Mensenjager: Maarten Spaans 1919-1989 Een Haags politieman tijdens de Tweede Wereldoorlog, en daarna Er zijn nu eenmaal ook slechte mensen door Walle M. Oppedijk van Veen* 10-10-2011 *prof. dr. W. M. Oppedijk van Veen, emeritus hoogleraar Marketing & Marktonderzoek aan de Technische Universiteit Delft, Faculteit Industrieel Ontwerpen. Correspondentieadres: Prins Hendriklaan 25, 2281 EA te Rijswijk; email: [email protected]. Inleiding Maarten Spaans (MS), een voormalig Haags politieman in de jaren 1940-1945, werd in 1949 veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf voor onder andere het arresteren van 362 Joden en illegalen die vervolgens werden overgedragen aan de SicherheitsPolizei (SiPo) en van wie er tenminste 260 niet zijn teruggekeerd uit de Duitse gevangenschap. In het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR) zijn uitgebreide getuigenverklaringen en processen verbaal te vinden van wat MS allemaal heeft gedaan en hoe hij zich daarbij gedragen heeft. Ofschoon hij in de literatuur weliswaar wordt afgeschilderd als een van de beruchtste Jodenjagers uit Den Haag wordt 1 hij in diezelfde literatuur meestal maar zijdelings besproken. Wel blijken de CABR dossiers van MS intensief te zijn geraadpleegd, gezien de vele aantekeningen en markeringen. Twee boeken geven relatief veel aandacht aan MS; Sonny Boy van Annejet van der Zijl en Surinaamse Rug, Joodse Buik van Wim Egger2. In beide boeken is MS de politieman die de inval en arrestatie leidde van onder andere het echtpaar Waldemar Nods en Rika van der Lans en het echtpaar William Egger en Engelina Jas en de grootmoeder Doortje Jas- Cohen. Hun dramatische lotgevallen worden indrukwekkend beschreven. De beschrijvingen van MS en zijn kompaan Marinus C. Dusschoten (in 1949 veroordeeld tot 19 jaar gevangenis) zijn begrijpelijkerwijs soms afstandelijk en summier of juist erg emotioneel gekleurd en gedetailleerd. Wim Egger, de zoon die als jongetje van 7 jaar de inval meemaakte, verzucht aan het eind van zijn boek dat hij maar geen zicht kan krijgen op hoe lang MS werkelijk gezeten heeft, op welke grond hij ontslag heeft gekregen en hoe het verder met MS is gegaan: “…..niemand zal dus weten hoe spoedig deze onmensen weer in vrijheid tussen ons zijn gekomen en wat zij verder nog uitgespookt hebben of hoe zij nog van het leven genoten kunnen hebben…”3. Dit was voor mij de belangrijkste reden om me te verdiepen in de persoon MS en een poging te wagen een meer compleet beeld te krijgen van MS. Het streven is daarbij niet zozeer volledigheid want veel zal niet meer te achterhalen zijn. We zijn nu immers al weer ruim 20 jaar na zijn overlijden. Primair is het streven een basis of brondocument te maken waarin op gecomprimeerde wijze een overzicht wordt gegeven van wat in grote lijnen zoal bekend is van MS tot het moment van zijn veroordeling in 1950. Hoe het vervolgens verder is gegaan met MS is natuurlijk intrigerend. Vanaf 1950 heeft MS nog negen jaar gevangen gezeten en tot nu toe is weinig 1 L. de Jong (1975-1976). Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 6, 1ste helft, p.314-315, 350 en deel 7, 1ste helft, 318). Den Haag, SDU/Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie; Bart van der Boom (1995). Den Haag in de Tweede Wereldoorlog (2de ed.). Den Haag: Sea Press. Sytze van der Zee; Vogelvrij, De jacht op Joodse onderduikers, 2de druk Bezige Bij, Amsterdam, 2010. 2 Annejet van der Zijl (2005), Sonny Boy. Nijgh & van Ditmar, Amsterdam; Wim Egger (2009), Surinaamse Rug Joodse Buik: Emoties van een nazaat van de Surinaamse slavernij die een kind - overlevende werd van de Sjoa. Uitg. Libertador, Voorburg 3 Wim Egger, p.306 2 of niets bekend over wat hij in die jaren heeft meegemaakt en welke ontwikkeling hij heeft doorlopen. Wat is de gratiemotivering in 1958 geweest en wat heeft hij gedaan sinds zijn vrijlating in 1959 tot aan zijn overlijden op 14 oktober 1989? De vraag is vooral hoe zijn maatschappelijke en economische integratie in onze samenleving na die periode van bijna 15 jaar gevangenschap is verlopen, en hoe MS zelf op de jaren 1940 -1945 heeft teruggekeken.4 Achtergrond, de periode tot juni 19405 Maarten Spaans werd geboren op 26 juni 1919 in Den Haag. Hij was de tweede zoon van Klaas Spaans en Cornelia Catharina Bruin. Klaas Spaans werd geboren te Den Haag op 29 september 1890 en overleed in Den Haag op 22 maart 1969. Vader Klaas was politieagent in Den Haag. Klaas trouwde met Cornelia op 20 september 1916. Moeder Cornelia werd geboren op 27 juni 1892 te Den Haag en overleed op 30 november 1981 te Heukelum. Hun eerste kind Maarten Dirk, Maarten’s oudere broer, werd op 18 februari 1917 geboren, maar is kort daarna op 4 oktober 1917 overleden. Volgens Maarten, in een van zijn latere verweerschriften6, zouden zijn ouders hieronder zwaar geleden hebben. Maarten had ook nog een 3-jaar jongere broer Gerard, geboren op18 augustus 1922 in Den Haag en aldaar overleden op 24 jarige leeftijd (15 februari 1947). Maarten’s jongere zus Dirkje, geboren 16 november 1928, is weduwe - gehuwd geweest met de heer Pols -, heeft in Rijswijk gewoond en is de enige van het ouderlijk gezin die nog in leven is. De familie woonde voor de oorlog op verschillende plekken in Scheveningen. Het eerste adres dat we vinden is aan de Westduinweg 63. Daarna volgen de Houtrustweg en de Jan van Houtstraat. Vanaf 1939 woonde het gezin aan de Jacob Pronkstraat 134 tot de evacuatie van Scheveningen in 1943.7 Allemaal typisch Scheveningse straten en buurten. Vanaf 1943 woonde MS met zijn echtgenote en latere zoon op de Van Reesstraat 62 in Den Haag; in een “…… door een Duitse instantie toegewezen woning”.8 4 De huidige wet op privacy maakt het tegenwoordig helaas erg lastig om onschuldige informatie boven tafel te krijgen over bijvoorbeeld MS zijn woonadres, werkgevers, lidmaatschappen van verenigingen, eventuele uitkeringen van sociale dienst, etc. 5 Familiegegevens zijn ontleend aan Persoonskaart en de politiekwartierstaten van Maarten Spaans (Centraal Bureau voor Genealogie (CBVG) te Den Haag, en van genealogische gegevens van de Scheveningse familie Spaans verzameld door een bijna naamgenoot Martin Spaans uit Scheveningen. Zie ook Politiearchief in het Haags GemeenteArchief (HGA), inventarisnr. 432-3203 en 3603 (dossier 1811). 6 Verweerschrift van MS aan President BRvC, 6 mei 1950, CABR, 203-I, deeldossier 4108. 7 Een enkele oudere voorbijganger weet zich nog te herinneren dat daar op de Jacob Pronkstraat 134, NSB-ers woonden 8 Nederlands BeheersInstituut (NBI) Beheersdossiers 1945-1969, nr. 162799 3 Het gezin was Nederduitsch Hervormd en Maarten is lid geweest van de Christelijke Knapen Vereniging. MS ging in de Helmstraat naar de lagere school en daarna naar de MULO. Hij deed 6 jaar over de MULO en haalde zijn A-diploma (de handelskant) in 1937. Normaal is een dergelijke opleiding in 4 jaar te doen, wat suggereert dat MS niet bijzonder slim was of dat er wellicht sprake was van een lastige puberteit. Tijdens zijn MULO- jaren heeft MS ook een typediploma gehaald; ook in latere jaren was dit een veel voorkomende optie op de MULO. Na zijn examen is hij nog 6 maanden op de school gebleven als hulpje van de Hoofdonderwijzer Tichelaar. Vanaf 15 december 1937 heeft hij gewerkt als kantoorbediende bij het advocatenkantoor Hortensius, Regentesselaan 28, in Den Haag. Inmiddels was hij ook een cursus boekhouden begonnen die hij vroegtijdig moest beëindigen doordat hij werd opgeroepen voor de militaire dienst. Op 1 februari 1939 ging hij naar de School voor Dienstplichtig Onderofficieren in Middelburg. Ruim een half jaar later (augustus 1939) werd hij als sergeant-administrateur ingedeeld bij het Corps Motorrijders te Haarlem. Tijdens de Mei-dagen was hij betrokken bij de bewaking van Schiphol. Vanaf het moment van overgave maakte hij deel uit van de Opbouwdienst. Deze dienst werd direct na de capitulatie op initiatief van Rijkscommissaris Seyss Inquart opgericht met het doel de werkeloze soldaat te helpen zijn “krachten te wijden aan de wederopbouw van zijn land”; een soort arbeidsdienst actief met wegenaanleg, ontginning en drainage9. Op 15 juni werd hij gedemobiliseerd. MS had in de vooroorlogse periode en direct na de capitulatie verschillende keren blijk gegeven van een Nationaal –Socialistische gezindheid. En binnen de familie was hij niet de enige zoals hieronder duidelijk zal worden. Al in 1936 was MS lid van de Nationale Jeugdstorm (NJS). De NJS was een Nederlandse jongerenbeweging, kort voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog, naar voorbeeld van de Duitse Hitlerjugend en als nationaalsocialistische tegenhanger van de padvinderij. In de jaren 1937 - 1938 was hij ondermeer lid van de Weerafdeling (WA) van de NSB, ook wel genoemd de Mussert-garde. De Mussert-garde was een paramilitaire organisatie (een nette aanduiding voor een knokploeg) van enkele honderden leden. Deze garde werd vooral gezien als een imitatie van de SS. Ze gingen de straat op en veroorzaakten opstootjes en rellen en vielen Joden lastig. Vanaf juni 1940 was hij lid van de NSB (stamnummer 90536). Kort daarna –oktober 1940- werd hij ook lid van Rechtsfront (lidnr. 510). Het Rechtsfront was een organisatie met als doel om, zoals het toen heette, allen die te maken hadden met de rechtshandeling en rechtstoepassing, te verenigen. Uiteraard op 9 zie Van der Zee (2010) Vogelvrij, pp. 213 4 basis van het nationaal socialistisch gedachtegoed10. Begin 1941 solliciteerde hij bij de Nederlandse SS, maar werd afgekeurd. We weten niet precies hoe MS er uitzag in die tijd, maar misschien voldeed hij niet helemaal aan een van de selectiecriteria waarop streng werd toegezien, namelijk dat de kandidaat er Germaans uit moest zien: blond, blauwe ogen en tenminste een meter zeventig.11 Aan dat laatste criterium voldeed hij ruimschoots. Op grond van een bekende zwart- wit foto van hem in die jaren zou je niet zeggen dat hij blauwogig en blond was12. Zijn vader, ook politieman, werd lid van de NSB in het najaar van 1941. Hij had ook nog twee ooms die ook bij de Haagse politie werkten. Zijn jongere broer Gerard was lid van de lijfwacht van Mussert. Zijn latere echtgenote Katharina Thomas (KT), met wie hij op 28 mei 1943 trouwde was van origine een Duitse die de Nederlandse nationaliteit had gekregen door een eerdere huwelijk met Cornelis Frederik van Rijssel. Deze Van Rijssel maakte deel uit van de Nederlandse SS en sneuvelde aan het Oostfront, op 24 februari 1942 op de weg Radon- Gusi in Rusland. In het nationaalsocialistische jargon heette dat: “ voor Leider, Volk en Vaderland, gevallen aan het Europeesche Oostfront tegen het Bolsjewisme.13 Ontegenzeggelijk is het milieu van MS te typeren als uit gesproken nationaal- socialistisch en Duits gezind. Alvorens in te gaan op de politieloopbaan van MS is het goed te realiseren dat MS nog maar net 21 jaar was toen hij bij de politie solliciteerde. Twee jaar later trouwde hij met de 10 jaar oudere weduwe Katharina Thomas op 28 mei 1943 in Den Haag voor wie dit inmiddels het 4de huwelijk zou worden. Ze was nog maar kort weduwe van de gesneuvelde Oostfrontstrijder Van Rijssel. KT werd geboren in Borbeck, Duitsland, op 22 februari 1910. Ze is overleden op 11 april 1991 te Den Haag.14 MS en KT kregen samen een kind, Hans Egon die op 13 mei 1944 in Den Haag in de Van Reesstraat 62 werd geboren15. Het huwelijk tussen MS en KT werd ontbonden op 30 januari 1973. Overigens was het in die jaren niet ongebruikelijk om op 20-25 jarige leeftijd te trouwen. Niet direct gebruikelijk was het om een tien jaar oudere vrouw te trouwen. 10 Beschrijvingen van de organisaties ontleend aan het Open Archief, www.hetopenarchief.nl en Wikipedia zie Van der Zee (2010), pp. 148. 12 Zie onder andere de foto in Egger (2009) pp. 294; het origineel is te vinden in het Nationaal Archief, CABR 203. Een kopie is in bijlage toegevoegd. 13 Volgens bericht van 12 mei 1942 van het Vrijwilligers Legioen Nederland, zoals vermeld op de persoonskaart van Katharina Thomas. Hij staat ook vermeld in de Nationaal Socialistische Almanak 1943 (red. J. de Haas), lijst van gesneuvelden in de periode oktober 1942-oktober 1943; Cornelis Frederik Rijssel, SS-nr 135492. 14 Eerder was zij getrouwd met Georg Meisters, Jacobus Johannes Bronkhorst en Cornelis Frederik van Rijssel. Sinds mei 2011 kan haar Personeelskaart worden opgevraagd bij het CBvG te Den Haag 15 Geboorteadvertentie van H.E. Spaans in Collectie Familieadvertenties tot 1970 van CBvG 11 5 De politiejaren16 Op 10 juni 1940, precies een maand na de capitulatie, schreef MS een handgeschreven – in traditioneel schuin schoolschrift –, sollicitatiebrief naar de Haagse Gemeentepolitie voor een baan bij de politie. Opvallend is dat hij geen enkele motivatie gaf waarom hij bij de politie wilde en uit het politiedossier blijkt daarvan ook niets. In zijn brief noemt hij wel dat zijn vader ook bij de politie is, en dat hij “… een gezond en een sterk lichaamsgestel” heeft en dat hij 1,855 meter lang is. Dat moest kennelijk voldoende zijn en uiteindelijk bleken deze kwaliteiten inderdaad voldoende om aangenomen te worden; hij zou ze ook goed gebruiken17. MS maakte een goede indruk op de Hoofd Brigadier van Politie Oosterbaan die de sollicitatie beoordeelde18. Hij rapporteerde dat de familie Spaans goed bekend stond en dat hij een kalm en open karakter had, ijverig en betrouwbaar was en een sterk gestel had. Oosterbaan vond ook dat MS ook qua gedrag goed bij de functie van een politieman zou passen. Ze hebben MS dus aangenomen en op 1 september 1940 werd MS aangesteld als Adspirant Agent van Politie bij de Algemene Dienst van de Haagse Gemeentepolitie. Hij werd ingedeeld bij de Vreemdelingendienst. Hij begon met een salaris van Hfl.900,-- op jaarbasis.19 Na 4 maanden krijgt hij een vaste aanstelling en werd hij als agent geplaatst bij het sectiebureau aan de Louise Henriëttestraat, dat geleid werd door een NSB-er20. Zijn salaris werd toen Hfl.1350,-- op jaarbasis. Deze functie duurde tot voorjaar 1941 waarna MS werd overgeplaatst naar de Uitrukdienst van de Haagse politie. In de tussentijd studeerde MS voor het politievakdiploma A, dat hij haalde op 20 juni 1941. Vakdiploma A is het eerste basisdiploma voor de agent. Vooral de gangbare wetskennis werd getoetst zoals Plaatselijke Verordeningen en Dienstvoorschriften. Op dit soort vakken scoorde MS meestal een zesje, een enkele keer een zeven. Op het Vaardighedenonderdeel scoorde aanzienlijk 16 Uitgebreide gegevens over de politieloopbaan van MS zijn te vinden in de politiedossiers van het HGA dossier 4323202 en 432-3603, dossier 1811 17 Opmerkelijk is de halve centimeter (1,85 en een halve centimeter) die een paar keer terug komt in zijn sollicitatiebrief en op de sollicitatieformulieren. Wellicht reflecteert dit gegeven zijn precieze boekhoudkundige instelling. Maar misschien was de 1,85 m. een minimum voorwaarde om aangenomen te worden en zocht hij zo een zekerheidsmarge. Voor de SS moest hij minimaal 1,70 meter zijn (zie Van der Zee, 2010, blz.148) 18 De sollicitatiebeoordeling no. 295/40 uit het politiedossier 432-3202 van HGA 19 Dit is een opleidingssalaris. Ter oriëntatie: een maandsalaris van Hfl 150,-- per maand, dus Hfl. 1800,-- op jaarbasis, hield bepaald niet over maar werd in die jaren niet ongebruikelijk gevonden. Rekening houdend met de inflatie ontwikkeling is 10 gulden toen vergelijkbaar met ca. 95 Euro nu (de cumulatieve inflatie sinds 1940 tot heden is ca. 2100%); Inflatie cijfers van Hyperlink CBS tabel: Consumentenprijzen; prijsindex 1900 = 100: http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=71905NED&D1=1&D2=a&HD=1006011240&HDR=T&STB=G1. NB. dit is dus geen koopkrachtvergelijking. De salarisgegevens komen van de Personeelskaart van MS, zie HGA, politiedossier 432- 3202 20 Zie Bart van den Boom (1995), blz. 83. 6 beter. Vakken als plaatselijke bekendheid, het kunnen opmaken en schrijven van processen verbaal en sport scoorden een 8 of hoger. Enigszins vooruitlopend, in december 1942 deed hij ook het sterk aanbevolen examen Duits21. Binnen het kader van de nazificatie van het politiecorps werd een vrijwillige cursus Duits gegeven, die in eerste instantie bedoeld was voor politiemannen zonder MULO of HBS diploma. Vanaf eind 1942 werd deze cursus verplicht. Voor MS was deze cursus natuurlijk niet nodig. Hij had al een MULO diploma en had kennis aan een Duitse weduwe/vriendin met wie hij 5 maanden later zou trouwen. Het examen ging hem dan ook gemakkelijk af. Naast de basis taalfuncties zoals het goed kunnen lezen, vertalen en uitspreken van de Duitse taal, geven de overige onderdelen een aardig beeld van wat van een agent tijdens de Duitse bezetting werd verwacht. Zo moest de kandidaat tijdens een wandeling door de stad in het Duits bezienswaardigheden kunnen aanwijzen. Ook in het Duits verkeersaanwijzingen kunnen geven en het “afvragen” van gegevens voor het opmaken van een proces verbaal in de Duitse taal behoorde tot de gewenste vaardigheden. Op het laatste onderdeel scoorde MS bijna het maximum (4,5 uit 5); hoe goed zou hem dat van pas komen. Om het verdere verloop van MS politieloopbaan goed te kunnen plaatsen is een korte beschrijving van en toelichting op de organisatie van de Haagse Gemeentepolitie in de oorlogsjaren nodig. De Haagse Politie* Het Haagse politiekorps bestond uit drie groepen: de geüniformeerde Ordepolitie, de Bestuurpolitie en de Recherche. Ruim ¾ deel van het personeel werkte bij de Ordepolitie waaronder de Bereden Brigade, de Motorpolitie, de Verkeerdienst, en de Uitrukdienst. De Uitrukdienst, voorheen de Stormbrigade, bestond uit ca. 85 man die bewapend waren met karabijn, pistool en klewang, en werd ingezet tegen ordeverstoringen. Voor de Uitrukdienst werden vooral mannen gezocht “om hun flinkheid” en om hun nationaal-socialistische gezindheid. De Bestuurspolitie vervulde de overwegend ondersteunende bestuurs - en beheerstaken waaronder secretariaat, administratie, personeelzaken en financiële zaken. Ook de nieuw opgerichte politieke recherche, de Documentatiedienst met zo’n 65 man behoorde tot de Bestuurspolitie. De Documentatiedienst gold als een voortzetting van de Inlichtingendienst die over een schat aan informatie beschikte over links- en rechts- radicale partijen en organisaties en over buitenlandse collega’s. Ze werd ook geacht de eigen dienst in de gaten te houden. Ze richtte zich onder andere op de bestrijding van het verzet maar hield zich ook intensief bezig met het oppakken van Joden en Jodenhelpers. 21 7 Zie Bart van den Boom (1995), blz. 82. De Recherche bestond uit vier diensten die zich vooral bezig hielden met wat je noemt het reguliere commune politiewerk waaronder zedenzaken, vreemdelingenzaken, kinderbescherming, diefstal, fraude, mishandeling, moord en dergelijke. De leiding en bezetting van de Uitrukdienst en Documentatiedienst bestonden grotendeels uit NSBers. Ze waren de meest genazificeerde afdelingen van de Haagse politie en werden ingezet voor de meest politiek beladen taken. Vanaf 1942 kreeg de Documentatiedienst steeds vaker rechtsreeks opdrachten van de SiPo en in de loop der tijd werd de Documentatiedienst een verlengstuk van de Sipo, tot in augustus 1944 de gehele dienst door de SiPo werd overgenomen. De Haagse politie was gehoorzaam: “..de politie zal haar taak op normale wijze voortzetten;,……orders, ten behoeve van de Duitsche militairen dienen stipt te worden opgevolgd;……voortdurend zal aan alle Duitsche autoriteiten en bezettingstroepen de grootst mogelijke medewerking worden verleend.” Het is onder andere door dit soort gezagsgetrouwe voorschriften dat de Duitse Sicherheitpolizei met slechts 400 medewerkers in het gehele land effectief kon optreden. Zonder de Nederlandse politie hadden de Duitsers geen 10% van hun taken kunnen vervullen, aldus de beruchte oorlogsmisdadiger Willy Lages na de oorlog. * Bron: Bart van der Boom, Den Haag in de Tweede Wereldoorlog, 1995, SeaPress, Den Haag, blz. 71-108. Vanaf het voorjaar 1941 tot 31 december 1942 heeft MS gewerkt bij de Uitrukdienst. Hij moet zich als een vis in het water hebben gevoeld; te midden van zoveel gelijk nationaal-socialistisch gestemden kon hij zijn fysiek en de politievakken waarin hij beste was (het maken van pv-tjes, zelfs in het Duits) uitleven. Tegen het einde van zijn periode bij de Uitrukdienst (2 november 1942) kreeg MS een extra recherchetoeslag van Hfl.140,40 boven op zijn inmiddels flink gestegen jaarsalaris van Hfl.1869,92 Per 1 januari 1943 ging MS over naar de Documentatiedienst. Bij deze dienst werkten ca. 60 politiemensen die overwegend de nationaal - socialistische beginselen waren toegedaan. Tot de taken die MS moest verrichten waren het opsporen en aanhouden van Joden en zaken waarbij Duitsers en NSB’ers waren beledigd. Aanvankelijk moest MS vooral oudere rechercheurs assisteren, maar al snel werkten hij en zijn kompaan Dusschoten zelfstandig22. Op 7 januari 1943 waren MS en Dusschoten de leidende politiemannen bij de inval van de familie Egger - Jas aan de Noorderbeekdwarsstraat 122 in Den Haag23. Op 1 maart 1943 werd hij ontslagen bij de Gemeente 22 23 NIOD-archief Doc. I dossier 1613 zie Wim Egger, p.27. 8 Den Haag en werd als Rechercheur 2de klasse bij de Staatspolitie aangesteld. Deze overstap was het gevolg van een algemene maatregel van bestuur waarbij de hoogste politiebaas in bezet Nederland, Rauter, de verschillende politie-eenheden (waaronder de Gemeentepolitie en de Koninklijke Marechaussee) onder het centrale gezag van één Directoraat-Generaal van Politie plaatste24. Voor MS leverde dit weer een aardige salarisverbetering op; hij verdiende nu Hfl.2008,-- op jaarbasis met een toeslag voor wonen en kleding van Hfl. 416,--. Het werkterrein van MS en Dusschoten beperkte zich niet tot uitsluitend Den Haag en directe omgeving. Ook elders in het land verrichten zij arrestaties zoals in de Willem Arentzhoeve in Den Dolder25. Het is vooral in deze periode dat MS en Dusschoten hun terreur uitoefenden en ze hebben hun best gedaan. Van de ca. achttienhonderd en vijftig Joden die door de Documentatiedienst (let wel: ruim 60 medewerkers) werden opgepakt wordt MS verantwoordelijk gehouden voor de arrestatie van 362 Joden, Jodenhelpers, onderduikgevers en enkele verzetsmensen. Hiervan zijn er 260 niet teruggekeerd uit Duitse gevangenschap, 28 personen waren onvindbaar (in 1949!)26. Slechts 74 keerden na lange of kortere tijd terug; sommigen verwoest voor de rest van hun leven. De arrestaties gingen vaak gepaard met bruut geweld, slaan, zwaaien met een pistool, dreigen met doodschieten en dergelijke. Zo probeerden ze steeds weer, en helaas vaak met succes, nieuwe adressen van Joden en onderduikadressen los te krijgen. Ook werden MS en Dusschoten verantwoordelijk gehouden voor het doodschieten van de Delftenaar Jacques Friezer die zich verzette en/of ontrok aan de arrestatie27. Opmerkelijk is dat in de geraadpleegde archieven niets te vinden is over het aannemen van het zogenoemde kopgeld. Kopgeld was het premiebedrag dat gegeven werd als een Jood werd overgedragen aan de SiPo. Het ging daarbij om bedragen variërend van Hfl. 7,50—in de beginperiode 1942/1943 tot Hfl. 40,-- per geval in de latere jaren (1944 en 1945) toen er nog maar weinig Joden over waren. MS en Dusschoten zullen zeker het geld hebben aangenomen, ze waren tenslotte ook niet vies van het roven van geld en goederen op de adressen waar zij binnenvielen28. Het geld moet zonder meer een aardige bijverdienste voor MS zijn geweest, er zijn echter geen expliciete aanwijzingen dat het vergaren van geld het sturend motief voor zijn handelen is geweest29. 24 zie Bart van der Boom (1995, p.71) Uitgebreid beschreven in L. de Jong, deel 6 blz. 365. 26 CABR 203 II, deeldossiers 5764/47, NA 27 CABR 203 I, deeldossier 338/49, CABR 203 II deeldossier 5764/47 Bijzondere Raad van Cassatie 28 Onder andere uitgebreid beschreven in Egger (2009) 29 De eventuele verrijking in de vorm van kopgeld, cash geld of gestolen sierraden en goederen heeft in de uiteindelijke veroordeling van MS niet expliciet meegewogen in de veroordeling. Een dief veroordeel je ook niet tot levenslang. 25 9 Met ingang van 1 september 1944 werd MS ingedeeld bij de Aussensdienststelle van de SiPo, Einsatzkommando Den Haag. Hij werd bevorderd tot Rechercheur 1ste klasse; zijn jaarsalaris werd Hfl. 2495,-- inclusief zijn toeslagen voor wonen en kleding. In de periode september 1944 - mei 1945 werd MS voor andere taken dan “Jodenjagen” ingezet. Er waren immers bijna geen Joden meer; Den Haag was nagenoeg “Judenfrei”. Zo heeft hij een week dienst gedaan in Kamp Westerbork. In Almelo is hij drie weken actief geweest met het opsporen en arresteren van enkele verzetsmensen, waarna hij weer naar Den Haag werd overgeplaatst. De laatste maanden in Den Haag, tot de bevrijding, is hij actief geweest met de bestrijding van het verzet en roofovervallen. Op 8 mei 1945 werd hij geschorst, ontslagen en gearresteerd. Arrestatie Er is enige onduidelijkheid over wanneer precies en hoe MS is gearresteerd. Volgens de Personeelskaart in het politiedossier van MS in het HGA komt de datum 8 mei 1945 voor30. Deze datum komt ook voor als de datum van schorsing door het Militair Gezag31. Kapitein Freyters van de Binnenlandse Strijdkrachten zou MS op straat bij zijn woning in de Van Reesstraat hebben gearresteerd en overgebracht hebben naar de Van Heutzstraat 1232. In hetzelfde archief is ook een verklaring van MS, gedateerd 7 december 1945, te vinden inzake zijn in de oorlog verkregen vermogen en goederen. In die verklaring zegt MS dat hij zich tijdens de dagen rond 5 mei met een aantal collega’s teruggetrokken heeft in het zogenaamde door de Duitsers gecontroleerde Sperr Gebiet en daar de komst van de Canadezen heeft afgewacht. Op 16 mei is hij daar gevangen genomen en overgebracht naar Rotterdam. Aan de andere kant is er een proces verbaal inzake het onderzoek naar de misstanden inzake MS waarin staat dat hij al op 6 mei zou zijn gearresteerd en tot 16 augustus in de strafgevangenis van Rotterdam heeft gezeten33. Wanneer MS dan wel precies is gearresteerd en door wie is op dit moment misschien niet meer eenduidig vast te stellen, aannemelijk is dat de eerste maanden van zijn gevangenschap geen pretje waren34. Achtereenvolgens heeft MS tot 16 augustus gezeten in de Strafgevangenis van Rotterdam; vervolgens tot 25 oktober in het Huis van Bewaring in Almelo, tot 13 november in het gebouw van 30 HGA beheersnr 0432-01 en inventarisnummer 3203, personeelskaart Zuivering Ambtenaren, ZA inventarisnummer 26106, Nationaal Archief (NA) 32 Verklaring in Nederlands Beheersinstituut, beheersdossiers 1945- 1967, NBI inventarisnummer 162799, NA. 33 CABR 203-I 338/49 ProcesVerbaal 67, 7 maart 1950, NA 34 Zie noot 23; wellicht is er sprake van een verschrijving geweest, de meest waarschijnlijke datum lijkt 6 mei te zijn geweest. 31 10 de PRA (Politieke Recherche afdeling) in Den Haag en vanaf 13 november in het Huis van Bewaring II- de cellenbarakken van de Strafgevangenis Scheveningen35. Volgens MS is hij in Almelo tot bloedens toe geslagen met gummiknuppels in het gezicht, op het hoofd en op de handen die als dekking werden gebruikt. Hij werd met enige regelmaat (9 keer) door een man of vijf van de ene kant van de kamer naar de ander kant heen en weer gegooid en geslagen met gummiknuppels en stoelpoten tot hij buiten kennis raakte. Daarnaast zou hij nog verschillende keren tot bloedens toe geslagen zijn in de bibliotheek en de ziekenzaal. Hij zou zo twee kiezen uit zijn onderkaak verloren hebben. Ook zou hij aan een schijnexecutie onderworpen zijn geweest. Samen met een Duitse militair werd hij geboeid en gebonden vervoerd in een vrachtauto naar een huis aan de Deventerweg, waar medegedeeld werd dat ze (MS en de Duitse militair) zouden worden gefusilleerd. Nederlandse militairen met karabijnen vormden het executiepeloton; ze werden geblinddoekt en er werd geschoten na commando “vuur”, aldus MS. In Den Haag in het PRA-huis werd MS naar zijn zeggen opgesloten in een kast in de kelder waarin hij niet rechtop kon staan en ook niet kon liggen. De wc boven de kast had een lekkende rioolbuis waaruit het geweldig stonk. Op de grond slechts een stuk boardkarton. Op de tweede dag regelden familieleden een strozak en dekens. Hij zou daar zo 3 weken hebben gezeten/gehurkt. Op 13 november 1945 werd MS per brancard – hij kon niet meer lopen - overgebracht naar de Cellenbarakken van de Strafgevangenis. Ook hier zou hij enkele klappen hebben gekregen maar de grootste kans op ernstige mishandelingen was nu aanzienlijk kleiner. Na de bevrijding werd de gevangenis direct in beheer genomen door de Canadese Field Security en stond dus aanvankelijk niet onder Militair Gezag. In Scheveningen vonden tal van mishandelingen en wreedheden plaats. In de cellenbarakken zijn minimaal zes zelfmoorden voorgekomen. Toen de cellenbarakken op 22 juli 1945 aan het Militair Gezag werden overgedragen, kwam er een einde aan het gewelddadige regime dat in de gevangenis heerste36. Niettemin zou MS hier ook enige klappen hebben gekregen en bracht hij de eerste drie jaren van zijn detentie in de Scheveningse gevangenis in isolatie door. Van dit alles word je niet vrolijk, als het allemaal al waar is. Tijdens een zitting van de Bijzondere Raad voor Cassatie in 1950 beroept MS zich op het ondergaan van voornoemde ernstige mishandelingen tijdens zijn detentie. De BRvC sprak echter van een niet gestaafde bewering37. Heel merkwaardig. Of MS heeft dramatische en sappige sprookjes verteld om strafvermindering te krijgen, wat heel goed mogelijk is en wat doorzien is door de BRvC. Of de BRvC heeft niet de 35 Het complex van cellenbarakken op het terrein van de Scheveningse strafgevangenis staat ook bekend als Het Oranjehotel. 36 http://www.go2war2.nl/artikel/1644/Genechten-Robert-van.htm 37 CABR 203 – I 338/49, zitting 3 mei 1950, BRvC rolnr H338/’49, NA 11 moeite genomen de zaak te (laten) onderzoeken, omdat dit een zaak van de Procureur Fiscaal was. Of misschien vond de BRvC het niet zo relevant, misschien zelfs wel verdiend, dat MS tijdens zijn voorarrest zo nu en dan een flink pak slaag heeft gekregen. Dit laatste lijkt me overigens niet waarschijnlijk, maar misschien is zelfs een BRvC niets menselijks vreemd38. Het waren tenslotte rare tijden. Ook in de familiale sfeer waren er de nodige problemen; Vader Klaas Spaans werd op 8 mei 1945 gearresteerd en heeft tot 20 augustus 1946 vast gezeten. Zijn broer Gerard had in 1944 de brui gegeven aan zijn baan als lijfwacht van Mussert en was ondergedoken. Na de bevrijding werd Gerard gearresteerd. Hij overleed op 15 februari 1947 ten gevolge van ernstige mishandelingen tijdens zijn detentie aldus MS. De echtgenote van MS, Katharina Thomas, kon na de bevrijding niet meer naar haar woning in de Van Reesstraat 62. Het huis was direct na de bevrijding leeggehaald door allerlei lieden die claimden dat er gestolen spullen in het huis stonden die van oorsprong van hen waren. Ze trok met haar eenjarige zoon in bij haar schoonmoeder in de Malakkastraat 212 in Den Haag. Kort daarna (december 1945) ging ze als huishoudster werken en inwonen bij accountant Gijsbert van H. aan de chique Surinamestraat 35 in Den Haag. Onderzoek naar geld en juwelen39 Direct na de oorlog bestond het vermoeden dat MS zou beschikken over grote sommen geld, gouden sieraarden, juwelen en andere kostbaarheden, afkomstig van zijn slachtoffers. Er zijn anonieme (scheld) briefjes waarin MS en zijn echtgenote beschuldigd werden van grove verrijking. Ook in het boek van Wim Egger komt dit aspect aan de orde. Hij zou bij de aanhouding van de familie Egger Jas Hfl. 5000,-- en vele gouden sieraden en juwelen in zijn zak hebben gestoken 40; een aanzienlijk vermogen voor die tijd. Geld, juwelen en gouden sieraden zijn na de oorlog nooit teruggevonden De echtgenote van MS beschikte na de oorlog over een eigen vermogen van Hfl.16.000,-- die zij aan haar vorige huwelijken zou hebben overgehouden.41 Materiële goederen bezat ze niet meer want hun 38 De geblinddoekte vrouwe Justitia die een oogje toe doet? NBI dossiers 1945-1967, inventarisnr.162799. Het onderzoek werd verricht door de Centrale Vermogensopsporingsdienst van het Ministerie van Financiën, dossier 1125, opdracht 835, dd. 15-03-1947 40 Wim Egger, pag 35 41 Naar huidige maatstaven vergelijkbaar met ca. € 150.000,-39 12 woning aan de Van Reesstraat was direct na de bevrijding leeggehaald. Het geld had ze in bewaring gegeven bij accountant Gijsbert van H.waar ze als huishoudster in dienst was. Er kwam echter ruzie over het geld en ze zou daarom met Van H. hebben gebroken. De accountant ging failliet, het geld was er niet meer en de samenwoning met mevrouw Spaans, laatstelijk aan de Populierlaan no.30 te Rijswijk werd in december 1946 beëindigd, aldus de accountant42. Overzicht van rechtsorganen* Het Militair Gezag was door de Londense regering in 1944 ingesteld. Het zou tot de terugkeer van een burgerlijke regering het gezag in Nederland waarnemen en had bijzondere bevoegdheden als interim militair bestuur, in verbinding met de geallieerde legerleiding (1944-1946). Op 1 maart 1946 droeg het Militair Gezag formeel zijn bevoegdheden op het gebied van de bijzondere rechtspleging over aan het speciaal voor dit doel in het leven geroepen Directoraat-Generaal Bijzondere Rechtspleging (DGBR), een onderdeel van het Ministerie van Justitie, dat belast was met de organisatie van de Bijzondere Rechtspleging. De Bijzondere Rechtspleging na 6 mei 1945 had tot doel diegenen te berechten die zich gedurende de Tweede Wereldoorlog schuldig hadden gemaakt aan de overtreding van de wetgeving tegen hulpverlening aan de vijand. Dit gebeurde door de Bijzondere Gerechtshoven. Vervolgens was er de Bijzondere Raad van Cassatie (BRvC), het rechtsorgaan dat belast was met het strafrechtelijk berechten van oorlogsmisdrijven. Hieronder vielen hulpverlening aan de vijand, dienstneming bij het vijandelijk leger, verraad, moord, mishandeling, en dergelijke. De BRvC van Cassatie kon de vonnissen van de Bijzondere Gerechtshoven vernietigen en zelf een straf opleggen. * Bron: www.hetopenarchief.nl 42 Het adres Populierlaan 30 te Rijswijk bestaat sinds 1950 niet meer en het lukt niet vast te stellen waar het precies geweest is in de jaren 1945-1950 13 De veroordeling door het Bijzonder Gerechtshof43 Op 24 januari 1949 diende de zaak tegen Maarten Spaans en zijn maat Marinus Dusschoten. Allerlei getuigen waren en werden gehoord waaronder de overlevenden W.A Egger en zijn vrouw E. Jas. Ook werden allerlei schriftelijke verklaringen aan de orde gesteld. Evenzoveel hartverscheurend en intrieste verhalen over wat onschuldige burgers is overkomen en is aangedaan omdat ze Joods waren. Het beeld dat zo van MS ontstond was zoals de Haagsche Courant op 25 januari schreef: “… een bruut optredende, fanatieke Jodenvervolger die zijn arrestanten schopte en sloeg”. MS ontkende de mishandelingen. Niet alle verklaringen waren negatief over MS. Verschillende personen schreven brieven waaruit bleek dat ze netjes waren behandeld door MS. Zijn directe chef bij de politie, P.J. Ritsma, neemt in een brief van 28 december 1948 de verantwoordelijkheid voor de opdrachten die hij aan MS gaf. De President verdaagde de zaak tot 17 februari 1949 om nog extra getuigen te kunnen horen. Op 17 februari werden enige getuigenverklaringen achter gesloten deuren behandeld in verband met de ernst van de mishandelingen. De Procureur-Fiscaal noemt MS de hoofdman van het onedele duo, de Jachthond, en een aperte leugenaar. De eis tegen MS is de doodstraf en tegen Dusschoten wordt 20 jaar geëist. Deze eisen krijgen ruime aandacht in de pers44. De uitspraak was op 3 maart en MS werd veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf en Dusschoten kreeg 19 jaar. De Procureur-Fiscaal en MS tekenen om verschillende redenen beroep aan bij de Bijzondere Raad voor Cassatie. De zaak diende op 3 mei 1950 en uitspraak werd gedaan op 31 mei 1950. Beiden beroepen werden verworpen. De straf inzake Dusschoten werd verzwaard van 19 jaar tot 20 jaar gevangenisstraf. MS bleef zijn levenslang houden. MS heeft vanaf het begin toegegeven dat hij de personen die hij gearresteerd had, ook inderdaad gearresteerd had. Er was immers van elke arrestatie door MS een proces-verbaal opgemaakt. De mishandelingen ontkende hij. Ook het feit dat hij 2 keer (en Dusschoten 4 keer) geschoten had op Jaques Friezer werd niet ontkend; Friezer zou hem hebben aangevallen. MS ontkende ook te hebben geweten wat er met zijn Joodse arrestanten in Duitsland ging gebeuren; hij dacht aan tewerkstelling in Polen of zoiets. MS verwierp elke verantwoordelijkheid voor zijn handelen. Hij deed niet anders dan als politieman het uitvoeren van bepalingen en verordeningen die door anderen waren opgesteld en de opdracht tot het uitvoeren kreeg hij van zijn chef. Hij vroeg zich af waarom hij als jeugdige en 43 Dit deel over de veroordeling is een erg beknopte samenvatting van wat er in de CABR dossiers staat. Op verschillende plaatsen is de oorspronkelijke formulering aangehouden. De Nederlandse taal in die jaren en de juridisch geformuleerde teksten, helpen een meer neutrale en afstandelijke terugblik 44 Zie oa. De Haagsche Courant, het Binnenhof, het Vrije Volk, en Trouw van 17 februari 1949; NIOD knipselcollectie. 14 kleine politieman ervoor moest opdraaien, terwijl de hogere rangen wel op de hoogte zouden zijn geweest. Het mocht allemaal niet veel baten. De Procureur- Fiscaal Mr. Van Doorn eiste de doodstraf wegens ”…..opzettelijk gedurende de tijd van de oorlog, de vijand hulp verlenen, meermalen gepleegd”. Het Bijzondere Gerechtshof noemde op 3 maart 1949 een paar belangrijke overwegingen: Dat MS “….. zich niet ontzien heeft om op of op omstreeks 7 augustus 1944 te Delft uit een met kogelpatronen geladen vuurwapen een of meer schoten af te vuren op, althans in de richting van een persoon genaamd Jaques Friezer, toen deeze zich verzette en /of zich ontrok aan arrestatie. Dat deze verdachte (MS) wel zeer de grenzen van menselijkheid en verantwoordelijkheidsgevoel heeft overschreden en het hem niet kan baten, anderen van slapheid te betichten, terwijl uit uitlatingen en handelingen van verdachte en zijn gedrag te Delft ten aanzien van de weerlozer Friezer voldoende blijkt, dat verdachte wel degelijk wist, welk lot de meeste van zijn slachtoffers wachtte”. Het Gerechtshof achtte bewezen het misdrijf: ”opzettelijk in tijd van oorlog den vijand hulp verleenen”, meermalen gepleegd. Het Hof rekende MS zwaar aan dat, “……hij in die mate als ter rechtszitting is gebleken, zich voor de vijand heeft ingezet en zich niet heeft ontzien alle grenzen van het menselijk verantwoordelijkheidsgevoel en fatsoen overtredend, om ruw en wreed en onhebbelijk tegen weerloze slachtoffers op te treden waardoor hij ongeveer 362 personen aan de SiPo heeft overgeleverd, van wie 260 niet uit Duits gevangenschap zijn teruggekeerd”. Het Hof hield uitdrukkelijk rekening met de jeugdige leeftijd van MS, toen hij zijn functies ten behoeve van de vijand aanvaardde en liet dat zo sterk in het voordeel van MS gelden dat het Hof van oordeel was dat de zwaarste straf - de doodstraf - niet diende te worden gegeven. MS werd tot levenslang veroordeeld, met ontzegging van het passief en actief kiesrecht, het recht tot het bekleden van ambten en het dienen bij de gewapende macht voor de duur van het leven. Het beroep dat het Hof doet op de leeftijd van MS komt niet erg sterk over. Leeftijd, jeugdig enthousiasme en de zucht naar avontuur zou nog als een excuus kunnen gelden om bij de politie in bezettingstijd te gaan, ware het niet dat er bij MS een overtuigde nationaal- socialistische oriëntatie aan te grondslag lag. De daden verricht in de jaren ‘43- 44’, toen hij 24-25 jaar was lijken moeilijk toe te schrijven aan jeugdige élan en onbezonnenheid. 15 De beroepsinstantie: de Bijzonder Raad van Cassatie (BRvC) De Procureur- Fiscaal en MS gingen beiden in beroep45. MS wil natuurlijk een poging wagen tot een lagere straf. De Procureur- fiscaal vindt de opgelegde straf niet overeenkomstig de ernst van de begane misdrijven is, hij noemt MS een uitermate misdadig individu en eist wederom de zwaarste straf die de rechtspleging kent, de doodstraf. De Procureur - Fiscaal wil geheel niet meegaan met een eventuele strafvermindering en stelt dat zoiets pas aan de orde is via de weg van gratie als MS de huidige straf van levenslang op juiste wijze op zich heeft genomen. MS probeerde zijn belangstelling voor de NSB en de SS te vergoelijken; hij was altijd van nationale gevoelens bezield geweest en het enige wat in de SS aantrok was de athletiek- beoefening. Het toetreden tot de NSB motiveerde hij nu als volgt: “…..omdat ik het programma van die beweging kennende, in de veronderstelling verkeerde, dat deze beweging in verschillende hier te lande voor de werkende klasse heersende wantoestanden verbetering zou kunnen brengen”. Ook zijn sollicitatie bij de SS werd vergoelijkt:”…. na die keuring heb ik nog verschillende bijeenkomsten van de SS meegemaakt….. gezien het feit, dat mij tijdens de bijeenkomsten van de SS welke ik had meegemaakt, was gebleken dat de bedoelingen van de SS niet met mijn opvattingen strekten, heb ik mij verder niet met de SS ingelaten” 46. Hij beroept zich in de pleitbrief op de ondergane mishandelingen zonder deze inhoudelijk te bespreken. Hij verwijst slechts naar een brief die hij hierover geschreven aan de Procureur –Fiscaal. En zoals eerder al opgemerkt noemt de Raad de vermeende mishandelingen een niet gestaafde bewering. Op 6 mei 1950 schrijft MS een persoonlijke brief aan de President van BRvC waarin MS allerlei persoonlijke ontboezemingen doet en als het ware een groot excuus zoekt /geeft voor zijn optreden in de oorlog. Geen blijk van spijt voor wat hij al die onschuldige mannen, vrouwen en kinderen heeft aangedaan; hijzelf kon er eigenlijk niets aan doen; de verantwoordelijkheid lag bij anderen of bij de toenmalige omstandigheden. Kort samengevat probeert MS een beetje zielig over te komen en beroept hij zich op zijn toenmalige onvolwassenheid. Hij kwam immers uit een nationaal en oranje gezinde familie, hij was stuurloos en was een dwaas om zijn heil bij de NSB te zoeken, hij kon niet allemaal overzien, hij had zich minderwaardig gedragen, staarde zich blind op misdadige idealen, vertrouwde op zijn superieuren, heeft een wegkwijnende vader, en heeft een eerlijk en diep verlangen nog iets van zijn nog jonge leven te maken, aldus MS. De BrvC bleek niet gevoelig voor de deze enigszins gekunstelde en ongeloofwaardige emotionele oproep. 45 MS gaat in cassatie 10 maart 1949, rolnummer 4108, zie CABR 203- I deeldossier 4108, Het taalgebruik suggereert de hand van waarschijnlijk zijn advocaat of het gebruik van een soort standaard voorbeeldbrief. Wie anders zou zulk afschuwelijk Nederlands kunnen schrijven. 46 16 De uitspraak van BRvC op 31 mei 1950 was overeenkomstig de uitspraak van het Gerechtshof op 3 maart 1949, namelijk levenslange gevangenisstraf voor MS. Zijn kompaan Dusschoten werd veroordeeld tot 20 jaren gevangenisstraf met aftrek van voorarrest. Het beroep werd dus verworpen. MS zat nog een jaar in de Scheveningse gevangenis, waarna hij overgeplaatst werd naar de Koepelgevangenis van Breda. De strafmaat Over de zwaarte van de gegeven straffen wordt verschillend gedacht. Aan de ene kant zijn er gevallen bekend waarbij de doodstraf voor minder werd gegeven en ook uitgevoerd. Zo beschrijft Van der Zee de zaak van verrader Ganzevles 47, die minstens tweeënvijftig Joden een vrije route naar België of Zwitserland beloofde, daar vervolgens veel geld mee opstreek, en ze daarna uitleverde aan de SiPo. Voor dit verraad van onderduikers veroordeelde het Bijzondere Gerechtshof hem op 17 juni 1946 tot de doodstraf waarna op 5 februari 1947 de executie plaats vond. In zeker opzicht beruchter dan MS waren A. J. Pieters en C. J. Kaptein48. Van bijvoorbeeld Pieters misdaden wordt gezegd dat ze “ in afgrijselijkheid door geen der aan de Raad (BRvC) bekende, tijdens de bezetting begane, misdrijven geëvenaard woorden”. Kaptein wordt gekenschetst als de meeste beruchte en wrede jodenjager uit Den Haag. Beiden zijn veroordeeld tot de doodstraf en bij beiden is deze ook uitgevoerd; Kaptein werd op 21 juni 1949 gefusilleerd, en Pieters werd in 1952 geëxecuteerd. Op deze plaats is het goed om in herinnering te brengen dat tot in het begin van de jaren vijftig bijna 80% van de 154 uitgesproken doodstraffen zijn omgezet in levenslange gevangenisstraffen 49. Daarnaast waren er ook gevallen zoals die van de SD - informante Betje Wery, volgens de president van het Hof “een verdorven en gevaarlijke vrouw”, die voor het verraden van joden en verzetlieden tot levenslang wordt veroordeeld maar die in 1954 al weer vrij rond loopt.50 Het lukt niet altijd een duidelijke lijn te ontdekken in de relatie tussen de ernst van het delict en de strafmaat. In het algemeen kan gesteld worden dat men (de Bijzondere Gerechtshoven, de Bijzondere Raad voor Cassatie, de politiek en niet te vergeten, het koningshuis), naarmate de tijd voortschreed, steeds terughoudender werd in het veroordelen tot de doodstraf en de uitvoering daarvan. MS heeft misschien wel erg veel geluk gehad dat zijn zaak pas in 1949 voorkwam en dat hij, inderdaad, nogal jeugdig was ten tijde van de bezetting. Dat hij daarmee aan de doodstraf ontsnapte is voor sommigen 47 Van der Zee (2010), pp.164 -180. Zie Romijn (1989), pp. 244-245; voor een beschrijving van de zaak Pieters. Zie Van der Boom (1995), pp.106-107; voor de zaak Kaptein. Zie onder ander Van der Zee (2010) 49 Zie Romijn, blz.244. 50 Zie Van de Zee (2010), pp. 294-316. 48 17 dan wel slecht te verteren, een veroordeling tot levenslang is natuurlijk wel de zwaarste straf die we in ons civiele rechtssysteem kennen. Een gevangenisstraf van 7,5 jaar in die tijd kan al gezien worden als vrij zwaar.51 Gratie Er is van alles te doen geweest op het gebied van de vrijlating van politieke delinquenten. Vanaf 1947 was er sprake van een aanzienlijke verzachting van de uitgesproken vonnissen. Gratieringen van doodvonnissen en reductie van vrijheidsstraffen waren aan de orde van de dag. De kort gestraften waren zo rond 1950 allemaal al weer vrij. Politieke delinquenten met tijdelijke, maar langdurige straffen waren inmiddels ook al vrij. Uitgangspunt was geworden dat iedere gevangene die zich niet misdragen had in de gevangenis, recht had op kwijtschelding van een derde van de straf. Met in acht neming van allerlei korte strafverminderingen bij feestelijke gelegenheden en jubilea betekende dit dat de politiek delinquenten met 10-15 jaar gevangenisstraf voor 1953 reeds vrij kwamen. In 1953 was het aantal politieke delinquenten nog maar 616, van wie 159 een levenslange gevangenisstraf uitzaten. Aan het einde van de jaren-50 waren er nog maar weinig langgestraften in de gevangenis. Mei 1959 waren er nog 20 tijdelijk en 24 levenslang gestraften, onder wie 11 gegratieerde ter dood veroordeelden52. Uiteindelijk waren er in 1963 geen Nederlandse langgestrafte politiek delinquenten meer in Nederland. Strafgevangenis Breda huisvestte nog alleen de beruchte Duitsers Lages, aus der Fünten, Fischer en Kotälla53. Er was steeds veel te doen over elke vorm van gratieverlening. Hoewel men wel rekening wilde houden met het individuele geval en de ernst van het gepleegde misdrijf, werd ook de behoefte gevoeld aan collectieve gratieringen. Verschillende motieven speelden daarin een rol54: gevoelens van barmhartigheid, het belang dat gehecht werd aan een fatsoenlijke rechtsstaat waarin geen plaats is voor excessieve berechtingen, compensatie voor aangedane mishandelingen tijdens de detentie, en de angst voor ernstige ontwrichting van de maatschappij in geval grote aantallen gedetineerde politieke delinquenten buiten de samenleving komen te staan. Daartegenover stonden personen en politieke partijen die een veel strikter beleid voorstonden. Van Koningin Juliana is bekend dat ze een voorstandster was van verregaande gratiering 51 zie Van der Boom, blz76 Deze gegevens zijn ontleend aan Romijn (1989) blz. 235-236 53 Hinke Piersma (De “drie van Breda” in het publieke debat, 10 oktober 2009, NIOD) laat treffend zien hoe Nederland met deze “vier van Breda” in zijn maag zat. 54 Zie het proefschrift van Romijn (1989) 52 18 In het geval van de gratieverlening voor MS was er geen initiatief van de zijde van MS. Toch werd er 4 oktober 1957 een rechtelijk advies gevraagd “… op grond van de door Hare Majesteit De Koningin verleende machtiging ten aanzien van levenslanggestrafte politiek delinquenten, door wie geen gratieverzoeken zijn ingediend…”55. Eerdere gratieverleningen werden onder ander gegeven aan jeugdigen die bij de aanvang van de oorlog 15 jaar waren. MS voldeed niet aan die eis, en hij zou ook niet in aanmerking gekomen zijn vanwege de ernst van zijn misdrijven. Maar toch werd weer het leeftijdsargument van stal gehaald. Je kunt je niet aan de indruk ontrekken dat men hoe dan ook af wilde van de lang en levenslange gestraften. Rekening houden met de ernst van de gepleegde misdaden is er feitelijk geen goed inhoudelijk argument te bedenken waarom een bepaalde politieke delinquent als MS strafvermindering zou moeten krijgen, niet anders dan door een ad-hoc stelsel van gratiering- en strafverminderingregels. Op 10 februari 1958 formuleerde de Hoge Raad het volgende gratieadvies: “… tegen elkaar afwegend den grote ernst der feiten, vooral tegen Joden gericht (van de door den veroordeelde aan de SD overgeleverden zijn er 260 niet uit de Duitse gevangenschap teruggekeerd), en daartegenover de jeugdige onervarenheid van de veroordeelde die in het Haagse politiecorps, gesteld voor een bedenkelijke taak, niet door leiding van anderen van den verkeerde weg werd afgehouden, mede gelet op de gunstige rapporten uit de gevangenis……geeft advies de opgelegde straf te verminderen tot gevangenisstraf voor den tijd van 22 jaren met aftrek van de tijd in voorlopige bewaring doorgebracht56. Vanzelfsprekend werd dit advies overgenomen en op 11 maart 1958 werd MS op jaren gesteld en zo ondertekent Koningin Juliana het volgende gratiebesluit: “Wij Juliana……… etc. etc…, hebben goedgevonden en verstaan: te verwisselen in een gevangenisstraf van 22 jaren met aftrek van de tijd sedert 6 mei 1945 …de levenslange gevangenisstraf.... etc”57. Van nu af aan gaan voor MS, met terugwerkende kracht, de geldende strafverminderingregels gelden zoals die ook gegolden hadden voor andere tijdelijk langgestraften. MS zal dan ook niet lang meer gevangen zitten en op 13 juli 1959 treffen we hem aan op de Malakkastraat 212, het huisadres van zijn ouders, in Den Haag.58 Zijn jeugdigheid die zou kunnen staan voor onschuldige overmoed en onbezonnenheid, blijkt hem keer op keer behulpzaam te zijn geweest: geen doodstraf werd gegeven, maar levenslang, en 55 CABR 203-I 338/49. NA CABR 203-I 338/49, NA 57 KB 43, 11 maart 1958, Min. V. Just. Hfd. Afd. Publiekrecht, afd. gratie nr. G. 502/1293 58 Aldus de Persoonskaart in het CBvG 56 19 levenslang werd omgezet in een tijdelijke gevangenisstraf met de mogelijkheid van goed-gedrag strafvermindering. De jeugdigheid is een van de belangrijkste argumenten geweest op grond waarvan MS uiteindelijk slechts 14 jaar en 2 maanden heeft vast gezeten. De jeugdigheid van MS had echter niets onschuldigs en vergoelijkend. Met uitzondering van enkele documenten die betrekking hebben op MS’s gratie- het omzetten van levenslang in een tijdelijke straf van 22 jaar - in het jaar 1958, is er niets over MS in de gevangenisarchieven van Justitie te vinden. Dat is spijtig want daardoor is niets bekend van zijn gedrag in de gevangenis in de jaren 1950-1959. Onderhield hij bijvoorbeeld nog contacten met oud NSB-ers en zijn politiematen? Kwam zijn familie op bezoek? En waarop was de verklaring van goed gedrag gebaseerd, de verklaring die nodig was voor gratie. Na 1959, in vrijheid Na zijn vrijlating in de eerste helft van 1959 ging MS terug naar de Malakkastraat 212, het huis waar zijn ouders woonden. Zijn echtgenote Katharina Thomas (KT) was na haar mislukte episode met accountant G. van H. in de Hugo de Grootstraat 6 in Den Haag gaan wonen. Vanaf april 1956 tot september 1958 woonde ze in bij haar schoonouders, waarna ze in september 1958 zich vestigde op de Nieuwe Schoolstraat 24a in Den Haag. Op 1 maart 1960 trok MS bij zijn echtgenote in om na ongeveer vier en een half jaar weer (december 1964) terug te keren naar de Malakkastraat. Op 4 december 1964 blijkt zijn echtgenote KT van de persoonskaart te zijns afgevoerd, terwijl zij nog wel leefde. Dit wijst op de datum van echtscheiding hoewel de echtscheiding pas overigens op 30 januari 1973 werd ingeschreven. Katharina Thomas overleed op 11 april 1991 te Den Haag, 81 jaar oud.59 Vanaf 2 maart 1973 treffen we MS hertrouwd aan in ’s Hertogenbosch. Hij trouwde op 23 februari 1973 met de 8 jaar jongere Poolse Martha Nikolai. Ze was geboren op 2 november 1927 in SkarskHermannsbad (Polen). Net als voor de eerdere echtgenote Katharina Thomas, was dit voor Martha haar 4de huwelijk. Sinds 9 september 1960 is ze ingeschreven in Nederland. Vanaf 2 maart 1973 woonde het echtpaar Spaans aan de Maassingel 75 in Den Bosch. Daar is MS overleden op 14 oktober 1989. Kort daarvoor is de woning op naam gezet van Martha die er tot 31-maart 2010 formeel eigenaresse van was. Het huis, een eenvoudige hoekwoning is in de eerste helft van april 2010 verkocht. Het huis heeft op Funda gestaan en stond voor € 235.000 te koop. Martha SpaansNikolai leeft nog en woont in een verzorgingstehuis in Den Haag. Een telefonisch gesprek met 59 Al deze gegevens zijn terug te vinden in de persoonskaarten van Maarten Spaans en zijn echtgenote, zie CBvG 20 mevrouw Spaans begin 2011 over haar man verliep uiterst moeizaam60. Op mijn vraag dat ik graag wat informatie wilde hebben over haar man en wat hij vanaf 1960 had gedaan en hoe ze elkaar hadden ontmoet en dergelijke, reageerde ze karakteristiek afwijzend: “Wie is daar nu geïnteresseerd in,… , dat wil toch niemand weten, en mijnheer dat is allemaal al zo lang geleden, …., het was zo’n lieve man ,…. een harde werker, maar mijnheer dat ben ik allemaal vergeten…, dat doet er toch niet mee toe, zo lang geleden , niet interessant”. Ze had MS op een feestje bij kennissen leren kennen en hij werkte als boekhouder bij De Gruyter. Ze waren vaak samen met vakantie naar Spanje geweest, ze hadden leuke jaren gehad; “….Hij was een fein mensch”, en helaas overleden aan kanker, aldus de echtgenote. Ze had geen contact met de zoon van MS. Via navraag bij oud-medewerkers van De Gruyter en op basis van het De Gruyter Archief in Den Bosch61 blijkt dat MS vermeld staat op interne telefoonkaarten. Duidelijk wordt dat MS in de jaren 1966-1974 boekhouder/administrateur is geweest bij De Gruyter. Hij werkte op verschillende afdelingen en was onder andere gedurende een groot aantal jaren administrateur/boekhouder bij Fabriek 3 aan de Parallelweg in Den Bosch, een distributieveem voor de winkels. Er bestond in die tijd het vermoeden bij sommige personeelsmedewerkers dat MS iets met NSB-activiteiten van doen had gehad. Het ging om geruchten en ze hadden er geen enkel bewijs voor.62 Het bedrijf is in latere jaren overgenomen door de SHV en daarna door de SPAR om vervolgens over te gaan in de Verenigde DistributieBedrijven (VDB). Het ligt voor de hand te veronderstellen dat MS in de loop van die overnameprocessen ergens vervroegd met pensioen is gegaan. Wanneer hij precies zijn loopbaan bij De Gruyter begonnen is en beëindigd heeft, is niet meer precies vast te stellen omdat de personeelsarchieven en dossiers ontbreken. Waarschijnlijk zijn deze bij de opeenvolgende bedrijfsovernames verloren gegaan of gericht vernietigd. Ook waar hij begraven ligt is niet duidelijk63. 60 22 februari 2011 Noord Brabants Museum/ Stadsarchief Den Bosch: Collecties betreffende de firma De Gruyter, resp. Bedrijfsarchief SHV-De Gruyter 62 Persoonlijke mededeling van oud- personeelsmedewerker van De Gruyter 63 MS ligt niet begraven op Orthen in de Bosch, de grootste begraafplaats van Den Bosch. Hij is ook niet gecremeerd in het meest voor de hand liggende crematorium Maaslander in Vlijmen 61 21 Tot slot Uiteindelijk ben ik er maar beperkt in geslaagd meer informatie over MS boven tafel te krijgen. Je zou kunnen denken dat hij sinds zijn vrijlating zeer teruggetrokken heeft geleefd en zo min mogelijk activiteiten heeft ontplooid die op een andere manier tot hem te herleiden zijn. Ook zijn werkzame leven getuigt van een onopvallendheid, soberheid en gebrek aan ambitie die niet lijkt te stroken met het beeld dat we van hem hebben als politieman in de Tweede Wereldoorlog. En nog steeds weten we niet hoe hij terugkeek op die jaren en op zijn eigen handelen. Zijn huidige echtgenote weet mogelijk meer, maar ze wil er niet over praten. Mijn inziens wijst dat niet op een positief verwerkt verleden, maar wellicht weet zij er het fijne ook niet van. De zoon, Hans Egon, wil niets met zijn familie te maken hebben en is absoluut niet bereid er over te praten, zijn goed recht natuurlijk. Verschillende potentiële ingangen zijn geprobeerd om via omwegen toch meer te weten te komen over MS. Bijvoorbeeld, gedetineerden die vrij komen, komen in de regel in het circuit terecht van de reclassering. De archieven van de ReclasseringsVerenigingen- Algemene Reclasseringsverenigingen en voorgangers 1823 -1986, in het BHIC ( Brabants Historisch Informatie Centrum) in Den Bosch echter bevatten geen enkele verwijzing naar MS noch naar andere met name genoemde Jodenjagers.64 Ook een verzoek aan de AIVD om na te gaan of MS mogelijk na zijn vrijlating in 1959 op enigerlei manier betrokken bij extreem rechtse groeperingen en activiteiten, waaronder HINAG65 leverde niets op. Er wordt geen toestemming tot inzage verleend zonder uitdrukkelijke toestemming van direct betrokken familieleden zoals echtgenote en zoon; en dat zat er niet in.. Enkele pogingen om via oude buurtgenoten meer te weten komen leverden interessante verhalen op over de “oude tijd”en oorlogsjaren, maar niets concreets over de familie Spaans. Zo ook de contacten met NIOD-onderzoekers en bekende schrijvers van voor dit onderwerp relevante boeken zoals Van Zijl, Van Liempt en Van der Zee, leverde geen informatie op over hoe het met Maarten Spaans na zijn vrijlating in 1959 is vergaan. 64 Het BHIC archief ReclasseringsVerenigingen. Ingang: Algemene Reclasseringsverenigingen en voorgangers 1823 1986, omvat een viertal dossiers, dat betrekking heeft op de relatie met oud politieke delinquenten, te weten. 494, 157, 1494 en 629. De eerste drie omvatten algemene beleidsstukken inzake hoe om te gaan met politieke delinquenten. 1494 is interessant vanwege de stukken over Aus der Fünten; de relatie van de Protestant Christelijke Reclasserings Vereniging ( PCRV) met langgestraften; en de verzoeken van de “foute “organisatie HINAG aan de PCRV haar activiteiten tbv oud NSB- en SS-ers over te nemen. Dossier 629 is niet openbaar en omvat persoonlijk, op naam gestelde verzoeken van oud-politiek delinquenten of hun familieleden tot hulp van de PCRV. Geen andere verzuilde RV’s zijn gecontroleerd omdat MS protestant van-huis-uit was en het voorkomen van zijn naam in die dossiers niet erg waarschijnlijk is. 65 HINAG staat voor “ Hulp aan invalide Oost-frontstrijders, nabestaanden, politiek gevangenen en anderen”. Het is een Nederlandse variant van het Duitse HIAG, “Hilfsgemeinschaft 'Hilfsgemeinschaft auf Gegenseitigkeit der Angehörigen der ehemaligen Waffen-SS. 22 Maarten Spaans lijkt dus sinds zijn vrijlating een weinig opvallend bestaan te hebben geleid, en redelijk maatschappelijke en economisch geïntegreerd te zijn geweest. We weten met grote mate van zekerheid dat MS geen bijzondere opvallende functies heeft gehad in de publieke en private sector, en dat is al heel wat. Aan de andere kant is het niet uit te sluiten dat MS actief is geweest in het “alte Kameraden” -circuit. Daar zijn weliswaar geen concrete aanwijzingen voor; net zo min als die er zijn van een eventuele serieuze spijtbetuiging. Wellicht dat die aanwijzingen in positieve of negatieve zin ooit nog eens beschikbaar komen. 23 Geraadpleegde archieven en dossiers betreffende Maarten Spaans Brabants Historisch Informatie Centrum(BHIC) De ReclasseringsVerenigingen. Ingang: Algemene Reclasseringsverenigingen en voorgangers 1823 -1986; de oud politiekdelinquenten dossiers, relatie met oud politiek. 494, 157, 1494 en 629 Centraal Bureau voor Genealogie (CBvG). Persoonkaart Maarten Spaans Persoonskaart Katharina Thomas, ev Maarten Spaans Politie-kwartierstaat Maarten Spaans Collectie familieadvertenties tot 1970 Haags Gemeente Archief (HGA), Gemeentepolitie van Den Haag, beheersnummer 0432-01 Inventarisnummer 3603, dossier 1811 (Maarten Spaans) Inventarisnummer 3203 ( personeelskaart van Maarten Spaans) Nationaal Archief (NA) Zuivering Politie, dossier MS ZP inventarisnummer 5646 Zuivering Ambtenaren, dossier MS, ZA inventarisnummer 26106 Nederlands Beheersinstituut (NBI), dossier MS, inventarisnummer NBI 162799 Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR) CABR 203- I, deeldossier 4108 CABR 203- II, Bijzondere Raad van Cassatie (BRvC ) 338/49 NIOD Doc. I dossier 1613 Maarten Spaans Knipselcollectie, dossier Spaans KB I 6447 Noord Brabants Museum/ Stadsarchief Den Bosch Collecties betreffende de firma De Gruyter, resp. Bedrijfsarchief SHV-De Gruyter, dossier 210, 171 Interne telefoongidsen Geraadpleegde literatuur Boom van der, B. (1995). Den Haag in de Tweede Wereldoorlog (2de Ed.). Den Haag: Sea Press, 308. Egger, W. (2009), Surinaamse Rug Joodse Buik: Emoties van een nazaat van de Surinaamse slavernij die een kind-overlevende werd van de Sjoa.Uitgeverij Libertador, Voorburg Haas de, J. (Ed.). (1943). Nationaal - Socialistische Almanak 1943. Utrecht: NSB, 368. Jong, L. de (1975-1976). Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 6, 1ste helft, p.314-315, 350 en deel 7, 1ste helft, 318). Den Haag, SDU/Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie Romijn, P. (1989). Snel, streng en rechtvaardig: Politiek beleid inzake de bestraffing en reclassering van "foute" Nederlanders, 1945-1955: De Haan, 326. Zee van der, S. (2010). Vogelvrij: De jacht op Joodse onderduikers. Amsterdam: De Bezige Bij, 539. Zijl, A. van der (2005), Sonny Boy. Nijgh & van Ditmar, Amsterdam; 24 Portret Maarten Spaans 25