Europees Parlement 2014-2019 Zittingsdocument B8-0465/2016 11.4.2016 ONTWERPRESOLUTIE naar aanleiding van verklaringen van de Raad en de Commissie ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement over de situatie in Polen (2015/3031(RSP)) Syed Kamall, Ryszard Antoni Legutko, Anna Elżbieta Fotyga, Tomasz Piotr Poręba, Ryszard Czarnecki, Karol Karski, Jadwiga Wiśniewska, Sławomir Kłosowski, Edward Czesak, Janusz Wojciechowski, Stanisław Ożóg, Zbigniew Kuźmiuk, Zdzisław Krasnodębski, Roberts Zīle, Czesław Hoc, Marek Jurek namens de ECR-Fractie RE\1091913NL.doc NL PE579.889v01-00 In verscheidenheid verenigd NL B8-0465/2016 Resolutie van het Europees Parlement over de situatie in Polen (2015/3031(RSP)) Het Europees Parlement, – gezien artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 6 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gezien de Poolse grondwet, met name de artikelen 2, 10, 190, 194, 195 en 197, – gezien de wet op het grondwettelijk hof van 25 juni 2015 en de daaropvolgende amendementen hierop, – gezien de op 25 november 2015 door de Sejm van de Republiek Polen goedgekeurde resoluties over het gebrek aan rechtskracht van de op 8 oktober 2015 door de Sejm goedgekeurde resoluties over de verkiezing van rechters in het grondwettelijk hof, – gezien het reglement van de Sejm van de Republiek Polen, – gezien advies nr. 833/2015 van de Europese Commissie voor democratie middels het recht (de Commissie van Venetië) over amendementen op de wet op het grondwettelijk hof van Polen van 25 juni 2015, – gezien advies nr. CDL-STD(1997)020 van de Commissie van Venetië, – gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement, A. overwegende dat de huidige Poolse regering het sterkste democratische mandaat heeft in de geschiedenis van het land sinds de val van het communisme; B. overwegende dat de op 25 juni 2015 door de vorige regering goedgekeurde amendementen op de wet op het grondwettelijk hof zijn vastgesteld om vijf rechterlijke ambten op te vullen die normaal pas vacant zouden zijn geworden na de democratische verkiezingen van 25 oktober 2015, zodat de samenstelling van het hof op het laatste moment gewijzigd is; C. overwegende dat overeenkomstig artikel 21 van de wet op het grondwettelijk hof van 2015, iedereen die wordt verkozen voor het ambt van rechter in het grondwettelijk hof, een eed moet zweren aan de president, een verplichting om rechter in het hof te kunnen worden; D. overwegende dat het Poolse parlement de wet op het grondwettelijk hof van 2015 op 19 november en 22 december 2015 heeft gewijzigd, waarbij het procedureregels heeft vastgesteld voor constitutionele controle overeenkomstig artikel 197 van de Poolse grondwet; E. overwegende dat het vermoeden van het constitutionele karakter van een behoorlijk gepubliceerd statuut een fundamenteel constitutioneel principe is dat nodig is om bij de PE579.889v01-00 NL 2/4 RE\1091913NL.doc controle van het constitutionele karakter van elk statuut de toepassing van het recht te garanderen; F. overwegende dat krachtens artikel 122, lid 3, van de Poolse grondwet alleen de president van de Republiek Polen een rechtshandeling kan verwijzen voor constitutionele controle alvorens de handeling in werking treedt; G. overwegende dat het onontbeerlijk is dat uitspraken van het grondwettelijk hof worden vastgesteld volgens de geëigende procedure, een voorwaarde sine qua non om een conclusie van de rechters in het grondwettelijk hof te beschouwen als een uitspraak in de zin van artikel 190 van de Poolse grondwet, waarvoor officiële publicatie geldt; H. overwegende dat Polen de Commissie van Venetië heeft gevraagd de bepalingen van het nieuwe statuut met de voorschriften voor toewijzing door het grondwettelijk hof te onderzoeken; I. overwegende dat advies nr. 833/2015 van de Commissie van Venetië aan de Sejm van de Republiek Polen is gepresenteerd op 11 maart 2016; 1. benadrukt het feit dat de amendementen op de op 25 juni 2015 goedgekeurde wet op het grondwettelijk hof en de verkiezing van vijf rechters op 8 oktober 2015, net vóór de parlementsverkiezingen van 25 oktober 2015, momenteel een bron van controverse zijn met betrekking tot het grondwettelijk hof; 2. benadrukt het feit dat de vorige regering voor zichzelf een grote meerderheid van niet minder dan 14 van de 15 rechters in het grondwettelijk hof heeft veiliggesteld, met schending van het elementaire principe van pluriformiteit van het gerecht en van de aanbevelingen van de Commissie van Venetië van 1997, waarin werd gesteld dat een partij die aan de macht is, niet in een positie mag verkeren waar zij alle rechters kan benoemen volgens haar eigen voorkeur; 3. benadrukt het feit dat het nieuwe parlement de benoemingen heeft teruggedraaid volgens de gewone autocorrectieprocedure en onderstreept het feit dat er geen reden is om een nieuw verkozen parlement het recht te ontzeggen te besluiten over het correcte karakter van zijn eerdere besluiten in de loop van dezelfde procedure; 4. wijst erop dat de amendementen op de wet op het grondwettelijk hof van 2015 die zijn vastgesteld door de regering van de partij Recht en Rechtvaardigheid, zijn bedoeld om de procedure voor concrete constitutionele controle te faciliteren en te zorgen voor transparantere regels voor politieke, abstracte constitutionele controle, en tegelijk om de ongelimiteerde discretionaire bevoegdheid van de voorzitter van het grondwettelijk hof op dit gebied te beperken; 5. benadrukt het feit dat de conclusie van het grondwettelijk hof van 9 maart 2016 is behandeld en goedgekeurd door een college van 12 in plaats van minstens 13 rechters, hetgeen overeenkomstig de Poolse wet een duidelijke schending is van de procedure en strijdig is met artikel 197 van de grondwet, op grond waarvan het grondwettelijk hof het reglement waarin is voorzien in zijn statuut, moet naleven; benadrukt bovendien het feit dat de regering overeenkomstig artikel 7 van de grondwet gebonden is door het wettelijkheidsprincipe en geen conclusies mag publiceren die zijn vastgesteld met RE\1091913NL.doc 3/4 PE579.889v01-00 NL duidelijke schending van de voorgeschreven procedure; 6. is tevreden met het besluit van de voorzitter van de Sejm van de Republiek Polen om een groep van experts aan te wijzen, die open staat voor vertegenwoordigers van alle parlementaire fracties, met als taak aanbevelingen op te stellen voor toekomstig parlementair werk en zo veel mogelijk de aanbevelingen toe te passen van de Commissie van Venetië op de systemische sector in kwestie, op basis van de overtuiging dat het werk van het grondwettelijk hof zo transparant mogelijk moet zijn en de toegang tot het hof zo ruim mogelijk; 7. benadrukt het feit dat de voorzitter van de Commissie van Venetië in zijn opmerkingen duidelijk heeft gemaakt dat de hervorming van het grondwettelijk hof van Polen een interne Poolse aangelegenheid is en moet worden aangepakt door de bevoegde nationale autoriteiten; benadrukt het feit dat deze benadering in overeenstemming is met het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie verankerde subsidiariteitsbeginsel; 8. benadrukt in verband hiermee het feit dat de kwestie alleen naar behoren kan worden opgelost, als alle spelers in de Poolse politiek verantwoordelijk handelen en een compromis bereiken; 9. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, de Raad, de lidstaten, de Raad van Europa en de Europese Commissie voor democratie middels het recht. PE579.889v01-00 NL 4/4 RE\1091913NL.doc