Jezus is beslissend voor de vormgeving van het geloof Preek over Marcus 2:18-22 lezen: Marcus 2:18-28 / 3:6 Lelystad, 11 februari 2007 R.J.Vreugdenhil Gemeente, Geloven in God is iets van je hart en van je hoofd. Het zit in je. Geloven betekent weten, denken, liefhebben, kiezen. Dat gebeurt allemaal IN je. Maar geloven krijgt ook een vorm. Het komt naar buiten. Ik bedoel nu niet ‘dat je er naar gaat leven’. Ik bedoel dingen als: ‘s zondags naar de kerk gaan, bidden bij het eten of naar een mannenvereniging gaan of stille tijd houden. Dat is een stuk vormgeving van het geloof. Er zijn ook andere vormen waar wij vaak niet zoveel mee hebben. Bijvoorbeeld met gekleurde vaandels zwaaien. Of vasten. Het zijn verschillende manieren om het geloof in God vorm te geven. Over die vormgeving gaat het vanmorgen. JEZUS IS BESLISSEND VOOR DE VORMGEVING VAN HET GELOOF Gelovige mensen hebben vaak vaste vormen. Dingen die je altijd zo doet. Dat kan een stuk vastheid geven. Iets van rust. Het geeft ook herkenning. Als je net in het ziekenhuis ligt en je krijgt je eten en je ziet dat iemand anders op de zaal eerst z’n handen samen doet en z’n ogen dicht, dan weet je: dat is ook een christen. Je herkent het geloof van de ander aan die bekende vorm. En andersom kan het zijn dat je met iemand heel fijne gesprekken hebt, heel veel herkenning over en weer van wat er in je leeft, een diep geloof - maar als het gaat over naar de kerk gaan, blijkt dat die ander bijna nooit gaat. ‘Dat vind ik niet zo nodig’. Dat voelt opeens vreemd: zoveel herkenning, maar waarom dan niet.... Dat waren waarschijnlijk ook de vraagtekens die mensen hadden bij Jezus. In die tijd had je binnen het Joodse volk een beweging van mensen die dicht bij de HEER wilden leven. De vrome Joden. Veel Farizeeën, oprecht gelovige mensen die het serieus namen. Eén van de vormen waar zij veel nadruk op legden, was het vasten. Ze vastten één of twee dagen in de week. Vasten, dat is om je te concentreren op God. Bidden, schuld belijden, vragen om de komst van Verlosser. Zulke vrome Joden hadden waarschijnlijk veel herkend in de preken van Jezus. Jezus sprak over het koninkrijk, over wat Israël mocht verwachten omdat de Heer door de profeten zoveel beloofd had. Dat herkenden deze mensen. Jezus - blijkbaar ook een vrome Jood. 1 Maar...waarom doet hij dan niet aan vasten. Dat kon er bij hen niet in. Als je toch serieus wilt leven voor God, dan moet je toch wel vasten. Net als wij zeggen: als je toch serieus gelooft, dan ga je toch twee keer naar de kerk? Met die vraag komen ze bij Jezus. Waarom vasten uw leerlingen niet? Jezus vraagt eerst naar een algemene gewoonte: stel dat je een bruiloft hebt op een dag dat je eigenlijk, volgens de gewone regel, zou vasten - wat gaat er dan voor? Het antwoord weet iedereen: een bruiloft gaat voor. En als je aan zo’n feestmaal zit, zeg je niet ‘nee dank je, ik heb net vandaag mijn vastendag’. Dat doe je niet. Het antwoord op de vraag van Jezus is duidelijk. Opvallend is dat hij het antwoord toch ook nog zelf geeft. Ik denk dat het niet eens zozeer een antwoord op de vraag is, maar meteen de toepassing. Jezus wijst zijn leerlingen er misschien wel bij aan. Zo van: ‘Bruiloftsgasten vasten toch niet als de bruidegom er is? Zij (wijzend naar de leerlingen) hebben nu de bruidegom bij zich, daarom vasten zij niet. Het is duidelijk: Jezus is de bruidegom. Hij zet hier zichzelf in de schijnwerper. Het gaat om hem. Omdat hij er is, kan er niet gevast worden. Jezus zegt geen kwaad woord over vasten. Hij zegt niet dat het onzin is. Hij zegt niet dat het alleen maar een vrome vorm is zonder inhoud. Hij vindt het niet overdreven. Sterker nog, hij zegt meteen: over een poosje zullen mijn leerlingen ook weer vasten. Maar nu ik er ben, kan er niet gevast worden. De vaste vormen gaan nu aan de kant, want Jezus is er. De traditie of de gewoonte of de regels zijn dan niet belangrijk. De persoon van Jezus is beslissend. Je kunt het misschien vergelijken met het lessenrooster op school. Elke dinsdagmorgen heb je bijvoorbeeld eerst een verhaal uit de bijbel, dan lezen, dan rekenen. Elke dinsdag. Vaste regel. Maar stel dat zomaar opeens op een dinsdagmorgen de koningin op school komt. De telefoon gaat, meester Koelewijn krijgt te horen: over een half uur komt de koningin op bezoek. Dan worden vast wel alle kinderen naar de aula gehaald. En dan moet de juf niet zeggen ‘ho, het is dinsdagmorgen, we hebben lezen en rekenen’. Niks lezen en rekenen, de koningin komt eraan, dat is nu belangrijker! Jezus is het belangrijkste, hij is beslissend over wel of niet vasten. Daarmee trekt Jezus weer alle aandacht naar zichzelf. 2 Dat deed hij al eerder. Toen hij preekt, merkten de mensen dat hij preekte met gezag. Gezag vanuit zichzelf. Jezus zette zichzelf voor de mensen neer. Bij de genezing van de verlamde liet Jezus zien dat hij beslissen mag over vergeving. Waar normaal alleen God over beslist - Jezus mag dat ook. Hij is niet zomaar iemand. Kijk maar naar de eerste regel van het boek van Marcus: Jezus is de Christus, de Zoon van God. Het gaat om hem. God de Vader heeft hem zo neergezet: jij bent mijn geliefde Zoon. Mensen, je moet bij hem zijn. Je moet bij hem beginnen, ook als het gaat om de vormgeving van je geloof. Niet je vaste vormen zijn belangrijk, je gewoonte, je traditie, je regels, maar Jezus. Dat betekende toen, in die tijd, dat er nieuwe vormen nodig waren. Want Jezus was nieuw. Hier gebeurde iets dat nog nooit gebeurd was. Profeten hadden al wel gezegd dat het zou gebeuren. Vrome Joden keken er naar uit, biddend en vastend. Maar nu is het zo ver. Iets heel nieuws: Gods Zoon is gekomen en brengt het koninkrijk van God op aarde. De Messias, de Christus van God. Bij dat nieuwe moeten de mensen van die tijd zoeken naar nieuwe vormen. Dat maakt Jezus duidelijk met dat beeld van die lap stof en die wijn. Het gaat daar twee keer om iets nieuws. In de vertaling staat de ‘oude mantel’ voorop, alsof de vraag is ‘hoe repareer ik een oude mantel’, maar in het Grieks staat de nieuwe, nog niet gekrompen lap stof voorop. Wat doe je met zo’n nieuwe lap stof? Daar knip je niet een stuk van af om er een oude jas mee te repareren. Dat is zonde van zo’n mooie, nieuwe lap stof. Wat doe je met nieuwe wijn? Wijn werd in die tijd in leren zakken gedaan. Nieuwe wijn doe je niet in een oude, uitgedroogde zak. Die wijn kan nog gisten en dan knapt die zak en de wijn loopt weg. Dat is zonde van de nieuwe wijn. Wat doe je met iets nieuws? Daar zoek je een nieuwe vorm voor. Het nieuwe van Jezus Christus (Gods koninkrijk is gekomen, zomaar tussen de mensen) vraagt er om dat je nadenkt over nieuwe vormen. Niet omdat nieuw altijd beter is, maar omdat het moet passen bij het nieuwe. Het moet passen bij Jezus Christus. Daar laat Jezus de mensen over nadenken: welke geloofsvorm past bij hem? Als hij er is, dan past het niet om te vasten; dan mag je blij zijn, want je ziet in hem dat Gods koninkrijk komt. Tegelijk, als hij weg zou gaan, dan zou het wel weer passend zijn om te vasten, om intens te bidden dat hij terug zal komen. Zoek dus de vormgeving van het geloof die past bij Jezus Christus. Jezus is beslissend voor vragen over de vorm van je geloven, over de vorm van christen-zijn, over de vorm van kerk-zijn. 3 Op al die vragen moet je het antwoord zoeken vanuit Jezus Christus. Omdat hij de inhoud van al die vormen moet zijn. Waarom was het goed dat de Joden vastten voordat Jezus er was? Dat vasten was het bidden om de komst van de grote Koning, de Messias. Waarom is het logisch dat de leerlingen weer zullen vasten als Jezus van hen weggenomen is? Dat vasten helpt hen in het verlangen naar de terugkomst van Jezus. De vormen zijn goed als Jezus Christus er de inhoud van is. Vanuit die inhoud mag je zoeken naar de beste vormen. Niet de regels of de gewoonte, maar Jezus Christus is beslissend voor de vormgeving van het geloof. Als Jezus dit bedoeld heeft voor de Joden in die tijd, wat betekent dat dan voor christenen vandaag? Ik zei al: kerkmensen hebben vaak veel vormen en vaste gewoontes. Wat zegt deze les van Jezus daarover? 1. Het gaat niet om de vorm, maar om de inhoud. a. Je mag van Christus leren dat je vaste gewoontes los kunt laten. Niet krampachtig er aan vast zitten, maar er soepel mee omgaan. Kunnen veranderen, als dat beter is. En elkaar daar ook ruimte in geven. Een ander niet veroordelen alleen om wat je van de buitenkant van hem ziet. Denk er eens over na: hoe sterk zit je vast aan bepaalde vormen? b. Het gaat niet om de vorm, maar om de inhoud. Daarom mag je bij alle vormen en gewoontes en regels vragen: hebben ze ook inhoud? Gaat het om Jezus Christus? Helpen die gewoontes en regels om met hem te leven? Er is niets mis met vaste vormen en afspraken en traditie - als het maar inhoud heeft! Als Christus er in is. Stel jezelf die vragen. Als je naar de kerk gaat, is dat voor de vorm, of kom je daar om Jezus Christus te ontmoeten, zijn genade te krijgen? Als je bidt voor je eten, is dat een lege vorm zijn, of zoek je echt contact met God, de Vader van Jezus Christus? c. Het gaat niet om de vorm, maar om de inhoud. Dat geldt ook voor het opvoeden van kinderen. Je kind christelijk opvoeden is niet: hem alle christelijke vormen leren. Zo begin je wel: een gebedje bij het slapen gaan, enzovoort. Maar christen-zijn is niet allerlei christelijke gewoontes aangeleerd krijgen. Christen-zijn is verbonden zijn met Jezus Christus. Dát mag je je kind leren. De vraag is dan wel: héb je dat, om dat aan je kind te leren. Of heb je zelf ook alleen maar vormen? 4 2. Tegelijk, het gaat om de inhoud, dus ook om de vorm. a. Vormgeving is niet onbelangrijk! Jezus zegt zelf: als ik straks weg ben, zul je je vorm weer aanpassen. Je moet er dus over nadenken. Zoeken naar goede vormen. Het is te simpel om te roepen ‘geloof zit van binnen, dus als het daar maar goed zit’. Het gaat om je binnenkant, inderdaad; dat Jezus Christus in je leeft. Maar de Heer wil ook dat je dat liet zien. Dat je je geloof vorm geeft. Zelf, en samen als gemeente. Zoek naar de manier van geloven die past bij Jezus Christus. b. Dat betekent niet dat het altijd nieuw en anders moet. Jezus zei het toen wel: nieuwe wijn in nieuwe zakken. Toen was er inderdaad iets heel nieuws: het koninkrijk van God in de persoon van Jezus Christus. Zo vernieuwing maakt de christelijke kerk nu niet mee. Nieuwe vormen zijn dus niet per se nodig, of beter dan de oude. Het kan ook heel goed zijn om oude vormen weer terug te halen of weer inhoud te geven. Als ze maar helpen om met Christus te leven. c. Vanuit verbondenheid met Christus mag je wel kritisch doordenken: is onze manier op dit moment wel de beste. Of persoonlijk: zoals ik m’n geloof nu in praktijk breng, helpt me dat echt om dicht bij Christus te leven? En wees dan niet bang om te zoeken naar betere vormen. Overleg het maar thuis. Denk er over mee in de gemeente. Het is één van de dingen in de visie-vorming: welke manieren kiezen we om het mooie wat we hebben in Christus vorm te geven? d. Dat moet je beginnen bij Jezus Christus. Weten wat hij wil geven. Maar het heeft ook alles te maken met hoe je zelf bent, hoe mensen zijn. Want wat wil Jezus Christus geven? Hij wil verbonden zijn met mensen. Hij verandert niet. Mensen kunnen wel veranderen. Daardoor kan ook veranderen wat de beste manier is om die verbondenheid vorm te geven. Heel duidelijk is dat bij de taal: de psalmberijming waar de ouderen mee opgegroeid zijn, is voor de jeugd echt onleesbaar. Dat moesten we dus veranderen als kerk, niet omdat de jeugd dat wilde, maar omdat Christus ook met de jeugd een band wil. En daar mag geen ouderwetse taal tussen staan. Dat geldt ook voor andere vormen. De kerk moet zich steeds afvragen: de manier waarop wij het nu doen, is dat een goede manier, zodat de inhoud (Christus!) optimaal tot zijn recht komt? Voor oud en jong, voor ervaren christenen en voor zoekende mensen? Een kerk moet ook nieuwe vormen durven zoeken, of oude vormen weer opfrissen, jongeren laten zien wat de inhoud is van oude vormen. Niet omdat de kerk ook wel met z’n tijd mee moet gaan, of om geen mensen kwijt te raken. Maar omdat Christus zichzelf ook wil geven aan een nieuwe generatie. Hier kunnen best spannende vragen uit komen. Laten we daar niet bang voor zijn. Ga met elkaar in gesprek, zoek wat goed is, in je eigen leven en in de gemeente. 5 Als je maar steeds dit vasthoudt: Jezus Christus is beslissend voor alle vormgeving van het geloof. AMEN belijdenis van afhankelijkheid zegengroet NG 87 genadeverkondiging, Hebr.10:19-23 antwoordlied Psalm 65: 1,2 lezing weg, Psalm 72:10 gebed lezen Marcus 2:18-28 Psalm 50: 6, 7 verkondiging n.a.v. Marcus 2:18-22 Psalm 50:11 Doop Mieke de Leeuw formulier lied 335:1, 2, 5 doop Lied 335:6,9 gebed evt. mededelingen collecte Gezang 32:1,2 zegen 6