Historische Kritiek Handboek: blauwe kadertjes= niet kennen; achtergrondinformatie Examen: -­‐multiple choice (handboek) -­‐ casusvraag (lesnotities) -­‐ denkvraag (proefexamen in de loop van december): toetsen van vaardigheden slides en films: op minerva Deel 1: de bron, bouwstof voor de kennis van het verleden 1. de notie bron Overblijfsel – overlevering (geschreven of oraal) bouwstof voor de kennis van het verleden casus: ‘Palast der republiek’ -­‐ -­‐ bezetten heeft een belangrijke symbolische functie nieuwe vestiging van de DDR o ruïne na bombardementen o nieuw gebouw ipv vroegere paleis van de keizers (WOI): Schloßplatz in Berlijn, oud slot wordt afgebroken -­‐> nieuw groot plein: Karl Marx Platz; Palast (= paleis) der Republiek: polyvalente zaal, ministers o Oost-­‐blok brokkelt af, regime stort in elkaar o 1ste vrij parlement van Oost-­‐Duitsland zetelt hierin o had symbool van Wende kunnen worden (=omwenteling: hereniging Oost-­‐ en West-­‐Duitsland ‘89)=> politieke functie verandert o Men wil het gebouw opnieuw afbreken en het oorspronkelijke slot doen herrijzen, elke herinnering aan DDR uit het stadsbeeld verdringen overblijfselen zijn verre van neutraal 1.1 Bronnen: bewuste creaties? Typologie (= onderverdeling op bepaalde kenmerken) in functie van de intentie: artefacten: onbewust ontstaan onthullen, ‘onbewuste realiteit’ (vb scherven in afvalput) kunnen vb leren over voeding, verhouding diersoorten… 1 audio-­‐visuele bronnen: in theorie bewust gemaakt, maar: ‘unwitting testimony’ (=onwillige overlevering) => vb: Dallas 22 nov, 1963: Abraham Zapruder filmt moord op J.F.Kennedy bij het uittesten van zijn 8 mm camera: toevallig gefilmd, men weet op voorhand niet dat men een belangrijke historische bron gaat maken enige beelden moord, pas in ’75 aan publiek getoond: 1ste schot, verkeersbord, fataal schot o Moderne media: explosie van ongewilde beelden en opnames o Interpretatie beelden opbouwen, kan manipuleren: plots heel andere betekenis, door vb iets verkeerds op te nemen o dag van vandaag wordt alles veel vlugger publiekelijk voordelen: bestaan toegeven +veroordelen: Abu Graib-­‐gevangenis cb: Sarkozy op het ‘salon de l’agriculture 2008’: het ‘casse-­‐toi pauvre con’ incident ongewilde beelden worden heel rap verspreid over de wereld men is nergens meer veilig voor de camera, beelden blijven je achtervolgen 1.2. De vormeigenschappen: geschreven en ongeschreven bronnen o Types van bronnen en hun decodering: 1.2.1. Geschreven bronnen 1.2.1.1. Verhalende of literaire teksten, tussen ‘Dichtung und Wahrheit’ (J.W. von Goethe) – egodocumenten (J. Presser) -­‐1750-­‐1850: bloeiperiode voor egodocumenten * 1.2.1.2. Diplomatische teksten -­‐ beantwoorden aan strikte regels, rechten afwingen,politieke rechten, eigendomsrechten vb. diploma’s hebben rechtsgeldigheid, oorkonden veel omvangrijker gegeven 1.2.1.3. Bronnen van sociale boekhouding -­‐ uitspraken van rechtbanken: fiscaliteit, burgerlijke stand, ledenlijsten 2 *1.2.1.1 egodocumenten -­‐ ego staat centraal, vanuit ik-­‐figuur: memoires, dagboeken, veel elementen uit persoonlijk verleden (zie p 6-­‐7: grens Dichtung – Wahrheit) -­‐> lang niet ernstig opgenomen => naar een doel toe schrijven, eigen visie tonen, goed voorstellen casus: Virginie Lovelings, Stijn Streuvels, Cyriel Verschaeve: confrontatie oorlogsmémoires Virginie Loveling (1836-­‐1923) schreef het boek: “In Oorlogsnood. Dagboek 1914-­‐1918”. Dit boek werd uitgeven in 1999. De tekst getuigt van de angst van de auteur, want ze zou in moeilijkheden kunnen komen door haar dagboek. Het boek is niet echt een bron voor WO1, want het is vanuit het standpunt van 1 persoon geschreven. Ter vergelijking met andere boeken over/uit die tijd: => Stijn Streuvels: dagboek (eveneens beperkt oogpunt). Streuvels geeft een relatief positief beeld, soms zelfs sympathie voor Duitsers, later toont hij ook het grimmiger deel van de oorlog. => Cyriel Verschaeve: zeer sterke Vlaams-­‐nationalistische kapelaan (priester), schrijft vanuit Veurne (achter de Ijzer). Zijn werk is minder dagboek, eerder pamfletstijl. Bevindt zich achter het front, ziet aldus wat oorlog aanricht en verheerlijkt dit. (massale dood = offer of boete, zuivering van de zonde van de moderne wereld). Verder zal hij collaboreren in WO2. Loveling daarentegen heeft een afkeer van de oorlog, gruwelt van de oorlogsmachines en doorprikt nationalisme van de Duitsers en Vlaamse nationalisten (meewerken met de bezetter beschadigt eerder de Vlaamse zaak dan dat ze er goed aandoet + oorlog is niet heldhaftig, maar puur bloedvergieten). De 2 auteurs in het bezette gebied zijn beperkt in beweging en informatie, Verschaeve daarentegen zag alleen wat hij wou zien. Toch zijn al deze bronnen belangrijk in de alledaagse beschrijvingen/mentaliteiten. 3 compleet uit elkaar liggende beelden, alle 3 belevenissen van emoties, mentale waarheid hebben allen compleet andere visie in hun overlevering 1.2.2. Ongeschreven bronnen 1.2.2.1. Materiële voorwerpen -­‐ archeologische bronnen, overblijfselen, munten, manueel vervaardigde afbeeldingen, mechanisch vervaardigde afbeeldingen (foto en film) -­‐ helpen beeld beter af te stellen, kunnen ook afbeeldingen zijn -­‐ vb. egodocument: Picasso: schildert zich na verloop van tijd steeds meer afgetakeld af => uiteindelijk als aap 3 1.2.2.2. Orale tradities -­‐ al heel lang: vb. volksliederen -­‐ hedendaagse vorm: interviews -­‐ politiek lied Hanns Eisler (1898-­‐1962) 'Der heimliche Aufmarsch' (uitvoerder Ernst Busch, 1900-­‐1980): geëngageerde muziek tegen opmars van het fascisme. (vergelijkbaar met ‘le Marsaillaise’ of ‘De Internationale’) Weimarrepubliek gekend door tegenstrijdigheden: extreem-­‐links en extreem-­‐rechts -­‐ Eisler: modernistisch componist tijdens Weimarrepubliek, werkt samen met Berthold Brecht, vlucht in 1933 naar VS wegens politieke situatie in Duitsland, maakt er filmmuziek in Hollywood, in 1948 in volle McCarthy heksenjacht (koude oorlog) uit VS gezet, keert terug naar DDR en woont er sinds 1950. -­‐ bedoeling Eisler: mensen ‘bewegen’, activeren, -­‐ hymnes -­‐ thema: miserie, werkloosheid -­‐ Het is muziek met moderne opzwepende ritmes voor die tijd. Zeer militante tekst en de verwijzing naar de Sovjets als ideaal 2. Onderscheid tussen bron en historisch werk verschillende studies zijn gebaseerd op dezelfde bronnen casus: Galbert van Brugge: dagboek Ten tijde van politieke moorden, beginnend met de graaf van Vlaanderen, Karel de Goede à bron Vlaanderen door Van Caeneghem: vaststellen rechtsstructuur Dhondt: mentaliteit en wereldbeeld graaf van Vlaanderen wordt vermoordt, coup voor opvolging -­‐> clericus Galbert schrijft dit op Quasi unieke bron, Caenegem: rechtsysteem: hoe iemand straffen, Dhondt ; proberen in te leven in de 12de eeuw, hoe iemand zoiets meemaakt, die dit niet voor mogelijk hield => 1 bron: 2 andere interpretaties historische studie kan ook een bron worden: Herodotus en anderen schrijven ook binnen een context, ze dienen ook machten. Eusebius van Caesarea: kerkvader, geschiedschrijver en uitgever van bronnen -­‐ citeert bronnen van bronnen, waarvan we geen benul meer hebben -­‐> ‘provider van bronnen’ als bron fungeren: grenslijn bron/historisch werk Galbert van Brugge’s dagboek: bewijs van voorkomen van gebeurtenis Politici stellen eigen leven voor in media > memoires: bron of hist werk? 3. Van gesproken naar geschreven woord en terug? Evolutie van de bronnentypes en hun complementariteit 4 3.1. Schrift en alfabet -­‐ dominant alfabet: ook dominant op ander gebieden -­‐ ons alfabet: door Romeinen overgedragen -­‐ basis/infrastructuur Romeinse rijk ook overgenomen door katholieke kerk => dus ook alfabet 3.2 De drukpers: schaalvergroting en uitdieping -­‐ vaak met teksten knoeien: teksten raken door afschrijven vaak gecorrumpeerd -­‐> slechts 1 kopie -­‐ boekdrukkunst: niet meer afhankelijk van 1 tekst Voor het eerst protestantisme, bijbel op een andere manier lezen, weinig teksten -­‐> teksten + letters verbranden, weinig teksten, dus dan gemakkelijker weg => boekdrukkunst: veel moeilijker -­‐ drukken: veel goedkoper (boek maken is veel goedkoper) -­‐ papier relatief goedkoop t.o.v. perkament, vooral door grondstof: houtpulp => nog meer teksten gaan drukken: kranten, nieuwsbulletins 3.3 . Woord en beeld -­‐media: zie p21-­‐22 3.4. Mondelinge bronnen: orale overlevering, orale geschiedenis Op een heel andere manier door de tijd doorgegeven Momenten van zwakheid voor mondelinge tradities: 1. het traditionele misprijzen voor interview als hist. bron want onvermijdelijk subjectief, vrager vraagt wat hij wil horen, ondervraagde schermt zich af, zichzelf andere rol toebedelen, maar kansen op subjectiviteit kunnen bij alle soorten bronnen voorkomen (ook geschreven) 2. toch nuttig voor bepaalde sectoren bij stakingen, gewapende vetes -­‐> liever geen aangeschreven bronnen toevertrouwd 3. de techniek van de handige interviewer moet er meer van weten, ondervraagde niet laten “vluchten”: harde interview 4. interferentie tussen ondervrager en ondervraagde psychologische verschijnselen, ondervraagde soms zelf in handen laten nemen, in eigen leugens laten verdergaan Casus:Interviewtechniek toegepast door productiekern Wereldoorlog II van BRT Maurice De Wilde Maurice de Wilde was een belangrijk journalist die bij de productiekern over WO2 op de BRT zat vanaf ’74. Op deze manier nam hij deel aan geschiedschrijving (hij werd evenwel begeleid door historici). 5 Hij was gekend voor zijn harde interviewtechniek (hij maakte documentaires waarin mensen over hun ervaringen tijdens WO2 vertelden). Bij een hard interview heeft de journalist het gesprek op voorhand goed voorbereid (zo zal de Wilde bijvoorbeeld corrigeren waar nodig is, waardoor de geïnterviewde sneller de neiging heeft de waarheid te zeggen + hij laat mensen de dingen zeggen die hij wil horen, maar die zij daarom niet willen zeggen). >< zacht interview: vraag-­‐antwoord, zonder echte voorbereiding. Interview met Leon Degrelle: . bij dit interview had de extra-­‐linguale laag een belangrijke rol: zo hingen er bijvoorbeeld vlaggen en portretten in zijn huis die verwezen naar REX (?) . typisch hard interview . beschuldigd van een staatsgreep (behoorde tot extreem rechts) en beschuldigd van collaboratie. Uiteindelijk ter dood veroordeeld in België, vervolgens ondergedoken in Madrid. . Degrelle komt voor ons lachwekkend over, maar na 20 jaar is hij toch nog steeds angstwekkend. . in het interview beweert Degrelle dat hij helemaal niets met de staatsgreep te maken had, maar M. De Wilde weet dit met een goede voorbereiding te ontkrachten. We zien vervolgens hoe Degrelle na de bewering een document in handen krijgt, en vraagt het interview even stop te zetten. Interview met M. Naessens: . een oud-­‐medewerker van H. De Man (zijn bankier) . balanceerde op het randje van collaboratie en was in de ban geraakt door de nieuwe orde . was op congres over nationaal-­‐socialisme (heeft aldus sympathie voor Hitler), gaf toe dat hij Hitlergroet bracht. . de Wilde speelde hierbij de kosten van de cameraploeg uit -­‐> zijn deze interviews nog deontologisch verantwoord? Ndl: 'de bezetting' Lou de Jong, Frk:'le chagrin et la pitié' -­‐ heel veel interviews verwerkt, historische bronnen, ’60-­‐‘70 -­‐ mensen laten vertellen over het dagelijkse leven in Clermont-­‐Ferrand bij de Duitse bezetting M. De Wilde:1974: Zij zagen het als fin de carrière, hadden ruzie met hem, had moeilijk karakter maar beet zich erin vast; tot begin jaren ’90. -­‐Heeft rechtsgeschiedenis geschreven: Leon Degrelle (Rex): belangrijk figuur, collaboreerde met de nazi’s en ontsnapt aan het einde van de oorlog. Techniek De Wilde: -­‐ niet aan het woord laten, maar kan dit wel? Nog maanden lang geaarzeld, maar onder het hoogste juridische niveau rechtgetrokken. 6 De Wilde was niet altijd deontologisch (deontologie=plichtenleer van een beroep) correct, iemand iets laten zeggen, blijven roepen, aandringen. L. Degrelle: vlag aan de muur met Andreaskruis => Bourgondische rijk weer onder nazi-­‐regime Interview wordt historische bron in verschillende lagen: -­‐fatische laag: transcript basislaag: feiten, feitelijk uitgesproken => kan je gewoon weergeven in een tekst -­‐muzische laag: toonband toon, heel belangrijk, rustpauzes, luidere toon…: heel specifieke toon => moeilijk geschreven weer te geven -­‐paralinguale laag: body-­‐talk mimiek, houding, kan niet door taal weergegeven worden -­‐extra-­‐linguale laag: achtergrond waar, in welke setting opgenomen (op een historische beladen plek? Wat hangt er vb aan de muren?) 4. Impact van communicatie-­‐ en informatie-­‐technologie op de productie van bronnen 4.1. Snelheid en kwaliteit van de overdracht 3 fasen: te voet – te paard – mechanische fase(trein tot electronica) -­‐ 14de-­‐15de eeuw:dood van koning Karel V: postdiensten, later ook persagentschappen: stellen info ter beschikking => men oefent controle uit op de informatiestroom 4.2. Functies van de communicatiemedia -­‐bestond voor een doelgroep (avvisi), gesteund door een dienst van belangengroepen Bestond uit zowel positieve als negatieve effecten: p281-­‐282 (Habernas: kritische socioloog) • • positief: vorming van publieke openbare cultuur: politieke debatcultuur door toegang media => kranten voorlezen in koffiehuizen: politieke overlegcultuur negatief: toen belangrijke media: Gleichshaltung (=gelijkschakeling), Joseph Goebbels: propaganda => kans op manipulatie casus: Leni Riefenstahl (1902-­‐2003) Nazi-­‐Duitsland: totalitair controleren en doelbewust saboteren van info 7 -­‐ Riefenstahl: was eerst actrice, daarna films opnemen en regissren:absurd, over ravijnen, nazikopstukken, na WOII documentaires -­‐> camerastanden uitproberen (vb filmen vogel-­‐ en kikvorsperspectief, travelling): zeer vernieuwend -­‐ politieke conferenties: 1ste film: ‘Sieg des Glaubens’, 1933 (zege van het geloof): flopt 2de film: ‘Triumph des Willens’, 1934: film van Nazi-­‐partijdag in Nürnberg: 1 van de meest succesvolle propagandafilms: speeches Hitlers zelf -­‐ attitude: weinig commentaar: ik ben een kunstenaar, ik hou me niet met politiek bezig: uitbeelden wat ze ziet, niet per se Nazi -­‐> ook niet echt iets van bewijs gevonden => Zelfs op hoge leeftijd blijft ze zich verdedigen en beweren enkel een kunstenaar te zijn. Riefenstahl werd dan ook nooit veroordeeld, ze kon niet als lid van de nazi's geïdentificeerd worden. -­‐interview: in situ: haar op plaats zetten, van wat er nog van overblijft, daar herinneringen ophalen <-­‐> Marlene Dietrich: gevlucht uit Duitsland, steunde de geallieerden tegen Duitsland -­‐> verwijzingen naar Korea, Peking Media: V.S. : bepaalde networks, vooral gevoelige zaken vb oorlog vb. Fox News: rechts, zeer katholiek: ‘fair and balanced’ Al Jazeera: aanvallen: doorbreken moderne communicatiemiddel met Arabische wereld => na 11/09: Paard van Troje: Bandjes Bin Kaden uitgezonden (spreekbuis Bin Laden) 9/11: CNN, sowieso vaste camera’s gericht op Wall Street: die skyline wordt vaak gebruikt als achtergrond voor economisch nieuws. -­‐ breaking news: je zit er direct op, wordt door heel de wereld gezien, ziet eruit als nieuws in de meest pure vorm, maar toch moreel overschrijdend: splitscreen toren, taliban (mogelijke daders) men creëert een vijandelijke positie tegenover de taliban door het samen brengen van die 2 beelden Men brengt de man zo in verband met de gebeurtenis, legt causale verbanden, suggereert. 4.3. Impact van de communicatie in de huidige samenleving Robert Fisk: Engelse journalist: schrijver voor the Independent. -­‐ schrijft over oorlog Midden Oosten -­‐ auteur van ‘de Grote beschavingenoorlog’ -­‐ verovering M.O.: speciale band met België: vader heeft in België in Ieper gestreden -­‐> titel verwijs naar medaille van z’n vader -­‐> Hoe Westen vandaag omgaat met nabije Oosten Deel: Why? Waarom doen mensen dit: zichzelf opblazen en andere slachtoffers maken: kritische t.o.v. beelden en zichzelf 8 manipulatie: ook eigenlijk 2 beelden naast elkaar zoals 9/11: -­‐ ’20: ene foto met Trotski en Kamenev, de andere zonder: enkel Lenin zichtbaar => Stalin komt aan de macht: tegen Trotski: wil geschiedenis herschrijven -­‐ affiche politbureau: belangrijke persoon wordt ervan weggeveegd => grote leider baas: als er iets misgaat bij Stalin: letterlijk en figuurlijk: kop eraf -­‐John Kerry: Jonge Kerry naast vroegere activiste/zangeres Jane Fonda: bij anti-­‐Vietnamconferentie: pure trucage: -­‐ Jane Fonda op protestbetoging tegen de oorlog en tegen president Nixon (had heel sterke politieke opvattingen:forse anti-­‐Amerikaanse kritiek tijdens Vietnam-­‐oorlog => antipatriottisme? ) -­‐ John Kerry op vredesbetoging waarom doet men dit? Gooi maar met modder, er zal altijd wel wat (twijfel) blijven hangen. Impact van de media: media: vorm belangrijker dan inhoud oorlog van Vietnam: verloren in de huiskamer: negatieve beelden, negatieve attitude van de betrokken Amerikanen 1ste golfoorlog: Irak-­‐Iran 2de golfoorlog: annexatie Koeweit: 3de golfoorlog: Saddam Hoessein(2003): -­‐ -­‐ -­‐ -­‐ Betrekking van zeer veel westerse landen. oorlog gevoerd tegen Irak van Saddam Hoessein Getoond in de media als bijna chirurgisch (propere) ingreep Passieve media, dagelijkse persconferenties van Amerika Men moet ook eens gaan kijken naar de schade die aangericht is -­‐ -­‐ -­‐ Kritische media: niet gemakkelijk om uit te zenden, censuurmaatregelingen Irak: oliereserves opnieuw constante briefing door Amerikaanse top + embedded journalists: wekenlang samenleven, laten gewennen van journalisten met militaire eenheden => identificatie, op subtiele manier sturen van berichtgeving over oorlog. foto van Kim Phuc (Vietnam, 1972): Vietnamoorlog, Vietnamsyndroom 9 -­‐ frontlijn in de buur van Trang Blang (napalmbommen) -­‐ Associated press: Nick Ut: neemt foto van zijn leven: • komt in een tegenstroom van vluchtelingen terecht • neemt reeks foto’s van bombardementen, aanvallen, luchtaanvallen • Regen: meeste weg, waarschijnlijk geen luchtaanvallen • opklaringen: Mensen vluchten uit de tempel, ook Vietnamees meisje in het midden van de foto • Men ziet ook Vietnamese vluchtelingen uit de vlammen weglopen • Foto midden: Kim Phuc, na napalmbomaanval • bij AP heeft men lang getwijfeld: iemand frontaal naakt tonen • werd één van dé anti-­‐oorlogsbeelden • Kim Phuc: nu in Toronto : ‘goodwill ambassador’ VN werd overal gebruikt voor anti-­‐oorlogscampagnes, propaganda communisme casus: Neda: -­‐ 23 juni ’09, hoofdstad Iran -­‐ meisje Neda komt op straat en wordt neergeschoten -­‐ zelfde lot Kim Phuc? Op de verkeerde plaats op het verkeerde moment => gebruikt door Iraanse oppositiebewegingen in VS: kan later ook nog gebruikt worden om intern te gaan. -­‐ foto jongen die door Israëlische kogels wordt doodgeschoten casus: Robert Doisneau, Le Baiser de l’hôtel de ville -­‐ foto wilde soort tijdsbeeld creëren (werd wereldberoemd) :anonieme mens in een grootstad -­‐ beeld van het frivole Parijs kort na WOII (naoorlogse sfeer), korte periode met veel intellectuelen -­‐ Doiseau: foto’s nemen als een visser: wachten om tijdsbeeld te vast te leggen -­‐ Soort van beeld van gedrag van een stad + stad zelf op een bepaald moment -­‐ op de achtergrond: stadhuis Parijs -­‐opname: 1950 -­‐ voor het eerst in tijdschrift: Live, hoe Angelsaksische Parijs eruit ziet:geafficheerd als stad van de liefde => kussen op straat was not done, behalve in Parijs -­‐Naoorlogs Parijs: jazz, existentialisme (Camus), Parijse (Franse) filosofie bepalend voor het westen -­‐groot commercieel succes -­‐1992: koppel eist schadevergoeding, omdat ze “ongewild” in deze pose geposeerd hadden maar: toch geen visser: is geposeerd, beroep gedaan op professionele acteurs illusie waar het publiek in wil blijven geloven, bepaalt de waarde 4.4. Kortsluitingen in de informatiestroom zie p 39-­‐40 -­‐redundantie: berichten in media hertalen zich, voorspelbaarheid, in inzicht in algemeen klimaat: belangrijk, minder grote infograad 10 -­‐ entropie : infograad grootst: uitzonderlijk, niet voorspelbaar 5. Stockeren en produceren van informatie 5.1. Waarom bronnen bewaren? -­‐ narratieve bronnen in archiefinstellingen -­‐> in de loop der eeuwen heel veel archieven tot stand gekomen: • • levend archief: van een instelling, nog steeds nieuw archief produceert dood archief: instelling die opgehouden is archief te produceren Breukmomenten: op een moment geen archieven meer over een bepaald gebied: vb. Franse revolutie: Wat doen met al die paperassen 5.2. Waarom gingen zovele bronnen verloren? -­‐ vb. uitnodiging vergaderen: waarom na vergadering nog houden maar later misschien belangrijk om te reconstrueren vb. Vlaanderen: onderling overleg plegen over politiek… -­‐> niet veel van die vergaderingen bewaard gebleven, sommige wel, maar met hiaten -­‐ branden, moedwillig vernietigen, militaire acties, vb WOI: Ieper: grote verliezen historische documenten -­‐ openbare ministeries moeten archieven bijhouden: archiefdwang: levend en ook veel dood archief. Sommige niet vrij de consulteren: nabije toekomst -­‐ relatief zwak mechanisch aangemaakt papier (19de-­‐20ste eeuw): hoge zuurtegraad -­‐ Karel V: Gent bestraffen: veel documenten vernietigen van ambachten, want zij zijn de ruggengraat van het verzet. Door hun eigen geheugen weg te nemen, wordt hun slagkracht gebroken. 5.3. Toename van het bronnenbestand -­‐ vb. steen van Rosetta: lezen hiërogliefenschrift => we kunnen veel meer bronnen lezen -­‐ bronnen kunnen ook opnieuw opduiken: veel archieven niet vernietigd, weggenomen en teruggevonden: vb in Nazi-­‐Duitsland, daarna Sovjet-­‐Unie: archieven van Belgische linkse bewegingen 5.4. Consulteerbaarheid van de bronnen overgang oude Sovjetsysteem -­‐> Rusland illustratie: KGB-­‐archieven: casus: Vassili Mitrochin Mitrochin werkte in de archieven van de KGB, maar hij was zijn geloof in het communisme verloren. Hij keerde zich tegen het regime en maakte een schaduwarchief aan van de KGB-­‐archieven. Hij klopte aan bij de Amerikaanse CIA, maar die geloofden hem niet omdat hij niet de originelen had, maar kopies. Daarna ging hij naar MI6 die wel interesse hadden. Op basis van de gekopieerde gegevens kreeg men nieuwe inzichten in bepaalde zaken; mysteries werden opgehelderd en spionnen geïdentificeerd. -­‐ Christopher Andrew: deed onderzoek: echte bron of desinformatiecampagne? 11 5.5. Waar worden bronnen bewaard? Het archief als zingevende instelling -­‐ Archief: geheel van documenten door (technisch bekwame?) persoon bijgehouden, geheel van bronnen, die een persoon achterlaat: fiction, faction… 19de eeuw: Vragen erover gesteld door de Franse Revolutie: veel levende archieven plots dode archieven => Wat ermee doen? vb. archieven op perkament van een vroeger feodaal systeem (Vlaamse graven) gebruiken als zakjes luch in geschoten. -­‐ panopticon:18de – 19de eeuwse gevangenis, zicht op verschillende gangen 5.6. De bewaarplaats van de archivalia is niet onschuldig -­‐Zoveel mogelijk in hun organische oorsprong, toen het nog een levend archief was. vb: systematische deportatie ’42-­‐’43: verzet : tegen joods getto -­‐Emmanuel Ringelblum: ook verzet ertegen: archief aanleggen van dagelijks leven in getto. (met allemaal kleine getuigenissen, indrukwekkend archief). -­‐Van quasi totaal uitzichtloze situatie: vele documenten 3 keer documenten begraven. In de ruïne: 2 van de 3 plaatsten terug kunnen vinden. Pas na communistisch regime in Polen wordt het toegankelijk. We weten de hele stamboom, waar de documenten gezeten hebben geloofwaardiger 5.7. Het drukken van historische bronnen -­‐Op systematische wijze uitgeven van bronnen vb.17de eeuw: bollandisten (orde van de jezuïeten): houden zich bezig met akten van de heiligen. Hoofdkwartier in Brussel -­‐Mauristen: vernieuwingsbewegingen binnen de Benedictijnen 19de eeuw: tegen protestantisme Hun identiteit ophangen aan een nationaal verleden: landen Voorop: Duitsland: Monumenta Germaniae Historica, maar pas in 1870 eigenlijk eenmaking van Duitsland. Koninklijk commentaar voor geschiedenis: verantwoorde bronnen, in Brussel ING: Instituut voor Nederlandse Geschiedenis 12 Deel 2: Technische analyse van de bron Drie aspecten: filteren van bron (waar/vals of echt/onecht), situeren van bron (in tijd en ruimte); decoderen en ontcijferen van bron. Authenticiteit – waarheid (inhoud) – echtheid (vorm) Voorbeeld: Dagboek Anne Frank (+ maart 1945, Bergen-­‐Belsen) na twee jaar ondergedoken geleefd te hebben in het Achterhuis (Prinsengracht 263, Amsterdam) =>Bij verklikking en aanhouding (maart 1945, Bergen-­‐Belzen) dagboek achtergebleven D. Bernauw, H. Paape, G. van der Stroom, De Dagboeken van Anne Frank, Nederlands instituut voor oorlogsdocumentatie (NIOD), Amsterdam, 2001 echt of niet echt? • gebeurtenissen kloppen: o vorm zoals het moet zijn o papier en inkt: vanuit die tijd o balpen/schrift: van iemand anders hand, veelal van de vader aug ’98: reeks onbekende bladen komen uit. Medewerkers kregen dit van de vader voor diens dood. -­‐> Breng dit authenticiteit in gedrang? Waarom achtergehouden? conclusie: authenticiteit niet in gedrang, bevestigt elementen, stukje gecensureerd door vader: seksualiteit, harde passages t.o.v. moeder vroeger al, laatste 5 pagina’s: nog hardere apssages over huwelijk vader en moeder Toch getwijfeld: -­‐grote symbolische waarde van hoe Shoah is uitgevoerd -­‐eind jaren ’50 + in Duitsland ’58: twijfels Faurisson: meer wijzen op balpenpassages 2006: Faurisson nog eens veroordeeld (negationisme) Men komt in het nieuws om twijfel te zaaien, gooien met maden, blijft altijd wat van over of je krijgt mensen die het overnemen. Ongelukkige publicatie van de vader: “gekuiste versie” -­‐heruitgave NIOD toont echt: vormeigenschappen kloppen (balpenpassages vader) waar: geloofwaardigheid qua psyche; feiten zijn correct Augustus 1998: nieuwe pagina’s bij de heer Suyck, zelf gekregen van Otto Frank -­‐authenticiteit komt niet in het gedrang -­‐>bevestigt zelfs de censuur Symboolwaarde: aanvallen negationisten, ze willen vooral twijfel zaaien over de Holocaust -­‐’80: Robert Fourisson: “Le journal d’An,ne Frank, est-­‐il authentique?”, is meerder malen veroordeeld, in 2007 zelf smaadproces tegen joods minister Badinter => Men komt in het nieuws om twijfel te zaaien, gooien met maden, blijft altijd wat van over of je krijgt mensen die het overnemen. 13 1.De vele vormen van vervalsing 1.1. Intellectueel falsum 1.2. Materieel falsum casus: valse dagboeken van Hitlers – ‘der Stern’ (1983) -­‐inhoud? -­‐vorm? -­‐Hugh Trevor Roper :Britse Hitler-­‐deskundige -­‐ archief Koblenz, perlon -­‐ Max Domarus Publicaties “der Sten” na zogezegde authenticiteit door historici (op basis van foto’s) -­‐>ook bekende Hugh Trevor-­‐Roper zal erkennen maar komt hier later op terug Door spectaculariteit was men te weinig kritisch =>nieuwe visie op Hitler en Joden vb. geen woord over de Endlösung; Hitler buiten Kristalnacht door Goebbels Bedrog: -­‐>paleografisch: slechts 1 schriftbeeld -­‐archief Koblenze en misdaadcel: inkt slechts 3 jaar oud, stof tegen vergelen (van na WO II) in papier, recente stof penlon in de band, “FW” op de kaft -­‐komt overeen met boek Max Domarus: gemeenschappelijke fout chronologie Van Konrad Kujau voor geld: =>sluw: taal eigen gemaakt è geloofwaardig -­‐naïef: vele teksten over Hitler niet gebruikt Nog falsificaties Kujau, later professionele schilder van falsa -­‐ creëren eigen realiteit ook: bekende speeches niet gebruikt van Hitler -­‐voor TV: tonen hoe vervalst -­‐ straf: 4,5 jaar cel -­‐ meer dan de helft van geld niet meer teruggevonden -­‐ blijf in business met vervalsing originele tekst Volkslied en vervalste schilderijen: succes 2e naam 1.4. Pastiche = voorwerp waarbij men kanmerken nabootst van origineel door sfeer van inhoud -­‐ casus: 1656: Diego Velasquez schilder hof Filips IV met spiegeleffect: realiteit en representatie => schilder zelf: koningspaar schilderen, ze zijn zelf niet te zien enkel in de spiegel => realiteit weergeven van Spaanse kunst -­‐ schilderij over schilderskunst 1957: Pablo Picasso maakt 50-­‐tal postmoderne decomposities door herneming elementen over die reeks => intertextualitieit, meer dan met beelden -­‐ kan frauduleus worden: verkopen als originelen -­‐ succes in atavistische periodes 14 renaissance, neoromantisme,… Han Van Meegeren (1889 -­‐1947) Pasticheur: Vermeer Reputatie van Van Meegeren: maskeert werk van anderen vb: ‘de koppelaarster’ door Dirck van Baburen (1622) in Courtauld institute in London pas na ’45 ontmaskerd iedereen massaal bedrogen precedent voor anderen tijdsgeest: bedroog Göring: patriottisch: gaf dit toe om een celstraf te ontlopen wegens collaboratie ’60: gekocht als valse Van Meegeren => studieobject materiële: 17de eeuw (recent onderzoek) motief: frustratie: was niet zo geliefd 1.5. Kopie kritiek van een voorwerp: lijkwade van Turijn: geschiedenis 1357: graaf van Charny schenkt doek aan kerk van Liry (bij Troyes in Champagne) Midden 15de eeuw, in bezit van hertogen van Savoie (Chambery, brand 1532, vanaf 1578 in Turijn) Umberto II van Savoie schenkt doek aan Vaticaan in 1983 1987: aartsbisschop Ballestrero van Turijn: laat C14-­‐analyse uitvoeren Resultaat: • Analyse C14 (in Zürich, Oxford en Tucson): lijkwade stamt uit 1290-­‐1370 • Pollenanalyse (klimaat en temperatuurschommelingen): Planten uit Palestina (positief) •Chemische analyse: bloed en bilirubine (de densiteit van de stof is groter daar waar lichaamsafgescheiden stoffen waren) •Manier van weven: Nabije Oosten (positief) •Schilderij of fototechniek: eerste foto is een negatief beeld uit 1898 Evaluatie: •Het is een “recent” falsum, maar er is een geschreven traditie sinds 1357 •Een doek uit het Midden-­‐Oosten dat op de Jaarmarkt in Champagne is terechtgekomen? Op die Jaarmarkt werden mediterrane producten en Vlaams textiel verhandeld, een doek uit het Midden-­‐ Oosten is dus niet verwonderlijk. •De aard van de wonden: een echt persoon in het doek? Een middeleeuws schilder brengt niets aan dat enkel negatief te zien is. De afdruk is dus niet geschilderd, maar van een echt lijk. •Het gezicht van Christus is conform aan de traditie. Het is een geënsceneerd beeld. In de periode 13e – 14de eeuw woedde de pest in Europa. Dat had een enorme impact op de maatschappij en de perceptie van de dood. De lijkwade kan dus gezien worden als religieus fanatisme om de dood te bezweren, een fanaticus die o.a. dezelfde wonden als die van Christus aan zichzelf heeft aangebracht. 15 2. Het ontmaskeren van de falsaris -­‐ -­‐ -­‐ -­‐ -­‐ -­‐ origineel – kopie origineel – pseudo-­‐origineel (lijkend op origineel maar het is het niet, met goede of kwade bedoelingen)) kopie en pseudo-­‐kopie (= ± weergeven inhoud, normaal werkexemplaar) => massaal veel kopieën, dingen laten instromen pseudokopie: o origineel uit 1300 nadoen: schrift nadoen : oorkonde: heeft juiste zegel o men kan er eigen stukjes tekst tussensteken, want geen formele regeltjes ontmaskeren vaak door onderzoek van oorkonden wat is een oorkonde: formeel echt en geschreven door de auteur: origineel Onbewaakt ogenblik van de falsaris: casus: oorlelletje van Morelli (hermolieff, 1874) 1874: Giovanni Morelli, een Italiaanse arts, publiceerde onder de schuilnaam Lermolieff een aantal artikels waarin hij beweerde dat musea vol hingen met falsa. Want zegt hij: er wordt gelet op de grote kenmerken en de kleine details worden over het hoofd gezien, zoals bijvoorbeeld de oorlelletjes. Daarnaast beweerde hij zo al tal van spectaculaire ontdekkingen gedaan te hebben. Het zijn de meest opvallende kenmerken die een falsaris zeker zal kunnen imiteren, zegt Morelli, want: ‘Men moet minder letten op de roze billen van de modellen van Renoir dan op hun oorlelletje.’ De details zullen moeilijker na te apen zijn want een schilder gaat ieder volgens zijn eigen penseeltrekken spontaan te werk. Een falsaris zal juist met de nodige nauwkeurigheid en minutieuze na-­‐aperij te werk gaan, zodanig dat er helemaal geen sprake meer is van spontaniteit, welk te zien moet zijn aan de details. Natuurlijk kwam er kritiek op het werk van Morelli: o o o Hij was geen echte kunsthistoricus Hij gebruikte een schuilnaam En het werd hem verweten dat hij een mechanische reactie hanteerde, een oude methode in een nieuwe vorm aldus. Later zou de techniek van Morelli geherwaardeerd worden en heel wat bijval kennen: Weins publiceerde in 1963 het boek ‘kunst en anarchie’ waarin hij het belang van de details aanhaalde en het hanteren van het onbewaakte moment propageerde, omwille van het feit dat deze methode methodologisch interessanter is. M. Van Dantzig verhelderde de these van Morelli door te stellen dat de prikkel voor de falsaris meer tijd vergt van prikkel tot actie dan die van de echte schilder. Daardoor kan de falsaris nooit heel de tijd de illusie van spontaniteit volhouden en terwijl ook nog op alle details letten. Hij pleitte in dat kader ook voor de oprichting van een pictologische databank met een heleboel pictologische 16 elementen en kenmerken (bv. verftoets) per kunstenaar, welk het onderzoek naar de echtheid zou vergemakkelijken. Carlo Ginzburg paste deze theorie op de geschiedenis in zijn werk ‘Microstoria’ waarbij hij aanhaalde dat men door te kijken naar kleine indices, feiten, e.d.m. het grote verhaal kan construeren. Met andere woorden: de methode van de omweg. A. Conan Doyle maakt letterlijk gebruik van de theorie van Morelli over de oorlelletjes in één van zijn klassiekers ‘The Cardboard Box’ uit de Sherlock Holmes-­‐reeks. Een dame uit dit verhaal krijgt een doos toegestuurd waarin twee afgesneden oren zitten. Toen Sherlock goed keek zag hij dat de oren op deze van de dame in kwestie leken, waardoor hij kon aantonen dat het om familie ging. En alzo bracht Sherlock Holmes de zaak op gang, door de observatie van details waar de politie geen oog voor had. Sigmund Freud merkte op dat de theorie van Morelli nauw verwant was met de psychoanalyse. Hij bekeek de onbewaakte handelingen als basis voor dieperliggende situaties, als uitingen van het onbewuste. De theorie van Morelli wordt ook nu nog toegepast, vnl. in forensisch onderzoek en wetenschap. Een voorbeeld uit de forensische geneeskunde: o De zoektocht naar de echte Saddam Hoessein: Dr. Dieter Buhman onderzocht of het steeds de echte Saddam was die in beeld verscheen. Hij kwam tot de vaststelling dat er op zijn minst 4 verschillende oortypes bij Saddam waren, wat er op duidt dat Saddam zeker werkte met op zijn minst 3 look-­‐a-­‐likes. Sinds 1998 zou de echte Saddam nooit meer in de media en op de officiële openbare aangelegenheden verschenen zijn. Ondertussen is de man wel al gevat. De basis waarop dit onderzoek steunde was de vorm van het oor, de manier waarop het oor ingeplant was op de schedel en de verschillen in oorschelp, want zoals Morelli aantoonde is niet ieder oor identiek. 3. Clio’s laboratorium Clio = muze geschiedschrijving 3.1. Paleografie (p78-­‐80) = studie bij het ontcijferen van (oude) handschriften -­‐ Meerderheid werkt met geschreven bronnen -­‐ verschillende schrijfwijzes/-­‐materialen -­‐ 3 functies: ontcijferen, dateren, echtheidsproces -­‐ snelheid: geposeerd =blokletters, esthetisch/cursief: sneller -­‐ esthetisch: capitalis elegans, unciaal, carolina (in renaissance ontdekt) 17 vb: -­‐ unciaal (gebogen) : christelijk -­‐ capitalis (epigrafie):Vergilius -­‐ carolina(karolingers): sacramentarium van Hildoard, beschip van Cambrai (begin 9de eeuw) nu: Bibliothèque Municipale Cambrai: christelijk + capitalis veel kopieën: antieke teksten renaissance: carolina – standaard model uit oudheid -­‐ Mensen uit andere landen schrijven anders -­‐ -­‐ -­‐ -­‐ -­‐ -­‐ aanleren in school ductus: individuele touch modulus: manier van aanleren afkoritingen versieringen vb: http://theleme.enc.sorbonne.fr/ casus: dagboek Anne Frank ‘Le journal d’ Anne Frank, est-­‐il authentique?’, geschreven door Robert de Faurisson, de negationist bij uitstek, toont aan dat het dagboek van Anne Frank vals zou zijn daar er gebruik gemaakt werd van verschillende handschriften, meerdere soorten schrijfstof,… => paleografisch onderzoek: toont aan dat de tekst wel authentiek is, want aantekeningen in balpen tonen niet aan dat een tekst vals is en ook al leek het op het eerste zicht dat er twee handen aan geschreven hadden (cursief en blokschrift/geposeerd schrift) toch waren beide geschriften van de hand van Anne Frank. Dit alles werd onder andere aangetoond door een vergelijking te maken met het schrift dat zeker van Anne Frank is en teruggevonden is op een ansichtkaartje en door een analyse van de ductus (vorming van de letters: afstand tussen letters en de wijze van aaneenschakeling tussen letters,…) op letterniveau met millimeterschaal (er was hierbij vooral aandacht voor de lussen van de letters k, h en l). Jan Romein gaf als eerste een kritische editie uit van het dagboek van Anne Frank waarin hij duidelijk aantoont dat de twee handen twee varianten zijn van één persoon. Hij deed dit aan de hand van het ansichtkaartje waar de echtheid van bewezen werd door onder meer de postzegel, de poststempel en de Duitse censuurzegel. De laatste kritische versie werd geschreven door Bernauw en Paepe waarin niet enkel de officiële versie van het dagboek besproken wordt maar ook alle mogelijke andere versies. Ook deze beide heren komen tot het besluit dat het dagboek niet vals is doordat het geschreven is door dezelfde hand. 3.2. Diplomatiek (p80) -­‐ kanselarij: elementen van aandacht: formules, waarmerken, zegels, versieringen, monogrammen, etc… 18 Denis Vrain-­‐Lucas -­‐Frans notaris op breukmoment Franse revolutie (=> veel ME-­‐teksten vrij + handel) => vervalste honderdtallen diplomatieke teksten en bracht ze in omloop: -­‐ 19e eeuw verkocht zo’n 27 345 vervalste stukken, waaronder brieven van Cleopatra aan Caesar (hij baseerde zich hiervoor op formuleringen die eigen waren aan het redactiecentrum van Cleopatra), brieven van Newton, Pascal, Boyle,… aan o.a. Chasles (een mathematicus), brieven Pontius Pilatus aan keizer Tiberius (spijt), Magdalena aan Lazarus. -­‐ 1870: werd hiervoor veroordeeld. Naast Chasles was er ook een historicus die duizenden van deze brieven kocht, wat zeer beschamend was, want al deze brieven waren bijvoorbeeld in het Frans geschreven. Raul Hilberg R. Hilberg voerde de diplomatiek uit op het Nazi-­‐materiaal in zijn werk ‘Sources of Holocaust Research’. Zo toonde hij aan dat je met aandacht voor de uiterlijke kenmerken veel meer uit een bestaand document kunt halen. Zulke kenmerken kunnen zijn: o Formuleringen o Afstempelingen (zo weet je waar de brief is geweest) o Interne waarmerkingen eigen aan verschillende niveaus van bevelvoering o Graden van formaliteit (gradaties van confidentialiteit) die o.a. te zien zijn aan de stempels. De historicus moet ze kennen om de draagwijdte van het document te kunnen begrijpen en om ze te kunnen decoderen. Hilberg analyseerde zo in zijn "Sources of Holocaust research" heel wat stukken uit de administratie van het derde rijk. Hij bestudeerde o.a. de geformaliseerde formules om te bekijken hoe de Nazi’s hun beleid verwoordden en welke de betekenis/draagwijdte/waarde van hun geijkte formules was. Hij kwam daarbij tot de conclusie dat omtrent de jodenvervolging en meer bepaald de Holocaust een grote en strikte geheimhouding bestond. Men verwoorde het nooit zo dat eruit bleek dat men de joden ombracht in gaskamers. Brief om gewoon soldaten te laten ontspannen zodat ze niet overstressed zijn blijkt een brief te zijn om soldaten afwisseling te geven tussen massale moordpartijen. Deze diplomatieke teksten konden aldus uitspraken doen over het onuitspreekbare, namelijk de massale executies vanaf eind de jaren ’41 aan het Oostfront en de systematische uitroeiing van de Joden. Deze casus is bedoeld om aan te tonen dat de diplomatiek niet alleen van belang is om documenten uit de middeleeuwen te begrijpen, maar ook om recente documenten te analyseren. 3.3. Archeologie: ontrouw minnaar van Clio? (81-­‐91) 19 -­‐ wisselend paradigma: van antiquarische (= niet meer als nieuw te verkrijgen) belangstelling naar wetenschap: -­‐ -­‐ -­‐ -­‐ -­‐ -­‐ teksten uit oudheid realiseren, zoeken naar plekken in teksten vb. Plinius ( uitbarsting Vesuvius), Ilias (Troje) grote staten: willen grote archieven, “opvolgers” Romeins Rijk overal instituten cultuurhistorische/evenementiële archeologie (diffusionisme: Vere Gordon Childe) • idee: steeds complexere samenleving • geografische verspreiding (imiteren en minderwaardige voorwerpen) • onderzoek prehistorie via methode New archeology (Lewis Binford) • vooral na WOII, Amerika • vertrek: observatie nog bestaande stammen koppelen aan archeologische elementen, vondsten • omstandigheden recreëren • eerder verklaren dan beschrijven • structuralisme contextuele aanpak (Ian Hodder-­‐ • mens = speelbal grote krachten • meer aandacht creatieve elementen en mens als actief wezen -­‐ makkelijker grote debatten -­‐ destructief: maar 1 keer kan men context opgraven -­‐ vaak gemobiliseerd als claims op grondgebied vb: Israël – Palestina => politiek wapen prospectie: toeval/ gerichte prospectie -­‐ vb WOI: foto’s stellingen aan front => grote infrastructuurwerken, archeologische prospectie, bij wet vast gelegd -­‐ meest spectaculaire vindingen: meestal door toeval ontdekt: casus: Ötzi (toeval) Ötzi werd toevallig gevonden door een Duits echtpaar dat op wandel was in de Alpen rond de Frans-­‐ Italiaanse grens (Ötzdal) op 19 september 1991. Toen ze van het pad gingen op een hoogte van ongeveer 3210 meter zagen ze een geraamte liggen, namen een foto en mobiliseerden de politie. Men dacht in eerste instantie aan een toevallige, accidentele dood. De politie dacht echter dat het ging om een vermist en crimineel persoon wat de onprofessionele opgraving verklaart (met o.a. houwelen en niet volgens de regels van de archeologische opgravingkunst). Al snel werd duidelijk dat het hier om een archeologische vondst ging en de C14-­‐methode bevestigde dit door aan te tonen dat Ötzi zou stammen vanuit de periode 3350-­‐3100 vC. Hij kon bewaard blijven 20 door de ecologische omstandigheden waarin hij zich bevond, namelijk een natuurlijk diepvries. De artefacten die Ötzi bij zich droeg bevestigden dat hij ongeveer 5300 jaar oud zou moeten zijn (komt overeen met de C14-­‐datering). Ötzi is aldus tot nu toe de oudste Europeaan. Wat waren nu zoal de kenmerken van Ötzi? Ötzi zou een man geweest zijn van ongeveer 46 jaar oud. Hij had geen wijsheidstanden, wel slijtage van de tanden, maar geen cariës. Hij zou ongeveer 50 kg gewogen hebben en ongeveer 1.59 meter groot geweest zijn (nu weegt hij nog ongeveer 13 kg). o Verder had hij last van aderverkalking en tekenen van stress aan de nagels. Er zijn ook sporen van tatoeages. o Doodsoorzaak: een pijl in de schouder door een ander mens afgeschoten ergens in de lente/zomer (aangetoond door pollenanalyse). Waarom? Jachtongeval? Overspel? o Verder kon men een getrouwe reconstructie van zijn kledij maken aan de hand van de gevonden artefacten. Het gaat hier dus om een toevalsvondst met grote wetenschappelijke effecten. Toeval zal dus steeds belangrijk blijven! o o o Pittig detail: of de vindplaats van Ötzi in Italië of Frankrijk lag is nog een zevental jaar gediscussieerd geweest! 3.4. Statistiek (p91-­‐99): Clio met de computer -­‐ suggestie van realiteit die de tijgenoten misschien niet waar neemt -­‐focus anders = beeld anders -­‐ statische en pre’statische fase (Adolphe Quetelet, ’93: l’homme moyen 1e man) – vaak toepassing in historisch onderzoek (cf. supra J-­‐L. Van Zanden – 1e kenniseconomie parallel met boekdrukkunst) • • • • België = pioniersland enquêtes gegevens uit historische bronnen gebruik op indirecte wijze => vb. schommelingen in verkoop hosties Casus: Gent ‘ville tombeau’ in 19de eeuw? Onderzoek Jeroen Backs (2003) In zijn studie “Mortaliteit in Gent” onderzoekt J. Backs hoe het komt dat de zuigelingensterfte in Gent in de 19de eeuw zo hoog lag, Gent als “ville tombeau” in de 19e eeuw? M. Livibacci zet zich af tegen de algemeen geldende opvatting dat er een link bestaat tussen de levensverwachting en een betere voeding. Een van zijn argumenten is dat de Engelse adel in het Ancien Régime betere voeding had, maar zeker geen hogere levensverwachting. Backs past deze contestatie toe op Gent. 21 In Gent heerst een zeer grote zuigelingen sterfte, 280 pro mille (tegenover 160 à 180 pro mille in België als geheel). Deze daalt pas in het eerste deel van de 20e eeuw. Het overlijden is de derde pijler van de demografie (1e is geboorte, 2e huwelijk). Eerste volgt er een kerkelijke registratie van het overlijden, later een burgerlijke, met elementen als datum, oorzaak (vanaf 1886), geslacht, etc. Er worden dus bronnen van sociale boekhouding opgesteld. De registratie door tijdgenoten geeft echter problemen met de historische kritiek 1) Men weet niet wie de doodsoorzaak heeft opgesteld 2) Was diegene die het heeft opgesteld, kundig? De kans op een foute diagnose bestaat. Conclusies: • • • Gent is een “ville tombeau” (zie zuigelingensterfte ) We zien een parallelle evolutie in Manchester, Liverpool en Birmingham. De hoge zuigelingensterfte is grotendeels te wijten aan het ontbreken van borstvoeding, waardoor een pasgeborene onhygiënisch voedsel moest eten en vrouwen vlugger vruchtbaar werden. Dit had ziektes aan het spijsverteringsstelsel en een verminderde weerstand van de overlevenden tegen kinderziektes tot gevolg. De bevolking blijft echter stijgen. De verbetering van het sterftecijfer is niet te wijten aan sociale of humanitaire bekommernis, maar aan de angst voor een epidemie. Er vindt een mentaliteitsaanpassing plaats, met betere/gedifferentieerde voeding en hygiëne. casus: Jan Van Zanden J.L. Van Zanden stelde zich de vraag naar de groei van de menselijke bevolking op kwantitatief vlak. Zo was er de afgelopen 30 000 jaar een extrapolatie van de menselijke soort (een curve die sterk stijgend is aldus). 3000 jaar geleden waren de mensen met 3 miljoen, nu zijn we met ongeveer 6 miljard. Bij zo’n groei zou men verwachten dat de drempels overschreden werden en dat er plafonnering op de groei stond, zoals bij zowat alle diersoorten waar er een terugval is van de groei als ze het plafond bereiken (ze gaan er nooit doorheen). Bij de mens is er echter geen plafonnering. Hoe komt dit? Vanaf 1100-­‐1200 n.C. ging de expansiefase van de mens samen met de economische groei. Zo werden vanaf toen schaarse economische middelen aangewend om groei te bevorderen en werd een continu proces van groei in gang gezet dat nu nog steeds verder duurt. Door het toenemend aantal mensen daalt echter de beschikbare plaats en blijft de groei toenemen door het groter aantal mensen op dezelfde oppervlakte. In deze situatie is de factor van de menselijke kennis van belang. De menselijke kennis wordt er dan ook niet schaarser op en is eerder cumulatief. Bij een complex 22 wordende samenleving ontstaat specialisatie op alle vlakken. Dit proces kent echter grenzen daar de opslagmogelijkheden van kennis van de mens beperkt zijn. De economische groei is gedefinieerd als de toename van BBP per hoofd van de bevolking. Sinds de industriële revolutie is deze groei explosief, toch ging het westen al zijn eigen weg sinds de 12-­‐13e eeuw. Rond 1800 merken we aldus inderdaad een breukvlak. Een antwoord hierop dient gezocht te worden in de Europese take-­‐off. Van zodra andere landen het Europese model overnemen volgen ze in deze groei. De theorie van Malthus handelt over het verband tussen de voedselproductie en de bevolking. Zo stelt Malthus dat bij hoge prijzen er een aanpassing van de bevolking komt. We kunnen hier aldus spreken over een reductionistische visie waarbij het gaat over het evenwicht tussen de voedselvoorraad en de te voeden monden. In de discussie over grondstof-­‐bevolking komt deze visie terug casus: Maltus en Vichy-­‐Regime Het Vichy-­‐regime/Pétainregime was een regime in centraal en zuidoost-­‐Frankrijk dat geduld werd door de Duitse bezetter in WO2. Het regime stond onder leiding van Maarschalk Pétain en droeg dezelfde waarden uit als het Nazi-­‐regime, het leunde aldus sterk aan bij extreemrechts. Één van de stokpaardjes van het regime was de samenstelling van het gezin en de rol van de vrouw hierbinnen. Vrouwen moesten aan de haard en veel kinderen krijgen (op z’n minst 3) zodat een sterke natie uitgebouwd kon worden. Aan de hand van propagandafilmpjes trachtte men dit aan de bevolking duidelijk te maken. Deze filmpjes gingen gepaard met puur racistische propaganda, want zo zou de celibatair, steeds als Jood voorgesteld, de natie ondergraven. Het regime hield het niet enkel bij verbloemde anti-­‐joodse propaganda, maar deed ook mee aan collaboratie en voerde razzia’s uit op de Joden. Malthus'(einde 18e eeuw) theorie wordt hier politiek misbruikt: Bevolking neemt parallel toe volgens meetkundige reeks. Hoe meer mensen, hoe groter de groei. o Voedselproductie neemt toe volgens rekenkundige reeks Het Vichy-­‐regime propageert rechtse ideeën en probeert door pseudo-­‐Malthusiaanse wetenschap de bevolking te beïnvloeden meer kinderen te kweken om de lage bevolkingsgroei in die tijd tegen te gaan. Op deze manier kon de stelling van Malthus dat huwelijken op late leeftijd de belangrijkste rem waren op de bevolkingsaangroei langs statische weg aangetoond worden en misbruikt worden als propagandamiddel. o -­‐ cliometrie van de New-­‐Economic History: • • • • 23 cijfers voorop plaatsen menselijkeingrepen beperken anonieme factoren laten spelen aantal factoren laten variëren om te kijken wat het gevolg zal zijn: vb. economie (zie casus J Van Zanden) 4. Kritische diagnose van de individuele bron externe (-­‐> voorwerp) en interne (-­‐> inhoud) 4.1. Herstellings – of tekstkritiek (p103-­‐112) 4.1.1. teksttraditie: origineel (autograaf, apograaf (= gedicteerd aan iemand, vb secretaresse) en kopie (vidimus), ook voor niet literaire bronnen (videobanden Dutroux, R. Michaux) -­‐ hoe is de tekst tot ons gekomen • • origineel/ kopie manipulatie tekst? casus: videobanden zaak Dutroux In 1995 krijgt de rijkswachter Réné Michaux de opdracht om de grote hoeveelheid (99) videobanden (die gevonden zijn bij Marc Dutroux) te kopiëren. De onderzoeksrechter stuurt ze naar Brussel om relevante dingen te kopiëren en te onderzoeken. Ze worden in 1996 na onderzoek terug gestuurd naar Charleroi; voor het onderzoek staat er niks relevant op de videobanden. In 2000 worden de bestanden opnieuw onderzocht in een onderzoek naar het onderzoek. Op de videobanden vinden de onderzoekers na grondig onderzoek de volgende bestanden: Dutroux verkracht een vrouw, Dutroux is aan het werk in zijn kelder, de familie Dutroux op stap in Brussel,… Later is men te weten gekomen dat wanneer de onderzoeksrechter de banden terugkreeg, de kinderen zaten te verhongeren in de kelder. 4.1.2. techniek van het herstellen: herstel originele tekst, bewuste en onbewuste fout -­‐ origineel voorhanden -­‐ een kopie bewaard, conjectuur (105) -­‐ -­‐ -­‐ fouten (auter, kopiist) bedoelde tekst zoeken steunt op kennis paleografie -­‐ meerdere afschriften bewaard: methode Lachmann, queeste naar beste kopie, archetype, stemma codicum (stamboom) -­‐ emendatie(=verbetering van fout in tekst) op basis van kwaliteit (non sunt numerandi sed ponderendi, 108) -­‐ -­‐ -­‐ -­‐ kopieën samenleggen tot resultaat steeds fouten toevoegen bij kopiëren (Lachmann) uit gemeenschappelijkheid fouten => verwantschap (Lachmann) veel kritiek -­‐ kritiek op methode Lachmann (108-­‐110) 24 -­‐notie fout: Dom Quentin -­‐ -­‐ cirkelredenering eerder variant -­‐fataal naar tweetak: J. Bédier -­‐ -­‐ -­‐ 3 en 1 archetypes handig maar meestal altijd tweetak oorzaak methode Lachmann -­‐open of slaafs kopiëren: M. Bloch, G. Pasquali (lectio difficilior, lectio melior) -­‐ verschillende modellen -­‐ corrective en haar grenzen -­‐ -­‐ phylogenetische analyse: het DNA van teksten DNA bomen: afstand meten => dichtste tekst -­‐ kritisch apparaat: regest en voetnoten (112) 4.2. Oorsprongskritiek (112-­‐114) -­‐ waar, wanneer, door wie: intellectuele, materiële, juridische auteur -­‐ falsa, interpolatie -­‐ niet-­‐gedateerde stukken -­‐ -­‐ inscripties – graffiti vb: Hercaluneum, Pompei -­‐ filigraan = waterkenmerk in papier bijzonder nuttig maar voorzichtig blijven -­‐ materiële auteur is vaak niet intellectuele auteur (bedenker) 4.4. Interpreatatiekritiek -­‐ taal als wapen en spel: dubbele betekenis, ironie, metataal -­‐ moeilijker voor oudere teksten -­‐vb: grève < grava = kiezelsteentjes place de grève: plek waar boten toekomen, handel => stadhuis => veel sociale conflicten => staking => oog hebben voor etymologie -­‐ Decoderen iconografie: straatscènes in 19de eeuwse kunst: 25 Casus: Verhass-­‐Ensor Deze casus handelt over geschilderde straatscènes in de 19e eeuwse kunst bekeken vanuit het standpunt van de toeschouwer/schilder. Twee kunstenaars uit dezelfde periode zullen besproken en met elkaar vergeleken worden. Jan Verhass -­‐ ‘la revue des écoles en 1878’: Dit schilderij heeft een grootte van 2,5 op 4 meter en bevindt zich nu in het museum voor schone kunsten te Brussel. Op het doek zijn 23 000 schoolkinderen te zien die ter ere van het zilveren jubileum van Leopold 2 en Marie-­‐Henriette paraderen op 23 augustus 1878. Het schilderij is bijna een fotografische weergave van de situatie, van de jeugd en toekomst van het land, zoals die toen was en volgende zaken zijn kenmerkend voor het schilderij: Het doek is een balsem op de patriottische trots (de 20e eeuw die voorbij marcheert). Parade van de jeugd van een land dat het goed stelt. Burgerlijke kijk op de moderniteit. Thema’s: (koninklijke) familie en eerbied ervoor, moderniteit, triomfantisch België, patriottisme, solidariteit,… Daarnaast is het noodzakelijk te vermelden dat dit schilderij ongelooflijk populair was in zijn tijd (bv. op de koekjesdozen), het vaak gereproduceerd werd en dat Verhas er rijk van geworden is. o o o o James Ensor – ‘L’entrée du Christe à Bruxelles’ (1889): Dit doek (met Goya en Jeroen Bosch als inspiratiebronnen) heeft ongeveer dezelfde afmetingen als het doek van Verhas en bevindt zich nu in het Gettymuseum in Los Angeles. Het schilderij ondermijnt alles waar het België van Leopold 2 voor stond. Hetzelfde thema als dat van Verhas wordt aldus hernomen, maar dan op een sarcastische toon. Toen James Ensor dit schilderde was hij een ‘angry young man’ (slechts 29 jaar oud) en kondigde hij hiermee het expressionisme aan. Hij was tevens ook één van de stichtende leden van de avant-­‐ gardistische groep ‘les Vingts’ die tot doel hadden te shockeren en de confrontatie met de moderniteit aan te gaan. Het was aldus een zeer vernieuwende periode voor Ensor. Ook hier zijn er enkele zaken die het doek kenmerken: o o 26 Er zijn verwijzingen naar carnaval (muziek, maskers,…) en naar onrust in België (‘fanfares doctrinaires’ -­‐> verwijst naar o.a. communautaire spanningen) Het schilderij is gedefigureerd, karikaturaal en flirt met het anarchisme. Christus, die lijkt op Ensor, wordt verdrongen afgebeeld achter een muur van politieke en militaire machthebbers. o Het schilderij is een getuige van maatschappelijke spanningen: o De alliantie tussen de kerk en de staat wordt afgebeeld (leuzen voor stemrecht en schoolplicht,…). o Het grote economische succes voor de burgerij van de jaren ’80 is er in verwerkt (verpauperisering). o Het ontstaan van ideologische tegenstellingen is er op afgebeeld (breuklijnen: communautair, katholiek >< vrijzinnigen (afbeelding van Voltaire, Markies de Sade,…),…), net zoals de opkomst van het socialisme (‘Vive Anseele (socialistisch voorman) et Jésus’). Dit doek zou pas een tentoonstelling halen in 1929 en was aldus compleet niet populair in de periode dat Ensor het schilderde. De spiegeling van het schilderij was dan wel weer populair, daarbij waren de geschreven teksten overschilderd en was er aldus een ware censuur door Ensor op het doek doorgevoerd (bv. parodieën op het Belgisch volkslied werden verwijderd). Het schilderij bedoeld als maatschappijkritiek werd aldus door Ensor zelf bijgesteld. o -­‐ Decoderen van filmtaal: ‘the graduate’ (M. Nichols, 1967) cf. p. 123: bewustzijnsgraad. Filmtaal is het lezen van trucjes van de regisseur. In de beginjaren van de film onderbrak men de beelden en er kwam tekst op een zwart paneel, zodat het publiek kon mee volgen. Sommige films markeren ook keerpunten: ze vatten een evolutie samen en tonen taboes. Deze film toont de mentale omslag van de jaren ’60. Er wordt duidelijk een buiten-­‐echtelijke relatie tussen een afgestudeerde en de vrouw (Mrs Robinson) van een zakenman getoond. Uiteindelijk doet Bradock voort met haar dochter. Buitenechtelijke escapades kunnen in beeld worden gebracht. Heel openlijk wordt over onechtelijke relaties gesproken. Het is ook een allegorie op het ontwaken van de Amerikaanse jeugd. Het juist inschatten van gebeurtenissen hangt af van ‘de bewustzijnsgraad’. 4.5 Gezagskritiek (118-­‐119) -­‐ ooggetuige of niet? National Science Foundation (USA): onderzoek 1997 In 1997 doet het National Science Foundation onderzoek naar de oorzaken van gerechtelijke dwalingen bij misdrijven. Daaruit blijkt dat op basis van DNA-­‐onderzoek (DNA geldt als hard bewijs) 28 gevangenen vrijgesproken waren waarvan 24 door ooggetuigen onterecht herkend waren. We kunnen daaruit afleiden dat ooggetuigen enkel zien wat ze willen zien. Wat nog opmerkelijker was, was dat er bij die 24 onschuldigen er heel veel kleurlingen bijzaten. Dit is vergelijkbaar met de mp3-­‐moord op Joe van Holsbeeck waarbij de dader als een Noord-­‐ Afrikaans type getypeerd werd terwijl hij Pools was. 4.6. Bevoegdheidskritiek casus: kennis over Holocaust in WOII: Wannsee conferentie (20 januari 1942) Op 20 januari 1942 werd de Wannsee-­‐conferentie gehouden in een villa aan het Wannsee-­‐meer nabij Berlijn. Het was de conferentie waarop alle kopstukken van de Nazipartij aanwezig waren en de 27 ‘Endlösung’ bespraken. Het was Heimlich die de vergadering leidde en Eichman was aanwezig (had een lijst met het aantal Joden per land). Voor de aanwezigen was de systematische uitroeiing van de Joden louter een logistiek probleem. Zo werd er onder andere besloten Zyklon B te gebruiken en spoorwegen aan te leggen voor de handige mobilisatie van de Joden. Op 10 augustus 1942 werd deze informatie door een Joodse organisatie doorgespeeld aan de geheime diensten van de VS en GB, de geallieerden wisten dit dus vrij snel. Deze geloofden echter niet in een systematische uitroeiing en dachten aan een Poolsjoods complot om hen in actie te laten komen in de oorlog (vergelijking met ‘poor little Belgium’ in WO1 -­‐> Duitse wandaden werden grotesk en overdreven voorgesteld). Is er hier sprake van Glaubensunwilligkeit (term Thomas Mann)? De berichten bleven echter aanhouden en op 24 november 1942 bereikten deze gegevens president Roosevelt. Op 25 november 1942 bereikten de berichten de NY Times. Het ongeloof bleef echter aanhouden. Op 23 augustus 1943 werd een nieuw bericht gestuurd naar GB, maar weer bleef er ongeloof. Vanaf begin 1944 waren luchtraids mogelijk vanuit Zuid-­‐Italië zodat men eigenlijk perfect de aanvoerwegen naar Auschwitz kon bombarderen. Deze bombardementen zijn echter nooit uitgevoerd geweest doordat men andere oorlogsdoelen koos (niet ingrijpen is het gevolg van strategische zetten). Op 23 augustus 1944 nam de Royal Airforce (de Britse luchtmacht) luchtfoto’s van Auschwitz waarop duidelijk de rookpluimen uit het crematoria en de rijen gevangenen te zien zijn. Deze foto’s luidden meteen het einde van de Glaubensunwilligkeit in en kwam er aldus een einde aan het collectief weigeren van de waarheid te zien. -­‐ vrijkomen nieuw materiaal => meer onderzoek 4.7. Rechtzinnigheidskritiek (124-­‐126) -­‐ moedwillig anders voorstellen realiteit casus: Film van Francesco Maselli over rellen in Genua (G 8 top, 20-­‐22 juli 2001, dood Carlo Guiliani) Op 20-­‐22 juli 2001 vond in Noord-­‐Italië (Genua) de G8-­‐top plaats. Deze G8-­‐top is een informeel gezelschap van vertegenwoordigers van de belangrijkste industrielanden en Rusland die op zoek gaan naar oplossingen voor wichtige wereldproblemen. Deze bijeenkomst vindt ongeveer elk jaar plaats en de afspraken die gemaakt worden hebben invloed op de rest van de wereld. Parallel aan de G8-­‐top vond de antiglobalistische top plaats waardoor er veel straatsprotest ontstond. In deze betoging kwam het tot een confrontatie tussen enerzijds de betogers en anderzijds de politie. Beiden werden beschuldigd van manipulatie van beelden. Zo zond de Italiaanse media (grotendeels in handen van Berlusconi) felgekleurde beelden uit om hun gelijk te behalen en de andersglobalisten in een slecht daglicht te plaatsen. De gehele media werd vervolgens overstelpt met ‘van de pot gerukte’ verklaringen van de Italiaanse pers. Maar ook de antiglobalisten manipuleerden de beelden die voorhanden waren. Zo waren er een aantal filmregisseurs die de handen in elkaar 28 sloegen en een tegenbeeld uit 270 uur beeldmateriaal stileerden. Het resultaat hiervan was de film ‘un autro mundo’ onder leiding van Maselli Fransesco. In deze film is duidelijk te zien hoe vreedzame protestanten neergeslagen werden door de politie, welke extreme brutaliteit de politie hanteerde (bloed, blijven doorslaan, vrouwen aanvallen,…) en het trieste hoogtepunt, namelijk de dood van de 23jarige geschiedenisstudent Carlo Guilliani. Het belang van de toonband in deze film is zeer prominent aanwezig, zo horen we namelijk het feest dat vooraf ging aan de betoging gevolgd door een omslag in muziek en in beelden (gemaskerde mannen die overleggen met politie en daarna rellen tegen de politie, vandalisme dat aan de gang is en waar de politie niet op reageert,…). Volgens de visie van deze regisseurs trachtte de politie en de pers antiglobalisme te verbinden aan anarchie, zij reageerden hier echter op met deze film als antistatement tegen de gewone media. Deel 3: De Historische bewijsvoering: van klassiek historisme naar interdisciplinariteit 1. Kritische juxtapositie van de bronnen (p 131-­‐146) -­‐analogische inductie: mensen op dezelfde wijze reageren op bepaalde prikkels, terugkeren van gedragingen, vooraf vastliggende reflexen -­‐ vooruitprojecteren: Op basis van ervaringen van het verleden weten wat in de toekomst zal zijn -­‐ men moet redeneren naar analogie => hypothesen op basis van ervaring en inzicht in de menselijke psychè -­‐> wanneer dit niet verzoenbaar lijkt met werkelijkheid moet men dit wel kunnen laten vallen K. Poper: niet tot absolute wetmatigheid komen => Niet altijd: Wanneer A en B, dan C versimilitudo: vermoedelijk situatie die zich zal voordoen: “What if” -­‐> Als iets anders zou gebeurd zijn, wat zou dan daaruit volgen? vb. indien geallieerden in jaren ’30 al in Duitsland waren tussengekomen: Zou er dan geen WOII geweest zijn? argumentum ex silentio: -­‐ feit dat het niet wordt vermeld: negatieve bron van informatie -­‐> motief waarom men zwijgt -­‐> gaat moeilijker op naarmate men teruggaat in de tijd -­‐> bronnen die verloren zijn: risico verlies bronen groter naarmate men verder teruggaat -­‐> niet door onwil auteur dus -­‐> redenering in het negatieve: argument halen uit wat niet vermeld wordt 29 casus: Watergate Op 17 juni 1972 werden vijf inbrekers betrapt in het Watergategebouw door een bewaker. Dit gebouw werd afgehuurd door de Democraten als hoofdkwartier en zou later fungeren als referentiepunt voor andere crisissen: Irangate (wapenverkoop aan de Ayatollah), Zippergate/Monicagate (Clintons seksuele escapades), Irakgate, Fortisgate In het gebouw werd per ongeluk een notaboekje achtergelaten door McCord, één van de inbrekers, met een referentie (telefoonnummer) in naar Howard Hunt, White House (HHWH). De inbrekers zouden figuren van de republikeinse partij zijn en dit in volle verkiezingsstrijd tussen enerzijds Nixon (republikeinen) en anderzijds McGovern (democraten). De informatie lekt naar de Washington Post en een onderzoek volgt door Woodward en Bernstein naar de al dan niet betrokkenheid van Nixon bij de hele zaak. Ondanks deze gebeurtenissen wordt Nixon in november 1972 toch herverkozen. Een maandenlang welles-­‐nietes spelletje wordt in gang gestoken en gehouden en ook de FBI gaat zich moeien. 1e fase (ontkenningsfase) In februari 1973 werd een onderzoekscommissie opgericht. Daarop bezwijkt Marc Felt (‘the deep throat’) en geeft toe. Nixon en zijn medewerkers worden op de hoogte gebracht van de betrokkenheid van Marc Felt, maar blijft zelf alle betrokkenheid ontkennen. Om zichzelf buiten verdenking te stellen ontslaat Nixon enkele medewerkers, waaronder John Dean. Deze fase blijft voortduren tot 25 juni 1973, de dag waarop John Dean verklaart dat de president actief deelnam aan de doofpotactie. De reden hiertoe was dat Dean niet bedankt was geweest voor bewezen diensten, terwijl anderen dat voor anderen door Nixon wel was gedaan. 2e fase Dit is de fase van één getuige tegen de rest. Aldus Dean, die niet bedankt werd, tegen Nixon en zijn medewerkers. Deze fase eindigde op 13 juli 1973. 3e fase Op 13 juli 1973 werd Alexander Butterfield ondervraagd, een medewerker van een medewerker van Nixon en aldus een tweederangsgetuige. Hij werd gevraagd naar reden waarom hij zich alles nog zo scherp kon herinneren. Daarop verwees hij naar opnames in Nixon’ kantoor, naar tapes aldus. Van deze tapes hadden de onderzoekers geen weet en konden dienen als hard bewijs. De opnameapparatuur van deze tapes dateert uit de Kennedy-­‐periode die deze had laten installeren in het bureau van de president. De onderzoekers trachten de bandjes in handen te krijgen, Nixon echter tracht ze te vernietigen door ze te transcriberen. Dit was het begin van een lang juridisch steekspel. Rechter Cox eist echter de tapes op, maar Nixon blijft weigeren. Op 30 april 1974 overhandigd Nixon uiteindelijk de tapes aan Cox, waarbij blijkt dat ze verknipt waren. Op 27 juli 1974 werd de impeachmentprocedure door de Senaat in gang gezet. Op 5 augustus 1974 geeft Nixon zelf de doofpotaffaire toe en treed af. 30 In 1976 was de Watergate-­‐affaire uitgegroeid tot een model hoe een onderzoek diende gevoerd te worden, vanaf dan werd deze methode op alle problemen van de VS toegepast. 2. De feiten: bouwstoffen voor de historicus (147-­‐166) 2.1. Eenmalig of recurrent? waarom nazisme zo’n succes? casus: Helmut Gauss deed een onderzoek naar de opgang en het verval van extreemrechts. Hij stelde daarbij vast dat iedere extreemrechtse situatie bepaalde kenmerken vertoont die steeds terugkomen, zoals: . irrationalisme ten koste van de ratio (bloed en bodem) . geweld dat niet geschuwd wordt (vaak als enig middel gebruikt om de ratio te bestrijden) . sterk uitgesproken nationalisme . geloof in de leidersfiguur . totalitaire samenleving die iedereen wil controleren . belang van het gemeenschapsgevoel Ook stelde hij vast dat in vele landen van Europa dergelijke partijen succes kenden: Duitsland, Italië, België (REX),… en ook recent weer een heropleving van extreemrechts vast te stellen was (neonazi’s in Duitsland, Front National in Frankrijk, Vlaams Belang in België,…). Belangrijk bij extreemrechtse partijen was het autoritaire syndroom dat gekenmerkt werd door volgende gemeenschappelijke kenmerken: . Sterk antifeminisme (KKK: Kuche, Kirche, Kindern,) . Onderwerping aan de autoritaire leider . Autoritaire vorm van agressie . Conventionalisme (moraal, rol religie)en nationalisme Dit syndroom werd al eerder beschreven, in de jaren 1930 meerbepaald, door enkele belangrijke mensen die hun eigen tijd trachten te schetsen. In 1930 beklemtoonde Freud in zijn psycho-­‐medische studie ‘Das Unbehagen in der Kultur’ de irrationele attitudes van die tijd en beschreef hij het collectieve onbehagen. In 1933 schreef Reich een studie over de sociale context van het nazisme en sprak hij over ‘the autorital personality’. 31 Gauss verbindt de opstoten van het autoritaire syndroom aan de dieptepunten van de Kondratieffcycli (1930, 1990). De Kondratieffcycli zijn golfbewegingen in de economie van ongeveer 50-­‐60 jaar die voor tijdgenoten onopgemerkt blijven. Op deze theorie komt echter kritiek, want het gaat toch niet extreem slecht qua economie in Vlaanderen en toch is er een stijging van het aantal stemmers dat voor het Vlaams Belang stemt. Ook beweert Gauss dat de uitbouw van een Westerse democratie veelal gepaard gaat met anti-­‐ semitisme. De kritiek hierop is dat de Joden niet meer de gemeenschappelijke vijanden zijn, maar eerder de vreemdeling in het algemeen. In het breder perspectief kunnen we dus stellen dat er naast economische cycli ook politieke cycli zouden zijn. Johan Huizinga => voorzag de oorlog en het nazisme Hij groeide uit tot het morele geweten van Europa in de jaren 1930 en werd bekend van o.a. de werken ‘herfsttij der Middeleeuwen’, ‘Homo Ludens’ en ‘In de schaduw van Morgen’. Het is in het laatstgenoemde werk, geschreven in 1936, dat Huizinga wijst op de slagschaduw die op hen afkomt. Hij stelt dat het stadsleven en het gezinsleven ontwricht geraken zoals nooit te voor en dat een situatie van anti-­‐intellectualisme zich manifesteert ten kosten van de ratio. De politieke reclame speelt hierop in en de antropologie moet plaats ruimen voor psychologische rassen, wat zich vertaald in rassenhaat. Daarnaast komt puberisme (onvolwassen gedrag) en regressie (terugkeer naar een eenvoudige houding) op. Enkele strategieën tegen extreemrechts zouden herleidbaar zijn tot twee oplossingen: doodzwijgen (want het systeem voedt zichzelf) of veroordelen (want autoritaire mensen hebben respect voor autoriteit). De oplossing van doodzwijgen is echter moeilijk te hanteren in een mediamaatschappij. De oplossing van veroordelen heeft echter in België ook niet veel uitgehaald daar het Vlaams belang helemaal niet zijn mentaliteit veranderd heeft, daar ze de beslissing van de Belgische juridische autoriteit afdeed als illegitiem (ze geloven niet in de Belgische staat). Klemperer: hoe ideologie als nazisme kunnen doorbreken? Soort van brainwashing, steeds dezelfde taal gebruiken -­‐1943: minister van propaganda: Goebbels: sportpaleis Berlijn: speech: totalitarisme -­‐Total, Volk, Sturm: geleidelijk brainwashen van mensen => uit deze casussen blijkt dat mensen zich recurrent (=terugkomend) gedragen 2.2. Grote en banale feiten en hun kenbaarheid -­‐eenvoudig-­‐evenementiële • 32 materiële waarheid • • statistische waarheid psychologische waarheid -­‐algemeen-­‐evenementiële waarheid: vb.wat is de betekenis van de veldslag voor de gehele oorlog -­‐niet-­‐evenementiële waarheid Casus: Chemin des Dames (1917) Chemin des Dames is de naam van een weg over een heuvelrug in het Zuiden van Laon, ten Noorden van Parijs, en is genoemd naar de drie dochters van Lodewijk XV. Deze drie dames gebruikten deze weg voor hun talrijke bezoeken en tijdens de Eerste Wereldoorlog viel Chemin des Dames samen met de frontlinie die uitgekozen werd voor een doorbraak te forceren. Een zwaar débacle vond dan ook plaats in deze streek waarbij een 300.000tal doden vielen. Generaal Nivelle was tijdens 1917 al drie jaar opperbevelhebber van het front in het Noorden en Noordoosten en had een hoog aanzien. Op Chemin des Dames kwam er een groot offensief, dit mislukte echter en er waren honderdduizenden slachtoffers. Daarop werd Nivelle vervangen door Generaal Pétain, het uitgangbord van het collaborerende Vichy-­‐régime, die de taak kreeg om van de wanorde orde te maken. Nicolas Offenstadt en zijn onderzoeksteam gaan op zoek naar alle soorten waarheden die betrekking hebben tot Chemin des Dames die een grote symboolfase uit WO1 illustreert. Vooreerst dienen we te vermelden dat Chemin des Dames een overkoepelende naam is, want in tijd en ruimte kan men deze veldslag rekken of inkrimpen. De verschillende soorten waarheden die Offenstadt aan bod laat komen zijn de veldslag als militair gebeuren, het verhaal van diegene die het moesten ondergaan (met bijhorend rouwproces van de betrokken partijen (dorpen in de buurt en de familie van gesneuvelde soldaten)) en de overgang van gebeurtenis naar verwerking. Een keerpunt in de slag was de collectieve muiterij (term uit het scheepsrecht die sterk gekleurd is) die gelieerd werd aan het falen van Nivelle vóór 15 mei 1917. Op 15 mei 1917 werd Pétain aangesteld. Deze muiterij zou een wijze geweest zijn om ongenoegen te ventileren. Doch uit het onderzoek van Offenstadt blijkt dat er in de fase van Nivelle slechts 26 feiten van gemanifesteerd ongenoegen geattesteerd zijn en in de periode van Pétain 229 zulke feiten. Er zou hiertussen echter geen causaal verband bestaan, want de muiterijen waren slechts bij bepaalde compagnieën. Waarom zijn er dan plots wel meer muiterijen? Dit zou vermoedelijk een band kunnen zijn met de oktoberrevolutie in Rusland of met de stakingsgolf die in verschillende economische sectoren van Frankrijk bestaat en oversloeg naar het front of met het halveren van de collectieve actierepertoire (legeropleiding). Deze slag leeft verder in de volkscultuur met o.a. La chanson de Craonne. Craonne was een dorpje dat in WO1 ingenomen werd nadat daar zwaar gevochten geweest was en het bijna volledig verwoest was. La chanson de Craonne zou uitgroeien tot het bekendste Franse anti-­‐oorlogslied van WO1 en was het oorlogslied dat collectieve opstandigheid uitdrukte. Het liedje zelf is een ‘chanson 33 palimpseste’ waarbij de bestaande muziek bleef, maar de tekst vervangen werd door een nieuwe tekst. Op het liedje rustte een militaire censuur, dit werd vastgesteld door brieven die achtergehouden werden met verwijzingen naar het liedje (‘bonjour amour’) en zich nu bevinden in militaire archieven. Van dit liedje werden ook versies gemaakt over Verdun en Champagne, pas begin jaren 1960 zou het opgenomen worden en in 1963 voor het eerst uitgezonden worden. In 1957 regisseerde Stanley Kubrick de film ‘Paths of Glory’, de eerste echte antioorlogsfilm, bedoeld voor het grote publiek. Kubrick is ook bekend van o.a. de films ‘A clockwork Orange’ en ‘A space Odyssey’. In de film ‘Paths of Glory’ wou hij de soldaten geen heldenrol toeschrijven en laat hij uitschijnen dat het leger niet bekommerd is om soldatenlevens (executies opdrijven om de moraal te versterken). Hij tracht aldus ter goeder trouw de waarheid te filmen. Met deze film haalde hij de woede van de Fransen op zijn nek en de film blijft verboden in Frankrijk tot 1975 (de Fransen gingen in de periode voor 1975 gaan kijken in de buurlanden naar de film). Kolonel Dax nam het op tegen de legerleiding en was pro muitende soldaten. Tijdens en na WO1 zouden er 2300 doodstraffen uitgesproken worden tegen muiters in Frankrijk, 600 effectieve executies volgden. In 1998 werd een eerherstel van de veroordeelde muitersoldaten van Craonne uitgesproken door Jospin. => Deze casus handelt over het eenvoudig-­‐evenementiële (grote feiten, histoire des batailles) en het niet-­‐evenementiële waarbij de poilus (die met veel haar) de burgers zijn die zelf de keuzes maken en dus zorgen voor een keerpunt in de Franse mentaliteit. 2.3. Harde feiten en opinies positivisme: Ranke, Langlois & Seignobos 'pas de documents, pas d'histoire' => Alles moet bewezen worden 2.3.1. mentaliteitsgeschiedenis: de schokgolf van de Annales (1929) Geschiedenis van de representatie (Chartier): kwalitatief, hermeneutiek, constructivisme hermeneutiek= decoderen van betekenissen constructivisme= visie waarbij menselijke leren wordt geconstrueerd op het eerder geleerde 2.3.2. opinies, feiten, legenden media: rol in vorming opinies, geruchten; fictie: milderen van existentiële spanningen, onthullend voor collectieve opvattingen? cf. Bloch: geruchten beïnvloeden vanalles, ze enten zich op harde feiten, maar mensen worden erdoor beïnvloed (ook media). 34 Casus: Berlijn 9 nov. 1989, val van 'de Muur' Egon Krenz (secretaris-­‐generaal SED) Walter Momper (burgemeester West-­‐Berlijn, SFB) Helmut Kohl (Bondskanselier BRD) Günther Jabowski (lid politbureau SED) In Oost-­‐Europa was er al maandenlange onvrede en ook Oost-­‐Duitsland wou Glasnost en Perestrojka. Iedereen was er zich van bewust dat de muur zou vallen, men wist echter niet wanneer en hoe. De onrust nam nog meer toe. De partij SED was toen aan de macht met een nieuwe secretaris-­‐generaal Ergon Krenz. Op 9 november 1989 was er een discussie op gang waarbij enkele vage richtlijnen op papier werden gezet, onder meer over een nieuwe regeling voor een uitreisvisa voor korte duur (reizen naar het Westen zou dus makkelijker worden). Dit was echter een regeling die pas mocht ingaan wanneer alle instanties ingelicht waren en voorbereid. Op 9 november leest Günther Jabowski deze richtlijnen voor op een persconferentie, maar is zich er niet van bewust dat er op sommige zaken tijdsdata geplakt zijn. Er is aldus sprake van foutieve communicatie binnen de partij. Het bericht wordt overgenomen door Momper, burgemeester van West-­‐Berlijn (behoorde tot de SFB-­‐partij), en wordt uitgezonden. Daarop melden ongeveer 1,5 miljoen Oost-­‐Duitsers zicht aan de grensposten. Rellen breken uit en het volk komt in actie. Men probeert deze opstanden nog tegen te houden, maar laat uiteindelijk de zaak gedijen want anders zou door de militaire onderdrukking een waar bloedbad aangericht worden. De wens van velen wordt aldus werkelijkheid als gevolg van een chaotische persconferentie. Een massaal collectief gedrag heeft zo een nieuwe situatie gecreëerd buiten de wil van de machthebbers om. '99: herdenking gebeurtenissen: centrale figuren als Bush sr., Gorbatsjov en Kohl worden tot ereburger van Berlijn verheven, terwijl de druk van de massa kwam. VIDEO: reconstructie gebeurtenissen, reactie Shabowski, Krenz en Momper (burgemeester West-­‐ Berlijn, SFB) Dit is een voorbeeld rol media in vorming van opinies en geruchten. 2.3.3 afstand tussen historicus en feiten Voordeel aan histoire immédiaté: interviews, levende ooggetuigen casus: E.A. Cohen: Sobibor Gie van den Berghe: nut en gevaar van het slachtofferperspectief 35 Daniel Goldhagen, Hitler's willing executioners. Ordinary Germans and the Holocaust, N.Y., 1996 – illustratie: foto’s uit Joods Ghetto van Warschau (1943, Jürgen Stroop). In 2008 controverse in Italië wanneer Famiglia cristiana foto gebruikt om racisme tegen zigeuners aan te klagen. In verband met de holocaust stelt de Nederlandse arts E.A. Cohen in 1979,die tijdens WOII de holocaust zelf heeft meegemaakt en die het kamp van Auschwitz overleefde, dat een analyse van de situatie niet mogelijk is voor wie het niet zelf aan den lijve heeft meegemaakt. Hij haalt als voorbeeld een van de meest perfide concentratiekampen aan, Sobibor, waarin zogenaamde Arbeitsjuden collaboreerden maaet de Duitse organisatoren, en aldus de efficiëntie van de uitroeiing ten top dreven, om nadien zelf tot slachtoffer te verworden. Het psychologisch mechanisme dat deze vorm van collaboratie aanvaardbaar maakt, lijkt hem onverklaarbaar volgens de gangbare logica. Meteen trekt hij een hoge muur op tussen de overlevenden uit de kampen en alle anderen. Een te hoge muur. Met deze stelling is elk historisch onderzoek over feiten van voor 1900 uitgesloten. Toch blijven discussies als deze de geschiedenis van WOII en vooral dan van de nazi-­‐vernietigingskampen beheersen. Voor Cohen blijft het slachtofferperspectief allesoverheersend. (zie ook boek P.144) Guy Van Den Berghe, die al heel wat over de kampen tijdens de holocaust bij elkaar schreef, wijst daarentegen bij herhaling op zowel de nuttigheid als de gevaren van het standpunt van de slachtoffers in te nemen. Één van de grootste gevaren is het ontstaan van een té enge visie, hij pleit er dan ook voor om ook het daderperspectief in overweging te nemen. (Zie ook boek P. 145) Tenslotte is er ook nog Daniel Goldhagen die de schuldvraag voorop stelt en argumenteert dat het Duitse volk als het ware historisch voorbestemd was tot antisemitisme, het was slechts een kwestie van tijd tot de uitbarsting (WO2) er zou komen. Hij gaat dan ook op zoek in zijn werk ‘Hitler’s willing executioners. Ordinary Germans and the Holocaust’ naar elementen uit de Duitse cultuur waarin antisemitisme tot uiting komt. De waaromvraag staat her centraal. Deze foto werd getrokken in een Joods ghetto van Warschau in 1943 door J. Stroop (Duits generaal) die de opdracht gekregen had van Hitler een fotoreportage te maken over de toen aan de hand zijnde gebeurtenissen (‘ordinary Germans’ die meewerken). Op de foto is een Joods jongentje te zien die op het transport gezet wordt en naar een vernietigingskamp wordt gebracht. Het jongentje is een detail uit een grote foto (hier volledig afgebeeld) dewelke een slachtofferrol illustreert. De volledige foto wou echter het daderperspectief, die van machtige soldaat, benadrukken. Deze verschuiving van groot naar klein, van dader naar slachtoffer, kadert aldus in de discussie tussen bovengenoemde historici en kunnen we ook linken aan noise-­‐storing. →emotionele betrokkenheid bij recente geschiedenis Vele officiële documenten kunnen niet zomaar ingekeken worden Mogelijkheid om ooggetuigen te brengen → opletten voor slachtofferperspectief → tunnelverstarring → teveel nadruk op ‘waarom?’, ‘hoe ?’ Associatie met nazipraktijken 36 3 Decoderen van motivaties van historische actors (pp. 167-­‐183) 3.1. ideologie, godsdienst definities (godsdienst, geloof, kerk) :geloof en politiek in VS (Tv predikanten, groep 1); religieus wereldbeeld van G. W. Bush na 11 sept. 2001 (groep 2) Definities (godsdienst, geloof, kerk): religieus wereldbeeld van G.W.Bush na 11/9/2001 → Godsdienst : ± geïnstutioneerd systeem … → Geloof : onderdanige attitude van individu die godsdienst aanhangt → kerk : organisatie die gelovige samenleving opleidt en organiseert Augustinus, onvrede met de moderniteit : ‘de civitas dei’ (de stad van God) => zegt dat God een plan heeft opgesteld ( rol van regisseur). Ontwikkelt een zeer sterk beeld over hoe de geschiedenis eruit ziet en hoe de wereld eruit zou moeten zien ‘civitas dei’ met een god die aan de touwtjes trekt en alles vast staat (zie ook p. 259: rechte-­‐lijn theorie; p. 268: dichotomie => dynamiek van de samenleving wordt gedreven door strijd tussen goed en kwaad) gemeenschappelijke basishouding t.o.v. geschiedenis/ verandering -­‐ bestaan van opperwezen -­‐> kerken: omkaderen organiseren massa die gelooft -­‐> Augustinus ziet dat de Romeinse structuur in elkaar klapt en ziet dat het christelijke geloof nog enige houvast biedt Casus : Geloof en politiek in de VS Robertson vs. Bush Sr.: Sinds Reagan (begin jaren ’80) spreekt men van kruisvaart Na de Reagan-­‐jaren wil George Bush Sr. president worden. Hij staat als vice-­‐president tegenover Path Robertson, een tv-­‐predikant die onder Reagan veel macht verkreeg en nu presidentskandidaat wil worden voor de republikeinen. Daarenboven had Robertson ervaring en geld, wat in zulke verkiezingen van groot belang is. Een reeks schandalen over deze predikanten komen naar boven toen George Bush Sr. dreigde te verliezen. De hoofdzaak van deze schandalen was de collega’s van Robertson in diskrediet te brengen. Publieke verontschuldigingen volgden. Robertson beschuldigde daarop Bush ervan deze 37 anticampagne georganiseerd te hebben om predikanten in een slecht daglicht te stellen. Dit zou wel goed gekund hebben daar Bush nog hoofd was geweest van de CIA en zulke spelletjes dus goed kende. Beschuldigingen vlogen om en weer en uiteindelijk zouden de predikanten aan geloofwaardigheid inboeten. Hieruit blijkt dat religieuze groeperingen druk kunnen uitoefenen op de politiek en wat meer is, sinds Reagan is het politieke discours van de VS steeds met religiositeit doortrokken, op het interludium van President Clinton na. Robertson: -­‐ morele waarden -­‐ inspiratie uit persoon -­‐ individualistisch, nationalistisch aspect -­‐ moderniteit= bedreiging -­‐attitude t.o.v. vrouw Bush Jr.: Ook de huidige President George W. Bush Jr. gebruikt constant religiositeit in zijn discours. Zo sprak hij in zijn State of the Union van het jaar 2002 over ‘the war on terror’ naar aanleiding van de gebeurtenissen van 11 september 2001. In deze redevoering sprak hij over bijbelse begrippen die verwezen naar een religieus wereldbeeld zoals goed (voor de VS) tegen kwaad (tegen de VS)(‘You’re with us or you’re against us’, een andere optie is niet mogelijk). Ook verwees hij naar bijbelteksten: ‘The light shines in the darkness and the darkness has not overcome it’ (Johannes). Dit is een uitspraak die halfbewust verwijst naar de opvatting die bij de mensen leeft en is een staaltje van uit de context gerukte theologie. Naarmate de jaren vorderderden gebruikte Bush Jr. steeds straffere taal waaruit hij duidelijk liet schijnen dat de andere slecht zijn en zij goed, ook veranderde hij de bijbel in het voordeel van de VS. => In deze casus werd aldus aangetoond dat religie vaak misbruikt wordt in politieke discours. 3.2. sociaal-­‐economische situatie: Elias en Marx Norbert Elias gaat in op sociaal-­‐economische situatie: publicatie kerk jaren ‘30 Pas in jaren ’60 krijgt hij erkenning. Hij gaat op zoek naar regels van goed gedrag van mensen. Elias: cultuurfilosoof: -­‐ belangstelling voor bepaalde vraagstukken tijdsgenoten -­‐ ook andere gedragingen, normen -­‐ civilisatieprocessen 3.3. rassen en racisme -­‐'ras': self-­‐fulfilling prophecy (cf. kolonialisme) : mensen zullen doordat ze in een hoekje worden gedrukt de aan hen toegeschreven kenmerken krijgen 38 sociale constructie realiteit -­‐ in andere landen, andere gevolgen casus: Antisemitisme: Frankrijk ca. 1890: zaak Dreyfus. Dreyfus is een Franse legerofficier van joodse afkomst die wordt beticht van belangrijke militaire documenten doorgespeeld te hebben aan Duitsland. Het komt tot een monsterproces en de Franse bevolking wordt beroerd: er ontstaat een ongelofelijk antisemitisme. Hij wordt veroordeeld en naar een strafkamp gestuurd. Emile Zola schrijft in de krant zijn J’accuse waarin hij zegt dat hij Dreyfus wil vrij krijgen omdat hij onschuldig is. Er blijft steun komen (vooral van de linkse beweging) en het proces wordt herzien; het motief was antisemitisme en Dreyfus krijgt eerherstel. De opinie van het volk was opgesplitst: men was voor hem of tegen hem. In de jaren ’30 had je een opkomend antisemitisme , wat leidde tot de bloei van extreem rechtse bewegingen. In de jaren ’40 bezetten de Duitsers Noord-­‐Frankrijk volledig, waardoor • • • het antisemitisme stijgt het Vichy Regime ontstaat in het zuiden, o.l.v. Pétain, welke vrede sluit met Duitsland & de traditionele waarden propageert (vb: moedertjesdag) er antisemitische propaganda komt, ter revanche v/d: zaak Dreyfus (1894-­‐1906) Lieven Saerens, Vreemdelingen in een wereldstad. Een geschiedenis van Antwerpen en zijn joodse bevolking (1880-­‐1944), Tielt, 2000 Lieven Saerens focust in zijn onderzoek ‘Vreemdelingen in een wereldstad. Een geschiedenis van Antwerpen en zijn Joodse bevolking (1880-­‐1944)’ op de Jodenvervolging in WO2, maar neemt hiervoor reeds zijn aanloop in 1880. In 1880 waren er namelijk reeds een reeks pogroms in Rusland en kwam een migratiebeweging op gang van Joden die vluchtten naar het Westen (vooral naar het beloofde land: de VS). Dit leidde tot grote Jodenaankomsten in Hamburg en Antwerpen, die toentertijd twee grote havensteden waren en dienden als doorgang. Een groot deel van deze Joden bleef echter hangen in deze steden en vestigde zich er, bovendien maten ze zich een beroep aan (pleinhandelaars, vrije beroepen, bankwezen,…). Antwerpen groeit zo uit tot een belangrijke Joodse gemeenschap, waarin de Joden geleidelijk aan goed geassimileerd worden. Bovendien konden de Joden aansluiting vinden bij de Vlaamse beweging, want deze beweging had begrip voor hen (met uitzondering van enkele katholieke kerken). Eind de jaren 1920 wordt het antisemitisch ideeëngoed verspreid en in de jaren 1930 zet deze crisis zich door. Verder werd in 1929 een amnestiewet goedgekeurd, waardoor collaborateurs (Vlaams nationalisten) uit WO1 terug mogen komen van Duitsland. Deze mannen zijn echter aangetast door Duitse antisemitische denkbeelden. Bovendien komt er ook een economische crisis (1933) in België (en aldus ook Antwerpen) die leidt tot ontslagen (o.a. in de diamantsector), waarbij de Joden als zondebok met de vinger worden gewezen. In 1939 mogen de Joodse confraters niet meer werken en 39 komt fysieke intimidatie van de Joden (davidster dragen, razzia’s,…) op kruissnelheid (de ‘Drôle de Guerre’ was volop bezig). We kunnen stellen dat tot hier Antwerpen evenwijdig loopt met het Vichy-­‐ régime in Frankrijk. Toen de Duitsers binnenvielen, werkte het stadsbestuur van Antwerpen opvallend gedwee mee ten opzichte van Brussel waar veel meer weerstand was. In 1942 volgden een reeks systematisch georganiseerde razzia’s in Antwerpen, waarbij op 28 juni 1100 Joden opgepakt en overgebracht werden naar de Dozinkazerne in Mechelen. De Antwerpse politie werkte hier actief aan mee. Doch het dient ook vermeld te worden dat andere razzia’s faliekant mislukten doordat de Antwerpse politie de buurt via anonieme pamfletten informeerde. In totaal zouden 9009 Joden uit Antwerpen naar Auschwitz gedeporteerd worden, wat 65% van het totaal aantal Antwerpse Joden impliceert. In Brussel was dit “slechts” 37%, in Luik 35%. We kunnen dus algemeen besluiten dat er regionale verschillen waren in de Joden helpen onderduiken, zo werd er in Vlaanderen minder geholpen dan in Brussel. Ook de kerk als actieve instantie om Joden te laten onderduiken was een factor die het aantal deportaties bepaalde. In Antwerpen hielp 1 op 8 priesters mee aan Joden onderduiken, In Brussel 1 op 2. De priesters in Brussel waren zich aldus meer bewust van hun gezagsfunctie. Simpel gezegd zijn er meer deportaties waar extreemrechts beter kan doordringen. => boek leidt tot excuses van Antwerps burgemeester P. Janssens 3.4. ecologie en biologie -­‐ verhouding mens en natuur -­‐ microbiologische eenmaking • • vaak straf van God. Gent 19de eeuw: cf. zuigelingensterfte -­‐ longue durée, ecologische en biologische evenwichten (voor 1300 demografische groei, nadien: microbische eenmaking): E. Le Roy Ladurie. Strijd tegen parasieten en microben belangrijker dan klassenstrijd? casus: Columbian exchange (Columbiaanse uitwisseling) -­‐ weerbaarheid Precolumbiaanse beschavingen (vb. Azteken) ondermijnd: hier: syfilis -­‐ voor het eerst beschreven einde 15de eeuw (Cromberg) De inheemse bevolking van Amerika was niet resistent tegen Europese ziektekiemen, waardoor zowat de helft van de bevolking het leven verloor. Maar er kwamen ook ziektes van Amerika mee naar Europa, zoals bijvoorbeeld syfilis. In zulke zaken gaat men gaan redeneren volgens bepaalde wegen waardoor men er vanuit ging dat syfilis nog niet voorkwam in Europa voor de kolonisatie. Dit is echter niet het geval daar er skeletten gevonden zijn die stammen vanuit de 14e eeuw en die 40 sporen vertonen van een syfilisaandoening. De vooropgestelde redenering klopt aldus niet, wat er ons op wijst dat we vooropgestelde relaties ook in vraag moeten durven stellen. Deze uitwisseling op grote schaal van ziektekiemen wordt dan ook de ‘Columbian exchange’ genoemd, een naam die gecreëerd werd doordat de wereld geünificeerd werd op gebied van microben en virussen sinds Columbus Amerika ontdekte. -­‐ troepen van kolonisten => oorlog in Napels -­‐ wetenschappelijk in renaissance: later weinig onderwerp. -­‐ 600 v.C: ook sporen van Syfilis in Italië -­‐ 14de eeuw: Hull: Syfilis -­‐ schande, toorn God => Men vindt maar wat men zoekt nu: vermoedelijk ≠varianten -­‐> Europa (harde variant) komt in contact met Amerikaanse variant (zacht) => Harde variant flakkert opnieuw op 3.5. Wetenschap en techniek -­‐ cf. boekdrukkunst -­‐ proces van communicatie: boekdrukkunst, overdracht van kennis en cultuur -­‐ wetenschappelijke superioriteit gekoppeld aan rassentheorie -­‐ Europacentrisme wetenschappelijk onderbouwd -­‐ 3.6. Macht -­‐ klassieke evenementiële geschiedenis => the trigger Bij de klassieke geschiedenis die uitgaat van gebeurtenissen en evenementen is de trigger, i.e. een of andere gewone gebeurtenis die voor iets speciaals zorgt, heel belangrijk. Het zet een bepaald proces in gang. -­‐ Macht van bovenuit “top down” of van onderen uit “Bottom up” (Charles Tily, Columbia Univ): staatsvorming en studie politieke conflicten (capital intensive path – coercion intensive path) • • • staatsvorming geholpen (tegengewerkt door mensen zelf) capital intensive path: fiscaliteit opvoeren coercion intensive path: repressie opvoeren -­‐ Studie van opstanden en weerstanden: ESF project “ontstaan van de moderne staat” (in context van EU na ’89, val van “de muur” repertoire van opstandigheid -­‐ -­‐ -­‐ 41 Tily: vertrekt vanuit studies over onrust in Frankrijk 17de eeuw ’90: Oost-­‐Europese staten vallen + eenmaking EU => al eerder beweging in andere O-­‐EU vb. Polen vakbond => Duitsland vb. Spatial turn (ruimte en ruimtegebruik creëert betekenis) -­‐ -­‐ -­‐ -­‐ => Leipzig 1989: al betogingen, cultuurcentrum, iedere maandag vanuit Nicolaikliniek, 9/10: toer rond de stad (wonder van Leipzig) vaak een bepaald repertoire, georganiseerd, voortdurend terugkerend 70 000 betogers 8000 veiligheidsmensen geen geweld, maar wel morele overwinning heroveren ruimte want week voordien uiteengeslagen, leuze zingen (“Wir sind das Volk”) belang voor 9/11 in Berlijn Brugge 1488: Auweet (soort optocht) van de Brugse ambachten -­‐ -­‐ -­‐ -­‐ -­‐ -­‐ conflict stad (Gent en Brugge) en staat 31 jan/1 feb: tumult aan de stadspoorten => Maximiliaan van Oostenrijk gevangengezet traditie sinds 1302: machtsparticipatie Zoon Duitse keizer tot in maand mei in stad feb: ambachten verwerven politieke macht Gentse radicalisatie internationale druk (Brugge = handelscentrum) 11 maart: onenigheid onder de ambachten Brugse Auweet < au guet optocht van gewapende ambachtsmilities cf. Rembrandt: Nachtwacht eerder in Gent ieder jaar op avond voor vasten 3 avonden na elkaar alle huizen worden aan gedaan 3de avond langs “gevangenis” van Maximiliaan: huis van Bourgondiër revolutionair, nooit gezien, wel veel ambtenaren op schavot 4. Van Verhaal naar structuur en terug naar het verhaal: de geschiedenis op de golven van de interdisciplinariteit De “Nouvelle Histoire” “Annales” 1929: Marc Bloch, Lucien Febre -­‐ -­‐ -­‐ -­‐ WOII niet zien aankomen openstellen invloed andere wetenschappen vraagstelling kritiek : je kan alles vinden in geschiedenis -­‐ verrijking: vraagstelling, interdisciplinariteit, discours (taal) -­‐ risico’s: anachronisme, overconceptualiseren (sociaal model willen bevestigen 4.1. De sociale wetenschappen: de invloed van de grote theorieën 4.1.1. De Grote theorieën: K. Marx, M. Weber, E. Durkheim 42 -­‐ these, antithese, synthese (Marx) -­‐ sociale feiten : zeer dringend maar toch zeer individueel beschouwd vb zelfmoord -­‐ histoire question vervangt histoire récit -­‐Weber : verward œuvre (na dood samengesteld) -­‐ -­‐ -­‐ -­‐ denkt in ideaaltypes Popper : geen harde wetten rationalisatie macht en administratie verbanden vb. religie en economie kapitalisme: succes eind 16de-­‐17de eeuw Holland terug te voeren op ideeën protestantisme spaarzaamheid door protestantisme veel kritiek op Marx’ groots idee nu geloof meer wel raam geopend 4.1.2. Methodologische vernieuwing • • • statistiek: Simiand, Schumpeter, Juglar, Kondratieff, seculaire trend (Labrousse: Franse revolutie, p. 195) intuïtieve (Huizinga -­‐ Methodenstreit: spanning tussen nomothetische en ideografische opvattingen) en behaviouristische aanpak (Berkhofer) typologieën, Begriffsgeschichte, maatschappijvormen en evolutie (T. Parsons, vs. E. Wallerstein) →Ideaaltypes: H. Pirenne: koopman-­‐ondernemer, verraad van de burgerij. • • • econometrie, Clio met de computer (prosopografie) psycho-­‐analyse en psycho-­‐history, ‘outillage mental’ (L. Febvre over Rabelais) antropologie Claude Lévy-­‐Strauss, J. Le Goff ; Clifford Geertz, (Negara) -­‐> onderzoekt primitieve volkeren (antropoloog) => collectief gedrag -­‐>lanceert de term theater – staat: onderdanen die de macht van de staat -­‐ als gewoon vinden en waardoor de staat door allerlei stoeten en dergelijke de macht wil tonen. -­‐>miniatuur: hertog van Bourgondië die Gent binnentrekt, 43 nadat Gent een slag verloren had. Hertog op paar en Gentenaren in onderkledij op de knieën, ze geven ambachtsvaandels af. ‘amende honorable’ → machtsverhoudingen tonen → 1452: vredesconferentie in Rijsel Casus: Miniatuur (belang symboliek) Deze miniatuur verwijst naar de slag te Gavere (1453) waarbij Gent zich diende te onderwerpen aan de Bourgondische hertogen daar ze de strijd verloren hadden tegen hen. Deze miniatuur diende nog eens ter illustratie aan de Gentenaren om de belangrijkste regels/punten voor de stad Gent te ondersteunen. Filips de Goede is links te zien op zijn paard, de gezagsdragers van Gent rechts in hun onderkledij. De gezagsdragers dragen de vaandels (de symbolen van politieke en militaire weerbaarheid) over aan Filips de Goede. Deze symbolische daad maakt de kern uit van de collectieve onderwerping. De miniatuur zelf is zeer herkenbaar daar de torens van de stad opgenomen zijn in het werk. Verder dient opgemerkt te worden dat deze scène al een jaar voor ze plaatsvond beschreven werd. = ‘amende honorable’ → machtsverhoudingen tonen, openlijke schuldbekentenis en verzoek om vergiffenis; 4.2. De interdisciplinariteit aan het werk: een historiografische wandeling I 4.2.1. De Annales en de ‘nieuwe sociale geschiedenis’ Annales d'histoire économique et sociale Annales. Economies, sociétés, civilisations Annales. Histoire, sciences sociales De ≠ namen van het tijdschrift van de Annales Marc Bloch: ‘Apologie pour l’histoire ou le métier d’historien' (1941) Fernand Braudel: 'la Mediterranée et le monde méditerranéen à l’époque de Philippe II' (1949) -­‐> Annales op structurele manier -­‐>3 lagen: hoe het gebied in elkaar zit -­‐ Conjunctuur -­‐ Politiek ed -­‐>toonaangevend geworden -­‐Interview met Braudel: → geschiedenis die niet enkel verhaaltje wil vertellen, maar wil ook verklaren (verhalen vertellen). 'Civilisation matérielle, économie et capitalisme (XVe-­‐XVIIIe siécle)' (1967-­‐1979) -­‐ E. Le Roy Ladurie: 'Montaillou' (1975) -­‐ G. Duby: 'Le chevalier, la femme et le prêtre' (1981) 44 casus : Annales Het boek “Montaillou, village Occitan de 1294 à 1324” (1975) van Emmanuel Le Roy, gaat over het dorp Montaillou dat door de grote aanwezigheid van kataren, in ongenade van de Kerk valt. In 1201 wordt een kruistocht naar het dorp georganiseerd. Daardoor worden de kataren grotendeels uitgeroeid. In 1295 komt er een nieuw bisdom in de buurt (Pamiers) dat een inspanning moet leveren om de ketters te bekeren. Jacques Fournier moet de inquisitie (= oorspronkelijk: d.m.v. lange gesprekken te weten komen waarom de mensen het geloof afvallig worden en ze te bekeren) organiseren. Fournier legt een morele wreedheid aan de dag en laat de urenlange overhoringen ook opschrijven. In de periode 1318 tot 1324 vonden er plaats: • 370 zittingen • 578 verhoren • 114 beklaagden • 5 executies • rest: boetes en psychologische straffen In 1334 wordt Fournier paus Benedictus XII en neemt hij zijn persoonlijk archief mee naar het Vaticaan. De interviews zijn dus bewaard en zijn spiegels van opvattingen en persoonlijkheid van echte personen uit die tijd. Dat is uniek. Uit die getuigenissen komen we zaken als overspel, pedofilie, etc. van priesters te weten, sociale controle. Ketterij is in dat opzicht verlossing van de zonden van geloofsdragers. casus illustratie Annales-­‐aanpak: -­‐Morbiditeit in de late middeleeuwen: transis, danse macabre (reeds in 1919: Huizinga, Herfsttij der middeleeuwen) danse macabre -­‐Transis: weergave van persoon op graf, niet in volle glorie maar als lijk in ontbinding -­‐ Jean Delumeau, La peur en Occident, XIVe-­‐XVIIIe siècles, 1978 → onderzoekt waarom er zoveel aandacht is voor de dood in de kunst → kan gelinkt worden aan het voorkomen van de pest in Europa -­‐ Jacques Chiffoleau, La comptabilité de l'au-­‐delà. Les hommes, la mort et la religion dans la région d’Avignon à la fin du moyen âge, vers 1320-­‐vers 1480, 1980 → De boekhouding van het hiernamaals →onderzoekt testamenten: daarin een echte obsessie voor hoe men moet worden begraven en dergelijke → zeer sterk bezig met ziekenheil opkomst begint vooral in (grote) steden → ± 1380 = 1e verstedelijking < steden: collectief gevoel van vereenzaming →zeker willen zijn van plaats in de hemel 45 4.2.2. ‘Nieuw links’ en ‘new history’ -­‐Past & Present (1952, neo-­‐marxistische inspiratie) Brenner-­‐debate (sinds 1976) of transitiedebat -­‐Immanuel Wallerstein: wereldsysteemanalyse ‘The modern world system’ (1974-­‐1989) Pleidooi voor een herenigde ‘historical social science’ -­‐Emancipatorische kracht van geschiedbeoefening (vrouwen-­‐) en gender-­‐studies; studie van minderheidsgroepen 4.2.3. Micro-­‐storia, nieuwe cultuurgeschiedenis en narrativsme C. Ginzburg 'de kaas en de wormen' (1976); G. Mak ‘In Europa. Reizen door de twintigste eeuw’ (2004) C. Ginzburg: start vanuit Annales-­‐school een eigen strekking: vanuit een bepaald geval onderzoekt hij de realiteit. Italië, 16e eeuw: molenaar Scandella wordt voor de rechtbank gedaagd door de kerkelijke inquisitie wegens ketterij. Hij werd geëxecuteerd omdat hij niet geloofde in de maagdelijkheid van Maria. Het verslag van dit proces is bewaard. Scandella haalde deze mening uit de volkscultuur, eigen ervaring en geleerde boeken: Volkscultuur: verklaring van de schepping: engelen worden uit chaos geboren: metafoor kaas en de wormen: als je kaas lang laat staan komen er zomaar witte maden (=>engelen) uit. • Boeken uit de markt van Venetië: haalt er het atheïsme uit. Volkscultuur en elitecultuur (boeken) werken hier op elkaar in, zijn ideeën worden niet geaccepteerd in zijn tijd. • Deze casus is een voorbeeld van een voorbeeld micro-­‐storia. G. Mak, In Europa. Reizen door de 20e eeuw (2004) • Het is een Nederlandse journalist (landbouwverhalen), historicus • 1999:doorkrant op reis gestuurd (NRC handelsblad) • met markant voorval op welbepaalde plaats • weinig globale structuur, eerder eigen parcours • veel indrukken => groot verhaal • veel vrijheid aan lezer • Een micro-­‐storia: sterk narratief aspect. • Hij kijkt wat voor belangrijke dingen er gebeurd zijn in de 20e eeuw. • Zijn invalshoek: vertrekken van een reeks feiten die op een bijna lokaal vlak plaatsvonden. • micro-­‐storia = ogenschijnlijk klein verhaal Nieuwe cultuurgeschiedenis: Peter Burke, Simon Shama, Robert Muchembled: studies over de heksenvervolging, criminaliteit (golfbeweging en opkomst jongerengeweld) in de annalesstijl. 46 Une histoire du diable, Parijs, 2000 • • • • • • • • • • • • Geschiedenis van de duivel van 12e tot de 20e eeuw. Hoe beeldt men de duivel uit? Waar komt het beeld van de duivel vandaan? Hoe gaan verschillende culturen om met de duivel? (vb. rook WTC-­‐torens: duivel? => verschil EU – VS: belachelijk, volks – bijgeloof) Representatie van culturele aspecten in verband met de duivel. Stereotiep beeld: bokkenpoten, hoorns, stank. Er zijn afbeeldingen in manuscripten van de 12e eeuw gevonden: angstaanjagend. Het concept, beeld gaat zich verspreiden. De duivel kan zich in allerlei vormen aanbieden. Op het moment dat de grote godsdiensten in oorlog liggen, wordt het beeld van de duivel sterker. Het concept is gegroeid in kerkelijke gesloten kring (les moines) en verspreidde zich enorm ontstaan van een collectief angstbeeld. Dat wordt later gebruikt tegen bepaalde groepen, men gaat bepaalde groepen associëren met de duivel, de hel (vrouwen: heksen, homo’s: …) Nu: comics, strips Europa gaat veel luchtiger om met het duivelsbeeld dan in VS (veel sterker geloof). Beeldfragment : duivelsbeeld gebruiken om aan maatschappelijke spanningen te ontsnappen, bv. Hekserij uitroeien. => doorheen geschiedenis: momenten waarin men die schrik omzet in vervolgingen Narrativisme : F. Ankersmit (historische sensatie) J. Tollebeek & T. Verschaffel 'De vreugden van Houssaye. Apologie van de historische interesse' (1992) historische sensatie: feit dat historicus zich nauw persoonlijk verbonden voelt met mensen uit het verleden door zich in te leven in hun denkbeeld -­‐ verzet tegen conjunctuur, structuralisme -­‐ ’92 pragmatische ideeën naar voren brengen -­‐ Haussaye: vergeten Frans historicus 19de eeuw (fin du siècle) -­‐ Historicus werkt uit interesse voor geschiedenis (intellectueel plezier voor historicus bij deze historische sensatie) tot op zeker hoogte: geschiedenis = nutteloos (≠waardeloos!) iedere mens heeft die behoefte = basisbehoefte -­‐ zeer sterk in ’90; nu minder discussie historisch betoog = goede tekst 4.3. De linguistic turn, taal, tekst en tekens (224-­‐244) 4.3.1. Belang linguïstiek, semantiek, semiotiek 47 -­‐> linguïstiek: sociaal; semantiek: wisselende betekenissen; semiotiek: verklaring symbolen en tekens => meestal sterk met elkaar verbonden casus: fotoreclame Adecco-­‐ Schröder Fotoreclame Adecco over dikke man: Op een reclamefolder getoond in de les, zie je een vettige baas met een al even vettige knipoog in zijn ‘blootje’ met een contract voor zijn ***. in Vlaanderen kwam er geen negatieve reactie (grappig). Uit Wallonië kwam er wel negatieve reactie. De mensen in Wallonië decoderen het als “sexual harrasment” op het werk. Er kwam een politieke rel en er waren zelfs officiële klachten. Foto Gerhard Schröder: Via een campagne klaagde de CDU over het gevoerde beleid van Gerhard Schröder. Deze man wou namelijk de staatskas van pensioenen leegroven (2001). Op de campagnefoto’s werd Schröder afgebeeld als een crimineel (profiel, frontaal, profiel). Deze foto’s deden direct denken aan beelden van 65 jaar eerder, want op deze manier werden Joden, Zigeuners en andere “criminelen” ook gefotografeerd in Auschwitz in het jaar 1942. De campagne had echter niet het verwachte effect voor de CDU, waardoor het als een boemerang terug in hun gezicht kwam. Daarop zouden de socialisten deze fout uitspelen tegenover de CDU. -­‐> Het mag dus gezegd worden dat het publiek ook gevoelig is aan de historische laag van bepaalde beelden of berichten. Fundamentele boodschappen kunnen anders gedecodeerd worden, dan oorspronkelijk bedoeld was. Men legt nog steeds bepaalde ongewilde associaties doorheen de geschiedenis. 4.3.2 Traditie en vernieuwing in de filologische methodes -­‐Filologische analyse als verklikker van vervalsing (Lachmann) -­‐ content-­‐analyse uit communicatiewetenschap : vb. terrein politieke communicatie: trukendoos -­‐Amerikaanse campagne 2000 : Al Gore vs. G. W. Bush men maakte hier gebruik van onbewuste beïnvloeding. Reclametechnieken worden toegepast op politiek: onbewuste associaties met negatieve dingen: bureaucRATS. Reclame gaat de tegenpartij in slecht daglicht stellen (Al Gore’s eigen toespraken tegen hem gebruiken). Het misbruik van de meidia zorgt voor de overwinning van Bush. Ze laten de kiezers onbewuste associaties oproepen. -­‐Obama vs McCain: woordstatistiek: welke zijn de stopwoorden: vb. Change -­‐ Kempler LTI (lingua tertii imperii) -­‐ Nazi’s beïnvloeden met taal door gebruik van stopwoorden denkpatroon 4.3.4. semiotiek Foto en film: Martin Wilson, Bergen-­‐Belsen 17-­‐20 april 1945, als filmfragment in ‘Nuit et brouillard’ van Alain Resnais (1955) 48 -­‐ beelden van opruiming getto Warshau: soldaat ruimt met bulldozer de lijken op. -­‐ Ze moesten de kampen opruimen tegen ziektes -­‐ Luitenant Martin Wilson is een Brits officier -­‐ Gefilmd als bewijsmateriaal -­‐ beelden uit context -­‐ opent deur van verwarring Filmtaal: 'Hannah and her sisters' (Woody Allen, 1986) ‘Hannah and her Sisters’ is een film die geregisseerd werd door Woody Allen in 1986. In deze casus vragen we ons af op welk niveau het taalgebruik zich situeert in films. Er zijn verschillende niveaus van taalgebruik die kunnen voorkomen: . Off-­‐screen stem (geweten) . Monologue intérieure . Metataal . Leugens . Ironie . Onderbreken door zwart kader met tekst In deze film wordt bijvoorbeeld de dialogue intérieur gebruikt, alsook de ironie (de regisseur die zelf eventjes in beeld komt en aan gewaagde vergelijkingen doet: zelfbeschouwing (filosofisch: over liefde)), de leugen (het hoofdpersonage belt met de zus van Hannah, liegt herover tegen Hannah),… => In deze casus werd aldus aangetoond dat we eigenlijk constant aan het spelen zijn met taal in films. Tekens, afbeeldingen, film, cartoons, standbeelden: casus: de vele levens van een Franse heldin Jeanne d’Arc • • • • 49 In 1412 in Lorraine (een grensgebied zoals vele andere profeten) geboren In 1425 hoort Jeanne stemmen van heiligen en krijgt ze haar opdracht. Ondertussen gaat het heel slecht met Frankrijk in de 100-­‐jarige oorlog, en is men op zoek naar een oplossing. Een lokale legerleider brengt haar naar de dauphin. Jeanne krijgt een kleine legergroep met zich mee en haalt steeds meer overwinningen. In 1429 bevrijdt Jeanne de stad Reims en brengt ze Karel VII op de troon. In 1430 wordt ze gevangengenomen door de Engelsen en uitgeleverd aan het kerkelijke gezag in de streek. Deze houden een proces door de inquisitie olv. Bisschop Couchon. Ze hoort namelijk stemmen en kleedt zich in mannenkleren. Eerst geeft ze toe aan de aanklacht, maar dan komt ze er op terug. In de ogen van de inquisitie hervalt ze en Jeanne wordt veroordeeld als heks. Ze wordt terug uitgeleverd aan de wereldlijke macht, de Engelsen. Uiteindelijk wordt Jeanne op 19 mei in 1431in Rouen geëxecuteerd en uitgestrooid in Seine (=> vermijden van relieken). • Hertog van Bourgondië verandert van kamp. 100-­‐jarige oorlog is voorbij Na de 100-­‐Jarige Oorlog is de koning echter een nieuw prestige aan het opbouwen en wil hij niet geassocieerd worden met een heks. Hij laat een proces tot herziening (1455-­‐1456) door de kerk inrichten. Ook is er de tussenkomst van de familie, die een klacht bij de Kerkelijke rechtbank neerlagt. Er zijn vele verschillende informatiebronnen (zowel van historisch als politiek belang) die nieuwe inzichten in het leven van Jeanne D’Arc. Jeanne D’arc of Jeanne Darc? • 1755: Voltaire schrijft “La Pucelle”, waarin hij de rol van Jeanne beperkt. Voor hem is Jeanne een gewoon boerenmeisje => Jeanne Darc • 1841: In zijn bronneneditie maakt Chartrist Quicheret een republikeinse visie mogelijk. Karel VII staat aan de basis van Frankrijk, hij is belangrijk. => Jeanne Darc • • • • Er volgt een christelijk tegenoffensief, olv. Mgr. Dunanloup. In 1894 wordt Jeanne gelukzalig verklaard (=> Jeanne D’Arc). Na de Frans-­‐Pruisische oorlog echter, verdwijnt Napoleon III en wordt de 3e republiek opgericht. Die is sterk antiklerikaal, en ook voor hen is Jeanne een gewoon boerenmeisje en niet van adel => Jeanne Darc. In 1874 wordt het eerste standbeeld van Jeanne in de context van het Frans nationalisme opgericht, uit frustratie voor het verlies van de Frans-­‐Duitse oorlog (een vreemde bezetter, de Duitsers, die moet worden weggejaagd). => Jeanne D’ Arc In 1909 wordt Jeanne zalig verklaard, met als feestdag 8 mei, de herdenkingsdag van Jeanne’s terechtstelling. Ook de vrijmetselaars vieren haar dan als bewijs van klerikale onverdraagzaamheid. Om het nationaal élan (Union Sacré=> polarisatie rechts en links) op te vijzelen na WOI, wordt Jeanne D’Arc in 1920 heilig verklaard. Extreem-­‐rechts gebruikt Jeanne ook als tegenhanger van “la Marianne”, ze dient eveneens als symbool tegen Joden en vrijmetselaars op belangrijke functies. Het lichaam van Jeanne is levend verbrand, en haar asse is daarna uitgestrooid in een rivier om trekpleisters van martelaarschap te voorkomen. Er zijn dus geen relieken. “Het reliek van Chinon” dat een been van Jeanne D’Arc meende te zijn, bleek na analyse in 2006 uit de mummie van een Egyptische kat te komen. • • • Jeanne in de literatuur: Shakespeare (in Henry V als heks), Voltaire (infra), Schiller (Die Jungfrau von Orleans), Shaw (Saint Joan), Anouilh (L’Alouette), Brecht (Die heilige Johanna der Schlachthöfe) Jeanne in de film: 1898-­‐1999 Jeanne D’Arc als politiek karikatuur, vb. in Le Soir van 24 augustus 2007, politieke agitatie, vrouw in de politiek. 4.3.5. hermeneutiek en nomothetische aanpak Hermeneuten: W. Dilthey: Verstehenslehre, 50 • • • H.-­‐G. Gadamer P. Ricoeur: herinnering en geschiedenis onderscheid waar en niet waar Nomothetische aanpak: • • • Geschiedenis leidt tot inzicht (’40-­‐’50) G. Hempel P. Gardiner : covering law model Kritiek en gematigder aanpak • • • R. Collingwood: menselijk aspect W.Dray: intern rationeel optreden, marge irrationeel gedrag A. C. Danto: analytisch narrativisme 4.3.6. Structuralisme, poststructuralisme, postmodernisme: -­‐ F. de Saussure: parole en langue -­‐ J. Derrida, relatie tussen ‘signifiant’ en ‘signifié’ blijft onzeker • • intertekstualiteit, dissémination toepassing op iconografie: Nelson Goodman Holbein en Erasmus -­‐Radicaler postmodernisme: R. Barthes, J.-­‐F. Lyotard • wantrouwen tegenover de métaverhalen. -­‐ Narratieve modellen: Michel Foucault (Archéologie du savoir, 1969) • • • pessimistische visie: moderniteit als gevangenis; optimistischer visie: M. de Certeau ‘prise de parole’ P. Bourdieu, N. Chomsky : maatschappelijke betrokkenheid van postmodern denken, deconstructie als ontmaskering. -­‐> betrokkenheid bevolking ontmaskering van Br. Bush 4.3.7. Kritisch realisme als uitweg? -­‐ K. Jenkins, radicaal postmodernisme: geschiedschrijving als ‘zinidee fictie’ ‘Refiguring history’ (2003) -­‐ G. Spiegel, C. Steedman: theory of the middle ground. -­‐ U. Eco ‘Limits of interpretation’ 51 -­‐ R. Bhaskar ‘Possibility of naturalism’ (1998) -­‐> waarde waarheid en verwerken ervaringen. Deel 4: De historische synthese of het specifieke van historische kennis 1. De factor tijd 1.1. Teleologie of theologie: rechte-­‐lijn-­‐theorieën. Geschiedenis en filosofie als tweelingen (259-­‐261) -­‐ teleologisch -­‐ eschatologie (= leer die de einddoelen van God bestudeert), Augustinus: geschiedenis is Gods heilsplan, Gregorius van Tours -­‐ marxisme: evolutie naar ideale situatie -­‐ messianistische heilsverwachting -­‐ geschiedenis = permanent proces van vooruitgang -­‐ rationalisten 18de eeuw (Kant, Lessing, Voltaire) -­‐ idealisten (Hegel, Marx) -­‐ positivisten (Comte) 1.2. De nationale geschiedschrijving: van de natiestaat naar de ‘lieux de mémoire (261-­‐267) -­‐ Europa-­‐centrisme, nationalisme, kolonisatie en imperiale ambitie -­‐De Nederlanden : effect van de scheiding der Nederlanden factor taal? (Van Meteren, Hooft, de Groot: hollandocentrisme kritiek door Pieter Geyl) -­‐ nu nog in Nederland -­‐ Nationalisme der 19de-­‐20ste eeuw -­‐ factor staat? -­‐ romantisch bij Jules Michelet “Histoire de France” -­‐ wetenschappelijker bij Henri Pirenne ‘ Histoire de Belgique’, late uitlopers: F. Braudel, P. Nora: les lieux de mémoire -­‐ Deutsche Errineringsorte (Schutze, 2001) -­‐ Plaatsen van herinnering, een parcours van herinneringen (Nederland en België, 2007-­‐2008) -­‐ Het geheugen van de Lage Landen (J. Tollebeek, M. te Velde, 2009) -­‐ Na Napoleontische oorlogen: landgrenzen door elkaar geschud -­‐> periode van de natiestaten: parlementaire democratie met identificatieproces natie: nationalisme -­‐ factor staat: “Histoire de France” (geschieschrijving over Frankrijk) -­‐ Pirenne: ‘Histoire de Belgique’ -­‐> werd opgepakt door passief verzet vernederlandsing Genste Universiteit 52 -­‐> symbool ‘La Belgique martyr’ (Poor little Belgium)werk: -­‐ legitimeren succesverhaal België in WOI over liberale economie gedragen door de democratie -­‐ evenwichtig opgebouwd verhaal -­‐ samenhorigheidsgevoel tot stand gebracht door gemeenschappelijke belangen die men moet verdedigen -­‐Pirenne had grote impact -­‐ ’30: laatste deel na gruwelen WOII: geschiedschrijving over nationale geschiedenis veel moielijker geworden -­‐L’identité de la France: F. Braudel : kijkt er anders tegenaan (2de Annales-­‐school) -­‐ P. Nora: ‘Les lieux de mémoire’ -­‐> niet meer over grote fresco’s geschiedenis zoals Michelet het romantishch voorstelde -­‐> fresco’s zijn postmodern uit elkaar gespat -­‐over begrippen: vb. Marseillase, le Tricolor, … : wat betekent dit voor de Franse geschiedenis -­‐ over plekken: worden als het ware bijna tastbaar: vb. Auscwhitz -­‐ lezer wordt vrijheid gelaten passages uit te kiezen naar persoonlijke interesses => model van hoe men aan nationale geschiedenis gaat doen Nederland en België: de Lage Landen -­‐> Nederland: Plaatsen van herinnering (tot val van Antwerpen simultaan met Belgische geschiedenis) -­‐> Parcours van herinnering (België)m: eendracht en scheiding, hier wel degelijk over plekken -­‐ Het geheugen van de Lage Landen (J. Tollebeek): -­‐ -­‐ gelijkenissen en uiteenvallen Noord en Zuid om plekken, meer over begrippen overeendracht en uiteenvallen Noord en Zuid( kerk: protestantisme vs katholicisme) -­‐ natie onderzoek: E. Hobsbawn, B.Anderson: ‘Invented tradition’ => deconstructie cf. Derrida -­‐ zoektocht ‘de grootste’ Duitser: Adenauer (kanselier tijdens wederopbouw Duitsland) Fransman: De Gaulle Brit: Churchill => hele nationale geschiedenis wordt verengd naar persoon, van wie het brede publiek nog het meest “beelden” heeft => gevaar: presentisme België: pater Damiaan Nederland: Pim Fortuyn 53 indentificatieprocessen: gemakkelijk manipuleerbare/ bij te stellen attitude ≈ identiteit reactie tegen nationalisme: beweging uit Verlichting: traditie van universele geschiedenis vb. Vico, Voltaire, Montequieu 1.3. Lineair denken en de evidentie van de historische periode -­‐ traditioinele indelen: oudheid – middeleeuwen – moderne tijden: resultaat van renaissance -­‐> geschiedenis door middel van aanbrengen coupures -­‐> elke indeling: visie/ ideologie achter vb. renaissance: benaming ‘middeleeuwen’: periode tussen de eigen tijd (van de renaissance) en de periode naar waar men opkijkt, met name de oudheid moderne tijden: vanaf industrialisatieproces (europacentrisch bepaald) Casus: door DICHOTOMIETHESE -­‐ nadruk op verschillende sociaal-­‐economische aspecten -­‐ contrast zoeken tussen twee verschillende thesen en bundelen in moderniseringsthesen -­‐ heel sterk europacentrisch bepaald => Westers superioriteitsidee nog versterkt door aanslagen van 9/11 Dit superioriteitsidee beïnvloedt ook het denken over binnen-­‐ en buitenlandse politiek! • Benjamin Barber: “Jihad vs. McWorld. How globalism & tribalism are reshaping the world.” Verschenen in 1995: toen heerste er optimisme, men dacht “nu het communisme ingestort is, komen er grote politieke kapitalen vrij waardoor het opnieuw beter zal gaan met de wereld”. Maar Barber onderscheidt twee scenario’s voor de toekomst (=dichotomie!): economische commerciële globalisering <=> religieus fundamentalisme alletwee even bedreigend voor de democratie en het verlichtingsdenken!! • Samuel Huntington: “Clash of Civilizations and the remaking of world order” (1996) (te vgl. met bovenstaand werk!) Huntington reduceert complexe evoluties tot de keuze tussen het religieus fundamentalisme of de Westerse markteconomie. Hij onderscheidt wel een verschil tussen modernisering en verwesterlijking. • Film: n.a.v. Bush’ State of the Union-­‐verklaring: ‘Letter to America’ Bush: “They hate our freedom” Islamitische schrijfster: het anti-­‐Amerikanisme leeft ook bij de gegoede klasse uit de islamlanden, niet enkel bij de klasse die het econ. en financieel moeilijker heeft. Er is geen “kant van de terreur”. Men heeft de taal gegijzeld. Hierdoor ontstaat een postmodernistische visie: als je iemand (zomaar) kan bestempelen als terrorist, is zowat alles mogelijk... => ook politiek denken dichotomisch: zwart-­‐wit: strijd tussen Goed en Kwaad! • Manuel Castells (Catalaans socioloog) 54 Interview: In de happy nineties dacht men dat met het einde van de koude oorlog een nieuwe vrede tot stand zou gebracht worden, maar door verwaarlozing van het politieke en culturele kapitaal door de overheid, verstart de dialoog met andere culturen! Dit is geresulteerd in een huidige crisis, doordat de communicatieve waarden lange tijd verwaarloosd werden. Castells analyseert het ontstaan van de globalisering en de massacommunicatie, en stelt dat het al dan niet toegang hebben tot deze massacommunicatie leidt tot een totaal nieuwe beleving van tijd en ruimte. Wie geen toegang heeft tot de informatie, wie uitgesloten wordt, vervalt in verveling en fundamentalisme. We moeten dus eigenlijk niet strijden tegen het terrorisme en fundamentalisme zelf, maar eerst en vooral de reden ertoe aanpakken! Iedereen moet toegang krijgen tot massacommunicatie! Theorie van de 3 identiteiten: zie p. 270 -­‐Fragment: nuanceert en analyseert gevolgen van globalisering => niet zozeer globaliseringsprocessen maar al dan niet toegang hebben tot (terroristische) netwerken verantwoordelijk voor aanslag 1.4. Cyclus-­‐theorieën (270-­‐275) -­‐ ontstaan bij Polybius: geschiedenis = cyclisch proces zoals van levende organismen (band met cultuur-­‐pessimisme) dat zich met wetmatigheid herhaalt -­‐> eindigt met proces van decadentisme, afsterven Oswald Spengler: -­‐ Untergans des Abenland -­‐ bestaan naties = darwintheorie -­‐ gebruikt door nationalisme, ferme kritiek Arnold Toynbee: Challenge and Response, rol van religie: -­‐model, samenlevingen worden uitgedaagd: -­‐ ook zeer globale visie, samenlevingen comparatief onderzoeken Ondergang? Tenzij samenleving zich kan vasthouden aan morele waarden, vaak ook religieus -­‐optimistische visie: J.B. Vico -­‐> link met natuurfenomenen: ook cyclisch => cycli verbonden met natuurfenomenen (274-­‐275) -­‐> vb. relatie kunnen ontdekken tussen intensiteit uitbarstingen (zonnevlekken) en revoluties -­‐> cf. Annalesschool -­‐> Ibn Chaldoen: stelt dat het vervalscenario (= nomothetische evolutie: een eerste reeks zit in de hoek van het cultuurpessimisme en catastrofe-­‐idee: een schema waarbij politieke regimes, in een zich herhalende cyclus, telkens weer hun jeugd, rijpheid en decadentie doormaken, en waarbij het ene wereldrijk het andere uitschakelt) niet enkel door de grote politiek, maar ook door klimaat en geografie beïnvloed wordt 55 1.5. Immobilisme: geschiedenis zonder verrandering = schijnbare immobiliteit gedurende eeuwen -­‐ Eu: stabiele samenleving in Ancien Régime dichterbij veel crisissen globaal: rustig, kalm Le Roy Ladurie: relatie voedsel – revolting Hij wees op de nagenoeg totale stabiliteit van de Franse bevolking tussen 1300 en 1720, en schreef die toe aan de ecologische stabiliteit in fauna, flora, mens en landbouw. Voor 1300 was er demografische explosie. => schijnbare immobiliteit -­‐ andere vorm van immobilisme : Sovjet-­‐samenleving tot het breukmoment van ‘89 => vaak zichtbaar op grote breukmomenten (cf. casus Wachtel) N. Wachtel, La vision des vaincus Het boek van Wachtel handelt over het einde van de bloeiende Peruviaanse Incacultuur ten tijde van het contact met de Conquistadores. Het geheel van gevolgen staat bekend onder de term Columbian Exchange. De meeste gebruikte sporen van rond 1530 die gebruikt worden zijn Spaanse bronnen. Daarin zien we verwondering over de immobiele Incacultuur maar ook eerbied voor de eigenheid en kunst, en vooral de drang naar het aanwezige edelmetaal. Wachtel benadrukt ook de lezing van Incabronnen bij deze confrontatie van civilitaties, met hun verwondering voor de Spanjaarden: hun teksttraditie en baarden. Voordien was de Spaanse verbazing wijder verspreid (via hun rapporten) omdat zij de Incacultuur wegvaagden. Er was een snelle en diepgaande acculturatie (vb. de overname van de godsdienst) Wachtel bevraagt deze Eurocentristische houding en wil hierbij door de ogen van de Inca’s kijken. Probleem: deze cultuur is schriftloos. Oplossing: picturale en mondelinge overlevering. Tendensen * Zekere vorm van komedie door de Inca’s, velen deden alsof ze de godsdienst overnamen. Een deel van de cultuur wordt overeind gehouden door sluwheid. * Het acculturatieproces is tweezijdig. Het behouden wereldbeeld wordt uit zijn context gerukt: vele structuren zijn immers door de Spanjaarden vernietigd. => gedeconstrueerde flarden van het Incawereldbeeld => foutief gezien als een vorm van folklore De notie “histoire immobile” gaat hier op door de aandacht voor de onveranderde basisattitudes doorheen de tijd. (Te vergelijken met de “heidense” rituelen binnen de christelijke godsdienst.) 2. Oorzakelijkheid 56 -­‐ diverse oorzaken configureren in een kristallisatiepunt: casus: machtsovername door Hitlers (1933) met steun van middenstanders, industriëlen, monarchitsten, militaire kringen, nationalisten, kerkelijke kringen, arbeiders, (NSDAP) • • • • • Reichstag (parlement) gaat in vlammen op. Zondebok: Nederlandse communistische militant Van der Lubben wordt geëxecuteerd. -­‐> Nazi-­‐kopstukken verantwoordelijk voor de brand Een maand later verkiezingen: overwinning voor NSDAP bij verkiezingen met 43.9 % 1932 : Nazi’s zijn voor het eerst regeringsverantwoordelijk 1933 : Hitler wordt kanselier en regeringsleider 1934 : Von Hindenburg sterft en Hitler wordt president Diverse groepen worden verleid (sportpaleis Berlijn, 30 jan 1933): collectieve angst wordt aangesproken (zie ook rol individu: p 172-­‐176). Diverse motieven en frustraties 1 resultaat (Hitler). Middenklasse: • • • • Vaak 1ste slachtoffer van crisissen (inflatie) die Weimar republiek treffen: ze worden geconfronteerd met de beurscrash (Wall Street Crash) van 1929. => werkloosheid Heel gevoelig voor antisemitisme: joden als zondebok voor economische malaise; joden zijn traditioneel ook handelaars (=> “ze nemen ons werk, onze inkomsten af”) Verband met zware economische depressie, dalende koopkracht. Groepen die hun welvaart bedreigd zagen, dachten een ontsnappingspoging te zien bij Hitler. Industriëlen: • • • • Internationale handelaars die dezelfde effecten van crisis ondergingen. Hitler wil sterke staat misschien oplossing voor crisis (Herbewapening staalindustrie): tegen het verdrag van Versailles in. Gaven vaak geleidelijke steun. Ze steken alles op mensen van 1918 die verdrag hebben ondertekend. Monarchisten: • • Weimar is niet hun ding, ze wilden een strak geleid Duitsland Heimwee naar een keizerfiguur (Hitler = goed alternatief) Militaire kring: • • Bestaat vooral uit oude Pruisen, gefrustreerd door WO I debacle (dolksteek) Gevoelig voor ‘lebensraum’, antibolsjewisme Nationalisten: • 57 Partij komt uit 19de eeuw, en had Bismarck ten volle gesteund! • Ontgoocheld door Versailles (verlies grondgebied: Elzas en Lotheringen e.d.). • Hitler wil de smaad aan het Duitse volk wissen. • Pangermanisme • Duitse natie: messianistische zending • translatio Romani Imperii • Kerkelijke kring: • • Bisschoppen hebben zelfde idee voor elitaire samenleving en zijn dus ook gevoelig voor het antibolsjewisme nazi’s minder gevaarlijk dan de Rode Revolutie. Ze kunnen zich vinden in het idee van de autoritaire samenleving van 1 centrale macht die alles controleert. Arbeiders (NSDAP): • • • Kregen simpel antwoord op complexe vragen Oplossing werkloosheid door grote openbare werken Er werd de arbeiders een feestdag op 1 mei toegezegd (ironisch genoeg, nadien werden alle syndicaten en vakbonden uit de weg geruimd). Diepteonderzoek wijst uit: Voor 1930 waren er (in Dortheim) amper stemmen voor NSDAP, maar in 1932 was 37.2% voor Hitler: één voor één worden bevolkingsgroepen gewonnen. Geleidelijke electorale voorsprong zal Hitler aan de macht brengen, waardoor elk democratisch proces kan weggestemd worden. Vanaf 1932 ontstaat een soort domino-­‐effect: Hitlers invloed breidt uit van de middenstanders naar de arbeiders naar alle andere bevolkingsgroepen. Hij spreekt hun collectieve angst aan. We kunnen dit zeer goed illustreren aan de hand van de SPEECH die Hitler enkele dagen na zijn machtsovername geeft, op 30 januari 1933 in het Sportpaleis van Berlijn. Hij manipuleert en verleidt de massa met verschillende retorische trucjes, op gebied van *INHOUD: -­‐ narratieve logica: hij gebruikt elementen uit gebedssessies waardoor mensen zich gaan openstellen voor hetgeen hij zegt -­‐ de verschillende motieven waarom mensen voor Hitler hebben gestemd, worden geïllustreerd (-­‐ als de camera even afzwenkt van de ‘hoofdrolspeler’, kunnen we zien hoe Goebbels naast het podium ook nauwgezet een draaiboek bijhoudt, waarin de grote lijnen van de speech waarschijnlijk in uitgetekend staan. In het slechtste geval kan Hitler altijd terugvallen op deze ‘souffleur’) *VORM: -­‐ eerst aarzelt hij (schijnbaar spontaan en onvoorbereid) maar daarna is het zijn energie die de speech “goed” maakt: zijn gesticulatie, stemverheffingen, roepen … . 2.2. Oorzaken van verandering 2.2.1. Interne dynamiek: individueel gedrag en publiek optreden 58 P. Nisbet: -­‐ belangrijk Amerikaans politicoloog/socioloog -­‐ interne en externe factoren (invloedrijk onder Reagan) -­‐ druk Reagan, Bush sr.: stimuleren weerstand buitenland tegen Sovjet Unie => wapenlevering Afghanistan P. Bourdieu: soorten kapitaal, notie ‘habitus’ – ‘structures structurantes’ -­‐ cultuur : < sociaal, economisch -­‐ habitus (attitude mens gevormd door opvoeding):habitude mens -­‐ sociaal gedrag verwijst ook naar ander gedrag E. Gofman: -­‐ Canadees socioloog: aandacht dramaturgische kanten -­‐ rollenspel: performance/competence -­‐ teksten met etiquetteregels: vb. Il Principe (Machiavelli) A. Giddens: structuratietheorie -­‐ handelingen en structuren werken op elkaar in -­‐ opgang labour & Tony Blair J. Habermas: publieke ruimte -­‐Duits socioloog -­‐ invloed politiek -­‐ ruimte waarin groepen in dialoog gaan met elkaar over politiek (late 17de-­‐18de eeuw: koffiehuizen, vrije pers) 2.2.2. Conflict model -­‐ K. Marx: economische belangen botsen -­‐ R. Dahrendorf: ook psychologische belangen 2.2.3. Evolutie of revolutie? Het Volk of de elite? -­‐ inspiratie door Amerikaanse (1776) en Franse revolutie (1789) -­‐ Romantiek: J. Michelet: Fr. geschiedschrijving -­‐> rol van het volk -­‐ C. Brinton: revolutie als ‘ziektebeeld’ (’30) -­‐> schrik van overwaaien Russische Revolutie -­‐ G. Mosca y pareto: elitetheorie in conflictsociologie -­‐> ’20-­‐’30: fascisme: Mussolini -­‐C.W. Mills : The Power Elite’ De Amerikaanse socioloog CHARLES WRIGHT MILLS (1916-­‐1962) publiceert in 1956 ‘The Power Elite’, waarin hij de vervlechting van economische, politieke en militaire elites beschrijft. Deze elites onttrekken zich door hun onderlinge connecties aan het normale democratische spel van controle. 59 De Amerikaanse president Dwight D. EISENHOWER waarschuwt in zijn afscheidsspeech uit 1961 voor dit gevaarlijke ‘industrieel-­‐militaire’ complex. Recenter zien we dat ook de conflicten rond 9/11 en de war on terror op deze manier gedecodeerd worden. Er wordt gewezen op het merkwaardige toeval dat op 11 september 2001 in het Ritz Carlton hotel in Washington de Carlyle Group een vergadering met haar belangrijkste investeerders organiseert. Onder de investeerders bevinden zich o.a. G. Bush Senior en Shafiq Bin Laden (halfbroer van Osama)… De Carlyle Group heeft enorme belangen in de bewapeningsindustrie en telt in haar rangen vele leden van de Bush-­‐administratie en van het Saoedisch establishment (= POWER ELITE) 2.2.4. generaties -­‐ J. Ortega y gassel -­‐ fluwelen revolutie ’89 (Gorbatsjov) Praagse lente ’68 (Chroestjov) geweldloos geweld en een hele generatie denkt terug 2.2.5. individu of anonieme massa? -­‐ Thomas Carlyle: ‘On Heroes’ -­‐ E. Gibbon: ‘decline and fall of the Roman Empire’ -­‐ niet twijfelende kracht -­‐ kortsluiting beschavingen casus: het taboe rond masturbatie Tot 40-­‐50 jaar geleden, leefde het idee dat men van masturberen ziektes kon krijgen (doof, blind, …) levensbedreigende activiteit en generaties lang geloofde men in die gevolgen. Er kwamen ook schuldgevoelens van. Waarvan? Hoe is het opgekomen? Hoe is het verdwenen? Het ging hoofdzakelijk over mannen. Hoe kwamen die schuldgevoelens op? • • • Door taboes rond seksualiteit? Bijgeloof? Neen, want de antropologie heeft niets gevonden. Door de kerk? Neen, want in de bijbel is er een figuur Ono (vandaar de wetenschappelijke naam Onanie). In de Middeleeuwen en de 17e eeuw was masturbatie geen grote zonde. Wat dan wel? J. Stengers ‘Histoire d’une grande peur: la masturbation’ (1984) Strengers gaat op zoek naar dit fenomeen. Wat blijkt: een actie van individuen heeft miljoenen mensen beïnvloed: alles gaat terug op een boekje: Onania (1710, vermoedelijk door John Marten)In dat boekje dat een commercieel succes is staat dat men ziekten en aandoeningen krijgt als gevolg van masturbatie Samuel Tissot (1760 ‘de l’onanisme’), Kinsey rapport (1948) 60 Deze nieuwe editie door Samuel Tissot is “wetenschappelijker”, met aanvullingen van eigen ondervindingen. Hij onderzocht 1 Zwitserse horlogemaker. Ook is er bewijs met voorbeelden en citaten van bekende artsen (zijn niet authentiek, wel gemanipuleerd of uit hun context gerukt volgens Kinsey). Eind 18e eeuw krijgt men de verwetenschappelijking van de geneeskunde & pedagogie. Het boek wordt opgenomen in alle geneeskundige en pedagogische boeken, dit is verantwoordelijk voor angstklimaat. Ook de theologen volgen; de kleine zonde van toen wordt een grote zonde. Scholen voeren ingewikkelde schoolbaken in en in slaapzalen worden de handen vastgebonden, om masturbatie tegen te gaan. De gevolgen: trauma’s, self-­‐fulfilling prophecies en men gelooft het en men krijgt aandoeningen Nu komt ook de commercialisering: de verkoop van kuisheidsgordels in Parijse catalogi Verdwijning van de “mythe” Circa 1900 ontstaat er twijfel bij artsen. 1948: Kinsey rapport over Amerikaans seksueel gedrag, op basis van een brede statistische gegevens en medische resultaten. Wat blijkt: 92% van de mannen heeft al eens gemasturbeerd en 50% blijft het doen na hun huwelijk. Niemand heeft er aandoeningen aan overgehouden vanaf 1948 begint het taboe stilletjes aan te verdwijnen en is er geen angst meer. Is er een bredere bedding om succes van ‘Onania’ te verklaren? Wat was voedingsbodem voor die massale angst? (Voordien was traditionele preoccupatie bij moraalridders rond homoseksualiteit voordien laag, maar stak de kop weer op). Waarom vooral bij mannen? L’orgasme et l’occident (Muchembled): Lichaamsvochten worden gezien als een cruciaal element van menselijk evenwicht: sperma is heel belangrijk en men wil het verlies ervan tegengaan. Maar : Speelde de horlogemaker (personage i/h allereerste boekje) niet in op andere angstgevoelens van die periode ? Gender aspect : vooral bij mannen veel gevolgen gehad ! Casus: oorzakelijkheid -­‐ 11 sept. 2001 en creatie van een vijandbeeld -­‐ Kruistocht vs. Jihad 61 -­‐ 11 sept. 2001: ‘breaking news’ (CNN: link met Taliban-­‐regime) Vlak na de 9/11-­‐aanslagen legt men al causale verbanden tussen de aanslagen en de Taliban: CNN toont in het ‘Breaking News’ beelden van een persconferentie waarop een Taliban-­‐woordvoerder uitleg geeft zonder dat de zender deze speech ondertitelt of duidt. De link met het Taliban-­‐regime is gelegd, de massa is al beïnvloed. Tevens bevindt de zender zich op het randje van manipuleren en informeren (zie ook casus 9: van toeschouwer naar participatie). Ook Al Jazeera wordt verdacht gemaakt, hoewel de zender voordien als een geslaagd Westers exportproduct werd gezien. Onlangs nog had Bush zelfs plannen om het hoofdkwartier van Al Jazeera in Qatar te bombarderen, maar hij werd tegengehouden door collega Tony Blair. Men tracht vanaf dan op alle mogelijke manieren greep te krijgen op Al Jazeera (men wil aldus de dissidente stemmen het zwijgen opleggen). Het is de eerste keer dat de VS op eigen grondgebied zwaar getroffen wordt door terrorisme. In het westen waren er wel al verschillende terreurgroepen bekend van na WO2, zoals daar zijn: de bende van Nijvel, IRA, ETA, RAF,… De gemende deler bij deze groepen is samen te vatten in drie puntjes: Het geweld is gericht tegen een bestaande rechtsorde/staat/samenleving, die men wil destabiliseren om zo een andere rechtsorde te installeren (niet noodzakelijk een machtsovername, de bestaande regering kan onder druk haar wetten ook aanpassen aan de wensen van de terroristen). Men wil aldus een nieuwe samenleving doen ontstaan. Het geweld uit zich vooral in het vernietigen van gebouwen, voorwerpen,…maar ook personen en individuen. Het gebeurt als een verrassingsaanval (grote geheimhouding binnen de organisatie zelf!) en wordt meestal uitgevoerd door individuen. De heimelijke planning vormt de kern van de terreur. Wat is terrorisme? Is het bestudeerbaar? Wat zijn de definities en de verschijningsvormen? -­‐ Definitie terrorisme Lacoeur : Terrorisme is het hanteren van geweld door een georganiseerde groep met als doel het verwerven van rechten die hen tot dan toe werden geweigerd door diegene waartegen de aanval gericht is. We passen het bovenstaande toe op Bin Laden en Al Qaeda (Taliban). -­‐Geheimhouding Na de aanslagen was het meteen duidelijk voor de hele wereld dat Al Qaeda/Bin Laden de nieuwe vijand was. Via verschillende videoboodschappen eisten ze de aanslagen ook op, maar toch was er over de datering van deze banden, door wie ze gemaakt waren en of ze wel authentiek waren, geen zekerheid. Verder had Bin Laden wel genoeg te kennen gegeven dat hij de Amerikanen niet gunstig gezind was. Als we weten dat alle terroristische organisaties van deze tijd gekenmerkt worden door geheimhouding, kunnen we dan zeggen dat dit hier ook zo was? De bewijzen dat ze het niet geheim hielden: 62 Bin Laden kondigt op een persconferentie in februari 1998, samen met Al Zawahiri en Atef (= brein achter aanslagen 9/11), acties tegen VS aan. In een gesprek met een Amerikaans journalist zegt Bin Laden dat alle Amerikanen mogelijke doelwitten zijn. Waar is aldus de geheimhouding? En inderdaad, enkele maanden na de persconferentie vinden er aanslagen plaats tegen de Amerikaanse ambassades in Kenia en Tanzania (224 doden, waaronder 12 Amerikanen). -­‐Voedingsbodem De voedingsbodem voor het vormen van een vijandbeeld was zeer gunstig. We hebben de explosieve situatie in het Midden-­‐Oosten (Israël-­‐Palestina) en daarenboven worden andere conflicthaarden met religieuze inslag ook opnieuw geactiveerd (Kasjmir, Indonesië-­‐Bali, …). Multiculturele samenlevingen worden onder druk gezet. -­‐Rol van de grote persoonlijkheden van de betrokken partijen -­‐> BIN LADEN: Voorgeschiedenis: Bin Laden is de zoon van een succesvol Saoedisch ondernemer en gaf zin aan zijn leven door in Afghanistan tegen de Sovjetunie te gaan vechten. Hij was dus bondgenoot van de VS en leerde hierdoor de verschillende wapensystemen van de vijand kennen. Er waren twee uiteenlopende visies op Bin Laden vóór 9/11: 1. De toenmalige undercover CIA-­‐agent minimaliseert de rol van Bin Laden en onderdrukt het risico dat Bin Laden zou kunnen vormen. 2. Een strijdmakker van Bin Laden in Afghanistan zegt dat hij een charismatisch leider en een groot strijder is en verheerlijkt hem bovendien. Het Westen heeft Bin Laden groot gemaakt, heeft hem gebruikt in de oorlog tegen de Sovjetunie om hem daarna te laten vallen (Saddam in oorlog tegen de Ayatollah Khomeini in Iran). Nochtans was de relatie tussen de VS en de Taliban niet echt slecht: er zijn getuigenissen dat hoge pieten van de VS in het geheim met de Taliban onderhandelden om Osama uit te leveren als dader van de aanslagen op de ambassades in Afrika, in ruil voor (economische) hulp. Indien deze uitlevering niet zou doorgaan, zouden de VS Afghanistan bombarderen (om de oliepijpleiding die door Afghanistan loopt te raken). De Afghanen reageerden op dit ultimatum door zelf in actie te treden en het sluimerende netwerk van Al Qaeda te wekken. -­‐ REGERING BUSH EN DE POWER ELITE: Voorgeschiedenis: In 2000 komt G.W. Bush aan de macht. Hij kan zich omringen met ervaren rotten uit de republikeinse kweekvijver. Met G.W. Bush komt er aldus opnieuw een familie aan de macht die onderlinge banden heeft gesmeed doorheen de jaren en hierdoor de democratische controle door volksvertegenwoordigers kan omzeilen. Er is sprake van verregaande belangenvermenging (familie Bush, Cheney, Carlyle Group, Condoleezza Rice als voormalig directrice van oliemultinational Chevron, …). 63 Verbanden tussen familie Bush en familie Bin Laden: Osama’s halfbroer redt het bedrijf van Bush Jr. van het faillissement door aandelen te kopen. Beide families hebben ook aandelen in de Carlyle Group. Verbanden tussen familie Bush en familie Cheney: het oliebedrijf van Cheney, Halliburton, heeft de olierechten in Koeweit verworven. Bush Jr. koopt aandelen in dit bedrijf, maar vlak voor de inval in Koeweit verkoopt hij deze aandelen en wordt zo stinkend rijk. Was Bush Jr. ingelicht door zijn vader, de toenmalige president? Verbanden met de Carlyle Group: directeur van dit investeringsbedrijf is Frank Carlucci, voormalig onderdirecteur van de CIA. Dit maakt van het bedrijf de perfecte dekmantel voor spionage, men heeft er namelijk directe toegang tot de gegevens van de CIA. Aandeelhouders in dit bedrijf zijn onder andere Bush Sr. en Shafiq Bin Laden, halfbroer van. Het bedrijf heeft ook grote belangen in Saoedi-­‐Arabië: de familie Bin Laden investeerde in de Carlyle-­‐vestiging in Londen. Frank Carlucci is bovendien goed bevriend met Donald Rumsfeld. Vlak voor 9/11 was er een belangrijke bijeenkomst van invloedrijke (olie)magnaten (belangenvermenging), waarop al duidelijk was dat er een militaire actie ophanden was. In de maanden voor 9/11 waren er de hooggeplaatsten die trachtten te onderhandelen met de Taliban over de uitlevering van Osama Bin Laden (zie hoger). En in de nadagen van 9/11 was een speciale dienst in werking in de VS, opgericht door de regering, om info te manipuleren en te verspreiden. De tegenstander werd hier constant als terrorist afgeschilderd, doch het publiek neemt hier geen aanstoot aan, daar de elementaire regels vervallen zijn. 9/11 is aldus het perfecte alibi om zijn eigen belangen te verkopen aan de publieke opinie. -­‐Elitetheorie van Mills Een elite komt tot stand die zich nog nauwelijks iets van de democratische stelregels aantrekt: versmelting private belangen met publieke functies. Zo heeft de familie Bush oliebelangen en banden met koninklijke familie van Saudie-­‐Arabië. -­‐Ook nog: visie op George W. Bush ‘hij is dom’, ‘ziet dingen te simpel’, ‘hoe kan een middelmatig student inzicht krijgen in de verregaande complexiteit van de hedendaagse internationale politiek’, … We kunnen aldus besluiten dat terrorisme moeilijk te bestuderen is (wie manipuleerde wie in deze situatie? (VS-­‐Bin Laden)), want we dienen te werken met hypotheses en bovendien moeten we redeneren naar analogie. Verder is deze casus een goede illustratie van de notie oorzakelijkheid en van de impact van een individu. 3. De geschiedenis: nuttig en nodig? 3.1. Manipulatie van het verleden 3.1.1 De geschiedenis gemanipuleerd: Clio als hoer 64 P. Valéry (1931) ontgoocheling over politiek misbruik en gebrek aan 'slagkracht' van geschiedenis godsdienstige en ideologische apologie evolutie naar rationalisme: 1440 Lorenzo Valla ontmaskert ‘Donatio Constantini’ Patriotisme: legitimatie van politieke regimes 3.1.2. Geschiedenis en engagement: Clio als bevrijdster In deze casus bespreken we twee historici die in dezelfde periode leefden, namelijk Johan Huizinga (Nederland, 1872-­‐1945) en Henri Pirenne (België, 1862-­‐1935). Beide heren zijn mediëvisten die een belangrijke impact hebben gehad doorheen de tijd, maar toch uit een verschillende historiografische achtergrond komen. Ze hebben toenadering tot elkaar gezocht en onderhielden een levendige correspondentie (deze briefwisseling is nu opgenomen in een kritische editie). Deze correspondentie is uiteraard een vorm van een egodocument, daar ze hun visie op de geschiedenis via deze weg uitwisselden. Huizinga schreef in 1897 een thesis over de hofnar in het Indisch toneel, waarbij hij zijn zoektocht naar een uitweg in de kunst en literatuur bevestigde. Hij zocht zo aansluiting bij de neokantianen die geschiedenis, literaire kwaliteiten en belangrijke esthetische overwegingen intuïtief aanvoelen. Daarna trok hij naar Groningen en Leipzig en werd in 1905 tenslotte professor in de Middeleeuwen in Groningen. In 1908 kwam hij naar Gent op verzoek van Pirenne voor het seminarieonderwijs (en het lam Gods) te bekijken. Hij hield er een zeer persoonlijke visie op de late Middeleeuwen op na. Zo publiceerde hij 1919 zijn ‘herfsttij der Middeleeuwen’, welk een zeer narratief verhaal is. Pirenne was de tegenpool van Huizinga. Hij was de grondlegger van de wetenschappelijke geschiedschrijving in Gent, waarbij hij de wetenschappelijke methodes uit Duitsland haalde waar hij studeerde. In de Methodenstreit (Lambrechtstreit) komt deze dualiteit tot uiting. Huizinga kiest hier resoluut voor de weg van de culturele aspecten, Pirenne gaat mee met Lambrecht en kiest aldus de weg van het nomothetische (wetmatige gerichte geschiedenis). In 1914 kwam er een keerpunt in het denken van beide heren. Zo werd Huizinga niet enkel geconfronteerd met WO1 maar ook met het overlijden van zijn echtgenote. Ook legde hij in dit jaar de laatste hand aan zijn ‘herfsttij’, welk beschreven wordt als ‘a book of remembrance’ waarbij een afstervende samenleving cultureel benaderd wordt. Daarnaast trok hij van Groningen naar het prestigieuze Leiden. Pirenne’s zonen sneuvelden in WO1 en hijzelf werd samen met Paul Fredericq opgepakt in 1917 omdat ze opkwamen tegen de Vlaamse beweging en aldus de Duitse bezetters tegenwerkten. Toen hij zijn tijd moest doorbrengen in Duits gevangenschap en ginds vernederd werd verloor hij zijn geloof in een aantal zaken. Zo werd hij ook geconfronteerd met Lambrecht en diens opvatting over staten. Pirenne’s wereld stortte ineen. In 1914 sloeg overigens ook de toon van de brieven van Huizinga aan Pirenne om, omdat hij ervan overtuigd was dat dit een zware slag voor Pirenne moest zijn daar hij studeerde in Duitsland in zijn jonge tijd. Naast brieven stuurde Huizinga ook boeken en levensmiddelen naar Pirenne. In 1919 kwam Pirenne terug uit gevangenschap naar België waar hij rector werd van de universiteit Gent, later behaalde hij ook nog eredoctoraten aan de universiteiten van Oxford en Straatsburg. In 65 1931 zou Pirenne nog een reactie schrijven op een publicatie van Huizinga over de cruciale periode van de Bourgondische hertogen, waarin hij poneerde dat er verschillende waarheden in een zaak zijn en dat het slechts een kwestie is van invalshoek/belichting. In de jaren 1930 (dirty thirties) werden beide heren overigens constant betrokken bij de actualiteit van de geschiedenis en bleven ze teksten en dergelijke meer produceren. Beide heren bleven echter een tegenstrijdige visie aanhangen (plusieurs vérités) en kwamen zo vaak in elkaars vaarwater (zie 1931 en de publicatie van huizinga). In de jaren 1930 werd Pirenne gedesillusioneerd door de ontwikkeling van de samenleving en kon hij niet leven met de vernederlandsing van de UGent, daarop trok hij naar de ULB (université libre de Bruxelles), waar hij echter wel zijn eigen tijd bleef volgen. Huizinga daarentegen werd nadrukkelijk geconfronteerd met de ontwikkeling van de samenleving. Na zijn ‘herfsttij’ was hij een gevierd historicus en werd rector in Leiden in 1933. Eind januari 1933, net voor het aan de macht komen van Hitler, trok hij naar Berlijn waar hij lezingen gaf. Terug in Nederland werd hij meegesleurd door de actie tegen de daden van Hitler en organiseerde in Leiden een internationaal studentencongres. Daar hij rector was, ontving hij alle delegaties, alsook de Duitse delegatie die geleid werd door Dr. Von Leers, een berucht antisemiet en de auteur van een antisemitisch pamflet. Huizinga maakte duidelijk dat Nederland niet opgezet was met zijn komst en vroeg Von Leers zijn excuses aan te bieden voor het pamflet. Door deze situatie dat uitgroeide tot een misverstand gaan de Duitsers weg en ontwikkelde de situatie zich tot een schandaal. Vanaf toen werd Huizinga gehekeld in Duitsland, toch groeide hij uit doorheen de jaren tot het intellectueel geweten van Europa (belang cultuur). Pirenne betuigde zijn steun aan zijn Nederlandse collega. In 1935 publiceerde Huizinga zijn werk ‘In de schaduw van morgen’ waarin hij een analyse maakt van de totalitaire processen die zijn tijd overheersen en van het geestelijke lijden van zijn tijd. Hij was echter geen cultuurpessimist zoals Spengler, maar een cultuurcriticus. In zijn werk ‘Homo Ludens’ verklaart hij dat spelen de motor is van de creativiteit. 1935 is ook het jaar dat Pirenne stierf (hij was de enige historicus die tot nu toe een staatsbegrafenis kreeg), waardoor hij nooit het antwoord zou kennen op zijn vraag in hoeverre het Duitse volk meegevoerd zou worden door Hitler. Zijn bekendste en belangrijkste werk ‘Histoire de la Belgique’ zou evenwel de onsterfelijkheid tegemoet gaan. In 1942 werd Nederland bezet en werd Huizinga gedwongen door de Duitsers tot ontslag. Er kwam zwaar internationaal protest op dit ontslag, maar toch werd Huizinga tot het einde van zijn leven in ballingschap gehouden in Nederland zelf. Tijdens zijn gevangenschap zou hij nog het werk ‘geschonden wereld’ schrijven dat postuum werd uitgegeven en kritische beschouwingen bevat over wat Huzinga zag als elementen van verval in de Westerse beschaving van zijn tijd. Er zijn dus duidelijke parallellen te trekken tussen de levenslopen van beide heren. Beiden zien namelijk een uitweg in het kritisch omgaan met het verleden en werden gedwongen een positie te kiezen die hun eigen leven zingeving gaf. L. Corluy, De strijd om het geheugen van Israël. De New historians en het Israëlisch-­‐Palestijns conflict, (2003 (groep 1) -­‐Benny Morris, Ilan Pappé, Avi Schlaim: drie revisionistische historici -­‐ Historisch onderzoek naar identiteit en legitimatie van de staat Israël (opgericht 1947, oorlog 1948) -­‐ Een heilzaam positivisme: reconstructie van wat echt gebeurd is. Te doorprikken mythes: 66 -­‐ dramatisch ontstaan van Israël -­‐ ontstaan van Palestijns vluchtelingenprobleem -­‐ Israël moreel superieur? -­‐ Deconstructie van zionistisch project (Th. Herzl, 1897) In 1978, na de voorziene periode van 30 jaar kwamen voordien niet toegankelijke, officiële archivalia vrij in Israël, de VS en Groot-­‐Brittannië over het ontstaan, in 1948, van de joodse staat Israël. Een aantal Israëlitische historici die achteraf onder de benaming ‘new Historians’ bekend zijn geworden hebben dit aangegrepen om kritisch onderzoek over dit conflictueuze ontstaansmoment op te zetten. De new historians of de revisionistische historici herlezen de geschiedenis, ze gaan de feiten anders gaan interpreteren. Dit leidde tot een discussie tussen de historici Benny Morris, Ilan Pappé en Avi Schlaim, zij gaan op zoek naar de identiteit en legitimatie van de staat Israël. Na de tweede wereldoorlog kreeg men een schuldgevoel tegenover de joden, men gaat een eigen joodse bevolking oprichten in Israël (?). Los van het religieuze aspect, namelijk het Jodendom, kent de staat geen enkele eenheid quasi taal en cultuur. De joden waren afkomstig uit verschillende gebieden en kennen een verschillende taal en culturele achtergrond. Na de ineenklapping van de Sovjet Unie kreeg men ondermeer een nieuwe input van joden in 1990. Het feit van de Holocaust was vooral een psychologisch collectief proces, de joden gingen zich opstellen als een bedreigd volk, met een angstgevoel als identiteit. De staat wordt dan ook vertaald als een bedreiging van de godsdienst. Opgericht in 1947 en één jaar later in 1948 mondde dit uit in een burgeroorlog. De new historici doorprikten, door hun minutieuze, bijna positivistische analyse ‘wie es gewesen ist’ van de concrete omstandigheden waarme de joodse staat ten koste van de Palestijnse bewoners gevestigd werd, een aantal stichtingsmythes over Israël. Ze wordt onder andere de mythe van het dramatische ontstaan doorprikt, de staat bestaat vooral uit joden die een generatie na de Holocaust zijn opgegroeid, ze zijn niet zo emotioneel geladen als oorspronkelijk gedacht werd. En het vluchteling, waar traditioneel de schuld gestoken wordt op de Arabische leiders, De New Historians wijzen op de massamoorden in Palestijnse dorpen, aangevallen door Israëlische troepen. Volgens Morris zouden de Israëli's zeker 228 dorpen hebben aangevallen, waarvan in tenminste 41 gevallen de bevolking verjaagd werd. Ook deze mythe wordt met onweerlegbare feiten doorprikt. Bovendien ondergroeven ze ook de pose van het in vergelijking met zijn Arabische buren moreel superieure land die Israël graag tegenover de buitenwereld aanneemt. In 1998, bij de herdenking van 50 jaar Israël, werden hun bevindingen in de media gegooid, namelijk in de tv reeks T’Kuma, wat Hebreeuws is voor verrijzenis, wat de hele discussie deed toenemen. In de gepolariseerde Israëlische samenleving waarbinnen een soort van Kulturkampf tussen de neo-­‐ zionisten en de post-­‐zionisten rond het al dan niet religieuze karakter van de joodse staat woedt. De inmenging van staat in de agenda van de historicus wordt duidelijk in de casus Katz. Katz wordt zijn doctorstitel ontnomen met het argument dat zijn bevindingen over het afslachten in mei 1948 in Tantura, een Palestijns dorp, van een 200-­‐tal inwoners door de Israëlische brigade, louter op mondelinge Palestijnse bronnen was gefundeerd.Antoon de Baets stelde zijn Censorship of the Historical Thought een soort Amnesty International voor de historicus op. 67 De ‘new historians’ ondergroeven met hun kritisch inzicht een stuk valse legitimiteit van de staat Israël, het is uit hun optreden duidelijk geworden dat vrede in het Midden Oosten ook een zaak is van met het recente verleden in het reine te komen, na dialoog en tegensprekelijk historisch onderzoek. De ‘new historians’ hebben zichzelf echter nooit echt een school gevormd. 3.2. De wortels van de West-­‐Europese geschiedschrijving, een historiografische wandeling III 3.2.1. Relgie en staat: in den beginnen waren de grote verhalen -­‐Antieke geschiedschrijving: oorsprong van kritische houding • • Grieken: Herodotos, Thucydides, Polybius Romeinen: Caesar, Sallustius, Livius, Tacitus -­‐ Joods-­‐Christelijke geschiedschrijving: rol opperwezen Augustinus 'de Civitate Dei' ; ogenschijnlijke naïviteit: Flodoard van Reims, Guibert van Nogent, Galbert van Brugge. -­‐ Late middeleeuwen: laïcisering, volkstalen (Froissart, Jacob van Maerlant, Jan van Boendale, Philippe de Commynes) -­‐ Ibn Chaldoen 3.2.2. De mens centraal in Renaissance en Verlichting -­‐ Twee nieuwe tendenzen: reformatie en ontdekkingen a. reformatie en contrareformatie verfijnen bronnenkritiek (Lorenzo Valla: Donatio Constantini; Bollandisten, Mauristen: dom Jean Mabillon) b. ontdekkingen, weg van Europa-­‐centrisme Voltaire, Essai sur les moeurs et l'esprit des nations (1756) rede vervangt voorzienigheid: Vico, Montesquieu, Gibbon 3.2.3. De 19de en 20ste eeuw: vaktechniek, professionalisering en atomisering -­‐1e helft 19e eeuw: romantiek (liberaal) Volksgeist: Herder Carlyle, Michelet, Ranke (brugfiguur naar positivisme) 68 -­‐ 2e helft 19e eeuw: positivisme (lib.) (Auguste Comte, Hippolyte Taine) Marxisme, invloed op historisme (K. Lamprecht; H. Pirenne) professionalisme (Ecole des Chartes 1821): geschiedenis wordt zaak van hoogleraren en archivarissen 3.3. Objectiviteit; a noble dream? 3.3.1. Subjectiviteit, bewust of onbewust casus: negationisme In het voorjaar van 2000 is er een proces in Londen met negationist David Irving als aanklager. De beklaagde is Deborah Lipstadt omdat ze een boek (Denying the holocaust) over het ontkennen van de holocaust had geschreven waarin Irving wordt afgeschilderd als gevaarlijke en invloedrijke negationist. De negationist gaat zelf een klacht neerleggen tegen een historica omwille van zogezegde eerroof. De pers gaat hier veel aandacht aan besteden. Irving is historicus en gedreven amateur-­‐researcher over WO II ( ~Proces Eichmann in Jeruzalem). Hij geeft in ’63 boek uit over bombardementen Dresden (februari ’43). In ’77 publiceert hij “Hitler’s war”: oorlog verklaren vanuit standpunt Hitler. schrijft in 1977 inderdaad al het boek ‘Hitler’s War’, waarin hij stelt dat geen enkel document over de Endlösung door Hitler zélf is ondertekend (en Hitler bijgevolg wordt vrijgesproken van zijn verantwoordelijkheid in de holocaust). Hitler komt veel minder schuldig over, schuld ligt bij Goebbels en/of bij Himmler. Hij wordt aangeklaagd door Nederlandse historici, wegens “niet objectief’. Irving was niet alleen er was een hele ‘community’, “The community of open debate about the Holocaust. Ging men hier niet mee akkoord dan was er volgens de negationisten geen open mind. In België treedt een gelijkwaardig iets op namelijk “Vrij Historisch Onderzoek”. Een al eerder besproken persoon, namelijk Robert Faurisson, die de dagboeken van Anne Frank als vals verklaarde treedt op in een gelijkaardig proces Negationisten willen liever revisionisten genoemd worden (herzien van de geschiedenis). Het is een minder geladen term en ze spelen op de actualiteit in Sigfried Verbeke (schreef voorwoord boek Robert Faurisson). In 2006 is er in Teheran het congres van de vrije mening, voor negationisten. Het congres is een initiatief van president Mahmoud Ahmadinejad, die de holocaust eerder een mythe noemde en zei dat Israël van de kaart geveegd zou moeten worden. De massavernietingswapens van Hitler zijn te vergelijken met de wapens van Saddam, een gezochte reden voor oorlogvoering. Wetten stemmen die negationisme strafbaar maken? • • 69 Noam Chomsky: zo’n wetgeving het einde van de vrije meningsuiting. Vragen rond opportuniteit. • • Gie Van den Berghe: averechts effect negationisten worden martelaars. In Frankrijk, België en Duitsland bestaan er zo’n wetten. De negationisten gaan zelf in de aanval en ze doen beroep op de strategie van de leugen. Tijdens het proces wordt Irving geconfronteerd met experts. Irving beschuldigt deze mensen niet neutraal te zijn. Ze komen tot pseudo wetenschappelijke resultaten, centraal in zijn aanval staat het Leuchter-­‐ rapport : onderzoek van een ingenieur (Fred Leuchter) naar Zyklon-­‐B gas in Auschwitz op vraag van Faurisson (die in 2007 nog in de media is gekomen door zijn aanklacht tegen Robert Badinter, de minister van Justitie onder Mitterand, zelf jood en die ook veel familie heeft verloren in de Holocaust. Badinter had Faurisson een “vervalser van de geschiedenis” genoemd). Er zijn nauwelijks sporen teruggevonden, dus zijn er amper moorden geweest volgens hen, dit is het zogezegd bewijs van het niet bestaan van de Holocaust. Het rapport is ontmaskerd als een leugen en als vervalsing. Tijdens het proces krijgt hij de steun van clubs van de revisionisten. Die clubs hebben tijdschriften, websites, comités. Holocaust is de best gedocumenteerde genocide ooit, omdat het industrieel gepland was. Het was een bureaucratische machine met veel bronnenmateriaal (deportatielijsten Anne Frank). De Holocaust heeft een apart karakter: heel dramatisch • • • Door velen beschouwd als brugpunt in geschiedenis Unieke gebeurtenis: bijna te tragisch om nog binnen de geschiedenis te passen Past in joodse traditie: uitverkoren volk, maar ook lijdend. Ze plaatsen zichzelf min of meer buiten geschiedenis de debatten zijn geladen. Finkelstein : Holocaust Industry Finkelsteins werk Holocaust Industry is scherp en uitdagend. Het aan heel wat kritiek onderworpen geweest. Hij gaat op zoek naar een antwoord op de vraag: ‘Waarom neemt de Holocaust zo’n prominente rol in de westerse en Amerikaanse samenleving in & is dit altijd zo geweest? Gaat op zoek waarom Holocaust zo’n eminente plaats inneemt in de VS en Europa USA: 100 onderzoekscentra rond holocaust, 7 grote holocaustmusea, in 17 staten zijn er specifieke cursussen over holocaust aan verschillende universiteiten, de Holocaust is als het ware een industrie geworden. Het zijn bespiegelingen over de exploitatie van het joodse lijden. De aandacht voor de Holocaust zou namelijk niet voorkomen uit de trauma’s maar uit de zesdaagse oorlog van 70 1976 waarin Israel zich als een klein landje opstelt, de David versus Goliath. Het gaat niet enkel om geopolitieke redenen, maar ook om economisch, namelijk het terugvorderen van in beslag genomen goederen van joden en de ongewilde bevestiging van stereotype geldgeile jood. Dit is in essentie al te lezen in het boek van de Vlaming G. Van den Berghe. Finkelstein ontkent de Holocaust echter op geen enkel moment. Er is een fundamenteel verschil tussen Finkelstein en Irving. Ze zijn subjectief op verschillende manieren, Finkelstein is doelbewust, terwijl Irving slechts deze subjectiviteit als een ideologie gebruikt. Over dezelfde kam scheren? Neen : Irvin liegt en verdraait de feiten. Finkelstein probeert een these te ontwikkelen en pleit voor het terug in de geschiedenis plaatsen van de holocaust, ontdoen van opgefokte karakter (gelijkaardige dingen zijn gebeurd in Cambodja & Rwanda!). Hij ontmaskert de attitude die heerst bij de Amerikaanse bevolking. Hij wil die attitude veranderen, de uniciteit weghalen. De drogreden van het antisemitisme. Israël, de VS en het misbruik van de geschiedenis, Amsterdam, 2006 • Een nieuw boek. • Een sterke analyse • Betrekt de new historians mee in het debat. Het verschil tussen ontkennen en debatteren over perceptie en interpretatie er moet ruimte zijn voor interpretatie. 3.3.2. De historicus als rechter casus: Srebrenica-­‐rapport in Nederland Nederlandse VN-­‐troepen (Dutchbat) verdedigden en beschermden Srebrenica, een moslimenclave in Servië die ingenomen werd door Servische troepen. Op 11 juli 1995 vond echter een massamoord plaats in dit stadje waardoor duizenden moslims het leven verloren. Zijn Nederlandse VN-­‐Blauwhelmen die het stadje moesten beschermen toen verantwoordelijk voor deze massamoord van 11 juli 1995 in ex-­‐Joegoslavië? Deze vraag staat centraal in het uitgebreide Srebrenica-­‐Rapport van 3393 pagina’s dat het NIOD in 2002 uitgeeft (J.C. Blom, P. Romijn, ‘Srebrenica, een veilig gebied. Reconstructie,achtergronden, gevolgen en analyses van de val van een Safe Area’). Dit rapport is een minutieuze reconstructie van alle feiten, opdat men achteraf makkelijker de verantwoordelijken zou kunnen aanduiden. Één van de vaststellingen uit het rapport was dat ook de Europese politiek in deze zaak zwaar gefaald heeft, o.a. het zesmaandelijkse roterende voorzitterschap vormde een probleem. Het rapport is een mooi voorbeeld van het gebruik van technische mogelijkheden en vaardigheden van onderzoekscentra, en van het gebruiken van ‘gevoelige’ (lees: recente en dus eigenlijk niet toegankelijke) archieven. Het rapport heeft dan ook een directe (politieke) impact gehad op het 71 Nederland van na Pim Fortuyn en van vóór Theo van Gogh. Verder kunnen we nog meedelen dat het rapport zeer zakelijk is, bijna positivistisch, waardoor de historicus de status krijgt van iemand die boven de eigen tijd en politiek staat, terwijl hij er toch uitspraken over kan/mag/moet doen. -­‐L. Huyse, Alles gaat voorbij, behalve het verleden, Leuven, 2006 -­‐verwerken traumatische gebeurtenissen -­‐collectief -­‐ na WOII: proces collaboratie -­‐ Hoe collectieve trauma’s verwerken? -­‐Waarheidscommissies (Zuid-­‐Afrika) -­‐ het grote zwijgen gedurende 60 jaar (Spanje en de burgeroorlog) -­‐ de notie ‘genocide’ 3.3.3. Is objectiviteit dan toch bereikbaar? -­‐> gematigde perspectieftheorie casus: moord op Patrice Lumumba Deze casus kan in verband worden gebracht met oorzakelijkheid. Het is echter een illusie dat hoe dichter de feiten bij ons staan, hoe meer we er over zouden weten/kennen. De politieke actualiteit is verantwoordelijk voor het gericht vragen stellen en bepaalt de manier van kijken naar het verleden. Deze casus illustreert verder ook de invloed van bepaalde figuren. In 1960 wordt Congo onafhankelijk van België. Er worden verkiezingen georganiseerd, waarbij Kasavubu (pro-­‐westers) president wordt, met Patrice Lumumba (links-­‐nationalistische MNC (Mouvement National Congolais)) als eerste minister. Op 30 juni 1960 wordt de onafhankelijkheid officieel overgedragen met een feestelijke en plechtige zitting, waarop Koning Boudewijn, die gekomen is met een delegatie van politieke en religieuze leiders, en President Kasavubu van plan zijn te speechen. Na de vrij paternalistische speech van Boudewijn, waarin hij zegt dat de onafhankelijkheid de verdienste is van België en vooral van Leopold II, neemt Lumumba geheel onverwacht het woord. In zijn speech reageert hij zeer hard op de woorden van Boudewijn en veroordeelt hij het Belgische kolonialisme (de beledigingen, de pijn, het leed,…). Lumumba’s speech wordt door de aanwezige Congolezen op applaus onthaald. Boudewijn is zeer misnoegd en verlaat de zaal. Vanaf dan ontstaat een proces van diabolisering van Lumumba in de Belgische pers, want Lumumba zou het zelf gezocht hebben door zijn uitdagend optreden, welk getuigt van onontwikkeldheid. Langs de andere kant kwamen er reacties zoals ‘Hitler is nooit zo hard aangepakt geweest als Lumumba’. Algemeen kunnen we stellen dat men deze zaak heeft trachten te herleiden tot een probleem van persoonlijke aard. 72 Uit een citaat van toenmalig Belgisch eerste minister Gaston Eyskens kunnen we afleiden dat er na deze speech inderdaad ‘zeer ernstige spanningen’ heersten tussen Boudewijn en Lumumba. Er wordt zelfs een minister van Afrikaanse Zaken aangesteld door Eyskens: graaf d’Aspremont Lynden. Lumumba wil een onafhankelijke koers varen tijdens de Koude Oorlog en kiest voor een nationalistische aanpak, terwijl Kasavubu pro-­‐Westers is. Hierop ontstaan afscheidingsbewegingen (rivaliserende groepen) tegen het centrale gezag, sterk vertegenwoordigd in de rijke provincie Katanga. Congo begint steeds meer geïsoleerd te raken tussen het Westen en de Sovjetunie, waarop Lumumba zich naar de Sovjetunie begint toe te keren (self-­‐fulfilling prophecy). Er heerst dus een interne politieke crisis, Katanga en Kasaï worden afgescheiden (Moïse Tsjombé als president) tegen Lumumba die eenheidsstaat wil. Vooral de VS ziet een groot gevaar in Lumumba (ze vrezen een gelijkaardige situatie als in Cuba, met Fidel Castro). De Amerikaanse onrust blijkt ondermeer uit een telegram van Allen Dulles, toenmalig CIA-­‐topman, verstuurd op 26 augustus 1960, waarin hij spreekt over de “Removal of Lumumba” (later bevestigd door senaatscommissie Church, 1975). Ook president Eisenhower spreekt op 18 augustus 1960 over de “Elimination of Lumumba” (later bevestigd in de Washington Post, op 8 augustus 2000, door getuigenis van R. Johnson, die in 1960 bij de National Security Council werkte). Dit heeft verschillende redenen: -­‐ Geopolitieke: VS wil uranium en plutonium + Lumumba is gevaarlijk want hij keert zich steeds meer naar Sovjetunie en VS is bang dat Congo pro-­‐SU gaat worden. -­‐ Dankzij de chaos in het land zelf (interne rivaliteit) zouden ze hun eigen inbreng kunnen verdoezelen, een eventuele moord wordt dan een binnenlandse afrekening. 3 september 1960: Lumumba ontvangt steun van de Sovjetunie. Dit is ultieme bewijs voor VS dat Congo bij linkse kamp aanleunt. 5 september 1960: Kasavubu zet Lumumba af met steun VS af. 6 september 1960: Lumumba zet Kasavubu en zijn regering af. Zo hebben beide heren elkaar politiek geëlimineerd. 14 september 1960: er ontstaat grote chaos in Congo, met legeropstanden waarin Mobutu zich opwerpt als nieuwe machthebber. Mobutu plaatst Lumumba onder huisarrest in Leopoldstad. Zelfs VN-­‐secretaris-­‐generaal Dag Hammarskjöld moet zich even met de zaak komen moeien, nog een indicatie voor de groeiende chaos. 27 november 1960: Lumumba ontsnapt samen met Mpolo en Okito naar Stanleystad (nu Kisangani), maar wordt vlug gearresteerd door een legertroep van Mobutu (Eigenaardigheid: er waren heel dichtbij Belgische UNO-­‐soldaten gelegerd, die van bovenaf opdracht gekregen hadden zich niet te mengen in de zaak). De soldaten van Mobutu brengen het drietal terug naar Leopoldstad, maar dit is niet echt gunstig want de stad is op dat moment een echt kruitvat, er heerst veel politieke onrust. Brussel rekent op de provincie Katanga (in plaats van Kasaï), onder leiding van Moise Tsjombé, om 73 Congo weer onder controle te krijgen. Tsjombé krijgt zeer veel Belgische steun (hij heeft ook een Belgische raadgever, Guy Weber), maar wil Lumumba niet binnenlaten in zijn provincie, want daar zal hij sowieso geëxecuteerd worden (er resideren nl. veel harde tegenstanders van Lumumba in Katanga, die maar al te graag wraak willen nemen). Uiteindelijk stemt Tsjombé toch toe, na zware druk van D’Aspremont (achter elke sterke zwarte man, staat een blanke), om Lumumba te laten uitleveren aan Katanga. 16 januari 1961: Lumumba, Mpolo en Okito worden naar Katanga gebracht. Zes-­‐uurdurende vlucht vanuit Leopoldstad. In het vliegtuig worden ze zwaar gemarteld. Vijf uur na aankomst wordt Lumumba vermoord. Tsjombé gaf op 17 januari 1961 Kapitein Gat bevel tot executie. Cover-­‐up-­‐operatie: ‘Lumumba is in de brousse vermoord door dorpelingen nadat hij opnieuw kon ontsnappen’, dit wordt zelfs bevestigd door verschillende getuigenissen en (valse) verklaringen van Belgische dokters. De lijken worden vernietigd in een zwavelzuurbad door de betrokkenheid van verschillende partijen (België, vijanden van Lumumba in Congo, CIA), daardoor is de dood van Lumumba geen onschuldig feit meer. Er komt grote politieke verontwaardiging in de wereld: men keert zich tegen België en er worden aanvallen gepleegd op Belgische ambassades. Verschillende onderzoeken 1. VS In de jaren ’70 onderzoekt een Amerikaanse commissie Church complotten van de CIA tegen staatshoofden. De uitspraken rond ‘Removal & Elimination’ worden ontdekt (zie eerder). Deze bronnen wijzen op een zekere betrokkenheid! 2. BELGIË In 1991 verschijnt ‘Enquête sur la mort de Patrice Lumumba’ van Jacques Brassine. Hij verdoezelt de Belgische inbreng, legt alle schuld bij de zwarten. De Belgische adviseurs (Weber, d’Aspremont, adviseur van Mobutu Louis Marlière, …) zijn vrij van enige schuld, volgens hem. In 1999 verschijnt ‘De moord op Lumumba’ van Ludo De Witte, waarin hij Brassine tegenspreekt. Hij klaagt de adviseurs aan, legt de schuld bij de Belgen, laat zelfs verschillende namen vallen (o.a. Eyskens). Dit werk zorgt voor zeer veel commotie, zoveel zelfs dat de Belgische (paarse) regering een parlementaire onderzoekscommissie van professionele historici opricht (2000-­‐2002: 40 jaar na de feiten). Het resultaat is een meer dan 800 pagina’s lang verslag: ‘Lumumba. De complotten? De moord’ door Luc De Vos, Emmanuel Gerard, Jules-­‐Gerard Libois en Philippe Raxon. Resultaten van de parlementaire onderzoekscommissie Deze commissie werd opgericht toen er een paarse coalitie aan de macht kwam. Deze willen op goede voet staan met nieuwe machtshebbers in Congo. De commissie heeft bevoegdheden van een onderzoeksrechter (kan in archieven die normaal niet toegankelijk zijn). Het Eindrapport verschijnt in staatsblad. 74 In de inleiding staat: men heeft de neiging om gebeurtenissen van toen te becommentariëren vanuit de huidige wereldvisie. De commissie houdt dus rekening met de gematigde perspectieftheorie: de feiten worden steeds geanalyseerd vanuit onze huidige tijd en maatschappij, maar we moeten ook rekening houden met de toenmalige waardebepalingen en omstandigheden. De maatstaven van toen en die van nu zijn zeer verschillend. Over Lumumba: Hij is geëxecuteerd op 17/1 om +/-­‐21.40 in de brousse en de transfer gebeurde door Congolese autoriteiten, maar met steun van Belgische regeringsraadgevers. De raadgevers zijn moreel verantwoordelijk aan moord met voorbedachten rade. De Belgen gaven aldus niet de opdracht tot moord, maar waren wel op elk niveau aanwezig. België treft aldus een grote morele schuld. Enkele besluiten en conclusies -­‐ Lumumba is inderdaad op 17 januari vermoord. -­‐ De vlucht naar Katanga is door de Congolese autoriteiten begeleid, maar er was wel steun van de Belgische regering. -­‐ België heeft niets gedaan om Lumumba te beschermen. -­‐ België heeft geen respect getoond voor het principe van de Rechtstaat. -­‐ Er is sprake van een grote morele verantwoordelijkheid van Belgische regeringsleden (men spreekt zelfs van ‘moord met voorbedachten rade’). -­‐ Ook koning Boudewijn heeft een rol gespeeld. -­‐ Er zijn ernstige inbreuken gepleegd op het Belgisch en internationaal recht. -­‐ Er is zeker sprake van belangenvermenging. -­‐ De archieven waarmee de commissie moest werken waren in een zeer slechte staat, maar toch is het positief dat ze toegang gekregen heeft tot ‘gesloten’ archieven om het onderzoek zo volledig mogelijk te kunnen maken. Volledige openheid en volledige objectiviteit zijn waarschijnlijk niet bereikt, maar het zwartwit-­‐contrast van Brassine is nu wel weggenomen en er is een grijs beeld voor in de plaats gekomen. Al bij al komt België er positief uit: men heeft er alles aan gedaan om tot een volledig inzicht te komen rond deze moord en heeft op die manier België schuld laten bekennen. Op 5 februari 2002 biedt Louis Michel, minister van Buitenlandse Zaken, zijn excuses aan aan het Congolese volk. Dit betekent een stap vooruit, dit zet wel geen punt achter de controverse maar er is ruimte voor debat. Afrondend besluit 75 Is objectiviteit nu bereikt? Vermoedelijk niet, maar toch is het mogelijk geweest om stellingen zoveel jaar na datum aan te passen. 76