Bijlage 1: Handleiding - Agentschap Innoveren en Ondernemen

advertisement
Bijlage 1 bij het Ministerieel Besluit van 24 december 2012 houdende de uitvoering van het besluit van de
Vlaamse Regering van 24 april 2009 tot toekenning van steun voor projecten ter bevordering van het
ondernemerschap – faillissementspreventie
OPROEP
“faillissementspreventie”
HANDLEIDING
UITERSTE INDIENINGSDATUM: 1 MAART 2013 om 12u
EEN INFOSESSIE OVER DEZE PROJECTOPROEP VINDT PLAATS OP DONDERDAG
31 JANUARI 2013 VAN 15:30 TOT 17:00 UUR
Vlaamse Overheid
Agentschap Ondernemen
Afdeling Economisch Ondersteuningsbeleid
Team Ondernemerschap
Koning Albert II-laan 35 bus 12
1030 Brussel
[email protected]
www.agentschapondernemen.be
Inhoudsopgave
1
Inleiding .................................................................................................................................................. 2
2
Doelstellingen ......................................................................................................................................... 2
SPECIFIEKE DOELSTELLING .................................................................................................................................. 2
ALGEMENE BELEIDSDOELSTELLINGEN ................................................................................................................ 9
3
Inhoud en vorm.................................................................................................................................... 10
4
De indiener ........................................................................................................................................... 10
WIE KAN EEN PROJECT INDIENEN? ................................................................................................................... 10
WERKINGSGEBIED ............................................................................................................................................. 11
5
De aanvraag.......................................................................................................................................... 11
WIE KAN EEN SUBSIDIE AANVRAGEN? .............................................................................................................. 12
DOELGROEPEN .................................................................................................................................................. 12
HOE KUNT U EEN AANVRAAG INDIENEN EN WANNEER? ................................................................................. 12
6
Selectie .................................................................................................................................................. 13
ONTVANKELIJKHEID VAN DE AANVRAGEN ....................................................................................................... 13
DE BEOORDELINGSCRITERIA ............................................................................................................................. 15
DE MONDELINGE TOELICHTING VOOR EEN JURY ............................................................................................. 17
RANGSCHIKKING VAN DE AANVRAGEN ............................................................................................................ 17
TOEKENNING VAN DE SUBSIDIE ........................................................................................................................ 18
7
De subsidie en looptijd van de projecten ........................................................................................... 19
AANVANG EN DUUR VAN DE SUBSIDIEPERIODE ............................................................................................... 19
MAXIMALE SUBSIDIE ......................................................................................................................................... 19
Eigendoms- en gebruikersrecht – Kwaliteitscharter ........................................................................ 19
8
EIGENDOMS- EN GEBRUIKERSRECHT ................................................................................................................ 19
KWALITEITSCHARTER ........................................................................................................................................ 20
9
Evaluatie ............................................................................................................................................... 20
10
Projectbegroting............................................................................................................................... 21
NETTO TE FINANCIEREN SALDO (NFS)............................................................................................................... 21
11
Wettelijk kader ................................................................................................................................ 22
12
Informatie en contactpersonen ....................................................................................................... 23
Handleiding bij de oproep Ondernemerschap ‘faillissementspreventie’
1
1 Inleiding
De oproep faillissementspreventie geeft via een wedstrijdprocedure steun aan projecten van
werkgeversorganisaties of samenwerkingsverbanden met een werkgeversorganisatie. De projecten
moeten tot doel hebben om faillissementen te vermijden en kunnen, uitgaande van Vlaams werkende
organisaties, een regionaal of (sub)sectorale invalshoek hanteren of gericht zijn op specifieke
doelgroepen.
Bedrijven door de crisis helpen is een belangrijke doelstelling van het Regeerakkoord en van Vlaanderen
in actie. Gezien het huidige economische klimaat blijft het cruciaal om in te zetten op maatregelen die
onze ondernemingen in staat stellen sterker uit de crisis te komen. Voor bedrijven die dreigen in
moeilijkheden te geraken wordt nu via deze projectoproep faillissementspreventie een dienstenaanbod
gecreëerd bij werkgeversorganisaties of organisaties die samenwerken met werkgeversorganisaties.
Deze projectoproep heeft als doel om ondernemingen die in moeilijkheden dreigen te komen of
geconfronteerd worden met continuïteitsbedreigende elementen pro-actief te benaderen om hen vanuit
een vertrouwelijke, individuele aanpak te informeren, sensibiliseren en begeleiden naar het bestaande
instrumentarium aangeboden door de overheid in het algemeen en het Agentschap Ondernemen in het
bijzonder. Daarnaast kunnen ook vormen van eerstelijnsadvies en nazorg worden aangeboden, voor zover
de additionaliteit met het aanbod van het Agentschap Ondernemen, en meer bepaald de begeleiding bij
de implementatie van het doorstartplan zoals voorzien in de kmo-portefeuille, duidelijk aangetoond is. De
ingediende projecten mogen een regionale of (sub)sectorale invalshoek hanteren of gericht zijn op
specifieke doelgroepen, maar moeten uitgaan van Vlaamsbreed werkende werkgeversorganisaties of
samenwerkingsverbanden van organisaties met werkgeversorganisaties.
Deze oproep wordt gelanceerd in het kader van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009 tot
toekenning van steun aan projecten ter bevordering van het ondernemerschap.
2 Doelstellingen
SPECIFIEKE DOELSTELLING
Het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009 tot toekenning van steun aan projecten ter
bevordering van het ondernemerschap maakt het mogelijk dat de minister per oproep specifieke
beleidsdoelstellingen formuleert.
De mate waarin het project bijdraagt tot de realisatie van deze specifieke doelstellingen wordt mee in
overweging genomen bij de beoordeling ervan. Een belangrijk aandachtspunt is dat de voorstellen
additioneel moeten zijn aan het reeds bestaande aanbod van tools, diensten en instrumenten enerzijds
en aan de werking van bestaande actoren in het veld, bijvoorbeeld binnen de wet Continuïteit
Ondernemingen, anderzijds. In het kader van voorliggende oproep zal vooral de additionaliteit
beoordeeld worden met het hieronder beschreven instrumentarium van de Vlaamse overheid, maar dus
ook met het instrumentarium op niveau van de federale overheid, bijvoorbeeld in het kader van de wet
Continuïteit Ondernemingen of de Faillissementswetgeving. Het is dan ook belangrijk dat in het
projectvoorstel voldoende gedetailleerd wordt aangegeven hoe en vanuit welke invalshoek de
organisator dit wenst aan te snijden. Heel in het bijzonder zal bij de beoordeling van de ingediende
projecten ook gewaakt worden over de additionaliteit van de werking en het aanbod dat voorzien wordt
in de kmo-portefeuille.
Handleiding bij de oproep Ondernemerschap ‘faillissementspreventie’
2
Instrumentarium van het Agentschap Ondernemen gericht op ondernemingen in moeilijkheden
1. Het stappenplan Preventief Bedrijfsbeleid
Het stappenplan Preventief Bedrijfsbeleid wil potentieel gezonde bedrijven door de crisis heen helpen
omdat ze voor de duurzame jobs van de toekomst kunnen zorgen. Er worden dan ook maatregelen
getroffen om bedrijven op korte termijn in staat te stellen het hoofd te bieden aan de acute gevolgen van
de crisis. Daartoe zet het Vlaams economisch beleid in op een kader dat bedrijfsinvesteringen blijvend
stimuleert door een goede toegang tot kapitaal, het faciliteren van de kredietverlening door financiële
instellingen en het informeren van bedrijven over de financieringsmogelijkheden.
Daarnaast heeft Preventief Bedrijfsbeleid als doel financieel gezonde ondernemingen die problemen
willen voorkomen of bestaande moeilijkheden willen opvangen, te ondersteunen. Preventief
Bedrijfsbeleid (PBB) wil bedrijven sensibiliseren om bewust na te denken over de continuïteit en de
toekomststrategie van hun onderneming. Het Preventief Bedrijfsbeleid is gebaseerd op een akkoord
tussen de sociale partners in de schoot van het VESOC. In dit akkoord wordt sterk de nadruk gelegd op het
vrijwillige initiatief door de bedrijven, maar eveneens op aanmelding van mogelijke
continuïteitsproblemen via werknemers.
In het kader van het preventief bedrijfsbeleid kan een bedrijf starten met de opmaak van een
doorstartplan waarin op basis van de in een ondernemingsscan gedetecteerde problemen, een haalbaar
ondernemingsplan wordt geschreven. Voor de financiering van dit doorstartplan kan via de kmoportefeuille een tussenkomst bekomen worden. Het plan moet dan door erkende dienstverleners van de
kmo-portefeuille uitgevoerd worden. Het Agentschap Ondernemen selecteerde hiervoor dienstverleners
op hun kwaliteiten en ervaring in domeinen zoals algemeen management, HR en organisatie,
operationele kostenbeheersing, marketing en verkoop.
Het Agentschap Ondernemen wordt bij het uitbouwen van dit beleid geadviseerd door het daartoe
opgerichte paritair samengestelde Comité Preventief Bedrijfsbeleid. Sinds de opstart van het Comité in
2009 en na het vastleggen van de nodige werkwijzen, heeft het Agentschap Ondernemen op diverse
terreinen en via diverse media belangrijke inspanningen geleverd tot bekendmaking van het initiatief.
Desondanks blijft het effectieve gebruik van het systeem beperkt.
In het kader van deze oproep faillissementspreventie is het een specifieke doelstelling om de toeleiding
naar dit instrument te versterken.
Meer
informatie
over
het
preventief
bedrijfsbeleid
kan
http://www.agentschapondernemen.be/artikel/preventief-bedrijfsbeleid
gevonden
worden
op
Meer informatie over de kmo-portefeuille vindt u op www.kmo-portefeuille.be.
2. Communautaire Richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in
moeilijkheden1
Het is erg uitzonderlijk dat staatssteun verleend wordt aan bedrijven op basis van deze communautaire
richtsnoeren. Aangezien het echter een theoretische mogelijkheid is, die tot dusver zelden of nooit
effectief gebruikt werd, wordt de mogelijkheid toch vermeld. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen zal
een bedrijf op deze steun beroep kunnen doen. Een projectpromotor kan de mogelijkheid uiteraard wel
altijd aftoetsen bij het Agentschap Ondernemen.
1
Meer informatie over de communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in
moeilijkheden kan gevonden worden op http://europa.eu/legislation_summaries/other/l26079_nl.htm of http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/oj/2004/c_244/c_24420041001nl00020017.pdf
Handleiding bij de oproep Ondernemerschap ‘faillissementspreventie’
3
3. Raamcontracten inzake financieel economische expertise bij complexe dossiers en juridische
ondersteuning en expertise bij de behandeling van complexe dossiers
Gezien de dossiers die desgevallend beroep zouden kunnen doen op reddings- en herstructureringssteun,
maar ook vanuit de ervaring met grootschalige bedrijfssluitingen en de scenario’s die daarbij onderzocht
worden, beschikt het Agentschap Ondernemen over twee specifieke raamcontracten om haar bij te staan.
De raamcontracten worden slechts zelden toegepast, omdat er ook maar zeer zelden gebruik gemaakt
wordt van de mogelijkheid reddings- en herstructureringssteun te verlenen.
Enerzijds betreft het een raamcontract inzake financieel economische expertise bij complexe dossiers. Via
dit raamcontract zou het bijvoorbeeld mogelijk zijn in het kader van de aanmelding bij de Europese
Commissie economische scenario’s meer in detail te ontleden.
Anderzijds betreft het een raamcontract met een advocatenkantoor dat het Agentschap Ondernemen
juridische kan bijstaan bij bijvoorbeeld gesprekken met de Europese Commissie of vragen van Europees
staatssteunrecht.
4. Crisiswaarborgen
Gezien de huidige economische situatie in Vlaanderen breidde de Vlaamse Regering de mogelijkheden
van de generieke waarborgregeling uit met de crisiswaarborgen. Vanaf april 2013 zal de
Waarborgregeling voor een aantal vormen van overbruggingsfinancieringen worden uitgebreid. Zo zal
een kredietlijn die reeds onder de waarborg is gebracht, verlengd of verhoogd kunnen worden.
Daarnaast zal ook de waarborg van een reeds onder de waarborg gebracht krediet of
leasingovereenkomst verlengd kunnen worden, waarbij de duurtijd van het krediet wordt verlengd.
Meer informatie over de generieke waarborgregeling en de crisiswaarborgen kan gevonden worden op
http://www.pmv.eu/nl/diensten/waarborgregeling
of
http://www.agentschapondernemen.be/subsidiedatabank (onder de letter G)
5. Tussenstap/EFREM
Tussenstap en EFREM zijn structurele partners van het Agentschap Ondernemen. Beide organisaties, die
werken aan een fusie, krijgen een werkingssubsidie van het Agentschap Ondernemen voor de uitbouw
van een contact- en informatiepunt (Tussenstap en EFREM). Hiermee wordt concreet antwoord geboden
op de behoeften tot ondersteuning, begeleiding en hulp die gefailleerde ondernemers ervaren.
Vlaamse ondernemers in nood kunnen kosteloos een beroep doen op Tussenstap voor vragen in verband
met: bedreigingen voor het voortbestaan van hun zaak; een gedwongen stopzetting van hun
onderneming; knelpunten die specifiek zijn voor tweedekansondernemers. De organisatie zal een
oplossing voor de hulpvragers trachten te vinden door het verstrekken van eerstelijnsadvies en informatie. De organisatie Zenitor, de overkoepelende vzw van Tussenstap, maakt hiervoor gebruik van
vrijwilligers die vaak zelf een faillissement achter de rug hebben en dus goed kunnen inschatten waaraan
de ondernemer nood heeft en wat hij op dat moment aankan. Zenitor zal ook evalueren of
zelfhulpgroepen een bijkomende meerwaarde kunnen betekenen voor ondernemers in nood. Hiertoe zal
een eerste zelfhulpgroep worden opgericht. Tussenstap zal via haar loopbaancentrum Zenitor ook de heractivering van ondernemers na een gedwongen stopzetting ondersteunen.
Daarnaast zal Zenitor via het informeren van welzijnswerkers zoals OCMW’s en andere de hulpverlening
aan de ondernemers verbeteren. De welzijnswerkers worden slechts in geringe mate met
armoedesituaties van ondernemers geconfronteerd waardoor ze onvoldoende kennis hebben en kennis
opbouwen over deze problematiek. Door de hulpverleners en adviesverstrekkers te ondersteunen met
opleidingen en persoonlijke adviezen wilde Zenitor hieraan iets verhelpen. Hierdoor zal de hoeveelheid
Handleiding bij de oproep Ondernemerschap ‘faillissementspreventie’
4
aan capaciteit voor de opvang van gefailleerden en ondernemers in moeilijkheden ook verder worden
ontwikkeld.
Tussenstap zal haar opgebouwde kennis en verworven expertise betreffende de ruime
faillissementsproblematiek, het préfaillissement, het postfaillissement systematisch bundelen in haar
kenniscentrum en op een laagdrempelige manier aan alle actoren (ondernemers in moeilijkheden en/of in
armoede, hulpvragers, intermediairen, middenveldorganisaties, beleidsverantwoordelijken,…) aanbieden.
Tot dusver blijkt steeds dat de vraag van de ondernemers ruimschoots de opvangcapaciteit van de
organisaties die op dit vlak actief zijn overtreft.
Meer informatie over de werking van Tussenstap en Efrem kan gevonden worden op www.tussenstap.be
of www.efrem.be
Voorwerp van de voor steun in aanmerking komende projecten
1. Inleiding
Het bewaken van de continuïteit van een onderneming is niet alleen voor de ondernemer cruciaal, maar
voor alle actoren in het brede ondernemingsveld. Er zijn vele stakeholders die belang hebben bij het
gezond houden van een onderneming: werknemers, banken, leveranciers, klanten, overheid, het ganse
sociale weefsel rondom de onderneming…
Uit een persbericht van begin december 2012 van Graydon blijkt dat van januari tot november van dit jaar
21.311 jobs op de tocht kwamen als gevolg van het faillissement van de werkgever. Dat zijn er 29% meer
dan over dezelfde periode verleden jaar (in Vlaanderen zelfs +38%), maar iets minder dan in 2009 en
2010. Wel valt op dat vooral de laatste maanden het gecumuleerd jobverlies crescendo gaat. Zo spraken
we in september nog over een toename met 14% en in oktober met 21%. Bovendien worden steeds meer
grote bedrijven getroffen. Nu al tellen we op de faillissementslijst 14 bedrijven die meer dan 100 mensen
tewerk stelden.
De projectoproep is er dan ook op gericht bij te dragen aan oplossingen voor een acuut probleem. De
ingediende projecten zullen dan ook voldoende moeten aantonen dat ze bij het verkrijgen van de subsidie
onmiddellijk operationeel kunnen zijn om de piek aan faillissementen waarmee het Vlaamse Gewest
geconfronteerd wordt mee te helpen bestrijden door onmiddellijke bijstand aan bedrijven in
moeilijkheden of die dreigen in moeilijkheden te komen. Om onmiddellijk operationeel te zijn zal de
projectpromotor de nodige samenwerkingsverbanden dienen af te sluiten om snel de nodige
competenties binnen het projectteam te verzamelen.
Het is voor alle belanghebbenden een uitdaging om tijdig continuïteitsbedreigende factoren te
(h)erkennen. Een bredere maatschappelijke aandacht voor deze problematiek is noodzakelijk om sneller
signalen te kanaliseren en de ondernemer te dwingen op regelmatige tijdstippen de positieve en
negatieve punten van de onderneming te (laten) analyseren.
Bij dreigende moeilijkheden moet de ondernemer sneller reageren en hulp vragen. Zijn boekhouder en
bankier, maar ook ondernemersorganisaties en beroepsfederaties hebben een verantwoordelijkheid naar
oriëntering en begeleiding van de ondernemer.
Als nevendoelstelling naast het onmiddellijk vermijden van faillissementen moeten de projecten die
gesubsidieerd worden via deze oproep bij ondernemers op langere termijn een proces op gang brengen
dat ertoe leidt dat ze op regelmatige tijdstippen de positieve en negatieve punten van hun bedrijf (laten)
analyseren. Deze analyse moet ertoe bijdragen dat signalen continu, tijdig en bewust gecapteerd worden
zodat op de meest adequate manier kan gehandeld worden. Het objectief is dat de ondernemer gaat
nadenken over hoe hij de opportuniteiten kan benutten en hoe hij zich tegen de bedreigingen kan
Handleiding bij de oproep Ondernemerschap ‘faillissementspreventie’
5
wapenen. Op korte termijn, de hoofddoelstelling van deze projectoproep, moet de aandacht van elke
ondernemer met mogelijke continuïteitsproblemen gevestigd worden op de bestaande instrumenten,
dienstverleners en projecten die ter zijner beschikking zijn om een snelle en effectieve interventie
mogelijk te maken.
Het voorwerp van voor steun in aanmerking komende projecten kan de hieronder opgesomde aspecten
bevatten. Het eerste onderdeel, de grondige analyse, kan nooit als zelfstandig project ingediend worden.
Het moet met andere woorden ingediend worden samen met andere onderdelen.
2. Doelgroep van de projecten
Om in aanmerking te komen voor subsidie moeten de projecten gericht zijn op financieel gezonde
ondernemingen die problemen willen voorkomen of bestaande moeilijkheden willen opvangen. De
eindklant van de projectoproep inzake “faillissementspreventie” is dan de onderneming, gevestigd in het
Vlaamse gewest en die voldoet aan de Europese kmo-definitie. Enkel de toeleiding naar de reddings- en
herstructureringssteun kan ook op grote ondernemingen gericht zijn. In de onderneming zijn
continuïteitsbedreigende elementen aanwezig maar het is geen bedrijf in moeilijkheden (volgens de
Europese omschrijving).
Er moet steeds voor gezorgd worden dat de werking gericht is op het vrijwaren van jobs. De impact
van projecten op het behoud van werkgelegenheid is een cruciaal projectcriterium. Er moet ook
aangetoond worden dat de werking additioneel is ten opzichte van de reguliere advies en
informatieverschaffing die georganiseerd wordt vanuit de werkgeversorganisaties en de
verschillende overheden gericht op deze ondernemingen en ten opzichte van andere gesteunde
projecten. Zo bestaat voldoende informatieverschaffing over reguliere financierings- en
subsidiekanalen en zijn er ook voldoende kanalen beschikbaar voor basisinformatie gericht aan
gevestigde ondernemingen.
Een belangrijk criterium ter beoordeling van de kwaliteit van de projecten is de additionaliteit ten
opzichte van de reguliere werking van de organisatie. Deze zal onder andere beoordeeld worden op basis
van de instroomkanalen die gehanteerd worden voor de projecten en de additionaliteit in werking van
het project ten opzichte van andere gesubsidieerde projecten bij dezelfde projectpromotor. De doelgroep
van de gesubsidieerde projecten binnen de oproep “faillissementspreventie” moet dan ook ruimer
genomen worden dan het klassieke ‘cliënteel’ van de projectpromotor dat al via andere projecten
bediend wordt.
3. Types activiteiten die in aanmerking komen voor subsidie
1. Grondige analyse gericht op het proactief opsporen van ondernemingen in moeilijkheden
Deze grondige analyse moet er op gericht zijn proactief op zoek te gaan naar ondernemingen in
moeilijkheden. Deze doelgroep moet in kaart gebracht worden om ze tijdig te kunnen begeleiden en toe
te leiden naar het geschikte overheidsinstrumentarium. De grondige analyse kan vertrekken vanuit een
regionale invalshoek, sectorale invalshoek en desgevallend zelfs vanuit specifieke doelgroepen
ondernemers. De populatie die hulp nodig heeft wordt via deze oefening in kaart gebracht. Dit stelt de
projectpromotor in staat om gericht de juiste bedrijven proactief te benaderen. De projectpromotor toont
daarbij ook meteen aan hoe hij zijn doelgroep afbakent of zal afbakenen om te prospecteren voor de
feitelijke hulp.
De projectaanvraag behandelt dan uiteraard de methodiek van waaruit deze grondige analyse zal
vertrekken. De resultaten van de grondige analyse leveren normaalgesproken de instroom op voor de
andere projectonderdelen die in het aanvraagformulier besproken worden. Hierbij is het belangrijk aan te
geven welke middelen, welk systeem desgevallend zal opgezet worden om knipperlichten tijdig te
Handleiding bij de oproep Ondernemerschap ‘faillissementspreventie’
6
detecteren. De projectpromotor geeft in zijn aanvraag aan welke bronnen gebruikt zullen worden en welk
bronmateriaal nodig is om bedrijven uit de doelgroep te screenen.
Er zijn op zich vandaag al voldoende systemen en databanken om knipperlichten op te sporen, aanwezig
in het ruimere ondernemingsveld. Ze zijn evenwel niet altijd beschikbaar of toegankelijk en worden vaak
te laat, onvoldoende of helemaal niet geconsulteerd. De aanwezige informatie is vaak versnipperd, weinig
gecoördineerd en wordt niet maximaal benut. De vraag is dan ook welke visie de projectindieners hebben
over hoe die continuïteitsbedreigende factoren in het kader van dit project adequaat herkend en benut
kunnen worden en hoe de kwaliteit hiervan zal gegarandeerd worden? Daarbij is het niet de bedoeling
om via deze projectsubsidie tools te ontwikkelen als zelfanalyse instrument.
Dit werkpakket is weliswaar essentieel in deze oproep maar moet additioneel beschouwd worden aan de
reguliere kennis van de doelgroep en de beschikbaarheid van tools en analyse instrumenten door de
indienende organisaties.
Bovendien kan een project nooit enkel dit werkpakket bevatten. Dit werkpakket moet altijd in samenhang
met andere werkpakketten ingediend worden, zodat het onmiddellijk nuttig is bij de bestrijding van
faillissementen.
Dit werkpakket mag maximaal vijftien procent van de totale kostprijs van een goedgekeurd project
omvatten.
2. Sensibiliserings- en informatiemomenten
De projectpromotor kan op maat van de kwantitatieve doelstellingen van zijn project voorzien in een
beperkt aantal sensibiliserende en informatieve sessies. Deze kunnen desgevallend breed opgevat
worden. Het hoofddoel van deze projectoproep is echter niet om sensibiliserings- en
informatiecampagnes te subsidiëren. Wel kan het nodig zijn om de brede doelgroep te sensibiliseren en
te informeren over de individuele dienstverlening die zal aangeboden worden. Gezien het uitdrukkelijk
niet de ambitie van deze projectoproep is om enkel sensibiliserings- en informatiecampagnes te
ondersteunen behoudt het Agentschap Ondernemen zich het recht voor om activiteiten die onder dit luik
voorgesteld worden desgevallend te schrappen uit de projectaanvraag.
Dit werkpakket mag maximaal vijftien procent van de totale kostprijs van een goedgekeurd project
omvatten.
3. Detectie en individuele vertrouwelijke benadering van potentiële kandidaten
Veel ondernemers kunnen niet correct inschatten of ze zich in de gevarenzone bevinden en blijken zich in
veel gevallen meer te laten leiden door perceptie dan door realiteit. De beperkte confrontatie met de
jaarrekening, overheidsgegevens en andere relevante data hebben een signaalfunctie maar leiden de
ondernemer te weinig naar bewustwording, positionering en acties. Een ondernemer moet weten hoe
zijn bedrijf evolueert. Om zijn onderneming succesvol te leiden, moeten een aantal indicatoren opgevolgd
worden die cruciaal zijn voor het beheer, de prognose, de controle en de informatie van het bedrijf.
Vanuit een individuele, persoonlijke benadering kunnen projecten ondernemers enerzijds motiveren
om regelmatig en tijdig hun bedrijf te evalueren en anderzijds onmiddellijk interventies voorzien en
directe begeleiding, toeleiding naar geschikt instrumentarium voor ondernemers die op korte termijn
anders in de problemen dreigen te komen. In de aanvraag moet uiteengezet worden hoe de
projectpromotor deze individuele, persoonlijke aanpak ziet en hoe de projectpromotor ervoor wil zorgen
dat ondernemers bereid zijn richtlijnen en suggesties aan te nemen, die ze binnen hun onderneming snel
en adequaat kunnen inzetten om de continuïteit van hun onderneming te verzekeren.
Handleiding bij de oproep Ondernemerschap ‘faillissementspreventie’
7
4. Eerste financiële en operationele analyse op basis van een scan
In het kader van het preventief bedrijfsbeleid hanteert het Agentschap Ondernemen de Vlerick scan om
een eerste financiële en operationele analyse te maken van een bedrijf dat zich aanmeldt. Projecten
kunnen deze scan gebruiken of mogen een andere scan, gevalideerd door het Agentschap Ondernemen,
hanteren maar het resultaat van de scan moet verzekerd zijn. Het resultaat van de Vlerick scan is een
compact uniform rapport met een overzicht van de voornaamste aandachtspunten die bijdragen tot de
continuïteitsbedreiging en een globaal advies. Het resultaat van de scan moet de continuïteitsdreiging
ontegensprekelijk en goed onderbouwd aanduiden.
Ongeacht welke scan gehanteerd wordt, toont de projectpromotor in zijn aanvraag aan dat de scan zal
uitgevoerd worden door een adviseur of een team van adviseurs met multidisciplinaire competenties: de
bedrijfseconomische analyse heeft betrekking op de verschillende factoren van de bedrijfsvoering en is
op maat van de klant. De projectpromotor geeft in zijn aanvraag duidelijk aan welke
samenwerkingsverbanden zullen aangegaan worden gezien de techniciteit van de materie en de nood aan
onmiddellijk beschikbare competenties. Er moet aangegeven worden welk team, welke personen, met de
aard van de functieomschrijving en de specifieke competenties en ervaring hiervoor zullen ingezet
worden. Deze personen moeten onmiddellijk inzetbaar zijn en geschikt voor het uitvoeren van deze
analyse bij de start van het project.
Deze eerste financiële en operationele analyse moet leiden naar concrete acties, waarbij de ondernemer
kan begeleid worden.
Dit werkpakket is een belangrijk element binnen de projectoproep “faillissementspreventie” en moet een
aantoonbare en concrete meerwaarde opleveren voor het bedrijf met dreigende continuïteitsproblemen.
5. Concrete acties als gevolg van de eerste financiële en operationele analyse: begeleiding
Als resultaat van de eerste analyse van het bedrijf kan blijken dat een verdere begeleiding gewenst is.
Deze begeleiding is essentieel in de oproep, het belangrijkste werkpakket, en moet in de projectaanvraag
zo uitgewerkt worden dat voldoende de complementariteit blijkt met het subsidieerbaar aanbod in de
kmo-portefeuille.
Het kan gericht zijn op verschillende doelstellingen:

Eerstelijnsadvies aan ondernemers die dreigen in moeilijkheden te komen over de
oplossingsrichtingen die kunnen bewandeld worden en het overheids- of ander instrumentarium dat
nuttig kan ingezet worden.

Effectieve interventies gericht op het oplossen van de ergste problemen die de continuïteit van de
onderneming bedreigen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het opzetten van specifieke
begeleiding om tijdelijke liquiditeitsproblemen te overwinnen, zonder dat deze problemen een
draagwijdte hebben die de opmaak van een echt doorstartplan, eigenlijk een vernieuwd
ondernemingsplan, noodzakelijk maken.

Begeleiding gericht op het toeleiden naar het instrumentarium voor het opmaken van een
doorstartplan zoals voorzien in de pijler strategisch advies van de kmo-portefeuille. In het
doorstartplan wordt op basis van de in de ondernemingsscan gedetecteerde problemen een haalbaar
ondernemingsplan geschreven. Om de toeleiding naar dit instrument te verzekeren wordt tien
procent van de subsidie toegekend als variabel deel, dat slechts uitgekeerd wordt naarmate bedrijven
toegeleid worden naar de kmo-portefeuille. Onder toeleiding naar de kmo-portefeuille wordt
verstaan een bedrijf dat door de Commissie Strategisch Advies toegelaten wordt tot opmaak van een
doorstartplan.

Toeleiding naar het overige instrumentarium van het Agentschap Ondernemen of de federale
overheid (wet continuïteit ondernemingen, faillissement).
Handleiding bij de oproep Ondernemerschap ‘faillissementspreventie’
8

Begeleiding gericht op het stopzetten, overlaten of vereffenen van de onderneming, waarbij
overblijvende schulden bij de ondernemer zelf maximaal vermeden worden door het goed doorlopen
van het proces van stopzetting, overlating of vereffening. Om de continuïteit van een onderneming te
waarborgen moet de ondernemer in ieder geval de intentie, motivatie, vaardigheden en het
instrumentarium hebben. Als één of meerdere van de voorwaarden niet meer aanwezig blijkt, moet
de ondernemer aangemoedigd worden om tijdig een beslissing te nemen: overlaten of stopzetten.
Tijdig een onderneming stopzetten of overlaten vermijdt zware maatschappelijke kosten en
overblijvende schulden bij de ondernemer.
6. Toeleiding naar de instrumenten van het Agentschap Ondernemen, in het bijzonder het
stappenplan Preventief Bedrijfsbeleid en het doorstartplan als vorm van strategisch advies
binnen de kmo-portefeuille
De oproep “faillissementspreventie” is er ten dele op gericht om ondernemers beter de weg te laten
vinden naar het bestaande instrumentarium van het Agentschap Ondernemen. Ondernemers kunnen
beroep doen op de kmo-portefeuille. Daartoe werden door het Agentschap Ondernemen dienstverleners
geselecteerd op hun kwaliteiten en ervaring in domeinen zoals algemeen management, HR en organisatie,
operationele kostenbeheersing, marketing en verkoop.
Het doorstartplan moet opgemaakt worden door erkende dienstverleners, waarbij er een
multidisciplinaire analyse van alle continuïteitsbedreigende problemen van het bedrijf wordt uitgevoerd,
gevolgd door een advies dat al deze problemen aanpakt en een implementatieplan. De erkende PBBadviseurs kunnen als partner of onderaannemer actief zijn in het project.
Om de projectpromotoren te motiveren om effectief toe te leiden naar de kmo-portefeuille wordt een
deel van de subsidie variabel gemaakt in functie van de effectieve toeleiding naar de opmaak van een
doorstartplan binnen de kmo-portefeuille.
Belangrijk om weten is dat er een hervorming van de kmo-portefeuille hangende is, waarbij het
instrumentarium verbreed wordt. De erkende PBB-adviseur zal na de hervorming ook het natraject, de
implementatiefase, mogen begeleiden. Bovendien zal, volgens de huidige stand van zaken van
voorbereiding van de nieuwe regelgeving, het subsidiepercentage voor doorstartplannen in het kader van
de huidige crisis opgetrokken worden tot 75%.
7. Nazorg
In de mate dat de additionaliteit ten opzichte van de begeleiding bij de implementatie die toegelaten is
binnen de kmo-portefeuille, maar ook ten opzichte van ander bestaand overheidsinstrumentarium
voldoende aangetoond is, kan ook nazorg voorzien worden als projectonderdeel.
ALGEMENE BELEIDSDOELSTELLINGEN
Deze oproep wordt uitsluitend als een thematische oproep gelanceerd. Enkel projecten die inspelen op
het specifieke beleidsthema (zie ‘specifieke doelstelling’) komen in aanmerking.
Handleiding bij de oproep Ondernemerschap ‘faillissementspreventie’
9
3 Inhoud en vorm
Naar de uitwerking van het project toe worden aan de indieners geen beperkingen opgelegd en kan de
creativiteit van de indieners maximaal spelen.
Uit de projecten moet blijken dat er extra aandacht wordt besteed aan een aantal specifieke punten die
bij ondernemingen met dreigende moeilijkheden (generiek of onder de sectoren, regio’s of doelgroepen)
meer spelen dan bij de gemiddelde ondernemer, rekening houdende met volgende activiteiten:
1° proactieve benadering op vertrouwelijke, individuele basis
2° informatieverschaffing, sensibilisering, toeleiding naar specifiek overheidsinstrumentarium;
3° informatieverstrekking over relevante instanties, overheidsinitiatieven, financiering,…;
4° vertrouwelijke, individuele aanpak op maat van de onderneming
Om in aanmerking te komen voor subsidiëring moet het projectvoorstel minstens voldoen aan de
voorwaarden die bepaald zijn in het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009 tot toekenning van
steun aan projecten ter bevordering van het ondernemerschap en in het ministerieel besluit van 24
december 2012 houdende de uitvoering van dit besluit.
4 De indiener
WIE KAN EEN PROJECT INDIENEN?
Enkel privaatrechtelijke entiteiten, die een werkgeversorganisatie zijn, kunnen een project indienen, al
dan niet in samenwerkingsverband. Publiekrechterlijke entiteiten kunnen optreden als projectpartner,
maar niet als indiener. De structurele partners van het Agentschap Ondernemen, vzw Zenitor
(Tussenstap) en Efrem vzw en ook Boeren op een Kruispunt als gelijksoortige organisatie kunnen
eveneens een project indienen i.s.m. met minstens één ondernemersorganisatie.
ENTITEITEN?
Entiteiten zijn organisaties die niet voldoen aan de definitie van onderneming en dus geen
reguliere economische activiteit uitvoeren, en doorgaans ook niet de vorm van
handelsvennootschappen hebben aangenomen maar wel als bijvoorbeeld VZW opereren.
Met entiteiten worden actoren zoals professionele en interprofessionele organisaties bedoeld,
die de belangen van ondernemers of hun leden behartigen, maar vanuit hun functie als
kenniscentra en netwerking projecten indienen die tot doel hebben het ondernemerschap en
de ondernemerszin te stimuleren en de professionalisering van de bedrijfsvoering en
netwerking te bevorderen.
Om in aanmerking te komen voor subsidiëring moet de indiener beschikken over rechtspersoonlijkheid en
een inschrijvingsnummer hebben in de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO).
ONDERNEMING?
Onder een onderneming wordt verstaan: de natuurlijke personen die koopman zijn of een
zelfstandig beroep uitoefenen, handelsvennootschappen met rechtspersoonlijkheid, burgerlijke
vennootschappen met handelsvorm, de Europese economische samenwerkingsverbanden en
de economische samenwerkingsverbanden, die beschikken over een exploitatiezetel in het
Vlaamse Gewest of zich ertoe verbinden in het Vlaamse Gewest een exploitatiezetel te vestigen
(art. 3, 1°, van het decreet van 31 januari 2003 betreffende het economisch
ondersteuningsbeleid, gewijzigd bij de decreten van 15 juli 2005 en 23 december 2005).
Handleiding bij de oproep Ondernemerschap ‘faillissementspreventie’
10
In deze oproep worden indieners gestimuleerd om projecten op te zetten met een inhoudelijk sterk en
actief samenwerkingsverband. Zeker gezien enkel werkgeversorganisaties projecten kunnen indienen zal
het van belang zijn een degelijk samenwerkingsverband op te zetten om alle noodzakelijke competenties
binnen het projectteam te verzamelen. Voorbeelden van competenties die extern, en in het geval van
samenwerkingen met ondernemingen door toepassing van de wetgeving overheidsopdrachten, kunnen
ingewonnen worden zijn: bankenorganisaties, beroepsinstituten van cijferberoepen, kenniscentra,
consultancy en dienstenbedrijven, subregionale paritaire organisaties, vakbonden, …
Onder een samenwerkingsverband wordt verstaan: samenwerking tussen één (of meerdere) entiteit(en),
één (of meerdere) ondernemingen, of één (of meerdere) bedrijfsgroepering(en) zoals een
beroepsfederatie, sectorfederatie of interprofessionele organisatie. Ondernemingen kunnen wel
optreden als betrokken projectpartners doch kunnen zelf geen aanvraag indienen.
Het is zeer belangrijk dat indien een project namens een samenwerkingsverband wordt ingediend, alle
betrokken partners een actieve rol spelen in de projectuitvoering.
SAMENWERKINGSOVEREENKOMST?
Indien er sprake is van een samenwerkingsverband, dienen de partners hiervan een onderlinge
samenwerkingsovereenkomst op te maken, waarin de samenwerking door hen officieel wordt
bevestigd.
Een
model
van
samenwerkingsovereenkomst
vindt
u
op
www.agentschapondernemen.be onder de rubriek ‘oproep ondernemerschap’ Deze
overeenkomst dient minimaal volgende zaken te regelen:
 Aanduiding van de indiener (coördinator en projectverantwoordelijke) en zijn mandatering
om de aanvraag in te dienen;
 Aanduiding per partner van het samenwerkingsverband van de te leveren diensten of
producten (“wie doet wat?”);
 Gedetailleerde kostenberekening en betalingsmodaliteiten (te betalen prestaties of
sponsoring in cash of natura) per partner van het samenwerkingsverband;
 Opsomming en aanduiding van welke partners geen prestaties verrichten;
 Verklaring dat het samenwerkingsverband een boekhouding voert die toelaat de
projectkosten eenduidig te identificeren;
 Handtekening van alle betrokken partners in het samenwerkingsverband.
Bij het opstellen van een samenwerkingsverband dient er rekening te worden gehouden met de
handhaving van de wet van overheidsopdrachten. Ondernemingen die een actieve rol zullen spelen in het
samenwerkingsverband en die vergoed zullen worden met de subsidie moeten aangetrokken worden via
de toepassing van de wetgeving overheidsopdrachten.
WERKINGSGEBIED
De dienstverlening kan enkel ten goede komen aan het ondernemerschap in het Vlaamse Gewest.
Projecten mogen een regionale invalshoek hanteren.
5 De aanvraag
Een aanvraag kan enkel in het kader van een oproep en binnen een bepaalde periode worden ingediend.
De aanvragen in het kader van deze oproep moeten uiterlijk op 1 maart 2013 om 12.00 uur ingediend zijn.
Hieronder vindt u meer informatie over de aanvraagprocedure en het aanvraagformulier.
Handleiding bij de oproep Ondernemerschap ‘faillissementspreventie’
11
WIE KAN EEN SUBSIDIE AANVRAGEN?
Enkel privaatrechtelijke rechtspersonen, die een werkgeversorganisatie zijn, kunnen een aanvraag tot
subsidiëring indienen. Ook de structurele partners van het Agentschap Ondernemen, vzw Zenitor en vzw
Efrem en ook Boeren op een Kruispunt als gelijksoortige organisatie, kunnen een subsidie aanvragen in
samenwerking met minstens één ondernemersorganisatie.
De indiener (vraag 2 aanvraagformulier) is de instantie die een voorstel indient van het project, die het
project coördineert en die er de eindverantwoordelijkheid van draagt. In die zin is de indiener diegene die
juridisch verantwoordelijk is voor de inhoudelijke, de administratieve en de financiële aspecten van het
project, en dit desgevallend voor alle partners van het samenwerkingsverband in het project en
gedurende alle fasen van de uitvoering van het project. In de tussentijdse- en eindrapportering bevestigt
de indiener steeds de feitelijke en boekhoudkundige juistheid van de vermelde gegevens.
Bij vraag 3 van het aanvraagformulier, Gegevens van de eventuele andere betrokken instanties, dienen de
gegevens te worden vermeld van de andere entiteiten of ondernemingen waarmee een
samenwerkingsverband wordt aangegaan voor de uitvoering van het project. Hier dienen enkel de
gegevens te worden vermeld van die instanties die conceptueel-inhoudelijk meewerken aan het project.
Instanties die louter financieel (sponsoring in cash of natura) bijdragen, moeten enkel vermeld worden bij
de begroting. Instanties die nog zullen aangetrokken worden via toepassing van de wetgeving
overheidsopdrachten moeten hier uiteraard nog niet vermeld worden. De werkgeversorganisaties die een
project indienen zullen bijna altijd expertise moeten inwinnen op de private markt om de gevraagde
competenties binnen het projectteam aanwezig te hebben. Deze competenties zullen via volledige
toepassing van de wetgeving overheidsopdrachten moeten ingewonnen worden. Het is dan ook wenselijk
dat de werkgeversorganisaties hiertoe tijdig de bestekken en procedures opstarten, zodat de projecten na
goedkeuring voldoende snel kunnen starten.
Partners in het samenwerkingsverband die de operationele en financiële scan afnemen, kunnen niet het
doorstartplan maken. In het huidige systeem van het Preventief Bedrijfsbeleid bestaat deze scheiding van
rollen ook en dat wordt zo gehouden binnen deze projectoproep. Deze scheiding van rollen moet het
mogelijk maken om de vernieuwde strategie van het bedrijf te laten formuleren door een actor die verder
kan kijken dan de probleemanalyse van het bedrijf.
DOELGROEPEN
Er wordt expliciet opgelegd aan te geven op welke doelgroep (zoals gedefinieerd in de specifieke
doelstellingen) het project gericht is. Gelieve eveneens te motiveren waarom voor sectorale en/of
regionale accenten werd gekozen (welke criteria werden hiervoor gehanteerd). De voorstellen moeten op
basis van een analyse kunnen aantonen dat er voor de beoogde doelgroepen een
faillissementsproblematiek aanwezig is, die substantieel is voor de regio of (sub)sector waarop men zich
wil richten en die geremedieerd kan worden.
HOE KUNT U EEN AANVRAAG INDIENEN EN WANNEER?
U kunt een aanvraag indienen door gebruik te maken van het specifieke aanvraagformulier voor deze
oproep.
Het gebruik van het aanvraagformulier is verplicht.
Projectvoorstellen die niet op het aanvraagformulier worden ingediend, zijn onontvankelijk en
kunnen dus niet in aanmerking komen voor een subsidie. Het aanvraagformulier wordt gemaild
naar [email protected] én een uitgeprinte en
ondertekende versie van het aanvraagformulier en de vereiste bijlagen ‘Projectbegroting’,
‘Kwaliteitscharter’ en eventueel ‘Samenwerkingsovereenkomst’ met de post opgestuurd naar
of afgegeven bij het Agentschap Ondernemen, Afdeling Economisch Ondersteuningsbeleid,
Handleiding bij de oproep Ondernemerschap ‘faillissementspreventie’
12
Koning Albertlaan-II 35 bus 12, 1030 Brussel.
Zowel de elektronische als de papieren versie van het aanvraagformulier, en de vereiste bijlagen
‘Projectbegroting’, ‘Samenwerkingsovereenkomst’ en ‘Intentieverklaring’ moeten uiterlijk op 1
maart 2013 om 12 uur in het bezit zijn van het Agentschap Ondernemen.
Bij het indienen van de aanvraag moet er rekening gehouden worden met de bepalingen van
deze handleiding die als bijlage bij dit besluit is gevoegd.
Om de indieningsdatum te bepalen, geldt:
1° bij afgifte de datum en het uur op het ontvangstbewijs;
2° bij versturing per post de postdatum;
3° bij e-mail de datum en uur van ontvangst op de servers van het Agentschap Ondernemen.
Het aanvraagformulier, de projectbegroting, het kwaliteitscharter, de samenwerkingsovereenkomst en de
handleiding zijn vanaf de inwerkingtreding van het ministerieel besluit beschikbaar bij het Agentschap
Ondernemen, afdeling Economisch Ondersteuningsbeleid, Koning Albert II-laan 35 bus 12 in 1030 Brussel.
Het aanvraagformulier, de projectbegroting, het kwaliteitscharter en de samenwerkingsovereenkomst
kunt u, net als deze handleiding en andere relevante documenten, downloaden van de website
www.agentschapondernemen.be onder de rubriek oproep ondernemerschap of aanvragen via
[email protected].
Het is belangrijk dat het projectvoorstel in het aanvraagformulier goed onderbouwd wordt en nauwkeurig
wordt uitgewerkt.
De aanvraag moet worden ingediend voor het project van start gaat. Dit wil zeggen dat u op het moment
dat u uw aanvraag indient nog geen subsidieerbare activiteiten hebt ondernomen in het kader van het
door u, binnen deze oproep, ingediende project.
Na 1 maart 2013 om 12 uur kunt u geen aanvraag meer indienen in het kader van deze oproep. Er zijn dan
ook geen wijzigingen meer mogelijk in de ingediende projectvoorstellen. Projectvoorstellen die worden
ingediend na de afsluitingsdatum van de oproep of na de start van het project zijn onontvankelijk. Ze
komen dus niet in aanmerking voor subsidiëring.
6 Selectie
Alle aanvragen worden eerst getoetst op hun ontvankelijkheid en formele vereisten. Indieners van
ontvankelijke voorstellen kunnen worden uitgenodigd voor een mondelinge toelichting aan en bevraging
door een jury. Vervolgens worden de ontvankelijke projectvoorstellen afgetoetst aan de
beoordelingscriteria.
Hieronder worden de verschillende onderdelen van de selectieprocedure en de gehanteerde criteria
toegelicht.
ONTVANKELIJKHEID VAN DE AANVRAGEN
Elke aanvraag wordt na ontvangst door het Agentschap Ondernemen beoordeeld op de volgende criteria
(hier moet cumulatief aan voldaan worden):

Werd de aanvraag ingediend op het specifiek daarvoor voorziene aanvraagformulier en zijn
vereiste bijlagen ‘Projectbegroting’, ‘kwaliteitscharter’ (zie hoofdstuk 7, paragraaf
Handleiding bij de oproep Ondernemerschap ‘faillissementspreventie’
13













kwaliteitscharter) en eventueel ‘Samenwerkingsovereenkomst’, en werden alle documenten
ondertekend?
Zijn het aanvraagformulier en de vereiste bijlagen ‘Projectbegroting’, ‘kwaliteitscharter’ en
eventueel ‘Samenwerkingsovereenkomst’ volledig en correct ingevuld? Aanvraagformulieren
waarin vragen zijn opengelaten worden als onvolledig en dus onontvankelijk beschouwd.
Werd de aanvraag tijdig ingediend – dus voor het afsluiten van de indieningsperiode?
Beschikt de indiener over rechtspersoonlijkheid?
Speelt het ingediende project in op de specifieke doelstelling (zie ‘specifieke doelstelling’)?
Komt het project ten goede aan het ondernemerschap in het Vlaamse Gewest?
Heeft het project een duur van maximaal 2 jaar?
Start het project op zijn vroegst op de datum van de indiening ervan?
Start het project uiterlijk 3 maanden na de indiening van de aanvraag van steun?
Wordt het project gefinancierd met minstens 20% private inbreng?
Bevat het aanvraagdossier een verklaring die aangeeft dat gezien het specifieke algemeen en
maatschappelijk belang van het thema waarop gewerkt wordt alle studies, onderzoeksresultaten,
draaiboeken, werkingsinstrumenten, tools of ander materiaal dat met de subsidie ontwikkeld
wordt na afloop van het gesubsidieerde project gratis in volle eigendom zal overgedragen worden
aan het Agentschap Ondernemen.
Bevat het aanvraagdossier een verklaring die aangeeft dat de projectpromotor bij toekenning van
een subsidie zal deelnemen aan een overkoepelende stuurgroep over alle gesubsidieerde
projecten heen die voorziet in:
o informatie- en kennisuitwisseling;
o ervaringsuitwisseling;
o een geïntegreerd beleid voor de faillissementsproblematiek;
o kwaliteitsbewaking van de activiteiten van de gesteunde projecten;
o terugkoppeling naar het beleid;
o afstemming met andere beleidsinitiatieven en beleidslijnen zoals de wet continuïteit
ondernemingen, de handelskamers, de financiële sector, etc.
En dit onder voorzitterschap van het Agentschap Ondernemen en in aanwezigheid van de
voorzitter en ondervoorzitter van het Comité Preventief Bedrijfsbeleid.
Bevat het aanvraagdossier een verklaring die aangeeft dat de projectpromotor bij toekenning van
de subsidie een projectstuurgroep zal inrichten, die minstens om de zes maanden zal
samenkomen en waar minstens het Agentschap Ondernemen zal voor uitgenodigd worden.
Hebben alle ondernemingen in het project (zowel indiener als partners) de deminimisverklaring
getekend voor zover ze niet via overheidsopdracht aangesteld en marktconform vergoed
worden?
Er wordt geen steun verleend aan entiteiten die niet voldoen aan de regelgeving die van toepassing is in
het Vlaamse Gewest. De entiteit mag op de indieningsdatum van de steunaanvraag geen achterstallige
schulden bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid hebben en geen procedure op basis van Europees of
nationaal recht lopen hebben waarbij een toegekende steun wordt teruggevorderd.
De toetsing op het gebied van ontvankelijkheid houdt geen appreciatie in. Het betreft enkel een controle
op de naleving van de deelnemingsvoorwaarden.
Projecten die niet ontvankelijk zijn, worden uitgesloten van de verdere selectieprocedure.
Ten behoeve van de indiener is eveneens een ‘checklist ontvankelijkheid’ als document
beschikbaar op de vermelde website (bijlage AV3 bij het aanvraagformulier). Het verdient
aanbeveling om die checklist effectief te hanteren vooraleer het project in te dienen. De
checklist is evenwel geen verplicht document.
Handleiding bij de oproep Ondernemerschap ‘faillissementspreventie’
14
DE BEOORDELINGSCRITERIA
De ontvankelijke projectaanvragen zullen beoordeeld worden op basis van hun kwaliteit en inhoud,
waarbij de volgende criteria in aanmerking komen:
1. Op het vlak van kwaliteit:
a) de mate waarin het project tegemoet komt aan een aangetoonde maatschappelijke behoefte:
Dit beoordelingscriterium is voor deze oproep niet van toepassing. Deze oproep wordt immers als
een gesloten oproep gelanceerd en enkel projecten die inspelen op de specifieke
beleidsaccenten2 van de minister voor deze oproep (zie ‘specifieke doelstelling’) komen bijgevolg
in aanmerking.
b) de mate waarin het project een of meer maatschappelijke meerwaarden genereert:
Hierbij wordt onder andere met de volgende aspecten rekening gehouden:
 wat is het totaalbereik van het projectvoorstel en in hoeverre bereikt het project de gekozen
doelgroep. Zijn er in het voorstel vernieuwende elementen in vergelijking met het bestaande
aanbod aan activiteiten voor de doelgroep in het Vlaamse Gewest?
 Wat is de aangetoonde effectiviteit van de voorgestelde methodiek van werken?
 Wat is de verwachte impact van uw project? Hoe gaat uw project ervoor zorgen dat de
huidige werkgelegenheid veilig gesteld wordt en dat eventueel bijkomende jobs kunnen
gecreëerd worden? Op welke manier zal uw project bijdragen aan de streefdoelen van de
Vlaamse Overheid (namelijk het vermijden van faillissementen door preventieve acties en
toeleiding naar het doorstartplan binnen de kmo-portefeuille)? Met welke indicatoren naast
die al gevraagd worden in het aanvraagformulier gaat u dit meten (kwantitatief en
kwalitatief)?
 Wat is de additionaliteit van het project ten opzichte van andere gesubsidieerde projecten bij
dezelfde projectpromotor op vlak van de werking richting ondernemingen, maar ook op vlak
van het bereiken van de specifiek beoogde doelgroep.
c) de mate waarin de opgedane kennis wordt overgedragen:
Hier wordt verwacht dat men aangeeft op welke wijze de opgedane kennis geborgd en opgevolgd
wordt tijdens het volledige project binnen de eigen organisatie. In het projectvoorstel moet
duidelijk naar voren komen op welke manier deze kennis wordt gedeeld en verspreid naar
externen en meer expliciet naar het Agentschap Ondernemen toe bijkomend aan de verplichte
gratis overdracht van alle resultaten van het project. Tevens wordt verwacht dat aan wordt
gegeven in welke vorm dit wordt gedaan. Wordt er bijvoorbeeld een draaiboek bijgehouden over
de opgedane kennis, wordt de informatie verspreid per folder, magazine of website.
d) de deskundigheid van de projectorganisatoren, partners en het samenwerkingsverband:
Hierbij wordt onder andere met de volgende aspecten rekening gehouden:
 Hebben de indiener en de desgevallend de partners in het samenwerkingsverband kennis van
en ervaring met de doelgroep respectievelijk de thematiek?
 Genieten de indiener en desgevallend de partners het vertrouwen van de doelgroep en
hebben ze voldoende directe toegang tot de bedrijven die beoogd worden?
 Zijn in het projectteam de competenties aanwezig om bedrijven in moeilijkheden op te
sporen en deze bedrijven te voorzien van informatie, advies en begeleiding?
2
Hiervan is de maatschappelijke behoefte al aangetoond.
Handleiding bij de oproep Ondernemerschap ‘faillissementspreventie’
15




Over welke ervaring en kennis beschikken de mensen die worden ingezet? Minstens moet
juridische kennis, financieel-economische kennis, sociale vaardigheden en een goede
psychologische benadering van de doelgroep, kennis van de kmo-portefeuille aanwezig zijn in
het projectteam.
Wat is de kwaliteit van een eventuele samenwerking (indiener - partners in het
samenwerkingsverband)?
Wat zijn de resultaten van eventuele vroegere projecten? Hier wordt een beschrijving
verwacht van welke ervaring de indiener en desgevallend de partners in het
samenwerkingsverband hebben met de thematiek die behandeld wordt en met de
doelgroep(en) die benaderd worden. Geef ook een kort overzicht van de activiteiten van de
indiener en desgevallend de partners in het samenwerkingsverband in het algemeen.
Hoe zijn de taken en de verantwoordelijkheden verdeeld? Worden de beslissingslijnen
duidelijk omschreven? Is er een stevige projectorganisatie? (voorbeelden hiervan zijn:
projectmanager, -leider, -verantwoordelijke, -coördinator, projectteam, stuurgroep of
“steering committee”, werkgroep(en), resonans- of klankbordgroep(en), adviesra(a)d(en),
edm.) Zo ja, geef de structuur en verantwoordelijkheidsverdeling van deze projectorganisatie
aan. Wat is bovendien de samenstelling van laatstgenoemde groep(en), ra(a)d(en) of team(s)
en wat is hun aantal bijeenkomsten, vergader-, overleg-, rapporterings- en
evaluatiemomenten? Welke prestaties, diensten of producten levert iedere partner?
e) de mate waarin efficiënt wordt omgegaan met middelen:
Hierbij wordt onder andere met de volgende aspecten rekening gehouden:
 Wat is de verwachte output in verhouding tot de ingezette (overheids)middelen?
 Hoe wordt de verhouding tussen de ingezette overheidsmiddelen en de private middelen?
 Welk aandeel van de projectbegroting financiert de indiener en desgevallend het
samenwerkingsverband met projecteigen opbrengsten?
 Welk aandeel financiert de indiener en desgevallend het samenwerkingsverband met de
subsidie?
 Welke garanties biedt de projectindiener op additionaliteit ten opzichte van de reguliere
werking van de kmo-portefeuille en het overige overheidsinstrumentarium?
 Welke garanties biedt de projectindiener op additionaliteit ten opzichte van de organisaties
die op hetzelfde domein werkzaam zijn, bijvoorbeeld in het kader van de wet Continuïteit van
Ondernemingen (WCO)?
f)
de mate waarin de projectorganisatie samenwerkt met andere actoren:
Hierbij wordt onder andere met de volgende aspecten rekening gehouden:
 Met welke andere organisaties wordt er samengewerkt en waarvoor en met welke
frequentie. Heeft de indiener of het samenwerkingsverband al een eigen netwerk
uitgebouwd of participeert de indiener of het samenwerkingsverband aan andere
netwerken? Zo ja, welke en waarvoor?
 Wat zijn de omvang en de kwaliteit van deze netwerken?
 Vermeld ook welke expertise buiten de organisatie of buiten het samenwerkingsverband
nodig is om het project uit te voeren en motiveer waarom. Motiveer dit vanuit het bereiken
van de noodzakelijke competenties binnen het samenwerkingsverband en dit vanaf de eerste
dag dat het project wordt toegewezen.
2. Op het vlak van inhoud:
a) de mate waarin het project inspeelt op het beleidsaccent van de minister (zie ‘specifieke
doelstelling’)
Handleiding bij de oproep Ondernemerschap ‘faillissementspreventie’
16
b) de mate waarin het project innovatief is:
Hierbij wordt onder andere met de volgende aspecten rekening gehouden:
 Zijn er in het voorstel vernieuwende elementen in vergelijking met het bestaande aanbod
aan activiteiten voor de doelgroep in het Vlaamse Gewest?
 In welke mate worden die vernieuwingen onderbouwd? (hier wordt verwacht dat men zich
gaat positioneren t.o.v. andere actoren of projecten die eenzelfde doelstelling nastreven
maar wat de meerwaarde is van het eigen project t.o.v. die andere).
 Innovatie is iets nieuws doen binnen de organisatie. Dat kan door bijvoorbeeld een al
bestaande methodiek of methodologie, die al elders gebruikt werd voor een ander project,
ook te gebruiken; desgevallend mits de nodige specifieke aanpassingen voor het eigen
project. Het kan dus gerust een geleend idee zijn. Er dient aangetoond te worden in welke
mate het project innovatieve kenmerken heeft waardoor het zich van andere projecten
onderscheidt.
 In welke mate is het project additioneel ten opzichte van het bestaande
beleidsinstrumentarium en de reguliere werking van de alle partners in het project.
c) de mate waarin het project inhoudelijk en methodologisch is uitgewerkt:


Toon aan hoe de verschillende activiteiten bijdragen tot de doelstellingen die de Vlaamse
overheid met de oproep beoogt, namelijk het vermijden van faillissementen.
Kwantificeer de beoogde doelstellingen, de kwaliteit en de haalbaarheid van het
projectvoorstel.
Bij het uitwerken van het project kunt u rekening houden met onder andere de volgende
aspecten:
 Is het project duidelijk omschreven en goed onderbouwd?
 Is het project degelijk gestructureerd, met een relevante en haalbare aanpak?
 Zijn de noodzakelijke indicatoren voor voortgangscontrole ingebouwd?
 Op welke manier wordt ervaringsuitwisseling gegarandeerd?
 Is er een duidelijke en concrete planning van de activiteiten?
 Kan het project onmiddellijk van start gaan en volledig operationeel zijn na toewijzing?
De indiener die na goedkeuring van zijn aanvraagdossier een wijziging wenst door te voeren aan
het project vraagt dit voorafgaandelijk en schriftelijk, en uiterlijk vóór de beëindiging van het
project, aan bij het Agentschap Ondernemen. Dit betreffen niet louter wijzigingen met een
begrotingseffect, maar alle substantiële wijzigingen (eveneens inhoudelijk, structureel, …).
DE MONDELINGE TOELICHTING VOOR EEN JURY
Na de ontvankelijkheidscontrole en voorafgaandelijk aan de beoordeling op basis van de hiervoor
opgesomde beoordelingscriteria kunnen één, meerdere of alle projectindieners worden uitgenodigd om
hun voorstel mondeling toe te lichten aan de jury om die toe te laten een optimaal beeld te krijgen van
het projectvoorstel en via bevraging eventuele onduidelijkheden nader uit te klaren.
De ingediende voorstellen kunnen evenwel niet worden aangepast na deze toelichting.
RANGSCHIKKING VAN DE AANVRAGEN
De minister bepaalt in het ministerieel besluit van iedere oproep de beoordelingscriteria en de weging
ervan. Voor deze oproep is het volgende beslist: een ontvankelijke aanvraag wordt beoordeeld aan de
hand van de acht bovenstaande criteria, met volgende weging:
 criteria 1 b) c), f) en 2 a), b) en c): de maximale score bedraagt 5 punten
Handleiding bij de oproep Ondernemerschap ‘faillissementspreventie’
17

criteria 1 d), e): er wordt eveneens gescoord op 5 punten, maar die score wordt in de totaalscore
voor de dubbele waarde meegerekend
De maximale totaalscore bedraagt bijgevolg 50 punten (6 x 5 punten + 2 x 10 punten).
Voor elk beoordelingscriterium wordt dus een score op een schaal van 1 tot 5 toegekend:
 1 staat voor onvoldoende;
 2 staat voor redelijk;
 3 staat voor goed;
 4 staat voor meer dan goed;
 5 staat voor uitstekend.
Om opgenomen te worden in de rangschikking mag een project geen score 1 of niet meer dan twee keer
de score 2 krijgen. De projecten worden in dalende volgorde gerangschikt volgens hun totaalscore en tot
uitputting van de enveloppe.
De projecten worden in eerste instantie gerangschikt op basis van de behaalde score op de
beoordelingscriteria.
Projecten waarbij er op basis van de beoordelingscriteria ernstige twijfels zijn over de haalbaarheid en de
kwalitatieve uitvoering van het project, zelfs na de mondelinge toelichting voor een jury, worden
automatisch onderaan de rangschikking geplaatst.
Bij het opstellen van de rangschikking kan daarenboven aanvullend rekening gehouden worden met:
1° het streven naar diversiteit en complementariteit in het aanbod van projecten;
2° het streven naar een geografische spreiding van het aanbod van projecten in het Vlaamse Gewest;
3° het streven naar een sectorale spreiding van het aanbod van projecten in het Vlaamse Gewest.
TOEKENNING VAN DE SUBSIDIE
De minister verdeelt het beschikbare subsidiebudget onder de best gerangschikte aanvragen, in
afnemende volgorde, en dit tot uitputting van de voorziene budgettaire enveloppe.
In een aantal gevallen kan de minister echter een negatieve beslissing nemen. Deze gevallen zijn
gespecificeerd in artikel 14 van het ministerieel besluit van 24 december 2012 tot uitvoering van artikel
16, §3, van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009, met name:
1°
indien de indiener of eventuele partners van het samenwerkingsverband in het project
onvoldoende financiële draagkracht hebben voor de uitvoering of het welslagen ervan;
2°
indien de indiener of eventuele partners van het samenwerkingsverband in het project niet
voldoen aan andere verplichtingen of vergunningen vanwege de overheid;
3°
indien de indiener of eventuele partners van het samenwerkingsverband in het project blijk hebben
gegeven van niet-correct gedrag naar aanleiding van vorige aanvragen, onder meer inzake
informatieverstrekking, inhoudelijke en financiële verplichtingen of verslaggeving;
4°
indien de indiener of de partners van het samenwerkingsverband op de indieningsdatum van de
steunaanvraag achterstallige schulden bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid hebben of een
procedure op basis van Europees of nationaal recht lopen hebben waarbij een toegekende steun
wordt teruggevorderd.
Handleiding bij de oproep Ondernemerschap ‘faillissementspreventie’
18
7 De subsidie en looptijd van de projecten
AANVANG EN DUUR VAN DE SUBSIDIEPERIODE
De maximale looptijd van de projecten is twee jaar.
MAXIMALE SUBSIDIE
Het budget voor deze oproep is 5.000.000 euro.
De subsidie bedraagt 80% van de aanvaarde projectkosten en maximaal het netto te financieren saldo (zie
verder). Voor deze oproep is het minimumpercentage van private inbreng bepaald op 20%. Cumulatie
met de kmo-portefeuille is in deze oproep niet toegestaan. Dit houdt in dat het voor de deelnemers van
de projecten niet is toegestaan om in het kader van deze oproep gebruik te maken van de kmoportefeuille met uitzondering uiteraard van het gebruik dat van de kmo-portefeuille gemaakt wordt als
gevolg van de toeleiding naar de kmo-portefeuille.
Per project dat gesubsidieerd wordt, is de maximale subsidie 1 miljoen euro.
Het subsidiebedrag dat effectief toegekend wordt aan een projectpromotor zal bestaan uit een vast en
een variabel gedeelte. Het vaste gedeelte zal 90 procent van de maximaal toegekende subsidie bedragen.
Tien procent van de toegekende subsidie zal dan bestaan uit een variabel gedeelte. Dit variabel gedeelte
zal uitbetaald kunnen worden op basis van het aantal door de projectpromotor effectief toegeleide
bedrijven naar de pijler Strategisch Advies van de kmo-portefeuille (doorstartplan). Per bedrijf dat door de
Commissie Strategisch Advies toegelaten wordt tot de opmaak van een doorstartplan zal 1.500 euro van
het variabel gedeelte uitbetaald worden aan de projectpromotor.
Om aanspraak te maken op de vergoeding voor de toeleiding naar het instrumentarium voor het
opmaken van een doorstartplan moet de onderneming voldoen aan de voorwaarden van de pijler
Strategisch Advies van de KMO-portefeuille en moet de daartoe bevoegde Commissie Strategisch Advies
binnen de werking van de kmo-portefeuille ook de voorbereidende financiële en operationele scan van
voldoende kwaliteit vinden. De Commissie Strategisch Advies zal deze kwaliteit beoordelen aan de hand
van volgende elementen:
 Het bedrijf moet voldoen aan de Europese kmo-definitie en het eigen vermogen moet groter zijn dan
de helft van het maatschappelijk kapitaal;
 Er moeten duidelijk aantoonbare, zowel kwantitatief als kwalitatief, continuïteitsbedreigende
elementen aanwezig zijn in de werking van de onderneming;
 De voorbereidende operationele en financiële scan moet een voldoende uitgewerkte
bedrijfseconomische analyse zijn en mag niet louter bestaan uit een financiële analyse. Alle aspecten
van de bedrijfsvoering -de Vlerick scan bevat 16 te onderzoeken elementen- van de bedrijfsvoering
moeten behandeld worden. Als conclusie bevat de scan een eerste opsomming van aandachtspunten
en prioritaire acties.
8 Eigendoms- en gebruikersrecht – Kwaliteitscharter
EIGENDOMS- EN GEBRUIKERSRECHT
Als projecten succesvol blijken, wil het Vlaamse Gewest in ruil voor de steun, de resultaten en concepten
gebruiken voor de ontwikkeling van haar beleid. Hieronder zal kort toegelicht worden wat hier onder
verstaan wordt.
Handleiding bij de oproep Ondernemerschap ‘faillissementspreventie’
19
Tijdens een project worden er verschillende producten ontwikkeld in het kader van de doelstelling van het
project en de toegekende subsidie. De meest voorkomende producten zijn audiovisueel materiaal (zoals
filmpjes, DVD’s, boeken, draaiboeken, stappenplannen, brochures, handleidingen,…) en documentatie
voor het geven van sessies, opleidingen, seminaries en dergelijke. Op deze producten is het
eigendomsrecht van toepassing. In ruil voor de subsidie die Agentschap Ondernemen verleent, dient een
projectpromotor van elk ontwikkeld product tenminste één kopie te leveren aan het agentschap. Dit kan
zijn voor eigen gebruik of om te dupliceren voor verdere verspreiding.
Over ontwikkelde producten zoals methodieken, tools, scans, IT-applicaties en dergelijke krijgt het
agentschap gratis het volle eigendomsrecht. Dit is verantwoord gezien het bijzondere maatschappelijke
belang van dit thema en de hoogte van de verleende subsidie. Het Agentschap kan via de volle eigendom
haar maatschappelijke rol als regisseur van het beleid dan ten volle spelen.
KWALITEITSCHARTER
Het kwaliteitscharter is een instrument om de kwaliteit van de dienstverlening van de door het
Agentschap Ondernemen gesteunde projecten te waarborgen. De kwaliteitscharter maakt deel uit van de
kwaliteitszorg van het agentschap. Het doel van de kwaliteitszorg is het verzekeren dat de
overheidsmiddelen die ingezet worden voor de implementatie van de projecten effectief, doelgericht en
efficiënt besteed worden. Elke door het Agentschap Ondernemen gesteunde projectpromotor moet dit
kwaliteitscharter ondertekenen en verbindt zich er toe dit altijd en onverkort toe te passen, en te laten
toepassen, zowel naar letter als naar geest.
9 Evaluatie
Na afloop van de projecten wordt elk project geëvalueerd aan de hand van de volgende indicatoren:
 Totaal aantal bereikte ondernemingen (ondernemingen of organisaties) en een overzicht van de
volgende kenmerken:
o KBO-nummer
o sector (NACE-code)
o ligging/regio
o startdatum van de onderneming of organisatie
o grootte van de onderneming of organisatie
Na afloop van het project wordt de werking van de oproep grondig geëvalueerd. Dit gebeurt in de eerste
plaats op basis van een kwantitatief en kwalitatief eindverslag wat elk project dient aan te leveren. De
bovenstaande indicatoren moeten als streefcijfers in de aanvraag opgenomen worden en minimaal in het
eindverslag verwerkt worden. Het Agentschap Ondernemen zal ook een tevredenheidsenquête houden
onder de deelnemers. De bovenstaande gegevens blijven tot beschikking van het Agentschap
Ondernemen om ook na afloop van de projecten deze gegevens te gebruiken voor evaluatie van de
oproep.
In dit eindverslag neemt de projectpromotor ook een ex post analyse op van de financiële gezondheid van
de ondernemingen die begeleid werden. Dit om de doelmatigheid van het project aan te tonen.
Daarnaast neemt elke projectpromotor in zijn eindverslag een hoofdstuk op met beleidsaanbevelingen
voor de Vlaamse overheid, zoals die kunnen gepuurd worden uit de projecten. Deze beleidsaanbevelingen
worden gebaseerd op de problemen die de projectpromotor tegengekomen is in de werking van het
project. Om die reden wordt ook een hoofdstuk opgenomen in het eindverslag met de typische
veelvoorkomende problemen waarrond gewerkt werd en de oplossingspistes die daarbij bewandeld
werden.
Handleiding bij de oproep Ondernemerschap ‘faillissementspreventie’
20
10 Projectbegroting
Er moet in de bijlage AV1 ‘Projectbegroting’ bij het aanvraagformulier een gedetailleerde begroting
worden opgenomen voor het volledige project. Die bestaat uit een globale begroting en een begroting per
jaar dat het project loopt.
Deze begroting moet een gedetailleerde raming van alle kosten bevatten, ongeacht of die volledig door
de subsidie worden gedekt of niet, en van alle inkomsten.
De kosten die in aanmerking worden genomen voor de berekening van de subsidie zijn beperkt. Voor de
aanvaardbare kosten wordt verwezen naar de bijlage 2 ‘Controlerichtlijnen van de Afdeling Inspectie
Economie (AIE) van toepassing op oproepen (peterschapsprojecten, brugprojecten economie-onderwijs,
oproepen ondernemerschap) en projecten van bijzonder belang (die niet onder een oproep vallen) in het
kader van het Besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009 tot toekenning van steun aan projecten
ter bevordering van het ondernemerschap’.
NETTO TE FINANCIEREN SALDO (NFS)
Het ‘netto te financieren saldo’ is het saldo van het aanvaardbaar projectbedrag dat nog moet
gefinancierd worden na aftrek van de beschikbare middelen in natura (zoals bv. sponsoring, giften, eigen
werk, eigen inbreng in natura) en de financiële middelen (zoals bv. cash middelen) zoals voorzien in de
begroting van het project.
Voor de bepaling van de 20% private bijdrage komen zowel eigen inbreng, projecteigen opbrengsten,
sponsoring in geld en sponsoring in natura in aanmerking.
Voor deze oproep is voorzien in een steunpercentage van maximaal 80% van de aanvaarde
projectbegroting met een maximum van 1.000.000 euro; desgevallend beperkt tot maximaal het netto te
financieren saldo.
Bij maximum 1.000.000 euro steun beperkt tot 80% van het aanvaardbare projectbedrag en een vereiste
private inbreng van minstens 20% is de minimale projectkost dus 1.250.000 euro.
Ter illustratie volgen een aantal rekenvoorbeelden die de hierboven beschreven principes verduidelijken.
Voorbeeld A
Kosten
Loonkosten
325.000
Werkingskosten
253.500
Overhead
(10%
op
32.500
loonkost)
Investeringskosten
14.000
Niet aftrekbare BTW
PM
Totale kosten (1)
625.000
Totaal private inbreng = 20%
Voorbeeld A
Berekening subsidie conform NFS principe
Totale kosten
- sponsoring in natura
= netto te realiseren project
Financiering
Eigen inbreng (15%)
Sponsoring in natura (5%)
93.750
31.250
Totale ontvangsten
125.000
625.000,00
-31.250,00
593.750,00
Handleiding bij de oproep Ondernemerschap ‘faillissementspreventie’
21
- eigen inbreng
Netto te financieren saldo
-93.750,00
500.000,00
Subsidie 80% op 625.000
500.000,00
Voorbeeld B in de veronderstelling dat de private bijdrage > is dan minimaal vereiste 20%
Kosten
Financiering
Loonkosten
296.000
Eigen inbreng (14%)
100.000
Werkingskosten
225.200
Sponsoring in natura (6%)
43.750
Overhead
(10%
op
29.600
loonkost)
Investeringskosten
24.200
Niet aftrekbare BTW
PM
Totale kosten (1)
575.000
Totale ontvangsten
143.750
Totale private inbreng = 25%
Voorbeeld B
Berekening subsidie conform NFS principe
Totale kosten
- sponsoring is natura
575.000,00
-43.750,00
= netto te realiseren project
- eigen inbreng
531.250,00
-100.000,00
Netto te financieren saldo = subsidie
431.250,00
Subsidie beperkt tot NFS
431.250,00
In dit geval wordt de subsidie beperkt tot 431.250 euro en bedraagt de subsidie dus 75 %.
11 Wettelijk kader

het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009 tot toekenning van steun aan projecten ter
bevordering van het ondernemerschap

het besluit van de Vlaamse Regering van 25 mei 2012 tot wijziging van artikel 10 van het besluit van
de Vlaamse Regering van 24 april 2009 tot toekenning van steun aan projecten ter bevordering van
het ondernemerschap

het ministerieel besluit van xx xx 2012 houdende de uitvoering van het besluit van de Vlaamse
Regering van 24 april 2009 tot toekenning van steun aan projecten ter bevordering van het
ondernemerschap.
Handleiding bij de oproep Ondernemerschap ‘faillissementspreventie’
22
12 Informatie en contactpersonen
Op www.agentschapondernemen.be vindt u:
 Het ministerieel besluit van 24 december 2012 houdende de uitvoering van het besluit van de
Vlaamse Regering van 24 april 2009 tot toekenning van steun aan projecten ter bevordering van
het ondernemerschap.
 bijlage 1: de handleiding
 bijlage 2: de controlerichtlijnen van de Afdeling Inspectie Economie (AIE)
 bijlage 3: het aanvraagformulier (met de daarbij horende bijlagen AV1 ‘projectbegroting’, AV2
‘kwaliteitscharter’, AV3 ‘samenwerkingsovereenkomst’, AV4 ‘checklist ontvankelijkheid’ enkel
bedoeld als hulpmiddel)
 bijlage 4: richtlijnen in verband met rapportering en communicatie
 de reglementaire besluiten
Voor meer inlichtingen over de oproep kunt u terecht bij het Agentschap Ondernemen.
U kunt hiervoor mailen naar [email protected] of
- voor inhoudelijke vragen nodigen wij u zeker uit op de infosessie op 31 januari 2013 of kan u
contact opnemen met Bart Candaele via [email protected] of
02/553.42.82
- voor vragen in verband met de indieningsmodaliteiten of de projectbegroting telefoneren naar
Johan Van Herck - 02/553.37.47
Deze handleiding maakt integraal deel uit van het ministerieel besluit van 24 december 2012 houdende
de uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009 tot toekenning van steun aan
projecten ter bevordering van het ondernemerschap.
Handleiding bij de oproep Ondernemerschap ‘faillissementspreventie’
23
Download