Hoofdstuk 9 Paragraaf 9.2 A2 S2-- en O2--ionen treden op als reductor. Na de reactie zijn ze terug te vinden als neutrale atomen in de moleculaire stof SO2. A3 CuFeS2 bevat Error! · 100% = 34,63 massa% Cu Voor de productie van 12 · 106 ton Cu is nodig: 100;34 x 12 ·106 = 3,5 · 107 ton CuFeS2 6 Die hoeveelheid chalcopyriet bevindt zich in Error! x 3,5 · 107 = 1 · 109 ton ertshoudend gesteente B4 Door de warmte wordt het vloeibare glyceryltrinitraat dunner en komt het aan de oppervlakte van de dynamietstaaf. Dit zuivere glyceryltrinitraat is veel makkelijker tot een (explosieve) reactie te brengen dan dynamiet. B5 C3H6N6O6(s) 3H2O(g) + 3 N2(g) + CO2(g) + CO(g) + C(s) B6 a 2 KClO3 4 P + 5 O2 6 P(s) + 5 KClO3(s) 2 KClO3 S + O2 3 S(s) + 2 KClO3(s) b 2 KCl + 3 O2 (x 5) 2 P2O5 (x 3) 5 KCl(s) + 3 P2O5(s) 2 KCl + 3 O2 (x 1) SO2 (x 3) 3 SO2(g) + 2 KCl(s) De SAW-lucifer heeft geen strijkvlak met rode fosfor nodig om tot ontbranding gebracht te kunnen worden. Kennelijk bevindt de rode fosfor zich in de kop van dit type lucifer. Paragraaf 9.3 Experiment 1 Vragen en opdrachten Experiment 2 Vragen en opdrachten a 1 2 3 Cu2+ + 2 e Cu Fe Fe2+ + 2 eFe(s) + Cu2+(aq) Fe2+(aq) + Cu(s) Waarneming: aan het oppervlak van de ijzeren spijker ontstaat een roodbruine vaste stof. De blauwe kleur van de oplossing verdwijnt. Geen reactie. Ag+ + eCu 2 Ag+(aq) + Cu(s) Ag (x 2) 2+ Cu + 2 e (x 1) 2 Ag(s) + Cu2+(aq) We spreken af: *>+ betekent hier: *is een sterkere reductor dan+. Conclusie uit proef 1: Fe > Cu Conclusie uit proef 2: Zn > Fe Conclusie uit proef 3: Cu > Ag De volgorde in reductorsterkte wordt, wanneer we de resultaten uit de drie proeven combineren: Zn > Fe > Cu > Ag. b Experiment 3 Vragen en opdrachten a 1 Cl2 + 2 e2 BrCl2(aq) + 2 Br-(aq) 2 Cl Br2 + 2 e 2 Cl-(aq) + Br2(aq) 2 Cl2 + 2 e2 ICl2(aq) + 2 I-(aq) 2 Cl I2 + 2 e 2 Cl-(aq) + I2(aq) De reactie van I2(aq) met stijfsel zou je als volgt kunnen noteren: I2(aq) + stijfsel(aq) I2--stijfsel(aq) geel/bruin donkerblauw/zwart 2 Br I2 + 2 e 2 Br-(aq) + I2(aq) 3 Br2 + 2 e2 IBr2(aq) + 2 I-(aq) 4 Geen reactie. Na het toedruppelen van wat stijfseloplossing kleurt het mengsel donkerblauw/zwart, maar dat komt door de aanwezigheid van I2. Het I2 uit het joodwater heeft dus niet gereageerd met de aanwezige bromide-ionen. Uit proeven 1 en 2 kun je concluderen dat chloor in staat is om zowel bromide-ionen als jodide-ionen te oxideren. Chloor is een sterkere oxidator dan broom en jood. Uit proef 3 blijkt dat broom in staat is jodide-ionen te oxideren. Broom is een sterkere oxidator dan jood. Uit proef 4 blijkt dat de omgekeerde reactie (tussen joodwater en bromide-ionen) niet verloopt, hetgeen in overeenstemming is met de resultaten uit proef 3. De volgorde naar toenemende oxidatorsterkte wordt dus: jood, broom en chloor. Fluor staat met chloor, broom en jood in groep 17. Fluor is een nog sterkere oxidator dan chloor. Fluor is zelfs zo'n sterke oxidator dat *fluorwater+ niet bestaat: de fluormoleculen reageren direct met de watermoleculen. Ook blijkt dit uit tabel 48: F2 vind je als eerste oxidator genoemd. b c Vragen en opdrachten A8 1 2 3 4 5 6 A9 B10 a b c Verbrandingsreactie, dus automatisch een redoxreactie. Idem. Neerslagreactie. Geen redoxreactie: vóór reactie zijn er Pb2+(aq)-ionen aanwezig. Na reactie zijn deze ionen gevangen in het vaste zout PbSO4(s). In dit lood(II)sulfaat zijn nog steeds Pb2+-ionen aanwezig. Er heeft derhalve géén elektronenoverdracht plaatsgevonden. Redoxreactie. Vóór reactie is het metaal magnesium aanwezig en moleculair broom (Br2). In het ontstane magnesiumbromide zijn ionen Mg2+ en Br- aanwezig. Per Mg-atoom zijn twee elektronen overgedragen aan een Br2-molecuul. Deze elektronenoverdracht duidt op een redoxreactie. Zuur--base reactie. Het zuur H3O+ staat een proton (H+) af aan de base CH3COO-. Hierbij ontstaan respectievelijk de geconjugeerde base H2O en het geconjugeerde zuur CH3COOH. Ontledingsreactie en tegelijkertijd een redoxreactie. Vóór reactie is zilveroxide aanwezig. Zilveroxide bestaat uit Ag+ en O2--ionen. Na reactie is het metaal zilver en zuurstofgas (O2) ontstaan. Per oxide-ion zijn twee elektronen afgestaan aan twee zilverionen. Deze elektronenoverdracht duidt op een redoxreactie. Co2+ is de zwakste oxidator, dan Pb2+ en dan Ag+. Co, Pb en Ag Co is de sterkste reductor, dan Pb en dan Ag. Tot de edele metalen rekenen we bijvoorbeeld Ag en Au. Tot de halfedele metalen behoort onder andere Cu. Voorbeelden van onedele metalen zijn Na, Fe en Pb. Naarmate een metaal edeler is, zullen zijn reducerende eigenschappen zwakker zijn. In BINAS tabel 48 vind je de sterke reductoren onderaan (de onedele metalen) en bovenin de kolom vind je de steeds edelere metalen. B11 a Omdat er dan een ladingsverschil komt tussen vloeistof en elektrode zodat de redoxreacties niet meer plaats kunnen vinden. Door de poreuze wand kan ionen transport plaatsvinden die dit ladingsverschil opheffen C13 a aanwezige deeltjes : Ni, Co2 , Cl─ en H2O Sterkste reductor Ni Sterkste oxidator Co2+ + 2 e- Ni2+ + 2 e Co ⇆ Ni2+(aq) + Co(s) Ni(s) + Co2+(aq) RED V0 = -0,25 V0 = -0,28 OX OX RED ΔV0 = -0,28-(-0,25) = - 0,03 V: evenwicht b aanwezige deeltjes : Fe3+ , Br─ , K+ , I─ en H2O ox Fe3+ + e Fe2+ ( x2) red 2 I I2 + 2 e- (x1) 2 Fe3+(aq) + 2 I-(aq) OX RED V0 = 0,77 V0 = 0,62 ⇆ 2 Fe2+(aq) + I2(aq) RED OX ΔV0 = 0,77-0,62 = 0,15 V: evenwicht c aanwezige deeltjes : Ca , H2O Ca Ca2+ + 2 eV0 = -2,87 2 H2O + 2 e H2 + 2 OH V0 = -0,83 Ca(s) + 2 H2O(l) Ca2+(aq) + 2 OH-(aq) + H2(g) RED OX OX RED ΔV0 = -0,83-(-2,87) = 2,04 > 0,3 V: aflopende reactie d Aanwezige deeltjes : Al , Zn2+ , Cl─ en H2O Al Al3+ + 3 e(x 2) 2+ Zn + 2 e Zn (x 3) 2+ 3+ 2 Al(s) + 3 Zn (aq) 2 Al (aq) + 3 Zn(s) RED OX OX RED ΔV0 = - 0,76-(-1,67) = 0,91 > 0,3 V: aflopende reactie V0 = -1,67 V0 = - 0,76 e aanwezige deeljtes : Na+ , S2─ , Br2 en H2O S2 S + 2 eV0 = -0,48 Br2 + 2 e 2 BrV0 = 1,09 2S (aq) + Br2(aq) S(s) + 2 Br (aq) RED OX OX RED ΔV0 = 1,09-(-0,48) = 1,57 > 0,3 V: aflopende reactie f aanwezige deeltjes : Na+ S2O32─ , I2 en H2O 2 S2O32 S4O62- + 2 eI2 + 2 e 2 I22 S2O3 (aq) + I2(aq) S4O62- + 2 I-(aq) RED OX OX RED ΔV0 = 0,62-0,10 = 0,52 > 0,3 V: aflopende reactie A14 De standaardelektrodepotentiaal van het redoxkoppel MnO4-/H+ is groter dan die van het koppel MnO4-/H2O. Het eerstgenoemde koppel is dus een sterkere oxidator dan het tweede koppel en zal daardoor als eerste reageren. B15 aanwezige deeltjes K+ , I─ O3 en H2O 2 I I2 + 2 eO3 + 2 H+ + 2 e O2 + H2O + 2 I (aq) + O3(g) + 2 H (aq) I2(aq) + O2(g) + H2O(l) ΔV0 = 2,07-0,62 = 1,45 > 0,3 V: aflopende reactie aanwezige deeltjes : K+ , MnO4─ , H+ , Cl─ en H2O 2 Cl Cl2 + 2 e(x 5) MnO4- + 8 H+ + 5 e- Mn2+ + 4 H2O (x 2) B16 10 Cl-(aq) + 2 MnO4-(aq) + 16 H+(aq) ⇆ 5 Cl2(aq) + 2 Mn2+(aq) + 8 H2O(l) ΔV0 = 1,52-1,36 = 0,16 V: er stelt zich een evenwicht, dat naar rechts af kan lopen, zodra Cl2 als gas ontwijkt B17 a b aanwezige deeltjes : H2O2 , H+ , Na+ , SO32─ en H2O H2O2 + 2 H+ + 2 e 2 H2O SO32- + H2O SO42- + 2 H+ + 2 eH2O2 + SO32 SO42- + H2O ΔV0 = 1,77-(-0,09) = 1,86 > 0,3 V: aflopende reactie aanwezige deeltjes : K+ , MnO4─ , H+ , H2C2O4 en H2O MnO4- + 8 H+ + 5 e- Mn2+ + 4 H2O (x 2) H2C2O4 2 CO2 + 2 H+ + 2 e- (x 5) 2 MnO4-(aq) + 6 H+(aq) + 5 H2C2O4(aq) Mn2+(aq) + 8 H2O(l) + 10 CO2(g) ΔV0 = 1,52-(-0,49) = 1,85 > 0,3 V: aflopende reactie c aanwezige deeltjes : Na+ , S2O32─ , Br2 en H2O Br2 + 2 e 2 Br2 S2O32 S4O62- + 2 eBr2(aq) + 2 S2O32-(aq) 2 Br-(aq) + S4O62-(aq) ΔV0 = 1,09-0,10 = 0,99 > 0,3 V: aflopende reactie d aanwezige deeltjes : SO2 ,K+ , ClO3─, H+ , SO42─ en H2O ClO3- + 6 H+ + 6 e Cl- + 3 H2O (x 1) 2+ SO2 + 2 H2O SO4 + 4 H + 2 e (x 3) 3 SO2(aq) + 3 H2O(l) + ClO3-(aq) 3 SO42-(aq) + 6 H+(aq) + Cl-(aq) ΔV0 = 1,45-0,17 = 1,26 > 0,3 V: aflopende reactie B18 aanwezige deeltjes Sn2+ , I─ , overmaat Cl2 Cl2 treedt op als oxidator. Aanvankelijk reageert het met de krachtigste aanwezige reductor: Sn2+, Cl2 + 2e─ 2Cl─ Sn2+ Sn4+ + 2e─ Cl2(aq) + Sn2+(aq) 2 Cl-(aq) + Sn4+(aq) als deze op is reageert Cl2 met de minder krachtige reductor I-. Cl2 + 2e─ 2Cl─ 2I─ I2 +2e─ Cl2(aq) + 2 I (aq) 2 Cl-(aq) + I2(aq) B19 a Br2 + 2 e 2 BrSO2 + 2 H2O SO42- + 4 H+ + 2 eBr2(aq) + SO2(g) + 2 H2O(l) 2 Br-(aq) + SO42-(aq) + 4 H+(aq) Tijdens deze reactie verdwijnt de bruine kleur van het broom. b B20 a b c d C21 a b c d Zoutzuur reageert niet met koper doordat Cu een zwakkere reductor is dan H2 (en H+ een veel zwakkere oxidator dan Cu2+): 2 H+ + 2 e H2 Cu Cu2+ + 2 eΔV0 = 0,00-0,34 < -0,3V. Er vindt geen reactie plaats. Cu Cu2+ + 2 e2 NO3- + 4 H+ + 2 e- 2 NO2 + 2 H2O Cu(s) + 2 NO3-(aq) + 4 H+(aq) Cu2+(aq) + 2 NO2(g) + 2 H2O(l) ΔV0 = 0,81-0,34 = 0,47 > 0,3 V: aflopende reactie Zoutzuur reageert wel met aluminium doordat Al een veel sterkere reductor is dan H2 (en H+ een veel sterkere oxidator dan Al3+). ΔV0 = 0,00-(-1,67) = 1,67 > 0,3 V: aflopende reactie Al Al3+ + 3 e(x 2) + 2H +2e H2 (x 3) 2 Al(s) + 6 H+(aq) 2 Al3+(aq)+ 3 H2(g) CaH2(s) + 2 H2O(l) Ca2+(aq) + 2 OH-(aq) + 2 H2(g) Er treedt elektronenoverdracht op van CaH2 naar H2O. H- treedt op als reductor. H2O treedt op als zuur en H- als base. C22 a b HClO2 Cl Zuur milieu dus H+ als hulpdeeltje er ontstaat water HClO2 + H+ Cl + H2O Massabalans kloppend maken geeft HClO2 + 3H+ Cl + 2H2O Ladingbalans kloppenmaken geeft HClO2 + 3H+ + 4e Cl + 2H2O 1x + H2S S + 2H + 2e 2x HClO2 + 2H2S Cl + 2H2O + 2S + H+ § 9.5 C23 a b C24 a b C25 a b Fe2(SO3)3 Er treedt een redoxreactie op Fe3+ + e─ Fe2+ 2x 22+ SO3 + H2O SO4 + 2 H + 2 e 1x 3+ 2─ 2+ 2─ + 2Fe + SO3 + H2O 2Fe + SO4 + 2H Al2(CO3)3 Al2(CO3)3 + 12H2O 2Al(H2O)63+ + 3CO32─ 2Al(H2O)63+ + CO32─ 2Al(H2O)52+ + H2O + CO2 In zuiver water is H2O de enig mogelijke oxidator. ΔV0 = -0,83-(-0,44) = - 0,39 V: geen reactie In geval 2: O2 + 2 H2O + 4 eFe O2(g) + 2 H2O(l) + 2 Fe(s) 4 OH(x 1) Fe2+ + 2 e(x 2) 2+ 2 Fe (aq) + 4 OH (aq) 2 Fe(OH)2(s) ΔV0 = 0,82-(-0,44) = 1,26 V: aflopende reactie In geval 3: O2 + 4 H+ + 4 eFe O2(g) + 4 H+(aq) + 2 Fe(s) c d 2 H2O (x 1) 2+ Fe + 2 e (x 2) 2 H2O(l) + 2 Fe2+(aq) ΔV0 = 1,23-(-0,44) = 1,67 V: aflopende reactie Geval 2: ΔV0 = 0,82-0,77 = 0,05 V. Er stelt zich een evenwicht in. Geval 3: ΔV0 = 1,23-0,77 = 0,46 V. Nu is er sprake van een aflopende reactie. O2 + 4 H+ + 4 eFe2+ O2(g) + 4 H+(aq) + 4 Fe2+(aq) 2 H2O (x 1) 3+ Fe + e (x 4) 2 H2O(l) + 4 Fe3+(aq)