Fidel Castro en China

advertisement
Fidel Castro en China
Erwin Carpentier
Inhoud
1. Inleiding: Cuba sí, China no?
2. Enkele gelijkenissen en verschillen tussen China en Cuba
3. Diplomatieke betrekkingen
4. Economische banden
5. Fidel Castro over China
6. Een conclusie
© Copyleft: Je mag wat volgt kopiëren en gratis of hoogstens tegen kostprijs verspreiden, mits bronvermelding. Voor
commerciële doeleinden vraag je vooraf toestemming aan de auteur.
De opbrengst van deze brochure gaat naar het solidariteitsfonds Free The Five, dat campagne voert voor de vrijlating
van de vijf Cubaanse antiterroristen die nu al meer dan 10 jaar gevangen zitten in de VS.
Omslagfoto: Hu Jintao en Fidel Castro (Cuba, november 2004 – foto Granma)
Publicatiedatum: augustus 2008
Commentaar mag je altijd zenden naar [email protected]
1
Inleiding
Cuba sí, China no?
Syndicalisten moeten op de eerste rij staan als het gaat om goede arbeidsomstandigheden,
sociale rechtvaardigheid, democratie en mensenrechten.
Over al die kwesties laten de grote media geen kans onbenut om de problemen hiermee in landen
als China en Cuba breed uit te smeren, maar helaas niet altijd op een waarheidsgetrouwe of
eerlijke manier.
Onder veel syndicalisten leeft dan ook de vraag of China de idealen van het socialisme (nog)
koestert, en of Cuba “de Chinese weg” zal inslaan.
In 1982 verbleef ik gedurende drie weken in de volksrepubliek China in het kader van een
studiereis over de geschiedenis en de actualiteit van de Chinese revolutie. Dat verblijf maakte op
mij een onvergetelijke indruk. De confrontatie met een complexe realiteit, in een land met
gigantische verhoudingen in vergelijking met mijn landje, leerde mij nooit te snel, onvoorwaardelijk
of definitief conclusies te trekken. Het versterkte het besef dat de sociale ontwikkeling nooit zonder
slag of stoot verloopt.
Nadien volgde ik ook wat er in Cuba gebeurde, en nam deel aan verschillende concrete
solidariteitsinitiatieven. Maar al bij al bleef mijn kennis van de Cubaanse revolutie theoretisch.
De progressieve beweging in België heeft nooit gebrek gehad aan theoretisch debat. Ik maakte,
binnen en buiten de vakbond, felle discussies mee over de Belgische / Europese weg naar het
socialisme, over de rol van de VS, Europa de USSR en het "oostblok", China en de derde wereld.
Toen de USSR verdween en een hele reeks landen afscheid namen van het "reëel bestaande
socialisme", raakten vele progressieven gedesoriënteerd of ontmoedigd. Anderen bleven
weerstand bieden aan het (nieuwe) “eenheidsdenken” (“er is geen alternatief voor het
kapitalisme”). Cuba weigerde zijn socialisme op te geven. Het bood weerstand en gaf zo – en ik
denk niet dat ik overdrijf - hoop aan miljoenen mensen. Het bewees in de feiten dat – ondanks de
blokkade en de gigantische terugval in middelen en mogelijkheden 1 - het wel degelijk mogelijk blijft
een maatschappij op te bouwen waar de werkende mensen de economische en politieke macht
echt in handen hebben en het collectief belang (en daarbij dat van de zwaksten eerst) als
uitgangspunt nemen.
De Cubaanse revolutie van 1959 werd, ondanks alle inspanningen van Che Guevara, el
Guerrillero Heróico (de Heldhaftige Guerrillero, zoals ze hem in Cuba noemen) niet meteen
overgedaan in de rest van Latijns-Amerika. Maar niemand zal ontkennen dat Cuba, met Fidel
Castro op kop, sindsdien een grote rol heeft gespeeld en nog altijd speelt in wat we vandaag zien
gebeuren in Venezuela, Bolivië en andere landen van dat continent.
In 2005, drieëntwintig jaar na mijn reis naar China, trok ik met een bonte groep syndicalisten voor
het eerst naar Cuba. Tijdens die reis was er in de groep af en toe een discussie over China, bv.
over de vraag of een planeconomie een essentieel criterium is om te zeggen of een land al of niet
socialistisch is. Meer dan de technische en praktische kwesties van wat een planeconomie kan
1
Het wegvallen van de handelpartners uit de USSR en Oost-Europa maakte dat de levensstandaard in Cuba zowat met de helft (!)
verlaagde.
2
zijn, gaat deze vraag m.i. er eigenlijk over hoe en waartoe de politieke macht de economie moet
ontwikkelen. Daarover bestaat heel wat discussie. Ook in Cuba, waar ze - zoals Che Guevara al
betoogde – vrezen dat het gebruik van “kapitalistische methodes en categorieën”
(marktmechanismes) een te zware hypotheek legt op de ontwikkeling van het socialisme en, de
eigen ervaringen en die van de USSR en Oost-Europa indachtig, grote risico’s inhoudt. Maar noch
in Cuba, China, of andere landen die zich socialistisch noemen, is het debat afgesloten.
Als syndicale militant die ook over de muren van het eigen bedrijf en land kijkt, was ik verrast door
de tegenstrijdige houding die sommige progressieve vrienden aannemen ten opzichte van Cuba
en bv. China. Ze begrijpen dat de keuzes van de Cubaanse revolutie in grote mate bepaald
worden door wat de machtige buur, de VS, uitspookt: de economische blokkade 2, de dollarstroom
voor ‘dissidenten’ en enkele overlopers, en de wereldwijde permanente politieke, economische en
ideologische oorlogsvoering, de economisch beperkte mogelijkheden van het eiland. Maar voor
China lijken ze andere criteria te hanteren, absolute normen en waarden inzake de economische
groei, de verdeling van de welvaart en de rechten en vrijheden. Het lijkt alsof ze geen rekening
willen houden met de historische, geografische, culturele en socio-economische context.
Langs de andere kant zeggen sommigen, die we niet direct van communistische sympathieën
moeten verdenken, dan weer dat zowel China als Cuba “communistische landen zijn”.
De anti-castristische Cubanen in het buitenland zien de Chinese aanwezigheid in Cuba met lede
ogen aan, en ook de haviken in de VS noemen goede betrekkingen tussen China en Cuba een
bedreiging voor de Amerikaanse belangen (“veiligheid”, in hun jargon).
Uit deze brochure zal blijken dat de leiders van de Cubaanse Revolutie China als een socialistisch
en bevriend land beschouwen, en het is ook waar dat landen als Venezuela, Bolivië e.a. vol lof zijn
over de Chinese aanwezigheid in Latijns-Amerika.
Ik ben van mening dat als we het Cubaanse volk steunen en solidair willen zijn met de
ontvoogdingsstrijd van de volkeren in de wereld - ook in het kader van de discussies over “het
socialisme van de éénentwintigste eeuw” – we niet om de ontwikkelingen in en tussen China en
Cuba heen kunnen. Vrienden van het revolutionaire Cuba zullen op zijn minst willen weten hoe
men dat in Cuba bekijkt.
Daartoe een bijdrage leveren is de enige en bescheiden opzet van deze brochure.
De woorden van Fidel Castro vervangen natuurlijk niet de verscheidene Cubaanse standpunten
en publicaties over China, maar ik denk toch dat zijn visie een goede samenvatting vormt van wat
de leiding van de Cubaanse Revolutie daarover denkt en daarover publiek wil zeggen. Daarom
heb ik een aantal naar mijn mening relevante teksten geselecteerd 3, zonder taboes en met hier en
daar wat aanvullende achtergrond-informatie.
Enkele gelijkenissen en verschillen tussen China en Cuba
Vooraleer Fidel Castro te citeren, wil ik wat achtergrondinformatie en een beperkt aantal
vergelijkingspunten opsommen.
2
De blokkade omvat een geheel aan beperkende maatregelen van de betrekkingen tussen Cuba en de VS en de rest van de wereld
op het gebied van de handel, leningen en investeringen, wetenschappelijke uitwisselingen, enz. De blokkade kostte Cuba
rechtstreeks en onrechtstreeks al meer dan 72 miljard US$.
3
Ze zijn meestal afkomstig uit de Granma en werden door mij uit het Spaans vertaald.
3
China ligt op vele duizenden kilometers van Cuba, en ze vergelijken levert al onmiddellijk
gigantische schaalverschillen op:
Oppervlakte (km²)
Bevolking
HDI4 rang
(jaar: 2005)
BNP in miljoen US $
(wereldrangorde)5
China
9.596.960
Cuba
110.860
België
30.528
11.394.043
10.392.226
81
51
17
1.843.117
(6)
15.000
(89)
394.507
(17)
1.321.851.888
Cuba maakt geen etnisch onderscheid in zijn als gevolg van de inwijking uit Afrika, Europa en Azië
bij uitstek sterk gemengde bevolking. China erkent 56 etnieën, met specifieke rechten.
Cuba deelt het land in provincies in, terwijl China behalve provincies ook nog autonome regio’s en
gemeenten heeft die rechtreeks onder het centrale gezag vallen. Cuba wordt veel centraler geleid
dan China.
Territoriaal gesproken bestaat China uit het vasteland en de eilanden Hongkong, Macao en
Taiwan, waarbij laatstgenoemde nog niet echt onder het gezag van de volksrepubliek valt. China
beschikt wel over kernwapens, maar stelt militair eigenlijk niet zo heel veel voor in vergelijking met
de VS, Rusland en de rest van de wereld.
Cuba ligt letterlijk in de schaduw van de VS (hun bommenwerpers kunnen het eiland in zeer korte
tijd bereiken) en de VS bezetten nog altijd een deel van het grondgebied: de beruchte militaire
basis van Guantánamo. De Cubanen ontwikkelden een defensieconcept waarbij heel de bevolking
(gewapend) ingeschakeld wordt.
Terwijl Cuba het met één officiële taal (Spaans) stelt, heeft China, naast een geschreven
eenheidstaal, verschillende talen en dialecten.
Cuba en China kennen ook diverse religieuze bewegingen. De Paus bezocht het eiland, en kreeg
er zowaar een standbeeld. De Cubaanse Revolutie erkende als eerste de bevrijdingstheologie en
heeft zijn houding ten aanzien van gelovigen in de loop der jaren in positieve zin veranderd 6. De
santería, de door de in Cuba ingevoerde slaven bedachte mix van Afrikaanse godsdienten en
katholicisme, is goed vertegenwoordigd, naast diverse evangelische sekten. De Chinese cultuur is
nog altijd sterk beïnvloed door het confucianisme, en kent verschillende godsdiensten. De
betrekkingen met het Vaticaan zijn gespannen, want China duldt geen enkele inmenging 7, dus ook
niet op religieus vlak, en is zeer streng voor dissidente bewegingen die politieke activiteiten
ontwikkelen onder het mom van religie (zoals Falun Gong).
Om culturele en politieke vrijheden te kunnen genieten, vormt het onderwijsniveau een essentiële
voorwaarde (analfabetisme maakt echte democratie onmogelijk). Wat dat betreft maken beide
landen een goede beurt: Cuba roeide het analfabetisme (40% aan de vooravond van de revolutie)
uit en kent een degelijk en gratis onderwijs dat voor iedereen toegankelijk is. China bracht het
4
De human development index HDI meet drie dimensies van de menselijke ontwikkeling: het leiden van een lang en gezond leven
(levensverwachting), scholing (alfabetisatie en het doorlopen van lager, secondair en voortgezet onderwijs) en een fatsoenlijke
levensstandaard hebben (gemeten volgens koopkracht PPP of purchasing power parity inkomen). Het geeft een beter beeld van de
levenskwaliteit dan alleen maar het BNP.
5
Bruto nationaal product of inkomen van alle inwoners samen, volgens cijfers IMF – april 2007
6
Zie in dat verband het zeer interessante boek “Fidel en zijn godsdienst”, door Frei Betto.
7
Zowel Cuba als China hebben een verleden gekend van koloniale overheersing, en hun revoluties ontwikkelden een zeer sterk
soevereiniteitsgevoel.
4
analfabetisme van 80% terug tot 14,5%, maar de toestand in het onderwijs blijft er ingewikkeld en
problematisch8.
Beide landen kampen regelmatig met natuurrampen (orkanen, aardbevingen, overstromingen).
Dankzij een goede organisatie van de hulpverlening (zowel preventief als curatief) vallen er in
Cuba bv. weinig slachtoffers bij de jaarlijkse golf orkanen. Maar de materiële schade zorgt
natuurlijk telkens voor extra kosten en nieuwe investeringen.
China en Cuba zijn ook slachtoffer geweest van terroristische aanslagen. Dat werd in China nog
eens duidelijk in de aanloop naar de Olympische Spelen 2008. In Cuba (en wereldwijd) loopt een
grote campagne voor de vrijlating van de Vijf 9: vijf Cubanen die nu al meer dan tien jaar gevangen
zitten in de VS, na een politiek en oneerlijk proces in Miami. Hun misdaad? Cuba, dat al meer dan
3500 slachtoffers van aanslagen telde, beschermen tegen de vanuit de VS georganiseerde
terreur. De Comités de Defensa de la Revolución (CDR) vormen nu buurtcomités met uitgebreide
verantwoordelijkheden, maar oorspronkelijk werden ze opgericht als verdediging tegen sabotages
en aanslagen.
Zoals elk land, de VS inbegrepen, vervolgen Cuba en China organisaties die met buitenlands geld
en materiaal de grondwettelijke orde proberen te ondermijnen of omver te werpen. De meningen
over de manier waarop dat gebeurt verschillen natuurlijk, maar desinformatie en manipulatie
loeren altijd om de hoek. Iedere syndicalist weet hoe er soms over een staking of vakbondsacties
wordt bericht…
Politiek en economisch ten slotte zijn er een aantal markante verschillen tussen beide landen. Ik
wil dat illustreren aan de hand van de respectievelijke grondwetten. In algemene regel vormt de
wetgeving van een land, en de grondwet in het bijzonder, een weerspiegeling van de
maatschappelijke verhoudingen, of op zijn minst van het beeld dat de politieke leiding daarvan wil
ophangen. Gewijzigde verhoudingen of veranderingen in de politieke visies geven dan ook
aanleiding tot herzieningen van die grondwet. Kunnen we ons voorstellen dat iemand iets over
België zou willen vertellen zonder zich de moeite te getroosten om de Belgische grondwet eens te
lezen (de harde dobber van onze institutionele creativiteit inbegrepen…)? We zien ook dat bv.
landen als Bolivië en Venezuela zeer veel belang hechten aan de grondwet om revolutionaire
principes en veranderingen te legitimeren.
China en Cuba verankeren het socialistische karakter van hun maatschappijproject in de
grondwet. In het geval van Cuba wordt dat in 2002 nog eens ondersteund door een
volksreferendum waarin meer dan 8 miljoen Cubanen (op een bevolking van bijna 11 miljoen)
verklaren dat het socialistische karakter van de grondwet onherroepelijk is. Het was een antwoord
op de “overgangsplannen” van de VS-president G.W. Bush om het eiland "na Castro" te
herkoloniseren.
De Chinese grondwet vermeldt alleen in de preambule de leidende rol van de Communistische
Partij (met zijn 72 miljoen leden wel de grootste organisatie) en het systeem van de samenwerking
tussen verschillende partijen. De Cubaanse grondwet preciseert dat de Communistische Partij de
georganiseerde voorhoede vormt van de Cubaanse natie, de hoogste leidende kracht van de
maatschappij en de Staat, die alle inspanningen organiseert en op de verwezenlijking richt van de
socialistische en communistische streefdoelen.
8
9
Zie in dit verband het artikel over onderwijs van de Vereniging België-China: www.belchin.be/artikel.aspx?ArtID=27.
Zie de website www.cubanismo.net voor meer informatie.
5
Op het vlak van de staatsmacht kennen beide landen een verschillende toepassing van het
principe dat het volk, en in het bijzonder de werkende klassen, de macht moet uitoefenen.
Cuba heeft zijn systeem van “poder popular” (volksmacht), een model van doorgedreven
participatieve democratie en een verkiezings-systeem waarbij alleen individuen zich kandidaat
kunnen stellen en via voorverkiezingen al of niet weerhouden worden, en waarbij ook de massaorganisaties (vakbonden, jongerenorganisaties, enz.) hun vertegenwoordigers afvaardigen.
De Cubaanse leiding is ervan overtuigd dat, behalve het authentieke revolutionaire karakter van
hun partij, de participatieve democratie – met haar permanente consultatie van de bevolking maakt dat het Cubaanse volk de Revolutie blijft steunen, ondanks alle moeilijkheden en
opofferingen.
In het geval van China bestaan er naast de Communistische Partij (CP) nog acht andere partijen,
die weliswaar het socialistische kader en de leiding van de CP erkennen. De politieke macht (met
het Nationaal Volkscongres als hoogste orgaan) wordt er uitgeoefend door de CP, maar ook de
andere democratische partijen oefenen belangrijke functies uit in de wetgevende, uitvoerende en
gerechtelijke instellingen. Globaal gaat het om een getrapt systeem, maar de laatste tijd
experimenteert China met verkiezingen op verschillende niveaus.
Vanuit westers oogpunt lijkt de Chinese democratie misschien nogal centraal geleid, maar in de
praktijk hebben de lokale overheden een grote autonomie.
Op economisch vlak volgen beide landen duidelijk een andere strategegie.
Volgens de Cubaanse grondwet organiseert, leidt en controleert de Staat de nationale
economische activiteit overeenkomstig een plan dat de geprogrammeerde ontwikkeling van het
land waarborgt. De Staat leidt en controleert ook alle handel met het buitenland.
De “socialistische staatseigendom van heel het volk” omvat de grond (behalve die van de kleine
boeren of hun coöperatieven) en bodemrijkdommen, de onteigende eigendommen en
staatsbedrijven. Privébezit is mogelijk, zolang het maar niet dient om anderen uit te buiten. Er
kunnen ook bij wet gemengde bedrijven en vennootschappen worden opgericht, maar de Staat
behoudt de controle.
In de praktijk bestuurt de Staat de hele economie vanuit de centrale ministeries, maar de lagere
besturen krijgen een grotere rol toebedeeld. Op bedrijfsniveau krijgt het management meer
armslag, maar de werkvloer en de vakbonden hebben wel degelijk inspraak.
De Chinese grondwet werd op het vlak van de economische structuur verschillende keren
aangepast. Grondwettelijk gezien vormt de socialistische staatseigendom (eigendom van heel het
volk en collectieve eigendom, bv. landbouwcoöperatieven) van de productiemiddelen de basis van
het socialistische economische systeem. Daarnaast bestaan er privé-ondernemingen als
aanvullingen op de socialistische markteconomie. De Staat beschermt de wettelijke rechten en
belangen van de niet-openbare economische sectoren. Hij moedigt de ontwikkeling van deze
sectoren aan, ondersteunt ze, leidt hun ontwikkeling en oefent er controle op uit. De staatssector is
de leidende kracht in de nationale economie. Zo heeft China de afgelopen vijf jaar 7
industrietakken van ‘strategisch belang' bepaald waarin de overheid 'de absolute controle' zal
houden: bewapening, elektriciteitsopwekking en -verdeling, olie en petrochemie,
telecommunicatie, steenkool, burgerluchtvaart, scheepsbouw. Daarnaast 5 industrietakken waarin
6
de staat 'de controle' zal behouden: automobiel, informatica, bouw, ijzer en staal, non-ferro. In
deze 12 industrietakken zijn de staatsondernemingen sterker geworden qua rendement en
marktcontrole. Ze zijn nu meer en beter in staat de gehele economie te leiden.
De Chinese grondwet verklaart dat het land zich nog lang in de eerste (“primitieve”) fase van het
socialisme zal bevinden, en o.a. de “socialistische markteconomie” verder zal ontwikkelen.
Fidel heeft grote bewondering voor wat de Chinezen gepresteerd hebben:
“Toen iedereen de rechten van China moest erkennen en alle blokkades verdwenen, en toen zij
bepaalde fouten rechtzetten – het is niet ik die zeg dat het fouten zijn, dat is hun standpunt, wij
hebben niet het recht om te oordelen over de interne gebeurtenissen in China – (…) hebben ze
het indrukwekkende record bereikt om vanaf 1978, in 21 jaar, een gemiddelde jaarlijkse
economische groei van 9,8% te halen.”
“China is objectief de meest hoopvolle belofte en het beste voorbeeld geworden voor alle landen
van de derde wereld. Ik stel onomwonden dat het de belangrijkste motor is geworden van de
wereldeconomie. En in hoeveel tijd? In amper 83 jaar sinds de oprichting van zijn roemrijke
Communistische Partij en 55 jaar na de stichting van de Volksrepubliek China.”
Fidel blijft er ook van overtuigd dat de Chinese strategie voor een stevige economische groei
gekaderd blijft in de politieke doelstellingen:
“Het doet mij echt plezier de ambassadeur te horen herbevestigen dat dergelijke successen
mogelijk waren door te vertrekken van een politieke ideologie, van een politiek bewustzijn, van het
marxisme-leninisme, waartoe Mao Zedong belangrijke theoretische bijdragen leverde op het vlak
van de politieke strijd, de revolutionaire strijd, theoretische bijdragen aan het marxisme, later nog
aangevuld met theoretische en praktische bijdragen van Deng Xiaoping.”
In zijn toespraak ter gelegenheid van de uitreiking van de Orde van José Martí aan Hu Jintao,
secretaris-generaal van de Chinese Communistische Partij en President van de Volksrepubliek
China (Havana, 23 november 2004) zegt hij:
“(China) heeft aangetoond, net als Cuba en andere landen, dat elk volk zijn revolutionaire
strategie en doelstellingen moet aanpassen aan de concrete omstandigheden van zijn eigen land,
en dat er geen twee absoluut gelijke revolutionaire socialistische processen zijn. We kunnen leren
van de beste ervaringen en van de grootste fouten.”
Diplomatieke betrekkingen
De eerste Chinese migranten komen 160 jaar geleden in Cuba aan, wat de laatste tien jaar de
aanleiding was om er een Festival van de Overzeese Chinezen te organiseren. De Cubaanse
Chinezen nemen trouwens actief deel aan de onafhankelijkheidsoorlogen en de revolutie tegen
Batista10.
Cuba knoopt op 28 september 1960 als eerste land van het Amerikaanse continent diplomatieke
betrekkingen aan met het nieuwe China van na de revolutie van 1949. Kort na de overwinning van
10
Drie Cubaanse generaals van Chinese oorsprong, die ondanks hun gevorderde leeftijd nog altijd maatschappelijk actief zijn,
doen hierover hun verhaal in het boek "Our history is still being written" (Pathfinder Press, 2007).
7
de Cubaanse revolutie trekken Cubaanse leiders naar China. Che Guevara bezoekt het land in
november 1960, aan het hoofd van een economische delegatie. Later dat jaar, in december,
brengt Guo Moruo, ondervoorzitter van het Permanente Comité van het Nationaal Volkscongres
(parlement) een tegenbezoek. Dorticós, de tweede president van het revolutionaire Cuba, gaat in
september 1961 naar China.
Jiang Zemin komt als eerste Chinese president een eerste keer langs in 1993, gevolgd door
president Hu Jintao in 2004, waarbij Fidel Castro deze laatste de orde van José Martí toekent.
De betrekkingen tussen beide landen zijn niet altijd optimaal geweest. Ze hebben ook geleden
onder de spanningen en de ideologische tegenstellingen tussen de USSR en China. (Che
Guevara verwijst er expliciet naar in zijn toespraak “Twee, drie…vele Vietnams” uit 1967.)
In 1966 ontstaat er een conflict tussen China en Cuba. China heeft in 1965 op vraag van de
Cubanen zijn rijstuitvoer verdubbeld, maar gaat er niet mee akkoord om dat volume permanent
aan te houden. China slaat het aanbod af om die leveringen met extra suiker te laten betalen, met
het argument dat ze de rijst zelf nodig heeft voor de opbouw van een reserve en ook om Vietnam
te steunen.
In zijn toespraak aan de universiteit van Havana op 13 maart 1966, naar aanleiding van de
herdenking van de negende verjaardag van de aanval op het presidentieel paleis in Havana, gaat
Fidel Castro heftig tekeer tegen China. Hij verwijt China ervan stromannen – hij verwijst zelfs naar
“een Belgisch groepje misdadigers”11 - anti-Cubaanse artikels te laten schrijven, waarbij ze “exact
dezelfde argumenten gebruiken als die van AP, UPI en van de meest verdorven trotskistische
elementen”. China zou Cuba economisch onder druk willen zetten. Fidel spreekt ronduit over
“economische agressie”. Hij grijpt de gelegenheid ook aan om te fulmineren tegen de Chinese
communistische partij en Mao Zedong: “Waartoe dient een partij waar alles rond één persoon
draait? Waartoe dient een partij die een mens verafgoodt, tot op een punt waar ze zelfs de namen
van Marx, Engels en Lenin niet meer vermelden?”12
De internationale politieke context zorgt ervoor dat het tot 1995 duurt voor Fidel Castro zelf China
bezoekt. Vanaf 1983 worden de contacten op alle domeinen geleidelijk hersteld en uitgebreid. In
1989 bezoeken de respectievelijke buitenlandministers Qian Qichen en Malmierca elkaar. Fidel
bezoekt China in 2003 voor de tweede keer.
Economische banden
Wie vandaag Cuba bezoekt, kan er niet naast kijken: moderne Chinese bussen duiken op in het
straatbeeld, Cubaanse huisgezinnen kopen energievriendelijke ijskasten en rijstkokers made in
China, de hotelkamertelevisies bieden je een tiental Chinese zenders aan. Chinese en Cubaanse
commerciële en politieke delegaties lossen elkaar in sneltempo af.
Vandaag is China de tweede belangrijkste handelspartner van Cuba, en vorig jaar bedroeg de
bilaterale handel het dubbele van die in 2005.
Fidel geeft het volgende algemeen oordeel over de betrekkingen met China:
11
12
Het gaat hier om de Belgische maoïstische groep “La Voix du Peuple”, zie Pékin Information, 28.02.1966
Zie Pékin Information, januari 1966 en Granma, februari 1966
8
“Vandaag vormen de betrekkingen tussen China en Cuba een voorbeeld van transparantie en
vreedzame samenwerking tussen twee naties die de socialistische idealen koesteren.”13
Na het wegvallen van de USSR en de Oost-Europese handelspartners - wat de binnenlandse
consumptie zowat halveerde - kon Cuba rekenen op China. Met de woorden van Fidel:
“In die moeilijke jaren, toen we plots onze markten verloren, hadden we de Chinese markt. Toen
we het moeilijk hadden om bepaalde producten te krijgen, konden we een deel ervan uit China
halen; onze schepen voeren af en aan met hun producten. Ze hebben een goed ontwikkelde
geneesmiddelenindustrie en veel grondstoffen voor onze farmaceutische industrie die dikwijls
moeilijk te verkrijgen waren konden we tegen gunstige prijzen in China kopen. In de speciale
periode hebben ze hun uitwisselingen, economische en politieke betrekkingen met ons
uitgebreid.”14
De handel tussen beide landen gebeurt lange tijd op basis van jaarlijks vastgelegde kredieten.
Vanaf 1996 gebeuren de betalingen cash en sommige bedrijven organiseren ook een ruilhandel.
In juli 1997 wordt de eerste Chinees-Cubaanse joint-venture opgericht voor de productie van
plastic pantoffels.
China voert vooral ruwe suiker in en bepaalde medicijnen. Cuba importeert rijst, bruine bonen,
mechanische en elektronische producten, medicijnen, lichte industriële en textielproducten. De
Chinese export bedraagt in 2002 310 miljoen dollar, tegen 120 miljoen import. Verder helpt China
bij de bouw van een fietsenfabriek, elektrische ventilators, zonnekrachtcentrales, kleine
waterkrachtcentrales, telecommunicatie-netwerken, methaanwinning en eenden- en
schapenkweekprojecten.
In 2004 worden een hele reeks akkoorden afgesloten voor economische, wetenschappelijke en
technische samenwerking, o.a. op het domein van de biotechnologie en het onderwijs.
Sindsdien zijn de economische betrekkingen tussen China en Cuba alleen maar toegenomen.
Fidel over China
Wat volgt zijn een aantal citaten van Fidel Castro met betrekking tot China. Zijn woorden moeten
natuurlijk niet verabsoluteerd worden, zoals hij zelf opmerkt in een voorwoord bij de Chinese
uitgave van het boek “Cien horas con Fidel”15:
“De Chinese lezer zal merken dat sommige ideeën in volle ontwikkeling waren in de loop van de
jaren waarin men mij de vragen stelde en die ik niet uit de weg heb willen gaan. Vandaag beschik
ik over veel meer informatie en heb ik tijd gehad om er verder en dieper over na te denken.”
Over de media
Fidel weet dat zowel China als Cuba niet op een onverdeelde positieve berichtgeving moeten
rekenen:
13
Toespraak naar aanleiding van de 50e verjaardag van de stichting van de Volkrepubliek China, Fidel Castro, Havana, 29.09.1999
Idem
15
Relaas van gesrekken tussen Fidel Castro en de Franse journalist Ignacio Ramonet. In 2007 verscheen de Chinese uitgave.
14
9
“We zien wat er gebeurt in China, want we lezen elke dag de telexberichten, en hoe dat het
andere land is waarop de westerse propaganda zich kwaad maakt. Er gaat geen dag voorbij of de
verschillende telexberichten spreken over de binnenlandse aangelegenheden van China: als ze
iemand aanhouden omdat hij de wet heeft overtreden, is dat onmiddellijk een schandaal; als ze er
een groupuscule verbieden omdat het schade toebrengt aan de eenheid en de stabiliteit van het
land of een politiek verdedigt die ingaat tegen dat grote volk, dan is dat weer een schandaal.
Vandaag spitst de propaganda zich toe op Cuba, maar er is ook een zeer sterke propaganda
tegen China, een propaganda die verdeeldheid wil zaaien en alle mogelijke middelen gebruikt. Het
imperialisme heeft nieuwe radiozenders opgericht om de 1250 miljoen Chinezen de westerse
idealen, het westerse consumptiemodel, de dwaasheden, vooral de Noord-Amerikaanse, in te
pompen.”16
Over ordehandhaving
Naar aanleiding van de gebeurtenissen op het Tien Anmenplein (juni 1989) 17 gaf Fidel Castro in
juni 1990 in een interview voor CNN het volgende commentaar 18:
“Wel, we weten dat de Chinezen nogal radicale ecnomische hervormingen doorvoerden. Naar
eigen zeggen hebben ze onvoldoende aandacht besteed aan sommige politieke en sociale
aspecten van deze hervormingen. Zo waren er bijvoorbeeld problemen van inflatie, verhoogde
prijzen, ontevredenheid van bepaalde delen van de bevolking. Ze zegden ook dat ze onvoldoende
oor hadden – in politieke zin – voor de massa’s en dat had ook als gevolg een zekere
mistevredenheid. Dat vormde de basis voor de gebeurtenissen in Beijing.
Het is echter niet de eerste keer dat studenten de straat optrekken. Verschillende keren hebben
ze dat gedaan om de regering te steunen. Ik herinner u aan de periode van de culturele revolutie
toen er miljoenen studenten op straat kwamen (…) In dit geval heb ik geen precies idee van de
omvang van de beweging. Maar ongetwijfeld waren er studentenbetogingen tegen de regering en
volgens de Chinese autoriteiten werden die door ontevreden elementen gebruikt om China van de
socialistische weg af te brengen.
Ik weet dat de Chinese regering al het mogelijke gedaan heeft om het gebruik van geweld te
vermijden. Die gebeurtenissen duurden weken. En de eerste soldaten die naar Beijing gestuurd
werden waren zelfs ongewapend. Op het einde, uit schrik voor veralgemeende anarchie in dat
reusachtige land, besloten ze geweld te gebruiken om de orde te herstellen.
Repressie tegen studenten komt overal voor. In Europa is repressie tegen studenten en werkers
een vrij frequent verschijnsel, en daarbij worden traangas, waterkanonnen, enz. gebruikt. Wij
weten dat de Chinezen geen ervaring hebben met zo’n strijd. Toen ze, voor het eerst na meer dan
40 jaar, geconfronteerd werden met een beweging tegen de regering ontbrak het hen dan ook aan
de mechanismen en de hulpmiddelen die het gehele Westen heeft om in zo’n gevallen de orde te
herstellen.
Omdat we nu tot de VS spreken, zou ik toch een vraag willen stellen. Veronderstel dat in een stad
in de VS hetzelfde zou gebeuren als in Beijing en dat er een totaal oncontroleerbare situatie zou
ontstaan zijn. Hoeveel tijd zouden de VS dan genomen hebben om de orde te herstellen? Ik
geloof dat ze hun toevlucht zouden genomen hebben tot de National Guard. Bij problemen in
sommige Amerikaanse steden deden ze beroep op de National Guard én op het leger. De VS
zouden zo’n chaotische toestand als in China trouwens niet een maand en langer hebben laten
aanslepen.
16
Toespraak naar aanleiding van de 50e verjaardag van de stichting van de Volkrepubliek China, Fidel Castro, Havana, 29.09.1999
Wekenlang bezetten opposanten het belangrijkste plein in Beijing en uiteindelijk komt het tot gewelddadige botsingen met het
leger.
18
Geciteerd in “Cuba, mijn slinger is die van David”, Martin Braem en Maggy Doumen, EPO, 1990.
17
10
Wat ons van de Chinezen moet bijblijven is niet dat geweld, maar wel wijsheid.”
Over China en de wereld
“Vandaag heeft de derde wereld, deze wereld die China zoveel gesteund heeft, een bevriend land
en een bondgenoot in de Veiligheidsraad en onder de Permanente Leden van de
Veiligheidsraad.”, zegt Fidel, en “als de landen van de derde wereld samenspannen, en met China
in de Wereldhandelsorganisatie (WHO), zou de WHO zich kunnen omvormen tot een instrument
voor rechtvaardigheid, voor verzet tegen het hegemonisme van de Verenigde Staten, tegen de
nieuwe economische orde, tegen de huidige economische orde die ze ons hebben opgedrongen,
en daarom ook is de hervorming van de UNO zo belangrijk. Alles is met elkaar verbonden.”
“Vandaag bestaat er niet alleen een stevige basis om de betrekkingen tussen beide landen te
ontwikkelen, maar ook een grotere politieke wil om ze te verdiepen, om ze verder te verbreden, en
om de edele zaak van het socialisme, van de eenheid tussen de volkeren en van het respect voor
de principes van het internationaal recht te verdedigen.
De rol die China in de Verenigde Naties en de Veiligheidsraad speelt, vormt een belangrijk
element van evenwicht, vooruitgang en het bewaren van de vrede en stabiliteit in de wereld.”
Over Tibet
In zijn column19 in de Granma van 31 maart 2008 neemt Fidel het op voor China:
“Het boek "De geheime oorlog van de CIA in Tibet" van Kenneth Conboy —University Press, uit
Kansas, beschrijft de interne ? van de samenzwering. William Leary definieert het als “een
uitstekende en indrukwekkende studie van één van de belangrijkste geheime operaties van de
CIA tijdens de Koude Oorlog".
In de afgelopen tweehonderd jaar heeft niet één land ter wereld Tibet als een onafhankelijke natie
erkend. Ze beschouwen het als een integraal deel van China. Indië nam dat standpunt in in 1950,
na de overwinning van de communistische revolutie. Engeland nam dezelfde houding aan. Tot
aan WO II beschouwde de VS het als een deel van China, en porde zelfs Engeland aan om
hetzelfde te doen. Tijdens de oorlog zagen ze het daarentegen als een religieus baken tegen het
communisme.
Toen de Volksrepubliek China de landhervormingen toepaste op de Tibetaanse gebieden,
aanvaardde de sociale elite niet dat haar eigendommen en belangen werden aangetast. Dat
leidde tot een gewapende opstand in 1959. De gewapende opstand in Tibet – in tegenstelling tot
die in Guatemala, Cuba en andere landen, waar ze met spoed optraden - werd gedurende jaren
voorbereid door de geheime diensten van de Verenigde Staten, zoals blijkt uit de aangehaalde
studies.
Een ander boek – in dit geval vol lof voor de CIA – “De oorlogen van Boeddha”, door Michel
Dunshun, vertelt hoe het agentschap honderden Tibetanen naar de VS bracht, de opstand leidde,
uitrustte, paracommando’s met wapens liet droppen, hen trainde en leerde paardrijden zoals de
Arabische guerrilleros. De Dalai-Lama schreef een voorwoord waarin hij zegt: "Alhoewel ik de
diepe overtuiging heb dat de strijd van de Tibetanen alleen kan overwinnen door vooral op
19
Na zijn aftreden als staatshoofd publiceerde de Granma, de officiële spreekbuis van de Cubaanse Communistische Partij, teksten
van Fidel Castro onder de noemer "Kanttekeningen van kameraad Fidel Castro", in tegenstelling tot zijn vroegere titel van
opperbevelhebber (“comandante en jefe”).
11
vreedzame middelen te mikken, toch heb ik altijd bewondering gekoesterd voor die
vrijheidsstrijders, door hun onwankelbare vastberadenheid".
De Dalai-Lama, door het Congres van de VS met de Gouden Medaille gedecoreerd, loofde
Georges W. Bush voor zijn inspanningen voor de vrijheid, de democratie en de mensenrechten.
De oorlog in Afghanistan noemde de Dalai-lama een “bevrijding”, de oorlog in Korea een “halve
bevrijding” en die in Viet Nam “een mislukking”.
“Sommige mensen”, zo gaat Fidel verder, “lijden aan chinafobie, een nogal veelvoorkomende
kwaal bij vele westerlingen die door hun verschillende opvoeding en cultuur gewend zijn om wat
uit China komt met minachting te bekijken.”
“Waarom doet het imperialisme er zoveel aan om China op een rechtstreekse of onrechtstreekse
manier internationaal uit te putten?
Vroeger, dat wil zeggen 50 jaar geleden, om haar de heldhaftig gewonnen rechten als volwaardig
lid van de Veiligheidsraad te ontzeggen, nadien omwille van de fouten die geleid hadden tot de
protesten op Tien Anmen, waar ze een Vrijheidsbeeld oprichtten, symbool van een rijk dat
vandaag de ontkenning is van alle vrijheden.
De wetgeving van de Volksrepubliek China doet zijn uiterste best om de eerbied voor de rechten
en de cultuur van 55 etnische minderheden af te kondigen en toe te passen.
De Volksrepubliek China is tegelijkertijd zeer gevoelig voor al wat aan de integriteit van zijn
territorium raakt.
De georchestreerde campagne tegen China is als het klaroengeschal om het welverdiende succes
te verpesten van het land en zijn volk om als gastheer voor de komende Olympische Spelen op te
treden.
De Cubaanse regering gaf een verklaring uit waarin ze China resoluut steunt met betrekking tot de
tegen haar gevoerde campagne over Tibet. Dat was een juist standpunt. (…)”
Over Mao Zedong
In tegenstelling tot zijn wapenbroeder Che Guevara heeft Fidel Mao nooit ontmoet. In zijn interview
met Ignacio Ramonet geeft hij de volgende opinie:
“Mao Zedong heeft grote historische verdiensten. Hij was zonder twijfel de organisator en
inspiratiebron van de Chinese revolutie, een van grootste revoluties van de twintigste eeuw. Het
was een man met politiek en militair talent die de strijd tegen het marionettenregime van Chang
Kaichek en het Japans imperialisme aanmoedigde, impulsen gaf en naar de overwinning leidde.
Hij heeft ongetwijfeld schitterende geschiedenis geschreven.
Maar, tegelijkertijd, ben ik er ook absoluut van overtuigd dat hij in de laatste fase van zijn leven
grote politieke fouten heeft gemaakt. Het waren geen rechtse fouten, maar linkse, of beter gezegd,
extreemlinkse ideeën. De methodes waarmee deze ideeën in de praktijk werden gebracht waren
hard, onrechtvaardig, zoals tijdens de zogenoemde “culturele revolutie”, en ik geloof dat ten
12
gevolge van een uiterst linkse politiek er nadien in het Chinese revolutionaire proces een bocht
naar rechts is geweest, want alle grote fouten veroorzaken hun tegendeel: uiterst linkse fouten
veroorzaken op een bepaald moment rechtse afwijkingen en een rechtse politiek.
Ik wil niet zeggen dat de revolutie in China een verloren zaak is. Het land zoekt de juiste weg. Mao
was een grote revolutionair, met grote historische verdiensten, met een groot talent, maar die op
het einde van zijn leven zware fouten heeft gemaakt. De ontwikkeling van de personencultus was
echt iets indrukwekkend.
(…) Ik had ook graag Mao leren kennen. Door de problemen en meningsverschillen tussen China
en de Sovjetunie was dat niet mogelijk. Mao moet zeker tot de grote militaire leiders en politieke
strategen gerekend worden.”20
Een conclusie
China en Cuba hebben door hun revoluties de levensstandaard van hun volkeren op een
ontzagwekkende manier doen toenemen, ondanks de agressies en inmenging waarvan ze het
slachtoffer zijn geweest. Bijna niemand ontkent de gemakkelijke toegang tot werk, hoogstaand
onderwijs en gezondheidszorg in Cuba. De fenomenale groeicijfers van de Chinese economie
vertalen zich in een hogere levensstandaard voor honderden miljoenen arbeiders en boeren in dat
land. Westerse economisten geven grif toe dat de Chinese economie de wereldeconomie recht
houdt, en daarmee ook onze levensstandaard.
Het territoriaal kleine Cuba en het grote China hebben elk op hun manier de machtverhoudingen
in de wereld beïnvloed. Ze hebben mee de almacht van de Verenigde Staten (in Cuba het
Imperium genoemd) gebroken en het politiek en economisch gewicht van de landen van de derde
wereld in Azië, Afrika en Latijns-Amerika vergroot, tot spijt en benijd van andere grootmachten
zoals Europa die nog altijd denken dat zij kunnen beslissen in de plaats van de meerderheid van
de wereldbevolking.
Maar, economisch zijn Cuba en China nog altijd derdewereldlanden, die van zéér ver komen en
nog een heleboel problemen moeten oplossen. Het consumptieniveau en de algemene
ontwikkeling zijn nog altijd relatief laag, hoewel de meerderheid zijn basisbehoeften kan
bevredigen. Hun socialistische revoluties hebben hen in enkele decennia een vooruitgang doen
boeken waarvoor de kapitalistische landen tweehonderd jaar nodig hadden, en waarbij die laatste
dan nog konden (kunnen) rekenen op een ware plundering van de rest van de wereld.
Beide landen stippelen een eigen weg uit om de meerderheid van hun bevolking een beter leven
te geven, dat ook niet ten koste gaat van de rest van de wereld. Ze vertrekken van hun eigen
concrete situatie en ze moeten rekening houden met de internationale context. Het is hun
verantwoordelijkheid, en evenmin als zij ons willen voorschrijven hoe wij onze maatschappij
moeten veranderen, mogen wij de verwaandheid hebben om te denken dat wij van hieruit hun
keuzes moeten sturen. Ook dat is een kwestie van respect voor de soevereiniteit, en een
elementaire basis voor internationale solidariteit.
Ons eigen onvermogen om het socialisme op te bouwen gebiedt ons de nodige bescheidenheid
aan de dag te leggen. We moeten noch de Cubanen noch de Chinezen dus gaan vertellen hoe ze
het moeten doen, al kunnen we hen onze ervaringen met het reëel bestaande kapitalisme
natuurlijk wel meegeven.
20
Cien Horas, Havana 2006, blz. 657-659
13
Eén ding is zeker: als Cuba, China en alle landen die proberen een maatschappij op te bouwen
die een alternatief biedt voor het kapitalisme vooruitgang boeken, dan zal dat, op termijn, zeker
ook in het voordeel zijn van de werkende mensen in onze kapitalistische wereld.
Neem het mij niet kwalijk als het een beetje theatraal klinkt, maar ik wil eindigen met een
misschien eigenzinnige vertaling van de beroemde Cubaanse slogan “Hasta la victoria siempre”:
We gaan door, tot de overwinning. Niet opgeven, niet ophouden met hopen en vooral proberen om
de zaken ten goede te veranderen. De Cubanen en de Chinezen doen dat al eeuwen lang, en de
laatste vijftig jaar hebben ze allebei fantastische overwinningen geboekt, ten gunste van de
overweldigende meerderheid van zowel hun eigen bevolkingen als die van de hele wereld.
Tot slot nog volgende citaat uit het al geciteerde boek “Cien horas con Fidel” (Chinese uitgave):
“De sociale revoluties van het midden van de twintigste eeuw die eerst in China en later in Cuba
plaatsvonden verbonden onze beide volkeren voor de toekomst in dezelfde strijd voor het
socialisme.
Amper 86 jaar na de oprichting van haar Communistische Partij en 57 jaar na de afkondiging van
de Volksrepubliek is China de belangrijkste motor van de wereldeconomie geworden.
Van zijn kant heeft Cuba, in een andere windstreek, bijna 50 jaar weerstand geboden aan de
aanvallen en de hardnekkige economische blokkade van de Verenigde Staten, de grootste
imperialistische macht uit de geschiedenis. Als Cuba in staat was om zijn weerstand te
organiseren, dan is dat niet alleen door zijn patriotisme, maar ook door de brede solidariteit en de
steun die het kreeg van andere revolutionaire volkeren van de wereld, waaronder de dierbare
Volksrepubliek China.
Onze lotsbestemmingen zijn met elkaar verweven, in een wereld waarin wijsheid en veelzijdigheid
het moeten opnemen tegen kracht en eenzijdigheid.
De wereld van de éénentwintigste eeuw moet rekening houden met China, en zonder haar actieve
en voorname deelname zullen er geen oplossingen gevonden worden voor vele grote uitdagingen
van de mensheid.”
14
Download