Oorlog anno 2003 (II)

advertisement
Die zal wederkomen…
Wat geeft de doorslag? Het oude liedje: er zij licht. Precies het allereerste woord van
God blijkt het laatste woord: er zij licht.
Door Wim Scheltens
Onder een bepaald gezichtspunt komt de toekomst ter sprake in de Apostolische
Geloofsbelijdenis. Zoals de komst van Jezus in Bethlehem is aangekondigd door de engel
Gabriël aan Maria, zo is de wederkomst van Christus aangekondigd. Door Jezus zelf: als de
Zoon des mensen (weer)komt, zal Hij dan het geloof vinden op aarde (Luc. 18:8)? Die
indrukwekkende vraag geeft aan dat Jezus iets zoekt, dat er iets kan zijn wat hij niet graag
aantreft.
Op een onbekend uur komt de Zoon des mensen en daarom wees daarop voorbereid. Dat is
de teneur van het slot van Mattëus 24. Dat is een hoofdstuk vol aankondigingen van
moeilijke en nare dingen. En dan klinkt een speciale vraag: wie is de goede en verstandige
slaaf die de heer heeft aangesteld over zijn volk om hun op tijd hun voedsel te geven?
Daarop volgt de uitspraak: ‘Zalig de slaaf die zijn heer bij zijn komst zo bezig zal vinden’.
Zo wordt wel duidelijk in welke richting Jezus het zoekt.
Een Bekende
Dreiging met ‘hel en verdoemenis’ is niet het meest adequate antwoord van de kerk. Een
betere reactie is dankbaarheid: Jezus stuit de schepping in haar vrije val. Hij verlost. Hij kijkt
niet toe, Hij treedt op, grijpt in.
Zo kennen we Christus in zijn eerste komst: om te dienen en te redden, te zoeken en te
vinden en te verlossen. En Christus die we uit zijn eerste komst hebben leren kennen en
liefhebben, Hém verwachten wij met zijn tweede komst.
Dat tekent de toekomstverwachting van de kerk. De toekomst wordt gekleurd door de komst
van de Goede Herder, die het verlorene zoekt om te redden. De Richter van het heelal is de
Goede Herder - dat is de grondtoon van de toekomstmuziek.
Geziene Gast
In Jezus’ komen voelen we dat God Zich aan Zijn woord houdt. In Zijn komst ligt de bron van
het loflied: aan een wereld, verloren in schuld, wordt Gods belofte heerlijk vervuld. Zo vormt
de eerste komst van Jezus de garantie voor Zijn wederkomst. Wat ons in Hem geschonken
is, is goddelijk groot. Zo groot, dat heel de schepping terecht zal komen. Gods goedheid is te
groot voor dit leven en ons persoonlijk leven alleen. Daarom is de wederkomst niet alleen
een antwoord op onze armoede, maar ook op ons verlangen om te mogen delen in blijvende
vreugde. Zo is Jezus een graag geziene Gast, die gaandeweg de Gastheer wordt.
De belijdenis van Christus’ wederkomst doet ons rijpen in geloofsverwachting: wie zou die
graag geziene Gast niet ontvangen?
In de aandacht voor Jezus’ wederkomst schuilt ook de kiem van de hoop, op verlossing, voor
de wereld. Door deze wederkomst leren we om niet meer te spreken over een ‘verloren
generatie’ of een ‘verloren continent’ (Afrika). Door deze wederkomst zien we ook hoe de
Messiaanse verwachtingen van Israël en de kerk elkaar ontmoeten kunnen. Natuurlijk, Israël
verwacht alleen de komende Messias, de kerk verwacht de gekomen Messias. Israël en de
kerk geloven dat de Messias het leven verlost van haat en dood. De kerk belijdt dat de
gekomen Messias verzoent en de terugkomende Messias komt om te oordelen.
Om te oordelen
Het is een genade dat we in het oordeel te maken krijgen met de Messias. Niet een rechter
met een blinddoek of een rappe tong die een vis uit het water praat, maar de Messias die zo
met Zijn Vader één is, dat Hij naar het hart kijkt. Zonder enige twijfel zal de Messias ons
redding brengen uit verderf. Tegelijk zal Hij gericht brengen over ongerechtigheid. De aarde
moet schoon worden zoals in de scheppingsdagen. De nieuwheid is haar toekomst. De glans
des Heren zal haar bepalen. Het oordeel om naar te verlangen. Waar hoort u dat anders dan
in de kerk met de open Bijbel?
Oordelen heeft te maken met wegen, rechtzetten en recht doen. Met de maat waarmee jij
meet, zul je gemeten worden, zegt Jezus. Dat is oordeel. Maar de Messias zou de Messias
niet zijn, als Hij Zijn eigen meetsnoer niet bij Zich had: het meetsnoer van de verzoening. In
Zijn oordelen gaat het niet om kale feiten, maar om het leven (met wel en wee) in verbinding
te brengen met de heilsfeiten. Dat lijkt me een heel karwei! De geschiedenis is een ratjetoe,
van mooi tot weerzinwekkend. Die kluwen van rijp tot groen, van kwaad tot goed moet
ontward worden. Wie kan dat? U of ik? Nee, zegt de kerk, dat is alleen bij Jezus in goede
handen.
De Heiland oordeelt naar geloof en werken. Zal Hij in ons die knecht aantreffen die brood
geeft aan wie honger heeft? Zal Hij in ons die mens vinden die geloof heeft overgehouden
aan het leven? Wat een zegen om te mogen weten dat de wereld niet eindeloos doldraait. In
het oordeel wordt duidelijk, dat de wereld door het gericht heen geleid wordt naar het Rijk
van God. Deze verrukkelijke kennis wordt begeleid door de oproep van Jezus: wie volhardt
tot het einde, zal behouden worden (Mat. 24: 13).
Levenden en doden
Ergens wordt de jongste dag een gewone dag: ontmoeting van bekenden. De levenden
komen bij elkaar, maar ook de doden komen erbij. Niemand wordt uitgezonderd, niemand is
weggevallen, afgeschreven, zoekgeraakt. Kun je begrijpen bij een herder die het verlorene
zoekt! Wie bij de Heer bekend is, komt tevoorschijn, zoals Adam en Eva uit het struikgewas
van het paradijs.
De jongste dag van de wederkomst lijkt op de oudste dag van de schepping. Er is nooit een
dag als deze geweest! En de spelregels van die dag liggen in het evangelie vast: de Heiland
zal verlossen. En als Hij komt, zal Hij zulk geloof, zulk vertrouwen dan vinden? Voel je de
spanning in die vraag? Gods werk in Christus is vast en zeker heilzaam, maar wordt dit
vertrouwd?
Als alleen de levenden werden geoordeeld, was het gewoontjes. Het gaat verder. Jezus zal
ook de doden aantreffen, in het hart zien. Hij zal voelen hoe de strijd van het geloof
gestreden is. Hij weet of de kruisvaan in Zijn handen is gedragen. Hij doet de doden opstaan
uit hun dood. Dan werkt de kracht van de opstanding van Jezus vanuit Pasen door. Dat is op
zich al zo nieuw, zo ongewoon. En dan komt het, dan komt alles terug. Wat gebeurd is, en
niet gebeurd, wat gedaan, en niet gedaan. We voelen Gods belangstelling. Dat we zo
waardevol zijn in Gods ogen wordt dan helemaal duidelijk. En zoals het bij het begin van de
schepping was: God bepaalt Zijn oordeel, of het goed is.
En wat geeft daarbij de doorslag? Of onze staat van dienst toereikend is? Dat zou in strijd
zijn met heel het evangelie, waar het niet gaat om wat wij kunnen, maar om wat God kan en
wat Jezus doet omwille van ons eeuwig heil en om wat wij daarmee kunnen. Wat geeft de
doorslag? Het oude liedje: er zij licht. Precies het allereerste woord van God blijkt het laatste
woord: er zij licht. In onze duisternis komt een groot licht. Jezus als licht der wereld verschijnt
op het eerste en laatste scheppingswoord: er zij licht.
Ook in 2003?
Hebben de mensen nog een antenne voor dit alles?
Wanneer je het oordeel over levenden en doden van Christus buiten het verzoenend offer
van Christus houdt, kom je in de buurt van de volkswijsheden: ‘boontje om zijn loontje’, ‘wie
goed is krijgt lekkers, wie stout is de roe’. Je moet maar zeggen, of je dat genoeg vindt.
Wie het effect van het oordeel laat bepalen door het gedrag van de mens, komt dicht in de
buurt van de gedachte dat martelaren beloond worden in de hemel met oogverblindende
maagden in onverwerkbare aantallen. Men zegt dat sommigen daar warm voor lopen. Wie
dit mooi vindt moet het maar zeggen.
Maar het evangelie van Jezus Christus kent het geheim van ‘aan de vruchten kent men de
boom’ en ‘zonder Mij kun je niets doen’ en ‘wie aan de wijnstok ontvalt, verdort en draagt
geen vrucht’. In het evangelie (Joh. 5: 24) komt Christus naar voren, die zegt: wie naar Mijn
woord hoort en Hem gelooft, die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven en komt niet in het
oordeel.
Dat drukt de Heidelbergse Catechismus uit met de gedachte: we zijn niet van onszelf, maar
van onze trouwe Heiland Jezus Christus. Ook op de jongste dag zal God die waarheid
nimmer krenken, maar eeuwig Zijn verbond gedenken. Zo voel je dat het oordeel een
verademing is: de wereld wordt genezen van al haar kwalen. En je wordt de zaligheid der
zielen deelachtig. Is dat voor 2003 te hoog gegrepen? De kerk van alle plaatsen en tijden
sleept ons wel mee om niet te gering te denken van de Drie-enige God, Vader Zoon en
Heilige Geest, ons hoogste goed.
Uit Woord & Dienst, jrg. 52, nr. 21, 2003.
Download