De kindgerichte jeugdatletiek De Atletiekunie heeft de kindgerichte jeugdatletiek in het leven geroepen. Dit is een vernieuwde jeugdvisie die gebaseerd is op drie uitgangspunten: het Long Term Athlete Development (LTAD) model, het ontwikkelende kind en de speels-prestatieve atletiek. Met deze vernieuwde jeugdvisie wil de Atletiekunie de aantrekkelijkheid van de wedstrijdatletiek en jeugdatletiek verhogen, met als doel een groei van het aantal jeugdleden en een afname van het verloop onder jeugdleden. Dit zowel in trainings- en wedstrijdvormen als binnen de schoolatletiek. Het Long Term Athlete Development model Het LTAD model (rechtsonder) is een model waarbij ‘een leven lang met plezier sporten’ centraal staat. Als sporter zijn er verschillende perioden waarin je lichaam erg gevoelig is voor het leren en ontwikkelen van bepaalde fysieke en motorieke vaardigheden. Voorbeelden hiervan zijn behendigheid, balans, coördinatie, duurcapaciteit en snelheid. Het is dus heel belangrijk om op de juiste momenten aandacht te geven aan de ontwikkeling van de juiste vaardigheden! Op deze manier leer en ontwikkel je deze vaardigheden het beste. Het leven van een sporter is daarom opgedeeld in verschillende fasen. In de afbeelding hiernaast is aan de linkerkant te zien welke fasen er zijn; van ‘Actieve start’ tot en met ‘Trainen voor winst’ of ‘Levenslang actief’. Deze fasen zijn leeftijdsgebonden (dit is te zien aan de rechterkant) zodat elke fase een eigen leeftijdsgroep heeft met een eigen doel, een eigen benadering en eigen aandachtspunten. Hierdoor leert en ontwikkelt het kind dus vaardigheden op het moment dat hij/zij het meest gevoelig is voor juist die vaardigheden. Tot en met de fase ‘Trainen voor omvang’ loopt de sportersloopbaan van een kind gelijk voor iedereen. Vanaf dat moment mag je kiezen voor de prestatiegerichte of de recreatieve kant. Kies je voor prestatie; dan ga je door naar ‘Trainen voor hoog niveau’ en ‘Trainen voor winst’. Kies je voor recreatie; dan ga je voor ‘Levenslang actief’. Deze keuze kan vanaf deze leeftijd gemaakt worden, omdat kinderen vanaf 15 jaar pas in staat zijn tot het maken van bewuste keuzes en daarbij de lange termijn consequenties afwegen. Bij de ‘inrichting’ van de 7 fasen staan de twee andere uitgangspunten centraal; de ontwikkeling van het kind en de speels-prestatieve atletiek. De ontwikkeling van het kind staat centraal Binnen de jeugdatletiek staat het kind zelf centraal. Het kind met zijn mogelijkheden, behoeften en beleving. Ieder kind heeft de behoefte ergens bij te horen, iets te kunnen en zelfstandig te zijn. Als aan deze behoeften voldaan wordt, blijven kinderen gemotiveerd om een sport te beoefenen en legt het een goede basis voor een actieve leefstijl. Het is dus van belang om het kind zelf en zijn ontwikkeling centraal te zetten binnen de jeugdvisie. De speels-prestatieve atletiek Het motto is ‘spelen moet, presteren mag’. De speels-prestatieve atletiek bestaat uit twee zaken: de speelse instelling en de prestatieve instelling. De speelse instelling: kinderen blijven atletiek (of een andere sport) aantrekkelijk vinden als trainingsvormen op een prettige en speelse wijze worden gegeven De prestatieve instelling: kinderen hebben in bijna ieder stadium van ontwikkeling de behoefte aan presteren, een succesje Kort samengevat Het LTAD model zorgt ervoor dat het leven van een sporter in fasen is opgedeeld. Elke fase heeft een eigen naam en een eigen leeftijdscategorie. Daarnaast heeft elke fase een eigen doel, een eigen benadering van de kinderen en eigen aandachtspunten. Bij het ‘inrichten’ van de fasen staat het kind en zijn ontwikkeling centraal, maar is het ook van groot belang dat speels-prestatieve atletiek voorop staat. Zoals eerder genoemd is de loopbaan van een sportend kind in 7 fasen verdeeld. Hieronder is per fase uitgelegd wat er centraal staat en wat er belangrijk is. Actieve start Bij deze fase gaat het erom dat kinderen op een speelse manier de omgeving verkennen en hun grenzen verleggen. Plezier staat absoluut voorop, er is veel variatie binnen de trainingen en weinig wachttijden. Door uitnodigende bewegingsvormen raakt het kind gestimuleerd om te bewegen. De trainingsvormen hebben zoveel mogelijk een individueel doel. Voorbeeld: probeer zoveel mogelijk ballen over het koord heen te gooien. Impliciet/indirect leren staat hier centraal; het gaat niet om de ‘regels’ van het uitvoeren, maar om het zogeheten zelflerend vermogen. De trainer moet ‘spelen’ met de omgeving waarin de beweging uitgevoerd wordt. Als we het eerder genoemde voorbeeld nemen: de trainer verandert de plaats van het gooien. Dus het kind staat meer naar links of rechts, waardoor hij/zij de beweging moet aanpassen om de ballen nog steeds over het koord te krijgen. FUNdament Het motto van deze fase is ‘veel en veelzijdig bewegen op een speelse manier’. Er is meer aandacht voor het leren en ontwikkelen van motorische vermogens (behendigheid, snelheid, ritmisch vermogen en ruimtelijke oriëntatie) en basisvaardigheden (lopen, springen en werpen). Het kind krijgt voor het eerst ta maken met eenvoudige oefeningen van atletiekonderdelen, maar uitstapjes naar andere sporten worden ook gestimuleerd. De trainingen sluiten aan bij de belevingswereld van het kind en ze hij/zij kan de bewegingsdrang uiten. Naast opdrachten met een individueel doel, werken ze ook in tweetallen. Bij deze fase staat wederom impliciet leren centraal. Leren trainen Bij deze fase is het kind erg gevoelig voor het aanleren van wat moeilijkere vormen van bewegen dus is er ook aandacht voor atletiek specifieke vaardigheden en technieken. De trainingen blijven veelzijdig en plezier blijft erg belangrijk, maar het gaat hier om de zogeheten essentie van de beweging. Dat wil zeggen; wat moet je doen om zo hoog, ver of snel mogelijk te gaan? Impliciet leren staat hier nog steeds centraal; de focus ligt niet op de details, maar op resultaat en de efficiëntie van de beweging. Het is vanaf nu mogelijk om in groepen te werken en daarnaast leert het kind omgaan met de gang van zaken tijdens wedstrijden en trainingen (regels, afspraken, veiligheid). Trainen voor omvang Bij deze fase gaat het om het leggen van een fysieke basis. Een basis die gericht is op omvang waardoor het kind meer belast kan worden. Expliciet/direct leren komt hier aan bod; leren door middel van verbale communicatie. De atleet krijgt op een verwoordbare wijze kennis over het ‘wat en waarom’ en het doel van de beweging (verder, hoger, sneller). Bovendien leert hij/zij de mentale aspecten van een wedstrijd (tactiek, omgaan winst/verlies, voorbereiding). De aandacht ligt echt op het verbeteren van de atletiek specifieke vaardigheden en technieken. Trainen voor hoog niveau De groeispurt van het kind is afgelopen en kan meer trainingsbelasting aan. Bij deze fase gaat het om de optimalisering van de vaardigheden en beginnen ze met zich te specialiseren. Naast het verhogen van capaciteit, is deze fase ook gericht op het trainen van meer vermogen. De inhoud van de trainingen zijn meer afgestemd op de individuele atleten en ze krijgen steeds meer te weten wat het betekent om op niveau te presteren (sociaal, planning, voeding etc). Trainen voor winst Bij deze fase gaat het om trainen om te winnen. De atleten zijn nu zo ver ontwikkeld dat ze de meest intensieve trainingen aankunnen en zich gericht voorbereiden op belangrijk wedstrijden. Levenslang actief Bij deze fase gaat het erom dat de atleet op een plezierige wijze de atletiek kan beoefenen, met eigen doelstellingen en eigen motieven als uitganspunt. Samen de atletiek beleven staat centraal. Het gaat om veel en veelzijdig op eigen niveau en de atleten hebben een eigen inbreng. Deze fase is niet leeftijdsgebonden; een sporter kan op ieder moment in zijn loopbaan instromen in deze fase. Wil je meer informatie? De totale ‘Jeugdvisie’ met daarin de veranderingen voor trainingen per groep vind je hier en het ‘Leerlijnen document’ met daarin de uitvoeringen van de onderdelen vind je hier.