Die zal wederkomen… Wat geeft de doorslag? Het oude liedje: er zij licht. Precies het allereerste woord van God blijkt het laatste woord: er zij licht. Door Wim Scheltens Onder een bepaald gezichtspunt komt de toekomst ter sprake in de Apostolische Geloofsbelijdenis. Zoals de komst van Jezus in Bethlehem is aangekondigd door de engel Gabriël aan Maria, zo is de wederkomst van Christus aangekondigd. Door Jezus zelf: als de Zoon des mensen (weer)komt, zal Hij dan het geloof vinden op aarde (Luc. 18:8)? Die indrukwekkende vraag geeft aan dat Jezus iets zoekt, dat er iets kan zijn wat hij niet graag aantreft. Op een onbekend uur komt de Zoon des mensen en daarom wees daarop voorbereid. Dat is de teneur van het slot van Mattëus 24. Dat is een hoofdstuk vol aankondigingen van moeilijke en nare dingen. En dan klinkt een speciale vraag: wie is de goede en verstandige slaaf die de heer heeft aangesteld over zijn volk om hun op tijd hun voedsel te geven? Daarop volgt de uitspraak: ‘Zalig de slaaf die zijn heer bij zijn komst zo bezig zal vinden’. Zo wordt wel duidelijk in welke richting Jezus het zoekt. Een Bekende Dreiging met ‘hel en verdoemenis’ is niet het meest adequate antwoord van de kerk. Een betere reactie is dankbaarheid: Jezus stuit de schepping in haar vrije val. Hij verlost. Hij kijkt niet toe, Hij treedt op, grijpt in. Zo kennen we Christus in zijn eerste komst: om te dienen en te redden, te zoeken en te vinden en te verlossen. En Christus die we uit zijn eerste komst hebben leren kennen en liefhebben, Hém verwachten wij met zijn tweede komst. Dat tekent de toekomstverwachting van de kerk. De toekomst wordt gekleurd door de komst van de Goede Herder, die het verlorene zoekt om te redden. De Richter van het heelal is de Goede Herder - dat is de grondtoon van de toekomstmuziek. Geziene Gast In Jezus’ komen voelen we dat God Zich aan Zijn woord houdt. In Zijn komst ligt de bron van het loflied: aan een wereld, verloren in schuld, wordt Gods belofte heerlijk vervuld. Zo vormt de eerste komst van Jezus de garantie voor Zijn wederkomst. Wat ons in Hem geschonken is, is goddelijk groot. Zo groot, dat heel de schepping terecht zal komen. Gods goedheid is te groot voor dit leven en ons persoonlijk leven alleen. Daarom is de wederkomst niet alleen een antwoord op onze armoede, maar ook op ons verlangen om te mogen delen in blijvende vreugde. Zo is Jezus een graag geziene Gast, die gaandeweg de Gastheer wordt. De belijdenis van Christus’ wederkomst doet ons rijpen in geloofsverwachting: wie zou die graag geziene Gast niet ontvangen? In de aandacht voor Jezus’ wederkomst schuilt ook de kiem van de hoop, op verlossing, voor de wereld. Door deze wederkomst leren we om niet meer te spreken over een ‘verloren generatie’ of een ‘verloren continent’ (Afrika). Door deze wederkomst zien we ook hoe de Messiaanse verwachtingen van Israël en de kerk elkaar ontmoeten kunnen. Natuurlijk, Israël verwacht alleen de komende Messias, de kerk verwacht de gekomen Messias. Israël en de kerk geloven dat de Messias het leven verlost van haat en dood. De kerk belijdt dat de gekomen Messias verzoent en de terugkomende Messias komt om te oordelen. Om te oordelen Het is een genade dat we in het oordeel te maken krijgen met de Messias. Niet een rechter met een blinddoek of een rappe tong die een vis uit het water praat, maar de Messias die zo met Zijn Vader één is, dat Hij naar het hart kijkt. Zonder enige twijfel zal de Messias ons redding brengen uit verderf. Tegelijk zal Hij gericht brengen over ongerechtigheid. De aarde moet schoon worden zoals in de scheppingsdagen. De nieuwheid is haar toekomst. De glans des Heren zal haar bepalen. Het oordeel om naar te verlangen. Waar hoort u dat anders dan in de kerk met de open Bijbel? Oordelen heeft te maken met wegen, rechtzetten en recht doen. Met de maat waarmee jij meet, zul je gemeten worden, zegt Jezus. Dat is oordeel. Maar de Messias zou de Messias niet zijn, als Hij Zijn eigen meetsnoer niet bij Zich had: het meetsnoer van de verzoening. In Zijn oordelen gaat het niet om kale feiten, maar om het leven (met wel en wee) in verbinding te brengen met de heilsfeiten. Dat lijkt me een heel karwei! De geschiedenis is een ratjetoe, van mooi tot weerzinwekkend. Die kluwen van rijp tot groen, van kwaad tot goed moet ontward worden. Wie kan dat? U of ik? Nee, zegt de kerk, dat is alleen bij Jezus in goede handen. De Heiland oordeelt naar geloof en werken. Zal Hij in ons die knecht aantreffen die brood geeft aan wie honger heeft? Zal Hij in ons die mens vinden die geloof heeft overgehouden aan het leven? Wat een zegen om te mogen weten dat de wereld niet eindeloos doldraait. In het oordeel wordt duidelijk, dat de wereld door het gericht heen geleid wordt naar het Rijk van God. Deze verrukkelijke kennis wordt begeleid door de oproep van Jezus: wie volhardt tot het einde, zal behouden worden (Mat. 24: 13). Levenden en doden Ergens wordt de jongste dag een gewone dag: ontmoeting van bekenden. De levenden komen bij elkaar, maar ook de doden komen erbij. Niemand wordt uitgezonderd, niemand is weggevallen, afgeschreven, zoekgeraakt. Kun je begrijpen bij een herder die het verlorene zoekt! Wie bij de Heer bekend is, komt tevoorschijn, zoals Adam en Eva uit het struikgewas van het paradijs. De jongste dag van de wederkomst lijkt op de oudste dag van de schepping. Er is nooit een dag als deze geweest! En de spelregels van die dag liggen in het evangelie vast: de Heiland zal verlossen. En als Hij komt, zal Hij zulk geloof, zulk vertrouwen dan vinden? Voel je de spanning in die vraag? Gods werk in Christus is vast en zeker heilzaam, maar wordt dit vertrouwd? Als alleen de levenden werden geoordeeld, was het gewoontjes. Het gaat verder. Jezus zal ook de doden aantreffen, in het hart zien. Hij zal voelen hoe de strijd van het geloof gestreden is. Hij weet of de kruisvaan in Zijn handen is gedragen. Hij doet de doden opstaan uit hun dood. Dan werkt de kracht van de opstanding van Jezus vanuit Pasen door. Dat is op zich al zo nieuw, zo ongewoon. En dan komt het, dan komt alles terug. Wat gebeurd is, en niet gebeurd, wat gedaan, en niet gedaan. We voelen Gods belangstelling. Dat we zo waardevol zijn in Gods ogen wordt dan helemaal duidelijk. En zoals het bij het begin van de schepping was: God bepaalt Zijn oordeel, of het goed is. En wat geeft daarbij de doorslag? Of onze staat van dienst toereikend is? Dat zou in strijd zijn met heel het evangelie, waar het niet gaat om wat wij kunnen, maar om wat God kan en wat Jezus doet omwille van ons eeuwig heil en om wat wij daarmee kunnen. Wat geeft de doorslag? Het oude liedje: er zij licht. Precies het allereerste woord van God blijkt het laatste woord: er zij licht. In onze duisternis komt een groot licht. Jezus als licht der wereld verschijnt op het eerste en laatste scheppingswoord: er zij licht. Ook in 2003? Hebben de mensen nog een antenne voor dit alles? Wanneer je het oordeel over levenden en doden van Christus buiten het verzoenend offer van Christus houdt, kom je in de buurt van de volkswijsheden: ‘boontje om zijn loontje’, ‘wie goed is krijgt lekkers, wie stout is de roe’. Je moet maar zeggen, of je dat genoeg vindt. Wie het effect van het oordeel laat bepalen door het gedrag van de mens, komt dicht in de buurt van de gedachte dat martelaren beloond worden in de hemel met oogverblindende maagden in onverwerkbare aantallen. Men zegt dat sommigen daar warm voor lopen. Wie dit mooi vindt moet het maar zeggen. Maar het evangelie van Jezus Christus kent het geheim van ‘aan de vruchten kent men de boom’ en ‘zonder Mij kun je niets doen’ en ‘wie aan de wijnstok ontvalt, verdort en draagt geen vrucht’. In het evangelie (Joh. 5: 24) komt Christus naar voren, die zegt: wie naar Mijn woord hoort en Hem gelooft, die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven en komt niet in het oordeel. Dat drukt de Heidelbergse Catechismus uit met de gedachte: we zijn niet van onszelf, maar van onze trouwe Heiland Jezus Christus. Ook op de jongste dag zal God die waarheid nimmer krenken, maar eeuwig Zijn verbond gedenken. Zo voel je dat het oordeel een verademing is: de wereld wordt genezen van al haar kwalen. En je wordt de zaligheid der zielen deelachtig. Is dat voor 2003 te hoog gegrepen? De kerk van alle plaatsen en tijden sleept ons wel mee om niet te gering te denken van de Drie-enige God, Vader Zoon en Heilige Geest, ons hoogste goed. Uit Woord & Dienst, jrg. 52, nr. 21, 2003.