Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012-2013 Kwalitatief onderzoek naar de kernelementen van het persoonlijk herstelproces van personen met een psychische aandoening: een case study in Villa Voortman Charlotte Storme Promotor Prof. Dr. Wouter Vanderplasschen Masterproef ingediend tot het behalen van de graad van Master in de Pedagogische Wetenschappen, afstudeerrichting Orthopedagogiek Abstract Universiteit Gent Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Optie Orthopedagogiek Academiejaar 2012 – 2013 Kwalitatief onderzoek naar de kernelementen van het persoonlijk herstelproces van personen met een psychische aandoening Het doel van deze masterproef is een beeld omschrijven, vanuit zowel cliëntenperspectief als hulpverleningsperspectief, van hoe persoonlijk herstel van personen met een psychische aandoening betekenis krijgt. Het betreft hier een kwalitatieve studie waarin het theoretisch model van Leamy et al. (2011) centraal staat. Dit model onderscheidt volgende vijf kernelementen die een belangrijke rol spelen bij persoonlijk herstel: verbondenheid, hoop en optimisme, identiteit, zingeving en empowerment. Dit onderzoek verloopt in drie fasen. In eerste instantie wordt een case study uitgevoerd in Villa Voortman. In een tweede fase wordt, aan de hand van een semigestructureerd diepte-interview, onderzocht hoe het MOBiL-team Gent Noord persoonlijk herstel invult en integreert in zijn werking. Ten slotte wordt, via een focusgroep, het hulpverleningsperspectief van Villa Voortman bevraagd. Uit deze studie blijkt dat de vijf kernelementen van Leamy et al. (2011) daadwerkelijk terug te vinden zijn in het persoonlijk herstelproces van de cliënt. Hierbij wordt echter wel vastgesteld dat de waarde van de kerncomponenten sterk verschilt. Zo blijken verbondenheid en empowerment in deze case van zeer groot belang. Ook in de werking van Villa Voortman en in deze van het MOBiLteam Gent Noord zijn de vijf kernelementen terug te vinden. De hulpverleners erkennen niet alleen hun eigen belang binnen het herstelproces, maar beschouwen herstel als een gedeeld proces. Zo dienen cliënten de regie over hun leven opnieuw in eigen handen te nemen en dient de maatschappij open te staan voor de ‘vreemde ander’ door hen te benaderen als volwaardige burgers. Charlotte Storme Promotor: Prof. Dr. Wouter Vanderplasschen Dankwoord Deze masterproef is mede door tot stand gekomen dankzij de steun en hulp van vele personen. Daarom wil ik iedereen die mij geholpen heeft graag danken. Allereest wil ik alle betrokkenen van Villa Voortman bedanken. Het was een plezier om dit onderzoek in deze aangename omgeving te kunnen verwezenlijken. Bedankt voor de steun, het geloof en de inspiratie die ik van jullie allemaal kreeg. Verder wens ik ook alle participanten Mark, Rita, Pol, Jasmien, Thomas, Jos en Danny te bedanken. Zij waren steeds bereid en enthousiast om mee te werken aan dit onderzoek. Daarnaast wil ik graag mijn promotor, prof. Dr. Wouter Vanderplasschen, bedanken voor het vertrouwen, het advies en de vrijheid die hij me gaf om deze masterproef uit te werken naar mijn eigen interesses. Ook een grote dank aan de nalezers Alexander en Leendert die zorgen voor dit mooie resultaat. Tot slot ben ik mijn ouders, broers en vrienden heel erg dankbaar die een grote bron van steun voor mij waren. Bedankt voor de motiverende woorden op moeilijke momenten en het onvoorwaardelijk geloof in een goed resultaat. Inhoudsopgave Abstract.................................................................................................................................................................iii Dankwoord ........................................................................................................................................................... iv Inhoudsopgave ..................................................................................................................................................... v Algemene inleiding .............................................................................................................................................. 1 1 LITERATUURSTUDIE ..................................................................................................................... 3 1.1 Inleiding ......................................................................................................................................... 3 1.2 Andere visie op mensen met psychische aandoeningen ........................................................... 3 1.2.1 Aanleidingen voor de herstelvisie .......................................................................................... 3 1.2.2 Onderliggende visie van herstel ............................................................................................. 6 1.3 De situatie in België ...................................................................................................................... 7 1.3.1 Geschiedenis van de moderne geestelijke gezondheidszorg in Beligë ............................. 7 1.3.2 Nood aan een nieuw model.................................................................................................... 10 1.3.3 De vijf functies van het nieuwe geestelijke gezondheidszorgmodel in België .............. 11 1.3.4 Drie pijlers binnen de zorgvernieuwing in België ............................................................. 13 1.3.5 Conclusie ................................................................................................................................... 14 1.4 Herstelbenadering ...................................................................................................................... 15 1.4.1 Eén woord, twee betekenissen .............................................................................................. 15 1.4.2 Fasen in herstel ........................................................................................................................ 16 1.4.3 Onderzoek naar herstelbelemmerende en –bevorderende factoren.............................. 17 1.4.4 Herstelgeoriënteerde zorg ..................................................................................................... 18 1.4.5 Vijf kernelementen van herstel ............................................................................................ 20 1.5 Probleemstelling en onderzoeksvragen ................................................................................... 26 2 METHODOLOGIE .......................................................................................................................... 28 2.1 Kwalitatief onderzoek ................................................................................................................ 28 2.2 Onderzoeksopzet......................................................................................................................... 29 2.2.1 Onderzoekscontext ................................................................................................................. 29 2.2.2 Respondenten .......................................................................................................................... 31 2.3 Dataverzameling ......................................................................................................................... 34 2.3.1 Diepte-interviews .................................................................................................................... 34 2.3.2 Focusgroep in Villa Voortman .............................................................................................. 36 2.4 Data-analyse ................................................................................................................................ 36 2.5 Kwaliteit van het onderzoek ...................................................................................................... 37 2.5.1 Validiteit ................................................................................................................................... 37 2.5.2 Betrouwbaarheid ..................................................................................................................... 38 3 RESULTATEN ............................................................................................................................... 39 3.1 Verbondenheid ........................................................................................................................ 39 3.2 Hoop en optimisme over de toekomst ................................................................................. 43 3.3 Identiteit ................................................................................................................................... 45 3.4 Zingeving .................................................................................................................................. 48 3.5 Empowerment .......................................................................................................................... 51 4 DISCUSSIE EN CONCLUSIE .......................................................................................................... 54 4.1 Relevantie van het onderzoek ................................................................................................... 54 4.2 Bespreking onderzoeksresultaten ............................................................................................. 55 4.2.1 Verbondenheid ........................................................................................................................ 55 4.2.2 Hoop en optimisme ................................................................................................................. 56 4.2.3 Identiteit ................................................................................................................................... 57 4.2.4 Zingeving .................................................................................................................................. 58 4.2.5 Empowerment.......................................................................................................................... 59 4.3 Beperkingen van het onderzoek................................................................................................ 61 4.4 Aanbevelingen............................................................................................................................. 61 4.4.1 Voor verder onderzoek en de praktijk ................................................................................ 61 4.4.2 Voor het beleid ........................................................................................................................ 63 BIBLIOGRAFIE .............................................................................................................................................. 65 BIJLAGEN ...................................................................................................................................................... 74 Algemene inleiding België heeft één van de hoogste ratio’s van psychiatrische bedden per aantal inwoners. Dit blijkt onder meer uit het rapport ‘Policies and practices for mental health in Europe’ dat de World Health Organisation in 2008 publiceerde. België staat na Malta op de tweede plaats van Europa met 152 bedden per 100.000 bewoners (Gids naar een betere geestelijke gezondheidszorg, 2010). Geestelijke gezondheidsproblemen veroorzaken beduidende verliezen en lasten op economisch en sociaal vlak, alsook voor het strafrechtelijke en het rechtsstelsel (Organisatie van financiering van de geestelijke gezondheidszorg in België, 2011). Hoewel België een uitgebreid welzijns- en gezondheidslandschap heeft voor mensen met psychische aandoeningen blijk, uit observaties van de World Health Organisation (2008), dat er een tekort aan thuisbegeleiding is (Sinnaeve, 2012) en doorverwijzingen niet altijd even vlot te verlopen (De Jaegere, DeSmet, De Coster, & Van Audenhove, 2010). Met de implementatie van artikel 107 tracht de Belgische overheid te evolueren naar een gemeenschapsgerichte geestelijke gezondheidszorg waarin er vertrokken wordt vanuit de concrete leef-, leer- en werkomgeving van personen met een psychische aandoening (Gids naar een betere geestelijke gezondheidszorg, 2010). Via organisatorische veranderingen probeert men om de zorg die plaatsvindt in de ziekenhuizen, indien mogelijk, in te korten en over te dragen naar zorg binnen de maatschappij. Er worden mobiele teams opgericht die instaan voor de zorg en ondersteuning in de leefomgeving van personen met psychische aandoeningen (Marysse, 2010). Daarnaast wordt de geestelijke gezondheidszorg gereorganiseerd aan de hand van zorgcircuits en worden zorgnetwerken uitgebouwd (Gids naar een betere geestelijke gezondheidszorg, 2010). Volgens Van Hecke et al. (2011) zou deze reorganisatie voor iedereen een verbetering zijn: “de patiënt kan sneller uit het ziekenhuis en komt buiten in een aangepast zorgcircuit terecht. De overheid kan een aanzienlijke kwaliteitsverbetering van de zorg bereiken zonder dat dit meer moet kosten” (p. 918). Naast een herallocatie van middelen, tracht de overheid met artikel 107 tegelijkertijd een nieuwe visie in te voeren op de benadering van een persoon met een psychische aandoening, namelijk de herstelgerichte visie (Van Hecke ,Joos, Daems, Matthysen, & De Bruyne, 2011). De herstelvisie biedt tevens een nieuwe ideologie voor hulpverleningsdiensten (Farkas, 2007 in le Boutillier et al. 2011). De praktijk dient zich te organiseren zodat personen met psychische aandoeningen de kans krijgen om een zinvol en productief leven op te bouwen (Slade, 2009). De te lange opname van de cliënt in een ziekenhuis zou herstel structureel onmogelijk maken (Verniest et al., 2008 in Van Hecke et al., 2011). België is hierin geen voorloper gezien deze hervormingen in talrijke andere landen reeds werden doorgevoerd (Van Audenhove, 2010). 1 Desondanks de grote aandacht voor herstel, is er vandaag heel wat verwarring rond de invulling van deze term. De term ‘herstel’ is niet nieuw binnen de zorg en werd voorheen overwegend benaderd vanuit een klinisch perspectief waarbij het verminderen van symptomen de uitkomst van herstel vormde (Slade, Amering, & Oades, 2008). De laatste jaren is er vanuit cliëntenperspectief een beweging ontstaan waarin het persoonlijk herstelproces centraal staat en er verwezen wordt naar het hervinden van de regie over het eigen leven (Slade, 2009). Gezien de veelheid aan literatuur omtrent het persoonlijk herstelproces van personen met een psychische stoornis besloten Leamy et al. (2011) als eerste een systematische review en narratieve synthese te maken. Het doel was om een conceptueel kader betreffende het fenomeen herstel te ontwikkelen. Leamy et al. (2011) rapporteren vijf elementen naar boven die de kern van herstel vormen: verbondenheid, hoop en optimisme over de toekomst, identiteitsontwikkeling, zingeving en empowerment. Dit theoretisch model staat centraal in deze masterproef. Binnen dit onderzoek wordt het herstelverhaal van de persoon zelf naar voren geschoven. Hierin wordt gekeken welke plaats de vijf elementen van het theoretisch model innemen. Deze bevindingen worden aangevuld door tevens de visie van de hulpverlening te bevragen. Baserend op de nieuwe herstelvisie werd nagegaan hoe zowel de werking van Villa Voortman als de werking van de mobiel-teams herstel invullen. Hierbij werd telkens het theoretisch model van Leamy et al. (2011) centraal gesteld. In deze masterproef wordt steeds gesproken over herstel, die verwijst naar de oorspronkelijke Engelse term ‘recovery’. Dit onderzoek vindt plaats binnen de context van Villa Voortman. Het project Villa Voortman werd opgericht in het kader van de vernieuwingen binnen de geestelijke gezondheidszorg in België. Dit ontmoetingshuis is een onderdeel van een steeds groter wordend netwerk van zorg voor mensen in de maatschappij. Er is tevens een nauwe samenwerking met de mobiele teams. Deze sluiten, net als Villa Voortman, aan bij de gemeenschapsgerichte geestelijke gezondheidszorg en vertrekken vanuit de herstelvisie. De herstelvisie wordt, aan de hand van wetenschappelijke literatuur, verder uitgediept. De bevindingen hiervan, aangevuld met de situatie in België, worden weergegeven in de literatuurstudie. In het tweede luik wordt de gehanteerde onderzoeksmethodologie beschreven. Vervolgens worden, in het derde luik, de resultaten van dit onderzoek gerapporteerd. Ten slotte wordt deze masterproef beëindigd met een discussie en conclusie waarin een bondig antwoord op de onderzoeksvragen wordt gegeven. Tekortkomingen van dit onderzoek worden beschreven en aanbevelingen worden geformuleerd. 2 1 Literatuurstudie 1.1 Inleiding Centraal in deze masterproef staat de nieuwe visie binnen de geestelijke gezondheidszorg, namelijk de herstelvisie. Om deze visie te verhelderen worden, in eerste instantie, de aanleidingen beschreven die ervoor zorgden dat de herstelvisie tot stand kwam alsook de onderliggende visie van de herstelbenadering. Aansluitend hierbij wordt de herstelvisie binnen de Belgische context geschetst. Vervolgens wordt de term herstel verder uitgewerkt waarbij het theoretisch model van Leamy et al. (2011) wordt toegelicht. Ten slotte wordt dit deel afgesloten met een probleemstelling en het formuleren van de onderzoeksvragen. 1.2 Andere visie op mensen met psychische aandoeningen Vanaf de jaren ’90 spreekt Anthony (1993) van een andere visie op zorg, namelijk een herstelvisie. Deze baseert zicht op het idee dat de zorg voor mensen met een psychische aandoening moet plaatsvinden in de maatschappij en vertrekt uit de rehabilitatiegedachte. Dit verondersteld dat niet langer gestreefd wordt naar genezing, maar dat cliënten een nieuwe betekenis moet vinden in zijn leven ondanks hun beperkingen. Binnen de geestelijke gezondheidszorg vindt er een verschuiving plaats waarin vertrokken wordt vanuit de cliënt, en niet langer uit de instelling (De Jaegere, DeSmet, De Coster, & Van Audenhove, 2010). Dit houdt in dat cliënten en hun vraag voortaan het uitgangspunt vormen van een nieuwe visie op de geestelijke gezondheidszorg (Organisatie van financiering van de geestelijke gezondheidszorg in België, 2011). 1.2.1 Aanleidingen voor de herstelvisie Anthony (1993), directeur van het Boston Center for Psychiatric Rehabilitation, beschrijft drie belangrijke aanleidingen die aan de basis liggen voor de nieuwe visie op de geestelijke gezondheidszorg. Hij beschrijft herstel als het ontstaan van een nieuwe betekenis en zin in het leven, terwijl men over de rampzalige gevolgen van een psychische aandoening heen groeit. Allereerst onderscheidt Anthony op organisatorisch vlak de de-institutionalisering in de jaren zestig en zeventig. Naast deze organisatorische verandering, bemerkt hij ook op inhoudelijk vlak twee veranderingen. Dit zijn enerzijds de toenemende opkomst van de ‘community-support systems’ of maatschappelijke steunsystemen en anderzijds de psychiatrische rehabilitatie in de jaren tachtig. 3 1.2.1.1 De-institutionalisering Vanaf de jaren zestig kwam, na een periode van institutionalisering, een beweging op gang die zich richtte op het re-integreren van mensen met een psychische aandoening in de maatschappij. Deze de-institutionalisering was het gevolg van twee maatschappelijke evoluties: enerzijds de opkomst van de burgerrechtenbeweging en anderzijds het verzet tegen segregatie en uitsluiting (Van Audenhove, 2005). De-institutionalisering legt de focus op zorg in de maatschappij, terwijl voorheen zorgbehoevenden meer buiten de samenleving kwamen te staan. De gezondheidszorg werd bij gevolg dichter bij huis gebracht (De Rick et al., 2003). Het begrip de-institutionalisering wordt door Bachrach (1989) gedefinieerd in drie processen. In eerste instantie onderscheidt hij een daling van het aantal verblijfplaatsen in de psychiatrische ziekenhuizen. Een tweede proces is de diversificatie van de zorg. En ten slotte ook nog de verdeling van verantwoordelijkheid van zorg over verschillende voorzieningen en personen. Pieters en Peuskens (1995) daarentegen beschrijven de de-institutionalisering van de geestelijke gezondheidszorg als een tweedelig proces. Enerzijds zien zij, net zoals Bachrach een afbouw van het aantal psychiatrische bedden en anderzijds moet men investeren in de uitbouw van een netwerk van gemeenschapsvoorzieningen. De systematische, langdurige en sociale isolatie van mensen met psychische aandoeningen behoort stilaan tot het verleden. Het proces van de-institutionalisering liep niet altijd even succesvol. Dit blijkt onder andere uit de situaties in Italië en de Verenigde Staten. Hier zorgde de bruuske sluiting van asielen veel thuisloosheid tot gevolg had (Van Audenhove, 2010). Vaak is het creëren van adequate en toegankelijke gemeenschapsbronnen niet eenvoudig. Het veronderstelt immers meer dan enkel een verschuiving inzake de plaats van de verzorging. De verschuivingen die reeds plaatsvonden, gingen niet altijd samen met het ontwikkelen van een passende gemeenschap en gespecialiseerde zorg. Dit had als gevolg dat de meest kwetsbare individuen onvoldoende steun ontvingen. De zorgverlening moet aansluiten bij de individuele noden, cultuurgebonden zijn en betrokkenheid uiten naar de cliënt toe. Continuïteit van de zorg is hierbij van belang (Lamb & Bachrach, 2001). 1.2.1.2 Psychosociale rehabilitatie De rehabilitatietheorie geeft een inhoudelijk antwoord op de vraag naar vermaatschappelijking. Centraal in deze theorie staan de sociale integratie en de ondersteuning van mensen met ernstige en langdurige psychische problemen om hen toe te laten opnieuw te functioneren in de maatschappij (Wilken & Den Hollander, 2012). Volgens Van Weeghel en Mos (1999) is de missie van de psychosociale rehabilitatie de erkenning van de cliënt als persoon en het herstel van zijn burgerschap. Voorheen was er binnen de hulpverlening vooral aandacht voor het verminderen van 4 symptomen, functietekorten en lijden (Korevaar, 2008). Rehabilitatie negeert deze zaken niet, maar legt de focus op de aanwezige capaciteiten van de cliënten in functie van de door hen gewenste levenskwaliteit (Wilken & Den Hollander, 2012). Binnen de literatuur wordt het begrip rehabilitatie op verschillende manieren ingevuld. Volgens Korevaar (2008) heeft het woord twee betekenissen, namelijk ‘revalidatie’ en ‘eerherstel’. Revalidatie is volgens hem van groot belang omdat het accent hierbij ligt op het vergroten van de activiteiten. Revalidatietechnieken kunnen de cliënt helpen om zijn sterke kanten zo veel als mogelijk te ontwikkelen en te gebruiken. Ook eerherstel is volgens Korevaar cruciaal omdat de behoeften, wensen en inzichten van mensen met ernstige, langdurige beperkingen en participatieproblemen lange tijd niet gehoord werden. Volgens Van Wel (1994) kan psychosociale rehabilitatie omschreven worden als het proces waarbij men directe hulpverlening aan de cliënt combineert met begeleiding en beïnvloeding van de omgeving, met als doel zo goed als mogelijk gebruik te maken van de aanwezige capaciteiten, zodat de cliënt op een optimaal niveau kan functioneren in een zo normaal mogelijk sociaal kader. Uit deze definitie van Van Wel (1994) blijkt duidelijk dat rehabilitatie zich niet alleen richt op de cliënt, maar ook op de maatschappij. Dröes et al. (2005) merken, desondanks deze verschillende benaderingen, een aantal gemeenschappelijke uitgangspunten. Een eerste gezamenlijk uitganspunt is de visie op de cliënt. Deze wordt niet gezien als een psychiatrische cliënt, maar als een mondige gebruiker van de zorg die over gelijke rechten beschikt als alle andere burgers. Daarnaast wordt in alle rehabilitatiemethoden uitgegaan van de vragen, wensen en behoeften van de cliënten. Ten slotte is rehabilitatie, in de verschillende benaderingen, steeds gericht op het functioneren van cliënten binnen het alledaagse leven. 1.2.1.3 Maatschappelijke steunsystemen Van Weeghel en Dröes (1999) definiëren een maatschappelijk steunsysteem als een gecoördineerd netwerk van personen, diensten en voorzieningen waarvan mensen met ernstige psychische stoornissen zelf deel uitmaken, en dat hen op verschillende manieren ondersteunt om te participeren in de samenleving. Het is een geheel van behandelelementen en ondersteunings- en rehabilitatiemogelijkheden die nodig zijn voor een cliënt om zich te kunnen handhaven in de maatschappij. Van Audenhove (2010) merkt op dat hierbij niet alleen de geestelijke gezondheidszorg betrokken is, maar ook meerdere algemene diensten (huisvesting, arbeid, inkomen en opleiding). 5 Op het einde van de jaren zeventig werden in de Verenigde Staten community support systems of maatschappelijke steunsystemen ontwikkeld. Het ontstaan hiervan wordt gezien als een correctie op het de-institutionaliseringsbeleid en diende als alternatief voor wat een ‘state mental hospital’ voorheen te bieden had. Waar vroeger bewegingen voornamelijk preventie van chroniciteit beoogden, richt de community support-beweging zich op de ondersteuning van chronische cliënten (Dröes, 2010). In diezelfde periode, eind jaren zeventig, werd tevens case-management in de Verenigde Staten ontwikkeld als reactie op de de-hospitaliseringsmaatregel van de overheid (van der Velden & Hassing, 1993). De fragmentatie van het zorgaanbod bleek niet bevorderend te zijn voor het efficiënt gebruik van de bestaande dienstverlening. Dit leidde tot de zogenaamde ‘case managers’, die de toegang tot en coördinatie van de hulp- en dienstverlening dienden te faciliteren (Geenens, Vanderplasschen, Broekaert, De Ruyver, & Alexandre, 2005). Casemanagement wordt door Vanderplasschen (2004) omschreven als een cliëntgerichte interventie die coördinatie en continuïteit van de zorg wenst te verbeteren, in het bijzonder voor mensen met meervoudige en complexe zorgbehoeften. Niettegenstaande dat het originele model van community support systems nauwelijks veranderd is, zijn er in de loop der jaren in de Amerikaanse literatuur enkele duidelijke trends beschreven die het oorspronkelijke model aanvullen (van Weeghel & Dröes, 1999). In eerste instantie werd vastgesteld dat de doelstelling om de gehele doelgroep te bedienen niet werd waargemaakt. Bijgevolg werd meer aandacht gevraagd voor de moeilijk bereikbare cliënten. In tweede instantie werd het belang van een breed maatschappelijk draagvlak steeds meer benadrukt. Hierbij is er aandacht is voor familie, vrienden en vrijwilligers in het leven van cliënten. Hierbij wordt echter wel gewaarschuwd om dit draagvlak niet te overschatten. Een volgende trend is de continuïteit en kwaliteit van de zorg waarborgen voor de cliënten. Ten slotte benadrukt men het principe dat cliënten centraal dienen te staan. Hulpverleners moeten steeds aansluiten bij de wensen en competenties van hun cliënten (van Weeghel & Dröes, 1999). 1.2.2 Onderliggende visie van herstel Begin de jaren negentig werd het begrip herstel geïntroduceerd in de geestelijke gezondheidszorg, de periode waarin rehabilitatie voor een belangrijke vernieuwing zorgde (Deegan, 1993). Deegan omschrijft herstel als een proces van de cliënt zelf, terwijl rehabilitatie datgene is wat de hulpverlener doet om cliënten te helpen in hun herstelproces. Van Weeghel (2013) stelt dat “aan rehabilitatie en herstel grotendeels dezelfde ideeën ten grondslag liggen: mensen met ernstig psychische aandoeningen hebben vaak onvermoede krachten en talenten die zij tot gelding moeten kunnen brengen” (p. 3). Naast deze overeenkomst wijst van Weeghel (2013) op de verschillende 6 herkomst van deze twee begrippen. Rehabilitatie vindt zijn oorsprong in de geneeskunde waarbij de beperkingen als gevolg van de ziekte centraal staan. Hierdoor ontvangt rehabilitatie de kritiek dat er teveel aandacht is voor symptoomreductie en crisismanagement, maar er onvoldoende geïnvesteerd wordt in het maatschappelijk herstel van cliënten (van Weeghel, 2013). Het herstelconcept wordt breder opgevat en streeft naar een hoopvolle, positieve en autonome levensinstelling (van Weeghel, 2013). Ondersteuning van deze herstelprocessen wordt op verschillende manieren gestimuleerd (rehabilitatie is er daarvan één), maar de regie blijft bij de cliënt (Boevink, Prinsen, et al., 2009). Daarnaast bemerkt Slade (2009) dat een nieuwe kijk op personen met een psychische aandoening de centrale verschuiving is binnen een herstelgeoriënteerd systeem. Individuen dienen niet langer gezien te worden als patiënten, maar als personen wiens inspanningen om een bevredigend leven te leiden in wezen vergelijkbaar zijn met die van mensen zonder een psychische aandoening. “Veel mensen met ernstige psychische aandoeningen hebben een klein sociaal netwerk, beschikken over weinig materiële hulpbronnen en vervullen een beperkt aantal maatschappelijke rollen” (van Weeghel, 2013, p. 683). Tegelijkertijd worden ze verwacht onafhankelijke en autonome burgers te zijn. Niettegenstaande zij veelal gelijke levenswensen hebben zoals anderen, is het voor hen moeilijk om deze te realiseren. Dit is niet enkel het gevolg van individuele beperkingen, maar is tevens het gevolg van ongunstige levensomstandigheden en maatschappelijke barrières (Michon & Van Weeghel, 2010). Volgens van Regelmortel (2008) dient er in de samenleving heel wat te veranderen opdat kwetsbare burgers als volwaardige burgers zouden kunnen participeren. Naast extramuralisering dient er ook een proces plaats te vinden van acceptatie en integratie tegenover mensen die ‘anders’ zijn. Dit proces is volgens Van Regelmortel nog lang niet voltooid. 1.3 De situatie in België 1.3.1 Geschiedenis van de moderne geestelijke gezondheidszorg in Beligë Doorheen de geschiedenis zijn er verschillende vormen van ‘zorg’ voor mensen met psychische stoornissen terug te vinden. De grenzen tussen het persoonlijke en het publieke domein, tussen instituten en gemeenschap, zijn vaak veranderd (Bartlett & Wright, 1999). In het beleidsplan Geestelijke Gezondheidszorg Vlaanderen (Vlaamse Regering, 2010) heeft men het over vier belangrijke mijlpalen binnen de geschiedenis van de moderne geestelijke gezondheidszorg. Hierin is een vermaatschappelijking van de geestelijke gezondheidszorg merkbaar. 7 Eerste mijlpaal De opkomst van de gestichten (1880 tot 1950), die onder toezicht stonden van het Ministerie van Justitie, vormde het begin van de moderne geestelijke gezondheidszorg. Voordien werden de geesteszieken gebannen uit de samenleving en werd geen enkele vorm van opvang geboden. De asielen of gestichten bevonden zich buiten de stad en waren gericht op personen met een psychiatrische handicap en mensen met diverse psychische stoornissen. Tweede mijlpaal Een volgende grote mijlpaal kwam tot stand in 1948. Alle toezicht op psychiatrische instellingen werd toen overgedragen aan het Ministerie van Volksgezondheid. Dit Ministerie keurde in 1963, ten aanzien van de psychiatrische instellingen, twee belangrijke wetten goed. In eerste instantie werd de ziekte- en invaliditeitsverzekering hervormd. De medische controle kreeg meer aandacht en er was voortaan een financiële tussenkomst bij de opname in een psychiatrisch ziekenhuis. Een tweede belangrijke wet zorgde, via erkenningsnormen voor ziekenhuizen, voor de financiering van psychiatrische instellingen. Ook belangrijk in deze periode was dat men zich bewust werd van de wellicht negatieve invloed van instellingen op het functioneren van cliënten. Dankzij de opkomst van anti psychotische medicatie was het niet langer nodig om mensen overbodig lang op te sluiten. De cliënten konden voortaan behandeld worden binnen hun vertrouwde omgeving. Dit was een eerste stap naar sociale rehabilitatie en vormde het einde van de alleenheerschappij van de institutionele psychiatrie. Derde mijlpaal In 1975 ontstonden, naast de eerste psychiatrische afdelingen in algemene ziekenhuizen, de eerste Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg. Mensen met een psychische aandoening konden in deze centra terecht voor ambulante hulp. Zo konden opnames in psychiatrische ziekenhuizen vermeden worden. Men begreep dat een verdere uitbreiding van de residentiële hulp de behoeften en noden van de cliënten niet ten volle kon beantwoorden. Daarom werd steeds meer focus gelegd op het zelfstandig leven van de cliënt binnen de samenleving. Dit leidde begin de jaren ’80 tot de introductie van een moratorium. Hierin werd beslist om het aantal residentiële bedden en plaatsen niet verder te laten stijgen. Voor elk nieuw bed dat werd geopend diende een bestaand bed gesloten te worden. In 1990 werden door het Ministerie van Volksgezondheid en Milieu de reconversiebesluiten uitgevaardigd (Van Nuffel, 2003). Dit zorgde voor een onderscheid tussen ‘cure’ en ‘care’. Ziekenhuizen kregen voortaan de cure-opdracht en stonden in voor acute, kortdurende en gespecialiseerde behandelingen. Voor cliënten die nood hebben aan langdurige zorg werden het 8 psychiatrisch verzorgingstehuis en de initiatieven voor beschut wonen opgericht. De bedden die afgebouwd werden in residentiële instellingen werden omgezet in plaatsen binnen deze nieuwe woonvoorzieningen. Vierde mijlpaal De vermaatschappelijking van de zorg vraagt ook van de zorgaanbieders dat hun aanbod wordt aangepast. Van hen wordt verwacht dat ze meer zorg op maat en continuïteit van zorg kunnen aanbieden. Men richt zich voortaan op de noden van de cliënten en vertrekt vanuit hun concrete leef-, leer- en werkomgeving. Om beter aan te sluiten bij die behoeften en individuele zorgvragen ondertekenden de betrokken ministers in 2002 een gemeenschappelijke verklaring betreffende het toekomstig beleid van de geestelijke gezondheidszorg. Concreet betekent dit dat zowel de chronische als de acute geestelijke gezondheidszorg gereorganiseerd worden in zorgcircuits en zorgnetwerken. Hierin is vooral aandacht voor continuïteit van de behandeling, zorg op maat en samenwerking tussen diverse organisaties. De wettelijke basis voor deze reorganisatie werd gelegd in de artikels 11 en 107 van het Koninklijk besluit voor de coördinatie van de wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinstellingen. Naast een vraaggestuurd aanbod veronderstelt de zorg voor de cliënt in de maatschappij ook een maatschappelijk ondersteuningssysteem. Om dergelijk ondersteuningssysteem te ontwikkelen wordt verwacht dat alle betrokken instellingen, diensten en hulpverleners ruimte maken voor overleg, dit zowel op het niveau van de cliënt als op het niveau van de voorziening. Een samenwerking over alle actoren en voorzieningen heen is echter niet altijd even eenvoudig te realiseren, maar staat wel garant voor goede zorg. Hierop gebaseerd gaf de federale overheid de aanzet voor een beleidsmatige onderbouw van de reorganisatie in de geestelijke gezondheidszorg met doelgroepgerichte en voorziening overschrijdende zorgprogramma’s, zorgcircuits en netwerken. In deze therapeutische projecten werden verschillende zorgverleners bijeengebracht voor overleg, waarbij continue zorg op maat voor cliënten met een complexe en langdurige psychische problematiek centraal stond. 9 1.3.2 Nood aan een nieuw model Een terugblik op de ontwikkelingen binnen de Belgische geestelijke gezondheidszorg wijst op een aantal evoluties naar meer zorg in de maatschappij. Desondanks de vele inspanningen bleef de zorg hoofdzakelijk ziekenhuisgericht. Enerzijds kreeg een beperkte groep mensen veel zorg wat leidde tot een belemmering van vermaatschappelijking en herstel. Anderzijds constateerde men verwaarlozing van ernstig zieke mensen in de maatschappij (van Veldhuizen, Bähler, Polhuis, & van Os , 2008). Structurele hervormingen binnen de geestelijke gezondheidszorg waren vereist gezien vraag en aanbod niet afgestemd waren op elkaar (Organisatie van financiering van de geestelijke gezondheidszorg in België, 2011). Binnen de Wereldgezondheidsorganisatie werd in 2005, te Helsinki, afgesproken om werk te maken van de vermaatschappelijking van de geestelijke gezondheidszorg binnen Europa (Marysse, 2010). Het doel is om behandelingen en zorg die plaatsvinden in de ziekenhuizen zo kort mogelijk te houden en in de mate van het mogelijke over te dragen naar zorg binnen de maatschappij. Op basis van enerzijds deze afspraken binnen de Wereldgezondheidsorganisatie en anderzijds de ervaring die reeds bestaat in talrijke Europese landen heeft men op Belgisch nationaal niveau beslist om de geestelijke gezondheidszorg ingrijpend aan te pakken. In het buitenland leeft al langer de trend om geestelijke gezondheidszorg naar de zorgvragers te brengen en hen niet uit hun thuisomgeving weg te nemen. In deze landen wordt vastgesteld dat een geestelijke gezondheidszorg die gebaseerd is op de behoeften en zorgvragen alsook op een continue wijze wordt aangeboden, tot goede resultaten leidt. (Gids naar een betere geestelijke gezondheidszorg, 2010). België is op dit vlak geen voorloper, wat het voordeel geeft dat we van het buitenland kunnen leren. Hierdoor kan men hervormingen doorvoeren op basis van wetenschappelijke inzichten en evidence-based prakrijken hanteren (Van Audenhove et al., 2010). De lokale geestelijke gezondheid-organisatie van Birmingham werd als voorbeeld genomen voor de hervormingen in België (Van Dongen, 2008). De organisatie van de geestelijke gezondheidszorg in Birmingham legt de focus op begeleiding in de gemeenschap. De schepper (2008) geeft aan dat, ondanks de positieve effecten van de diversiteit aan diensten en aan teams, het verkeerd zou zijn om het model van Birmingham zomaar over te nemen. Daarbij zou voorbij gegaan worden aan de eigen historische evoluties en troeven zoals projecten voor beschut wonen en psychiatrische verzorgingstehuizen. Van Dongen (2008) bemerkt, in het verslag over de studiereis naar Birmingham, dat Vlaanderen wel nog stappen kan en moet ondernemen in de richting van een meer gemeenschapsgeoriënteerde zorg alsook een heldere visie moet hebben vooraleer deze hervormingen geconcretiseerd worden. 10 De overheid opteerde voor een nieuwe visie op de zorg en de begeleiding voor personen met een psychische aandoening (Van Hecke et al., 2011). Deze nieuwe visie werd in België samengevat in artikel 107 van de ziekenhuiswet en luidt als volgt: “De Koning kan in specifieke financieringswijzen voorzien om, op experimentele basis en beperkt in de tijd, een prospectieve en programmageoriënteerde financiering van zorgcircuits en netwerken mogelijk te maken” (Informatienota, 2009, p. 3). Van Audenhove (2005) stelt dat, via de implementatie van artikel 107, er een nieuwe kans ontstaat om de geestelijke gezondheidszorg in België verder te laten evolueren en tot een betere balans te komen tussen enerzijds gespecialiseerde residentiële zorg en anderzijds zorg in de samenleving (Van Audenhove, 2005). Psychiatrische ziekenhuizen kunnen dankzij artikel 107 met een deel van de financiering die ze ontvangen voor ziekenhuisbedden, nieuwe zorgvormen creëren. Middelen kunnen ingezet worden om het bestaande aanbod aan geestelijke gezondheidszorg verder uit te bouwen en aan te passen aan de individuele behoeften en zorgvragen. Het artikel is een middel om de alternatieve zorgvormen, vertrekkend vanuit de principes van netwerken en zorgcircuits, te stimuleren. De overheid wenst hiermee een laagdrempelige hulpverlening te creëren die ervoor zorgt dat de mensen zolang mogelijk in hun thuisomgeving kunnen blijven en hun sociale contacten kunnen behouden en onderhouden. Dit alles heeft als doel dat de geestelijke gezondheidzorg toegankelijker wordt (Gids naar een betere geestelijke gezondheidszorg, 2010). 1.3.3 De vijf functies van het nieuwe geestelijke gezondheidszorgmodel in België Bij de uitwerking van artikel 107 werden alle actoren uit het werkveld betrokken (Gids naar een betere geestelijke gezondheidszorg, 2010). Het is de bedoeling dat zij samen strategieën uitwerken die een oplossing bieden voor alle geestelijke gezondheidsnoden die bij de bevolking uit een bepaalde regio leven. Aan de hand van de uitbouw van een laagdrempelig eerstelijnshulp tracht men de geestelijke gezondheidszorg toegankelijker te maken. De overheid legt ook een aantal minimale functies op die ingevuld dienen te worden, zie figuur 1 (Gids naar een betere geestelijke gezondheidszorg, 2010). Bij het invoeren van deze functies is het van belang dat er niet alleen aandacht is voor organisatorische veranderingen, maar dat ook de herstelvisie concreet geïmplementeerd wordt (Van Audenhove, 2010). 11 Figuur 1: De vijf functies in het nieuwe geestelijke gezondheidszorgmodel (Gids naar een betere geestelijke gezondheidszorg, 2010, p. 12) De eerste functie heeft betrekking op preventie, vroegdetectie en vroeginterventie. Dit betreft enerzijds activiteiten die het accent leggen op gezondheidspromotie en preventie van geestelijke gezondheidsproblemen, anderzijds zorgt deze functie voor correcte doorverwijzingen. Deze functie kan gezien worden als een centraal punt waar iedereen zich kan aanmelden met geestelijke gezondheidsvragen. De hulpvraag wordt duidelijk en de cliënt weet waar hij best geholpen kan worden. Bij de uitwerking van deze functie wordt de eerstelijnszorg mee betrokken. De tweede functie heeft betrekking op de behandelteams in de thuisomgeving. Deze teams richten zich enerzijds op acute problematiek en anderzijds op personen met chronische psychische aandoeningen. De mobiele teams introduceren een nieuwe vorm van geestelijke gezondheidszorg die sneller toegankelijk is en aangepaste zorg biedt binnen de samenleving. Op die manier wordt een alternatief gebonden voor ziekenhuisopname. De intensiteit en de duur van de interventie wordt aangepast op maat zodat ze een alternatief kunnen vormen voor een ziekenhuisopname. De derde functie behoort tot het domein van de psychosociale rehabilitatie. Hier richt men zich zowel tot langdurig zorgafhankelijke mensen als op mensen die voor het eerst in contact komen met de geestelijke gezondheidszorg. Men wil de persoon met een psychische aandoening ondersteunen opdat ze optimaal kunnen functioneren in de maatschappij naar eigen wens. Rehabilitatie richt zich op empowerment, ontplooiing en herstel waarbij de eigen mogelijkheden alsook die van de omgeving maximaal ingezet dienen te worden. Deze functie worden onder meer ingevuld door ontmoetingshuizen en projecten die werken rond arbeidsrehabilitatie en activering. 12 De vierde functie betreft het intensifiëren van de residentiële gespecialiseerde zorg. Deze functie richt zich op personen waar die zodanig ernstige problemen ondervinden waardoor hulpverlening in de eigen leef- of woonomgeving tijdelijk niet meer aangewezen is. Deze units bieden specifieke residentiële, intensieve observatie en behandeling aan. Belangrijk hierbij is dat de communicatie met het sociaal netwerk van de patiënt behouden wordt. Dit bevordert nadien de mogelijkheid tot terugkeer en integratie binnen de maatschappij. De vijfde functie heeft betrekking op de ontwikkeling van specifieke woonplaatsen voor personen met een gestabiliseerde chronische psychiatrische aandoening. Dit betreft de ontwikkeling van specifieke woonplaatsen voor personen met een gestabiliseerde chronische psychiatrische problematiek waarin zorg kan worden aangeboden indien het thuismilieu hier niet toe in staat is. Deze personen hebben doorgaans ook beperkte mogelijkheden tot integratie in de maatschappij. Via geïndividualiseerde programma’s wil men de integratie van deze personen in de maatschappij vereenvoudigen. Bij deze functie wordt voornamelijk verwezen naar initiatieven zoals beschut wonen en het psychiatrisch verzorgingstehuis. 1.3.4 Drie pijlers binnen de zorgvernieuwing in België De zorgvernieuwing in België, uitgewerkt in artikel 107, rust op drie belangrijke pijlers (Pieters G. , Eén jaar ervaring met het 107-project Leuven-Tervuren, 2012). Allereerst is er de ontwikkeling van de mobiele teams. Deze richten zich, via de ondersteuning en begeleiding van cliënten in de gemeenschap, op maatschappelijke inclusie en herstel van de cliënten. De mobiele teams worden gefinancierd door het buiten gebruik stellen van psychiatrische bedden. Ze situeren zich tussen de ambulante zorg en de residentiële zorg en creëren op die manier een gedifferentieerder zorgaanbod. De mobiele teams zijn onder te verdelen in enerzijds de mobiele crisisteams en anderzijds de mobiele B-teams die respectievelijk de functies 2a en 2b van artikel 107 vervullen (Marysse, 2010) Een volgende pijler van de zorgvernieuwing in België is het opzetten van netwerken om de samenwerking tussen de verschillende spelers binnen de geestelijke gezondheidszorg te optimaliseren. Een netwerk bestaat uit samenwerkingsvormen tussen structuren en middelen. Aan de partners in de zorg legt het netwerk een werkwijze, gemeenschappelijke doelstellingen en een einddoelstelling vast. Het netwerk zorgt voor een efficiënte opvolging van cliënten, verzekert de continuïteit van de zorg en staat in voor een beter aanbod en kwaliteit van de zorg (Gids naar een betere geestelijke gezondheidszorg, 2010). 13 De derde en laatste pijler bestaat uit de introductie van de herstelvisie. Deze visie verwijst naar het hervinden van de eigen regie over het leven (Slade, 2009). Herstel betekent, voor personen met psychische problemen, het leren omgaan met de ziekte en ook met de gevolgen hiervan. Deelname en participatie in de maatschappij vormen essentiële elementen bij het herstel. Hierbij wordt zoveel mogelijk beroep gedaan op de aanwezigheid van steunfiguren uit de omgeving (Pieters G. , Eén jaar ervaring met het 107-project Leuven-Tervuren, 2012). 1.3.5 Conclusie De reorganisatie van de geestelijke gezondheidszorg werd in België gerealiseerd door de implementatie van artikel 107. Binnen dit artikel wordt geopteerd voor een nieuwe visie op de zorg en begeleiding personen met een psychische aandoening, namelijk een herstelgerichte visie. Het is een concept dat reeds lange tijd bestaat, maar de laatste jaren steeds meer opduikt binnen de geestelijke gezondheidszorg. De eerste twee pijlers van het artikel werden reeds in de praktijk geïmplementeerd. Over de derde pijler, de herstelvisie, bestaat nog heel wat verwarring. In dit onderzoek wordt hierop verder ingegaan. 14 1.4 Herstelbenadering Binnen de geestelijke gezondheidszorg in Europa komt het laatste decennium een nieuwe invulling van term op de voorgrond, namelijk ‘herstel’ (Lissens & De Bruyne, 2007). De huidige belangstelling voor herstel ontstaat uit de recente aandacht voor de herstelbeleving van mensen met ernstige psychische aandoeningen (Humphries et al., 2008). Herstel impliceert een actieve acceptatie van problemen en beperkingen en een geleidelijke identiteitsovergang van patiënt naar burger (GGZ Nederland, 2009). Het gaat hier over de manier waarop cliënten met hun psychische kwetsbaarheid omgaan, hoe ze dit een plek geven in hun leven en opnieuw een bevredigend leven opbouwen. Deze visie waardeert grotere onafhankelijkheid van mensen met een psychische aandoening. Er ontstaat een verschuiving van paternalistische geestelijke gezondheidspraktijken naar praktijken die autonomie ondersteunen (Davidson et al., 2010 in Le Boutillier et al., 2011). Definities over herstel lopen sterk uiteen. Sommige auteurs beschrijven herstel als een eindstaat, terwijl andere de nadruk leggen op het proces. De meest gehanteerde definitie van persoonlijk herstel is deze van Anthony (1993): A deeply personal, unique process of changing one’s attitudes, values, feelings, goals, skills, and/or roles. It is a way of living a satisfying, hopeful, and contributing life even within the limitations caused by illness. Recovery involves the development of new meaning and purpose in one’s life as one grows beyond the catastrophic effects of mental illness. ( p. 527) Uit deze definitie blijkt dat persoonlijk herstel een sterk individueel proces is. Er is geen vast herstelmodel dat bij iedereen even succesvol is. De geestelijke gezondheidszorg richt zich op het bevorderen van persoonlijk herstel, maar kan hiervoor geen beroep doen op een eenduidig evidencebased model (Slade, Amering, & Oades, 2008). 1.4.1 Eén woord, twee betekenissen Het herstelconcept leidt vaak tot onduidelijkheden omdat het verschillende betekenissen heeft. Twee stromingen kunnen worden onderscheiden, namelijk het klinische herstel en het persoonlijk herstel (Slade, Amering, & Oades, 2008). Klinisch herstel ontstond uit de expertise van de geestelijke gezondheidszorg en richt zich op het wegwerken van de symptomen en het herstellen van het sociaal functioneren of ‘terug normaal worden’ (Slade, Amering, & Oades, 2008). Deze benadering omschrijft herstel als het observeerbaar verminderen van symptomen en het herstellen van het cognitief en sociaal functioneren van cliënten (Lissens & De Bruyne, 2007). Vanuit de cliëntenbeweging maakt dit concept van herstel zich los van de medische definitie die wijst op remissie van de symptomen. In plaats daarvan benadrukt 15 de herstelvisie de wederopbouw van een waardevol leven en het hervinden van gewaardeerde sociale rollen en een positieve zelfidentiteit (Tew, Ramon, Slade, Bird, Melton, & Le Boutillier, 2011). Deze visie op herstel vindt zijn oorsprong in de levensverhalen van mensen met psychische aandoeningen (Slade, 2009). Uit deze verhalen bleek dat herstel niet altijd samenvalt met de afwezigheid van symptomen of ziekte. Deegan (1997) schrijft over haar herstel: “One of the biggest things I’ve had to accept is that recovery is not the same thing as being cured” (p. 20). Op individueel niveau verschuift herstel de aandacht van de psychische aandoening naar het hernemen van de regie over hun eigen leven (Boevink, Prinsen, et al., 2009). Hierbij treedt een verschuiving op van een identiteit als patiënt naar burgerschap waarbij actieve acceptatie van problemen en beperkingen een voorwaarde is. Ook op collectief niveau is het begrip herstel onlosmakelijk verbonden met enerzijds het streven naar zelfbeschikking, empowerment en emancipatie van mensen met een psychische aandoening en anderzijds het tegengaan van stigma en discriminatie (Fisher & Chamberlin, 2004). Ook Boevink et al. (2002) onderscheiden herstel van genezen. Herstel verwijst naar het vervullen van betekenisvolle sociale rollen, ondanks de beperkingen die voortvloeien uit de ziekte. Het is een individueel proces van helen waarin de persoon zelf de inhoud van dit herstel bepaalt. Recovery is a process, a way of life, an attitude, and a way of approaching the day’s challenges. It is not a perfectly linear process. At times our course is erratic and we falter, slide back, regroup and start again. The need is to meet the challenge of the disability and to re-establish a new and valued sense of integrity and purpose within and beyond the limits of the disability; the aspiration is to live, work, and love in a community in which one makes a significant contribution. (Deegan, 1988, p. 15) Herstel is in tegenstelling tot rehabilitatie geen vorm van hulpverlening, maar een individueel proces van de cliënt (Dröes, van Wel, & Korevaar, 2011). Waar bij rehabilitatie hoofdzakelijk de focus ligt op de levensgebieden wonen, werken, opleiding en sociale contacten, richt herstel zich op de veranderende identiteit (Boevink, Prinsen, et al., 2009). 1.4.2 Fasen in herstel Niettegenstaande elk herstelproces een persoonlijk en individueel proces is, blijkt uit onderzoek dat er een fasering in op te merken is (Ralph, Kidder, & Philips, 2000). Gagne (2004) onderscheidt vier fasen. In de eerste fase verkeert de persoon in een toestand van verwarring en ontreddering als gevolg van de overweldigende symptomen. Deze periode van crisis wordt gekenmerkt door ontkenning, lage zelfwaardering, hopeloosheid, identiteitsverwarring en zelfbeschermende terugtrekking. Achter een gevoel van ‘overspoeld zijn’ (Spaniol, Wewiorski, Gagne, & Anthony, 2002) 16 of ‘vastzitten’ in de ziekte (Young & Ending, 1999), komt een fase waarin men zich afvraagt hoe met deze aandoening te leven. De cliënt ontwikkelt manieren om actief met de symptomen te kunnen omgaan en herontdekt zijn eigen identiteit. Hier worstelt hij vooral met het gebrek aan zelfvertrouwen en de angst voor herval. Deze angst zwakt af in de derde fase omdat het vertrouwen groeit en er geleerd wordt om te gaan met de aandoening. Er wordt een nieuwe ‘zelf’ ontwikkeld door inzicht te krijgen in de eigen beperkingen en mogelijkheden. De relaties met belangrijke anderen worden hersteld, evenals de oude en nieuwe rollen. De beperkingen die het gevolg zijn van de aandoening worden nog steeds gevoeld, maar er is een niche ontwikkeld om hiermee om te gaan. Tijdens de laatste fase verschuift de aandoening meer naar de achtergrond. Er is een steeds meer verbondenheid met anderen en er worden meer gewaardeerde rollen ingenomen. Naast steun van de omgeving zijn ook voldoende wilskracht en zelfvertrouwen voorwaarden om deze belangrijke stap te kunnen zetten (Wilken J. , 2006). Young en Ensing (1999) stellen dat er, om te veranderen, een verlangen en een motivatie dient ontwikkeld te worden. Volgens Wilken en den Hollander (2012) komen bovenstaande fases grotendeels overeen met de fasen ‘stabilisatie’, ‘verwerking/heroriëntatie’ en ‘re-integratie’, zoals die onderscheiden worden in de psychosociale rehabilitatie. Romme en Escher (2000) hebben vanuit onderzoek naar ervaringen van stemmenhoorders een theoretisch raamwerk ontwikkeld en maakten hierbij een onderscheid tussen drie fasen: verwarring, organisatie en stabilisatie. 1.4.3 Onderzoek naar herstelbelemmerende en –bevorderende factoren Er wordt steeds meer onderzoek gedaan naar herstelbelemmerende en -bevorderende factoren (Boevink, 2011). Het onderzoek van Onken et al. (2002), waarin 115 mensen met een ernstig psychische aandoening aan tien focusgroepbijeenkomsten in negen staten van de Verenigde Staten deelnamen, bevestigt de resultaten van eerdere studies van onder andere Gagne et al. (2004) en Spaniol et al. (2002). Uit deze onderzoeken blijkt dat er diverse belemmeringen voor herstel bestaan. Boevinck et al. (2011) halen volgende belemmeringen aan: het ontbreken van de meest basale levensvoorzieningen, inadequate behandeling van symptomen, geen toegang tot langdurige hulp en goede therapie, traumatische ervaringen en onwaardige behandelingen door anderen. Andere belemmeringen die werden geconstateerd zijn lage verwachtingen, gebrek aan vertrouwen, gevoelens van hopeloosheid bij belangrijke anderen, het ontbreken van kansen op het innemen van gewaardeerde sociale rollen, gebrek aan informatie over bruikbare copingstrategieën, stigma, schaamte, financiële armoede en gebrek aan kansen. 17 Verschillende auteurs (Boevink et al., 2011; Drake & Wallach, 2000; Slade et al., 2008; Spaniol et al., 2002; Bryssinck, 2003) wijzen op het negatieve effecten van middelenmisbruik bij mensen met een psychische aandoening. Naast de twee aanwezige stoornissen, een psychische en een middelengebonden stoornis, situeren zich eveneens problemen op diverse levensdomeinen. Voorbeelden hiervan zijn onder meer een lage sociaal –economische status, medische klachten, slechte huisvesting, etc. (Drake & Wallach, 2000). Omwille van een dubbele stoornis wordt verwezen naar de term ‘dubbeldiagnose patiënten’. Lehman et al. (1989) stellen dat dubbeldiagnose een interactief fenomeen is opdat het de persoon met een psychische aandoening in een verhoogde risicosituatie plaatste voor middelenmisbruik alsook middelenmisbruik een verhoogd risico vormt voor het ontwikkelen van psychische aandoeningen. Uit onderzoek van Drake et al. (2000) omtrent de motieven van middelengebruik bij deze doelgroep bleek dat gebruik beschouwd kan worden als vorm van sociaal gedrag en dienst kan doen om eenzaamheid, sociale angst, slapeloosheid en verveling te bestrijden. Tevens bemerkt Bryssinck (2003) dat psychotici die middelen gebruiken vaak betere sociale contacten hebben omdat ze zich, via gebruik, identificeren met een bepaalde groep. Boevink et al. (2011) sommen volgende factoren op die het herstel bevorderen: acute stabilisatie bij crisis en goede behandeling en therapie, de vervulling van de meest basale behoeften, de aanwezigheid en ondersteuning van een betrokken en competente persoon die bovendien begrijpt wat de persoon in kwestie doormaakt, hoop, acceptatie, copingvaardigheden, vaardigheden om met een dreigende terugval om te gaan, zelfzorgvaardigheden, sociale vaardigheden, belangenbehartiging, de moed om risico’s te nemen, begeleiding bij werk en opleiding, bevredigend werk en bevredigende relaties, diversiteit in gewaardeerde rollen, financiële zekerheid, intimiteit en spiritualiteit. De bevorderende of belemmerende factoren van herstel verschillen naargelang de fase waarin iemand zich bevindt. De verscheidenheid van deze factoren bevestigt het individuele en sterk persoonlijke karakter hiervan tijdens het herstelproces (Boevink, 2011). 1.4.4 Herstelgeoriënteerde zorg Mensen met een psychische handicap werden vroeger niet in staat geacht om tot herstel te komen (Bond et al., 2001). Een gevolg van deze gedachtegang was dat de hulpverlening zich hoofdzakelijk richtte op het voorkomen van terugval en achteruitgang (Anthony, Cohen, Farkas, & Gagne, 2002). Borg en Kristiansen (2004) halen bovendien aan dat de cliënt geenszins de kans kreeg om zijn mening te geven over de behandeling. Deegan (2001) wijst op de verschillende belemmerende factoren in deze visie: het gebrek aan hoop bij de hulpverleners, een beperkt vertrouwen in de cliënt en de focus op diagnostische labels en ziekte. 18 Recent onderzoek en de toenemende belangstelling voor de eigen levensverhalen van mensen met een psychische aandoening tonen aan dat veel mensen herstellen en opnieuw een waardevol leven binnen de maatschappij kunnen opbouwen (Spaniol et al., 2003). Volgens Harding en Zahniser (1994) herstellen de helft tot twee derde van de mensen met ernstige psychische aandoeningen significant. Niettegenstaande dat herstel een individueel proces is, spelen derden een belangrijke rol. In eerste instantie wordt de cliënt ondersteund door lotgenoten, familie, vrienden en collega’s, maar ook hulpverleners zijn van belang. Boevink et al. (2009) wijzen op de relevantie van de ondersteuning door hulpverleners bij de herstelprocessen van de cliënten. Een herstelgeoriënteerde zorg betekent voor de professionals dat er een heroriëntatie dient plaats te vinden. Er moet een verschuiving zijn van het sturen, naar het ondersteunen van personen die op hun eigen manier omgaan met hun problemen (Borg & Kristiansen, 2004). Davidson et al. (2009) definiëren herstelgeoriënteerde hulpverlening als de mate waarin het personeel en het aanbod van de instelling persoonlijk herstel faciliteren. Boevink et al. (2009) wijzen in dit verband op het belang van de bescheiden rol van de hulpverlener, het werken met de krachten van de cliënten en het stimuleren om de regie over het eigen leven terug op te nemen. Volgens Droës en Plooy (2010) dient de hulpverlener, in functie van de herstel ondersteunde zorg: present (aandachtig aanwezig) te zijn en gebruik te maken van zijn professionele referentiekader op een terughoudende en bescheiden wijze; persoonlijk op gevoelens en emoties te reageren; ruimte te maken voor en aan te sluiten bij het eigen verhaal van de cliënt; de eigen kracht van de cliënt te herkennen en te stimuleren (empowerment); de ervaringsdeskundigheid van de cliënt te erkennen, benutten en stimuleren; de ondersteuning door belangrijke anderen te erkennen, benutten en stimuleren; gericht te zijn op het verlichten van lijden en het vergroten van eigen regie/autonomie. Meerdere studies (Anthony, 2003 & Deegan, 2003) benadrukken het belang van het betrekken van herstelervaringen in evidence based practice research. Ook Boertien en van Rooijen (2011) stellen dat ervaringskennis en ervaringsdeskundigheid noodzakelijk zijn binnen de herstelondersteunende zorg. Ervaringsdeskundigen weten hoe het is om te leven met psychische problemen, welke oplossingen en strategieën al dan niet werken en welke begeleiding belangrijk is. Dergelijke deskundigen fungeren als rolmodel voor cliënten daar zij reeds een herstelproces hebben doorgemaakt. 19 Anthony (1993) geeft aan dat empowerment een belangrijke rol speelt in het herstelproces. Het concept empowerment verwijst naar de interventies om personen met een psychische aandoening opnieuw macht en controle te geven en te stimuleren om hun eigen kracht en inzicht te gebruiken (Leys, Van Audenhove, & Lorant, 2011). Corrigan et al. (1999) voerden onderzoek naar het effect van empowerment bij gebruikers van de gezondheidszorg. De conclusies uit dit onderzoek zijn dat empowerment enerzijds het gevoel van onmacht verkleint en anderzijds het vertrouwen om iets te kunnen verwezenlijken vergroot. 1.4.5 Vijf kernelementen van herstel Om dieper in te gaan op de herstelbenadering, worden enkele kerncomponenten verder toegelicht. De betekenis van de componenten (en hun functie) in het herstelproces wordt in onderstaand deel beschreven. Uit het artikel ‘Conceptual framework for personal recovery in mental health: systematic review and narrative synthesis’ van Leamy et al. (2011) komen volgende vijf kernelementen voor persoonlijk herstel naar boven, zie figuur 2: empowerment, hoop en optimisme over de toekomst, verbondenheid, identiteitsontwikkeling en zingeving. Ook Onken et al. (2002) bevestigen dat al deze elementen een belangrijke waarde hebben in het herstelproces dat door het individu moet worden doorlopen. Figuur 2: Herstelprocessen, The CHIME framework (Bradstreet, 2013, p. 3) 20 1.4.5.1 Verbondenheid Het concept verbondenheid wordt door Tew et al. (2011) onderverdeeld in enerzijds het hebben van interpersoonlijke relaties en anderzijds in sociale inclusie. Verbondenheid refereert in de eerste plaats naar de bouw en het onderhoud van succesvolle wederkerige interpersoonlijke relaties. Deze relaties zorgen voor gezelschap, voor steun en toegang tot hulpbronnen, alsook voor het besef deel uit te maken van een groter geheel (Ware et al., 2007). Davidson (2003) geeft aan dat mensen met psychische aandoeningen in hun herstelproces een centrale betekenis toekennen aan relaties met anderen. Hierbij verwijst hij naar het belang van rolherstel als familielid, vriend of burger. Davidson (2003) concludeert dat het opnemen van deze sociale rollen onmisbaar is voor herstel. Het hebben van één of meerdere persoonlijke relaties die hoop en ondersteuning bieden, kan een kritische factor zijn in het bereiken van herstel (Tew et al., 2011). Mensen met een verstandelijk gezondheidsprobleem hebben vaak minder hechte relaties. Bovendien zijn lang niet alle relaties en sociale interacties positief of ondersteunend voor herstel (Tew et al., 2011). Personen met een psychische aandoening voelen zich vaak machteloos of gestigmatiseerd door bepaalde anderen, wat leidt tot achteruitgang van hun problemen en een neiging zich terug te trekken uit hun sociale leefwereld (Tew et al., 2011). Davidson en Stayner (1997) stellen vast dat veel mensen met een psychische aandoening frequente en intense periodes van eenzaamheid ervaren. Zo verliezen ze vaak het gevoel van verbondenheid met zichzelf, met anderen en met hun omgeving (Kehoe, 1999). Het ontbreken van verbondenheid leidt tot zelfvervreemding, het verlies van levensdoelen en het ontbreken van gevoelens (Spaniol et al., 2002). Het gevoel van verbondenheid wordt gestimuleerd door de lotgenoten, de relaties, de steun van anderen en het gevoel deel te zijn van de samenleving (Leamy et al., 2011). In de praktijk komt het vaak voor dat mensen relaties met lotgenoten aangaan omdat ze in deze relaties geaccepteerd en begrepen worden, iets wat ze daarbuiten moeilijk vinden (Mead and MacNeil, 2006 in Tew et al., 2011). Cliënten kunnen van elkaar leren door te horen hoe anderen omgaan met psychische, medische en sociale facetten van hun ziekte (Rooijen, 2011). Hoewel sommigen vinden dat lotgenoten een waardevolle bijdrage voor herstel kunnen leveren, wijzen anderen op een verlangen om relaties te ontwikkelen buiten de context van de geestelijke gezondheidszorg (Angell, 2003 in Tew et al., 2006). 21 Een tweede luik van verbondenheid, naast dat van de inter-persoonlijke relaties, is de sociale inclusie. Sociale inclusie verwijst zowel naar een actieve vorm van burgerschap (Ware et al., 2007) als naar een subjectief gevoel van verbondenheid (Prince & Gerber, 2005 in Tew, 2011). Beide vormen verwijzen naar deel uitmaken van sociale netwerken en het aangaan van betekenisvolle sociale en professionele activiteiten binnen de gemeenschap (Tew et al., 2011). Ware et al. (2007) omschrijven sociale integratie als een proces waarin individuen capaciteiten voor verbondenheid en burgerschap ontwikkelen en leren gebruiken. Deze auteurs merken veel gelijkenissen op tussen sociale integratie en herstelprocessen. Herstellen is naast een individueel proces ook altijd een sociaal proces: men moet herstellen van sociale uitsluiting en de gevolgen die dit met zich meebrengt. Prince en Gerber (2005, in Tew et al., 2011) omschrijven sociale inclusie daarentegen als een subjectief gevoel van verbondenheid (Tew et al., 2011). Sociale integratie is hierbij het proces waarin cliënten in hun herstelverhalen eigen betekenissen creëren, ervaringen herinterpreteren en naar manieren zoeken om een waardevol sociaal leven te leiden (van Weeghel, 2013). 1.4.5.2 Hoop en optimisme over de toekomst Hoop wordt in vrijwel alle studies betreffende het herstelproces van personen met een psychische aandoening aangegeven als een belangrijke herstelfactor (Wilken, 2006; Onken et al., 2002; Young & Ending, 1999; Spaniol et al., 2002; Andresen et al., 2003). Personen moeten hoop voor zichzelf en de toekomst hebben om acties te kunnen ondernemen die noodzakelijk zijn om de belemmeringen van de psychische handicap te overwinnen (Onken et al., 2002). De worsteling om controle te krijgen over enerzijds de symptomen van de ziekte en anderzijds de hopeloosheid, wordt door cliënten als belangrijk kenmerk beschouwd richting herstel (Young & Ensing, 1999). Hoop wordt door Wilken (2006) omschreven als “een staat van motivatie die krachten mobiliseert die leiden tot acties om te herstellen” (p. 12). Hoop kan uit verschillende bronnen ontwikkeld worden. Wilken (2006) benoemt volgende bronnen voor hoop: “de ervaring dat de medicatie helpt de symptomen onder controle te krijgen, de ontdekking dat er ook gezonde delen zijn in jezelf, dat je (weer) dingen op eigen kracht kunt doen, en het vertrouwen van anderen dat herstel mogelijk is” (p. 12). Andresen et al. (2003) beschrijven hoop als de katalysator van het herstelproces. In ervaringsverhalen vormt hoop een belangrijke factor tot herstel. Hoop kan men uit zichzelf verkrijgen of het kan geactiveerd worden door belangrijke anderen (Onken et al., 2002). Leamy et al. (2011) omschrijven hoop en optimisme over de toekomst binnen de herstelbenadering als het geloof in de mogelijkheid tot herstel, de motivatie om te veranderen, de inspirerende relaties, het positief denken, het bereiken van succes en het hebben van dromen en doelen. 22 Repper en Perkins (2003) leggen eveneens de nadruk op het introduceren van hoop als belangrijke dimensie in het hulpverleningsproces. Hoopgevende ervaringen zien ze als sleutelelementen daar ze verwijzen naar het realiseren van kleine successen. Op die manier krijgen cliënten opnieuw greep op hun leven. Herstel vereist van een persoon met een psychische handicap een verandering in het bewustzijn. De cliënt dient zich bewust te worden dat verandering mogelijk is, hij moet geloven in een toekomst die er anders kan uitzien dan de huidige omstandigheden (Onken et al., 2002). Volgens Andresen et al. (2003) wordt herstel bereikt door een ontwaken van een gevoel van persoonlijke bekwaamheid. Er dient gezocht te worden naar kansen om talenten te ontwikkelen en deze in te zetten voor verandering. 1.4.5.3 Identiteitsontwikkeling Heel wat auteurs benadrukken het belang van de identiteitsontwikkeling binnen het herstelproces (Andresen et al., 2003). Binnen de herstelbenadering betekent identiteitsontwikkeling het (her)ontdekken of herdefiniëren van een eigen positieve identiteit en het over de stigmatisering heen groeien (Leamy M. , Bird, Le Boutillier, Williams, & Salde, 2011). Bij herstelprocessen zijn het herwinnen van een positieve sociale identiteit en vaardigheden om wederkerige relaties aan te gaan essentiële elementen (Plooy & Dröes, 2011). Werk is een effectieve manier om isolement te bestrijden, nieuwe vrienden te maken en ervaring op te doen (Davidson et al., 2005). Via werk of onderwijs leert men zijn eigen capaciteiten kennen en kan men erkenning krijgen van anderen. Een gevoel van erkenning draagt bij tot het vormen van een nieuwe identiteit buiten de stoornis (Davidson et al., 2005). De betekenis van rolherstel mag niet over het hoofd gezien worden. Rolverlies verwijst naar het vastlopen in werk of studies, het verlies van gelijkwaardig contact met familie en het beperkt worden tot de rol van cliënt (Beusekom, 2006). Binnen beschrijvingen van herstelprocessen wordt herhaaldelijk verwezen naar sociale contacten en het vinden van betekenisvol werk als essentiële ondersteunende factoren (Plooy & Dröes, 2011). Herstel impliceert een actieve acceptatie van problemen en beperkingen en een geleidelijke identiteitsovergang van patiënt naar burgerschap (GGZ Nederland, 2009). 23 1.4.5.4 Zingeving Meerdere auteurs (Andresen et al., 2003; Young & Ernsing, 1999; Ralph, 2000) halen zingeving aan als een belangrijke factor binnen het herstelproces. De term zingeving wordt op twee verschillende manieren ingevuld. Enerzijds wordt er verwijzen naar zingeving bij het aanvaarden, plaatsen en betekenis geven aan de ziekte en anderzijds duidt zingeving op het (her)definiëren van de persoonlijke zingeving van cliënten als gevolg van de ziekte (Andresen et al., 2003). Vaak verliest een cliënt door zijn psychische aandoeningen zijn oorspronkelijke levensdoelen en moeten er nieuwe waarden en doelen gevonden worden (Andrese et al., 2003). Het opnieuw vinden van betekenis in het leven is een integraal onderdeel van het herstelproces en kan sterk variëren tussen individuen en over tijd (Andresen et al., 2003). Young en Ensing (1999) stellen bij herstel de vereiste dat men een waardevol, hoger doel in het leven heeft. Dit wordt vaak gevonden in werk, studie, nieuwe uitdagingen of nieuwe rollen. Ridgway (2001) beschrijft herstel: “a renewed sense of self emerges, a positive sense of self that exists beyond the disorder or in spite of the disorder” (p. 339). 1.4.5.5 Empowerment Binnen de herstelgedachte wordt empowerment gezien als een sleutelbegrip (Spaniol et al. 2002; Chamberlin, 1993; Ralph, 2002). Het leven van de cliënten wordt niet langer volledig bepaald door de ziekte, maar wel door de aanwezige mogelijkheden. Empowerment verwijst naar nemen van verantwoordelijkheid voor eigen beslissingen en kiezen van het type behandeling (Resnick et al, 2005). De rode draad bij empowerment is het krachtenperspectief: actief beroep doen op de krachten en mogelijkheden van de betrokkenen en hun omgeving, zonder kwetsbaarheden en problemen te negeren (Van Regenmortel, 2008). Empowerment sluit aan bij de vermaatschappelijking van de zorg (Van Regenmortel, 2008) wat de toenemende belangstelling ervoor verklaart. Van Regenmortel (2008) beschrijft empowerment als een proces van versterking waarbij individuen, organisaties en gemeenschappen greep krijgen op de eigen situatie en hun omgeving via het verwerven van controle, het aanscherpen van kritisch bewustzijn en het stimuleren van participatie. Het bevorderen van het gevoel van eigenwaarde en het helpen ontdekken en bereiken van de doelen van de cliënten zal het herstelproces bevorderen (Resnick et al., 2005). Het is essentieel dat de cliënten de regie over hun eigen leven terug in handen nemen. Zij bepalen in welk tempo en in welke richting hun herstelproces verloopt en welke vorm van ondersteuning zij daarbij willen hebben (Kenniscentrum Phrenos, 2009). 24 Zowel op individueel als op collectief niveau is er sprake van empowerment (van Hoof, Geelen, van Rooijen, Boevink, & Kroon, 2004). Op individueel niveau gaat het om processen waarbij de cliënt zijn identiteit en eigenwaarde hervindt en zijn leven terug in eigen handen neemt. Op collectief niveau hebben mensen met psychische ervaringen hun inbreng in de vormgeving van de zorg (van Hoof et al., 2004). Empowerment vereist aanpassingen op organisatorisch niveau opdat kwetsbare burgers als volwaardige burgers zouden kunnen participeren. Vaak stoot men in de praktijk op heel wat belemmeringen. Sommige cliënten kunnen hun leven amper onder controle houden als intensieve begeleiding ontbreekt. Voor hen is integreren in de maatschappij een brug te ver. Volgens Kwekkeboom en Koops (2005) is er meer nood aan samenhang van voorzieningen op het gebied van zorg, behandeling, begeleiding, dienstverlening, huisvesting en dagbesteding. 25 1.5 Probleemstelling en onderzoeksvragen Binnen de geestelijke gezondheidszorg is een evolutie op te merken van vermaatschappelijking. Dit wordt gekenmerkt door de uitbouw van alternatieven zorgvormen binnen de samenleving. Hierbij krijgt de cliënt steeds meer een centrale plaats in de maatschappij. Stilaan dringt ook deze visie zich binnen in België. Om te evolueren tot een gemeenschapsgerichte geestelijke gezondheidszorg werd in België over gegaan tot de implementatie van artikel 107 (Gids naar een betere geestelijke gezondheidszorg, 2010). Via organisatorische veranderingen probeert men om de zorg die plaatsvindt in de ziekenhuizen, indien mogelijk, in te korten en over te dragen naar zorg binnen de maatschappij. Tegelijk wordt geopteerd voor een nieuwe visie op personen met een psychische aandoening, namelijk een herstelgerichte visie (Van Hecke et al., 2011). Het herstelproces van personen met een psychische aandoening krijgt steeds meer aandacht in de geestelijke gezondheidszorg. De verschuiving van klinisch herstel naar persoonlijk herstel zorgde voor onduidelijkheden en verwarring over de term herstel. Uit het artikel ‘Conceptual framework for personal recovery in mental health: systematic review and narrative synthesis’ (Leamy et al., 2011) blijkt dat er vijf kernelementen bepalend zijn voor persoonlijk herstel van mensen met een psychische aandoening: empowerment, hoop en optimisme over de toekomst, verbondenheid, identiteitsontwikkeling en zingeving. In dit persoonlijke herstel is de herstelondersteunende zorg van essentieel belang (Van Hecke et al., 2011). Volgens Van Hecke et al. (2011) dient elk zorgmodel maximaal afgestemd te zijn op het persoonlijk proces van de cliënt. Individuen die dit persoonlijk proces doorlopen, verkrijgen een belangrijke wijsheid en ervaring. De kennis van deze ervaringsdeskundigen wordt door het wetenschappelijk discours onderdrukt (Roets, Roose, et al., 2007). Er wordt veel over hen geschreven, maar hun eigen stem wordt al te vaak genegeerd. De voornaamste reden hiervoor is dat personen met psychische aandoeningen worden gezien als één van de meest gemarginaliseerde groepen op maatschappelijk vlak en bijgevolg ook in wetenschappelijke studies (Roets, Roose, et al., 2007). Desalniettemin kunnen eigen verhalen en ervaringen over het herstel van personen met psychische aandoeningen inspirerend en emanciperend werken. Leamy et al. (2011) geven aan dat er nood is aan verder onderzoek naar de toepassing van de vijf kernelementen voor persoonlijk herstel op microniveau. Hierop baserend is de centrale doelstelling van dit onderzoek om het theoretisch model van Leamy et al. (2011) te illustreren op basis van een case study in Villa Voortman. Aan de hand van diepte-interviews worden ervaringen en betekenisverlening van het individuele herstelproces in kaart gebracht. Hierbij wordt nagegaan in welke mate de door Leamy beschreven kernelementen van herstel voorkomen in dit unieke verhaal. Naast het verwerven van inzicht in de subjectieve beleving van deze cliënt wil dit onderzoek ook 26 nagaan hoe hulpverleners deze elementen ervaren en al dan niet structureel inbouwen binnen hun werking. Hiervoor wordt er een focusgroep georganiseerd met de medewerkers van Villa Voortman en wordt een begeleider van de mobiele teams bevraagd. Door het samen brengen van zowel het cliëntenperspectief als het hulpverleningsperspectief tracht dit onderzoek een meerwaarde te betekenen voor de herstelgeoriënteerde hulpvering. Binnen het hierboven afgebakende onderzoeksdomein worden volgende onderzoeksvragen opgesteld. Op welke manier zijn de vijf elementen voor persoonlijk herstel, namelijk verbondenheid, identiteit, hoop en optimisme over de toekomst, zingeving en empowerment zoals aangegeven door Leamy et al. (2011), terug te vinden in een persoonlijk herstelverhaal van een persoon met psychische problemen? Hoe krijgen deze vijf elementen voor persoonlijk herstel, aangegeven door Leamy et al. (2011) vorm vanuit het hulpverleningsperspectief binnen de werking van Villa Voortman en van een mobiel-team? En hoe speelt het hulpverleningsperspectief hierop in? 27 2 Methodologie 2.1 Kwalitatief onderzoek Binnen dit onderzoek wordt een kwalitatieve onderzoeksmethode als het meest geschikt beschouwd, gezien de focus op de subjectieve ervaringen van de participant ligt. De kern van kwalitatief onderzoek is dan ook het centraal stellen van de opinies en perspectieven van de participanten (Mortelmans, 2007). Zo beschrijven Bogdan en Biklen (1998) vijf belangrijke kenmerken van kwalitatief onderzoek. In eerste instantie benadrukken zij het belang van naturalistisch onderzoek. Binnen dit onderzoek werd vertrokken vanuit de vertrouwde omgeving van de participant, namelijk Villa Voortman. Gezien dit ontmoetingshuis voor hem een plaats is waar hij dagelijks komt, werd zijn gedrag niet beïnvloed door de setting. Daarnaast had de onderzoeker reeds kennis gemaakt met Villa Voortman in het kader van de masterstage. Het onderzoek werd aldus verricht in een, alledaagse en natuurlijke situatie voor zowel onderzoeker als respondent. Daarnaast duiden Bogdan en Biklen (1998) de belangrijke waarde van beschrijvende data aan. Kwalitatief onderzoek richt zich op de betekenisverlening en interpretatie van de participanten. De verzamelde data dienen maximaal aan te sluiten bij de oorspronkelijke gegevens. Met de instemming van de participanten werden alle gesprekken via geluidsopnames vastgelegd. Deze opnames werden vervolgens zorgvuldig getranscribeerd. Een derde belangrijk kenmerk van kwalitatief onderzoek is de procesgerichtheid. De planning van de diepte-interviews werd in wederzijds overleg met de participant vastgesteld. Negatieve effecten op het proces zoals overbelasting, tijdsgebrek, etc. werden zoveel mogelijk vermeden. Gedurende het onderzoek werd beslist om tevens het perspectief van de hulpverleners van Villa Voortman en de MOBiL-teams te bevragen. Op die manier werd de herstelvisie verduidelijkt aan de hand van drie verschillende invalshoeken. Vervolgens benadrukken Bogdan en Biklen (1998) het belang van de inductieve methode. Om tot het CHIME-model1 te komen, behandelden Leamy et al. (2011) 97 publicaties betreffende persoonlijk herstel. Binnen dit onderzoek staat theoretisch model van Leamy et al. (2011) centraal. Het laatste en vijfde belangrijk kenmerk van kwalitatief onderzoek dat door Bogdan en Biklen omschreven wordt, is de zoektocht naar betekenis. De onderzoeker dient ten volle op zoek te gaan naar de perspectieven van de participanten. Via open vraagstelling hadden de respondenten binnen dit onderzoek de vrijheid om te vertellen wat voor hen belangrijk was in het herstelproces. 1 Conceptueel kader van Leamy et al. (2011) die vijf kernprocessen identificeert in het herstelproces van mensen met psychische aandoeningen: verbodenheid, hoop en optimisme, identiteit, zingeving en empowerment. 28 2.2 Onderzoeksopzet Dit onderzoek werd uitgevoerd in samenwerking met Villa Voortman. Tijdens de stage van de onderzoeker, in het kader van de opleiding ‘Master in de Pedagogische Wetenschappen’, was deze drie maanden lang een volwaardig lid van de werking van dit ontmoetingshuis. De ervaringen die de onderzoeker hier opdeed, waren in die mate bijzonder dat het onderzoek binnen deze setting diende uitgevoerd te worden. De respondenten voor dit onderzoek werden geselecteerd binnen de setting van Villa Voortman. 2.2.1 Onderzoekscontext Hieronder volgt een beknopte omschrijving van Villa Voortman. Om de context van deze setting te beschrijven, wordt er gebruik gemaakt van het jaarverslag van Villa Voortman (2012), het artikel van Bryssinck (2003) ‘Psychose en toxicomanie’ en de website van het Psychiatrisch Centrum GentSleidinge (“Villa Voortman”, 2013). De visie, uitgeschreven door de bezoekers (zie bijlage 1), geeft een duidelijk beeld over hoe Villa Voortman wordt ervaren. 2.2.1.1 Ontstaan Het project Villa Voortman is ontstaan vanuit de behoefde van mensen om erbij te horen. Er wordt gefocust op de ernstige maatschappelijke uitsluiting van mensen die naast een psychische aandoening ook een ernstige verslaving hebben aan drugs. Deze groep mensen krijgt vaak geen toegang tot de hulpverlening omwille van hun ‘moeilijke’ problematiek. De oorzaken hiervan zijn enerzijds de steeds verdergaande kwaliteitscriteria en effectiviteiteisen, anderzijds de huidige tendens tot vermaatschappelijking (Bryssinck, 2003). Er leefde een gedeeld gevoel, zowel bij hulpverleners als cliënten, dat er nood was aan een plek waar men relaties met anderen kan onderhouden en zichzelf kan ontwikkelen, waar men gerespecteerd wordt en waar men bovenal welkom is. Als alternatief richtte het Psychiatrisch Centrum te Sleidinge, met Dirk Bryssinck en Johan Vanderstraeten als voortrekkers, een dagcentrum op in de stedelijke context van Gent. In de zomer van 2011 opende de Villa zijn deuren. Villa Voortman sluit aan bij de tendens tot vermaatschappelijking binnen de geestelijke gezondheidszorg die sinds kort meer aandacht krijgt door artikel 107. Er wordt samen gewerkt met verschillende extramurale diensten. Aangezien het permanente karakter van behandeling zeer belangrijk is, wordt gebruik gemaakt van diverse strategieën en behandelvoorzieningen. Vanderplasschen et al. (2001) noemen dit het uitbouwen van een zorgcircuit of netwerkontwikkeling. 29 2.2.1.2 Populatie Villa Voortman richt zich tot volwassenen met psychische aandoeningen die, om tal van redenen, moeilijk toegang krijgen tot de reguliere hulpverlening. Het merendeel van de bezoekers zijn ‘dubbeldiagnosepatiënten’. Bryssinck (2003) beschrijft dubbeldiagnose als het samengaan van een aan middelen gebonden diagnose met een niet aan middelen gebonden diagnose. Kenmerkend voor de groep is dat ze ernstige problemen hebben op verschillende levensgebieden: een tekort aan sociale zelfredzaamheid, slechte woonomgeving of dakloosheid, justitiële problemen, stigmatisering, gebrek aan financiën en een slechte lichamelijke verzorging. Hun professioneel netwerk is minimaal en ze kunnen niet of onvoldoende terugvallen op familie of vrienden. De verbinding blijkt verstoord: met zichzelf, met anderen, met de samenleving en met de toekomst. 2.2.1.3 Leidende principes Villa Voortman is een niet-residentieel, laagdrempelig en cliëntgericht ontmoetingshuis in het centrum van Gent dat werkt volgens een aantal sturende principes (Bryssinck, 2003). Allereerst vertrekt men in Villa Voortman vanuit de erkenning van uitsluiting uit elke vorm van samenleving: aanvankelijk uit de maatschappij als geheel, en vervolgens uit de verschillende instellingen. Deze vorm van verwelkoming of ‘asielfunctie’, tevens de historische doelstelling van psychiatrie, biedt personen met een psychische aandoening een ankerpunt in hun voortschrijdende vlucht en uitsluiting. Concreet betekent dit uitgangspunt dat er binnen het ontmoetingshuis steeds vertrokken wordt vanuit de vraag: ‘wie zijn zij?’ in plaats van ‘wie zijn wij?’. Dit ‘aanvaarden in hun verschil’ is vanuit psychoanalytisch perspectief een eerste vorm van behandeling (Bryssick, 2003). Een tweede belangrijk principe is dat Villa Voortman zijn bezoekers ziet als burgers met rechten en plichten in plaats van zieken met een ‘defect’. Binnen Villa Voortman luidt volgende ethiek: ‘minimale krijtlijnen met maximale verantwoordelijkheden’. Het deficitmodel wordt vervangen door een model waarin participatie en empowerment centraal staan. Het uiteindelijke doel is om een ‘minimale structuur’ te vinden die toch voldoende dragend is opdat er op een spontane manier beweging kan ontstaan waarin zinvolle activiteiten opgenomen worden. Daarnaast wordt een milieu opgebouwd waarin de bezoekers betrokken worden bij hun behandeling en beroep gedaan wordt op hun krachten. Dit vereit een een horizontale organiasatie waarin gelijkwaardigheid, participatie en overleg centraal staan. Hiervoor wordt gebaserend op het sociaaltherapeutisch model van Maxwell Jones (Bryssinck, 2003). Vanuit de specifieke eigenheid van de doelgroep wordt getracht om ontmoeting opnieuw mogelijk te maken. Jones, grondlegger van de democatische therapetische gemeenschappen, wees op het belang van de sociale afgebakende en veilige ruimte waarin ontmoeting dient plaats te vinden. Er wordt gestreefd naar een open systeem 30 via wederzijdse communicatie, gedeelde besluitvorming en de uitbouw van een therapeutische cultuur. Deze evenwaardigheid resulteert in een sociotherapeutisch klimaat waarin gehandeld wordt in functie van de groep en meer verantwoorde keuzes gemaakt worden. Een laatste belangrijke principe dat gehanteerd wordt is de harm reduction die beheersing of meer verantwoord gebruik stimuleert. Bryssinck (2003) geeft aan dat druggebruik niet volledig buiten de muren kan gehouden worden, zelfs niet in streng gesloten en gecontroleerde afdelingen zoals gevangenissen. Gebruik wordt binnen Villa Voortman niet genegeerd, maar op basis van een impliciete wijze efficiënt opgenomen waardoor het bespreekbaar wordt. Door een omgeving te creëren waarin openlijk gesproken kan worden en waarin men eigen ervaringen kan delen, blijken de bezoekers meer verantwoorde keuzes te maken. 2.2.2 Respondenten Om een antwoord te bieden op de onderzoeksvragen werd gekozen voor een diverse selectie van respondenten die nauw verbonden zijn met de term herstel binnen de geestelijke gezondheidszorg. Met de inbreng van zowel cliëntenperspectief als hulpverleningsperspectief tracht dit onderzoek een beeld te omschrijven van de nieuwe herstelvisie. Hiervoor werd in drie fasen gewerkt. Allereerst werd een case study uitgevoerd met een cliënt van Villa Voortman. Vervolgens werd een focusgroep opgericht om het perspectief van de hulpverleners in beeld te brengen. Ten slotte werd deze data verrijkt door de visie van de mobiele teams, die nauw verbonden zijn met Villa Voortman, op te nemen binnen dit onderzoek. 2.2.2.1 Case study met een cliënt van Villa Voortman Aangezien de eerste onderzoeksvraag het individuele herstelproces betreft, wordt binnen dit onderzoek gekozen één cliënt van dichtbij te bekijken in een case study. Een case study onderscheidt zich van andere onderzoeksstrategieën door de gecontextualiseerde kijk op de werkelijkheid en de focus op het particuliere eerder dan op het algemene (Yin 1994). Yin (1994) omschrijft een case studie als een empirisch onderzoek dat een eigentijds fenomeen binnen zijn context onderzoekt. Stake (1994) benadrukt dat het aantal en de aard van de case studies afhankelijk is van het doel van het onderzoek. Volgens Stake (1994) kunnen er drie types van case studies onderscheiden worden: de intrinsieke, de instrumentele en de collectieve. Dit onderzoek maakt gebruik van een intrinsieke casestudie waarin de onderzoeker (intrinsiek) geïnteresseerd is in een fenomeen, namelijk het herstelproces, dat zich afspeelt in een specifieke situatie, ontmoetingscentrum Villa Voortman. 31 Het doel van een case study is het maken van een diepgaande studie die een persoon, groep of organisatie beschrijft met de intentie daar nieuwe theoretische inzichten uit af te leiden of bestaande inzichten aan te toetsen (Stake, 1994). Binnen dit onderzoek wordt geopteerd voor deze laatste doelstelling. 2.2.2.1.1 Keuze voor de case De participant werd niet lukraak geselecteerd. Bij de keuze werd rekening gehouden met onderstaand argument van Stake (1994): My choice would be to take that case from which we feel we can learn the most. That may mean taking the one that we can spend the most time with. Potential for learning is a different and sometimes superior criterion to representativeness. Often it is better to learn a lot from an atypical case than a little from a magnificently typical case. (p. 243) Alvorens dit onderzoek werd aangevat, liep de onderzoeker drie maanden stage in het ontmoetingshuis. Participerende observaties binnen de setting vergemakkelijkte de zoektocht naar de ‘case from which we feel we can learn the most’. Billiet en Waege (2006) spreken van participerende observatie wanneer de onderzoeker deelneemt aan de gebeurtenissen in het veld. Als stagiair kreeg de onderzoeker drie maanden lang de kans om deel uit te maken van de leefwereld van de participant. Deze intensieve aanwezigheid hielp mij in dit onderzoek naar de beleving en ervaringen van de participant. Bovendien kan het hanteren van participerende observatie een meerwaarde betekenen voor andere onderzoeksmethoden. Onderzoek van Holland (1990 in Felce & Perry, 1995) toont aan dat er meer betrouwbare informatie verworven wordt bij interviews indien de respondent en de onderzoeker elkaar al kennen. De combinatie van de stage en het onderzoek binnen dezelfde setting heeft bijgevolg een positieve invloed op deze studie. Uiteindelijk werd er geopteerd voor Mark. Zijn openheid, zijn boeiende verhalen en zijn rijke ervaring binnen de psychiatrische hulpverlening zorgde ervoor dat een samenwerking met deze respondent optimaal zou zijn voor het onderzoek. In tegenstelling tot het merendeel van de bezoekers bevindt Mark zich in een stabiele situatie wat betreft zijn ziekte en is al ver gevorderd binnen zijn herstelproces. 32 Mark is 29 jaar oud en is al sinds zijn dertiende cannabisgebruiker. Hij studeerde twee jaar psychologie in Leuven, maar deze studies eindigden toen zijn drugsgebruik uit de hand liep. Kort daarna kreeg Mark zijn eerste psychose en hij belandde in een psychiatrisch ziekenhuis. Mark kreeg de diagnose van schizofrenie met psychotische kenmerken. De afgelopen tien jaar werd hij meermaals gehospitaliseerd. Al enkele jaren heeft hij een beperkt contact met zijn ouders en sinds zijn verhuis van Leuven naar Gent viel zijn vertrouwd sociaal netwerk helemaal weg. Deze grote verandering was aanvankelijk moeilijk voor Mark, maar hij krijgt alsmaar meer greep op zijn leven. Op dit moment woont Mark in een studio in Gent en is hij actief op zoek naar een nieuw ondersteunend sociaal netwerk en zijn plaats in de maatschappij. Om zijn dagen te structureren komt hij (bijna) dagelijks op bezoek in Villa Voortman en werkt hij als vrijwilliger in de Wereldwinkel. 2.2.2.2 Begeleidster van het MOBiL-team In functie van de tweede onderzoeksvraag, om het hulpverleningsperspectief in kaart te brengen, werd een diepte-interview afgenomen bij een begeleidster van het MOBiL-team Gent Noord. De organisatorische verandering binnen de geestelijke gezondheidszorg, via de implementering van artikel 107, is de uitbouw van mobiele teams. Voor de regio Gent werd, gezien het een grootstedelijke regio betreft, besloten om drie mobiele teams op te richten: MOBil-team Gent West, Gent Noord en Gent Zuid. Personen met een langdurige psychische problematiek worden door de MOBiL-teams ondersteund, begeleid, en behandeld in hun eigen leefomgeving. Hierdoor kunnen ze zich maximaal ontplooien binnen de context van een maatschappelijk steunsysteem (Marysse, 2010). De hulpvraag, noden en eigen doelstellingen van de cliënt staan centraal. Er wordt gewerkt aan de hand van een herstelgerichte visie waarin het persoonlijke herstelproces en het hervinden van de regie over het eigen leven centraal staan. Het MOBiL-team werkt intensief samen met andere hulpverleners, het natuurlijk netwerk van de cliënt en andere sectoren. Er is tevens een grote samenwerking tussen het MOBiL-team Gent Noord en Villa Voortman doordat deze twee zorgvormen lange tijd op eenzelfde plaats gesitueerd waren. Gezien deze nieuwe zorgvorm enerzijds intensief werkt rond herstel van personen met een psychische aandoening en anderzijds nauw samenwerkt met Villa Voortman, werd binnen dit onderzoek geopteerd om een begeleider van het MOBiL-team Gent Noord te bevragen, namelijk Rita. Zij heeft reeds 27 jaar ervaring binnen de psychiatrische thuiszorg en is sinds de organisatorische veranderingen deel van het MOBiL-team Gent Noord. 33 2.2.2.3 Hulpverleners van Villa Voortman Om het hulpverleningsperspectief te verrijken werd een focusgroep georganiseerd in het ontmoetingscentrum Villa Voortman. Om deze focusgroep samen te stellen, werd geopteerd voor verschillende personen die actief zijn binnen de werking van Villa Voortman. Dit heeft enerzijds het voordeel dat elkeen persoonlijk betrokken is bij het herstelproces van Mark. Anderzijds hebben deze actoren hun functie binnen het bredere geestelijke gezondheidscircuit in Vlaanderen. Om de expertise van de groep uit te breiden, werd besloten ook een ervaringsdeskundige uit te nodigen voor het focusgesprek. Ervaringsdeskundigen beschikken over een rijke bron aan kennis op gebied van coping (Marysse, 2010) en bieden aldus een grote meerwaarde voor dit onderzoek. Danny Jan Thomas Jasmien Peter Hulpverlener Villa Voorman Hulpverlener Villa Voortman Stagiair Orthopedagogiek Villa Voortman Stagiaire psychologie Villa Voortman Ervaringsdeskundige herstel 2.3 Dataverzameling 2.3.1 Diepte-interviews Diepte-interviews produceren rijke en diepgaande informatie over de ervaringen van individuen en hun perspectieven over een bepaald fenomeen (DiCicco-Bloom & Crabtree, 2006). Bij diepteinterviews wordt er geopteerd voor open vragen met vrije antwoordmogelijkheden waar de kwalitatieve onderzoeker, indien nodig, dieper kan op ingaan (Baarda, de Goede, & Teunissen, 2001). Flexibiliteit in aanpak is hierbij noodzakelijk om dit proces steeds te kunnen aanpassen en bijsturen (Mortelmans, 2007). Het stellen van open vragen geeft zowel de onderzoeker als de respondent de ruimte om alles te zeggen wat voor hen van belang is. De respondenten sturen zelf voor een groot stuk het gesprek door over bepaalde thema’s uit te weiden, door zelf te beslissen hoe lang het gesprek duurt en wanneer het gesprek plaatsvindt. Het voordeel van diepte-interviews is dat ze gedetailleerde informatie opleveren en dat er ‘voice’ gegeven wordt aan de participanten. De subjectiviteit die boven komt, wordt hier als voordeel gezien omdat er op zoek gegaan wordt naar de denkbeelden van de realiteit. Dit vereist echter wel een goede voorbereiding en de kwaliteit van het resultaat is afhankelijk van de vaardigheden van de onderzoeker (Van Hove & Claes, 2011). Gezien de lengte en de complexiteit van de verhalen werden deze, na toestemming van de participant, via geluidsopname vastgelegd. Na afname konden deze interviews op een correctie manier getranscribeerd worden. Om de privacy van de participanten te garanderen werd binnen dit onderzoek steeds gebruik gemaakt van fictieve namen. De participanten gaven hun vrijwillige toestemming op basis van een informatieformulier en een informed consent (zie bijlage 2 en 3). 34 2.3.1.1 Diepte-interviews met Mark Ter voorbereiding van de diepte-interviews en om een meer volledig beeld te krijgen over de participant werd zijn dossier bestudeerd. Yin (1994) benadrukt dat de studie van dossiers een grote meerwaarde kan zijn om de informatie uit de interviews aan te vullen wat betreft het profiel van de participant. Het dossier van Mark bevatte heel wat informatie over zijn hulpverleningsgeschiedenis wat dus een meerwaarde was voor zijn profielschets en om zicht te krijgen op zijn problematiek. Deze informatie bewees tevens zijn nut tijdens het opstellen van de vragen en het correct interpreteren van Mark zijn antwoorden. Om inzicht te verkrijgen in het herstelproces werd de participant longitudinaal gevolgd. De vier diepte-interviews werden op verschillen momenten afgenomen om te vermijden dat de data slechts een momentopname zouden zijn. In de interviews werd telkens gepeild naar aspecten van ziektebeeld, sociaal netwerk, zelfbeeld, ervaringen binnen het zorgsysteem, re-integratie, persoonlijke ontwikkeling, arbeidssituatie en inkomen, herstel en Villa Voortman. Deze verschillende aspecten werden voordien opgesteld in een topiclist (zie bijlage 4). Hoewel de inhoud en vragen grondig voorbereid werden, werd er regelmatig van afgeweken om de natuurlijke gang van het gesprek niet te verstoren (Boevink, Prinsen, et al., 2009). Er is aldus sprake van een semigestructureerd interview (Baarda, de Goede, & Teunissen, 2001). Het voordeel van een topiclist is dat gedurende het interview de essentiële onderwerpen die aan bod moeten komen niet uit het oog verloren werden (Van Hove & Claes, 2011). Tijdens de gesprekken werd er een vertrouwde en aangename sfeer gecreëerd. Een respectvolle en luisterende houding zette de participant aan om uitgebreid te vertellen. Naargelang de gesprekken vorderden, kreeg de participant steeds meer inzicht in zijn leven en ontdekte hij zijn eigen wensen en doelstellingen. Op die manier bevorderden de gesprekken herstelproces van Mark. De interviews werden afgerond toen de data geen nieuwe informatie opleverde en de begrippen geïntegreerd konden worden binnen het theoretisch model. 2.3.1.2 Diepte-interview met een begeleider MOBiL-team Na een eerste fase waarin het cliëntenperspectief aan bod kwam, werd vervolgens dieper ingegaan op het hulpverleningsperspectief. In deze tweede en meer toetsende fase werd een diepte-interview afgenomen met een begeleidster van het MOBiL-team Gent Noord. Er werd gekozen voor dit team gezien er een nauwe samenwerking is met Villa Voortman. In dit interview werd gepeild naar de vijf elementen van herstel, zoals aangegeven door Leamy et al. (2011): verbondenheid, hoop en optimisme, identiteit, zingeving en empowerment. Er werd nagegaan hoe deze elementen ingevuld en ingebouwd worden binnen de werking van het MOBiL-team en hoe dit verschillend is met de werking van Villa Voortman. Vervolgens werden ook de resultaten van de case study besproken. De leidraad van het interview was een topiclijst die gestructureerd is volgens het theoretisch model van Leamy (zie bijlage 5). Nadien werd het interview getranscribeerd en werden deze resultaten gebruikt bij de discussie in de focusgroep. 35 2.3.2 Focusgroep in Villa Voortman Om het hulpverleningsperspectief op persoonlijk herstel weer te geven, werd aanvullend op het diepte-interview met een begeleidster van het MOBiL-team, een focusgroep georganiseerd. “Een focusgroep is een gestructureerde discussie onder een kleine groep van stakeholders (4-12 personen), begeleid door een ervaren gespreksleider” (Slocum, 2006, p. 135). De essentie van een focusgroep is het samenbrengen van mensen die een gemeenschappelijk kenmerk delen, om onder leiding van een moderator te praten over een bepaald onderzoeksthema (Mortelmans, 2007). De focusgroep vond plaats in het ontmoetingscentrum Villa Voortman en bestond uit vijf volwassenen die nauw verbonden zijn met het thema ‘herstel’. Er werd gekozen voor een grote diversiteit binnen de groep om zo verschillende invalshoeken aan bod te laten komen. Zowel stagiairs, ervaren hulpverleners als een ervaringsdeskundige werden samen gebracht. In dit gesprek werd gepeild naar de invulling en betekenisverlening betreffende persoonlijk herstel. Hierbij lag de focus op de elementen verbondenheid, identiteit, hoop en optimisme, zingeving en empowerment. Dit gesprek werd opgenomen om te garanderen dat geen opmerkingen verloren gingen. Een informed consent werd door alle deelnemers alvorens de aanvang van de focusgroep ingevuld op basis van het informatieformulier (zie bijlage 6en 7). Ook hier werden fictieve namen gehanteerd ter bescherming van de privacy van de deelnemers. Ter voorbereiding van de focusgroep werd een leidraad opgesteld (zie bijlage 8). Slocum (2006) wijst op de noodzaak van een goed voorbereide vragenlijst of topiclijst, maar benadrukt ook dat deze voldoende flexibel moet blijven. Op die manier kon er steeds ingespeeld worden op het natuurlijke verloop van de groepsgesprekken. Regelmatig werd de discussie bondig samengevat met de bedoeling hier bevestiging over te krijgen, zoals aangeven door Slocum (2006). 2.4 Data-analyse De ruwe data (Mortelmans, 2007), die verzameld werd aan de hand van semi-gestructureerde interviews en de focusgroep, werden, zoals reeds vermeld getranscribeerd. De uitgeschreven teksten zijn een letterlijke weergave van de woorden van de participant. Deze teksten zijn vaak ongestructureerd omdat de verschillende thema’s op diverse momenten aangehaald werden. Om meer inzicht in het materiaal te krijgen, werden deze teksten verschillende malen doorlezen en vervolgens gecodeerd aan de hand van een codeerschema (zie bijlage 9). Het codeerschema dat binnen dit onderzoek gehanteerd wordt, baseert zich op het theoretisch kader van de herstelvisie door Leamy et al. (2011). Fasen van interviewen en fasen van analyseren wisselen elkaar af, wat door Mortelmans (2007) als een iteratieve wijze wordt omschreven. Hierdoor werd terugkoppeling naar 36 de respondent mogelijk en wordt er steeds gerichter geïnterviewd. Naarmate de interviews werden geanalyseerd werden er nieuwe codes geïdentificeerd en opgenomen in het codeerschema. Het codeerschema werd aldus steeds verrijkt door de data gezien er een slingerbeweging plaats vond tussen het theoretisch kader en de empirische gegevens (Strauss & Corbin, 1990). Op die manier werd het inzicht in de theorie versterkt. De analyse werd afgerond toen de verzamelde data geen nieuwe informatie meer opleverde. Ten slotte vond het proces van interpretatie plaats dat beïnvloed wordt door de oorspronkelijke onderzoeksdoelstellingen evenals door de thema's die naar voren zijn gekomen uit de gegevens zelf. De interviews werden zo nauwkeurig mogelijk getranscribeerd, gecodeerd en vervolgens geïnterpreteerd. De interpretaties werden op een gestructureerde wijze voorgesteld. Bij het uitschrijven van de resultaten werd het codeerschema als uitgangspunt genomen. Om de resultaten zo objectief als mogelijk weer te geven, worden citaten gebruik. 2.5 Kwaliteit van het onderzoek 2.5.1 Validiteit De validiteitvereiste omvat de mate waarin de interpretaties van de onderzoeker overeenkomen met de verzamelde data. De vraag die hierbij gesteld wordt, is of de interpretaties geloofwaardig zijn (Mortelmans, 2007). In eerste instantie werd de geloofwaardigheid van dit onderzoek vergroot door diepgang te bereiken in de dataverzameling. Fases van analyse en fases van dataverzameling wisselden elkaar af waardoor steeds gerichter gevraagd kon worden. Op die manier werden da participanten aangezet dieper te gaan graven in hun betekenisverlening, zoals aangegeven door Mortelmans (2007). Tevens waren het longitudinale karakter van het onderzoek en de opgebouwde vertrouwensband met de participant een meerwaarde om diepgang te kunnen bereiken. Zo zorgde het longitudinale karakter van de diepte-interviews ervoor dat het herstelproces zichtbaar werd. Op basis van participerende observatie werd de case gekozen. Ter voorbereiding van de interviews werd een dossieranalyse gedaan om de context van de participant beter te kunnen schetsen. Om een antwoord te bieden op de tweede onderzoeksvraag werd binnen dit onderzoek geopteerd voor de combinatie van diepte-interviews en een focusgroep. Door het hanteren van deze verschillende onderzoeksmethoden wordt de geldigheid van de onderzoeksresultaten verhoogd en is er sprake van triangulatie (Mortelmans, 2007). Door de combinatie van case study, diepte-interview en focusgroep kon er een diepgaande analyse uitgevoerd worden waarin verschillende partijen aan bod kwamen. Triangulatie zorgde er bovendien voor dat het codeerschema verder verrijkt kon worden en hierdoor ontstond een beter inzicht op het theoretisch model. Bovendien werd tijdens het interview gebruik gemaakt van open vragen, waardoor de respondent ruimte kreeg om vrij te 37 antwoorden (Kvale, 1996). Daarnaast werd gedurende heel het proces gebruik gemaakt van literatuur om de validiteit van eigen bevindingen te toetsen. Tot slot werd de kwaliteit van het onderzoek verhoogd door de aangeleverde data terug te koppelen. Via ‘member checks’ (Mortelmans, 2007) konden de participanten nagaan of ik zijn ervaringen correct interpreteerde. 2.5.2 Betrouwbaarheid De betrouwbaarheid van resultaten verwijst naar de consistentie en de repliceerbaarheid van deze resultaten (Mortelmans, 2007). Everaert en Van Peet (2006) stellen vast dat kwalitatief onderzoek vaak kritiek ontvangt omdat het onderzoek moeilijk te repliceren is. Mortelmans (2007) haalt een andere reden van kritiek aan, namelijk dat de onderzoeker meestal zelf de belangrijkste bron voor dataverzameling is. Van Hove en Claes (2011) halen een andere belangrijke reden aan, namelijk de zoektocht naar unieke lived experiences. Elk individu is volgens hem uniek en veranderbaar, wat repliceerbaarheid onmogelijk maakt. Volgens Mortelmans vertrekt kwalitatief onderzoek vanuit de aanname dat “de realiteit sociaal geconstrueerd is en evolueert. Het reproduceren van resultaten is vanuit een kwalitatief oogpunt onzinnig en het is ook geen doel” (p. 433). Binnen kwalitatief onderzoek wordt een onderscheid gemaakt tussen interne en externe betrouwbaarheid. Interne betrouwbaarheid verwijst naar “de mate waarin verschillende onderzoekers binnen hetzelfde onderzoeksgebied tot dezelfde resultaten (zouden) komen” (Janssens, 1985, p. 153). Volgens Van Hove en Claes (2011) is het hierbij belangrijk dat de manier waarop de resultaten bekomen werden, zeer duidelijk weergegeven wordt. Om aan deze kwaliteitsvereiste te voldoen werden de interviews geregistreerd via geluidsopnames om deze nadien onmiddellijk te transcriberen. Volgens Silverman (2001) wordt op deze manier de inmenging van de onderzoeker op de data alsook de kans op vertekening beperkt. Vervolgens werd gebruik gemaakt van empirische voorbeelden aan de hand van citaten uit de interviews om de resultaten zo objectief als mogelijk weer te geven. Daarnaast werd tevens rekening met de door Everaert en Van Peet (2006) omschreven kwaliteitsvereiste van transparant werken. Om hieraan te voldoen werd het proces dat gevolgd werd zo volledig mogelijk neergeschreven in de methodologie. Onderzoeksconclusies en beslissingen die genomen werden gedurende het proces werden steeds gemotiveerd. Externe betrouwbaarheid verwijst naar “de mate waarin verschillende onderzoekers in eenzelfde onderzoeksgebied dezelfde theoretische elementen zouden ontwikkelen” (Janssens, 1985, p. 152). Binnen dit onderzoek werd de externe betrouwbaarheid vervuld door een codeerschema gebaseerd op het theoretisch model van Leamy et al. (2011) als leidraad te hanteren doorheen het onderzoek. Hierdoor kan het onderzoek op eenzelfde manier hervat worden. 38 3 Resultaten In deze analyse wordt getracht om een beeld te schetsen van het persoonlijk herstelproces door zowel cliëntenperspectief als hulpverleningsperspectief aan bod te laten komen. De resultaten worden gestructureerd volgens het theoretisch model van Leamy et al. (2011) waarin volgende elementen onderscheiden worden: verbondenheid, hoop en optimisme, identiteit, zingeving en empowerment. 3.1 Verbondenheid Mark haalt het beschikken over een sociaal netwerk meermaals aan als belangrijke bron van steun. Zijn verhuis van Leuven naar Gent was, volgens Mark, de reden waarom hij zich vaak eenzaam voelde. Hij was zijn vertrouwde structuur, waarop hij jarenlang kon steunen verloren. Ook op zijn familie kon Mark geen beroep doen gezien hij hier reeds mee gebroken had. Mark geeft aan dat hij dit alles als een groot gemis ervaart. Eveneens haalt Mark aan dat de langdurige opnames in het psychiatrisch ziekenhuis het gevoel van eenzaamheid en zelfvervreemding versterkten. “Ik heb afgezien door die opsluiting en afgezien door eenzaamheid. Ik heb soms het gevoel dat ze jaren van mij hebben afgenomen.” Mark Mark geeft aan dat lotgenoten een grote bron van steun vormden gedurende zijn hospitalisatie. Deze relaties werden voor hem gekenmerkt door begrip en erkenning, iets wat hij moeilijk vond in relaties met zijn hulpverleners. Vaak had hij het gevoel niet begrepen te worden door de hulpverleners. “Allé, ik heb vijf à zes jaar in de psychiatrie gezeten en ik heb al mijn gesprekken met kameraden moeten voeren. Die psychologen die snappen mij toch niet.” Mark De deelnemers van de focusgroep erkennen de problemen van eenzaamheid en uitsluiting van bepaalde groepen mensen. Zij verwezen hierbij naar de belangrijke waarde van de peer group binnen Villa Voortman. “Waarbij dat mensen een soort van verbondenheid hebben in de problematiek. Mensen verbinden kan soms versterkend werken. Mensen die een min of meer identiek parcours afgelegd hebben kunnen elkaar soms meer helen dan dat er een hulpverlener is die met een theoretisch denkkader iets probeert te verwezenlijken.” Jos 39 De hulpverleners van Villa Voortman stellen vast dat gebruik zorgt voor een spontane verbondenheid. Binnen de werking trachten ze deze band te versterken en bij te sturen zodat de bezoekers steun en erkenning uit deze relaties kunnen halen. Op die manier trachten ze ontmoeting, na vaak langdurige eenzame periodes, opnieuw mogelijk te maken. Ook het MOBiLteam hecht veel belang aan de meerwaarde van lotgenoten. Zij leggen een sterke nadruk op de samenwerking met ervaringsdeskundigen. Rita beschouwt ervaringsdeskundigen als zeer belangrijk omdat zij een meerwaarde kunnen betekenen voor zowel de cliënten als de hulpverleners. Ze geeft aan dat de inbreng van een ervaringsdeskundige ervoor zorgt dat de hulpverleners hun beroepshouding kritisch bekijken. Tevens benoemt Rita de brugfunctie van de ervaringsdeskundige die cliënten en hulpverleners dichter bij elkaar kan brengen. “Ge hebt het niet aan de lijve meegemaakt en zij zegt regelmatig: ge weet gij waarschijnlijk niet wat da allemaal is. Temporiseren, wachten, nu juist wel iets doen nu juist niets doen. Dus zij heeft de mogelijkheden zal ik maar zeggen om heel dat team wakker te houden. Dat is een zeer belangrijke waarde bij ons.” Rita Momenteel bezoekt Mark (bijna) dagelijks het ontmoetingscentrum Villa Voortman. Deze omgeving is voor hem een belangrijke bron om nieuwe sociale contacten, vooral met lotgenoten, te leggen. Mark wijst eveneens op de steunende relatie met de hulpverleners binnen Villa Voortman en het wederkerige karakter van deze relaties. Voor Mark is Villa Voortman een plaats waar hij steeds terecht kan met zijn problemen en vragen. Deze onvoorwaardelijke verwelkoming en acceptatie is volgens Mark nog te weinig aanwezig binnen de zorgsector. “Hier zijn ze bezorgd om u. Je weet dat je hier altijd terecht kan. Het is een hele prestatie dat je ergens terecht kunt en kan zeggen dat je twee weken hebt gebruikt, maar nog altijd welkom bent.“ Mark Villa Voortman wil functioneren als een thuishaven voor mensen die zich elders, zowel in de samenleving als in instellingen, niet welkom voelen. De hulpverleners proberen een ‘gastvrije niche’ of ‘veilige haven’ te creëren om zo de bezoekers opnieuw enige verbondenheid te laten gewaarworden. “Via ontmoeting met andere bezoekers trachten we de onderlinge betrokkenheid te bevorderen. In een latere fase werken we aan de verbondenheid met de samenleving.” Danny Niettegenstaande Mark zeer tevreden is dat hij steeds welkom is op deze plaats, zoekt hij ook naar nieuwe contacten buiten de wereld van de geestelijke gezondheidszorg. Mark tracht zijn sociaal netwerk opnieuw uit te breiden, maar ervaart dat dit niet eenvoudig verloopt. Mark benadrukt dat hij nood heeft aan ‘iets gemeenschappelijks’ om nieuwe contacten te vormen. Lange tijd gebruikte Mark zijn druggebruik als aanknopingspunt om nieuwe contacten te vormen. 40 “Vanaf mijn jeugd ben ik beginnen gebruiken om contacten te leggen. Je doet dat samen en om erbij te horen. Nu ben ik op een leeftijd gekomen dat ik andere manieren moet zoeken om contacten te leggen. Ik zou iets nieuws moeten vinden, maar heb niets van gemeenschappelijke dingen met anderen en dat maakt het zo moeilijk.” Mark De hulpverleners van Villa Voortman wijzen hierbij op de functie van druggebruik als ankerpunt tot identificatie met een bepaalde subcultuur. Door het aannemen van deze identiteit maken druggebruikers deel uit van een bepaalde subcultuur, waardoor makkelijker en minder stigmatiserende sociale contacten gevormd kunnen worden. Rita beschouwt de hulpverlener als een bemiddelaar die, via de netwerkgedachte, ervoor zorgt dat de cliënten hun contacten kunnen verruimen. Binnen het MOBiL-team probeert men aan de hand van re-historing zoveel als mogelijk familie en andere belangrijke derden op te sporen. Op basis van psycho-educatie wordt getracht om de familie bewust te maken van de negatieve symptomen van de cliënt alsook van de ondersteunende rol die familie kan spelen binnen het herstelproces. Om het netwerk verder uit te bouwen zetten de begeleiders, samen met de cliënt, de eerste stap naar het aanbod in hun omgeving (buurtcentra, sportclubs, etc.). Villa Voortman tracht, naast ontmoeting met lotgenoten, ook ontmoeting met de samenleving te bevorderen door te vertrekken vanuit een veilige en afgebakende niche. Er worden heel wat initiatieven genomen om de buurt te betrekken: het organiseren van een benefietavond, buurtbewoners verwelkomen in het ontmoetingshuis, deelnemen aan projecten in de omgeving etc. Danny, hulpverlener van Villa Voortman, gelooft dat het betrekken van de omgeving ervoor zorgt dat de angst voor het onbekende alsook het negatieve beeld van mensen met een psychische aandoening vermindert. Kwartiermaken wordt aangehaald als een belangrijk element omdat ook de samenleving een invloed heeft op het herstelproces van personen met een psychische aandoening. “Je kunt dan nog iets hebben van ik wil terug deel zijn van de maatschappij, maar als mensen niet open staan om te luisteren naar u is dit verschrikkelijk moeilijk. Daarom geloof ik dat Kwartiermaken een grote rol kan spelen.” Jasmien Rita haalt sociale integratie aan als leidend werkingsprincipe binnen het MOBiL-team. Ze omschrijft dit als het aanbieden van zowel zorg in als zorg voor de samenleving. Sociale integratie wordt gestimuleerd door als hulpverlener contacten te vormen met de omgeving van de cliënt en kwartier te maken. Rita wijst hierbij op de belangrijkheid van integratie en participatie als burger en niet als cliënt. In tegenstelling tot Villa Voortman, waarin aparte niches gecreëerd worden, tracht het MOBiL-team door gebruik te maken van het sociaal netwerk van de cliënten hen te integreren in de samenleving. “Binnen het mobiele team is dat iets waar wij heel sterk rond werken dat Kwartiermaken. Wij maken ons mensen niet beter door ze in niches zoals poco loco en zoals hier te steken, want dan hebt ge weer aparte groepen.” Rita 41 Mark hecht minder belang aan verbondenheid met de gemeenschap. Voor hem is het opbouwen van een ondersteunend sociaal netwerk primair en leidt dit vanzelf tot meer verbondenheid met de samenleving. Vanuit het hulpverleningsperspectief werd het normaliteitsprincipe meermaals aangehaald wanneer er gestreefd wordt naar sociale integratie. Dit proberen ze te realiseren via het creëren van alledaagse levensomstandigheden die aansluiten bij de gewone levenswijzen en omstandigheden binnen de samenleving. Om hieraan tegemoet te komen, wordt binnen de setting van Villa Voortman onder meer gebruik gemaakt van vrijwilligers. Dit zijn gewone burgers zonder een specifieke opleiding, die samen met de bezoekers de werking draaiende houden. Ook binnen het MOBiL-team wordt het normaliteitsprincipe nagestreefd. Binnen de thuissituatie van hun cliënten trachten ze de aansluiting met de ‘normale’ samenleving te bevorderen. Hierbij wordt benadrukt dat de omgeving eveneens een verantwoordelijkheid heeft om deze kwetsbare groepen te aanvaarden. “Ge kunt wel zeggen van ze moeten allemaal in de maatschappij leven, dat die omgeving daar ook moet voor klaargemaakt worden he. Dat is een en en verhaal he. Den ene kan niet zonder den anderen en omgekeerd.” Rita 42 3.2 Hoop en optimisme over de toekomst Mark voelde zich een hele tijd neerslachtig, zonder prikkels en zonder concrete toekomstplannen. Hij geeft aan hoe zijn levensstijl lange tijd een belemmering vormde om successen te ervaren en opnieuw te geloven in herstel. Rita beschrijft hoe zij hoop ziet als een katalysator voor het herstelproces: “Als ge geen hoop hebt en als ge moet leven met de gedachte van: voor mij is er geen plek waar ik me goed voel, en waar ik gelukkig kan zijn, en waar ik los kan komen van de kwetsbaarheden waar dat ik mee zit zo, dan is dat wel een lastig en triestig leven.” Rita Vanuit het hulpverleningsperspectief wordt erkend dat motivatie om te veranderen een proces van lange duur is en dat het verloopt in verschillende fasen. Villa Voortman erkent dat personen met een psychische aandoening meer kans hebben op herstel en dat ze minder therapietrouw zijn. Ze werken aan de hand van een geïntegreerde benadering die abstinentie ziet als een langetermijndoelstelling. Rita erkent dat een gevoel van hopeloosheid een belemmering kan vormen voor het geloven in een betere toekomst. Ze benadrukt dat we niet uit het oog mogen verliezen dat sommige personen extra kwetsbaar zijn en al heel wat negatieve ervaringen achter de rug hebben. “Maar toch moet ge blijven op zoek gaan naar de zaken die goed gaan. En die dingen moet ge af en toe eens spiegelen he (...) Maar als het niet goed met u gaat, hebt ge ook geen zin om naar die dinges te kijken he.” Rita Om hoop te faciliteren, wijzen de deelnemers van de focusgroep op de noodzaak om mensen opnieuw te laten geloven in zichzelf. De cliënt dient op een correcte wijze benaderd te worden om verandering te kunnen bereiken. Binnen Villa Voortman wordt geopteerd voor een horizontale (democratische) werking gezien dit volgens hen de meeste kansen voor ontmoeting en verankering biedt. Acceptatie en geloof in de andere ziet Rita hierbij als belangrijke motivators tot verandering. De hulpverlener dient aldus een attitude te hebben die hoop en optimisme uitdrukt. “We willen mensen zien leven en bevestigen in wat ze doen.” Thomas “Mensen aanspreken met respect en hen die verbondenheid laten voelen. Je moet ze laten voelen dat ze bestaan. Zo maak je contact met mensen en daar groeit hoop uit.” Danny “Het feit dat iemand tot hier komt. Dat vind ik al knap hoor en dat moeten we bekrachtigen. En dan stapje voor stapje steeds nieuwe perspectieven aangeven. Dan zijt ge vertrokken he. En dan geloven ze er zelf in.” Rita De hulpverleners van Villa Voortman trachten, aan de hand van maximale uitwisseling tussen de peer group en het team, de motivatie tot verandering te stimuleren. Door de cliënt met zijn eigen doelstellingen centraal te stellen, kunnen ze zichzelf terug vinden en bouwen aan een betere toekomst. “Wij passen ons aan aan de bezoekers. Wanneer we zeggen dat cliënten gemotiveerd moeten zijn, ziekte-inzicht of een vraag moeten hebben verwachten we terug dat zij zich aanpassen aan het therapeutisch ideaal. Wij willen in eerste instantie die mensen die nergens welkom zijn een thuis-gevoel geven.” Danny 43 Het hulpverleningsperspectief wijst op de noodzaak om kansen te creëren die succes mogelijk maken. Op die manier kunnen cliënten opnieuw greep op hun eigen leven krijgen. Om succeservaringen te bevorderen wordt er binnen Villa Voortman zoveel mogelijk gewerkt met de capaciteiten en talenten van de bezoekers. Het ruime aanbod van ateliers maakt succeservaringen mogelijk op verschillende gebieden: samen muziek spelen tot beeldhouwwerken maken, koken, fietsen herstellen etc. Ook binnen het MOBiL-team wordt continu op zoek gegaan naar de capaciteiten en wensen van de cliënt. Rita verwijst hierbij naar de sturende functie van de hulpverlener. Deze probeert zoveel mogelijk succeservaringen te creëren zonder dat de spontane ontwikkeling van de cliënt in het gedrang komt. Binnen het MOBiL-team wordt dit bevorderd door als hulpverlener present te zijn en ook via een assertieve benadering in de ondersteuning van de individuele noden. “Hoop zit in heel kleine dingen, het is soms echt banaal. Dan hebt ge ook soms iets van: allé moet ge daar nu voort mee. Maar ja, ge moet ergens beginnen he. Ge moet ergens iets creëren waar dat ze hun goed in voelen en wat ge kunt gaan versterken en vergroten he.” Rita Alle hulpverleners bevestigen dat het hebben van dromen en ambities motivatie kan versterken. Ze wijzen op de cliëntgerichte visie waarin het verhaal van de cliënt centraal staat. Het zoeken naar en formuleren van de eigen doelstellingen wordt vanuit dit hulpverleningsperspectief gezien als basis waarop steeds verder gewerkt kan worden. Op dit moment heeft Mark opnieuw de motivatie gevonden om te veranderen en terug positief te denken. Het stellen van nieuwe doelen (opleiding volgen, sociaal netwerk opbouwen, verantwoord met geld omgaan, vrijwilligerswerk doen, etc.) in zijn leven zorgde ervoor dat hij terug gelooft in herstel en hoop heeft op een betere toekomst. “Ik denk dat ik nu in de mogelijkheid ben, zeker door de laatste twee jaar, om verantwoordelijker met mijn geld en mijn tijd om te gaan. Ik heb ook niet meer de behoefte om elke avond te gaan feesten en me zat te drinken.” “Een paar weken geleden zag ik de toekomst niet echt zitten. Ik moest constant een manier vinden om mij bezig te houden. Telkens een lapmiddel moeten vinden voor het echte leven. Nu heb ik terug een drive om opnieuw een echt leven te beginnen.” Mark haalt aan dat hij op zoek is naar hoopgevende en inspirerende voorbeelden in zijn leven. Op dit moment kan hij zich niet spiegelen aan een voorbeeld, maar hij hoopt hier in de nabije toekomst verandering in te brengen. De hulpverleners benadrukken hierbij opnieuw de meerwaarde van ervaringsdeskundigen. Aangezien ze fungeren als rolmodel bieden ze een voorbeeld en inspiratie voor anderen waaruit hoop kan ontstaan. In de toekomst wil Villa Voortman de inbreng van ervaringsdeskundigen vergroten. 44 3.3 Identiteit De opname in een psychiatrisch ziekenhuis betekende voor Mark het betreden van een nieuwe wereld waarin hij een nieuwe identiteit opgelegd kreeg, namelijk die van patiënt. Deze hospitalisatie had, volgens Mark, een negatieve invloed op zijn eigenwaarde en identiteit. Hij vervreemde van zichzelf en van het leven dat hij leidde. “Er wordt niet gekeken naar het feit dat daar een verwarde persoon zit die eigenlijk gewoon sociaal contact nodig heeft, warmte nodig heeft, omdat hij dat van zijn ouders niet krijgt, geen vrienden meer heeft, geen steun meer heeft.” Mark Hulpverlener Jos bemerkt dat het krijgen van een diagnose positieve effecten kan hebben, maar ook verlammend kan werken. Het categoriseren via een label kan er enerzijds voor zorgen dat deze kwetsbare groepen erkend worden, maar anderzijds kan dit tot discriminatie leiden. Binnen Villa Voortman wordt dit ‘anders zijn’ erkend en worden bezoekers niet gereduceerd tot hun symptomen. “Als iemand hier teveel zou beginnen spreken over alleen maar gebruik of alleen maar over schizofreen zijn, dan ben ik persoonlijk meer geïnteresseerd in dat ander. Ge kunt zo gefocust zijn op een diagnose dat ge op den duur daarin vast raakt. En ik vind het als taak van de hulpverlening om daar ook aandacht voor te besteden.” Jos “Soms is het een kwestie van leren omgaan met de zaken die anders zijn. Dat is niet genezen, maar gewoon anders leren leven en dit wordt door iedereen anders ingevuld.” Thomas Het vormen van een nieuwe identiteit wordt door de deelnemers van de focusgroep gezien als iets zeer persoonlijk dat door interactie met anderen tot stand komt. De manier waarop je door anderen benaderd wordt, speelt hen een belangrijke rol. Als ze, zoals vaak het geval is in de geestelijke gezondheidszorg, benaderd worden op basis van hun label of ziekte verliezen cliënten steeds meer de veelzijdigheid van hun identiteit. “Wanneer je opgenomen wordt, wordt er direct van uitgegaan dat je niet meer in staat bent om voor jezelf te zorgen. Je wordt er steeds passiever doordat je enkel als patiënt benaderd wordt.” Pol Het hulpverleningsperspectief benadrukt dat veel mensen met een psychische aandoening negatief bekeken worden in de maatschappij en gemakkelijk gestigmatiseerd worden. Veelal wordt het verhaal achter de ziekte genegeerd. Dit is, volgens de deelnemers van de focusgroep, te verklaren door de onwetendheid binnen de maatschappij. De doorsnee burger heeft een zeer beperkte kennis over psychische aandoeningen. Er dient gewerkt te worden aan het bestrijden van stigma’s en de negatieve beeldvorming binnen de maatschappij. 45 “Mensen stellen zich vaak een grote kliniek voor vol met gekken en mensen die niet passen binnen de samenleving. Dat is een beeld dat bij veel mensen aanwezig is, maar waar er eigenlijk te weinig aan gedaan wordt.” Thomas Mark haalt aan dat hij zich niet gestigmatiseerd voelt omwille van zijn psychische problemen. In tegenstelling tot veel anderen van deze groep heeft Mark niet het gevoel dat hij door de maatschappij anders bekeken wordt. “Jij dacht ook eerst dat ik hier stagiair of vrijwilliger was hé. Die sjans heb ik nu nog wel. Ik heb geen eigenschappen waarin ze direct kunnen zien dat ik ziek ben.” Mark Vanuit het hulpverleningsperspectief wordt tevens gewezen op de verantwoordelijkheid die de maatschappij heeft om voorwaarden te scheppen. Er dient een ruimte gecreëerd te worden zodat personen met een psychische aandoening kunnen re-integreren. Ter bevordering van deze omgeving waarin mogelijkheden gecreëerd worden om erbij te horen, verwijzen de hulpverleners naar Kwartiermaken. De begeleiders van de MOBiL-teams maken kwartier in de nabije leefomgeving van de cliënt (sportclubs, buurtcentra, buren) en ook in verschillende levensdomeinen (sociale contacten, werk, ontspanning, opleiding). Op die manier trachten ze kansen te creëren zodat cliënten een nieuwe identiteit kunnen opbouwen in verbondenheid met anderen. “Dat je de omgeving waarin hij zich beweegt, duidelijk maakt dat dat niet enkel een psychoot of een gebruiker is, maar ook andere kwaliteiten heeft. Dat is een werk van alle dagen.” Rita Mark zag zichzelf lange tijd als ‘gebruiker’, ‘eenzaat’ en ‘psychoot’. Dit wordt respectievelijk geïllustreerd aan de hand van volgende citaten: “Het stoort me dat ik niets anders vind. Maar voor andere dingen moet je cursussen gaan doen, moet je elke dag op uw werk gaan komen en moet je verplichtingen nakomen. Voor gebruikers is dat allemaal niet gemakkelijk he. Dus ik zoek de gemakkelijkste oplossing en euh… verder geraken we niet precies. Waar ik dan eigenlijk, als ik eerlijk moet zijn, niet veel voldoening uit haal.” Mark “Als Villa Voortman gedaan is ga ik naar mijn studio en zit ik de hele avond naar tv te kijken. Ik ben wel uitgenodigd om bij een paar mensen te gaan maar dat is dan weer om een jointje te gaan paffen. Nja… “ Mark “Ik zit nu al zes jaar in de psychiatrie binnen en buiten en dit begint wel tegen te steken. Altijd met jezelf geconfronteerd worden en altijd moeten zeggen: allé ik ben toch wel ziek eigenlijk.” Mark Binnen Villa Voortman erkent men de nood aan identificatie met een bepaalde subgroep, cultuur of overtuiging. Er wordt veel belang gehecht aan de betekenis van druggebruik wat vaak een mogelijkheid biedt tot identificatie met een groep. Ook Mark ‘schuilde’ lange tijd achter het label van gebruiker omdat dit voor hem het meest aanvaardbaar leek. 46 “Ik kan me goed voorstellen dat, als je toch een label moet kiezen, het label van druggebruiker misschien aanvaardbaarder is voor jezelf. In de maatschappij heerst er nog steeds een groot taboe omtrent mensen met psychiatrische problemen.” Danny Rita wijst op het belang van het heropbouwen van een positieve identiteit gedurende het herstelproces. Het aannemen van een nieuwe sociale rol ziet zij als kans om niet langer enkel als cliënt of patiënt gezien te worden. “Ja, ik denk dat da heel belangrijk is dat ze ergens nen rol hebben. Dat ze iemand mogen zijn naast patiënt zijn. Want dat overkomt u en daar kiest ge niet voor. En ge zijt niet alleen maar dat he. Ge hebt ook nog andere dinges hé. Maar die focus wordt alsmaar op die pathologie gelegd in plaats van naar de mens op zich.” Rita Om verandering te brengen in zijn identiteiten waar hij geen voldoening uit haalde, besloot Mark zelf initiatief te nemen voor het opbouwen van gewaardeerde sociale identiteiten. Omdat Mark veel voldoening ervaart uit contacten met vrouwelijk gezelschap, besloot hij om een salsacursus te volgen. Daarnaast schreef Mark zich in bij een kickerclub om ook meer mannelijke contacten te hebben. Door beroep te doen op zijn capaciteiten tracht Mark opnieuw zelfvertrouwen en eigenwaarde te ontwikkelen. Mark ziet zichzelf als een ‘strevertje’ dat steeds wil uitblinken. De laatste tijd had Mark het gevoel dat hij zijn talenten niet met anderen kon delen en dat werkte verlammend voor hem. “Voor mijn mannelijke kant wat te versterken, allé wat ik ook graag doe als ontspanning is kickeren. Ik ga daar ook wat eigenwaarde uit halen denk ik. Het is iets waar ik goed in ben.” Mark Naast de inspanningen die verwacht worden van de samenleving, wijzen de hulpverleners evenzeer op hun specifieke rol binnen het herstelproces van de cliënt. De relatie cliënt-hulpverlener dient een wederzijds karakter te hebben waarin de andere gezien wordt als een medeburger en gerespecteerd wordt voor zijn eigenheid en zijn levensverhaal. “Het is belangrijk om bijvoorbeeld ook eens met je cliënt naar het theater of iets dergelijks te gaan. Het is niet omdat je hulpverlener bent dat ge niet samen iets kan doen he met uwe cliënt hé. Doe da gewoon.” Rita 47 3.4 Zingeving Mark zijn psychoses waren telkens godsdienstig getint. Hij vertelt hoe hij steeds meer bezeten werd door religieuze theorieën. Na verloop van tijd kon Mark fictie en realiteit niet meer van elkaar onderscheiden en dit maakte hem verward. Toen Mark, tijdens zijn opname in het psychiatrisch ziekenhuis, inzicht kreeg in de betekenissen achter zijn psychose kon hij deze religieuze verhalen kaderen en onderscheiden van de realiteit. Op die manier kon Mark betekenis geven aan zijn ziekteervaringen. Bovendien geeft Mark aan dat dit een belangrijk aspect vormde om zijn leven opnieuw betekenis te geven. “Alle puzzelstukken vielen opeens samen. Dit was voor mij een grote opluchting. Ik had het gevoel dat ik terug verder kon met mijn leven.” Mark De deelnemers van de focusgroep geven aan dat er steeds aandacht moet zijn voor de diepere betekenis van het gedrag of van het druggebruik. Het ‘abnormale’ gedrag dient volgens hen veeleer gezien te worden als reactie op uitsluiting en discriminatie. Binnen Villa Voortman wordt erkend dat druggebruik vaak een middel tot identificatie of zelfmedicatie is. Ze benadrukken dat de functie van druggebruik binnen de hulpverlening niet uit het oog verloren mag worden, maar een essentieel deel van de behandeling dient te zijn. “Het idee dat iemand drugs nodig heeft en dat er positieve kanten zijn aan druggebruik is een boodschap die heel veel mensen nooit zullen aanvaarden.” Pol Mark geeft aan dat zijn leefsituatie, die lange tijd bestond uit druggebruik en eenzaamheid, hem verhinderde om een nieuw en betekenisvol leven op te bouwen. Door een gemis aan zinvolle sociale rollen en doelen verloor Mark steeds meer zijn plaats in de maatschappij. “Maar ik wil mezelf niet buiten de maatschappij zetten als gebruiker zijnde of psychoot zijnde. Ik wil mezelf in de maatschappij zien tussen… Maar dat is moeilijk als je niet kan zeggen ik doe dat van job, of ik heb een vriendin of kinderen ofzo.” Mark Om zijn dagen zinvol in te vullen, besloot Mark om (bijna) dagelijks naar het ontmoetingscentrum Villa Voortman te komen. Hier kan Mark zich uitleven in zijn muziek, iets wat moeilijk gaat in zijn studio. Eveneens maakt hij nuttig gebruik van de computers en geniet hij dagelijks van een goedkope, maar volwaardige maaltijd. Mark geeft aan dat het verbod op druggebruik binnen Villa Voortman een positieve invloed heeft op zijn daginvulling. Waar hij vroeger de dag grotendeels onder invloed doorbracht, weet hij deze nu zinvol in te vullen. 48 Binnen Villa Voortman wordt gebruik gemaakt van ateliers, , waar de bezoekers vrij gebruik van kunnen maken. In plaats van strikte, verplichte therapievormen wordt er een divers aanbod aan ontmoetingsplaatsen gecreëerd: beeldend atelier, muziekatelier, poëzieatelier, dansatelier, gitaarles, speaker’s corner, etc. Daarnaast wordt er ook dagelijks gekookt met de bezoekers. Dit alles verloopt in een ongedwongen, enigszins geregelde chaotische sfeer. Via dit diverse aanbod tracht Villa Voortman de bezoekers als subject met een eigen vraag centraal te stellen. “Ik zie het hier een beetje als een labo. Mensen kunnen hier experimenteren met nieuwe dingen en zelf met nieuwe voorstellen komen.” Jos “We willen mensen zien leven en bevestigen in wat ze doen.” Jasmien “Het is niet verplicht, maar ze zijn vrij om te komen. Op sommige momenten wordt hier geen gebruik van gemaakt, maar dan is het onze taak om de bezoekers hiervoor warm te maken.” Danny Ook Rita beschouwt zingeving als een essentieel element binnen het herstelproces. Om de betekenis en de zin achter bepaald gedrag te zoeken, wordt er binnen het MOBiL-team gewerkt op basis van systematisch rehabilitatiegericht handelen. Dit houdt in dat het MOBiL-team inspeelt op volgende acht levensdomeinen: relaties, zelfzorg, gezondheid, onderwijs, zingeving, werken, vrije tijd en wonen. Op basis van deze domeinen wordt, samen met de cliënt, een zorgplan opgesteld waarbij steeds vertrokken wordt vanuit de aanwezige sterktes die het herstelproces kunnen bevorderen en ondersteunen. Om deze doelen te vervullen is er een goede samenwerking nodig tussen MOBiLteams, GTB (Gespecialiseerde Trajectbegeleiding), Beschut Wonen, Thuiszorg, Straathoekwerk, etc. Deze individuele doelen richten zich veelal op het versterken van een positieve identiteit en het ontwikkelen van gewaardeerde sociale rollen. “Dat mensen, ja iets hebben waarbij ze zich goed voelen. Opnieuw burger kunnen zijn. Het is een proces van vallen en opstaan. Iets heel persoonlijk ook. Voor den ene gaat da zijn van ergens een woonst hebben en terug in een rijtje kunnen wonen tussen andere mensen. Voor andere gaat da dan diene relatie zijn.” Rita Recentelijk heeft Mark enkele nieuwe doelstellingen voor zichzelf opgesteld. Sinds kort werkt hij een halve dag per week als vrijwilliger in de Wereldwinkel. Voor hem is dit niet alleen een nieuwe bron van zingeving, het vormt ook een context buiten die van de geestelijke gezondheidszorg waar hij met nieuwe mensen in contact komt. Vervolgens besloot Mark om een nieuwe opleiding (Bachelor in het Sociaal werk) te volgen. Mark ziet dit als een kantelmoment in zijn herstelproces omdat hij sinds dat moment opnieuw een doel in zijn leven heeft. “Nu is er een switch in mijn leven die veel verschil zal maken. Ik merk nu ook de laatste tijd dat ik mij veel beter voel dan voordien (…) Door meer doelen te stellen, meer mogelijkheden te zien. Misschien komt het door die cursus die echt is wat ik wil.” Mark 49 Mark beschrijft de reden van zijn druggebruik als een manier om zijn dagen in te vullen. Omdat hij lange tijd geen zinvolle dagbesteding had, zag Mark druggebruik als ideaal middel om verveling en eenzaamheid tegen te gaan. Nu Mark een nieuw doel in zijn leven heeft gevonden, wenst hij zijn druggebruik af te bouwen. De hulpverleners van Villa Voortman geven aan dat omgaan met druggebruik steeds een grote uitdaging vormt voor hen. Zij leggen aanvankelijk niet de nadruk op volledige abstinentie, maar gaan in eerste instantie op zoek naar de functie van het gebruik. Het druggebruik wordt niet genegeerd, maar er wordt ruimte gecreëerd om het bespreekbaar te maken. Zo trachten de hulpverleners, met meer inzicht in de functie van het gebruik, tot meer verantwoord gebruik te komen. Ervaringsdeskundige Pol wijst ook nog op de existentiële vragen van personen die op zoek zijn naar de zin van hun leven. Hij benadrukt de ondersteunende factor van geloof om opnieuw betekenis in het leven te vinden in tijden van crisis. Danny merkt op dat geloof ook belemmerend kan werken voor herstel omdat extreem geloven een trigger kan zijn voor een psychose. Rita geeft op haar beurt aan dat ze minder ervaring heeft met personen die sterk geloven. Spiritualiteit ziet zij eerder in combinatie met psychoses. Volgens haar dient de hulpverlener hier voldoende afstand van te houden en tegelijkertijd respectvol mee om te gaan. “Sofie bijvoorbeeld heeft een heel concrete reeks van problemen. Maar op het moment dat ze het diepst zat kwam ze naar mij met de vragen: geloof jij? En waarin geloof jij? Snap je, die existentiële vragen komen naar boven op het moment dat ze geen uitweg meer ziet.” Pol 50 3.5 Empowerment Mark geeft aan dat zijn opname in het ziekenhuis noodzakelijk was om binnen een prikkelarme omgeving zijn symptomen onder controle te krijgen. Eens hij stabieler werd, zocht Mark naar een nuttige dagbesteding waarin hij zichzelf verder kon ontwikkelen. Deze vond hij niet tijdens zijn opname in het psychiatrisch ziekenhuis. “Het is precies of je op een nutteloze school zit waar je wel tijdverdrijf hebt, maar niets wordt bijgebracht.” Mark Daarnaast verklaart Mark dat hij tijdens zijn opname weinig betrokken werd bij beslissingen. Hij had de indruk dat er geen rekening gehouden werd met zijn mening. Gedurende zijn opname werd hij weinig gestimuleerd om met zijn capaciteiten aan de slag te gaan en had hij weinig controle over zijn eigen leven. “Ik heb mij daar bij neergelegd, maar ik dacht vanaf het begin dat deze afdeling niets voor mij was.” Mark Binnen Villa Voortman wordt getracht om een nieuw milieu te creëren dat de bezoekers betrekt bij hun behandeling en hen verantwoordelijkheden aanbiedt. Concreet houdt dit in dat zowel het team als de bezoekers een gedeelde verantwoordelijkheid dragen over de behandeling en de werking van het ontmoetingshuis. In deze horizontale werking maken de hulpverleners zoveel als mogelijk gebruik van de expertise van de bezoekers. De hulpverleners geven aan dat het benutten van de krachten van de bezoekers leidt tot meer betrokkenheid en verantwoordelijkheid. Rita vindt het belangrijk dat hulpverleners wijzen op de eigen verantwoordelijkheden van de cliënten. Zij beschouwt cliënten als mandaatgevers met veel ervaringskennis die optreden als partners binnen de begeleiding. “Er zijn wel consequenties aan bepaald gedrag, bijvoorbeeld druggebruik, waardoor een aantal dingen niet mogelijk zullen zijn. Maar dat is hun keuze en die respecteer ik.” Rita “Ik zeg altijd dat is zoals een goeie moeder die haar kinderen moet opvoeden, maar ook moet weten van: ik kan mijn best doen, maar haar kind heeft een eigen ontwikkeling. Ze moet ook af en toe loslaten om te kunnen zien. Ook al vallen ze tien keer, de elfde keer lukt het hé. Dat is eigenlijk een beetje het zelfde met de cliënten he.” Rita Niettegenstaande cliënten gestimuleerd moeten worden tot het nemen van eigen verantwoordelijkheid, bemerkt Rita dat je als hulpverlener ook veranderingsprocessen dient aan te geven. Als hulpverlener moet je bepaalde zaken durven te benoemen om cliënten meer inzicht bij te brengen. “Ge moet ook durven zeggen aan uw cliënt: zou het kunnen zijn dat. Maar dan moet ge heel goed in acht nemen van wat mag ik wanneer zeggen bij die cliënt en hoe mag ik het zeggen. Dat is ook een deel van hun kwetsbaarheid he. Ze zijn wie da ze zijn. Da moet ge als hulpverlener ook aanvaarden he.” Rita 51 Mark verklaart dat hij zijn druggebruik onder controle heeft en de regels hieromtrent van Villa Voortman respecteert. Volledig stoppen is voor Mark geen doelstelling omdat gecontroleerd gebruik voor hem een positieve betekenis heeft. Mark ervaart gebruik vooral als een sociaal gebeuren dat hem bovendien tot rust brengt. Nu Mark nieuwe doelstellingen heeft (opleiding, vrijwilligerswerk, etc.) in zijn leven wil hij dit druggebruik sterk verminderen. “Gebruiken bekijk ik soms als een sport. Kijk, ik ben geoefend en ik weet aan wat ik mij moet verwachten. Ik weet waaraan blessures kunnen ontstaan. Dus dat ga ik uit de weg. Ik probeer mezelf wat te verzorgen terwijl ik bezig ben. Het moet zo voor plezier blijven en ik heb er controle over.” Mark “Als ik nu deze week niet gebruik dan is dat zo. Dan is dat goed. Maar omgekeerd ook, als ze tegen mij zeggen van je mag nooit meer gebruiken, dan kan ik daar ook niet tegen.” Mark Rita stelt dat de regie over het eigen leven steeds bij de cliënt moet blijven. Het is volgens haar de taak van de hulpverlener om cliënten aan te moedigen zelf controle te nemen over het eigen leven. “Maar uiteindelijk is dat hun kwetsbaarheid en wie zijn wij om te zeggen dat hij dat moet stoppen. Als je in de thuissituatie komt, dan zijt gij gast. Dan kunt gij niet de regeltjes opleggen. Ze gaan er wel vroeg of laat of misschien nooit op uitkomen wat er goed of slecht is voor hen. Maar wie zijn wij om dat te beslissen.” Rita De hulpverleners van Villa Voortman stellen dat een open en niet-repressieve groepssfeer de kans biedt om eigen verantwoorde keuzes te maken. Ze wijzen op de noodzaak om openheid te creëren waardoor deze verantwoordelijkheden kunnen opgenomen worden. Jos wijst hierbij op de ‘nep- verantwoordelijkheden’ die in een psychiatrisch ziekenhuis opgelegd worden. “Als ge niet anders kunt of ge vliegt buiten, dan doe je dat gewoon. Dat is iets anders dan vrij verantwoordelijkheid kunnen opnemen.” Jos Hierbij merken verschillende hulpverleners op dat sommige cliënten tijdelijk beschermd dienen te worden voor hun verantwoordelijkheden. Het zou, volgens hen, naïef zijn om te denken dat iedereen steeds klaar is om zijn verantwoordelijkheden op te nemen. Opnames in een psychiatrisch ziekenhuis blijven voor bepaalde cliënten noodzakelijk. “Even die bescherming bieden, van niet moeten verantwoordelijkheden opnemen en eigenlijk verzorgd worden. Soms is dit echt nodig.” Jos Om terug te kunnen keren naar de samenleving werden, vanuit het psychiatrisch ziekenhuis, enkele eisen gesteld waaraan Mark moest voldoen. Zo diende hij een woonst en nuttige dagbesteding te vinden. Tijdens zijn opname ging Mark reeds actief aan de slag om de controle over zijn leven in eigen handen te nemen. Hij zocht vrijwilligerswerk en nam contact met Villa Voortman. Mark ervaarde het opnieuw opnemen van verantwoordelijkheden als een grote stap. Hij wordt hierin nog ondersteund door onder andere een bewindvoerder (geldbeheer), Villa Voortman, etc. Toch dankt Mark de realisatie van deze doelen aan zijn eigen sterktes. 52 “Als ik een beetje een dikke nek mag hebben, ik vind wel dat ik goed mijn plan kan trekken. Altijd al gedaan. Ik ben een plantrekker.” Mark Mark geeft aan dat hij door het correct innemen van zijn medicatie de symptomen onder controle kan houden. Op dit moment kan Mark wekelijks (gratis) zijn medicatie halen in het wijkgezondheidscentrum. Dit is voor hem een grote geruststelling gezien hij in het verleden niet over de financiële middelen beschikte om zijn medicatie te kopen. Mark heeft verschillende vaardigheden ontwikkeld om met zijn kwetsbaarheden om te gaan, de zogenaamde copingvaardigheden. Zo heeft Mark het moeilijk om alleen te zijn, maar hij zoekt steeds alternatieven om hiermee om te gaan. “Volgende week sta ik alleen in de winkel. Ik begin mij dan snel te vervelen en mijn gedachten dwalen dan af. Maar ik zorg dan dat ik een krant of een boek mee heb om mij nuttig bezig te houden. Dan is het minder erg om alleen te zijn.” Mark Mark huurt sinds kort een studio te Gent. Dit werd mogelijk dankzij het verkrijgen van een invaliditeitsuitkering. Voor hem was het beschikken over een eigen stek een belangrijke stap om zich te re-integreren en terug zijn leven in eigen handen te nemen. Het hebben van een eigen woonst betekent voor Mark het beschikken over een veilige plaats waar hij rust in zijn leven kan vinden. De veranderingen in zijn levensstijl zorgen voor een verminderd contact met triggers alsook voor een verminderde blootstelling aan stressoren. “De vorige keer dat ik zo lang werd opgesloten is omdat ik geen huis had, geen werk, geen… Nu had ik een studio, dus ik kon direct vanaf ik gezond in mijn kop was, naar mijn studio gaan. Ik wil op mijn eigen benen staan. En nu had ik ook het privilege om dat te kunnen zeggen.” Mark Vanuit het hulpverleningsperspectief wordt de cliëntgerichte aanpak benadrukt. In samenspraak met de bezoeker wordt gezocht naar een individueel traject. Binnen Villa Voortman wordt gekozen om de regels en structuur te beperken tot een minimum dat toch voldoende dragend is opdat elkeen de controle over zijn leven kan behouden. “De bezoeker bepaalt voornamelijk zijn eigen programma. Meer nog, hij is het programma.” Danny Rita bemerkt tot slot dat het belangrijk is om te werken met de kracht en energie die vanuit de cliënten zelf komt. Het is de taak van de hulpverlener om deze krachten bij de cliënt te ontdekken en te benutten om zo tot een grotere autonomie van de cliënt te komen. 53 4 Discussie en conslusie In het vierde deel van deze masterproef wordt, in eerste instantie, de relevantie van dit onderzoek verduidelijkt. Vervolgens worden de onderzoeksresultaten kritisch besproken en worden er terugkoppelingen naar de literatuur gemaakt. Tot slot worden de beperkingen van dit onderzoek beschreven en worden er aanbevelingen geformuleerd voor de praktijk, verder onderzoek en het beleid. 4.1 Relevantie van het onderzoek Om te evolueren naar een gemeenschapsgerichte geestelijke gezondheidszorg wordt er in België stapsgewijs een ambulant systeem uitgewerkt (Gids naar een betere geestelijke gezondheidszorg, 2010). De uitbouw van mobiele teams en het ontmoetingshuis Villa Voortman zijn experimenten in het kader van artikel 107. Zich baserend op de evaluatie van deze experimenten wenst de overheid een definitieve regelgeving te ontwikkelen omtrent de vermaatschappelijking van de geestelijke gezondheidszorg (Marysse, 2010). Binnen deze masterproef werd, zowel vanuit cliënten- als vanuit hulpverleningsperspectief, onderzocht hoe persoonlijk herstel ingevuld wordt in de praktijk. Een belangrijke meerwaarde van dit onderzoek is dat de nieuwe herstelvisie, die nog volop in beweging is, getoetst werd aan de praktijk. Op basis van de resultaten uit deze studie worden aanbevelingen geformuleerd voor praktijk en beleid. Van Weeghel (2013) wijst op de belangrijke rol van het construeren van herstelverhalen. Volgens hem ontwikkelen mensen hun identiteit daadwerkelijk met behulp van (levens)verhalen. Herstelverhalen worden door Boevink (2008 in Korevaar en Dröes, 2008) omschreven als verhalen van mensen die herstellen van een psychische aandoening en die ingaan op thema’s als zingeving en identiteit. Binnen dit onderzoek werd door zowel participant als onderzoeker dieper ingegaan op de thema’s verbondenheid, hoop en optimisme, identiteit, zingeving en empowerment. Naarmate het onderzoek vorderde, kreeg Mark meer inzicht in zijn herstel en mogelijkheden. Aanvankelijk zag hij zichzelf als gebruiker, eenzaat en psychoot. Mark haalde geen voldoening uit deze rollen en ging, mede dankzij de verworven inzichten uit dit onderzoek, op zoek naar een nieuwe positieve identiteit en nieuwe doelstellingen. “Een verhaal benadrukt het besef van eigen kracht en eigen identiteit. Het maakt ruimte voor het besef dat de schrijver zelf bepaalde veranderingen tot stand heeft gebracht” (Dröes, 2008 in Korevaar & Dröes, 2008, p.299). Zo werd tijdens het derde interview het talent voor kickeren hervonden en bekrachtigd. Nog voor het onderzoek ten einde liep, was Mark reeds actief lid in een kickerclub. Dit onderzoek, waarin Mark zijn herstelervaringen en nieuwe doelstellingen formuleerde, vormde een niet te miskennen meerwaarde voor zijn persoonlijk herstelproces. 54 4.2 Bespreking onderzoeksresultaten In onderstaand deel worden de onderzoeksresultaten kritisch besproken aan de hand van het theoretisch model van Leamy et al. (2011). Dit gebeurt door middel van terugkoppelingen met zowel de literatuurstudie als met nieuwe literatuur. Er wordt geopteerd om beide perspectieven, cliënt en hulpverlening, samen te voegen en aldus meer diepgang in de discussie te bereiken. 4.2.1 Verbondenheid Uit dit onderzoek blijkt dat lotgenoten, ervaringsdeskundigen en peer groups als positief ervaren worden door zowel de hulpverleners als de cliënt. Mead and MacNeil (2006 in Tew et al., 2011) geven aan dat cliënten relaties met lotgenoten of peers aangaan omdat ze zich in deze relaties meer geaccepteerd en begrepen voelen. Villa Voortman sluit hierbij aan door het bieden van een veilige haven waar mensen met een psychische aandoening relaties kunnen aangaan. Kal (2001) stelt dat kwetsbare personen binnen niches, zoals Villa Voortman, anderen kunnen vinden die emotioneel ondersteunend zijn. Binnen het MOBiL-team staat de samenwerking met ervaringsdeskundigen centraal omdat mensen met een gelijke achtergrond op een meer authentieke wijze kunnen omgaan met anderen (Repper & Carter, 2011). Daarnaast hebben deze ervaringsdeskundigen een brugfunctie tussen cliënten en hulpverleners. Hoewel Mark heel wat nieuwe contacten aanging in het ontmoetingshuis, is hij nog steeds op zoek naar degelijke relaties buiten de context van de geestelijke gezondheidszorg. Hij tracht zijn sociaal netwerk opnieuw uit te breiden, maar ondervindt dat dit niet eenvoudig verloopt. Het is niet makkelijk om ‘uit het niets’ verbindingen met anderen aan te gaan. Mark hanteert zijn druggebruik als aanknopingspunt om contacten te leggen met anderen. Terwijl psychische aandoeningen het individu steeds meer vervreemden van zijn omgeving en anderen, kan het behoren tot een drugscultuur een gevoel geven er toch bij te horen (Dom, 1999). De hulpverleners van Villa Voortman beschouwen de spontane groepsvorming door druggebruik niet als einddoel, maar als vertrekpunt waaruit erkenning en verbondenheid via ontmoeting kan ontstaan. In tegenstelling tot Villa Voortman creëert het MOBiL-team geen aparte niche, maar trachten ze om buurthuizen, sportcentra, etc. als gastvrije ontmoetingsplaatsen te organiseren. Zo proberen MOBiL-teams sociale inclusie te bevorderen binnen de concrete leefomgeving van de cliënt. Villa Voortman en de MOBiLteams vullen elkaar perfect aan door beide vanuit hun unieke invalshoek verbondenheid te stimuleren. Zoals Davidson en Stayner (1997) aangeven, ervaren veel personen met een psychische aandoening frequente en intense periodes van eenzaamheid. De resultaten van de case study tonen aan dat het opbouwen van een sociaal netwerk niet eenvoudig is voor een persoon met psychische problemen. 55 Tew et al. (2011) geven aan dat het hebben van een sociaal netwerk dat hoop en ondersteuning biedt, een kritische factor kan zijn in het bereiken van herstel. Mark beschouwt het hebben van sociale relaties met anderen als basis om zich opnieuw met de samenleving te verbinden. Vanuit het hulpverleningsperspectief wordt herstel gezien als een gedeeld proces. Er wordt gewezen op de verantwoordelijkheden van de samenleving om personen met een psychische aandoening als volwaardige burgers te benaderen. Er dient ruimte gecreëerd te worden in de gemeenschap waar mensen met beperkingen daadwerkelijk kunnen participeren in de samenleving (Kal, 2001). Zowel Villa Voortman als de MOBiL-teams trachten, via Kwartiermaken, verdere marginalisatie tegen te gaan en sociale inclusie te bevorderen. 4.2.2 Hoop en optimisme Personen met een psychische aandoening worden veelal verbannen naar de rand van de maatschappij (Bryssinck, 2003). Hulpverleners geven aan dat ze vaak geconfronteerd worden met personen die overdonderd worden door een gevoel van hopeloosheid. Villa Voortman tracht een plek te zijn waar diegenen waar niemand meer in gelooft, erkend worden in hun mens zijn en hun anders zijn. Ze benadrukken dat het essentieel is om te erkennen dat sommige personen extra kwetsbaar zijn en al heel wat negatieve ervaringen achter de rug hebben. Ook Van Weeghel (2013) merkt op dat veel mensen met psychische aandoeningen slechts een klein sociaal netwerk hebben, beschikken over weinig materiële hulpbronnen en een beperkt aantal maatschappelijke rollen vervullen. Het streven naar zelfredzame burgers ontkent het feit dat sommigen minder keuzemogelijkheden en kansen hebben (Vandekinderen , Roets, Vandenbroeck, Vanderplasschen, & Van Hove, 2012). De hulpverleners benadrukken dat motivatie om te veranderen een proces van lange duur is dat dit verloopt in verschillende fasen, zoals aangeven door Ralph et al. (2000). Zowel binnen Villa Voortman als het MOBiL-team wordt gewerkt aan de hand van een geïntegreerde behandeling waarin het verhaal achter de mens de nodige aandacht krijgt. De hulpverleners geven aan dat het hebben van dromen en doelstellingen een grote motivator kan zijn voor verandering. Het zoeken naar en formuleren van de eigen doelstellingen wordt als vertrekpunt beschouwd binnen de cliëntgerichte visie. Via succeservaring krijgen cliënten opnieuw greep op hun eigen leven. Villa Voortman werkt zoveel als mogelijk met de capaciteiten en talenten van de bezoekers om zo de kans op succes te vergroten. Concreet gebeurt dit via een ruim aanbod aan ateliers. Ook de begeleiders van het MOBiL-team trachten succeservaringen te creëren zonder dat de spontane ontwikkeling van de cliënt in het gedrang komt. Dit sluit aan bij de attitude van de hulpverlener die hoop en optimisme uitdrukt, zoals aangegeven door Droës en Plooy (2010). Uit dit onderzoek is gebleken dat Mark zijn herstel een complex en dynamisch proces is. Lange tijd voelde hij zich leeg, zonder prikkels en met weinig hoop en optimisme over de toekomst. Na een 56 periode van eenzaamheid en zelfvervreemding probeert Mark, op dit moment, opnieuw controle te krijgen over zijn leven. Het stellen van nieuwe doelen voor de toekomst (opleiding volgen, vrijwilligerswerk, sociaal netwerk uitbouwen, etc.) bracht nieuwe hoop en motivatie met zich mee. De veranderingen die geleidelijk aan plaats vinden, zorgen op hun beurt voor een vermindering van zijn druggebruik. Volgens Boevinck et al. (2011) zou een vermindering van druggebruik een positieve invloed hebben op het herstelproces. De hulpverleners van dit onderzoek benadrukken het belang en de meerwaarde van ervaringsdeskundigen bij het hervinden van geloof in zichzelf en de toekomst. Deze ervaringsdeskundigen fungeren, naast bron van hoop, als rolmodel en zijn een voorbeeld en inspiratie voor anderen (Marysse, 2010). Op dit moment mist Mark een concreet voorbeeld in zijn leven, iemand waaraan hij zich kan spiegelen. 4.2.3 Identiteit Het langdurig verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis zorgde ervoor dat Mark steeds meer vervreemde van zichzelf en van het leven dat hij leidde. Mark verklaart dat de veelzijdigheid van zijn identiteit steeds meer beperkt werd omdat hij voortdurend als patiënt benaderd werd. Beide zorgvormen beschouwen identiteitsontwikkeling als een persoonlijk proces dat door interactie met anderen (peers, ervaringsdeskundigen, etc.) gevormd wordt. De hulpverleners uit dit onderzoek, zowel deze uit Villa Voortman als uit de MOBiL-teams, beseffen dat ook zij een grote rol kunnen spelen in de identiteitsontwikkeling van de cliënt. Het is van groot belang om de cliënt niet te reduceren tot zijn symptomen, maar te erkennen in zijn ‘anders zijn’. Davidson et al. (2005) geven aan dat een gevoel van erkenning bijdraagt aan het vormen van een nieuwe identiteit buiten de stoornis. Hulpverleners zien het aannemen van een nieuwe sociale rol als mogelijkheid voor de cliënt iemand te kunnen zijn naast enkel patiënt. Wann (2006) wijst op de positieve relatie tussen enerzijds het identificeren met een bepaalde groep en anderzijds het sociaal-psychologisch welzijn omdat er een vorm van sociale verbondenheid tot stand komt. De hulpverleners trachten het netwerk van de cliënten zo groot mogelijk te maken, wat de kans op identificatie met positieve rolmodellen vergroot. Tijdens dit onderzoek is er een identiteitsontwikkeling merkbaar in het herstelproces van Mark. Hij evolueert van gebruiker, psychoot en eenzaat naar salsadanser, student, clublid, etc. Binnen Villa Voortman wordt veel belang gehecht aan de onderliggende betekenis van druggebruik. Bryssinck (2003) geeft aan dat druggebruik niet alleen zorgt voor een zekere symptoomreductie, maar het laat tevens een identificatie met een beeld van ‘druggebruiker’ toe. Slabbinck (2006) stelt dat binnen de samenleving subculturen bestaan waarbij druggebruik een ankerpunt tot identificatie 57 vormt. De waarde van deze identificatie wordt duidelijk wanneer personen met een psychische aandoening, die eveneens middelen nemen, de aandacht opmerkelijk op hun gebruik vestigen. Ook Mark ‘schuilde’ lange tijd achter het label van gebruiker gezien dit voor hem het meest aanvaardbaar leek. Door deze identiteit van druggebruiker aan te nemen, maakt de persoon deel uit van een bepaalde subcultuur waarin minder stigmatiserende sociale interacties aangegaan kunnen worden (Bryssinck, 2003). De beeldvorming van een psychiatrische patiënt moet, volgens de ervaringsdeskundige uit de focusgroep, grondig veranderen en er dient afstand genomen te worden van het negatieve karakter waarmee deze identiteit samenvalt. Personen met een psychische aandoening voelen zich vaak machteloos of gestigmatiseerd door bepaalde anderen, wat leidt tot achteruitgang van hun problemen en een neiging tot zich terugtrekken uit hun sociale leefwereld (Tew et al., 2011). Aansluitend hierbij verwijzen de hulpverleners naar de invloed die de maatschappij heeft op de identiteitsontwikkeling van cliënten. Via Kwartiermaken wordt ruimte gemaakt voor de ander met een acceptatie van het verschil (Kal, 2001). “De ‘normale mensen-wereld’ moet er rekening mee houden dat er ‘met sommige mensen iets is’, maar dit niet inhoudt dat ze niet meer mee mogen doen op het werk, in het buurthuis, in het vrijwilligerswerk” (Kal, 1999, p. 16). 4.2.4 Zingeving Mark geeft aan dat zijn leefsituatie, die lange tijd bestond uit druggebruik en eenzaamheid, hem verhinderde om een nieuw betekenisvol leven op te bouwen. Hij geeft aan dat druggebruik voor hem een middel om was om zijn eenzame dagen te vullen en verveling tegen te gaan. Door een gemis aan zinvolle sociale rollen en doelen verloor Mark steeds meer zijn plaats in de maatschappij. De hulpverleners geven aan dat er steeds aandacht dient te zijn voor de betekenis van het gedrag of van het druggebruik. Het ‘abnormale’ gedrag wordt volgens hen veeleer gezien als reactie op uitsluiting en discriminatie. Binnen Villa Voortman wordt erkend dat druggebruik vaak een middel tot identificatie of zelfmedicatie is. De hulpverleners benadrukken dat de functie van druggebruik niet uit het oog verloren mag worden, maar een essentieel deel van de behandeling dient te zijn. Strauss en Carpenter (1974) stellen dat verandering op het ene levensdomein gebruikt kan worden om verandering op een ander domein in gang te zetten. Dit is te herkennen bij Mark op het moment dat hij besloot een nieuwe opleiding te volgen. Voor hem was dit een kantelmoment in zijn herstelproces omdat hij vanaf toen opnieuw een betekenisvolle rol vervulde, namelijk deze van student. Daarnaast brengt deze opleiding ook een zinvolle dagbesteding en concrete doelstelling met zich mee. Mark kreeg meer zelfvertrouwen en dit had een positieve invloed op zijn sociaal leven. 58 Om de zin in het leven opnieuw te ontdekken, kunnen mensen de behoefte hebben aan een niche waarin ze nieuwe ervaringen kunnen opdoen (Wilken, 2010). Dit komt overeen met de werking van Villa Voortman waarin hulpverleners, naast therapeutische ondersteuning, bezoekers stimuleren om nieuwe zaken uit te proberen in de verschillende ateliers. Via het diverse aanbod trachten ze de bezoekers als subject met een eigen vraag centraal te stellen. Binnen de MOBiL-teams wordt, samen met de cliënt, actief op zoek gegaan naar eigen doelen, dromen en verlangens om een leven buiten ‘de ziekte’ op te bouwen. Deze individuele doelen richten zich veelal op het versterken van een positieve identiteit en het ontwikkelen van gewaardeerde sociale rollen (Young & Ensing, 1999). 4.2.5 Empowerment Zowel uit de theorie als uit de praktijk blijkt dat er een sterke nadruk ligt op de eigen verantwoordelijkheden van de zorggebruikers binnen het empowermentproces van herstel (Gottstein, 2003 in Vandekinderen, Roets, Roose et al., 2012). Van Hecke et al. (2011) stellen dat “de vernieuwing van een voornamelijk medisch naar een herstelgericht zorgmodel moet leiden tot de emancipatie van de patiënt in de maatschappij” (p. 942). Dit impliceert dat van professionals voortaan verwacht wordt dat ze empowerment stimuleren (Vandekinderen, Roets, Roose, & Van Hove, 2012). De aansprakelijkheden worden hierbij voornamelijk bij het individu gelegd en de rol van de maatschappij blijft veeleer op de achtergrond. Van mensen met een psychische aandoening die nood hebben aan ondersteuning wordt verwacht dat ze zich verantwoordelijk gedragen en ondernemende burgers zijn (Vandekinderen et al, 2012). Deze ideologie is tevens herkenbaar in het herstelverhaal van Mark. Uit dit onderzoek blijkt dat herstel door Mark overwegend individueel ingevuld wordt. Hij vertelt hoe hij zelf actief op zoek ging naar een woonst, een job en een nieuwe opleiding. Mark geeft impliciet aan dat hij zich zelfstandig en verantwoordelijk wil gedragen en zijn eigen leven terug in handen wil nemen. Mark streeft naar een autonoom leven waarin hij zinvolle doelen en rollen kan vervullen, met andere woorden hij streeft naar normalisatie. Bovendien blijkt uit het onderzoek dat het leven in het psychiatrisch ziekenhuis, volgens zowel Mark en de hulpverleners, niet gericht is op normalisatie. Mark beschrijft hoe hij tijdens zijn opnames vaak een ganse dag niets deed, gewezen werd op het nemen van zijn medicatie en zijn eten voor hem werd klaargemaakt. Dit is niet representatief voor het leven buiten de geestelijke gezondheidszorg. Mark is nu zelf verantwoordelijk voor het correct innemen van zijn medicatie en het onder controle houden van zijn leven. De hulpverleners uit dit onderzoek vinden dat de cliënten beter voorbereid dienen te worden op een zelfstandig leven. In dit verband wijzen ze op de goede werking van ziekenhuizen met een rehabilitatiedienst. De hulpverleners uit dit onderzoek beschouwen personen met een psychische aandoening als ervaringsdeskundigen en experts over hun eigen leven. De horizontale werking binnen Villa Voortman zorgt ervoor dat zowel het team als de bezoekers een gedeelde verantwoordelijkheid 59 dragen over de behandeling en werking van het ontmoetingshuis. Vanuit een veilige uitvalbasis wordt een milieu gecreëerd waarin de krachten van de bezoekers centraal staan. Volgens de hulpverleners van Villa Voortman leidt deze manier van werken tot meer betrokkenheid en verantwoord gedrag. Ook de begeleiders van de MOBiL-teams zien cliënten als mandaatgevers of partners binnen de begeleiding. Het accent op verantwoordelijkheid is ook duidelijk aanwezig in de door Slade (2009) omschreven individuele benadering van herstel waarin verondersteld wordt dat personen met een psychische aandoening eigen verantwoordelijkheid nemen door zelfmanagement. Deegan (2001) sluit hierbij aan daar zij herstel omschrijft als het opnieuw controle krijgen over het eigen leven en verantwoordelijkheid nemen voor je eigen herstelproces. Vanuit het hulpverleningsperspectief wordt herstel gezien als een gedeeld proces waarin de maatschappij een belangrijke verantwoordelijkheid heeft in het activeringsproces van kwetsbare en uitgesloten groepen. De samenleving dient zich open te stellen voor personen met een psychische aandoening en hen te aanvaarden als volwaardige burgers. Het herstelparadigma wordt door Vandekinderen, Roets, Roose en Van Hove (2012) bekritiseerd omdat de aansprakelijkheid voornamelijk bij het individu wordt gelegd. Van mensen met een psychische aandoening wordt ten onrechte verwacht dat ze zelfsturend, zelfvoorzienend, onafhankelijk en volledig verantwoordelijk dienen te zijn voor de eigen keuzes (Vandekinderen et al., 2012). Van Hecke et al. (2011) stellen dat hier voorbijgegaan wordt aan de realiteit van de psychische ziekte, waarbij het inzicht in het eigen functioneren en het zicht op de realiteit aangetast wordt. De hulpverleners uit dit onderzoek geven aan dat cliënten tijdelijk beschermd moeten kunnen worden voor hun verantwoordelijkheden. Zij vinden het naïef om te denken dat iedereen ten alle tijden zijn verantwoordelijkheden kan opnemen en opnames in een psychiatrisch ziekenhuis voortaan overbodig zouden zijn. Verschillende auteurs (Boumans, 2012; Van Hecke et al., 2011) stellen zich de vraag in hoeverre empowerment, zelfredzaamheid en kostenbesparing kunnen samengaan. Van Regelmortel (2008) geeft aan dat empowerment zowel een bevrijdende als een regulerende werking kan hebben. Gevaar dreigt wanneer het concept empowerment begrepen wordt als een eenzijdig proces dat evolueert van afhankelijkheid naar onafhankelijkheid. Van Regelmortel (2008) benadrukt dat, in de praktijk, het begrip empowerment te vaak eenzijdig de verantwoordelijkheid bij het individu legt. 60 4.3 Beperkingen van het onderzoek Een eerste beperking van dit onderzoek is dat het gaat om kwalitatief onderzoek met een beperkte onderzoeksgroep. Dit maakt dat de conclusies uit dit onderzoek niet generaliseerbaar zijn. Daarnaast vindt het volledige onderzoek plaats binnen de context van Villa Voortman. De verbondenheid aan deze voorziening kan bijgevolg een invloed hebben op de antwoorden en visies van de respondenten. Een volgende beperking van dit onderzoek houdt in dat de antwoorden binnen de diepte-interviews beïnvloed werden door de gemoedstoestand van de participant. In het eerste interview was Mark zeer neerslachtig omdat hij die nacht niet geslapen had. Dit zorgde ervoor dat er veel tegenstrijdigheden terug te vinden zijn in de diepte-interviews. Om hieraan tegemoet te komen werden onduidelijkheden of tegenstrijdigheden nogmaals bevraagd tijdens andere interviews tot alles duidelijk was en geen nieuwe informatie meer naar boven kwam. Een derde beperking van dit onderzoek is dat er steeds vertrokken wordt vanuit het theoretische model van Leamy et al. (2011) waarin de vijf kernelementen voor persoonlijk herstel centraal staan. Dit heeft als gevolg dat herstel binnen dit onderzoek vooral individueel benaderd wordt. Desondanks er vertrokken wordt van dit theoretisch model, is er binnen dit onderzoek tevens aandacht voor de maatschappelijke verantwoordelijkheid zoals gesteld door De Maagd et al. (2007). 4.4 Aanbevelingen 4.4.1 Voor verder onderzoek en de praktijk Na afloop van dit onderzoek kunnen, op basis van de bemerkingen van de deelnemers, volgende aanbevelingen geformuleerd worden voor verder onderzoek en praktijk. Ten eerste kan men in verder onderzoek nagaan of cliënten die in een psychiatrisch ziekenhuis verblijven voldoende voorbereid worden op het leven in de samenleving. Als dit niet het geval is, zou het interessant zijn om voor een tussenschakel te zorgen die de gap tussen het leven in het ziekenhuis en het zelfstandig leven in de maatschappij overbrugt. Het verder uitbouwen van enerzijds rehabilitatiediensten in psychiatrische ziekenhuizen en anderzijds ambulante diensten in de maatschappij kan hierbij een belangrijke rol spelen. Het stimuleren van empowerment blijft hierbij een belangrijke factor om cliënten, na een langdurige opname, opnieuw controle en verantwoordelijkheid over hun leven te geven. Om de eigen capaciteiten maximaal te benutten, is er voldoende inzicht nodig in eigen sterktes en zwaktes. Psycho-educatie kan hiertoe bijdragen en heeft een positieve invloed op coping, activatie en sociale interactie (Amering, Gössler, Katschnig, Sibitz, & Unger, 2007). 61 Bovendien zou het interessant zou om een gelijkaardig onderzoek te voeren op een grotere school. Zo zouden er meer cliënten, hulpverleners en organisaties betrokkenkunnen worden. Eigen verhalen en ervaringen over het herstel van personen met psychische aandoeningen kunnen inspirerend en emanciperend werken voor lotgenoten. Het is aldus belangrijk om verder op zoek te gaan, ook binnen Villa Voortman, naar persoonlijke herstelverhalen binnen een herstelgeoriënteerde hulpverlening. Tew et al. (2011) geven aan dat personen met een psychische achtergrond vaak een beperkt sociaal netwerk hebben. Familie, vrienden en ondersteunende derden spelen een cruciale rol in het herstelproces. Het zou interessant zijn om een netwerk te creëren rond cliënten dat gepaard gaat met begeleiding in het opbouwen van competenties, zoals sociale vaardigheden en communicatietechnieken. Uit het onderzoek blijkt eveneens dat lotgenoten een positieve invloed hebben. Studies over begeleide lotgenotengroepen rapporteren positieve effecten op vlak van sociaal netwerk en sociale steun (Rooijen, 2011). Voor een doelgroep waarin eenzaamheid en isolement een groot probleem vormt, zouden lotgenotengroepen of lotgenoteninterventies een belangrijke meerwaarde kunnen bieden binnen de standaardzorg. Initiatieven zoals ontmoetingshuizen zijn aldus zeker aan te moedigen. De hervormingen hebben bovendien ook consequenties voor familieleden. Mogelijks zullen er familieleden zijn die deze evolutie naar vermaatschappelijking niet zo evident achten. Netwerkcoördinator Stein Storme stelt, dat nog meer dan vroeger de familie van de patiënt betrokken zal worden bij de behandeling (Storme & Van de Voorde, 2011). Daarom is het belangrijk familieleden voldoende te ondersteunen en te informeren onder meer door psycho-educatie. Tot slot kan gekeken worden hoe de samenleving kijkt naar personen met psychische problemen. Er dient gewerkt te worden aan het bestrijden van stigma’s en de negatieve beeldvorming die heerst over personen met een psychische aandoening. Kwartiermaken, dat in Nederland al veel verder staat, kan ook voor België een grote meerwaarde betekenen om een maatschappelijk klimaat te bevorderen waarin mogelijkheden ontstaan voor mensen met een psychische aandoening om erbij te horen naar eigen wens en mogelijkheden. Momenteel wordt deze functie voornamelijk door hulpverleners opgenomen. Straathoekwerkers, hulpverleners van ontmoetingshuizen, begeleiders van mobiele-teams, etc. proberen ontmoetingen te creëren tussen mensen met een psychische aandoening en de ruimere samenleving. Het kan bijzonder interessant zijn om binnen bepaalde regio’s onderzoek te voeren naar hoe Kwartiermaken concreet verder uitgebouwd kan worden. 62 4.4.2 Voor het beleid Wanneer de hervormingen binnen de geestelijke gezondheidzorg in een breder kader bekeken worden, kunnen volgende aanbevelingen geformuleerd worden ten aanzien van het beleid. Om gemeenschapsgerichte zorg optimaal te organiseren is het noodzakelijk om nog meer samen te werken met actoren buiten de context van de geestelijke gezondheidszorg. De lange wachtlijsten voor sociale huisvesting, het beperkte aanbod voor (betaald) werk en een apart georganiseerd vrijetijd aanbod voor personen met een psychische aandoening tonen aan dat het aanbod in de maatschappij nog te beperkt is voor deze doelgroep. Personen met een psychische aandoening krijgen vaak te horen dat ze niet passen binnen de samenleving, omdat ze de opgelegde normen niet altijd kunnen bereiken. De Bruyne (2011) geeft aan dat er de laatste jaren een spectaculaire stijging vast te stellen is van het aantal gedwongen opnames in de geestelijke gezondheidszorg. Vanuit de maatschappij is er weinig tolerant gedrag ten opzichte van afwijkend gedrag en argwaan voor het vreemde. Enerzijds is er vanuit de maatschappij een beweging van institutionalisering waarbij het anders zijn niet aanvaard wordt, terwijl men anderzijds vanuit de geestelijke gezondheidszorg een tegengestelde beweging van vermaatschappelijking wil inzetten (De Bruyne, 2011). De maatschappij geeft mensen met een psychische achtergrond onvoldoende kansen voor integratie en maatschappelijke participatie. Dit kan het gevolg zijn van onze neoliberale samenleving waarin gestreefd wordt naar autonome en zelfvoorzienende burgers (Boumans, 2012). Het is essentieel dat de afbouw van bedden en de herverdeling van middelen, zoals omschreven in artikel 107, zich laat leiden door de haalbaarheid van een vermaatschappelijking als middel tot betere zorg en niet als doel voor kostenbesparing (Van Hecke et al., 2011). Vermaatschappelijking is een resultaat van het herstelproces van de cliënt in een zorgmodel op maat. Wanneer niet vertrokken wordt vanuit de behoeften en wensen van de cliënt, loopt men het risico om cliënten een niet-aangepaste en verarmde zorg te bieden die economisch gestuurd is. Op dit moment zijn het vooral de hulpverleners die een plaats creëren in de maatschappij voor mensen met een psychische kwetsbaarheid via de mobiele teams, straathoekwerk, Kwartiermaken, etc. Naast de vele inspanningen van de hulpverleners, kan ook een grotere samenwerking op beleidsniveau leiden tot meer betrokkenheid binnen de samenleving. Enkel aanpassingen op vlak van volksgezondheid zijn aldus onvoldoende. Het zou interessant zijn om op beleidsniveau een grotere samenwerking te organiseren. Huisvesting, werkgelegenheid, binnenlandse zaken en onderwijs dienen mee opgenomen te worden om een gemeenschapsgerichte geestelijke gezondheidszorg te organiseren. Op beleidsniveau kan dit proces van vermaatschappelijking gefaciliteerd worden door een goede wet- en regelgeving alsook fondsen ter beschikking te stellen. Zij dienen hulpverleners, werkgevers, buurtbewoners, huurbazen mee te betrekken en hen 63 voldoende informatie en mogelijkheden te bieden. Hoewel er momenteel initiatieven genomen worden om een integraal beleidskader te maken rond arbeidszorg waarin personen met een psychische aandoening een centrale plaats krijgen (Sinnaeve, 2012), blijkt het omvormingsproces binnen de geestelijke gezondheidszorg traag te verlopen waardoor sociale inclusie voor velen nog niet mogelijk is. Tot slot kan de afbouw van psychiatrische bedden pas starten wanneer het draagvlak van de ambulante opvang voldoende uitgebouwd is. Daarom dienen, in een fase waarin ambulante voorzieningen nog volop aan het ontwikkelen zijn, personen die de stap zetten naar de samenleving voldoende opgevolgd te worden. Op die manier wordt zoveel mogelijk vermeden dat ze tussen de mazen van het net vallen. 64 Bibliografie Amering, M., Gössler, R., Katschnig, H., Sibitz, I., & Unger, A. (2007). Patients’ perspectives on what works in psychoeducational groups for schizophrenia: A qualitative study. Soc Psychiatry Psychiatr Epidemiol, 42, 909–915. Andresen, R., Oades, L., & Caputi, P. (2003). The experience of recovery from schizophrenia: towards an empirically validated stage model. Australasian Psychiatry, 37(5), 586-594. Anthony, W. (1993). Recovery from mental illness: The guiding vision of the mental health service system in the 1990s. Psychosocial Rehabilitation Journal, 16(4), 11-23. Anthony, W., Cohen, M., Farkas, M., & Gagne, C. (2002). Psychiatric rehabilitation. Boston: MA: Center for Psychiatric Rehabilitation. Anthony, W., Rogers, E., & Farkas, M. (2003). Research on Evidence-Based Practices: Future Directions in an Era of Recovery. Community Mental Health Journal, 39(2), 101-114. Baarda, B., de Goede, M., & Teunissen, J. (2001). Basisboek kwalitatief onderzoek. Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek. Groningen: Stenfert Kroese. Bachrach, L. (1989). Deinstitutionalization: a semantic analysis. Journal of Social Issues, 45(3), 161-171. Bartlett, p., & Wright, D. (1999). Outside the walls of the asylum. The history of care in the community 17502000. London: The Athloe Press. Beusekom, D. (2006). Ik herken mezelf niet meer. Over verdriet en verlies bij schizofrenie. Tijdschrift voor Psychiatrie, 48(7), 558-559. Billiet, J., & Waege, H. (2006). Een samenleving onderzocht: Methoden van sociaalwetenschappelijk onderzoek. Antwerpen: Uitgeverij De Boeck nv. Boertien, D., & van Rooijen S. (2011). Ervaringskennis in de ggz: een noodzaak. In S. van Rooijen , & J. van Weeghel, Psychiatrische rehabilitatie jaarboek 2010-2011 (pp. 35-46). Amsterdam: SWP. Boevink, W. (2011). Lijfsbehoud, levenskunst en lessen om van te leren. In L. Koorevaar, & J. Dröes , Handboek Rehabilitatie voor zorg en welzijn (pp. 37-50). Bussem: Coutinho. Boevink, W., Prinsen , M., Elfers, L., Dröes, J., Tiber, M., & Wilrijcx, G. (2009). Herstelondersteunende zorg, een concept in ontwikkeling. Tijdschrift voor Rehabilitatie, 18, 42-52. 65 Boevink, W., van Beuzekom, J., Gaal, E., Jadby, A., Jong, F., & Flein Bramel, M. (2002). Samen werken aan herstel. Van ervaringen delen naar kennis overdragen. Utrecht: Trimbos-instituut. Utrecht: Trimbos-instituut. Bogdan, R., & Biklen, S. (1998). Bogdan, R. C. & Bilken, S., K.(1998). Qualitative research for education: An introduction to theory and methods. MA: Allyn & Bacon. Bond, G., Becker, D., Dranke, R., Rapp, C., Meisler, N., Lehman, A., et al. (2001). Implementing supported employment as an evidence-based practice. Psychiatric Services, 52(3), 313-322. Borg, M., & Kristiansen, K. (2004). Recovery-oriented professionals: Helping relationships in mental health services. Journal of Mental Health, 13(5), 493-505. Boumans, J. (2012). Tussen regie en repressie. Een verkenning van het concept empowerment. Tijdschrift voor Rehabilitatie, 28-42. Bradstreet, S. (2013, februari 13). Can mental health services as we know them really support recovery? – A response. Opgehaald van Scottish Recovery Network: http://www.scottishrecovery.net/Latest-News/can-mental-health-services-as-we-know-them-really-support-recovery-aresponse.html Bryssinck, D. (2003). Psychose en toxicomanie. Lezing in Eeklo januari 2009. In C. Janzing, & A. van den Berg, Handboek voor Milieutherapie, Deel 2, Theorie en praktijk van de klinische psychotherapie (pp. 156-179). Assen: koninklijke van gorcum. Chamberlin, R. (1993). Non-Arrhenius response of glass-forming liquids. Physical Review B, 48(21), 15638. Corrigan, P., Faber, D., Rashid, F., & Leary, M. (1999). The construct validity of empowerment among consumers of mental health services. Schizophrenia Research,, 38, 77-84. Davidson, L. (2003). Living outside mental illness: Qualitative studies of recovery in schizophrenia. NYU Press. Davidson, L., & Stayner, D. (1997). Loss, loneliness, and the desire for love: Perspectives on the social lives of people with schizophrenia. Psychiatric Rehabilitation Journal, 20(3), 3-12. Davidson, L., Borg, M., Marin, I., Topor, A., Mezzina, R., & Sells, D. (2005). Processes of recovery in serious mental illness: Findings from a multinational study. American Journal of Psychiatric Rehabilitation, 8(3), 177-201. Davidson, L., Drake, R., Schmutte, T., Dinzeo, T., & Andres-Hyman, R. (2009). Oil and water or oil and vinegar? Evidence-based medicine meets recovery. Community Mental Health Journal, 45, 323332. 66 De Bruyne, S. (2011, februari). Artikel 107: hard of hart voor patiënten. De psychiater, 4(1), 6-7. De Jaegere, V., DeSmet, A., De Coster, I., & Van Audenhove, C. (2010, november). Een startkit voor betere ggz: visie en methodieken. Opgehaald van http://www.kuleuven.be/lucas/pub/publi_upload/2011_7_VDJ_AD_IDC_CVA_Een%20starterskit%20voor%20Betere%20GGZ.pdf De Maagd, M., Roets, G., Vanderplasschen, W., & Van Hove, G. (2007). Exploratie van succesverhalen van mensen met psychische problemen met betaald werk: Op zoek naar krijtlijnen van recoverygeoriënteerde trajectbegeleiding. Orthopedagogische Reeks Gent, 28, 1-299. De Rick, K., Loosveldt, G., Van Audenhove, C., Lammertyn, F., van Weeghel, J., & Van Buggenhout , B. (2003). De vermaatschappelijking van de geestelijke gezondheidszorg. Leuven: LUCAS (K.U.Leuven). De Schepper, L. (2008). Enkele impressies van de VVI-studiereis Birmingham 08/10/2008. Opgehaald van www.guislain.be Deegan , P. (1997). Recovery and empowerment for people with psychiatric disabilities. Social Work in Health Care, 25(3), 11-24. Deegan, P. (1988). Recovery: The lived experience of rehabilitation. Psychosocial Rehabilitation Journal, 11(4), 11-19. Deegan, P. (1993). Recovering our sense of value after being labeled. Journal of Psychosocial Nursing and Mental Health Services, 31(4), 7-11. Deegan, P. (2001). Recovery as a Self-Directed Process of Healing and Transformation.Occupational Therapy in Mental Health. A Journal of Psychosocial Practice & Research, 17, 5-21. Deegan, P. (2003). Discovering recovery. Psychiatric rehabilitation journal, 26(4), 368-376. DiCicco-Bloom , B., & Crabtree, B. (2006). The qualitative research interview. Medical Education, 40(4), 314-321. Dom, G. (1999). Dubbeldiagnose, als verslaving en psychische problemen samengaan. Berchem: EPO vzw. Drake, R., & Wallach, M. (2000). Dual diagnosis: 15 years of progress. Psychiatric Services, 52(9), 1126 – 1129. Dröes, J., & Plooy, A. (2010). Herstelondersteunende zorg in Nederland: vergelijking met Engelstalige literatuur. Tijdschrift voor Rehabilitatie, 19(2), 6-16. Dröes, J. (2010). Maatschappelijke steunsystemen: van probleem naar perspectief. Tijdschrift voor Rehabilitatie, 19(4), 24-33. 67 Dröes, J., van Wel, T., & Korevaar, L. (2011). Rehabilitatie en herstel. In J. Dröes, & L. Korevaar, Handboek Rehabilitatie voor zorg en welzijn (pp. 25-36). Bussum: Coutinho. Dröes, J., Wilken, J., & Blankman, H. (2005). Rehabilitatie tussen vraag en aanbod. Passage, 14(2),22-27. Everaert, H., & Van Peet, A. (2006). Kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Hogeschool Utrecht: Kenniskring Gedragsproblemen in de Onderwijspraktijk, 11, 2-50. Felce, D., & Perry, J. (1995). Quality of life: Its definition and Measurement. Research in Developmental Disabilities, 16, 51-74. Fisher, D., & Chamberlin, J. (2004). Consumer-directed transformation to a recoverybased mental health system. National Empowerment Center. Gagne, C. (2004). Rehabilitatie: Een weg tot herstel. Voordracht studiedag 'Rehabilitatie en herstel', Groningen, 14 juni. Groningen: Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool. Geenens, K., Vanderplasschen, W., Broekaert, E., De Ruyver, B., & Alexandre, F. (2005). Tussen Droom en Daad: Implementatie van case management voor druggebruikers binnen de hulpverlening en justitie. Academia Press. GGZ Nederland. (2009). Naar herstel en gelijkwaardig http://www.ggznederland.nl/scrivo/asset.php?id=305955 burgerschap. Opgehaald van Gids naar een betere geestelijke gezondheidszorg. (2010, april 26). Opgeroepen op februari 15, 2012, van http://www.psy107.be Harding, C., & Zahniser, J. (1994). Empirical correction of seven myths about schizophrenia with implications for treatment. Acta Psychiatric Scandinavia, 90, 140-146. Humphries, R., Hollins, S., & Kilgallon, B. (2008). A common purpose:Recovery in future mental health services. Opgeroepen op april 8, 2013, van Social care institute for excellence: http://www.scie.org.uk/publications/positionpapers/pp08.pdf Informatienota. (2009). De implementatie van artikel 107 van de wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinstellingen in de hervorming van de GGZ in uitvoering van de Interministeriële Gemeenschappelijke verklaring van juni 2002 en 2004. Opgeroepen op maart 20, 2013, van http://www.health.belgium.be/internet2Prd/groups/public/@public/@dg1/@mentalcare/ documents/ie2divers/17906682.pdf Janssen, F. (1985). Betrouwbaarheid en validiteit in interpretatief onderzoek. Pedagogisch Tijdschrift, 10(3), 149-161. Kal, D. (1999). De betekenis van vermaatschappelijking voor GGZ en maatschappij, Een verlangen om lid van de wereld te worden. Deviant, 22, 16-19. 68 Kal, D. (2001). Kwartiermaken, Werken aan ruimte voor mensen met een psychiatrische achtergrond. Amsterdam: Uitgeverij Boom. Kehoe, N. (1999). A therapy group on spiritual issues for patients with chronic mental illness. Psychiatric Services, 50(8), 1081-1083. Kenniscentrum Phrenos. (2009). Opgehaald van Behandeling, rehabilitatie en herstel bij psychisch ernstige aandoeningen: http://kcphrenos.nl Koops, H., & Kwekkeboom, M. (2005). Vermaatschappelijking in de zorg. Ervaringen en verwachtingen van aanbieders en gebruikers in vijf gemeenten. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Korevaar, L. D. (2008). Handboek rehabilitatie voor zorg en welzijn. Bussum: Coutinho. Kvale, S. (1996). Interviews: An introduction to qualitative research interviewing. Thousand Oaks: Sage Publications. Lamb, H., & Bachrach, L. (2001). Some perspectives on deinstitutionalization. Psychiatric Services, 52(8), 1039-1045. Le Boutillier, C., Leamy, M., Bird , V., Davidson, L., Williams, J., & Slade, M. (2011). What does recovery mean in practice? A qualitative analysis of international recovery-oriented practice guidance. Psychiatric Services, 62(12), 1470-1476. Leamy, M., Bird, V., Le Boutillier, C., Williams, J., & Salde, M. (2011). Conceptual framework for personal recovery in mental health: systematic review and narrative synthesis. The British Journal of Psychiatry, 199(6), 445-452. Lehman, A., Myers, C., & Corty, E. (1989). Assessment and classification of patients with psychiatric and substance abuse syndromes. Hospital and Community Psychiatry, 40(10), 1019-1025. Leys, M., Van Audenhove, C., & Lorant, L. (2011). Naar een betere ggz door de realisatie van zorgcircuits en zorgnetwerken. Voorstelling ten behoeve Residentiële cursus 'Een fundamentele hervorming van de geeestelijk gezondheidszorg'. Brugge. Lissens, G., & De Bruyne, S. (2007). Tijd voor herstel. Psychiatrie & Verpleging, 83(2), 104-117. Marysse, F. (2010). Dossier projectgroep 2B MOBil-teams: de ambulante mobiele teams voor behandeling en begeleiding van mensen met een langdurige psychische problematiek, regio Gent- Eeklo. Opgehaald van http://www.psygent.be. Michon, H., & Van Weeghel, J. (2010). Rehabilitatieonderzoek in Nederland; overzicht van onderzoek en synthese van recente bevindingen. Tijdschrift voor Psychiatrie, 52(10), 683-694. 69 Mortelmans, D. (2007). Handboek kwalitatieve onderzoeksmethoden. Leuven: Acco. Onken, S., Dumont, J., Ridgway, P., Dornan, D., & Ralp, R. (2002). Mental health recovery: What helps and what hinders? Alexandria: NTAC/NASMHPD. Organisatie van financiering van de geestelijke gezondheidszorg in België. (2011, november). Opgeroepen op april 22, 2012, van Federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu: http://health.belgium.be/internet2Prd/groups/public/@public /@dg1/@datamanagement/documents/ie2divers/19073085.pdf Pieters, G. (2012). Eén jaar ervaring met het 107-project Leuven-Tervuren. Neuron, 17(3). Pieters, G., & Peuskens, J. (1995). Rehabilitatie van de chronische psychiatrische patiënt: Op weg naar een gemeenschapspsychiatrie. Leuven/Apeldoorn: Garant. Plooy, A., & Dröes, J. (2011). Rehabilitatie in herstelondersteunende zorg. In S. Rooijen, & J. Weeghel , Psychiatrische rehabilitatie. Jaarboek 2010-2011 (pp. 19-34). Amsterdam: SWP. Ralph, R. (2000). Recovery. Psychiatric rehabilitation skills, 4(3), 480-517. Ralph, R., Kidder, K., & Philips, D. (2000). Can we measure recovery? A compendiumof recovery and recovery-related instruments. ambridge: the evaluation centre. Repper, J., & Carter, T. (2011). A review of the literature on peer support in mental health services. Journal of Mental Health, 20(4), 392–411. Repper, J., & Perkins, R. (2003). Social inclusion and recovery: A model for mental health practice. In Social inclusion and recovery: A model for mental health practice. Baillière Tindall. Resnick, S. F. (2005). An empirical conceptualization of the recovery orientation. Schizophrenia Research, 75, 119-128. Ridgway, P. (2001). Re-storying psychiatric disability: Learning from first person narrative accounts of recovery. Psychiatric Rehabilitation Journal, 24(4), 335-343. Roets, G., Roose, R., Claes, L., Vandekinderen, C., Van Hove, G., & Vanderplasschen, W. (2012). Reinventing the employable citizen: a perspective for social work. British Journal of Social Work, 42(1), 94-110. Roets, G., Van Hove, G., Vanderplasschen , W., & de Maagd, M. (2007). Exploratie van succesverhalen van mensen met psychische problemen met betaald werk: op zoek naar krijtlijnen van recovery-georiënteerde trajectbegeleiding. Orthopedagogische Reeks Gent, 28, 1-299. 70 Romme, M., & Escher, A. (2000). Making sense of voices. London: Mind. Rooijen, S. W. (2011). Psychiatrische rehabilitatie jaarboek 2010-2011. Amsterdam: SWP. Silverman, D. (2001). Interpreting qualitative data. Methods for analysing talk, text and interaction (2nd edition). London/New Delhi: Thousand Oaks Sage Publications. Sinnaeve, R. (2012). Artikel 107. Opgeroepen op maart 20, 2013, van Vlaamse Vereniging van Klinisch Psychologen: http://www.vvkp.be/html/Nieuws/Infoavond%20Artikel%20107- .pdf Slabbinck, A. (2006) Drugs en psychose: dialectiek van binnen en buiten. Hospitalia, (2), 21 – 26. Slade, M. (2009). Personal recovery and mental illness. A guide for mental health professionals. Cambridge: Cambridge University Press. Slade, M., Amering, M., & Oades, L. (2008). Recovery: an international perspective. Epidemiologia e Psichiatria Sociale, 17(2), 128-137. Slocum, N. (2006). Participatieve methoden. Een gids voor gebruikers. Focusgroep. Opgehaald van Samenlevingentechnologie:http://www.samenlevingentechnologie.be/ists/nl/pdf/participatievemethoden/methfocusgroep.pdf Spaniol, L. (2003). Recovery from Psychiatric Disability: Implications for Rehabilitation Counseling Education. Rehabilitation Education, 15(2), 167-175. Spaniol, L., Wewiorski, N., Gagne, C., & Anthony, W. (2002). The Process of Recovery from Schizophrenia. International Review of Psychiatry, 14(4), 327-336. Stake, R. (1994). Case Studies. In N. Denzin, & Y. Linco, The Handbook for Qualitative Research (pp. 236247). Thousand Oaks: Sage. Storme, S., & Van de Voorde, J. (2011, mei/juni). Artikel 107: Facts, F.A.Q.'s en (F)A.C.T.s. Psychiatrie & Verpleging, 87(3), 128-138. Strauss, A., & Corbin, J. (1990). Basics of qualitative research. Grounded theory procedures and techniques. Newbury Park: Sage. Strauss, J., & Carpenter, W. (1974). The prediction of outcome in schizophrenia: III. Five years outcome and its predictors. Archives of General Psychiatry, 34, 14-20. Tew, J., Ramon, S., Slade, M., Bird, V., Melton, J., & Le Boutillier, C. (2011). Social factors and recovery from mental health difficulties: a review of the evidence. British Journal of Social Work, 42, 443460. 71 Van Audenhove, C. (2005). Psychiatrische thuiszorg als evidence based practice. Welzijswerk. Van Audenhove, C. (2010). De plaats van de psychiatrische pleegzorg binnen het toekomstig ggz beleid. Leuven: Lucas. van der Velden, M., & Hassing, W. (1993). Case-management: een functionele organisatievorm van de zorg voor de chronisch psychiatrische patiënt. Tijdschrift voor Psychiatrie, 35(7), 477-483. Van Dongen, L. (2008). Algemene beschrijving Birmingham. Opgehaald van https://www.google.be/url?sa=t&rct=j&q=&esrc=s&source=web&cd=1&cad=rja&ved=0CCwQ FjAA&url=http://www.zorgnetvlaanderen.be/publicatie/Documents/Andere/Algemene%20 indrukken%20%20beschrijving%20Birmingham.doc&ei=_3aSUcT9BoipOrSXgZAP&usg=AFQjC NExSy76beY3BUp8Y Van Hecke, J., Joos, L., Daems, J., Matthysen, V., & De Bruyne, S. (2011). Reorganisatie van de Belgiesche ggz; betere zorg voor mensen met een ernsige psychiatriche aandoening? Tijdschrift voor Psychiatrie, 53(12), 917-926. van Hoof, F., Geelen, K., van Rooijen, S., Boevink, W., & Kroon, H. (2004). Meedoen: maatschappelijke ondersteuning van mensen met psychische handicaps: monitorrapportage vermaatschappelijking. Utrecht: Trimbos-instituut. Van Hove, G., & Claes, L. (2011). Qualitative Research and Educational Sciences: A Reader about Useful Stratefies and Tools. Harlow: Pearson Education. Van Nuffel, R. (2003). De psychiatrische markt in Vlaanderen. Welke psychiatrische zorg is er te vinden? Antenne, 21(1), 22-29. Van Regenmortel, T. (2008). Zwanger van empowerment (oratie). Eindhoven: Fontys Hogeschool. van Veldhuizen, R., Bähler, M., Polhuis, D., & van Os , J. (2008). Handboek FACT. Utrecht: De Tijdstroom. van Weeghel, J. (2013). Voordracht op het symposium Filosofie van herstel op 23 januari 2013. Hoogeschool Leiden. van Weeghel, J., & Dröes, J. (1999). Problemen in perspectief. Herstelgerichte zorg in maatschappelijke steunsystemen. Maandblad Geestelijke volksgezondheid, 54(10), 150-165. Van Weeghel, J., & Mos, M. (1999). Een zorgprogramma voor mensen met ernstige en langdurige psychische problemen. Maandblad Geestelijke Volksgezondheid, 54(11), 1144-1155. Van Wel, T. (1994). Chronische psychiatrische patiënten en rehabilitatie. Voorstellen voor definities. Tijdschrift voor psychiatrie, 36, 64-69. 72 Vandekinderen, C., Roets, G., Roose, R., & Van Hove , G. (2012). Rediscovering Recovery: Reconceptualizing Underlying Assumptions of Citizenship and Interrelated Notions of Care and Support. The Scientific World Journal. Vandekinderen, C., Roets, G., Vandenbroeck, W., Vanderplasschen, W., & Van Hove, G. (2012). One size fits all? The social construction of dis-employ-abled women. Disability & Society, 27(5), 703-716. Vanderplasschen, W. (2004). Implementation and evaluation of case management for substance abusers with complex and multiple problems. Orthopedagogische Reeks Gent(17). Vanderplasschen, W., Mostien, B., Claeys, P., Raes, V., & Van Bouchaute, J. (2001). Conceptnota organisatiemodel zorgcircuit middelenmisbruik. Orthopedagogische Reeks Gent, 12. Villa Voortman. (sd). Opgeroepen op januari 21, 2013, van Het Psychiatrisch Centrum Gent - Sleidinge: http://www.pcgs.be/ Vlaamse Regering. (2010). Beleidsplan Geestelijke Gezondheidszorg Vlaanderen. Opgehaald van http://www.jovandeurzen.be/sites/jvandeurzen/files/Nota%20GGZ%20_2 _ .pdf Wann, D. (2006). Understanding the positive social psychological benefits of sport team identification: The team identification-social psychological health model. Group Dynamics: Theory, Research, and Practice, 10(4), 272–296. Ware, N., Hopper, K., Tugenberg, T., Dickey, B., & Fisher, D. (2007). Ware, N., Hopper, K., Tugenberg, T., Dickey, B., & Fisher, D. (2007). Connectedness and citizenship: redefining social integration. Psychiatric Services, 58(4), 469-474. Wilken, J. (2006). Herstel van schizofrenie: een hoopvol perspectief. Maandblad Geestelijke Gezondheid, 3(12), pp. 208-217. Wilken, J. (2010). Recovering Care. A contribution to a theory and practice of good care. Amsterdam: SWP. Wilken, J., & Den Hollander, D. (2012). Psychosociale rehabilitatie: een integrale benadering. Utrecht/Amsterdam: SWP. World Health Organization. (2008). Policies and practices for mental health in Europe–meeting the challenges. Copenhagen: WHO Regional Office for Europe. Yin, R. (1994). Case study research: Design and methods (2nd ed.). Newbury Park, CA: Sage Pyblications. Young, S., & Ensing, D. (1999). Exploring recovery from the perspective of people with psychiatric disabilities. Psychiatric Rehabilitation Journal, 22, 219-231. 73 Bijlagen Bijlage1: Visieposter Villa Voortman Visie Villa Voortman # 01 ALTERNATIEF & VERNIEUWEND! Mensen zijn hier welkom, geen patiënten maar bezoekers. Hier is geen hiërarchie: hier helpen we elkaar, terwijl het in de maatschappij ieder voor zich is. We hebben inspraak in wat er in de Villa gebeurt. We komen hier vrijwillig heen, als bezoekers van de Villa en worden ook zo aangesproken. Hier kunnen we ook vrijwillig deelnemen aan verschillende activiteiten. We worden dus niet verplicht om mee te doen, er is geen enkele vorm van dwang. Visie Villa Voortman # 02 NETWERKEN! “Ik moest hier in het begin naartoe komen van het gerecht, maar nu is Villa Voortman een deel van mij geworden. Een tweede thuis, waar ik aan mijn problemen kan werken.” We zijn mensen die vooruit willen gaan. De Villa is voor de meesten onder ons dan ook een tussenstop, waar kan gezocht worden naar een goede omkadering op de verdere levensweg. Visie Villa Voortman # 03 SPONTANITEIT! Bij Villa Voortman staat het woord 'vrijwillig' centraal. We omschrijven het dan ook als een vrij nest. Er is hier geen vast rooster, je hoeft niet deel te nemen aan de aangeboden activiteiten, ... Dingen ontstaan spontaan, lopen soms mis, maar het is belangrijk dat we de verantwoordelijkheid krijgen om het uit onszelf te doen en oplossingen te zoeken. Visie Villa Voortman # 04 RELATIVEREN! Soms doemen problemen als een muur voor je op. In Villa Voortman krijgen we een zetje om over die muur heen te raken. Samen pakken we problemen één voor één aan. In de Villa krijgen we de tijd om een probleem te onderzoeken en te kaderen, eraan te werken en tot rust te komen. Alles is bespreekbaar. Hier heersen geen taboes. Visie Villa Voortman # 05 GEZELLIGHEID! “Babbel met lotgenoten... Goed gevoel... Altijd welkom... Thuiskomst...” In de Villa zijn we altijd welkom, ongeacht hoe het met ons gaat. In goede en slechte tijden kunnen we hier terecht om te babbelen met vrienden, samen te eten en een (aantal) koffietje(s) te drinken. Het is belangrijk dat we samen kunnen genieten van een lekkere warme maaltijd, van de gepassioneerde bereiding over het gezellig tafelen tot de noodzakelijke afwas. Iedereen apart, maar één geheel. Visie Villa Voortman # 06 VERDRAAGZAAMHEID & DIVERSITEIT! 74 Velen van ons werden/worden vaak geconfronteerd met vernedering. In de Villa ligt dat anders. Hier wordt nooit iemand uitgelachen. Hier gaan we met respect om met elkaar, als broers en zussen. Vreemd gedrag mag hier bestaan, alles is normaal. We zijn lotgenoten, maar toch allemaal verschillend. We leren van elkaar. Hier wordt geloof gelegd in mensen die elders vaak niet op dit geloof kunnen rekenen. Visie Villa Voortman # 07 REFLECTIE! In Villa Voortman kunnen wij op adem komen. Ideeën en ervaringen uitwisselen met elkaar helpt ons om perspectief te krijgen op onze eigen situatie. De uitwisselingen monden vaak uit in boeiende gesprekken, niet alleen over onze problemen, maar ook breder – over (levens)kunst en maatschappij. Weerspiegelingen. Visie Villa Voortman # 08 CREATIVITEIT! Velen van ons hebben een sterk ontwikkelde creatieve kant – muziek, schrijven, beeldhouwen… In Villa Voortman wordt letterlijk en figuurlijk ruimte gemaakt voor expressie en creativiteit. Er is een aanbod van ateliers (keramiek, muziek, dans, poëzie, etc.). Er zijn ook korte projecten, waarbij kunstenaars komen begeleiden en (samen)werken. Visie Villa Voortman # 09 MINIMUM REGELS! MAXIMUM RESPECT! Slechts 2 regels (opgesteld met inspraak van de bezoekers): Regel 1 – geen alcohol/drugs vóór of tijdens een bezoek. Clean blijven overdag is voor velen van ons een belangrijke stap voorwaarts. Zo worden we geconfronteerd met de tijd: de kans om een ander dagbestedingspatroon te ontwikkelen. Regel 2 – geen geweld Het spreekt voor zich dat het concept van Villa Voortman alleen maar kan werken als alle bezoekers zich veilig voelen. Gericht geweld is het tegenovergestelde van respect. Visie Villa Voortman # 10 VERTROUWEN! Villa Voortman is weinig hiërarchisch. Het reilen en zeilen van het huis wordt besproken in een open wekelijkse vergadering met bezoekers en begeleiders samen. “Ik voel me hier begrepen. Als je je begrepen voelt, ben je half genezen.” Door wederzijds respect en vertrouwen (in plaats van autoriteit) wordt de drempel lager om open te communiceren. De begeleiders van Villa Voortman kunnen er tegen dat ze geplaagd worden. 75 Bijlage 2: Informatieformulier diepte-interview Allereerst wil ik mij in het kader van dit onderzoek kort voorstellen. Ik ben Charlotte Storme, studente aan de Universiteit van Gent. Zoals u weet heb ik reeds drie maanden stage in Villa Voortman gelopen, maar momenteel ben ik hier niet in functie van mijn stage. Dit interview vindt plaats in het kader van mijn masterproef, dat handelt over het onderzoek naar de kernelementen die bepalend zijn voor het persoonlijk herstel proces bij personen met psychische problemen. Meer bepaald wil ik nagaan in welke mate de kernelementen uit de theorie van Leamy al dan niet voorkomen in het unieke herstelproces en of er andere belangrijke elementen bepalend zijn. In de wetenschappelijke literatuur wordt heel wat geschreven over persoonlijke herstelprocessen, maar ik ben enorm geïnteresseerd hoe u dit allemaal heeft ervaren. Om het interview niet te laten sturen door de theorie, wil ik niet vertrekken vanuit de vooropgestelde kernelementen, maar worden die stelselmatig verwerkt in de vragen. De interviews zullen telkens ongeveer een uur duren. De vragen die ik u ga stellen, hebben betrekking op uw ervaringen als herstellende en uw beleving gedurende dit proces. Er zijn dus geen juiste of foute antwoorden. De bedoeling is dat u de vragen zo ruim mogelijk beantwoordt. Alles wat u belangrijk vindt, of volgens u te maken heeft met de vraag, mag u aanhalen. Indien sommige onderwerpen voor u te gevoelig liggen, wordt hier niet verder op ingegaan. Als u vragen heeft, aarzel niet om deze op elk moment te stellen. De informatie uit dit interview zal strikt vertrouwelijk verwerkt worden en uw naam blijft anoniem. Alle interviews zullen samen worden verwerkt zodat u steeds de kans hebt aanmerkingen te maken. Enkel het eindrapport is publiek. Dit interview wordt via audio-opnames vastgelegd, maar dit dient enkel om de latere verwerking van het interview te vergemakkelijken. Het onderzoek is gebaseerd op uw vrijwillige deelname, dus u kunt u steeds terug trekken uit het onderzoek wanneer u dit wil. Een voordeel voor u uit dit onderzoek is dat u al uw ervaringen met betrekking tot uw herstelproces kunt vertellen. Vervolgens wordt op basis van deze gegevens aanbevelingen gegeven aan Villa Voortman, met de bedoeling de hulpverlening meer herstel-ondersteunend te maken. Een nadeel dat zich kan voordoen is dat gevoelige onderwerpen kunnen aan bod komen. Daarnaast nemen de interview enkele uren van uw vrije tijd in beslag. Indien u later nog vragen heeft, kan u ze mij altijd stellen, per e-mail: [email protected] Van harte hopend op uw deelname en uitkijkend naar een boeiende uitwisseling. Met vriendelijk groeten, Charlotte Storme 76 Bijlage 3: Informed consent Diepte interview Ik werd gevraagd om vrijwillig deel te nemen aan wetenschappelijk onderzoek: Hierboven genoemde: Geboortedatum: __/__/__ Hierbij bevestig ik dat ik het informatieformulier gelezen heb. Ik begrijp alle informatie en had de gelegenheid om aanvullende vragen te stellen. Ik had voldoende tijd om na te denken over mijn deelname en werd hier op geen elke manier in beïnvloed. Ik weet dat de deelname geheel vrijwillig is en dat ik mijn toestemming te allen tijde kan intrekken, zonder dat ik hiervoor een reden moet geven. Ik geef toestemming voor de verwerking van de gegevens zoals beschreven in het informatieformulier. Ik geef toestemming om deel te nemen aan de bovengenoemde studie. Naam van de participant: Handtekening: Datum: __/__/__ Naam van de onderzoeker: Handtekening: Datum: __/__/__ 77 Bijlage 4: Topiclist diepte-interview bezoeker Villa Voortman Algemeen Naam Leeftijd Korte biografie (familie, jeugd, studies, relaties …) Woonst Huidige tewerkstelling Problematiek (begin problemen, evolutie, …) Duur van opname(s) en vrijwillig of gedwongen opname(s) Gebruik van alcohol en/of drugs Ziektebeeld Beschrijving psychose (eerste keer, betekenis, ervaringen gevoelens) Controle over psychose Ervaringen delen met anderen? Diagnose (+ mee eens) Informatie en ondersteuning Sociale netwerk Familiale contacten Vrienden Kwaliteit/kwantiteit Veranderingen ten opzichte van vroeger Welke steun biedt netwerk (materieel, financieel, emotioneel, praktisch) Tevreden Bron voor nieuwe contacten Sociaal netwerk tijdens opname Inspiratie uit ervaringen van anderen Zelfbeeld Ervaringen als psychiatrische patiënt Wat betekent patiënt zijn Wat betekent burger zijn Op dit moment patiënt of burger. Wanneer wel en wanneer niet? Zelfvervreemding Controle eigen leven Sociale rollen Verwachtingen vanuit de maatschappij Sterke kanten 78 Ervaringen zorgsysteem Terugblik opnames (positieve en negatieve zaken) (zinvolle) daginvulling Vrijheid Eigen verantwoordelijkheid Contacten met de hulpverleners Gevoel van begrip en erkenning Ondersteuning (voldoende? Wat kan beter?) Was opname noodzakelijk Rol medicatie Medezeggenschap Begeleiding voor re-integratie Familie betrokken bij behandeling Terugkeer naar de samenleving Terugkeer naar de samenleving? Moeilijke zaken en ondersteunende zaken op vlak van sociale contacten, wonen, werken en financiën? Ondersteunende personen Wensen en toekomst Contact omgeving Plaatsten buiten context GGZ Gevoel erbij te horen Nieuwe rollen en gewenste rollen Persoonlijke ontwikkeling Hoe gaat het op dit moment Welke zaken lopen goed/slecht Belemmeringen ziekte Voldoende ondersteuning Plannen nabije toekomst en verre toekomst Ondersteuning bij doelen Bronnen voor hoop Dagbesteding Tevreden over leven Uitdagingen (werk, cursus, sociaal) Nieuwe en inspirerende zaken Hebt u voldoende uitdagingen in uw leven (job, vrije tijd…)? Vindt u dat u een interessant leven hebt? Geloof, godsdienst of spiritualiteit Arbeidssituatie en inkomen Tevreden en gevoel van voldoening 79 Ondersteuning en aanvaarding Bron sociale contacten Verantwoordelijkheid Welke functie: financieel, sociale contacten, zinvolle dagbesteding, etc. Voldoende inkomen (noodzakelijke zaken – extra ) Geldbeheer Vrijheid en controle over inkomen Herstel Betekenis herstel Belemmeringen en ondersteunde factoren voor herstel Gevoel hersteld te zijn? Welke personen bieden ondersteuning Betekenis ziekte vandaag Villa Voortman Hoe beleeft u de hulpverlening in Villa Voortman? Functie van Villa Voorman Hulpverlening Verbonden (hulpverleners – bezoekers- tussenstop naar de samenleving) Zaken die gemist worden Verantwoordelijkheid Betekenis lotgenoten 80 Bijlage 5: Topiclist diepte-interview MOBiL-team Verbondenheid Invulling van verbondenheid Wat maakt dat dit herstel beïnvloed Rol van familie, vrienden, lotgenoten, gemeenschap Meerwaarde MOBiL-team Case study o Aanvankelijk zeer moeilijk om nieuwe contacten te leggen als je geen uitvalbasis hebt. Verwijst naar sportclub, job, … o Weinig steun van familie o Kan hier niet over praten met psycholoog in de psychiatrie o Op zoek naar sociale relaties buiten de context van de ggz o Gebruikte drugs als gemeenschappelijk punt Hoop en optimisme over de toekomst invulling hoop en optimisme? Wat maakt dat dit herstel beïnvloed? Rol van: Geloof in herstel, motivatie, hoopgevende anderen, positief denken, dromen Meerwaarde MOBiL-team Case study o Duidelijk dat hij tijdens de eerste gesprekken geen hoop meer had in een betere toekomst. Hoe ga je hier mee om als hulpverlener? o Opeestapeling van negatieve ervaringen en schrik voor herval o Wel hoop uit medicatie, woonst, inkomen hierdoor uit de psychiatrie o Door het vinden van een opleiding die aansluit bij zijn interesses stelde hij doelen op voor zichzelf en zag opnieuw mogelijkheden (alles in beweging door verandering op een levensgebied) Positieve Identiteitsontwikkeling invulling identiteit? Wat maakt dat dit herstel beïnvloed? Rol van acceptatie ziekte en stigma Meerwaarde MOBiL-team Case study o Ziet zichzelf vooral als gebruiker, psychoot en eenzaat. Verkiest de rol van gebruiker boven die van eenzaat, ook al haalt hij hier geen voldoening uit. o Geen gevoel dat hij wordt uitgesloten door zijn ziekte omdat dit volgens hem niet duidelijk zichtbaar is o Neemt op dit moment zelf initiatief om nieuwe identiteiten te ontwikkelen Kickerclub om vriendengroep op te bouwen en zelfwaarde want hij is hier goed in + salsa lessen om vrouwen te leren kennen 81 Zingeving Invulling zingeving? Wat Maakt dat dit herstel beïnvloed? Rol van spiritualiteit, zinvol leven en sociale relaties, zinvolle doelen Meerwaarde MOBiL-team Case study o Gebruikt omdat hij teveel vrije tijd heeft. Wil dit minderen als hij een job heeft. Maar momenteel toch geen verantwoordelijkheden. o Vrijwilligerswerk in wereldwinkel. Geeft tegenstrijdige opmerkingen hierover. Ez rekken aanvullen, alleen staan en geen voldoening. Az komt hij er in contact met nieuwe mensen en samenwerken met collega’s vindt hij leuk. o Zingeving door nieuw opleiding Empowerment Invulling empowerment? Wat maakt dat dit herstel beïnvloed? Rol van persoonlijke verantwoordelijkheid, controle over leven en focus op sterktes Meerwaarde MOBiL-team Case study o Kiest zelf of hij gebruikt of niet. Wil geen kritiek op het feit dat hij gebruikt, maar wil ook niet tussen andere gebruikers leven die constant gebruiken en alles wat hierrond draait. Hij wil zelf beslissen wanneer en hoeveel. Geeft aan hier controle over te hebben o Geldbeheer: keuze om geld uit te geven en zelf verantwoordelijkheid hiervoor te nemen o Vanuit opname zelf vrijwilligerswerk geregeld; neemt verantwoordelijkheid o In psychiatrie: geen inspraak op overplaatsing, duur behandeling 82 Bijlage 6: Informatieformulier focusgroep Geachte mevrouw/meneer, In het kader van mijn masterproef aan de vakgroep orthopedagogiek - Universiteit Gent voer ik volgend onderzoek: ‘Kwalitatief onderzoek naar de kernelementen van het persoonlijk herstelproces van personen met een psychische aandoening’. Binnen dit onderzoek ben ik op zoek naar belangrijke elementen die een invloed hebben op het persoonlijk herstelproces van personen met psychische problemen. Er wordt vertrokken van het theoretisch framework van Leamy et al. (2011) die volgende vijf belangrijke elementen aangeeft: verbondenheid, hoop en optimisme over de toekomst, identiteit, zingeving en empowerment. In een vorige fase van dit onderzoek werden diepte-interviews afgenomen bij een persoon met een psychische aandoening omtrent zijn herstelproces. Hieruit kwamen verschillende elementen naar boven die ik graag met u verder wil bespreken. Aangezien u nauw betrokken bent bij het thema herstel en bij personen met psychische problemen, ben ik geïnteresseerd in uw mening omtrent de resultaten van de diepte-interviews. Hoe denkt u over herstel? En hoe kan u als hulpverlener herstel ondersteunen? Aan de hand van focusgroepsgesprekken zullen een aantal onderwerpen met betrekking tot dit thema worden besproken. Met verschillende personen die nauw betrokken zijn bij herstel wordt samenkomen op donderdag 23 april 2013 om 13u. De verwachte totale duur van dit focusgesprek is maximaal 2 uur. Het focusgroepsgesprek zal worden opgenomen op audiotape zodat verwerking en analyse van de resultaten mogelijk is. Deze tape zal na het uittypen van het gesprek onmiddellijk vernietigd worden. Uw privacy wordt gegarandeerd en persoonlijke informatie wordt strikt vertrouwelijk behandeld. Indien u later nog vragen heeft, kan u ze mij altijd stellen, per e-mail: [email protected] Van harte hopend op uw deelname en uitkijkend naar een boeiende uitwisseling. Met vriendelijk groeten, Charlotte Storme 83 Bijlage 7: Informed consent focusgroep Mij is gevraagd toestemming te verlenen voor deelname aan wetenschappelijk onderzoek: ‘Kwalitatief onderzoek naar de kernelementen van het persoonlijk herstelproces van personen met een psychische aandoening’. Naam deelnemer : Geboortedatum: __ / __ / __ Ik bevestig dat ik het informatieformulier heb gelezen en er een kopij van heb gekregen. Ik heb uitleg gekregen over de aard, het doel en de duur van de studie en over wat men van mij verwacht. Ik kreeg de gelegenheid om aanvullende vragen te stellen. Deze vragen zijn naar tevredenheid beantwoord. Mijn deelname bestaat uit het deelnemen aan een focusgroep van ongeveer anderhalf uur. Deze gegevens zullen anoniem verwerkt worden en zullen enkel gebruikt worden in het kader van mijn masterproef. Ik weet dat deelname geheel vrijwillig is. Ik stem in met de inhoud van het document en geef toestemming voor deelname aan bovengenoemd onderzoek. Naam deelnemer: Handtekening: Datum: __ / __ / __ Ik bevestig dat ik de aard en het doel van de studie heb uitgelegd aan de bovenvermelde vrijwilliger. De vrijwilliger stemde toe om deel te nemen door zijn/haar persoonlijk gedateerde handtekening te plaatsen. Naam onderzoeker: Handtekening: Datum: __ / __ / __ 84 Bijlage 8: Topiclist focusgroep Verbondenheid Hoe zien jullie het concept van verbondenheid? Wat maakt dat dit herstel beïnvloed? Literatuur legt focus op de rol van verbondenheid met o Familie o vrienden o Lotgenoten o Gemeenschap Op welke manier spelen jullie hierin een rol? Casus Michael: o aanvankelijk zeer moeilijk om nieuwe contacten te leggen als je geen uitvalbasis hebt. Verwijst naar sportclub, job, … o weinig steun van familie o in psychiatrie vooral geholpen door gesprekken met vrienden. o in Villa Voortman gevoel altijd welkom te zijn desondanks gebruik. o Kan hier niet over praten met psycholoog in de psychiatrie o Op zoek naar sociale relaties buiten de context van de geestelijke gezondheidszorg o Gebruikte drugs als gemeenschappelijk punt Hoop en optimisme over de toekomst Hoe zien jullie het concept hoop en optimisme? Wat maakt dat dit herstel beïnvloed? Literatuur wijst op o Geloof in herstel o Motivatie om te veranderen o Hoopgevende –inspirerende relaties o Positief denken en succes ervaren o Dromen en verwachtingen o Geloven in zichzelf o Prioriteiten herordenen Hoe spelen jullie hierin een rol? Casus: o Duidelijk dat hij tijdens de eerste gesprekken geen hoop meer had in een betere toekomst. Hoe ga je hier mee om als hulpverlener? o Opeenstapeling van negatieve ervaringen en schrik voor herval o Wel hoop uit medicatie, woonst, inkomen hierdoor uit de psychiatrie o Door het vinden van een opleiding die aansluit bij zijn interesses stelde hij doelen op voor zichzelf en zag opnieuw mogelijkheden (alles in beweging door verandering op een levensgebied) Wat bij mensen die de toekomst niet meer zien zitten; niet meer geloven in zichzelf Mist het hebben van een persoon waar hij alles tegen kan zeggen zonder veroordeeld te worden, maar iemand die hem erkend ervaringsdeskundige! 85 Positieve Identiteitsontwikkeling Hoe zien jullie het concept identiteit? Wat maakt dat dit herstel beïnvloed? Literatuur: o Accepteren ziekte o Begrijpen wat er is gebeurd o Stigma overschrijden o Zichzelf apart van ziekte omschrijven o Zelfwaarde en zelfrespect Hoe spelen jullie hierbij een rol? Casus: o ziet zichzelf vooral als gebruiker, psychoot en eenzaat. Verkiest de rol van gebruiker boven die van eenzaat, ook al haalt hij hier geen voldoening uit. o Geen gevoel dat hij wordt uitgesloten door zijn ziekte omdat dit volgens hem niet duidelijk zichtbaar is o Neemt op dit moment zelf initiatief om nieuwe identiteiten te ontwikkelen Kickerclub om vriendengroep op te bouwen en zelfwaarde want hij is hier goed in Salsa lessen om vrouwen te leren kennen Wat met de vraag naar relaties Stigma Zingeving Wat verstaan jullie onder zingeving? Wat Maakt dat dit herstel beïnvloed? Literatuur: o Zin geven aan ziekte ervaringen o Spiritualiteit o Zinvol leven hebben o Zinvolle sociale relaties o Zinvolle sociale doelen hebben in het leven Vrijwilligerswerk kan dit proces van zingeving bevorderen Casus: o Gebruikt omdat hij teveel vrije tijd heeft. Wil dit minderen als hij een job heeft. Maar momenteel toch geen verantwoordelijkheden. o Vrijwilligerswerk in wereldwinkel. Geeft tegenstrijdige opmerkingen hierover. Enerzijds rekken aanvullen, alleen staan en geen voldoening. Anderzijds komt hij er in contact met nieuwe mensen en samenwerken met collega’s vindt hij leuk. o Zingeving door nieuw opleiding 86 Empowerment Wat verstaan jullie onder empowerment? Hoe kan dit volgens jullie het herstelproces beïnvloeden? Literatuur: o Persoonlijke verantwoordelijkheid o Controle over het eigen leven o Focus op de sterktes Hoe kunnen jullie dit proces van empowerment beïnvloeden Casus: o Hij kiest zelf of hij gebruikt of niet. Wil geen kritiek op het feit dat hij gebruikt, maar wil ook niet tussen andere gebruikers leven die constant gebruiken en alles wat hierrond draait. Hij wil zelf beslissen wanneer en hoeveel. Geeft aan hier controle over te hebben o Verantwoordelijkheid in Villa Voortman of niet onder invloed toe te komen. Hij vindt dit belangrijk en houdt zich hieraan o VV ook als tussenoplossing: beslist zelf hoe vaak hij hier komt en hoe lang o Geldbeheer: keuze om geld uit te geven en zelf verantwoordelijkheid hiervoor te nemen o Vanuit opname zelf vrijwilligerswerk geregeld; neemt verantwoordelijkheid o In psychiatrie: geen inspraak op overplaatsing, duur behandeling kan iedereen wel zelf verantwoordelijkheid nemen? Mensen met een psychische aandoening hebben nood aan ondersteuning en nu terug alles zelf laten doen en focus op eigen controle en verantwoordelijkheid. 87 Bijlage 9: Codeerschema 88