Bijlage 1 bij het Ministerieel Besluit van 24 december 2012 houdende de uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009 tot toekenning van steun voor projecten ter bevordering van het ondernemerschap – faillissementspreventie OPROEP “faillissementspreventie” HANDLEIDING UITERSTE INDIENINGSDATUM: 1 MAART 2013 om 12u EEN INFOSESSIE OVER DEZE PROJECTOPROEP VINDT PLAATS OP DONDERDAG 31 JANUARI 2013 VAN 15:30 TOT 17:00 UUR Vlaamse Overheid Agentschap Ondernemen Afdeling Economisch Ondersteuningsbeleid Team Ondernemerschap Koning Albert II-laan 35 bus 12 1030 Brussel [email protected] www.agentschapondernemen.be Inhoudsopgave 1 Inleiding .................................................................................................................................................. 2 2 Doelstellingen ......................................................................................................................................... 2 SPECIFIEKE DOELSTELLING .................................................................................................................................. 2 ALGEMENE BELEIDSDOELSTELLINGEN ................................................................................................................ 9 3 Inhoud en vorm.................................................................................................................................... 10 4 De indiener ........................................................................................................................................... 10 WIE KAN EEN PROJECT INDIENEN? ................................................................................................................... 10 WERKINGSGEBIED ............................................................................................................................................. 11 5 De aanvraag.......................................................................................................................................... 11 WIE KAN EEN SUBSIDIE AANVRAGEN? .............................................................................................................. 12 DOELGROEPEN .................................................................................................................................................. 12 HOE KUNT U EEN AANVRAAG INDIENEN EN WANNEER? ................................................................................. 12 6 Selectie .................................................................................................................................................. 13 ONTVANKELIJKHEID VAN DE AANVRAGEN ....................................................................................................... 13 DE BEOORDELINGSCRITERIA ............................................................................................................................. 15 DE MONDELINGE TOELICHTING VOOR EEN JURY ............................................................................................. 17 RANGSCHIKKING VAN DE AANVRAGEN ............................................................................................................ 17 TOEKENNING VAN DE SUBSIDIE ........................................................................................................................ 18 7 De subsidie en looptijd van de projecten ........................................................................................... 19 AANVANG EN DUUR VAN DE SUBSIDIEPERIODE ............................................................................................... 19 MAXIMALE SUBSIDIE ......................................................................................................................................... 19 Eigendoms- en gebruikersrecht – Kwaliteitscharter ........................................................................ 19 8 EIGENDOMS- EN GEBRUIKERSRECHT ................................................................................................................ 19 KWALITEITSCHARTER ........................................................................................................................................ 20 9 Evaluatie ............................................................................................................................................... 20 10 Projectbegroting............................................................................................................................... 21 NETTO TE FINANCIEREN SALDO (NFS)............................................................................................................... 21 11 Wettelijk kader ................................................................................................................................ 22 12 Informatie en contactpersonen ....................................................................................................... 23 Handleiding bij de oproep Ondernemerschap ‘faillissementspreventie’ 1 1 Inleiding De oproep faillissementspreventie geeft via een wedstrijdprocedure steun aan projecten van werkgeversorganisaties of samenwerkingsverbanden met een werkgeversorganisatie. De projecten moeten tot doel hebben om faillissementen te vermijden en kunnen, uitgaande van Vlaams werkende organisaties, een regionaal of (sub)sectorale invalshoek hanteren of gericht zijn op specifieke doelgroepen. Bedrijven door de crisis helpen is een belangrijke doelstelling van het Regeerakkoord en van Vlaanderen in actie. Gezien het huidige economische klimaat blijft het cruciaal om in te zetten op maatregelen die onze ondernemingen in staat stellen sterker uit de crisis te komen. Voor bedrijven die dreigen in moeilijkheden te geraken wordt nu via deze projectoproep faillissementspreventie een dienstenaanbod gecreëerd bij werkgeversorganisaties of organisaties die samenwerken met werkgeversorganisaties. Deze projectoproep heeft als doel om ondernemingen die in moeilijkheden dreigen te komen of geconfronteerd worden met continuïteitsbedreigende elementen pro-actief te benaderen om hen vanuit een vertrouwelijke, individuele aanpak te informeren, sensibiliseren en begeleiden naar het bestaande instrumentarium aangeboden door de overheid in het algemeen en het Agentschap Ondernemen in het bijzonder. Daarnaast kunnen ook vormen van eerstelijnsadvies en nazorg worden aangeboden, voor zover de additionaliteit met het aanbod van het Agentschap Ondernemen, en meer bepaald de begeleiding bij de implementatie van het doorstartplan zoals voorzien in de kmo-portefeuille, duidelijk aangetoond is. De ingediende projecten mogen een regionale of (sub)sectorale invalshoek hanteren of gericht zijn op specifieke doelgroepen, maar moeten uitgaan van Vlaamsbreed werkende werkgeversorganisaties of samenwerkingsverbanden van organisaties met werkgeversorganisaties. Deze oproep wordt gelanceerd in het kader van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009 tot toekenning van steun aan projecten ter bevordering van het ondernemerschap. 2 Doelstellingen SPECIFIEKE DOELSTELLING Het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009 tot toekenning van steun aan projecten ter bevordering van het ondernemerschap maakt het mogelijk dat de minister per oproep specifieke beleidsdoelstellingen formuleert. De mate waarin het project bijdraagt tot de realisatie van deze specifieke doelstellingen wordt mee in overweging genomen bij de beoordeling ervan. Een belangrijk aandachtspunt is dat de voorstellen additioneel moeten zijn aan het reeds bestaande aanbod van tools, diensten en instrumenten enerzijds en aan de werking van bestaande actoren in het veld, bijvoorbeeld binnen de wet Continuïteit Ondernemingen, anderzijds. In het kader van voorliggende oproep zal vooral de additionaliteit beoordeeld worden met het hieronder beschreven instrumentarium van de Vlaamse overheid, maar dus ook met het instrumentarium op niveau van de federale overheid, bijvoorbeeld in het kader van de wet Continuïteit Ondernemingen of de Faillissementswetgeving. Het is dan ook belangrijk dat in het projectvoorstel voldoende gedetailleerd wordt aangegeven hoe en vanuit welke invalshoek de organisator dit wenst aan te snijden. Heel in het bijzonder zal bij de beoordeling van de ingediende projecten ook gewaakt worden over de additionaliteit van de werking en het aanbod dat voorzien wordt in de kmo-portefeuille. Handleiding bij de oproep Ondernemerschap ‘faillissementspreventie’ 2 Instrumentarium van het Agentschap Ondernemen gericht op ondernemingen in moeilijkheden 1. Het stappenplan Preventief Bedrijfsbeleid Het stappenplan Preventief Bedrijfsbeleid wil potentieel gezonde bedrijven door de crisis heen helpen omdat ze voor de duurzame jobs van de toekomst kunnen zorgen. Er worden dan ook maatregelen getroffen om bedrijven op korte termijn in staat te stellen het hoofd te bieden aan de acute gevolgen van de crisis. Daartoe zet het Vlaams economisch beleid in op een kader dat bedrijfsinvesteringen blijvend stimuleert door een goede toegang tot kapitaal, het faciliteren van de kredietverlening door financiële instellingen en het informeren van bedrijven over de financieringsmogelijkheden. Daarnaast heeft Preventief Bedrijfsbeleid als doel financieel gezonde ondernemingen die problemen willen voorkomen of bestaande moeilijkheden willen opvangen, te ondersteunen. Preventief Bedrijfsbeleid (PBB) wil bedrijven sensibiliseren om bewust na te denken over de continuïteit en de toekomststrategie van hun onderneming. Het Preventief Bedrijfsbeleid is gebaseerd op een akkoord tussen de sociale partners in de schoot van het VESOC. In dit akkoord wordt sterk de nadruk gelegd op het vrijwillige initiatief door de bedrijven, maar eveneens op aanmelding van mogelijke continuïteitsproblemen via werknemers. In het kader van het preventief bedrijfsbeleid kan een bedrijf starten met de opmaak van een doorstartplan waarin op basis van de in een ondernemingsscan gedetecteerde problemen, een haalbaar ondernemingsplan wordt geschreven. Voor de financiering van dit doorstartplan kan via de kmoportefeuille een tussenkomst bekomen worden. Het plan moet dan door erkende dienstverleners van de kmo-portefeuille uitgevoerd worden. Het Agentschap Ondernemen selecteerde hiervoor dienstverleners op hun kwaliteiten en ervaring in domeinen zoals algemeen management, HR en organisatie, operationele kostenbeheersing, marketing en verkoop. Het Agentschap Ondernemen wordt bij het uitbouwen van dit beleid geadviseerd door het daartoe opgerichte paritair samengestelde Comité Preventief Bedrijfsbeleid. Sinds de opstart van het Comité in 2009 en na het vastleggen van de nodige werkwijzen, heeft het Agentschap Ondernemen op diverse terreinen en via diverse media belangrijke inspanningen geleverd tot bekendmaking van het initiatief. Desondanks blijft het effectieve gebruik van het systeem beperkt. In het kader van deze oproep faillissementspreventie is het een specifieke doelstelling om de toeleiding naar dit instrument te versterken. Meer informatie over het preventief bedrijfsbeleid kan http://www.agentschapondernemen.be/artikel/preventief-bedrijfsbeleid gevonden worden op Meer informatie over de kmo-portefeuille vindt u op www.kmo-portefeuille.be. 2. Communautaire Richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden1 Het is erg uitzonderlijk dat staatssteun verleend wordt aan bedrijven op basis van deze communautaire richtsnoeren. Aangezien het echter een theoretische mogelijkheid is, die tot dusver zelden of nooit effectief gebruikt werd, wordt de mogelijkheid toch vermeld. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen zal een bedrijf op deze steun beroep kunnen doen. Een projectpromotor kan de mogelijkheid uiteraard wel altijd aftoetsen bij het Agentschap Ondernemen. 1 Meer informatie over de communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden kan gevonden worden op http://europa.eu/legislation_summaries/other/l26079_nl.htm of http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/oj/2004/c_244/c_24420041001nl00020017.pdf Handleiding bij de oproep Ondernemerschap ‘faillissementspreventie’ 3 3. Raamcontracten inzake financieel economische expertise bij complexe dossiers en juridische ondersteuning en expertise bij de behandeling van complexe dossiers Gezien de dossiers die desgevallend beroep zouden kunnen doen op reddings- en herstructureringssteun, maar ook vanuit de ervaring met grootschalige bedrijfssluitingen en de scenario’s die daarbij onderzocht worden, beschikt het Agentschap Ondernemen over twee specifieke raamcontracten om haar bij te staan. De raamcontracten worden slechts zelden toegepast, omdat er ook maar zeer zelden gebruik gemaakt wordt van de mogelijkheid reddings- en herstructureringssteun te verlenen. Enerzijds betreft het een raamcontract inzake financieel economische expertise bij complexe dossiers. Via dit raamcontract zou het bijvoorbeeld mogelijk zijn in het kader van de aanmelding bij de Europese Commissie economische scenario’s meer in detail te ontleden. Anderzijds betreft het een raamcontract met een advocatenkantoor dat het Agentschap Ondernemen juridische kan bijstaan bij bijvoorbeeld gesprekken met de Europese Commissie of vragen van Europees staatssteunrecht. 4. Crisiswaarborgen Gezien de huidige economische situatie in Vlaanderen breidde de Vlaamse Regering de mogelijkheden van de generieke waarborgregeling uit met de crisiswaarborgen. Vanaf april 2013 zal de Waarborgregeling voor een aantal vormen van overbruggingsfinancieringen worden uitgebreid. Zo zal een kredietlijn die reeds onder de waarborg is gebracht, verlengd of verhoogd kunnen worden. Daarnaast zal ook de waarborg van een reeds onder de waarborg gebracht krediet of leasingovereenkomst verlengd kunnen worden, waarbij de duurtijd van het krediet wordt verlengd. Meer informatie over de generieke waarborgregeling en de crisiswaarborgen kan gevonden worden op http://www.pmv.eu/nl/diensten/waarborgregeling of http://www.agentschapondernemen.be/subsidiedatabank (onder de letter G) 5. Tussenstap/EFREM Tussenstap en EFREM zijn structurele partners van het Agentschap Ondernemen. Beide organisaties, die werken aan een fusie, krijgen een werkingssubsidie van het Agentschap Ondernemen voor de uitbouw van een contact- en informatiepunt (Tussenstap en EFREM). Hiermee wordt concreet antwoord geboden op de behoeften tot ondersteuning, begeleiding en hulp die gefailleerde ondernemers ervaren. Vlaamse ondernemers in nood kunnen kosteloos een beroep doen op Tussenstap voor vragen in verband met: bedreigingen voor het voortbestaan van hun zaak; een gedwongen stopzetting van hun onderneming; knelpunten die specifiek zijn voor tweedekansondernemers. De organisatie zal een oplossing voor de hulpvragers trachten te vinden door het verstrekken van eerstelijnsadvies en informatie. De organisatie Zenitor, de overkoepelende vzw van Tussenstap, maakt hiervoor gebruik van vrijwilligers die vaak zelf een faillissement achter de rug hebben en dus goed kunnen inschatten waaraan de ondernemer nood heeft en wat hij op dat moment aankan. Zenitor zal ook evalueren of zelfhulpgroepen een bijkomende meerwaarde kunnen betekenen voor ondernemers in nood. Hiertoe zal een eerste zelfhulpgroep worden opgericht. Tussenstap zal via haar loopbaancentrum Zenitor ook de heractivering van ondernemers na een gedwongen stopzetting ondersteunen. Daarnaast zal Zenitor via het informeren van welzijnswerkers zoals OCMW’s en andere de hulpverlening aan de ondernemers verbeteren. De welzijnswerkers worden slechts in geringe mate met armoedesituaties van ondernemers geconfronteerd waardoor ze onvoldoende kennis hebben en kennis opbouwen over deze problematiek. Door de hulpverleners en adviesverstrekkers te ondersteunen met opleidingen en persoonlijke adviezen wilde Zenitor hieraan iets verhelpen. Hierdoor zal de hoeveelheid Handleiding bij de oproep Ondernemerschap ‘faillissementspreventie’ 4 aan capaciteit voor de opvang van gefailleerden en ondernemers in moeilijkheden ook verder worden ontwikkeld. Tussenstap zal haar opgebouwde kennis en verworven expertise betreffende de ruime faillissementsproblematiek, het préfaillissement, het postfaillissement systematisch bundelen in haar kenniscentrum en op een laagdrempelige manier aan alle actoren (ondernemers in moeilijkheden en/of in armoede, hulpvragers, intermediairen, middenveldorganisaties, beleidsverantwoordelijken,…) aanbieden. Tot dusver blijkt steeds dat de vraag van de ondernemers ruimschoots de opvangcapaciteit van de organisaties die op dit vlak actief zijn overtreft. Meer informatie over de werking van Tussenstap en Efrem kan gevonden worden op www.tussenstap.be of www.efrem.be Voorwerp van de voor steun in aanmerking komende projecten 1. Inleiding Het bewaken van de continuïteit van een onderneming is niet alleen voor de ondernemer cruciaal, maar voor alle actoren in het brede ondernemingsveld. Er zijn vele stakeholders die belang hebben bij het gezond houden van een onderneming: werknemers, banken, leveranciers, klanten, overheid, het ganse sociale weefsel rondom de onderneming… Uit een persbericht van begin december 2012 van Graydon blijkt dat van januari tot november van dit jaar 21.311 jobs op de tocht kwamen als gevolg van het faillissement van de werkgever. Dat zijn er 29% meer dan over dezelfde periode verleden jaar (in Vlaanderen zelfs +38%), maar iets minder dan in 2009 en 2010. Wel valt op dat vooral de laatste maanden het gecumuleerd jobverlies crescendo gaat. Zo spraken we in september nog over een toename met 14% en in oktober met 21%. Bovendien worden steeds meer grote bedrijven getroffen. Nu al tellen we op de faillissementslijst 14 bedrijven die meer dan 100 mensen tewerk stelden. De projectoproep is er dan ook op gericht bij te dragen aan oplossingen voor een acuut probleem. De ingediende projecten zullen dan ook voldoende moeten aantonen dat ze bij het verkrijgen van de subsidie onmiddellijk operationeel kunnen zijn om de piek aan faillissementen waarmee het Vlaamse Gewest geconfronteerd wordt mee te helpen bestrijden door onmiddellijke bijstand aan bedrijven in moeilijkheden of die dreigen in moeilijkheden te komen. Om onmiddellijk operationeel te zijn zal de projectpromotor de nodige samenwerkingsverbanden dienen af te sluiten om snel de nodige competenties binnen het projectteam te verzamelen. Het is voor alle belanghebbenden een uitdaging om tijdig continuïteitsbedreigende factoren te (h)erkennen. Een bredere maatschappelijke aandacht voor deze problematiek is noodzakelijk om sneller signalen te kanaliseren en de ondernemer te dwingen op regelmatige tijdstippen de positieve en negatieve punten van de onderneming te (laten) analyseren. Bij dreigende moeilijkheden moet de ondernemer sneller reageren en hulp vragen. Zijn boekhouder en bankier, maar ook ondernemersorganisaties en beroepsfederaties hebben een verantwoordelijkheid naar oriëntering en begeleiding van de ondernemer. Als nevendoelstelling naast het onmiddellijk vermijden van faillissementen moeten de projecten die gesubsidieerd worden via deze oproep bij ondernemers op langere termijn een proces op gang brengen dat ertoe leidt dat ze op regelmatige tijdstippen de positieve en negatieve punten van hun bedrijf (laten) analyseren. Deze analyse moet ertoe bijdragen dat signalen continu, tijdig en bewust gecapteerd worden zodat op de meest adequate manier kan gehandeld worden. Het objectief is dat de ondernemer gaat nadenken over hoe hij de opportuniteiten kan benutten en hoe hij zich tegen de bedreigingen kan Handleiding bij de oproep Ondernemerschap ‘faillissementspreventie’ 5 wapenen. Op korte termijn, de hoofddoelstelling van deze projectoproep, moet de aandacht van elke ondernemer met mogelijke continuïteitsproblemen gevestigd worden op de bestaande instrumenten, dienstverleners en projecten die ter zijner beschikking zijn om een snelle en effectieve interventie mogelijk te maken. Het voorwerp van voor steun in aanmerking komende projecten kan de hieronder opgesomde aspecten bevatten. Het eerste onderdeel, de grondige analyse, kan nooit als zelfstandig project ingediend worden. Het moet met andere woorden ingediend worden samen met andere onderdelen. 2. Doelgroep van de projecten Om in aanmerking te komen voor subsidie moeten de projecten gericht zijn op financieel gezonde ondernemingen die problemen willen voorkomen of bestaande moeilijkheden willen opvangen. De eindklant van de projectoproep inzake “faillissementspreventie” is dan de onderneming, gevestigd in het Vlaamse gewest en die voldoet aan de Europese kmo-definitie. Enkel de toeleiding naar de reddings- en herstructureringssteun kan ook op grote ondernemingen gericht zijn. In de onderneming zijn continuïteitsbedreigende elementen aanwezig maar het is geen bedrijf in moeilijkheden (volgens de Europese omschrijving). Er moet steeds voor gezorgd worden dat de werking gericht is op het vrijwaren van jobs. De impact van projecten op het behoud van werkgelegenheid is een cruciaal projectcriterium. Er moet ook aangetoond worden dat de werking additioneel is ten opzichte van de reguliere advies en informatieverschaffing die georganiseerd wordt vanuit de werkgeversorganisaties en de verschillende overheden gericht op deze ondernemingen en ten opzichte van andere gesteunde projecten. Zo bestaat voldoende informatieverschaffing over reguliere financierings- en subsidiekanalen en zijn er ook voldoende kanalen beschikbaar voor basisinformatie gericht aan gevestigde ondernemingen. Een belangrijk criterium ter beoordeling van de kwaliteit van de projecten is de additionaliteit ten opzichte van de reguliere werking van de organisatie. Deze zal onder andere beoordeeld worden op basis van de instroomkanalen die gehanteerd worden voor de projecten en de additionaliteit in werking van het project ten opzichte van andere gesubsidieerde projecten bij dezelfde projectpromotor. De doelgroep van de gesubsidieerde projecten binnen de oproep “faillissementspreventie” moet dan ook ruimer genomen worden dan het klassieke ‘cliënteel’ van de projectpromotor dat al via andere projecten bediend wordt. 3. Types activiteiten die in aanmerking komen voor subsidie 1. Grondige analyse gericht op het proactief opsporen van ondernemingen in moeilijkheden Deze grondige analyse moet er op gericht zijn proactief op zoek te gaan naar ondernemingen in moeilijkheden. Deze doelgroep moet in kaart gebracht worden om ze tijdig te kunnen begeleiden en toe te leiden naar het geschikte overheidsinstrumentarium. De grondige analyse kan vertrekken vanuit een regionale invalshoek, sectorale invalshoek en desgevallend zelfs vanuit specifieke doelgroepen ondernemers. De populatie die hulp nodig heeft wordt via deze oefening in kaart gebracht. Dit stelt de projectpromotor in staat om gericht de juiste bedrijven proactief te benaderen. De projectpromotor toont daarbij ook meteen aan hoe hij zijn doelgroep afbakent of zal afbakenen om te prospecteren voor de feitelijke hulp. De projectaanvraag behandelt dan uiteraard de methodiek van waaruit deze grondige analyse zal vertrekken. De resultaten van de grondige analyse leveren normaalgesproken de instroom op voor de andere projectonderdelen die in het aanvraagformulier besproken worden. Hierbij is het belangrijk aan te geven welke middelen, welk systeem desgevallend zal opgezet worden om knipperlichten tijdig te Handleiding bij de oproep Ondernemerschap ‘faillissementspreventie’ 6 detecteren. De projectpromotor geeft in zijn aanvraag aan welke bronnen gebruikt zullen worden en welk bronmateriaal nodig is om bedrijven uit de doelgroep te screenen. Er zijn op zich vandaag al voldoende systemen en databanken om knipperlichten op te sporen, aanwezig in het ruimere ondernemingsveld. Ze zijn evenwel niet altijd beschikbaar of toegankelijk en worden vaak te laat, onvoldoende of helemaal niet geconsulteerd. De aanwezige informatie is vaak versnipperd, weinig gecoördineerd en wordt niet maximaal benut. De vraag is dan ook welke visie de projectindieners hebben over hoe die continuïteitsbedreigende factoren in het kader van dit project adequaat herkend en benut kunnen worden en hoe de kwaliteit hiervan zal gegarandeerd worden? Daarbij is het niet de bedoeling om via deze projectsubsidie tools te ontwikkelen als zelfanalyse instrument. Dit werkpakket is weliswaar essentieel in deze oproep maar moet additioneel beschouwd worden aan de reguliere kennis van de doelgroep en de beschikbaarheid van tools en analyse instrumenten door de indienende organisaties. Bovendien kan een project nooit enkel dit werkpakket bevatten. Dit werkpakket moet altijd in samenhang met andere werkpakketten ingediend worden, zodat het onmiddellijk nuttig is bij de bestrijding van faillissementen. Dit werkpakket mag maximaal vijftien procent van de totale kostprijs van een goedgekeurd project omvatten. 2. Sensibiliserings- en informatiemomenten De projectpromotor kan op maat van de kwantitatieve doelstellingen van zijn project voorzien in een beperkt aantal sensibiliserende en informatieve sessies. Deze kunnen desgevallend breed opgevat worden. Het hoofddoel van deze projectoproep is echter niet om sensibiliserings- en informatiecampagnes te subsidiëren. Wel kan het nodig zijn om de brede doelgroep te sensibiliseren en te informeren over de individuele dienstverlening die zal aangeboden worden. Gezien het uitdrukkelijk niet de ambitie van deze projectoproep is om enkel sensibiliserings- en informatiecampagnes te ondersteunen behoudt het Agentschap Ondernemen zich het recht voor om activiteiten die onder dit luik voorgesteld worden desgevallend te schrappen uit de projectaanvraag. Dit werkpakket mag maximaal vijftien procent van de totale kostprijs van een goedgekeurd project omvatten. 3. Detectie en individuele vertrouwelijke benadering van potentiële kandidaten Veel ondernemers kunnen niet correct inschatten of ze zich in de gevarenzone bevinden en blijken zich in veel gevallen meer te laten leiden door perceptie dan door realiteit. De beperkte confrontatie met de jaarrekening, overheidsgegevens en andere relevante data hebben een signaalfunctie maar leiden de ondernemer te weinig naar bewustwording, positionering en acties. Een ondernemer moet weten hoe zijn bedrijf evolueert. Om zijn onderneming succesvol te leiden, moeten een aantal indicatoren opgevolgd worden die cruciaal zijn voor het beheer, de prognose, de controle en de informatie van het bedrijf. Vanuit een individuele, persoonlijke benadering kunnen projecten ondernemers enerzijds motiveren om regelmatig en tijdig hun bedrijf te evalueren en anderzijds onmiddellijk interventies voorzien en directe begeleiding, toeleiding naar geschikt instrumentarium voor ondernemers die op korte termijn anders in de problemen dreigen te komen. In de aanvraag moet uiteengezet worden hoe de projectpromotor deze individuele, persoonlijke aanpak ziet en hoe de projectpromotor ervoor wil zorgen dat ondernemers bereid zijn richtlijnen en suggesties aan te nemen, die ze binnen hun onderneming snel en adequaat kunnen inzetten om de continuïteit van hun onderneming te verzekeren. Handleiding bij de oproep Ondernemerschap ‘faillissementspreventie’ 7 4. Eerste financiële en operationele analyse op basis van een scan In het kader van het preventief bedrijfsbeleid hanteert het Agentschap Ondernemen de Vlerick scan om een eerste financiële en operationele analyse te maken van een bedrijf dat zich aanmeldt. Projecten kunnen deze scan gebruiken of mogen een andere scan, gevalideerd door het Agentschap Ondernemen, hanteren maar het resultaat van de scan moet verzekerd zijn. Het resultaat van de Vlerick scan is een compact uniform rapport met een overzicht van de voornaamste aandachtspunten die bijdragen tot de continuïteitsbedreiging en een globaal advies. Het resultaat van de scan moet de continuïteitsdreiging ontegensprekelijk en goed onderbouwd aanduiden. Ongeacht welke scan gehanteerd wordt, toont de projectpromotor in zijn aanvraag aan dat de scan zal uitgevoerd worden door een adviseur of een team van adviseurs met multidisciplinaire competenties: de bedrijfseconomische analyse heeft betrekking op de verschillende factoren van de bedrijfsvoering en is op maat van de klant. De projectpromotor geeft in zijn aanvraag duidelijk aan welke samenwerkingsverbanden zullen aangegaan worden gezien de techniciteit van de materie en de nood aan onmiddellijk beschikbare competenties. Er moet aangegeven worden welk team, welke personen, met de aard van de functieomschrijving en de specifieke competenties en ervaring hiervoor zullen ingezet worden. Deze personen moeten onmiddellijk inzetbaar zijn en geschikt voor het uitvoeren van deze analyse bij de start van het project. Deze eerste financiële en operationele analyse moet leiden naar concrete acties, waarbij de ondernemer kan begeleid worden. Dit werkpakket is een belangrijk element binnen de projectoproep “faillissementspreventie” en moet een aantoonbare en concrete meerwaarde opleveren voor het bedrijf met dreigende continuïteitsproblemen. 5. Concrete acties als gevolg van de eerste financiële en operationele analyse: begeleiding Als resultaat van de eerste analyse van het bedrijf kan blijken dat een verdere begeleiding gewenst is. Deze begeleiding is essentieel in de oproep, het belangrijkste werkpakket, en moet in de projectaanvraag zo uitgewerkt worden dat voldoende de complementariteit blijkt met het subsidieerbaar aanbod in de kmo-portefeuille. Het kan gericht zijn op verschillende doelstellingen: Eerstelijnsadvies aan ondernemers die dreigen in moeilijkheden te komen over de oplossingsrichtingen die kunnen bewandeld worden en het overheids- of ander instrumentarium dat nuttig kan ingezet worden. Effectieve interventies gericht op het oplossen van de ergste problemen die de continuïteit van de onderneming bedreigen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het opzetten van specifieke begeleiding om tijdelijke liquiditeitsproblemen te overwinnen, zonder dat deze problemen een draagwijdte hebben die de opmaak van een echt doorstartplan, eigenlijk een vernieuwd ondernemingsplan, noodzakelijk maken. Begeleiding gericht op het toeleiden naar het instrumentarium voor het opmaken van een doorstartplan zoals voorzien in de pijler strategisch advies van de kmo-portefeuille. In het doorstartplan wordt op basis van de in de ondernemingsscan gedetecteerde problemen een haalbaar ondernemingsplan geschreven. Om de toeleiding naar dit instrument te verzekeren wordt tien procent van de subsidie toegekend als variabel deel, dat slechts uitgekeerd wordt naarmate bedrijven toegeleid worden naar de kmo-portefeuille. Onder toeleiding naar de kmo-portefeuille wordt verstaan een bedrijf dat door de Commissie Strategisch Advies toegelaten wordt tot opmaak van een doorstartplan. Toeleiding naar het overige instrumentarium van het Agentschap Ondernemen of de federale overheid (wet continuïteit ondernemingen, faillissement). Handleiding bij de oproep Ondernemerschap ‘faillissementspreventie’ 8 Begeleiding gericht op het stopzetten, overlaten of vereffenen van de onderneming, waarbij overblijvende schulden bij de ondernemer zelf maximaal vermeden worden door het goed doorlopen van het proces van stopzetting, overlating of vereffening. Om de continuïteit van een onderneming te waarborgen moet de ondernemer in ieder geval de intentie, motivatie, vaardigheden en het instrumentarium hebben. Als één of meerdere van de voorwaarden niet meer aanwezig blijkt, moet de ondernemer aangemoedigd worden om tijdig een beslissing te nemen: overlaten of stopzetten. Tijdig een onderneming stopzetten of overlaten vermijdt zware maatschappelijke kosten en overblijvende schulden bij de ondernemer. 6. Toeleiding naar de instrumenten van het Agentschap Ondernemen, in het bijzonder het stappenplan Preventief Bedrijfsbeleid en het doorstartplan als vorm van strategisch advies binnen de kmo-portefeuille De oproep “faillissementspreventie” is er ten dele op gericht om ondernemers beter de weg te laten vinden naar het bestaande instrumentarium van het Agentschap Ondernemen. Ondernemers kunnen beroep doen op de kmo-portefeuille. Daartoe werden door het Agentschap Ondernemen dienstverleners geselecteerd op hun kwaliteiten en ervaring in domeinen zoals algemeen management, HR en organisatie, operationele kostenbeheersing, marketing en verkoop. Het doorstartplan moet opgemaakt worden door erkende dienstverleners, waarbij er een multidisciplinaire analyse van alle continuïteitsbedreigende problemen van het bedrijf wordt uitgevoerd, gevolgd door een advies dat al deze problemen aanpakt en een implementatieplan. De erkende PBBadviseurs kunnen als partner of onderaannemer actief zijn in het project. Om de projectpromotoren te motiveren om effectief toe te leiden naar de kmo-portefeuille wordt een deel van de subsidie variabel gemaakt in functie van de effectieve toeleiding naar de opmaak van een doorstartplan binnen de kmo-portefeuille. Belangrijk om weten is dat er een hervorming van de kmo-portefeuille hangende is, waarbij het instrumentarium verbreed wordt. De erkende PBB-adviseur zal na de hervorming ook het natraject, de implementatiefase, mogen begeleiden. Bovendien zal, volgens de huidige stand van zaken van voorbereiding van de nieuwe regelgeving, het subsidiepercentage voor doorstartplannen in het kader van de huidige crisis opgetrokken worden tot 75%. 7. Nazorg In de mate dat de additionaliteit ten opzichte van de begeleiding bij de implementatie die toegelaten is binnen de kmo-portefeuille, maar ook ten opzichte van ander bestaand overheidsinstrumentarium voldoende aangetoond is, kan ook nazorg voorzien worden als projectonderdeel. ALGEMENE BELEIDSDOELSTELLINGEN Deze oproep wordt uitsluitend als een thematische oproep gelanceerd. Enkel projecten die inspelen op het specifieke beleidsthema (zie ‘specifieke doelstelling’) komen in aanmerking. Handleiding bij de oproep Ondernemerschap ‘faillissementspreventie’ 9 3 Inhoud en vorm Naar de uitwerking van het project toe worden aan de indieners geen beperkingen opgelegd en kan de creativiteit van de indieners maximaal spelen. Uit de projecten moet blijken dat er extra aandacht wordt besteed aan een aantal specifieke punten die bij ondernemingen met dreigende moeilijkheden (generiek of onder de sectoren, regio’s of doelgroepen) meer spelen dan bij de gemiddelde ondernemer, rekening houdende met volgende activiteiten: 1° proactieve benadering op vertrouwelijke, individuele basis 2° informatieverschaffing, sensibilisering, toeleiding naar specifiek overheidsinstrumentarium; 3° informatieverstrekking over relevante instanties, overheidsinitiatieven, financiering,…; 4° vertrouwelijke, individuele aanpak op maat van de onderneming Om in aanmerking te komen voor subsidiëring moet het projectvoorstel minstens voldoen aan de voorwaarden die bepaald zijn in het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009 tot toekenning van steun aan projecten ter bevordering van het ondernemerschap en in het ministerieel besluit van 24 december 2012 houdende de uitvoering van dit besluit. 4 De indiener WIE KAN EEN PROJECT INDIENEN? Enkel privaatrechtelijke entiteiten, die een werkgeversorganisatie zijn, kunnen een project indienen, al dan niet in samenwerkingsverband. Publiekrechterlijke entiteiten kunnen optreden als projectpartner, maar niet als indiener. De structurele partners van het Agentschap Ondernemen, vzw Zenitor (Tussenstap) en Efrem vzw en ook Boeren op een Kruispunt als gelijksoortige organisatie kunnen eveneens een project indienen i.s.m. met minstens één ondernemersorganisatie. ENTITEITEN? Entiteiten zijn organisaties die niet voldoen aan de definitie van onderneming en dus geen reguliere economische activiteit uitvoeren, en doorgaans ook niet de vorm van handelsvennootschappen hebben aangenomen maar wel als bijvoorbeeld VZW opereren. Met entiteiten worden actoren zoals professionele en interprofessionele organisaties bedoeld, die de belangen van ondernemers of hun leden behartigen, maar vanuit hun functie als kenniscentra en netwerking projecten indienen die tot doel hebben het ondernemerschap en de ondernemerszin te stimuleren en de professionalisering van de bedrijfsvoering en netwerking te bevorderen. Om in aanmerking te komen voor subsidiëring moet de indiener beschikken over rechtspersoonlijkheid en een inschrijvingsnummer hebben in de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO). ONDERNEMING? Onder een onderneming wordt verstaan: de natuurlijke personen die koopman zijn of een zelfstandig beroep uitoefenen, handelsvennootschappen met rechtspersoonlijkheid, burgerlijke vennootschappen met handelsvorm, de Europese economische samenwerkingsverbanden en de economische samenwerkingsverbanden, die beschikken over een exploitatiezetel in het Vlaamse Gewest of zich ertoe verbinden in het Vlaamse Gewest een exploitatiezetel te vestigen (art. 3, 1°, van het decreet van 31 januari 2003 betreffende het economisch ondersteuningsbeleid, gewijzigd bij de decreten van 15 juli 2005 en 23 december 2005). Handleiding bij de oproep Ondernemerschap ‘faillissementspreventie’ 10 In deze oproep worden indieners gestimuleerd om projecten op te zetten met een inhoudelijk sterk en actief samenwerkingsverband. Zeker gezien enkel werkgeversorganisaties projecten kunnen indienen zal het van belang zijn een degelijk samenwerkingsverband op te zetten om alle noodzakelijke competenties binnen het projectteam te verzamelen. Voorbeelden van competenties die extern, en in het geval van samenwerkingen met ondernemingen door toepassing van de wetgeving overheidsopdrachten, kunnen ingewonnen worden zijn: bankenorganisaties, beroepsinstituten van cijferberoepen, kenniscentra, consultancy en dienstenbedrijven, subregionale paritaire organisaties, vakbonden, … Onder een samenwerkingsverband wordt verstaan: samenwerking tussen één (of meerdere) entiteit(en), één (of meerdere) ondernemingen, of één (of meerdere) bedrijfsgroepering(en) zoals een beroepsfederatie, sectorfederatie of interprofessionele organisatie. Ondernemingen kunnen wel optreden als betrokken projectpartners doch kunnen zelf geen aanvraag indienen. Het is zeer belangrijk dat indien een project namens een samenwerkingsverband wordt ingediend, alle betrokken partners een actieve rol spelen in de projectuitvoering. SAMENWERKINGSOVEREENKOMST? Indien er sprake is van een samenwerkingsverband, dienen de partners hiervan een onderlinge samenwerkingsovereenkomst op te maken, waarin de samenwerking door hen officieel wordt bevestigd. Een model van samenwerkingsovereenkomst vindt u op www.agentschapondernemen.be onder de rubriek ‘oproep ondernemerschap’ Deze overeenkomst dient minimaal volgende zaken te regelen: Aanduiding van de indiener (coördinator en projectverantwoordelijke) en zijn mandatering om de aanvraag in te dienen; Aanduiding per partner van het samenwerkingsverband van de te leveren diensten of producten (“wie doet wat?”); Gedetailleerde kostenberekening en betalingsmodaliteiten (te betalen prestaties of sponsoring in cash of natura) per partner van het samenwerkingsverband; Opsomming en aanduiding van welke partners geen prestaties verrichten; Verklaring dat het samenwerkingsverband een boekhouding voert die toelaat de projectkosten eenduidig te identificeren; Handtekening van alle betrokken partners in het samenwerkingsverband. Bij het opstellen van een samenwerkingsverband dient er rekening te worden gehouden met de handhaving van de wet van overheidsopdrachten. Ondernemingen die een actieve rol zullen spelen in het samenwerkingsverband en die vergoed zullen worden met de subsidie moeten aangetrokken worden via de toepassing van de wetgeving overheidsopdrachten. WERKINGSGEBIED De dienstverlening kan enkel ten goede komen aan het ondernemerschap in het Vlaamse Gewest. Projecten mogen een regionale invalshoek hanteren. 5 De aanvraag Een aanvraag kan enkel in het kader van een oproep en binnen een bepaalde periode worden ingediend. De aanvragen in het kader van deze oproep moeten uiterlijk op 1 maart 2013 om 12.00 uur ingediend zijn. Hieronder vindt u meer informatie over de aanvraagprocedure en het aanvraagformulier. Handleiding bij de oproep Ondernemerschap ‘faillissementspreventie’ 11 WIE KAN EEN SUBSIDIE AANVRAGEN? Enkel privaatrechtelijke rechtspersonen, die een werkgeversorganisatie zijn, kunnen een aanvraag tot subsidiëring indienen. Ook de structurele partners van het Agentschap Ondernemen, vzw Zenitor en vzw Efrem en ook Boeren op een Kruispunt als gelijksoortige organisatie, kunnen een subsidie aanvragen in samenwerking met minstens één ondernemersorganisatie. De indiener (vraag 2 aanvraagformulier) is de instantie die een voorstel indient van het project, die het project coördineert en die er de eindverantwoordelijkheid van draagt. In die zin is de indiener diegene die juridisch verantwoordelijk is voor de inhoudelijke, de administratieve en de financiële aspecten van het project, en dit desgevallend voor alle partners van het samenwerkingsverband in het project en gedurende alle fasen van de uitvoering van het project. In de tussentijdse- en eindrapportering bevestigt de indiener steeds de feitelijke en boekhoudkundige juistheid van de vermelde gegevens. Bij vraag 3 van het aanvraagformulier, Gegevens van de eventuele andere betrokken instanties, dienen de gegevens te worden vermeld van de andere entiteiten of ondernemingen waarmee een samenwerkingsverband wordt aangegaan voor de uitvoering van het project. Hier dienen enkel de gegevens te worden vermeld van die instanties die conceptueel-inhoudelijk meewerken aan het project. Instanties die louter financieel (sponsoring in cash of natura) bijdragen, moeten enkel vermeld worden bij de begroting. Instanties die nog zullen aangetrokken worden via toepassing van de wetgeving overheidsopdrachten moeten hier uiteraard nog niet vermeld worden. De werkgeversorganisaties die een project indienen zullen bijna altijd expertise moeten inwinnen op de private markt om de gevraagde competenties binnen het projectteam aanwezig te hebben. Deze competenties zullen via volledige toepassing van de wetgeving overheidsopdrachten moeten ingewonnen worden. Het is dan ook wenselijk dat de werkgeversorganisaties hiertoe tijdig de bestekken en procedures opstarten, zodat de projecten na goedkeuring voldoende snel kunnen starten. Partners in het samenwerkingsverband die de operationele en financiële scan afnemen, kunnen niet het doorstartplan maken. In het huidige systeem van het Preventief Bedrijfsbeleid bestaat deze scheiding van rollen ook en dat wordt zo gehouden binnen deze projectoproep. Deze scheiding van rollen moet het mogelijk maken om de vernieuwde strategie van het bedrijf te laten formuleren door een actor die verder kan kijken dan de probleemanalyse van het bedrijf. DOELGROEPEN Er wordt expliciet opgelegd aan te geven op welke doelgroep (zoals gedefinieerd in de specifieke doelstellingen) het project gericht is. Gelieve eveneens te motiveren waarom voor sectorale en/of regionale accenten werd gekozen (welke criteria werden hiervoor gehanteerd). De voorstellen moeten op basis van een analyse kunnen aantonen dat er voor de beoogde doelgroepen een faillissementsproblematiek aanwezig is, die substantieel is voor de regio of (sub)sector waarop men zich wil richten en die geremedieerd kan worden. HOE KUNT U EEN AANVRAAG INDIENEN EN WANNEER? U kunt een aanvraag indienen door gebruik te maken van het specifieke aanvraagformulier voor deze oproep. Het gebruik van het aanvraagformulier is verplicht. Projectvoorstellen die niet op het aanvraagformulier worden ingediend, zijn onontvankelijk en kunnen dus niet in aanmerking komen voor een subsidie. Het aanvraagformulier wordt gemaild naar [email protected] én een uitgeprinte en ondertekende versie van het aanvraagformulier en de vereiste bijlagen ‘Projectbegroting’, ‘Kwaliteitscharter’ en eventueel ‘Samenwerkingsovereenkomst’ met de post opgestuurd naar of afgegeven bij het Agentschap Ondernemen, Afdeling Economisch Ondersteuningsbeleid, Handleiding bij de oproep Ondernemerschap ‘faillissementspreventie’ 12 Koning Albertlaan-II 35 bus 12, 1030 Brussel. Zowel de elektronische als de papieren versie van het aanvraagformulier, en de vereiste bijlagen ‘Projectbegroting’, ‘Samenwerkingsovereenkomst’ en ‘Intentieverklaring’ moeten uiterlijk op 1 maart 2013 om 12 uur in het bezit zijn van het Agentschap Ondernemen. Bij het indienen van de aanvraag moet er rekening gehouden worden met de bepalingen van deze handleiding die als bijlage bij dit besluit is gevoegd. Om de indieningsdatum te bepalen, geldt: 1° bij afgifte de datum en het uur op het ontvangstbewijs; 2° bij versturing per post de postdatum; 3° bij e-mail de datum en uur van ontvangst op de servers van het Agentschap Ondernemen. Het aanvraagformulier, de projectbegroting, het kwaliteitscharter, de samenwerkingsovereenkomst en de handleiding zijn vanaf de inwerkingtreding van het ministerieel besluit beschikbaar bij het Agentschap Ondernemen, afdeling Economisch Ondersteuningsbeleid, Koning Albert II-laan 35 bus 12 in 1030 Brussel. Het aanvraagformulier, de projectbegroting, het kwaliteitscharter en de samenwerkingsovereenkomst kunt u, net als deze handleiding en andere relevante documenten, downloaden van de website www.agentschapondernemen.be onder de rubriek oproep ondernemerschap of aanvragen via [email protected]. Het is belangrijk dat het projectvoorstel in het aanvraagformulier goed onderbouwd wordt en nauwkeurig wordt uitgewerkt. De aanvraag moet worden ingediend voor het project van start gaat. Dit wil zeggen dat u op het moment dat u uw aanvraag indient nog geen subsidieerbare activiteiten hebt ondernomen in het kader van het door u, binnen deze oproep, ingediende project. Na 1 maart 2013 om 12 uur kunt u geen aanvraag meer indienen in het kader van deze oproep. Er zijn dan ook geen wijzigingen meer mogelijk in de ingediende projectvoorstellen. Projectvoorstellen die worden ingediend na de afsluitingsdatum van de oproep of na de start van het project zijn onontvankelijk. Ze komen dus niet in aanmerking voor subsidiëring. 6 Selectie Alle aanvragen worden eerst getoetst op hun ontvankelijkheid en formele vereisten. Indieners van ontvankelijke voorstellen kunnen worden uitgenodigd voor een mondelinge toelichting aan en bevraging door een jury. Vervolgens worden de ontvankelijke projectvoorstellen afgetoetst aan de beoordelingscriteria. Hieronder worden de verschillende onderdelen van de selectieprocedure en de gehanteerde criteria toegelicht. ONTVANKELIJKHEID VAN DE AANVRAGEN Elke aanvraag wordt na ontvangst door het Agentschap Ondernemen beoordeeld op de volgende criteria (hier moet cumulatief aan voldaan worden): Werd de aanvraag ingediend op het specifiek daarvoor voorziene aanvraagformulier en zijn vereiste bijlagen ‘Projectbegroting’, ‘kwaliteitscharter’ (zie hoofdstuk 7, paragraaf Handleiding bij de oproep Ondernemerschap ‘faillissementspreventie’ 13 kwaliteitscharter) en eventueel ‘Samenwerkingsovereenkomst’, en werden alle documenten ondertekend? Zijn het aanvraagformulier en de vereiste bijlagen ‘Projectbegroting’, ‘kwaliteitscharter’ en eventueel ‘Samenwerkingsovereenkomst’ volledig en correct ingevuld? Aanvraagformulieren waarin vragen zijn opengelaten worden als onvolledig en dus onontvankelijk beschouwd. Werd de aanvraag tijdig ingediend – dus voor het afsluiten van de indieningsperiode? Beschikt de indiener over rechtspersoonlijkheid? Speelt het ingediende project in op de specifieke doelstelling (zie ‘specifieke doelstelling’)? Komt het project ten goede aan het ondernemerschap in het Vlaamse Gewest? Heeft het project een duur van maximaal 2 jaar? Start het project op zijn vroegst op de datum van de indiening ervan? Start het project uiterlijk 3 maanden na de indiening van de aanvraag van steun? Wordt het project gefinancierd met minstens 20% private inbreng? Bevat het aanvraagdossier een verklaring die aangeeft dat gezien het specifieke algemeen en maatschappelijk belang van het thema waarop gewerkt wordt alle studies, onderzoeksresultaten, draaiboeken, werkingsinstrumenten, tools of ander materiaal dat met de subsidie ontwikkeld wordt na afloop van het gesubsidieerde project gratis in volle eigendom zal overgedragen worden aan het Agentschap Ondernemen. Bevat het aanvraagdossier een verklaring die aangeeft dat de projectpromotor bij toekenning van een subsidie zal deelnemen aan een overkoepelende stuurgroep over alle gesubsidieerde projecten heen die voorziet in: o informatie- en kennisuitwisseling; o ervaringsuitwisseling; o een geïntegreerd beleid voor de faillissementsproblematiek; o kwaliteitsbewaking van de activiteiten van de gesteunde projecten; o terugkoppeling naar het beleid; o afstemming met andere beleidsinitiatieven en beleidslijnen zoals de wet continuïteit ondernemingen, de handelskamers, de financiële sector, etc. En dit onder voorzitterschap van het Agentschap Ondernemen en in aanwezigheid van de voorzitter en ondervoorzitter van het Comité Preventief Bedrijfsbeleid. Bevat het aanvraagdossier een verklaring die aangeeft dat de projectpromotor bij toekenning van de subsidie een projectstuurgroep zal inrichten, die minstens om de zes maanden zal samenkomen en waar minstens het Agentschap Ondernemen zal voor uitgenodigd worden. Hebben alle ondernemingen in het project (zowel indiener als partners) de deminimisverklaring getekend voor zover ze niet via overheidsopdracht aangesteld en marktconform vergoed worden? Er wordt geen steun verleend aan entiteiten die niet voldoen aan de regelgeving die van toepassing is in het Vlaamse Gewest. De entiteit mag op de indieningsdatum van de steunaanvraag geen achterstallige schulden bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid hebben en geen procedure op basis van Europees of nationaal recht lopen hebben waarbij een toegekende steun wordt teruggevorderd. De toetsing op het gebied van ontvankelijkheid houdt geen appreciatie in. Het betreft enkel een controle op de naleving van de deelnemingsvoorwaarden. Projecten die niet ontvankelijk zijn, worden uitgesloten van de verdere selectieprocedure. Ten behoeve van de indiener is eveneens een ‘checklist ontvankelijkheid’ als document beschikbaar op de vermelde website (bijlage AV3 bij het aanvraagformulier). Het verdient aanbeveling om die checklist effectief te hanteren vooraleer het project in te dienen. De checklist is evenwel geen verplicht document. Handleiding bij de oproep Ondernemerschap ‘faillissementspreventie’ 14 DE BEOORDELINGSCRITERIA De ontvankelijke projectaanvragen zullen beoordeeld worden op basis van hun kwaliteit en inhoud, waarbij de volgende criteria in aanmerking komen: 1. Op het vlak van kwaliteit: a) de mate waarin het project tegemoet komt aan een aangetoonde maatschappelijke behoefte: Dit beoordelingscriterium is voor deze oproep niet van toepassing. Deze oproep wordt immers als een gesloten oproep gelanceerd en enkel projecten die inspelen op de specifieke beleidsaccenten2 van de minister voor deze oproep (zie ‘specifieke doelstelling’) komen bijgevolg in aanmerking. b) de mate waarin het project een of meer maatschappelijke meerwaarden genereert: Hierbij wordt onder andere met de volgende aspecten rekening gehouden: wat is het totaalbereik van het projectvoorstel en in hoeverre bereikt het project de gekozen doelgroep. Zijn er in het voorstel vernieuwende elementen in vergelijking met het bestaande aanbod aan activiteiten voor de doelgroep in het Vlaamse Gewest? Wat is de aangetoonde effectiviteit van de voorgestelde methodiek van werken? Wat is de verwachte impact van uw project? Hoe gaat uw project ervoor zorgen dat de huidige werkgelegenheid veilig gesteld wordt en dat eventueel bijkomende jobs kunnen gecreëerd worden? Op welke manier zal uw project bijdragen aan de streefdoelen van de Vlaamse Overheid (namelijk het vermijden van faillissementen door preventieve acties en toeleiding naar het doorstartplan binnen de kmo-portefeuille)? Met welke indicatoren naast die al gevraagd worden in het aanvraagformulier gaat u dit meten (kwantitatief en kwalitatief)? Wat is de additionaliteit van het project ten opzichte van andere gesubsidieerde projecten bij dezelfde projectpromotor op vlak van de werking richting ondernemingen, maar ook op vlak van het bereiken van de specifiek beoogde doelgroep. c) de mate waarin de opgedane kennis wordt overgedragen: Hier wordt verwacht dat men aangeeft op welke wijze de opgedane kennis geborgd en opgevolgd wordt tijdens het volledige project binnen de eigen organisatie. In het projectvoorstel moet duidelijk naar voren komen op welke manier deze kennis wordt gedeeld en verspreid naar externen en meer expliciet naar het Agentschap Ondernemen toe bijkomend aan de verplichte gratis overdracht van alle resultaten van het project. Tevens wordt verwacht dat aan wordt gegeven in welke vorm dit wordt gedaan. Wordt er bijvoorbeeld een draaiboek bijgehouden over de opgedane kennis, wordt de informatie verspreid per folder, magazine of website. d) de deskundigheid van de projectorganisatoren, partners en het samenwerkingsverband: Hierbij wordt onder andere met de volgende aspecten rekening gehouden: Hebben de indiener en de desgevallend de partners in het samenwerkingsverband kennis van en ervaring met de doelgroep respectievelijk de thematiek? Genieten de indiener en desgevallend de partners het vertrouwen van de doelgroep en hebben ze voldoende directe toegang tot de bedrijven die beoogd worden? Zijn in het projectteam de competenties aanwezig om bedrijven in moeilijkheden op te sporen en deze bedrijven te voorzien van informatie, advies en begeleiding? 2 Hiervan is de maatschappelijke behoefte al aangetoond. Handleiding bij de oproep Ondernemerschap ‘faillissementspreventie’ 15 Over welke ervaring en kennis beschikken de mensen die worden ingezet? Minstens moet juridische kennis, financieel-economische kennis, sociale vaardigheden en een goede psychologische benadering van de doelgroep, kennis van de kmo-portefeuille aanwezig zijn in het projectteam. Wat is de kwaliteit van een eventuele samenwerking (indiener - partners in het samenwerkingsverband)? Wat zijn de resultaten van eventuele vroegere projecten? Hier wordt een beschrijving verwacht van welke ervaring de indiener en desgevallend de partners in het samenwerkingsverband hebben met de thematiek die behandeld wordt en met de doelgroep(en) die benaderd worden. Geef ook een kort overzicht van de activiteiten van de indiener en desgevallend de partners in het samenwerkingsverband in het algemeen. Hoe zijn de taken en de verantwoordelijkheden verdeeld? Worden de beslissingslijnen duidelijk omschreven? Is er een stevige projectorganisatie? (voorbeelden hiervan zijn: projectmanager, -leider, -verantwoordelijke, -coördinator, projectteam, stuurgroep of “steering committee”, werkgroep(en), resonans- of klankbordgroep(en), adviesra(a)d(en), edm.) Zo ja, geef de structuur en verantwoordelijkheidsverdeling van deze projectorganisatie aan. Wat is bovendien de samenstelling van laatstgenoemde groep(en), ra(a)d(en) of team(s) en wat is hun aantal bijeenkomsten, vergader-, overleg-, rapporterings- en evaluatiemomenten? Welke prestaties, diensten of producten levert iedere partner? e) de mate waarin efficiënt wordt omgegaan met middelen: Hierbij wordt onder andere met de volgende aspecten rekening gehouden: Wat is de verwachte output in verhouding tot de ingezette (overheids)middelen? Hoe wordt de verhouding tussen de ingezette overheidsmiddelen en de private middelen? Welk aandeel van de projectbegroting financiert de indiener en desgevallend het samenwerkingsverband met projecteigen opbrengsten? Welk aandeel financiert de indiener en desgevallend het samenwerkingsverband met de subsidie? Welke garanties biedt de projectindiener op additionaliteit ten opzichte van de reguliere werking van de kmo-portefeuille en het overige overheidsinstrumentarium? Welke garanties biedt de projectindiener op additionaliteit ten opzichte van de organisaties die op hetzelfde domein werkzaam zijn, bijvoorbeeld in het kader van de wet Continuïteit van Ondernemingen (WCO)? f) de mate waarin de projectorganisatie samenwerkt met andere actoren: Hierbij wordt onder andere met de volgende aspecten rekening gehouden: Met welke andere organisaties wordt er samengewerkt en waarvoor en met welke frequentie. Heeft de indiener of het samenwerkingsverband al een eigen netwerk uitgebouwd of participeert de indiener of het samenwerkingsverband aan andere netwerken? Zo ja, welke en waarvoor? Wat zijn de omvang en de kwaliteit van deze netwerken? Vermeld ook welke expertise buiten de organisatie of buiten het samenwerkingsverband nodig is om het project uit te voeren en motiveer waarom. Motiveer dit vanuit het bereiken van de noodzakelijke competenties binnen het samenwerkingsverband en dit vanaf de eerste dag dat het project wordt toegewezen. 2. Op het vlak van inhoud: a) de mate waarin het project inspeelt op het beleidsaccent van de minister (zie ‘specifieke doelstelling’) Handleiding bij de oproep Ondernemerschap ‘faillissementspreventie’ 16 b) de mate waarin het project innovatief is: Hierbij wordt onder andere met de volgende aspecten rekening gehouden: Zijn er in het voorstel vernieuwende elementen in vergelijking met het bestaande aanbod aan activiteiten voor de doelgroep in het Vlaamse Gewest? In welke mate worden die vernieuwingen onderbouwd? (hier wordt verwacht dat men zich gaat positioneren t.o.v. andere actoren of projecten die eenzelfde doelstelling nastreven maar wat de meerwaarde is van het eigen project t.o.v. die andere). Innovatie is iets nieuws doen binnen de organisatie. Dat kan door bijvoorbeeld een al bestaande methodiek of methodologie, die al elders gebruikt werd voor een ander project, ook te gebruiken; desgevallend mits de nodige specifieke aanpassingen voor het eigen project. Het kan dus gerust een geleend idee zijn. Er dient aangetoond te worden in welke mate het project innovatieve kenmerken heeft waardoor het zich van andere projecten onderscheidt. In welke mate is het project additioneel ten opzichte van het bestaande beleidsinstrumentarium en de reguliere werking van de alle partners in het project. c) de mate waarin het project inhoudelijk en methodologisch is uitgewerkt: Toon aan hoe de verschillende activiteiten bijdragen tot de doelstellingen die de Vlaamse overheid met de oproep beoogt, namelijk het vermijden van faillissementen. Kwantificeer de beoogde doelstellingen, de kwaliteit en de haalbaarheid van het projectvoorstel. Bij het uitwerken van het project kunt u rekening houden met onder andere de volgende aspecten: Is het project duidelijk omschreven en goed onderbouwd? Is het project degelijk gestructureerd, met een relevante en haalbare aanpak? Zijn de noodzakelijke indicatoren voor voortgangscontrole ingebouwd? Op welke manier wordt ervaringsuitwisseling gegarandeerd? Is er een duidelijke en concrete planning van de activiteiten? Kan het project onmiddellijk van start gaan en volledig operationeel zijn na toewijzing? De indiener die na goedkeuring van zijn aanvraagdossier een wijziging wenst door te voeren aan het project vraagt dit voorafgaandelijk en schriftelijk, en uiterlijk vóór de beëindiging van het project, aan bij het Agentschap Ondernemen. Dit betreffen niet louter wijzigingen met een begrotingseffect, maar alle substantiële wijzigingen (eveneens inhoudelijk, structureel, …). DE MONDELINGE TOELICHTING VOOR EEN JURY Na de ontvankelijkheidscontrole en voorafgaandelijk aan de beoordeling op basis van de hiervoor opgesomde beoordelingscriteria kunnen één, meerdere of alle projectindieners worden uitgenodigd om hun voorstel mondeling toe te lichten aan de jury om die toe te laten een optimaal beeld te krijgen van het projectvoorstel en via bevraging eventuele onduidelijkheden nader uit te klaren. De ingediende voorstellen kunnen evenwel niet worden aangepast na deze toelichting. RANGSCHIKKING VAN DE AANVRAGEN De minister bepaalt in het ministerieel besluit van iedere oproep de beoordelingscriteria en de weging ervan. Voor deze oproep is het volgende beslist: een ontvankelijke aanvraag wordt beoordeeld aan de hand van de acht bovenstaande criteria, met volgende weging: criteria 1 b) c), f) en 2 a), b) en c): de maximale score bedraagt 5 punten Handleiding bij de oproep Ondernemerschap ‘faillissementspreventie’ 17 criteria 1 d), e): er wordt eveneens gescoord op 5 punten, maar die score wordt in de totaalscore voor de dubbele waarde meegerekend De maximale totaalscore bedraagt bijgevolg 50 punten (6 x 5 punten + 2 x 10 punten). Voor elk beoordelingscriterium wordt dus een score op een schaal van 1 tot 5 toegekend: 1 staat voor onvoldoende; 2 staat voor redelijk; 3 staat voor goed; 4 staat voor meer dan goed; 5 staat voor uitstekend. Om opgenomen te worden in de rangschikking mag een project geen score 1 of niet meer dan twee keer de score 2 krijgen. De projecten worden in dalende volgorde gerangschikt volgens hun totaalscore en tot uitputting van de enveloppe. De projecten worden in eerste instantie gerangschikt op basis van de behaalde score op de beoordelingscriteria. Projecten waarbij er op basis van de beoordelingscriteria ernstige twijfels zijn over de haalbaarheid en de kwalitatieve uitvoering van het project, zelfs na de mondelinge toelichting voor een jury, worden automatisch onderaan de rangschikking geplaatst. Bij het opstellen van de rangschikking kan daarenboven aanvullend rekening gehouden worden met: 1° het streven naar diversiteit en complementariteit in het aanbod van projecten; 2° het streven naar een geografische spreiding van het aanbod van projecten in het Vlaamse Gewest; 3° het streven naar een sectorale spreiding van het aanbod van projecten in het Vlaamse Gewest. TOEKENNING VAN DE SUBSIDIE De minister verdeelt het beschikbare subsidiebudget onder de best gerangschikte aanvragen, in afnemende volgorde, en dit tot uitputting van de voorziene budgettaire enveloppe. In een aantal gevallen kan de minister echter een negatieve beslissing nemen. Deze gevallen zijn gespecificeerd in artikel 14 van het ministerieel besluit van 24 december 2012 tot uitvoering van artikel 16, §3, van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009, met name: 1° indien de indiener of eventuele partners van het samenwerkingsverband in het project onvoldoende financiële draagkracht hebben voor de uitvoering of het welslagen ervan; 2° indien de indiener of eventuele partners van het samenwerkingsverband in het project niet voldoen aan andere verplichtingen of vergunningen vanwege de overheid; 3° indien de indiener of eventuele partners van het samenwerkingsverband in het project blijk hebben gegeven van niet-correct gedrag naar aanleiding van vorige aanvragen, onder meer inzake informatieverstrekking, inhoudelijke en financiële verplichtingen of verslaggeving; 4° indien de indiener of de partners van het samenwerkingsverband op de indieningsdatum van de steunaanvraag achterstallige schulden bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid hebben of een procedure op basis van Europees of nationaal recht lopen hebben waarbij een toegekende steun wordt teruggevorderd. Handleiding bij de oproep Ondernemerschap ‘faillissementspreventie’ 18 7 De subsidie en looptijd van de projecten AANVANG EN DUUR VAN DE SUBSIDIEPERIODE De maximale looptijd van de projecten is twee jaar. MAXIMALE SUBSIDIE Het budget voor deze oproep is 5.000.000 euro. De subsidie bedraagt 80% van de aanvaarde projectkosten en maximaal het netto te financieren saldo (zie verder). Voor deze oproep is het minimumpercentage van private inbreng bepaald op 20%. Cumulatie met de kmo-portefeuille is in deze oproep niet toegestaan. Dit houdt in dat het voor de deelnemers van de projecten niet is toegestaan om in het kader van deze oproep gebruik te maken van de kmoportefeuille met uitzondering uiteraard van het gebruik dat van de kmo-portefeuille gemaakt wordt als gevolg van de toeleiding naar de kmo-portefeuille. Per project dat gesubsidieerd wordt, is de maximale subsidie 1 miljoen euro. Het subsidiebedrag dat effectief toegekend wordt aan een projectpromotor zal bestaan uit een vast en een variabel gedeelte. Het vaste gedeelte zal 90 procent van de maximaal toegekende subsidie bedragen. Tien procent van de toegekende subsidie zal dan bestaan uit een variabel gedeelte. Dit variabel gedeelte zal uitbetaald kunnen worden op basis van het aantal door de projectpromotor effectief toegeleide bedrijven naar de pijler Strategisch Advies van de kmo-portefeuille (doorstartplan). Per bedrijf dat door de Commissie Strategisch Advies toegelaten wordt tot de opmaak van een doorstartplan zal 1.500 euro van het variabel gedeelte uitbetaald worden aan de projectpromotor. Om aanspraak te maken op de vergoeding voor de toeleiding naar het instrumentarium voor het opmaken van een doorstartplan moet de onderneming voldoen aan de voorwaarden van de pijler Strategisch Advies van de KMO-portefeuille en moet de daartoe bevoegde Commissie Strategisch Advies binnen de werking van de kmo-portefeuille ook de voorbereidende financiële en operationele scan van voldoende kwaliteit vinden. De Commissie Strategisch Advies zal deze kwaliteit beoordelen aan de hand van volgende elementen: Het bedrijf moet voldoen aan de Europese kmo-definitie en het eigen vermogen moet groter zijn dan de helft van het maatschappelijk kapitaal; Er moeten duidelijk aantoonbare, zowel kwantitatief als kwalitatief, continuïteitsbedreigende elementen aanwezig zijn in de werking van de onderneming; De voorbereidende operationele en financiële scan moet een voldoende uitgewerkte bedrijfseconomische analyse zijn en mag niet louter bestaan uit een financiële analyse. Alle aspecten van de bedrijfsvoering -de Vlerick scan bevat 16 te onderzoeken elementen- van de bedrijfsvoering moeten behandeld worden. Als conclusie bevat de scan een eerste opsomming van aandachtspunten en prioritaire acties. 8 Eigendoms- en gebruikersrecht – Kwaliteitscharter EIGENDOMS- EN GEBRUIKERSRECHT Als projecten succesvol blijken, wil het Vlaamse Gewest in ruil voor de steun, de resultaten en concepten gebruiken voor de ontwikkeling van haar beleid. Hieronder zal kort toegelicht worden wat hier onder verstaan wordt. Handleiding bij de oproep Ondernemerschap ‘faillissementspreventie’ 19 Tijdens een project worden er verschillende producten ontwikkeld in het kader van de doelstelling van het project en de toegekende subsidie. De meest voorkomende producten zijn audiovisueel materiaal (zoals filmpjes, DVD’s, boeken, draaiboeken, stappenplannen, brochures, handleidingen,…) en documentatie voor het geven van sessies, opleidingen, seminaries en dergelijke. Op deze producten is het eigendomsrecht van toepassing. In ruil voor de subsidie die Agentschap Ondernemen verleent, dient een projectpromotor van elk ontwikkeld product tenminste één kopie te leveren aan het agentschap. Dit kan zijn voor eigen gebruik of om te dupliceren voor verdere verspreiding. Over ontwikkelde producten zoals methodieken, tools, scans, IT-applicaties en dergelijke krijgt het agentschap gratis het volle eigendomsrecht. Dit is verantwoord gezien het bijzondere maatschappelijke belang van dit thema en de hoogte van de verleende subsidie. Het Agentschap kan via de volle eigendom haar maatschappelijke rol als regisseur van het beleid dan ten volle spelen. KWALITEITSCHARTER Het kwaliteitscharter is een instrument om de kwaliteit van de dienstverlening van de door het Agentschap Ondernemen gesteunde projecten te waarborgen. De kwaliteitscharter maakt deel uit van de kwaliteitszorg van het agentschap. Het doel van de kwaliteitszorg is het verzekeren dat de overheidsmiddelen die ingezet worden voor de implementatie van de projecten effectief, doelgericht en efficiënt besteed worden. Elke door het Agentschap Ondernemen gesteunde projectpromotor moet dit kwaliteitscharter ondertekenen en verbindt zich er toe dit altijd en onverkort toe te passen, en te laten toepassen, zowel naar letter als naar geest. 9 Evaluatie Na afloop van de projecten wordt elk project geëvalueerd aan de hand van de volgende indicatoren: Totaal aantal bereikte ondernemingen (ondernemingen of organisaties) en een overzicht van de volgende kenmerken: o KBO-nummer o sector (NACE-code) o ligging/regio o startdatum van de onderneming of organisatie o grootte van de onderneming of organisatie Na afloop van het project wordt de werking van de oproep grondig geëvalueerd. Dit gebeurt in de eerste plaats op basis van een kwantitatief en kwalitatief eindverslag wat elk project dient aan te leveren. De bovenstaande indicatoren moeten als streefcijfers in de aanvraag opgenomen worden en minimaal in het eindverslag verwerkt worden. Het Agentschap Ondernemen zal ook een tevredenheidsenquête houden onder de deelnemers. De bovenstaande gegevens blijven tot beschikking van het Agentschap Ondernemen om ook na afloop van de projecten deze gegevens te gebruiken voor evaluatie van de oproep. In dit eindverslag neemt de projectpromotor ook een ex post analyse op van de financiële gezondheid van de ondernemingen die begeleid werden. Dit om de doelmatigheid van het project aan te tonen. Daarnaast neemt elke projectpromotor in zijn eindverslag een hoofdstuk op met beleidsaanbevelingen voor de Vlaamse overheid, zoals die kunnen gepuurd worden uit de projecten. Deze beleidsaanbevelingen worden gebaseerd op de problemen die de projectpromotor tegengekomen is in de werking van het project. Om die reden wordt ook een hoofdstuk opgenomen in het eindverslag met de typische veelvoorkomende problemen waarrond gewerkt werd en de oplossingspistes die daarbij bewandeld werden. Handleiding bij de oproep Ondernemerschap ‘faillissementspreventie’ 20 10 Projectbegroting Er moet in de bijlage AV1 ‘Projectbegroting’ bij het aanvraagformulier een gedetailleerde begroting worden opgenomen voor het volledige project. Die bestaat uit een globale begroting en een begroting per jaar dat het project loopt. Deze begroting moet een gedetailleerde raming van alle kosten bevatten, ongeacht of die volledig door de subsidie worden gedekt of niet, en van alle inkomsten. De kosten die in aanmerking worden genomen voor de berekening van de subsidie zijn beperkt. Voor de aanvaardbare kosten wordt verwezen naar de bijlage 2 ‘Controlerichtlijnen van de Afdeling Inspectie Economie (AIE) van toepassing op oproepen (peterschapsprojecten, brugprojecten economie-onderwijs, oproepen ondernemerschap) en projecten van bijzonder belang (die niet onder een oproep vallen) in het kader van het Besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009 tot toekenning van steun aan projecten ter bevordering van het ondernemerschap’. NETTO TE FINANCIEREN SALDO (NFS) Het ‘netto te financieren saldo’ is het saldo van het aanvaardbaar projectbedrag dat nog moet gefinancierd worden na aftrek van de beschikbare middelen in natura (zoals bv. sponsoring, giften, eigen werk, eigen inbreng in natura) en de financiële middelen (zoals bv. cash middelen) zoals voorzien in de begroting van het project. Voor de bepaling van de 20% private bijdrage komen zowel eigen inbreng, projecteigen opbrengsten, sponsoring in geld en sponsoring in natura in aanmerking. Voor deze oproep is voorzien in een steunpercentage van maximaal 80% van de aanvaarde projectbegroting met een maximum van 1.000.000 euro; desgevallend beperkt tot maximaal het netto te financieren saldo. Bij maximum 1.000.000 euro steun beperkt tot 80% van het aanvaardbare projectbedrag en een vereiste private inbreng van minstens 20% is de minimale projectkost dus 1.250.000 euro. Ter illustratie volgen een aantal rekenvoorbeelden die de hierboven beschreven principes verduidelijken. Voorbeeld A Kosten Loonkosten 325.000 Werkingskosten 253.500 Overhead (10% op 32.500 loonkost) Investeringskosten 14.000 Niet aftrekbare BTW PM Totale kosten (1) 625.000 Totaal private inbreng = 20% Voorbeeld A Berekening subsidie conform NFS principe Totale kosten - sponsoring in natura = netto te realiseren project Financiering Eigen inbreng (15%) Sponsoring in natura (5%) 93.750 31.250 Totale ontvangsten 125.000 625.000,00 -31.250,00 593.750,00 Handleiding bij de oproep Ondernemerschap ‘faillissementspreventie’ 21 - eigen inbreng Netto te financieren saldo -93.750,00 500.000,00 Subsidie 80% op 625.000 500.000,00 Voorbeeld B in de veronderstelling dat de private bijdrage > is dan minimaal vereiste 20% Kosten Financiering Loonkosten 296.000 Eigen inbreng (14%) 100.000 Werkingskosten 225.200 Sponsoring in natura (6%) 43.750 Overhead (10% op 29.600 loonkost) Investeringskosten 24.200 Niet aftrekbare BTW PM Totale kosten (1) 575.000 Totale ontvangsten 143.750 Totale private inbreng = 25% Voorbeeld B Berekening subsidie conform NFS principe Totale kosten - sponsoring is natura 575.000,00 -43.750,00 = netto te realiseren project - eigen inbreng 531.250,00 -100.000,00 Netto te financieren saldo = subsidie 431.250,00 Subsidie beperkt tot NFS 431.250,00 In dit geval wordt de subsidie beperkt tot 431.250 euro en bedraagt de subsidie dus 75 %. 11 Wettelijk kader het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009 tot toekenning van steun aan projecten ter bevordering van het ondernemerschap het besluit van de Vlaamse Regering van 25 mei 2012 tot wijziging van artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009 tot toekenning van steun aan projecten ter bevordering van het ondernemerschap het ministerieel besluit van xx xx 2012 houdende de uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009 tot toekenning van steun aan projecten ter bevordering van het ondernemerschap. Handleiding bij de oproep Ondernemerschap ‘faillissementspreventie’ 22 12 Informatie en contactpersonen Op www.agentschapondernemen.be vindt u: Het ministerieel besluit van 24 december 2012 houdende de uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009 tot toekenning van steun aan projecten ter bevordering van het ondernemerschap. bijlage 1: de handleiding bijlage 2: de controlerichtlijnen van de Afdeling Inspectie Economie (AIE) bijlage 3: het aanvraagformulier (met de daarbij horende bijlagen AV1 ‘projectbegroting’, AV2 ‘kwaliteitscharter’, AV3 ‘samenwerkingsovereenkomst’, AV4 ‘checklist ontvankelijkheid’ enkel bedoeld als hulpmiddel) bijlage 4: richtlijnen in verband met rapportering en communicatie de reglementaire besluiten Voor meer inlichtingen over de oproep kunt u terecht bij het Agentschap Ondernemen. U kunt hiervoor mailen naar [email protected] of - voor inhoudelijke vragen nodigen wij u zeker uit op de infosessie op 31 januari 2013 of kan u contact opnemen met Bart Candaele via [email protected] of 02/553.42.82 - voor vragen in verband met de indieningsmodaliteiten of de projectbegroting telefoneren naar Johan Van Herck - 02/553.37.47 Deze handleiding maakt integraal deel uit van het ministerieel besluit van 24 december 2012 houdende de uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009 tot toekenning van steun aan projecten ter bevordering van het ondernemerschap. Handleiding bij de oproep Ondernemerschap ‘faillissementspreventie’ 23