afdichting kunnen blootstellen. Het temperatuurgebied waarin V-ringen functioneren is van –40 °C tot +100 °C.Voor drukloze afdichting van smeerolie of vet op draaiende assen gebruiken we afdichtingsringen: oliekeerringen. Het materiaal is een olie- en vetbestendig rubber op basis van acryl-nitril-butadieen. In figuur 2.10 zien we een oliekeerring. metalen verstevigingsring veer afdichtingslip manchet mantel Figuur 2.10 Oliekeerring Eigenschappen van dit materiaal zijn: – goede loopeigenschappen (oliekeerring is niet vast op de as bevestigd); – goede slijtvastheid (afhankelijk van montage en asoppervlak); – goede temperatuurbestendigheid –35 °C tot +100 °C voor nitril en –30 °C tot +200 °C voor FPM). De veer in de oliekeerring en de verstevigingsring zijn van staal. Een uitvoering van corrosievast staal is ook mogelijk. In speciale gevallen kunnen we met een extra steunring een oliekeerring geschikt maken voor drukken tot ongeveer 5 · 105 Pa. Afdichtingen bij heen- en weergaande beweging Dit soort afdichtingen zien we vooral bij de zuiger- en stangafdichtingen in de hydraulische en pneumatische techniek voor werkdrukken tot 80 MPa. Van oudsher zijn afdichtingen in zuigers en stangen voor hydraulische en pneumatische toepassingen gebaseerd op rubber of met rubber geïmpregneerde weefsels. De glijsnelheden voor moderne toepassingen worden echter steeds hoger. Weliswaar zijn de afdichtende eigenschappen van rubber uitstekend, maar de wrijving neemt daarbij toe. Voor dit type afdichtingen gebruiken we dan ook steeds meer afdichtingen van PTFE. Deze kunststof heeft een zeer lage wrijvingscoëfficiënt. Omdat de elastische eigenschappen van deze kunststof minder goed zijn, gebruiken we een PTFE-afdichting bijna altijd samen met een elastisch element. In figuur 2.11 zien we een zuiger- en stangafdichting. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 5 BOUTVERBINGINGEN, BORGING EN AFDICHTING 57 Boutverbindingen, borging en afdichting geleidestrip O-ring afdichting 133 geleidestrip O-ring afstrijker druk enkelwerkende zuiger stang afdichting Figuur 2.11 Zuiger- en stangafdichting © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 58 Boutverbindingen, borging en afdichting © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 EG-richtlijnen voor machines en arbeidsmiddelen 39 © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 228 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 60 EG-richtlijnen voor machines en arbeidsmiddelen 3.1 Inleiding In 1957 is de Europese Economische Gemeenschap (EEG) opgericht. Een van de belangrijke doelstellingen van de EEG was de instelling van een gemeenschappelijke markt voor: – goederen; – diensten; – personen; – kapitaal. De handel binnen deze gemeenschappelijke markt van de lidstaten zou op dezelfde voorwaarden kunnen plaatsvinden als binnen een lidstaat. richtlijnen De doelstelling van een EG-richtlijn is niet alleen de waarborging van vrij handelsverkeer, maar ook de waarborging van een hoog niveau van veiligheid. Handelsbelemmeringen kunnen dan ook alleen worden gerechtvaardigd uit naam van veiligheid. Op grond van deze uitzondering kunnen individuele lidstaten eigen veiligheidswetgeving toepassen. Deze mogelijkheid bestaat echter niet meer als op EG-niveau richtlijnen worden vastgesteld, die de verschillen in de nationale wetgevingen harmoniseert. Deze geharmoniseerde richtlijnen of nieuwe-aanpak-richtlijnen worden omgezet in nationale wetgeving. Nationale overheden kunnen daarbij geen aanvullende eisen stellen. De belangrijkste toepassingen tot nu toe van de nieuwe aanpak zijn: – productrichtlijnen met vaste fundamentele veiligheidseisen voor fabrikanten of leveranciers van nieuwe producten; – kaderrichtlijnen met vaste minimum-eisen aangaande veiligheid en gezondheid voor gebruikers van bestaande arbeidsmiddelen en arbeidsplaatsen; – kaderrichtlijnen met vaste minimum-eisen aangaande kwaliteit en milieu voor branches. 3.2 Productrichtlijnen Productrichtlijnen voor machines (IIA-machine) Volgens een verkorte definitie moeten we onder een machine verstaan: Verwerkings-, bewerkings-, verplaatsings- of verpakkingsmachines die een risico vormen voor de bediener door een (niet-fysiek) aangedreven bewegend component. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 9 EG-RICHTLIJNEN VOOR MACHINES EN ARBEIDSMIDDELEN EG-richtlijnen voor machines en arbeidsmiddelen 229 61 Het is niet belangrijk of de machine bedoeld is voor beroepsmatig gebruik of voor gebruik door de consument. Een cirkelzaag die door een consument voor zijn hobby wordt gebruikt, is net zo goed een machine als een robot in een fabriek. Ook is niet doorslaggevend of het bewegende onderdeel van de machine in de constructie van de machine is afgesloten voor bereik door de gebruiker. Het kan bij onderhoud of reparatie nodig zijn om de machine te openen, waardoor de bewegende onderdelen alsnog binnen bereik kunnen komen. Een voorbeeld van een product waar geen productrichtlijnen voor bestaan, is een schroevendraaier. Productrichtlijnen voor componenten Onder componenten worden verstaan: – uitrustingsstukken (IIA-machine); – basiscomponenten (IIB-machine); – veiligheidscomponenten (IIC-machine). Als een IIA-machine worden ook beschouwd verwisselbare uitrustingsstukken: – waardoor de functie van de machine wordt gewijzigd; – die op de markt worden gebracht om door de bediener zelf aan een basismachine te worden gekoppeld. Een voorbeeld van deze uitrustingsstukken zijn de diverse landbouwgereedschappen die achter een trekker gekoppeld kunnen worden. Zie figuur 3.1. Figuur 3.1 Uitrustingsstuk © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 230 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 62 EG-richtlijnen voor machines en arbeidsmiddelen Figuur 3.2 Basiscomponenten Vrij verhandelbaar zijn basiscomponenten die: – geen afzonderlijke toepassing hebben; – bedoeld zijn voor inbouw of samenbouw met een andere machine. Voorbeelden zijn losse componenten uit de besturingstechniek of een elektromotor. Zie figuur 3.2. Veiligheidscomponenten zijn componenten die personen beschermen tegen direct gevaar bij hapering van een machine. Als voorbeeld kunnen we denken aan een veiligheidsventiel van een aggregaat. Zie figuur 3.3. Zeer belangrijk is wie verantwoordelijk is voor de veilige werking van een veiligheidscomponent: – de fabrikant van het veiligheidscomponent die over de knowhow beschikt; – of de gebruiker die zelfstandig een veiligheidscomponent aanschaft ter beveiliging van een machine. Overige productrichtlijnen Naast mechanische eisen gelden richtlijnen die zich richten op de gevaren van bijvoorbeeld: – elektriciteit; – straling; – geluidsoverlast; – ontploffing; – trilling. In figuur 3.4 zien we bijvoorbeeld een machine met elektrotechnische componenten. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 9 231 EG-RICHTLIJNEN VOOR MACHINES EN ARBEIDSMIDDELEN 63 EG-richtlijnen voor machines en arbeidsmiddelen stelbout voorstuurklep veer R hoofdschuif R restrictie P klep voorstuurklep klep restrictie P c veiligheidsventiel met voorstuurklep R a direct gestuurd P b veiligheidsklep met voorstuurklep P R d logisch symbool direct gestuurde veiligheidskleppen P e logisch symbool voorgestuurde veiligheidskleppen R f toepassing Figuur 3.3 Veiligheidscomponent © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 232 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 64 EG-richtlijnen voor machines en arbeidsmiddelen Figuur 3.4 Productiemachine In deze paragraaf worden nog twee richtlijnen vermeld voor de metaal/elektroindustrie, met name voor machines met besturingssystemen. Richtlijn laagspanningscompatibiliteit en elektromagnetische compatibiliteit Deze richtlijn is bedoeld voor: – producten werkend met een wisselspanning van 50 tot 1000 V; – producten werkend met een gelijkspanning van 75 tot 1500 V; – elektrische componenten die: – ongevoelig moeten zijn voor elektromagnetische storingen; – andere apparaten niet mogen beïnvloeden. Richtlijn drukvaten en drukapparaten Hieronder wordt verstaan: – eenvoudige ongelegeerde drukvaten voor een druk van 0,5 tot 30 · 105 Pa en een p · V-product kleiner dan 106 m3 Pa; – drukapparatuur voor drukken hoger dan 0,5 · 105 Pa. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 9 233 EG-RICHTLIJNEN VOOR MACHINES EN ARBEIDSMIDDELEN 65 EG-richtlijnen voor machines en arbeidsmiddelen 3.3 machinerichtlijnen To e p a s s i n g s g e b i e d p r o d u c t r i c h t l i j n De productrichtlijnen voor machines en componenten noemen we ook wel de machinerichtlijnen. Ze gelden voor: – nieuwe producten die in de EU (EER) worden: – gebouwd; – verhandeld; – ingevoerd; – bestaande producten in de EU (EER) die een wijziging of aanpassing ondergaan. EER betekent Europese Economische Ruimte. Dit is een handelszone van de EEG met een aantal andere Europese landen. In Nederland valt de Machinerichtlijn (MR) onder de wet op gevaarlijke werktuigen (WGW). De Machinerichtlijn heeft primair betrekking op veiligheid dus niet op de kwaliteit. Ook als dit de fabrikant erg onwaarschijnlijk voorkomt, vallen toch alle machines binnen de werkingssfeer van deze richtlijn. De veiligheidseisen van deze richtlijn moeten we in dit verband zien als een checklist voor de fabrikant om de veiligheidsrisico’s van zijn product te onderkennen. Als een machine eigenlijk geen enkel veiligheidsrisico heeft, zijn alle veiligheidseisen van deze richtlijn automatisch vervuld. De machine kunnen we dan op de markt brengen als zijnde in overeenstemming met deze richtlijn. Fabrikanten gaan er vaak ten onrechte vanuit dat de inachtneming van de richtlijnen een garantie biedt tegen productaansprakelijkheid. Hoewel machines volledig in overeenstemming kunnen zijn met de eisen van de Machinerichtlijn, is het niet uitgesloten dat een vordering tot schadevergoeding door een rechter wordt toegewezen. Dit is het geval als een persoon schade lijdt door bijvoorbeeld een lichamelijk letsel als gevolg van een veiligheidsgebrek in de machine. Met andere woorden, het voldoen aan de fundamentele eisen van deze richtlijn betekent niet per definitie dat er geen veiligheidsgebreken meer zouden kunnen zijn. Hoewel deze richtlijn in principe alleen geldt voor nieuwe machines, kan zij in bepaalde gevallen ook gelden voor gebruikte tweedehands machines. Dit is het geval bij machines die van buiten de EG worden geïmporteerd. Het kan ook het geval zijn bij gebruikte machines binnen de EG die we technisch opknappen om opnieuw op de markt te brengen. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 234 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 66 EG-richtlijnen voor machines en arbeidsmiddelen Elke wijziging of aanpassing van een machine kan een nieuwe machine opleveren die aan de eisen van de desbetreffende EG-richtlijn moet voldoen. 3.4 CE CE-markering De CE-markering geeft aan dat voldaan wordt aan een uniform niveau van minimum-eisen middels geharmoniseerde normen. Dit CE-merk is in feite het paspoort dat toegang geeft tot de markt van de individuele lidstaten. CE staat voor Conformité Européenne. Zie figuur 3.5. Figuur 3.5 Simmkaart met CE-markering De verplichte beoordeling of aan de richtlijnen of voorschriften voldaan is, ligt bij de fabrikant of leverancier. Hierbij geldt als belangrijk kenmerk van de nieuwe aanpak het uitgangspunt van het vermoeden van overeenstemming. De autoriteiten van alle lidstaten moeten dus het product in overeenstemming achten met de fundamentele veiligheidseisen van de richtlijnen. Alleen bij aangewezen categorieën machines met een groot veiligheidsrisico moet gekeurd worden door een onafhankelijk keuringsinstantie (notified body). De markering wordt bij IIA-machines onuitwisbaar aangebracht door de fabrikant/leverancier, na het doorlopen van een stappenplan waarin is opgenomen: 1 het bepalen van verantwoordelijkheden: – of de afnemer die ontwerpt en levering vraagt volgens specificatie; – of het ingenieursbureau dat ontwerp en realisatie verzorgt; – of de EU-importeur; 2 het definiëren van producten en componenten; 3 het maken van afspraken; 4 het toepassen van de richtlijnen en het nagaan of geharmoniseerde normen beschikbaar zijn; 5 het uitvoeren van een risicobeoordeling met als volgorde van maatregelen: © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 9 235 EG-RICHTLIJNEN VOOR MACHINES EN ARBEIDSMIDDELEN 67 EG-richtlijnen voor machines en arbeidsmiddelen a intrinsiek veilig ontwerp; b afscherming; c beschermingsmaatregelen; d informatieverschaffing; 6 het samenstellen van een technisch constructiedossier; 7 het schrijven van een gebruikershandleiding; 8 het schrijven en tekenen van een verklaring van overeenstemming (zie figuur 3.6) en het aanbrengen van een CE-markering met als laatste twee cijfers het jaar waarin het merkteken is aangebracht. EG-verklaring van Overeenstemming Wij, European Products B.V. Kade 1, 1001 AA AMSTERDAM Nederland Verklaren geheel onder eigen verantwoordelijkheid dat het product Filter WB3, Serienummers: 99-Bk3-XXXXXX waarop deze verklaring betrekking heeft in overstemming is met de geharmoniseerde Europese normen EN 55011, EN 550022, EN 50081-1 en EN 50082-1 Volgens de bepalingen van de EMC-richtlijn 89/336/EEG, gewijzigd door de richtlijn 92/31/EEG en 93/68/EEG. Amsterdam, 10 januari 2000, D.E. Baas, Directeur Figuur 3.6 EG-verklaring van overeenstemming 3.5 Certificering ISO 9000-kwalificatiesysteem De groeiende populariteit bij bedrijven voor certificering is een logisch gevolg van het ontstaan van één Europese markt, waarbij er geen handelsbelemmeringen meer zijn tussen de landen die deel uitmaken van de Europese Unie. Een koper van een product kan zich afvragen of de kwaliteit van een product en de service door de producent wel goed genoeg zijn. Ter controle kan daartoe op het product een vignet zijn aangebracht dat garant staat voor de kwaliteit van dat product. Dit vignet geeft meestal aan dat de leverancier gecertificeerd is. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 236 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 68 EG-richtlijnen voor machines en arbeidsmiddelen Gecertificeerde bedrijven (en hun toeleveranciers) zijn verplicht zich aan bepaalde kwaliteitseisen te houden. In figuur 3.7 zien we een product waarop een vignet van kwaliteit is aangebracht. Figuur 3.7 Gecertificeerd product We kunnen uit dit systeem afleiden dat niet-gecertificeerde bedrijven slechte producten maken. Niets is echter minder waar. Ook niet-gecertificeerde bedrijven zijn in staat om producten van een uitstekende kwaliteit te leveren. Alleen kunnen zij dit niet aantonen. Het doel van certificatie is dus het geven van een gerechtvaardigd vertrouwen aan afnemers dat producten of diensten altijd aan de overeengekomen eisen voldoen. 3.6 Kwaliteitshandboek De integrale kwaliteitszorg van een bedrijf bepaalt de kwaliteit van een product. Hieronder verstaan we de zorg voor elke handeling die wordt verricht. Deze zorg moeten we kunnen meten. Bovendien moeten we de factoren die de kwaliteit bepalen, in een systeem vastleggen. Op deze wijze weet elke medewerker waar hij of zij verantwoordelijk voor is. Enkele factoren die deze kwaliteit bepalen, zijn: – een goed product; – een goede levertijd, voldoen aan afgesproken termijn(en); – een goede service; – alles voor een goede prijs. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 9 237 EG-RICHTLIJNEN VOOR MACHINES EN ARBEIDSMIDDELEN 69 EG-richtlijnen voor machines en arbeidsmiddelen Hieruit volgt dat bedrijven producten niet alleen aan het einde van het productieproces kunnen controleren en dan pas beslissen of ze worden goedgekeurd of afgekeurd. Bij een afgekeurd gereed product komt het bedrijf namelijk voor veel kosten te staan die het gevolg zijn van: – producten naar de afvalbak; – eventuele reparatie van de producten; – vermindering van de productiviteit; – levertijden komen in het gedrang. Dit alles kunnen we alleen bereiken als alle medewerkers van het bedrijf bij de kwaliteitszorg zijn betrokken. Dit vraagt om een nauwkeurige beschrijving van alle verantwoordelijkheden, handelingen en procedures in het productiesysteem en in ondersteunende diensten zoals de onderhoudsdienst. We noemen een dergelijke beschrijving een kwaliteitshandboek. Aan de hand van dit handboek kunnen we fouten en/of storingen opsporen. Vervolgens kunnen we deze fouten corrigeren. Dit kan ertoe leiden dat de eindcontrole van de producten uiteindelijk kan vervallen. Grote bedrijven richten zich meestal op kernactiviteiten en maken dus veel gebruik van toeleveranciers. Van deze toeleveranciers wordt verwacht of geëist dat zij kunnen aantonen dat zij volgens bepaalde regels werken en dat ook zij over een dergelijk kwaliteitshandboek beschikken. 3.7 Normen voor certificering Een bedrijf dat werkt volgens een kwaliteitshandboek kan zich door een onafhankelijke instantie volgens bepaalde normen laten certificeren. Hiervoor worden de ISO 9000-normen gebruikt. De certificering startte in 1987 toen door de International Organisation for Standardisation een aantal normen op het gebied van kwaliteitszorg werd uitgebracht onder de nummers ISO 9000 tot en met ISO 9004. De aangesloten West-Europese landen kwamen overeen dat al deze normen onder hetzelfde nummer zouden worden overgenomen. Bij ieder afzonderlijk land kwam een lettercode van het land te staan; voor Nederland werd dit: NEN-ISO 9000 tot en met NEN-ISO 9004. NEN-ISO 9000 is een algemene norm. De overige vier gelden voor specifieke gebieden. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 238 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 70 EG-richtlijnen voor machines en arbeidsmiddelen NEN-ISO 9000 In de NEN-ISO 9000 wordt omschreven hoe een organisatie een kwaliteitssysteem kan opzetten. De doelstellingen van de organisatie bepalen hoe het systeem wordt opgebouwd. Daarom zijn de uitwerkingen alleen te gebruiken voor die specifieke organisatie. NEN-ISO 9001 De NEN-ISO 9001 is bedoeld voor bedrijven die ontwerpen, producten leveren en service verlenen. De norm omvat de gehele organisatie van een bedrijf: – het programma van eisen; – de onwikkeling van het product of dienst; – de productie of dienstverlening; – de keuring of eindcontrole; – de distributie of aflevering; – de service of nazorg. NEN-ISO 9002 De NEN-ISO 9002 is bedoeld voor bedrijven die niet zelf ontwerpen. Onder deze norm vallen de productie en dienstverlening tot en met de nazorg. NEN-ISO 9003 De NEN-ISO 9003 geldt voor bedrijven die assembleren en verkopen. De norm omvat alleen de keuring of eindcontrole en de distributie en aflevering. NEN-ISO 9004 De NEN-ISO 9004 geeft richtlijnen om de interne kwaliteitszorg zo efficiënt mogelijk op te zetten. Hieruit volgt dat deze norm niet door bedrijven of instellingen kan worden gebruikt om zich te laten certificeren. Deze norm besteedt ook aandacht aan: – marketing; – de economie bij het produceren; – de kwaliteitskosten van het bedrijf; – de kosten van externe kwaliteitsborging. Onder kwaliteitskosten moeten we verstaan: – preventiekosten; – beoordelingskosten; – faalkosten. Onder kosten van externe kwaliteitsborging verstaan we de kosten om aan te tonen dat het kwaliteitssysteem goed functioneert. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 9 239 EG-RICHTLIJNEN VOOR MACHINES EN ARBEIDSMIDDELEN 71 EG-richtlijnen voor machines en arbeidsmiddelen Betekenis certificering Bij de betekenis van de certificering voor bedrijven kijken we naar drie verschillende groepen: – systemen en organisatie; – producten; – personen. Bij de systemen en organisatie gaat het dan over: – de methode van organiseren; – de opzet van de kwaliteitsborging; – de uitwerking van de Arbo-wet. Bij de producten wordt een keurmerk gebruikt om de kwaliteit ervan uit te drukken, bijvoorbeeld: – gekeurd door TNO; – een CE-markering op machines, speelgoed en dergelijke; – een milieukeur. Bij de personen worden de medewerkers van een bedrijf gecertificeerd. Hiermee wordt aangegeven in hoeverre zij in staat of gemachtigd zijn bepaalde werkzaamheden uit te voeren. Hierbij kunnen we bijvoorbeeld denken aan lassers die een NIL-certificatie moeten hebben om bepaalde werkzaamheden te mogen uitvoeren. In figuur 3.8 zien we gecertificeerde lassers bezig met het lassen van aardgasleidingen. Figuur 3.8 Gecertificeerde lassers © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 240 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 72 3.8 EG-richtlijnen voor machines en arbeidsmiddelen Certificatieprocedure Een bedrijf dat wil overgaan tot certificering moet via een procedure een verzoek indienen bij een certificeringsinstantie. Na onderzoek en toetsing via de NEN-ISO 9000 tot en met NEN-ISO 9004 kan deze instantie een certificaat verstrekken aan een bedrijf als dit aan de gestelde eisen voldoet. De certificeringsinstanties staan onder toezicht van de Raad voor Accreditatie. Deze raad is ontstaan uit een fusie tussen de Raad voor Certificatie en andere instellingen. De Raad voor Accreditatie is een instantie die door de overheid is ingesteld. Deze raad mag andere instanties volmacht geven of het vertrouwen schenken voor een of meer van de 39 in de scope of accreditation genoemde vakgebieden. Aan certificeringsinstanties worden hoge eisen gesteld. Zij moeten een goede kennis of ervaring hebben op de volgende vakgebieden: – de norm; – het productieproces; – het bedrijfskundig aspect. De Raad van Accreditatie blijft echter wel toezicht houden op deze certificeringsinstanties. De werkwijze om tot een certificering van een bedrijf te komen, verloopt in de volgende vijf stappen. Stap 1 De eerste stap handelt over de aanvraag tot een systeemcertificatie. Hierbij moeten we een aanvraagformulier invullen. Dit aanvraagformulier moeten we vervolgens met bedrijfsinformatie naar een certificeringsinstantie sturen. Stap 2 Vervolgens beoordeelt de certificeringsinstantie het kwaliteitshandboek. Bij onduidelijkheden wordt het bedrijf gevraagd om nadere toelichting. Stap 3 Vervolgens voert de certificeringsinstantie een bedrijfsonderzoek uit. Dat bestaat uit de volgende onderdelen: – met de directie van het bedrijf wordt een werkplan opgesteld; – vervolgens wordt aan de hand van het werkplan het bedrijfsonderzoek uitgevoerd; – daarna wordt in overleg tussen de directie en de certificeringscommissie het onderzoek afgerond; © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 9 EG-RICHTLIJNEN VOOR MACHINES EN ARBEIDSMIDDELEN EG-richtlijnen voor machines en arbeidsmiddelen 241 73 – dan wordt door de certificeringcommissie een rapport opgesteld naar aanleiding van het onderzoek; – ten slotte wordt een besluit genomen om tot certificering over te gaan of dit af te wijzen. Stap 4 Als het besluit wordt genomen om het bedrijf te certificeren, dan wordt een registratieformulier en een certificatie-overeenkomst naar het bedrijf gestuurd. Na ondertekening van de certificatie-overeenkomst vindt de officiële uitreiking van het certificaat plaats. Stap 5 evaluatie Om te kunnen controleren of het bedrijf ook werkelijk aan de normen blijft voldoen, vindt jaarlijks een controle-onderzoek in het bedrijf plaats. Om de drie jaar heeft het controle-onderzoek de omvang van een volledige beoordeling. We noemen dit de evaluatie. Dit certificeren kan voor een bedrijf een vrij dure geschiedenis zijn. Uit een onderzoek dat in 1991 is gehouden blijkt dat men voor een certificaat NEN-ISO 9001 of NEN-ISO 9002 gemiddeld fl. 176 200,- moest betalen. Toch hebben bedrijven dit bedrag er wel voor over om de volgende redenen: – verbetering van de concurrentiepositie; – beïnvloeding van het koopgedrag; – goedkoper produceren. Het blijkt dat na invoering van het NEN-ISO 9000-systeem: – de kwaliteitskosten ten opzichte van de totale kosten in acht jaar teruglopen van 17% tot 2,5%; – het afkeuringspercentage daalt van 50% naar 14%; – de preventiekosten stijgen van 15% naar 50%; – een gunstig beeld ontstaat bij andere items, zoals: – ziekteverzuim; – verloop van personeel; – een stijgend marktaandeel; – hogere interne kwaliteitszorg. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 242 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 74 3.9 EG-richtlijnen voor machines en arbeidsmiddelen Onderhoud in het ISO 9000-systeem Als blijkt dat bij een bepaalde installatie de uitval van producten steeds groter wordt, dan functioneert de installatie misschien niet goed. We kunnen daarom niet zonder meer de ISO 9000-normen zodanig hanteren dat ze leiden tot een onderhoudsysteem dat op zichzelf voldoet aan de ISO-norm. In de normen wordt namelijk nauwelijks iets specifieks over het onderhoud gezegd. We spreken dan ook niet van onderhoud op basis van de ISO 9000-serie, maar over onderhoud inpasbaar in de filosofie van de ISO 9000-serie. De volgende punten die we uit de normen hebben geselecteerd, zeggen daarom hoogstens iets over kwaliteitszorg met betrekking tot onderhoud als onderdeel van het totale kwaliteitssysteem: – De directie van een bedrijf moet het kwaliteitsbeleid en de bijbehorende doelstellingen met betrekking tot onderhoud hebben omschreven en vastgelegd. De afdeling onderhoud moet op de hoogte zijn van deze beleidsdoelstellingen. – De organisatie moet schriftelijk vastgelegd zijn wat betreft: – de organisatorische structuur van de onderhoudsdienst tot het systeem van de kwaliteitszorg; – het kwaliteitssysteem aangaande onderhoud in overeenstemming met de gestelde eisen; – de omschrijving van de bevoegdheden in verband met kwaliteitsborging in de onderhoudsdienst; – de taakomschrijvingen en werkinstructies, als het ontbreken hiervan een nadelige invloed kan hebben op de kwaliteit; Figuur 3.9 Kwaliteitscontrole © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 9 243 EG-RICHTLIJNEN VOOR MACHINES EN ARBEIDSMIDDELEN 75 EG-richtlijnen voor machines en arbeidsmiddelen – het vaststellen van opleidingsbehoefte van het onderhoudspersoneel en personeel kwalificeren. 3.10 Kaderrichtlijnen Voorschriften arbeidsmiddelen Nieuwe en tweedehands arbeidsmiddelen moeten we controleren op minimumvoorschriften ten aanzien van de veiligheid en gezondheid bij: – ingebruikstelling; – buitengebruikstelling; – aanwending; – verzorging; – reiniging; – vervoer; – reparatie; – onderhoud. Afhankelijk van de aard van de machine moeten bijvoorbeeld alle nodige aanwijzingen worden vermeld voor een veilig gebruik, zoals: – de maximale draaisnelheid van bepaalde roterende delen; – de maximale diameter van gereedschappen die kunnen worden aangebracht; – het gewicht. Als we tijdens gebruik een onderdeel van een machine moeten verplaatsen met hijs- of hefwerktuigen, moet de massa van dit onderdeel leesbaar, onuitwisbaar en ondubbelzinnig zijn aangegeven. De informatie mag daarbij niet zo uitgebreid zijn dat te hoge eisen aan de bediener worden gesteld. De werkgever moet maatregelen nemen om de arbeidsmiddelen adequaat te onderhouden, omdat de richtlijnen gelden voor de gehele gebruiksduur. Ook het onderhoud moet overigens veilig kunnen gebeuren. Dat wil zeggen, in principe alleen met een stilstaand en losgekoppeld arbeidsmiddel. Deze verplichtingen gelden eveneens voor de arbeidsmiddelen die door een ander bedrijf ter beschikking wordt gesteld aan werknemers. Dit zijn bijvoorbeeld: – gehuurde machines of gereedschappen; – arbeidsmiddelen die de werknemers zelf meenemen. In Nederland vallen de voorschriften voor arbeidsmiddelen onder het Arbobesluit. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 244 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 76 3.11 EG-richtlijnen voor machines en arbeidsmiddelen Arbo-wet In 1973 is begonnen met het ontwikkelen van nieuwe wetgeving op het gebied van arbeidsomstandigheden. Dit resulteerde in 1977 tot het indienen van het wetsontwerp Bepalingen in het belang van de gezondheid en het welzijn in verband met arbeid (Arbeidsomstandighedenwet). Dit wetsontwerp stelde dat de zorg voor veiligheid, gezondheid en welzijn een verantwoordelijkheid is van werkgevers en werknemers samen. Dit vraagt een actieve inbreng van de werknemers op het beleid dat het bedrijf voert ten opzichte van de arbeidsomstandigheden. Deze Arbo-wet werd in drie fasen ingevoerd en is thans volledig van kracht. De rol van de overheid bij de Arbo-wet is dat deze de basisnormen vaststelde en controle uitoefent op de handhaving hiervan. In principe wordt het toezicht op de naleving van de Arbo-wet uitgevoerd door de Arbeidsinspectie. Met ingang van 1994 is de Arbeidsinspectie opgegaan in de Dienst voor inspectie en informatie van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ISZW). 3.12 Uitvoering Arbo-wet De overheid heeft in de Arbo-wet een aantal normen opgesteld en voert controle uit op de naleving van deze normen. Het is natuurlijk niet mogelijk dat de overheid bij alle bedrijven meekijkt of alle normen wel goed worden nageleefd. De overheid steunt echter op de zelfwerkzaamheid van de werkgevers en de werknemers. De werkgevers zijn verplicht een Arbo-beleid te ontwikkelen, waarbij zij zich kunnen laten ondersteunen door gecertificeerde deskundigen. De werkgevers moeten in hun bedrijven alle risico’s inventariseren en eventuele oplossingen voorstellen. doelstellingen De doelstellingen van Arbo-beleidsvoering zijn: – een goede en systematische werkplekbeheersing; – de werknemer overtuigen van het belang van veiligheid, gezondheid en welzijn; – goede controle van de bedrijfsleiding op werknemersgedrag met betrekking tot de Arbo-regels; © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 9 245 EG-RICHTLIJNEN VOOR MACHINES EN ARBEIDSMIDDELEN 77 EG-richtlijnen voor machines en arbeidsmiddelen – zorgen dat de materialen en installatie goed worden ingekocht; – zorgen dat de werkplekken ergonomisch verantwoord zijn ingericht. Een goed Arbo-beleid legt de nadruk op preventie van ongelukken en/of ziekten. Dit heeft als extra voordeel dat ziekteverzuim, instroom in de WAO en productieverlies worden voorkomen. De werkgevers hebben er dus voordeel bij dat alle normen van de Arbo-wet goed worden nageleefd. In figuur 3.10 zien we een voorbeeld van een ontwikkeld beleid in een bedrijf waar wordt gewerkt met robots. Figuur 3.10 Werken met robots robots In de normen van de Arbo-wet over robots staat dat een groot aantal veiligheidsmaatregelen moet worden genomen. Denk aan: – het omkasten van het werkgebied van de robot; – het aanbrengen van speciale sloten in de toegangsdeur, zodat bij het openen van de deur de robot automatisch stopt; – speciale matten die de robot uitschakelen als iemand de robotruimte betreedt. In figuur 3.11 zien we een voorbeeld van een goede inrichting van een werkplek van een medewerker die de hele dag met een computer werkt. De monitor is voorzien van een scherm dat de straling vermindert zodat vermoeiing van de ogen wordt voorkomen. Ook zien we een speciale stoel die rugklachten kan voorkomen. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 246 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 78 EG-richtlijnen voor machines en arbeidsmiddelen Figuur 3.11 Ergonomie op een werkplek 3.13 Afnameprotocol Inleiding Het aanschaffen of vervangen van een technische installatie in een bedrijf is een belangrijke beslissing waarover we van tevoren heel goed moeten nadenken. We moeten namelijk eerst vaststellen wat we van de nieuwe installatie verwachten. Door de aanschaf wordt voor jaren vastgelegd het product dat door deze installatie gemaakt gaat worden. factoren In een ideale situatie vloeit de aanschaf van een machine of installatie voort uit een langetermijn-productieplanning en uit een weloverwogen investeringsbeleid. Behalve de technische karakteristieken hebben we nog andere factoren die invloed hebben op de investeringsbeslissing. Deze factoren zijn onder andere: – keuze tussen volledige productie of uitbesteding van een deel van de productie; – inzicht in de veranderende marktsituatie zodat ingeschat kan worden of de aanschaf zichzelf wel terugverdient; – toekomstige kwaliteitseisen (ISO 9000) van de producten; – nieuwe technologieën maken nieuwe bewerkingsmethoden wel of niet mogelijk; – de relatie tussen aanschafkosten en verwachte besparingen. Het gehele plan van aanschaf van de nieuwe installatie verloopt volgens een uitgebreid stappenplan. Zie figuur 3.12. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 9 247 EG-RICHTLIJNEN VOOR MACHINES EN ARBEIDSMIDDELEN 79 EG-richtlijnen voor machines en arbeidsmiddelen Verkenning naar mogelijkheden – – technische mogelijkheden is de relatie kosten-besparing zinvol? Haalbaarheidsstudie – wat levert het op? – vastleggen van de vereiste en gewenste specificaties en een inspectieplan en specificatie van een garantiemeting Bestek – alleen voor zeer grote installaties Aanvragen van offertes – – twee of drie leveranciers data requisition sheet meezenden Offerte-evaluatie – – – overleg (toelichting) aanvullingen op de offerte maken van een verslag Opdrachtbevestiging – vastlegging van de leveringsomvang en garantievoorwaarden Uitvoering inspectieplan – – afhankelijk van de complexiteit inspecties van dingen die achteraf moeilijk zijn vast te stellen – – oplevering van de installatie bij de fabrikant hierbij staat van onvolkomenheden opstellen – procesverbaal van oplevering en garantiemeting Programma van eisen Vooroplevering Aanpassen en verhelpen van de onvolkomenheden Eindafname Figuur 3.12 Stappenplan bij aanschaf grote installatie 3.14 Vo o r b e e l d v e r v a n g i n g c o m p r e s s o r i n s t a l l a t i e 3.14.1 Probleemstelling We illustreren het stappenplan aan de hand van een voorbeeld uit de praktijk. We gaan ervan uit dat we werkzaam zijn voor een bedrijf met de fictieve naam Gladiator BV. Deze firma te Breskens produceert verpakkingsmaterialen zoals conservenblikken en spuitbussen. Zie figuur 3.13. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 248 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 80 EG-richtlijnen voor machines en arbeidsmiddelen Figuur 3.13 Productiecel voor maken van spuitbussen Bij het bedrijf gebruiken we voor de persluchtvoorziening twee schroefcompressoren. Op een bepaald moment is de staat van een van de compressoren zodanig dat we aan vervanging denken. Voordat we hiertoe overgaan, wil de directie inzicht krijgen in de huidige en toekomstige behoefte aan perslucht. Het maandelijks energieverbruik van de compressoren is bekend over de jaren 1995 tot en met 1999. Daarnaast is een indicatieve hoeveelheidsmeting beschikbaar. De directie van het bedrijf stelt een werkgroep samen die bestaat uit: – de chef onderhoudsdienst; – een productiechef; – een assistent-bedrijfsleider. De werkgroep krijgt de opdracht om een onderzoek in te stellen naar de bestaande situatie en naar mogelijke verbeteringen. Ze moet binnen twee weken verslag uitbrengen aan de directie. Op basis van dit rapport moet de directie in staat zijn een gefundeerde vervolgactie te ondernemen. 3.14.2 Verkennende fase Tijdens de eerste fase stellen we vast of we een nieuwe installatie moeten aanschaffen. Tegelijkertijd onderzoeken we of de bestaande installatie kunnen uitbreiden of moderniseren. De werkgroep laat eerst enkele metingen uitvoeren bij de compressor die identiek is aan de compressor die buiten bedrijf is gesteld. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 9 249 EG-RICHTLIJNEN VOOR MACHINES EN ARBEIDSMIDDELEN 81 EG-richtlijnen voor machines en arbeidsmiddelen De metingen leveren de volgende gegevens op: – per maand wordt gemiddeld 85 MWh aan elektrische energie verbruikt; – per jaar wordt dus 1020 MWh aan elektrische energie verbruikt; – het gemiddeld persluchtgebruik is 13,5 mn 3/min; – bij een bedrijfstijd van 8760 uur per jaar wordt dus 7 095 600 mn3 perslucht geproduceerd; – het specifiek energieverbruik is 0,144 kW/mn3. Vervolgens onderzoekt de commissie de verschillende aspecten die bij de keuze van persluchtapparatuur belangrijk zijn. De toekomstige behoefte van het bedrijf speelt daarbij een grote rol. De gewenste capaciteit en druk zijn van grote invloed bij het bepalen van de keuze van het type compressoren. Naar werkingsprincipes kunnen we twee typen onderscheiden: – verdringercompressoren: schroef-, zuiger- en schottencompressor; – dynamische compressoren: radiale en axiale turbocompressoren. Hoewel ieder bedrijf zijn specifieke toepassingen kent, hebben de laatste jaren veel bedrijven gekozen voor olie-geïnjecteerde schroefcompressoren. De oorzaken hiervan zijn duidelijk. Ervaringen met zuigercompressoren waren onder andere: – veel lawaai; – storingen; – duur onderhoud. Schroefcompressoren echter: – zijn stekkerklare units; – zijn redelijk geluidsarm; – vragen weinig onderhoud; – maken het terugwinnen van warmte eenvoudig; – werden door de leveranciers als modern aangeprezen, waarbij het alternatief van een zuigercompressor vaak niet beschikbaar was. De leveringsprogramma’s van compressorleveranciers zijn dan ook als volgt samengesteld: – zuigercompressoren tot ongeveer 15 kW; – oliegesmeerde schroefcompressoren van 20 kW tot 250 kW; – olievrije schroefcompressoren van 20 kW tot meer dan 1000 kW. In figuur 3.14 zien we de verschillende werkgebieden van de verschillende compressortypen. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 250 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B discharge pressure atmosphere 82 EG-richtlijnen voor machines en arbeidsmiddelen 60 abs 40 20 16 2nd stage centrifugal (intercooled) reciprocating 10 8 6 2nd stage screw (intercooled) single stage axial single casing centrifugal (single flow/single stage) 4 1 stage screw 2 roots blowers 10 2 2 centrifugal fans 4 6 8 10 3 2 4 6 8 10 4 2 4 6 8 10 5 2 4 6 8 10 6 m3 / hr intake capacity Figuur 3.14 Verschillende werkgebieden van compressortypen energieverbruik Naast de gewenste capaciteit en druk is bij Gladiator BV duidelijk ook het energieverbruik belangrijk. Bij een totale persluchtproductie van 7 095 600 mn3 per jaar en een kWh-prijs van fl. 0,11 zijn de energiekosten per jaar ongeveer fl. 112 400,-. Dit bedrag vormt 80% tot 90% van de totale kosten van de persluchtvoorziening. Als we de verschillende typen compressoren naar energieverbruik indelen, dan krijgen we het volgend beeld: – zuigercompressoren: 0,1 kWh/mn3 (0,08 bij 100% belasting); – olievrije schroefcompressoren: 0,14 kWh/mn3 (0,12 bij 100% belasting); – olie-geïnjecteerde schroefcompressoren: 0,13 kWh/mn3 (0,11 bij 100% belasting); – centrifugaalcompressoren: 0,12 kWh/mn3 (bij 100% belasting). Bij een optimaal geregelde persluchtvoorziening is bij de gegeven capaciteit de besparing op de energiekosten als volgt: – tweetraps-dubbelwerkende olievrije zuigercompressor: fl. 34 000,-; – centrifugaalcompressor: fl. 19 000,-; – olie-geïnjecteerde schroefcompressor: fl. 11 000,-; – olievrije schroefcompressoren: fl. 3 000,-. We zien dus dat tweetraps-dubbelwerkende zuigercompressoren het meest gunstige energieverbruik hebben. Het onderhoud aan de verschillende persluchtcompressoren loopt zeer uiteen. Bij zuigercompressoren moeten we regelmatig de kleppen schoonmaken en eventueel vervangen. Hiervoor is dus tijd en stilstand noodzakelijk. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 9 251 EG-RICHTLIJNEN VOOR MACHINES EN ARBEIDSMIDDELEN 83 EG-richtlijnen voor machines en arbeidsmiddelen Bij schroefcompressoren bestaat het onderhoud uit het vervangen van filters, dat maar weinig tijd kost. Wel moeten we na 30 000 uur het schroefblok reviseren, wat veel geld kost. Op basis van de bevindingen geeft de commissie in haar verslag twee mogelijke oplossingen aan. Zij heeft daarbij een voorkeur voor voorstel 1. Voorstel 1 De commissie stelt voor twee dubbelwerkende zuigercompressoren en één kleine schroefcompressor voor hoge belasting (peak-shaving) aan te schaffen. In tabel 3.1 zien we het kostenoverzicht. T A B E L 3 . 1 KOSTENOVERZICHT VOORSTEL 1 Kostenpost Kosten 2 dubbelwerkende zuigercompressoren (olievrij) 1 olievrije schroefcompressor 2 aanzuigdempers 2 softstarters (in één kast, fabrikant Holec) 3 voorfilters 1 koeldroger (1200 m3) 1 duplex-absorptiedroger incl. vulling 1 actievekool-absorptiefilter installatiekosten fl. 300 000,fl. 35 000,fl. 7 000,fl. 25 000,fl. 8 000,fl. 30 000,fl. 55 000,fl. 18 000,fl. 12 000,- Totaal fl. 490 000,- Het kostenoverzicht in tabel 3.1 is exclusief kosten voor: – bouw waaronder gebouwaanpassing; – eventueel benodigde fundatie; – ventilatievoorzieningen; – krachtstroomvoeding tot in de schakelkasten. Voorstel 2 In dit voorstel gaan we uit van de aanschaf van een vervangende compressor met daarnaast een kleinere schroefcompressor voor het opvangen van latere uitbreidingen en peak-shaving. In tabel 3.2 zien we de geraamde kosten. Ook hier zijn niet meegenomen: – de (overigens lagere) bouwkosten; – de kosten voor de krachtstroomvoeding. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 252 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 84 EG-richtlijnen voor machines en arbeidsmiddelen T A B E L 3 . 2 KOSTENOVERZICHT VOORSTEL 2 Kostenpost Kosten 1 olievrije schroefcompressor 1 kleine olievrije schroefcompressor 2 voorfilters 1 koeldroger (1200 m3) 1 duplex-absorptiedroger incl. vulling 1 actievekool-absorptiefilter installatiekosten fl. 150 000,fl. 35 000,fl. 5 500,fl. 30 000,fl. 55 000,fl. 18 000,fl. 8 000,- Totaal fl. 301 500,- Vergelijking voorstel 1 en voorstel 2 Als we beide kostenoverzichten met elkaar vergelijken, zien we dat het tweede voorstel fl. 188 500,- goedkoper is. Bedenk daarbij wel dat de jaarlijkse besparing op het energieverbruik bij het eerste voorstel fl. 34 000,- en bij het tweede voorstel fl. 11 000,- is. 3.14.3 Haalbaarheidsstudie Belang studie Na de verkenning wordt overgegaan op een haalbaarheidsstudie. Deze haalbaarheidsstudie laat zien of de investering zichzelf terugverdient. De uitkomsten hiervan zijn zeer belangrijk. Geen directie kan de aanschaf verdedigen van een onrendabele installatie. Als de studie positief verloopt, kan het management beslissen tot aanschaf van de nieuwe installatie. Afwegen meest eenvoudige oplossing tegen voorstel 1 De meest eenvoudige oplossing is natuurlijk een nieuwe compressor aan te schaffen bij dezelfde leverancier en de installatie eventueel uit te breiden met een kleinere schroefcompressor voor peak-shaving. Het voordeel van deze tweede optie is dat de directe investeringen vrij laag zijn en dat we geen uitgebreide verbouwingen nodig hebben. Nadelen van deze stap zijn de volgende: – het rendement van de vernieuwde installatie blijft laag, wat een jaarlijkse kostenpost is; – de bestaande nog goed werkende compressor moeten we na verloop van tijd vernieuwen, ofwel een geheel nieuwe investering van fl. 150 000,-; © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 9 253 EG-RICHTLIJNEN VOOR MACHINES EN ARBEIDSMIDDELEN 85 EG-richtlijnen voor machines en arbeidsmiddelen – we moeten de compressorruimte weer aanpassen en dus ligt de eigen persluchtvoorziening weer gedurende een bepaalde tijd stil; – we moeten een nieuw systeem voor de conditionering van de perslucht inbouwen, wat de nodige extra investeringen vraagt. Het eerste voorstel van de commissie vraagt in principe om een grotere investering voor de aanschaf. Bovendien hebben we een ingrijpende en dure verbouwing nodig. Daar staat tegenover dat we hiermee de komende jaren vooruit kunnen. Ook verdienen we dan jaarlijks fl. 34 000,- terug door de hogere rendementen van de zuigercompressoren. Keuze Uiteindelijk kiest de directie voor het eerste voorstel. Doorslaggevend argument was het hogere rendement van de geheel nieuwe installatie, ook al verdienen we met dit hogere rendement niet al het extra geïnvesteerde geld terug. De overige voordelen wegen echter hiertegen op. Nu krijgt de commissie de vervolgopdracht om de aanschaf van de nieuwe installatie verder voor te bereiden. 3.14.4 inspectieplan Programma van eisen Een overzicht wordt gemaakt waarin alle eisen en wensen staan ten aanzien van de nieuwe installatie. Als we alleen een vrij kleine installatie moeten kopen (zoals een draaimachine) kunnen we het hierbij laten. Bij vrij grote machines kunnen we beter ook een inspectieplan maken. Dit inspectieplan bevat alle controles die we moeten uitvoeren om te kijken of de machine aan de eisen en wensen voldoet. De commissie acht zich echter onvoldoende gespecialiseerd om alleen een programma van eisen en een inspectieplan op te stellen. Daarom roept de commissie na goedkeuring door de directie de hulp in van een extern adviesbureau. In samenwerking met het adviesbureau Energie Consult Holland BV stellen we vervolgens op een programma van eisen en een inspectieplan. Het programma van eisen bevat de volgende punten: 1 oplevering installatie is turn key, ofwel de leverancier is verantwoordelijk voor de totale gang van zaken en verwacht wordt levering van een werkende installatie; 2 de installatie moet voldoen aan de eisen die door beide partners worden overeengekomen; © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 254 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 86 EG-richtlijnen voor machines en arbeidsmiddelen 3 persluchtkwaliteit ten aanzien van: – het drukdauwpunt; – het oliegehalte; – de temperatuur; 4 specifiek energieverbruik op vollast is maximaal 0,08 kWh/mn3; 5 aandrijfmotor niet in isolatieklasse F; 6 ster-driehoekschakeling; 7 geluidsniveau beneden 80 dB(A); 8 regelbereik; 9 capaciteit gebaseerd op ISO 1217 (CAGI/pneurop). Verder bepalen we hoe de levering en de afname van de installatie moet verlopen. Ook stellen we vast de specificatie van een garantiemeting. Deze is nodig om vast te stellen of de geleverde installatie wel aan de opgegeven specificaties voldoet. De hoofdpunten in dit inspectieplan zijn: – specifiek energiegebruik; – capaciteit; – persluchtcondities. Hierna maken we een lijst van compressorbedrijven die de installatie kunnen leveren. Dit alles wordt vastgelegd in een plan van aanpak dat aan de directie wordt overhandigd. Deze geeft na bestudering van het plan zijn goedkeuring, zodat we de volgende stappen kunnen nemen. 3.14.5 Aanvragen van offertes Uit de compressorleveranciers selecteren we drie kandidaten. Bij de offerteaanvraag sturen we het programma van eisen en het inspectieplan mee. Ook sturen we naar iedere leverancier een data requisition sheet met het verzoek alle specificaties van de installaties hierop in te vullen. Na ontvangst van de offertes knippen we eerst de drie stroken van de data requisition sheets af en plakken we ze naast elkaar. Hierdoor krijgen we een goed overzicht. In tabel 3.3 zien we de data requisition sheet. Compressoren François blijkt een installatie te kunnen leveren die goed aan de specificaties voldoet. De kostprijs van de installatie in vergelijking met de andere twee wijkt niet erg af. We nodigen firma Compressoren François uit voor overleg over de offerte en eventuele mogelijke wijzigingen. Tijdens dit gesprek worden nog aanvullingen op de offerte gemaakt en vinden onderhandelingen over de prijs van de installatie plaats. Al deze zaken leggen we © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 9 EG-RICHTLIJNEN VOOR MACHINES EN ARBEIDSMIDDELEN EG-richtlijnen voor machines en arbeidsmiddelen T A B E L 3 . 3 DATA 255 87 REQUISITION SHEET © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 256 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 88 T A B E L 3 . 3 EG-richtlijnen voor machines en arbeidsmiddelen DATA REQUISITION SHEET (VERVOLG) vast in een verslag (contract) dat direct wordt uitgetypt en door beide partijen wordt ondertekend. Hierna volgt de orderbevestiging en kan de leverancier beginnen met de uitvoering van de opdracht. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 9 EG-RICHTLIJNEN VOOR MACHINES EN ARBEIDSMIDDELEN EG-richtlijnen voor machines en arbeidsmiddelen 3.14.6 257 89 Opdrachtbevestiging en uitvoering Opdrachtbevestiging In de opdrachtbevestiging door Gladiator BV staan alle zaken over leveringsomvang en levertijden. Ook nemen we de garantievoorwaarden op en wordt bepaald op welke manier de uitvoering van het inspectieplan moet verlopen. Hierbij merken we op dat het extern adviesbureau de voortgang van de productie van de installatie gaat volgen. Uitvoering De order bestaat uit fabrieksmatig gemaakte componenten, terwijl Compressoren François gecertificeerd is volgens het ISO 9000-systeem. De installatie is dan ook binnen de afgesproken tijd fabrieksmatig klaar. Ondertussen heeft Gladiator BV een noodvoorziening getroffen door een aansluiting op een luchtnet van het energiebedrijf te realiseren, zodat de productie kan blijven doordraaien. Ook is intussen de compressorruimte verbouwd, zodat we de kleine schroefcompressor kunnen opstellen. Verder zijn de betonnen fundaties inclusief de fundatiebouten voor de dubbelwerkende zuigercompressoren gestort. Compressoren François brengt de nieuwe compressoren over naar de compressorruimte van Gladiator BV en begint met de afbouw van het geheel. Hierbij worden ook de filters en andere luchtconditioneringseenheden geplaatst. 3.14.7 Vooroplevering, aanpassing en eindafname Vooroplevering Bij het proefdraaien blijken enkele zaken niet te kloppen. Deze worden door de medewerkers van de leverancier verholpen. Hierna wordt een vooroplevering afgenomen en stelt het extern bureau een staat van onvolkomenheden op. Nadat ook deze onvolkomenheden zijn opgelost, kunnen we overgaan tot de eindafname. Garantiemeting Volgens het inspectieplan voert het extern bureau een garantiemeting uit, waaruit blijkt dat de installatie niet helemaal de gewenste luchthoeveelheid kan leveren. De compressorleverancier vecht echter de meting aan en komt met een eigen meetrapport waarin staat dat de compressoren wel de gewenste luchthoeveelheid kan leveren. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 258 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 90 EG-richtlijnen voor machines en arbeidsmiddelen Nieuwe meting Het extern bureau en de leverancier verrichten vervolgens samen een nieuwe meting, die de leverancier in het ongelijk stelt. Het probleem heeft gelukkig geen effect op het functioneren van Gladiator BV. Eindafname Er wordt een regeling getroffen, waarbij de leverancier wat van de totaalprijs afhaalt. Daarna wordt een proces-verbaal van oplevering opgesteld. Zie figuur 3.15. Daarna wordt de installatie formeel overgedragen aan de firma Gladiator BV. Bij dit proces-verbaal van oplevering is nog een staat van onvolkomenheden gevoegd. Proces-verbaal van oplevering 8 november 1999 011/98/01/01 Van de werktuigbouwkundige installatie van de offerte no. 34.03.013 d.d. 06-03-1999 voor een compressorinstallatie bij Gladiator B.V. te Breskens. Omschrijving van de installatie – compressoren; – leidingmateriaal; – appendages; – conditioneringseenheden; – instrumentatie. Aanwezig namens Opdrachtgever: drs. G. Sipkema, Gladiator B.V. te Breskens Adviseur: T. Evertsen, Energie Consult Holland B.V. Leverancier: mr. P. Jacobs, Compressoren François te Waalwijk Verklaring Het bovengenoemde werk is d.d. 8 november 1999 opgeleverd en door de opdrachtgever aanvaard, met dien verstande dat de punten die zijn vermeld op de bijgaande ‘staat van onvolkomenheden’ behorende bij dit proces-verbaal van oplevering alsnog dienen te worden verholpen, evenals die welke eerst gedurende de garantietermijn blijken. Einde garantietermijn: 8 november 2000 Voor akkoord ondertekend namens Opdrachtgever Adviseur Gladiator B.V. Energie Consult Datum Datum Leverancier Compressoren François Datum Bijlage: Staat van onvolkomenheden Figuur 3.15 Proces-verbaal van oplevering © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 Montage en demontage van assen en lagers 46 © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 136 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 92 4.1 Montage en demontage van assen en lagers Inleiding Een groot deel van de werktuigbouwkundige montagetechnieken bestaat uit het monteren en demonteren van bewegingsoverbrengingen. We kunnen deze bewegingsoverbrengingen in orde van belangrijkheid verdelen in de volgende hoofdgroepen: – roterende overbrengingen (belangrijkste groep); – translerende (rechtlijnige) overbrengingen; – gecombineerde bewegingen (translatie/rotatie). Bij de montage van assen en lagers mogen we ervan uitgaan dat de gehele constructie goed is doorgerekend en dat er werktekeningen beschikbaar zijn. In het ontwerp van de constructeur is ook een keuze gemaakt voor de asondersteuning. Hierbij onderscheiden we: – glijlagers; – wentellagers. 4.2 Montage en demontage niet-deelbare glijlagers Montage In figuur 4.1 zien we een voorbeeld van niet-deelbare en niet-instelbare glijlagers in een aandrijfconstructie. Hierbij is een flensblok aan de voorzijde en een oogblok aan de achterzijde toegepast. Figuur 4.1 Glijlagers in aandrijfconstructie © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 6 137 MONTAGE EN DEMONTAGE VAN ASSEN EN LAGERS 93 Montage en demontage van assen en lagers Ondeelbare lagers zien we meestal bij lichte aandrijvingen. Bij de instelling en montage moeten we hierbij rekening houden met: – de speling tussen het lager en de as; – dat het lager in lijn moet liggen met de as. Bij de montage van deze as met zijn lagers gaan we als volgt te werk: 1 maak de as en de lagers schoon; 2 controleer de as en de lagers op bramen of beschadigingen; 3 controleer de toleranties van de as en de lagers; 4 pas de as in de lagers; 5 plaats het oogblok op zijn fundatie; 6 teken de bevestigingsgaten af en boor deze; 7 zet het lager met bouten losjes vast; 8 schuif de as in het oogblok; 9 stel deze af ten opzichte van de drijvende as en gebruik hierbij eventueel vulplaatjes om de as op de juiste hoogte te brengen; 10 fixeer de as; 11 plaats het flensblok over de as; 12 teken de benodigde gaten af; 13 boor de bevestigingsgaten van het flensblok; 14 monteer het flensblok; 15 controleer nogmaals of de as goed in zijn lagers loopt, voordat we het oogblok definitief vastzetten; 16 monteer de smering van de lagers, met bijvoorbeeld Staufer-vetpotten bij vetsmering of een oliesmeersysteem. Demontage Demontage van glijlagers geeft meestal geen grote problemen. Bij de demontage van ondeelbare glijlagers moeten we op een aantal van de volgende zaken letten: 1 bepaal de volgorde van werken tijdens de demontage, zodat de eigenlijke demontage zo efficiënt mogelijk verloopt; 2 maak de werkomgeving schoon; 3 controleer of de as beschadigingen heeft opgelopen gedurende het bedrijf; 4 verwijder eventuele beschadigingen om beschadigingen bij demontage van het lager te voorkomen; 5 controleer de reden waarom het lager gedemonteerd moet worden; 6 gebruik de juiste gereedschappen; 7 neem eerst de smeerleidingen of vetpotten weg. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 138 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 94 4.3 Montage en demontage van assen en lagers Montage deelbare glijlagers We hebben een groot aantal soorten deelbare glijlagers die elk hun eigen montagemethode hebben. Zo is bij de montage van een zelf-instellend glijlager de montage eenvoudiger, omdat we hierbij niet zozeer naar de uitlijning van de lagers hoeven te kijken. Voorgespannen lagers gebruiken we bijvoorbeeld in dieselmotoren als krukaslagers of als drijfstanglagers. We hoeven deze lagers meestal niet uit te lijnen, want dit is al in de motorconstructie verwerkt. Bij voorgespannen lagers is het zeer belangrijk dat we de bevestigingsbouten met een juiste voorspanning aantrekken. De lagers zijn namelijk niet rond, maar ellipsvormig. Tijdens de montage worden deze lagers door de voorspanning rondgedrukt om de as. Zie figuur 4.2. In het algemeen kunnen we de grootste problemen verwachten bij de montage en uitlijning van aandrijfassen met niet-instelbare deelbare lagers. Figuur 4.2 Glijlagerschalen voor krukas As met drie lagers In figuur 4.3 zien we een voorbeeld van zo’n overbrenging waarbij een as wordt ondersteund door drie lagers. We werken dit verder uit als een voorbeeld van de montage van glijlagers. In de meeste gevallen zijn de funderingen van de lagers machinaal bewerkt en kunnen we ervan uitgaan dat deze in lijn liggen. Dit hoeft echter nog niet te betekenen dat bij de montage van de as in zijn lagers, de as een juiste uitlijning heeft. We demonteren de bovenkappen van de lagers en plaatsen de onderblokken met daarin de onderste lagerschalen op de funderingen. Hierna leggen we de as in de lagers. Zie figuur 4.4. Door de vorm van de lagerschalen richten de lagerblokken zich in de lengterichting van de as. We kunnen dit nog verder bevorderen door de as enige omwentelingen rond te draaien. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 6 139 MONTAGE EN DEMONTAGE VAN ASSEN EN LAGERS 95 Montage en demontage van assen en lagers Figuur 4.3 Overbrengingsas in glijlagers Figuur 4.4 Plaatsen van onderblokken en as Vervolgens gaan we de as uitlijnen ten opzichte van datgene wat hij moet aandrijven. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 140 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 96 Montage en demontage van assen en lagers Uitlijning assen De uitlijning van assen wordt hierna uitgebreid behandeld: 1 Als de bevestigingsgaten voor de lagers nog niet zijn aangebracht, kunnen we deze nu van de lagerblokken overnemen. 2 Daarna moeten we de as met de lagers verwijderen om deze gaten te kunnen boren. 3 Hierna kunnen we de as met de lagerblokken weer terugplaatsen op de funderingen. 4 We stellen de hele zaak weer af. We brengen de bevestigingsbouten van de lagers aan en zetten deze vast. 5 Nu moeten we nagaan of de as inderdaad goed in de onderschalen van de lagers loopt. Hiervoor gaan we de as uit de lagers nemen en smeren deze in met een heel dun laagje merkmateriaal (Pruisisch blauw). 6 Hierna leggen we de as weer in de lagers en draaien deze een aantal omwentelingen rond. 7 Na het uitnemen van de as geeft het merkmateriaal in de onderste lagerschalen de plaatsen aan waar de as de lagerschaal raakt. We noemen dit het draagbeeld van het lager. Deze draagbeelden moeten aan een aantal voorwaarden voldoen om een juiste smering mogelijk te maken. Als het draagbeeld van een lager niet goed is, kunnen we dit corrigeren door het lager weer los te nemen en deze zodanig te verschuiven dat we hierdoor een juist draagbeeld krijgen. Dit wordt echter weinig gedaan, omdat dit meestal niet het juiste resultaat oplevert. We kunnen echter ook een juist draagbeeld krijgen door met een spiraalvormig schraapstaal een deel van het witmetaal weg te halen. Hierdoor wordt het draagbeeld groter. 8 Nadat we de onderste lagerschalen hebben afgewerkt, plaatsen we de bovenkappen op de lagers. 9 Nu gaan we de lagerspeling bepalen, omdat deze zeer belangrijk is voor een goede smering. Dit kunnen we op verschillende manieren uitvoeren, namelijk door: a De speling controleren met voelers. Zie figuur 4.5. b De speling controleren met een meetklok. Deze plaatsen we op de as, waarna we de as optillen. De aanwijzing van de meetklok is de maat van de speling in het lager. Zie figuur 4.6. c De speling controleren met een looddraad. Hierbij leggen we een looddraadje in de lengterichting op de as, waarna we de bovenkap weer monteren. Hierna demonteren we de bovenkap weer en kunnen door het opmeten van de dikte van de looddraad de speling in het lager bepalen. Zie figuur 4.7. 10 Als de speling van een lager niet correct is, kunnen we deze corrigeren door vulplaatjes tussen de onderkap en bovenkap te leggen of weg te nemen. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 6 141 MONTAGE EN DEMONTAGE VAN ASSEN EN LAGERS 97 Montage en demontage van assen en lagers 11 Nadat we alle bouten nogmaals hebben gecontroleerd op een juist aanhaalmoment, zijn deze lagers op een juiste wijze gemonteerd. Figuur 4.5 Spelingcontrole met voelers draad Figuur 4.6 Spelingcontrole met meetklok 6 mm as Figuur 4.7 Spelingcontrole met looddraad 4.4 Vo o r b e r e i d i n g m o n t a g e w e n t e l l a g e r s Wentellagers zijn onderdelen die in bedrijf veel kunnen verdragen, maar die tijdens het monteren en demonteren heel gevoelig zijn. Fouten tijdens het monteren of demonteren van wentellagers kunnen zich later aandienen als de oorzaak van lagerschade en storingen in de installatie. We hebben verschillende typen wentellagers en het zou te ver voeren om de montage en demontage van al deze lagers in dit hoofdstuk te behandelen. We behandelen dan ook alleen de algemene manieren van montage en demontage, en verder verwijzen we naar de literatuur die door lagerfabrikanten ter beschikking van hun klanten wordt gesteld. Hierbij mogen we bijvoorbeeld wijzen op het © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 142 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 98 Montage en demontage van assen en lagers SKF-handboek voor lageronderhoud met alle wetenswaardigheden van de montage en demontage van wentellagers. Aandachtspunten We moeten op de volgende aandachtspunten letten: 1 Zeer belangrijk is dat we tijdens de montage van wentellagers altijd werken in een schone omgeving. Vuil is namelijk meestal de oorzaak van lagerschade. Dit betekent dat de werkomgeving schoon moet zijn en dat we de lagers zolang mogelijk in hun verpakking opgeborgen moeten houden. 2 De werkplek moet in elk geval vrij zijn van: – metaaldeeltjes; – vijlsel; – zaagsel; – alle andere stoffen die lagerschade kunnen veroorzaken. 3 Daarna moeten we alle delen die we moeten monteren, schoonmaken. Vooral op die plaatsen waar we de nieuwe lagers moeten monteren. In tegenstelling tot de omgeving moeten de lagers echter hun conserveringsmiddel houden. Van de lagers maken we alleen de buitenkant van de buitenring en het gat in de binnenring schoon. Was deze vlakken met bijvoorbeeld gasolie en maak ze dan goed droog. Gebruik voor het schoonmaken van de lagers geen poetskatoen of pluizende lappen. 4 Controleer de onderdelen zoals de as en de lageropstelling op bramen en beschadigingen. Verwijder deze voordat met de montage wordt begonnen. 5 Hierna moeten we met de constructietekeningen de maten van de as en het gat controleren op de toegestane toleranties. 6 Na al deze voorbereidende werkzaamheden kunnen we met de montage beginnen. 4.5 Montage wentellagers op assen Voor het monteren van lagers met een cilindrische boring moeten we een aantal regels in acht nemen. Door de vorm van het lager mogen we tijdens de montage geen krachten via een bepaalde ring via de wentellichamen op de andere ring overbrengen. Dit geeft altijd aanleiding tot beschadiging van het lager, dat weer kans geeft op onverwachte storingen. Montage lagers met cilindrische boring Bij het koud monteren van lagers met een vaste passing op de as en een kleine boring moeten de montagekrachten gelijkmatig op de binnenring worden uitgeoefend. Dit kunnen we het beste doen met een montagebus. Zie figuur 4.8. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 6 MONTAGE EN DEMONTAGE VAN ASSEN EN LAGERS Montage en demontage van assen en lagers 143 99 Om beschadiging van de as of het lager te voorkomen, moeten de montagebussen aan bepaalde toleranties voldoen. Door de montagebus tegen de binnenring te plaatsen, kunnen we met hamerslagen of persgereedschap het lager op de as drijven. Zie figuur 4.9. Figuur 4.8 Montagebus Figuur 4.9 Montage met bus © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 144 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 100 Montage en demontage van assen en lagers Montage lagers met conische boring Lagers met een conische boring worden op een conische tap of op een drukbus of trekbus gedreven. De mate van opdrijven kunnen we het best vaststellen met de vermindering van de speling in het lager. We gaan uit van het punt: – waarop het lager in zijn geheel contact heeft met de zitting van de as of drukof trekbus; – we (met lichte kracht) niet verder op kunnen drijven. Montage lagers op conische astap Lagers met een conische boring worden op een conische astap gedreven met persgereedschap of hydraulisch gereedschap. Het hydraulisch gereedschap is door de fabrikanten van wentellagers geconstrueerd. Het bestaat uit een hydraulische pomp en een hydraulische moer die op de as of klembus wordt geschroefd. Zie figuur 4.10. Figuur 4.10 Hydraulische moer De moer is aangesloten op de hogedruk-oliepomp, waarmee olie in de ringvormige kamer geperst wordt. Daardoor drukt de ringvormige zuiger het lager op de astap. Via een oliekanaal wordt olie tussen de pasvlakken geperst. Daardoor krijgen we daar een oliefilm die de wrijving vermindert. De fabrikanten van wentellagers verstrekken uitvoerige documentatie over hydraulische persapparatuur. Kleinere lagers met conische boring monteren we met een trekbus of drukbus. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 6 MONTAGE EN DEMONTAGE VAN ASSEN EN LAGERS Montage en demontage van assen en lagers 145 101 Montage lagers op trekbus Eerst schuiven we de trekbus in de juiste positie over de as. Daarna geven we de buitenzijde van de trekbus en de binnenring van het lager een beetje olie. Vervolgens schuiven we het lager in de juiste stand op de trekbus. Het lager wordt zo ver op de trekbus gedreven met behulp van het aandraaien van de moer, tot de juiste hoekverdraaiing is bereikt. Tijdens het aandraaien van de moer mogen we de buitenring van het lager niet ondersteunen. Grote en middelgrote lagers worden eerst zonder borgring opgedreven. Bij het bereiken van de juiste mate van spelingsvermindering draaien we de moer terug. De borgring plaatsen we nu en we draaien de moer opnieuw aan. Zie figuur 4.11. Het borgen van de moer doen we door het omslaan van één van de tanden van de borgring in één van de sleutelgroeven van de moer. Figuur 4.11 Montage met trekbus Montage lagers op drukbus Het lager schuiven we met de grootste zijde van de binnenring tegen een kraag, bus of asverdikking. De drukbus schuiven we vervolgens met de hand tussen het lager en de as. Daarna drijven we hem op met een montagebus. Zie figuur 4.12. In figuur 4.13 zien we hoe we de hydraulische moer moeten gebruiken bij het monteren en demonteren van lagers op een trekbus en een drukbus. Drukolie-montagemethode Het principe van de drukolie-montagemethode berust op het persen van olie tussen de binnenring van het lager en de as onder hoge druk. Hierdoor wordt de as in elkaar geperst en de ring opgerekt. Zie figuur 4.14. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 146 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 102 Montage en demontage van assen en lagers Figuur 4.12 Montage drukbus met montagebus Figuur 4.13 Gebruik hydraulische moer We kunnen nu het lager met weinig weerstand op de as schuiven. Daarna kunnen we de oliedruk aflaten en de pasverbinding is tot stand gebracht. De drukolie-montagemethode in combinatie met een borgmoer vormt een veilige © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 6 147 MONTAGE EN DEMONTAGE VAN ASSEN EN LAGERS 103 Montage en demontage van assen en lagers Figuur 4.14 Principe drukolie-montagemethode en eenvoudige manier van monteren. De montage van grotere lagers kunnen we nog verder vereenvoudigen door de borgmoer te vervangen door een hydraulische moer. 4.6 Montage wentellagers in lagerhuizen Lagers die we met een vaste passing in een ongedeeld lagerhuis bevestigen, monteren we koud. Ook hier monteren we met een montagebus of een einddeksel. Zie figuur 4.15. Het lager moeten we zonder schranken (scheefstelling) monteren. Dit kunnen we controleren met een schuifmaat. De montagebussen voor de binnenringen en de buitenringen moeten aan bepaalde toleranties voldoen. Zie figuur 4.16. Als we beide ringen met een vaste passing monteren, gebruiken we een speciale montagebus. Daarmee worden beide ringen tegelijkertijd in het lagerhuis gedreven. Zie figuur 4.17. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 148 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B D d 1 4 ( D _d ) Montage en demontage van assen en lagers D_ _ 0,2 D _ 0,5 104 a afmetingen montagebus b montage in lagerhuis met deksel Figuur 4.15 Lager-montage Figuur 4.16 Controle schranken Figuur 4.17 Bus voor gelijktijdige montage van binnenring en buitenring © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 6 149 MONTAGE EN DEMONTAGE VAN ASSEN EN LAGERS 105 Montage en demontage van assen en lagers 4.7 Ve r w a r m i n g s m o n t a g e m e t h o d e w e n t e l l a g e r s Wentellagers met vaste passingen kunnen we soms monteren door het lager te verwarmen. warme montage De warme montage van een wentellager met cilindrische boring kan soms eenvoudiger zijn dan de koude montage. We zijn echter wel verplicht om de voorbereidingen nog nauwkeuriger uit te voeren. Een obstructie tijdens de montage zorgt er namelijk voor dat het lager in ongemonteerde toestand vast op de as of in het huis komt te zitten. Dit lager moeten we dan weer verwijderen, wat weer beschadigingen kan geven. Voor de montage controleren we de passing en bepalen we de temperatuur waarop we het lager moeten verwarmen. Dit kunnen we eventueel met tabellen doen. De temperatuur ligt meestal tussen de 80 °C en 90 °C. We verwarmen een lager echter nooit tot een temperatuur boven 125 °C, omdat dit nadelig kan zijn voor het lagermateriaal. Afhankelijk van het lager hebben we verschillende verwarmingsmethoden, namelijk: – oliebaden; – inductieverwarmers; – verwarmingskasten; – elektrische verwarmingsplaten. Uit deze opsomming blijkt dat we hierbij geen branders en dergelijke noemen. Een lager mogen we nooit verwarmen met open vuur, omdat dit spanningen in het lagermateriaal geeft. Oliebad Bij het gelijkmatig verwarmen van een lager met een oliebad, gebruiken we een bak met schone olie die we op een verwarmingselement plaatsen. Zie figuur 4.18. Een lager mag nooit in contact komen met de zijkanten of de bodem van het bad. Daarom is hierin een geperforeerde plaat geplaatst waarop het lager ligt. We kunnen natuurlijk ook het lager aan een beugel in de olie hangen. Het is wel aan te raden de temperatuur van de olie te controleren met een temperatuuropnemer. Oliebadverwarming wordt in de praktijk niet vaak meer toegepast. Inductieverwarming Voor het verwarmen van kleine en middelgrote lagers kunnen we ook inductieverwarming gebruiken. Hierbij worden er elektrische stromen in het lager geïnduceerd. Het lager wordt dan warm door de elektrische energie. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 150 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 106 Montage en demontage van assen en lagers Figuur 4.18 Oliebadverwarming Figuur 4.19 Inductieverwarming Het verwarmen verloopt zeer snel en gelijkmatig. In figuur 4.19 zien we een voorbeeld van een inductieverwarmingsapparaat. Verwarmingskast Bij het verwarmen van lagers in een verwarmingskast gebruiken we een elektrisch verwarmde kast waarop een ventilator is aangebracht. Het voordeel van dit soort kasten is dat we een groot aantal lagers gelijktijdig kunnen verwarmen en we de lagers gedurende een lange tijd op dezelfde temperatuur kunnen houden. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 6 151 MONTAGE EN DEMONTAGE VAN ASSEN EN LAGERS 107 Montage en demontage van assen en lagers Elektrische verwarmingsplaten Voor de montage van kleine lagers kunnen we ook elektrische verwarmingsplaten gebruiken. Dit zijn gewone aluminiumplaten die elektrisch verwarmd worden, waarop we een of meer lagers kunnen leggen. De plaat is meestal in een soort kist met een deksel geplaatst en is uitgevoerd met een thermostaat, die de temperatuur op een bepaalde waarde houdt. Zie figuur 4.20. Figuur 4.20 Elektrische verwarmingsplaat 4.8 Demontage wentellagers met cilindrische boring Het demonteren van wentellagers met een cilindrische boring kunnen we op twee manieren doen, namelijk: – demontage om een kapot lager te vervangen; – demontage waarbij we het lager weer gaan gebruiken. Bij de demontage van een kapot lager hoeven we natuurlijk niet zo nauwkeurig te doen. Hierbij moeten we echter wel ervoor zorgen dat de as of het huis tijdens de demontage niet wordt beschadigd. Koude demontage lager met vaste passing om as trekker Voor het demonteren van kleine en middelgrote lagers die op een as zijn gemonteerd, gebruiken we meestal een trekker. Hierbij moeten we opletten dat de trekker tijdens de demontage zijn kracht overbrengt op de binnenring van het lager. Zie figuur 4.21. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 152 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 108 Montage en demontage van assen en lagers Figuur 4.21 Demontage wentellager met cilindrische boring vanaf een as buitenring Als we geen mogelijkheid hebben om de trekker zodanig te plaatsen dat de kracht op de binnenring terechtkomt, dan moeten we deze op de buitenring zetten. Om nu het lager onbeschadigd te verwijderen, moeten we de buitenring draaien. Hierdoor worden de krachten niet altijd op dezelfde punten uitgeoefend. We doen dit door de sleutel vast te zetten en het lager te demonteren door het verdraaien van de gehele trekker. Lagers op trekbussen en drukbussen kunnen we demonteren met demontagebussen, slagstukken of demontagemoeren. Zie figuur 4.22. Grotere lagers demonteren we met hydraulische gereedschappen zoals de demontagemoer in figuur 4.23 of een olie-injector. Zie figuur 4.24. Bij conische lagers die gemonteerd zijn op een drukbus, schroeven we de hydraulische moer op de drukbus. De oliedruk van een hogedruk-oliepomp Figuur 4.22 Demontagemethoden © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 6 153 MONTAGE EN DEMONTAGE VAN ASSEN EN LAGERS 109 Montage en demontage van assen en lagers Figuur 4.23 Demontage met hydraulische moer Figuur 4.24 Demontage met olie-injector drukt de ringvormige zuiger tegen het lager. Deze lost vervolgens het lager van de drukbus. olie-injector Bij een olie-injector wordt de olie via oliegroeven tussen de conische tap en het lager geperst. Aan de voorzijde van de tap is een schroefdraad-aansluiting gemaakt voor de bevestiging van de injector. Door de hoge oliedruk wordt de wrijving tussen de tap en het lager verminderd. Het lager kunnen we lossen door een kleine axiale kracht erop uit te oefenen. Binnenringen van grote lagers demonteren we door de ringen met speciale elektrische demontage-apparatuur te verwarmen. De ring gaat na korte tijd loszitten en kunnen we dan van de as schuiven. Zie figuur 4.25. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 154 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 110 Montage en demontage van assen en lagers Figuur 4.25 Elektrisch verwarmingsgereedschap voor binnenringen Demontage wentellager met cilindrische boring met vaste passing in het huis De demontage van een wentellager uit een huis kunnen we ook doen met een speciale trekker, maar dit wordt zelden gedaan. Zie figuur 4.26. In figuur 4.27 zien we een voorbeeld van een riemschijf waarin twee lagers zijn gemonteerd. Figuur 4.26 Demontage lager via de buitenring Figuur 4.27 Lagers in een riemschijf © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 6 MONTAGE EN DEMONTAGE VAN ASSEN EN LAGERS Montage en demontage van assen en lagers 155 111 Om deze lagers te kunnen demonteren, leggen we de riemschijf op een paar houten blokjes. Daarna slaan we met een bus op de buitenring de lagers uit de passing. In dit geval is tussen de lagers een afstandsring gemonteerd die ervoor zorgt dat we tijdens de demontage de beide lagers gelijktijdig naar buiten slaan. Zie figuur 4.27. We kunnen echter ook tussen de lagers een vaste borst hebben. In dat geval is het niet mogelijk de beide lagers gelijktijdig te demonteren, maar moeten we deze stuk voor stuk met een zachtstalen drevel demonteren. Zie figuur 4.28. Figuur 4.28 Demontage lagers uit een riemschijf met borst Bij het ontwerpen van een installatie kunnen we van tevoren rekening houden met de demontage van de lagers. Dit kunnen we bijvoorbeeld doen door in het huis drie gaten met schroefdraad aan te brengen. Hiermee kunnen we met bouten het lager uit het huis drukken. Zie figuur 4.29. In tabel 4.1 vinden we een overzicht van de mogelijkheden van (de)montage van wentellagers. Figuur 4.29 Demontage lager met bouten © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 156 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 112 T A B E L 4 . 1 Montage en demontage van assen en lagers MONTAGE EN DEMONTAGE VAN LAGERS © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 Uitlijnen van assen 58 © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 200 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 114 5.1 Uitlijnen van assen Inleiding Scheefstellingen van gemonteerde assen zoals in figuur 5.1 kunnen tijdens het bedrijf van een installatie overbelastingen en trillingen veroorzaken. Dit heeft de volgende negatieve invloeden op de installatie: – kortere levensduur van lagers en tandwielen; – snellere slijtage van de afdichtingen in de lagerblokken; – snellere slijtage van de koppeling; – geluidshinder door trillingen; – nadelige invloed van de opgewekte trillingen op het afgewerkt product. Figuur 5.1 Scheefstelling Twee assen kunnen drie posities ten opzichte van elkaar innemen, namelijk: – in elkaars verlengde (goede uitlijning); – parallel aan elkaar (radiale fout); – hoek-scheefstelling (ashoekfout); In figuur 5.2 zien we deze standen weergegeven. We moeten gemonteerde assen uitlijnen om een optimaal werkende installatie te krijgen en om alle nadelige invloeden te vermijden. Bij het uitlijnen moeten we dus eerst ervoor zorgen dat twee assen met een parallelle afwijking of een hoek-scheefstelling of een combinatie daarvan, precies in elkaars verlengde komen te liggen. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 8 201 UITLIJNEN VAN ASSEN 115 α Uitlijnen van assen Figuur 5.2 Standen van assen Om twee assen volkomen uit te lijnen, onderscheiden we twee stappen: – het meten van de geometrische positie van de twee hartlijnen ten opzichte van elkaar; – het zonodig verstellen van een van de twee assen (machine) totdat de positie van de assen optimaal is. 5.2 Uitlijnmeetgereedschap Het uitlijnmeetgereedschap bestaat in principe uit de volgende onderdelen: – meetopnemers (meetklokken of lasers); – houders. Het type en de vorm van de houders is sterk afhankelijk van de beschikbare ruimte en de meetmethode. In figuur 5.3 zien we een schema van een houder in combinatie met meetklokken. De houder moet zodanig zijn uitgevoerd dat we geen meetfouten krijgen door doorbuiging van de houder of door niet-juiste montage van de meetklokken. Langere meethouders kunnen we het beste een tegengewicht geven. Voor het gebruik moeten we ze eerst testen om eventuele afwijkingen later bij de uitlijning te kunnen verrekenen. In figuur 5.4 zien we hoe we een houder op een eenvoudige manier kunnen testen. Bij nauwkeurige uitlijningen kunnen we het beste voor de eigenlijke metingen eerst de aansluitflenzen of koppelingshelften controleren op excentriciteit. Zie figuur 5.5. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 202 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 116 Uitlijnen van assen 1 2 Figuur 5.3 Houder met meetklokken tegengewicht A Figuur 5.4 Kalibratie meethouder We moeten de as of de koppelingsflens corrigeren: – als meetklok A voor de excentriciteit in radiale richting een waarde groter dan 0,05 mm aanwijst; – of als klok B in axiale richting 0,01 mm aanwijst op een afstand van 100 mm vanaf de hartlijn. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 8 UITLIJNEN VAN ASSEN 203 117 Uitlijnen van assen B 100 A Figuur 5.5 Controle op excentriciteit 5.3 Globale uitlijnmethode In figuur 5.6 zien we een as van een pomp die we met een koppeling moeten aansluiten op een elektromotor. Op de koppelingsflenzen zijn pennen gemonteerd voor een elastische koppeling. Na het voorbereidend werk (zoals het controleren van de fundatie) moeten we de pomp plaatsen voor de as. Hierbij nemen we aan dat de as al is afgesteld en gemonteerd en dat we de motor kunnen verstellen. We gaan nu met een buitenmicrometer of schuifmaat en een liniaal de motor zo nauwkeurig mogelijk voor de as brengen. Hierbij corrigeren we de parallelle fout met de liniaal en de scheefstelling met de micrometer of schuifmaat. De motor staat nu ongeveer goed voor de as. Met vulplaatjes wordt de voet van de motor vlak op de fundatie gezet. Daarna zetten we deze voet vast met het juiste aandraaimoment. Als we uitlijnen met een haarliniaal en voelermaten, dan moet dit beperkt blijven tot globaal voormeten. Deze meetmiddelen hebben namelijk de volgende nadelen: © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 204 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 118 Uitlijnen van assen Figuur 5.6 Globale uitlijning as en elektromotor – onnauwkeurig, want het is afhankelijk van het menselijk oog; – de meting is afhankelijk van de rondheid van de koppeling en de rondheid van de centerboring, doordat er geen asuitlijning plaatsvindt maar een koppeling-uitlijning; – we kunnen de vullingdikte niet uitrekenen maar we moeten de vullingdikte proberen te vinden, omdat we geen meetwaarden hebben. Natuurlijk zijn er ook voordelen: – het zijn goedkope meetgereedschappen; – het is een snelle controle. 5.4 Axiaal-radiaalmethode We gaan nu de motor nauwkeurig op de as uitlijnen. Hiervoor plaatsen we de houder met de meetklokken op de flens van de as. Zie figuur 5.7. B A Figuur 5.7 Nauwkeurige uitlijning © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 8 205 UITLIJNEN VAN ASSEN 119 Uitlijnen van assen face-rim-methode axiaalradiaalmethode Als we gaan meten met meetklokken of lasers, gaan we de assen draaien. Daardoor doet de koppelingmaat er niet meer toe. Klok A geeft hierbij de axiale afwijkingen (face) aan. Klok B geeft de radiale afwijkingen (rim) aan. Deze meetmethode noemen we meestal de face-rim-methode. De axiaal-radiaalmethode gebruiken we vooral als: – de koppelingen dicht bij elkaar liggen; – de koppeling-middellijnen vrij groot zijn. De meetprocedure verloopt nu als volgt: 1 plaats de houder in de bovenste stand (12-uurspositie) en zet de klokken op nul; 2 draai de assen waarop de klokken zijn gemonteerd, langzaam naar de 3uurspositie; 3 lees de afwijking af en noteer deze; 4 draai de assen naar de 6-uurspositie en de 9-uurspositie; 5 noteer de afwijkingen; 6 draai de assen weer de 12 uur-positie; 7 controleer of de klokken weer op nul staan. Als we maar één as kunnen draaien, dan moeten we de eventueel gemeten slingering bij de meetwaarden optellen. Meetafspraken Voor een juiste werkwijze hanteren we bij het uitlijnen enkele vaste afspraken: – Bij het bepalen van de uurspositie kijken we vanuit de te verstellen machine naar de vaste machine. Daarbij hanteren we het assenkruis zoals in figuur 5.8. – De gevonden waarden van de meetklok of de laser geven vanuit dit assenstelsel de positie aan van de te verstellen machine ten opzichte van de vaste machine. Het indrukken van de meetklok noemen we dan negatief. 5.5 Interpretatie meetgegevens Het is mogelijk dat de meting niet onder ideale omstandigheden plaatsvindt bijvoorbeeld door het doorbuigen van de meethouder. De ernst van deze afwijkingen kunnen we afleiden uit de geldigheidsregel: ❚ som zijdelingse meetwaarden = som verticale meetwaarden (5.1) © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 206 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 120 Uitlijnen van assen Y - as + kijkr X - as + icht ing Figuur 5.8 Meetafspraak Als de klok in de 12-uurspositie op nul is gesteld, moet dus de som van de aflezingen in de 3-uurspositie en de 9-uurspositie gelijk zijn aan die van de 6-uurspositie. We kunnen deze regel ook anders formuleren: ❚ links + rechts = top + bodem (5.2) Stel dat de uitlezingen er uitzien zoals in figuur 5.9. Hierbij zien we de parallelle afwijkingen in figuur 5.9a genoteerd en de scheefstelling in figuur 5.9b. 0 0 12:00 12:00 _15 9:00 3:00 _ 41 +6 9:00 radiale metingen _2 6:00 6:00 _ 56 a 3:00 +4 b axiale metingen Figuur 5.9 Uitlezing meetklokken We gaan uit van de waarden in figuur 5.9a. We zien dat de geldigheidsregel van toepassing is. Als we de meetklok in de 6-uurspositie in waarde halveren naar © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 8 207 UITLIJNEN VAN ASSEN 121 Uitlijnen van assen –28 dan betekent dit dat de waarde in de 0-uurspositie nu +28 moet zijn. Zie figuur 5.10. Hieruit volgt als afgeleide van de geldigheidsregel: ❚ ❚ top = –bodem links = –rechts (5.3) (5.4) 0 + 28 = + 28 12.00 _ 15 + 28 = + 13 9.00 3.00 _ 41 + 28 = _ 13 6.00 _ 56 + 28 = _ 28 Figuur 5.10 Interpretatie radiale meetgegevens In figuur 5.10 hebben we de meetklok naar de 9-uurspositie gedraaid. De waarde +13 geeft dan de zijdelingse verplaatsing aan. Het is nu duidelijk dat de aanwijzing in de 3-uurspositie gelijk maar tegengesteld moet zijn: –13. We zien dat het niet uitmaakt naar welke positie we kijken (9 uur of 3 uur): in beide posities zien we de zijdelingse verplaatsing. Deze methode kunnen we ook toepassen voor het axiaal verschil. Zie figuur 5.9b. Ook deze waarde gaan we halveren. We zetten de meetklok in de 6-uurspositie op +2. De aanwijzing in de 12-uurspositie is nu –2. Zie figuur 5.11. Als we nu de assen met de meetklok draaien naar de 3-uurspositie, dan lezen we daar direct de horizontale positie af: –4. Om de meetgegevens te verwerken, is het raadzaam om dit grafisch te doen op millimeterpapier. Zie figuur 5.12. 0_2 = _2 12.00 +6 _2 = + 4 9.00 3.00 _2 _2 = _ 4 6.00 _ + 4 2 = +2 Figuur 5.11 Interpretatie radiale meetgegevens © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 208 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 122 X Uitlijnen van assen Y + centerlijn vaste machine cen terli jn v A 1 2 radiale meting (0,28) erst elba re m ach ine 1 2 vullingdikte voorste voet B axiale meting (0,02) vullingdikte achterste voet C 1 2 X _ Z Figuur 5.12 Axiaal-radiaalmethode stappenplan We hanteren het volgende stappenplan: 1 meet de afstanden X, Y en Z en noteer deze; 2 teken op millimeterpapier een horizontale lijn die de centerlijn van de vaste machine voorstelt; 3 zet vanuit deze lijn bij punt A de gehalveerde waarde van de radiale meetklok tussen de 12-uurspositie en de 6-uurspositie; 4 trek vanuit punt B een lijn verticaal naar beneden, die de axiale meting tussen 12 uur en 6 uur aangeeft; 1 5 bepaal vanuit dit punt horizontaal de waarde van — · X; 2 6 teken nu de centerlijn van de te verstellen machine door vanuit punt B een lijn te trekken door punt C; © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 8 UITLIJNEN VAN ASSEN 209 123 Uitlijnen van assen 7 deze lijn van punt B naar punt C is de centerlijn van de verstelbare machine ten opzichte van de vaste machine in het verticaal vlak; 8 meet de afstand tussen de centerlijn van de vaste machine en de centerlijn van de verstelbare machine bij de voorste en achterste voet; 9 deze waarden geven de noodzakelijke vuldikte om de motor in verticale richting te plaatsen. De grafische verwerking van de gegevens over het verplaatsen van de machine in het horizontaal vlak verloopt identiek aan die van de verplaatsing in het verticaal vlak. In figuur 5.13 zien we deze volgorde van afstelling. Nadat de assen zijn uitgelijnd, moeten we de motor goed vastzetten en daarna nogmaals controleren of we door het vastzetten nog veranderingen in de afstelling hebben gekregen. 1e beweging pomp-as 2e beweging Figuur 5.13 Correctie scheefstelling voordelen nadelen De axiaal-radiaalmethode kent enkele voordelen en nadelen. De voordelen zijn: – we hebben meestal maar één meetklokbeugel nodig; – we hoeven de as maar eenmaal te draaien. De nadelen zijn: – bij kleine koppeling-middellijnen is de hoekfout onnauwkeuriger (figuur 5.14a); © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 210 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 124 Uitlijnen van assen X – als de as axiaal kan verplaatsen, moeten we twee axiaalklokken gebruiken (figuur 5.14b). middellijn X van de axiaal klokking bepaalt de hoeknauwkeurigheid a axiaal-radiaalmethode b twee axiaalklokken Figuur 5.14 Hoekmeting 5.6 Dubbel-radiaalmethode Bij de dubbel-radiaalmethode gebruiken we twee meetklokken die ieder op een koppelinghelft staan. Deze methode gebruiken we vooral bij kleine koppelingen met een grotere overbrugging. Zie figuur 5.15. Het voordeel van deze methode ten opzichte van de axiaal-radiaalmethode is ook dat de meetprocedure niet wordt beïnvloed door de eventuele axiale © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 8 211 UITLIJNEN VAN ASSEN 125 Uitlijnen van assen X Y Z Figuur 5.15 Dubbel-radiaalmethode verschuifbaarheid van de assen. De meetprocedure verloopt op dezelfde wijze als die van de axiaal-radiaalmethode. Ook hier is het raadzaam de meetgegevens volgens het stappenplan grafisch te verwerken. Zie figuur 5.16. Nu zetten we bij punt A de gehalveerde waarde uit van de meetklok op de koppelinghelft van de vaste machine ten opzichte van de horizontale lijn. Bij punt B zetten we de halve waarde van de meetklok uit op de koppelinghelft van de te verstellen machine. De lijn tussen de gevonden twee punten geeft de centerlijn weer van de verstelbare machine ten opzichte van de vaste machine. voordelen nadelen De voordelen van de dubbel-radiaalmethode zijn: – de scheefstelling bij kleine koppeling-middellijnen en grote afstand tussen deze koppeling-middellijnen kunnen we gemakkelijker beoordelen (figuur 5.17); – de axiale verschuifbaarheid heeft geen invloed op de meetresultaten; – de asposities kunnen we gemakkelijker grafisch zichtbaar maken. De nadelen van de dubbel-radiaalmethode zijn: – er zijn twee beugels nodig; – beide assen moeten altijd draaien. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 212 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 126 Uitlijnen van assen + X 1 2 radiale meting op vaste machine as Z B A _ Y 1 2 radiale meting verstelbare machine verste va n de lbare m vullingdikte voorste voet vullingdikte achterste voet achine Figuur 5.16 Dubbel-radiaalmethode x Figuur 5.17 Hoeknauwkeurigheid dubbel-radiaalmethode © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 8 +14 deze gemeten waarde gelijk halveren 12.00 9.00 213 127 Uitlijnen van assen +13 UITLIJNEN VAN ASSEN 3.00 6.00 0 Figuur 5.18 Halve slag In het algemeen geldt dat als de koppelingen maar een halve slag kunnen maken, we beide waarden kunnen aflezen. Zie figuur 5.18. 5.7 Uitlijnen tussenas Bij situaties met een tussenas kunnen we meestal moeilijk (of onmogelijk) een houder maken voor een nauwkeurige uitlijning. In dat geval krijgen we een goede uitlijning door beide meetklokken op aparte meethouders radiaal of axiaal te monteren. In figuur 5.19 zien we beide methoden. De meetprocedure verloopt vervolgens op dezelfde manier als bij de face-rim-methode. a axiale meting b radiale meting Figuur 5.19 Uitlijning aandrijving met een tussenas © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 214 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 128 Uitlijnen van assen 5.8 Alternatieve stelmethoden Voorbeeld Stel we hebben de centerlijn van de verstelbare machine gevonden zoals in figuur 5.20. We zien dat we wat van de voeten van de verstelbare machine moeten afhalen. Dit is echter lang niet altijd mogelijk. We hebben twee mogelijkheden tot onze beschikking. centerlijn vaste machine achterste voet voorste voet cen jn v terli erst elb h mac are ine +36 +12 voorste voet achterste voet Figuur 5.20 Centerlijn verstelbare machine Mogelijkheid 1 We kunnen de centerlijn van de vaste machine omhoogbrengen, zodat we de verstelbare machine weer kunnen ondervullen. Zie figuur 5.21. In dit voorbeeld verhogen we met 0,50 mm. Dan houden we ook nog enige stelruimte (hier 0,14 mm) voor de achterste voeten over voor het geval we er later nog wat af moeten halen. verhogen met b.v. 5.0 vulling achterste voet vulling voorste voet +36 centerlijn vaste machine +12 ine ach m e lbar rste e v jn terli cen Figuur 5.21 Centerlijn verhogen © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 8 215 UITLIJNEN VAN ASSEN 129 Uitlijnen van assen Mogelijkheid 2 We kiezen een nieuwe nullijn, waardoor beide centerlijnen weer goed komen te staan. Zie figuur 5.22. Hierbij zien we dat we de ruimte onder de voorste voeten van de vaste machine en van de verstelbare machine moeten opvullen. De maten hiervoor zijn afhankelijk van de geometrische waarden van de machine. centerlijn vaste machine verhogen verhogen nieuwe nullijn +36 +12 cen te ve rlijn rste lba ach re m ine Figuur 5.22 Nieuwe nullijn 5.9 uitlijntoleranties Uitlijnnauwkeurigheid Het is niet mogelijk om machines in de bedrijfstoestand voor de volle 100% uit te lijnen. Dit wil dus zeggen dat we uitlijntoleranties hebben. Helaas hebben we op dit gebied nog geen internationale norm, maar we kunnen wel op enkele manieren deze uitlijntoleranties definiëren. Belangrijke parameters hierbij zijn: – Het toerental van de as. – Het type koppelingen: Er zijn verschillende typen koppelingen, die variëren van volledig star tot hoog elastisch. De uitlijnfout is inherent aan de elasticiteit van de koppeling. Elasticiteit en toerental zijn nauw met elkaar verbonden: naarmate het toerental stijgt, wordt de elastische koppeling stijver. – Afstand koppelinghelften. Hoe groter de afstand tussen de koppelinghelften, des te kleiner de hoekfout. Ook kunnen we de parallelfout omzetten in een hoekfout. Grote afstanden overbruggen we met een tussenas. Methode 1 De eerste methode om de uitlijntoleranties te bepalen gebruikt het toerental van de as en de afstand tussen de koppelinghelften. Zie figuur 5.23 en 5.24. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 216 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 130 Uitlijnen van assen Als we de afstand tussen de vermogensoverdrachtpunten en het toerental weten, dan kunnen we in deze diagrammen de maximale radiale afwijking in mm vinden. toerental maximale radiale afwijking 0,16 mm 0,14 1000 _1 min 2000 0,12 3000 4000 5000 6000 1000 0,10 0,08 2000 3000 4000 5000 6000 0,06 0,04 0,02 0 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 mm 100 afstand tussen de vermogensoverdrachtpunten Figuur 5.23 Uitlijntoleranties afstand 0 tot 100 mm toerental maximale radiale afwijking 1,6 mm 1,4 1000 _1 min 2000 1,2 3000 4000 5000 6000 1000 1,0 0,8 2000 3000 4000 5000 6000 0,6 0,4 0,2 0 0 100 200 300 400 500 600 700 800 900 mm 1000 afstand tussen de vermogensoverdrachtpunten Figuur 5.24 Uitlijntoleranties afstand 0 tot 1000 mm Voorbeeld Stel we gaan uit van een afstand tussen de vermogens-overdrachtspunten van 70 mm en een toerental van 2000 omw/min. Als de afwijking ligt tussen 0 en 0,04 mm, is de uitlijning goed. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 8 217 UITLIJNEN VAN ASSEN 131 Uitlijnen van assen Methode 2 Een tweede methode is ontwikkeld door de Amerikaan John Piotrowski. Hierbij meten we de horizontale en verticale parallelfouten. Zie figuur 5.25. X Y D Figuur 5.25 Gecombineerde parameter De uitlijnnauwkeurigheid vinden we met de volgende formule: ❚ maximale waarde van X of Y uitlijnnauwkeurigheid = ——————————————— D (5.5) Met: – D = afstand tussen vermogens-overdrachtspunten in mm; – X = afwijking van de centerlijn van de vaste machine ten opzichte van de centerlijn in mm; – Y = afwijking van de centerlijn van de vaste machine ten opzichte van de centerlijn in mm. De werkelijke parallelfouten van de assen (dus onafhankelijk van richting) berekenen we voor elk vlak met de stelling van Pythagoras. Zo vinden we de waarden X en Y: ❚ ❚ √ Y = √Y X = Xh2 + Xv2 2 2 h + Yv (5.6) (5.7) Met: – Xh = horizontale waarde van X in mm; – Xv = verticale waarde van X in mm; – Yh = horizontale waarde van Y in mm; – Yv = verticale waarde van Y in mm. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 218 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 132 Uitlijnen van assen Als we daarnaast het toerental weten, dan kunnen we met figuur 5.26 vaststellen of de tolerantie is toegestaan of niet. Piotrowski heeft deze waarden empirisch bepaald. Natuurlijk is dit diagram niet bindend. Elk bedrijf kan nauwere of bredere toleranties aanhouden. Het diagram geeft ons in elk geval een indicatie. 2,0 mm per mm ) 1,4 1 1000 1,0 uitlijnnauwkeurigheid ( 1,8 0,8 1,6 1,2 onaanvaardbaar 0,6 aanvaardbaar 0,4 perfect 0,2 0 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 22 24 _1 26 28 min toerental ( x 1000 ) Figuur 5.26 Piotrowski-diagram 5.10 laserlicht Laser-prismasysteem In plaats van meetklokken kunnen we ook kiezen voor laserlicht als meetsysteem. Meten met licht heeft de volgende voordelen: – de afstand tussen de opnemers kan zeer groot worden (10 meter); – de lichtstraal fungeert als meethouder en buigt dus niet door. Bij dit systeem gebruiken we een laser met een ontvanger, die op één koppelingshelft wordt gemonteerd. Verder is een prisma gemonteerd op de tegenoverliggende koppelingshelft. Zie figuur 5.27. Het prisma is regelbaar in horizontale en verticale richting, zodat deze de laserstraal kan terugkaatsen naar de ontvanger. De laserunits zijn met kabels aan een display-unit verbonden waardoor de uitlezingen direct worden weergegeven. Elektronica en microprocessoren kunnen de meetwaarden snel en nauwkeurig verwerken. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 8 UITLIJNEN VAN ASSEN 219 133 Uitlijnen van assen laser prisma ontvanger Figuur 5.27 Laseruitlijntechniek Het principe van deze meting is dat een laserzender die op een koppelingshelft is gemonteerd, een cilindervormige baan beschrijft als we deze ronddraaien. Zie figuur 5.27. Het centrum van deze lasercilinder is altijd het verlengde van de middellijn van de as waarop de koppeling is gemonteerd. De meedraaiende ontvangers op de andere koppelingshelft nemen het laserlicht op. Gemeten afwijkingen worden op het display zichtbaar gemaakt. Zie figuur 5.28 en 8.29. Figuur 5.28 Twee laserzenders en ontvangers Figuur 5.29 Uitlijning met lasers © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 220 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 134 Uitlijnen van assen We hebben twee lasermeetsystemen: – Het laser-prismasysteem werkt volgens een methode die enigszins lijkt op de axiaal-radiaalmethode, bijvoorbeeld Optalign; – het dubbel-lasersysteem werkt volgens de dubbel-radiaalmethode, bijvoorbeeld combi-laser. Doordat we twee zenders en ontvangers gebruiken, moeten deze dezelfde afwijkingen weergeven. We kunnen dus de twee afwijkingen met elkaar vergelijken en direct de hoekverstelling of de parallelafwijking vaststellen. combi-laser Als voorbeeld van de gegevensverwerking zien we in figuur 5.30 een toepassing van de combi-laser. Onder de steunpunten staan de te nemen maatregelen. We zien de getallen op de koppelinghelften. Deze zijn gemeten door de laserunits TD-S (TD-stationair) en TD-M (TD-movable). Ze geven de afwijking ten opzichte van de vaste centerlijn. De horizontale en verticale scheefstelling spreken daarbij voor zich. a bovenaanzicht b vooraanzicht Figuur 5.30 Gegevensverwerking combi-laser © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 8 Uitlijnen van assen UITLIJNEN VAN ASSEN 221 135 Vervolgens kan dan één van de assen worden versteld. Daarbij meten we met het display direct de verplaatsing in een bepaalde richting. Het stellen van de assen wordt dus gemakkelijker. In figuur 5.29 zien we een praktijkvoorbeeld van het uitlijnen met deze techniek. Gebruik lasersystemen We komen lasersystemen in verschillende takken van de industrie tegen, zoals bijvoorbeeld in de staalbouw. Hierbij gebruiken we de laser voor rechtheid en zuiver haaks werken. De laserapparatuur stelt zichzelf waterpas. Daarna laat hij een roterende laserlijn los, die op een hoek van precies 90° staat. In de bouwwereld gebruiken we de laser als een verlengde waterpas, waarbij de laserstraal horizontaal rondgaat. In de installatiebouw gebruiken we de laser om de staaldraad te vervangen. Vanaf deze laserlijn (laserstaaldraad) zetten we de leidingen uit met een tolerantie van ongeveer 1 mm. De lasermethode leent zich uitstekend voor verscheidene soorten uitlijning: – haaks uitlijnen; – uitlijnen van parallelle assen; – haaks uitlijnen in twee vlakken. Hulpmiddelen lasersystemen Voor deze soorten uitlijning moeten we de lasersystemen met hulpmiddelen uitbreiden zoals het 90°-prisma. Zie figuur 5.31. Hiermee kunnen we de haaksheid meten. Door verscheidene prisma’s te gebruiken kunnen we ook in twee vlakken de haaksheid meten of in plaats van verscheidene prisma’s een hoekprisma gebruiken. Dit hoekprisma buigt de laserstraal direct haaks in het plat vlak en het verticaal vlak. De laserunits kunnen bovendien afwijkende vormen krijgen, afhankelijk van de toepassing. Figuur 5.31 Prisma © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 222 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 136 Uitlijnen van assen In de scheepvaartindustrie worden bijvoorbeeld cilindrische laserunits gebruikt voor het meten van schroefaskokers. Zie figuur 5.32. Andere hulpmiddelen zijn de mechanische hulpmiddelen die we gebruiken in de verschillende situaties om de laserunits vast te zetten. Figuur 5.32 Schroefasuitlijning 5.11 Uitlijnen parallelle assen Eerder hebben we de uitlijningen behandeld van assen die in elkaars verlengde liggen. We kunnen echter ook een aandrijving hebben via parallelle assen. Hierbij kunnen we bijvoorbeeld denken aan aandrijvingen met een V-snaar, ketting of tandwiel. Zie figuur 5.33. Bij de afstelling van deze assen moeten we op twee voorwaarden letten, namelijk: – de assen moeten evenwijdig aan elkaar liggen; – de assen en de schijven of wielen moeten in hetzelfde vlak liggen. We kunnen evenwijdigheid het eenvoudigst meten met een schuifmaat of speermaat. Voor de uitlijning in hetzelfde vlak kunnen we dan gebruikmaken van een speermaat. Zie figuur 5.34a. Als we de assen heel nauwkeurig evenwijdig moeten stellen, kunnen we ook een lasermeetsysteem gebruiken. Zie figuur 5.34b. Hierbij zetten we de laser-units met speciale bevestigingsmethoden vast tegenover elkaar op de assen. Het laserlicht van beide zenders wordt naar de © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 8 223 UITLIJNEN VAN ASSEN 137 Uitlijnen van assen Figuur 5.33 Parallel-aandrijving tegenoverliggende ontvangers gezonden. Bij een afwijking wordt dit door de ontvangers gedetecteerd, dat dan op het display zichtbaar wordt gemaakt. a met speermaat b met lasermetingen Figuur 5.34 Evenwijdigstelling twee assen © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 224 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B 138 5.12 Uitlijnen van assen Uitlijnen overbrengingen Riemaandrijvingen eisen Voor het goed functioneren van riemaandrijvingen kunnen we de volgende aanvullende eisen stellen: – demonteer de riemen zonder forceren; – vervang versleten tandriemschijven; – controleer bij verscheidene riemen of ze allemaal even lang zijn; – de riemen moeten de juiste spanning hebben; – de riemen moeten goed in de tandriemschijven liggen. Verdere wenken voor montage en demontage van deze aandrijvingen zijn: – probeer de schijven of wielen zo dicht mogelijk te plaatsen bij de lagers die de assen ondersteunen; – bescherm de overbrenging tegen vuil, olie, vet en stof en scherm daarom draaiende delen af, ook bij het proefdraaien; – schakel bij montage en demontage de aandrijving uit. Kettingoverbrenging eisen Voor een goede werking van een kettingoverbrenging gelden de volgende eisen: – als de ketting wordt vervangen, moeten we ook de kettingwielen vervangen; – we moeten zoveel mogelijk kettinglengten proberen te gebruiken met een even aantal schakels, omdat we bij een oneven aantal schakels een tussenschakel (zwak punt) hebben; – minimaal drie schakels moeten ingrijpen, waarbij de omspannen hoek van de ketting op het wiel minstens 90° moet zijn; – de ketting moet goed liggen op de vertanding van de wielen; – de kettingspanning moet juist zijn, waarbij ten minste twee steeklengten of anders 2% van de kettinglengte nastelbaar moeten zijn; – plaats een kettingspanner tegen het slappe deel van de ketting; – na de montage van de ketting moeten we deze goed smeren; – als we geen automatische kettingspanner gebruiken, moeten we de kettingspanning regelmatig controleren en eventueel naspannen. Tandwieloverbrenging Wenken voor de montage en demontage van tandwielen zijn: – controleer de tandwielen voor het (de)monteren op beschadigingen; – controleer na montage het draagbeeld (figuur 5.35a en figuur 5.35b) en de flankspeling (figuur 5.35c); – zorg voor een juiste smering; © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 8 225 UITLIJNEN VAN ASSEN 139 Uitlijnen van assen – bij een juiste montage moeten de steekcirkels van de tandwielen elkaar net raken, maar lagerslijtage kan dit beeld veranderen (zie figuur 5.36). flankspeling a tand met breedtewelving b tand zonder c flankspeling breedtewelving Figuur 5.35 Draagbeeld en flankspeling Extra aandachtspunten Bij een vaste aspositie (denk aan aandrijving krukas-nokkenas) moeten we de stand van de assen merken ten opzichte van elkaar bij onbelaste toestand. Pas daarna kunnen we de ketting- of tandwielaandrijving demonteren. De meest voorkomende storingen bij vooral tandwieloverbrengingen zijn het warmlopen van de overbrenging en slijtage van de tanden. Het is dan ook zeer belangrijk dat de lagers goed gemonteerd zijn op de assen waar de tandwielen op zitten. Als dit niet het geval is, kan de overbrenging steekcirkels Figuur 5.36 Steekcirkels die elkaar net raken © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012 226 140 MONTAGE EN ONDERHOUD 2B Uitlijnen van assen warmlopen. Zo kunnen dus ook externe omstandigheden direct invloed uitoefenen op de overbrenging. © ThiemeMeulenhoff — 13 maart 2012