Kwalitatief onderzoek naar de kernelementen van het

advertisement
Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen
Academiejaar 2012-2013
Kwalitatief onderzoek naar de kernelementen van
het persoonlijk herstelproces van personen met
een psychische aandoening:
een case study in Villa Voortman
Charlotte Storme
Promotor Prof. Dr. Wouter Vanderplasschen
Masterproef ingediend tot het behalen van de graad van Master in de
Pedagogische Wetenschappen, afstudeerrichting Orthopedagogiek
Abstract
Universiteit Gent
Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen
Optie Orthopedagogiek
Academiejaar 2012 – 2013
Kwalitatief onderzoek naar de kernelementen van het persoonlijk herstelproces van personen met
een psychische aandoening
Het doel van deze masterproef is een beeld omschrijven, vanuit zowel cliëntenperspectief als
hulpverleningsperspectief, van hoe persoonlijk herstel van personen met een psychische
aandoening betekenis krijgt. Het betreft hier een kwalitatieve studie waarin het theoretisch model
van Leamy et al. (2011) centraal staat. Dit model onderscheidt volgende vijf kernelementen die een
belangrijke rol spelen bij persoonlijk herstel: verbondenheid, hoop en optimisme, identiteit,
zingeving en empowerment.
Dit onderzoek verloopt in drie fasen. In eerste instantie wordt een case study uitgevoerd in Villa
Voortman. In een tweede fase wordt, aan de hand van een semigestructureerd diepte-interview,
onderzocht hoe het MOBiL-team Gent Noord persoonlijk herstel invult en integreert in zijn werking.
Ten slotte wordt, via een focusgroep, het hulpverleningsperspectief van Villa Voortman bevraagd.
Uit deze studie blijkt dat de vijf kernelementen van Leamy et al. (2011) daadwerkelijk terug te
vinden zijn in het persoonlijk herstelproces van de cliënt. Hierbij wordt echter wel vastgesteld dat
de waarde van de kerncomponenten sterk verschilt. Zo blijken verbondenheid en empowerment in
deze case van zeer groot belang. Ook in de werking van Villa Voortman en in deze van het MOBiLteam Gent Noord zijn de vijf kernelementen terug te vinden. De hulpverleners erkennen niet alleen
hun eigen belang binnen het herstelproces, maar beschouwen herstel als een gedeeld proces. Zo
dienen cliënten de regie over hun leven opnieuw in eigen handen te nemen en dient de
maatschappij open te staan voor de ‘vreemde ander’ door hen te benaderen als volwaardige burgers.
Charlotte Storme
Promotor: Prof. Dr. Wouter Vanderplasschen
Dankwoord
Deze masterproef is mede door tot stand gekomen dankzij de steun en hulp van vele personen.
Daarom wil ik iedereen die mij geholpen heeft graag danken.
Allereest wil ik alle betrokkenen van Villa Voortman bedanken. Het was een plezier om dit
onderzoek in deze aangename omgeving te kunnen verwezenlijken. Bedankt voor de steun, het
geloof en de inspiratie die ik van jullie allemaal kreeg. Verder wens ik ook alle participanten Mark,
Rita, Pol, Jasmien, Thomas, Jos en Danny te bedanken. Zij waren steeds bereid en enthousiast om
mee te werken aan dit onderzoek.
Daarnaast wil ik graag mijn promotor, prof. Dr. Wouter Vanderplasschen, bedanken voor het
vertrouwen, het advies en de vrijheid die hij me gaf om deze masterproef uit te werken naar mijn
eigen interesses.
Ook een grote dank aan de nalezers Alexander en Leendert die zorgen voor dit mooie resultaat.
Tot slot ben ik mijn ouders, broers en vrienden heel erg dankbaar die een grote bron van steun voor
mij waren. Bedankt voor de motiverende woorden op moeilijke momenten en het onvoorwaardelijk
geloof in een goed resultaat.
Inhoudsopgave
Abstract.................................................................................................................................................................iii
Dankwoord ........................................................................................................................................................... iv
Inhoudsopgave ..................................................................................................................................................... v
Algemene inleiding .............................................................................................................................................. 1
1
LITERATUURSTUDIE ..................................................................................................................... 3
1.1
Inleiding ......................................................................................................................................... 3
1.2
Andere visie op mensen met psychische aandoeningen ........................................................... 3
1.2.1
Aanleidingen voor de herstelvisie .......................................................................................... 3
1.2.2
Onderliggende visie van herstel ............................................................................................. 6
1.3
De situatie in België ...................................................................................................................... 7
1.3.1
Geschiedenis van de moderne geestelijke gezondheidszorg in Beligë ............................. 7
1.3.2
Nood aan een nieuw model.................................................................................................... 10
1.3.3
De vijf functies van het nieuwe geestelijke gezondheidszorgmodel in België .............. 11
1.3.4
Drie pijlers binnen de zorgvernieuwing in België ............................................................. 13
1.3.5
Conclusie ................................................................................................................................... 14
1.4
Herstelbenadering ...................................................................................................................... 15
1.4.1
Eén woord, twee betekenissen .............................................................................................. 15
1.4.2
Fasen in herstel ........................................................................................................................ 16
1.4.3
Onderzoek naar herstelbelemmerende en –bevorderende factoren.............................. 17
1.4.4
Herstelgeoriënteerde zorg ..................................................................................................... 18
1.4.5
Vijf kernelementen van herstel ............................................................................................ 20
1.5
Probleemstelling en onderzoeksvragen ................................................................................... 26
2
METHODOLOGIE .......................................................................................................................... 28
2.1
Kwalitatief onderzoek ................................................................................................................ 28
2.2
Onderzoeksopzet......................................................................................................................... 29
2.2.1
Onderzoekscontext ................................................................................................................. 29
2.2.2
Respondenten .......................................................................................................................... 31
2.3
Dataverzameling ......................................................................................................................... 34
2.3.1
Diepte-interviews .................................................................................................................... 34
2.3.2
Focusgroep in Villa Voortman .............................................................................................. 36
2.4
Data-analyse ................................................................................................................................ 36
2.5
Kwaliteit van het onderzoek ...................................................................................................... 37
2.5.1
Validiteit ................................................................................................................................... 37
2.5.2
Betrouwbaarheid ..................................................................................................................... 38
3
RESULTATEN ............................................................................................................................... 39
3.1
Verbondenheid ........................................................................................................................ 39
3.2
Hoop en optimisme over de toekomst ................................................................................. 43
3.3
Identiteit ................................................................................................................................... 45
3.4
Zingeving .................................................................................................................................. 48
3.5
Empowerment .......................................................................................................................... 51
4
DISCUSSIE EN CONCLUSIE .......................................................................................................... 54
4.1
Relevantie van het onderzoek ................................................................................................... 54
4.2
Bespreking onderzoeksresultaten ............................................................................................. 55
4.2.1
Verbondenheid ........................................................................................................................ 55
4.2.2
Hoop en optimisme ................................................................................................................. 56
4.2.3
Identiteit ................................................................................................................................... 57
4.2.4
Zingeving .................................................................................................................................. 58
4.2.5
Empowerment.......................................................................................................................... 59
4.3
Beperkingen van het onderzoek................................................................................................ 61
4.4
Aanbevelingen............................................................................................................................. 61
4.4.1
Voor verder onderzoek en de praktijk ................................................................................ 61
4.4.2
Voor het beleid ........................................................................................................................ 63
BIBLIOGRAFIE .............................................................................................................................................. 65
BIJLAGEN ...................................................................................................................................................... 74
Algemene inleiding
België heeft één van de hoogste ratio’s van psychiatrische bedden per aantal inwoners. Dit blijkt
onder meer uit het rapport ‘Policies and practices for mental health in Europe’ dat de World Health
Organisation in 2008 publiceerde. België staat na Malta op de tweede plaats van Europa met 152
bedden per 100.000 bewoners (Gids naar een betere geestelijke gezondheidszorg, 2010). Geestelijke
gezondheidsproblemen veroorzaken beduidende verliezen en lasten op economisch en sociaal vlak,
alsook voor het strafrechtelijke en het rechtsstelsel (Organisatie van financiering van de geestelijke
gezondheidszorg in België, 2011). Hoewel België een uitgebreid welzijns- en gezondheidslandschap
heeft voor mensen met psychische aandoeningen blijk, uit observaties van de World Health
Organisation (2008), dat er een tekort aan thuisbegeleiding is (Sinnaeve, 2012) en doorverwijzingen
niet altijd even vlot te verlopen (De Jaegere, DeSmet, De Coster, & Van Audenhove, 2010).
Met de implementatie van artikel 107 tracht de Belgische overheid te evolueren naar een
gemeenschapsgerichte geestelijke gezondheidszorg waarin er vertrokken wordt vanuit de concrete
leef-, leer- en werkomgeving van personen met een psychische aandoening (Gids naar een betere
geestelijke gezondheidszorg, 2010). Via organisatorische veranderingen probeert men om de zorg
die plaatsvindt in de ziekenhuizen, indien mogelijk, in te korten en over te dragen naar zorg binnen
de maatschappij. Er worden mobiele teams opgericht die instaan voor de zorg en ondersteuning in
de leefomgeving van personen met psychische aandoeningen (Marysse, 2010). Daarnaast wordt de
geestelijke gezondheidszorg gereorganiseerd aan de hand van zorgcircuits en worden
zorgnetwerken uitgebouwd (Gids naar een betere geestelijke gezondheidszorg, 2010). Volgens Van
Hecke et al. (2011) zou deze reorganisatie voor iedereen een verbetering zijn: “de patiënt kan sneller
uit het ziekenhuis en komt buiten in een aangepast zorgcircuit terecht. De overheid kan een
aanzienlijke kwaliteitsverbetering van de zorg bereiken zonder dat dit meer moet kosten” (p. 918).
Naast een herallocatie van middelen, tracht de overheid met artikel 107 tegelijkertijd een nieuwe
visie in te voeren op de benadering van een persoon met een psychische aandoening, namelijk de
herstelgerichte visie (Van Hecke ,Joos, Daems, Matthysen, & De Bruyne, 2011). De herstelvisie biedt
tevens een nieuwe ideologie voor hulpverleningsdiensten (Farkas, 2007 in le Boutillier et al. 2011).
De praktijk dient zich te organiseren zodat personen met psychische aandoeningen de kans krijgen
om een zinvol en productief leven op te bouwen (Slade, 2009). De te lange opname van de cliënt in
een ziekenhuis zou herstel structureel onmogelijk maken (Verniest et al., 2008 in Van Hecke et al.,
2011). België is hierin geen voorloper gezien deze hervormingen in talrijke andere landen reeds
werden doorgevoerd (Van Audenhove, 2010).
1
Desondanks de grote aandacht voor herstel, is er vandaag heel wat verwarring rond de invulling van
deze term. De term ‘herstel’ is niet nieuw binnen de zorg en werd voorheen overwegend benaderd
vanuit een klinisch perspectief waarbij het verminderen van symptomen de uitkomst van herstel
vormde (Slade, Amering, & Oades, 2008). De laatste jaren is er vanuit cliëntenperspectief een
beweging ontstaan waarin het persoonlijk herstelproces centraal staat en er verwezen wordt naar
het hervinden van de regie over het eigen leven (Slade, 2009).
Gezien de veelheid aan literatuur omtrent het persoonlijk herstelproces van personen met een
psychische stoornis besloten Leamy et al. (2011) als eerste een systematische review en narratieve
synthese te maken. Het doel was om een conceptueel kader betreffende het fenomeen herstel te
ontwikkelen. Leamy et al. (2011) rapporteren vijf elementen naar boven die de kern van herstel
vormen: verbondenheid, hoop en optimisme over de toekomst, identiteitsontwikkeling, zingeving
en empowerment. Dit theoretisch model staat centraal in deze masterproef.
Binnen dit onderzoek wordt het herstelverhaal van de persoon zelf naar voren geschoven. Hierin
wordt gekeken welke plaats de vijf elementen van het theoretisch model innemen. Deze
bevindingen worden aangevuld door tevens de visie van de hulpverlening te bevragen. Baserend op
de nieuwe herstelvisie werd nagegaan hoe zowel de werking van Villa Voortman als de werking van
de mobiel-teams herstel invullen. Hierbij werd telkens het theoretisch model van Leamy et al. (2011)
centraal gesteld. In deze masterproef wordt steeds gesproken over herstel, die verwijst naar de
oorspronkelijke Engelse term ‘recovery’.
Dit onderzoek vindt plaats binnen de context van Villa Voortman. Het project Villa Voortman werd
opgericht in het kader van de vernieuwingen binnen de geestelijke gezondheidszorg in België. Dit
ontmoetingshuis is een onderdeel van een steeds groter wordend netwerk van zorg voor mensen in
de maatschappij. Er is tevens een nauwe samenwerking met de mobiele teams. Deze sluiten, net als
Villa Voortman, aan bij de gemeenschapsgerichte geestelijke gezondheidszorg en vertrekken vanuit
de herstelvisie.
De herstelvisie wordt, aan de hand van wetenschappelijke literatuur, verder uitgediept. De
bevindingen hiervan, aangevuld met de situatie in België, worden weergegeven in de
literatuurstudie. In het tweede luik wordt de gehanteerde onderzoeksmethodologie beschreven.
Vervolgens worden, in het derde luik, de resultaten van dit onderzoek gerapporteerd. Ten slotte
wordt deze masterproef beëindigd met een discussie en conclusie waarin een bondig antwoord op
de onderzoeksvragen wordt gegeven. Tekortkomingen van dit onderzoek worden beschreven en
aanbevelingen worden geformuleerd.
2
1
Literatuurstudie
1.1 Inleiding
Centraal in deze masterproef staat de nieuwe visie binnen de geestelijke gezondheidszorg, namelijk
de herstelvisie. Om deze visie te verhelderen worden, in eerste instantie, de aanleidingen
beschreven die ervoor zorgden dat de herstelvisie tot stand kwam alsook de onderliggende visie van
de herstelbenadering. Aansluitend hierbij wordt de herstelvisie binnen de Belgische context
geschetst. Vervolgens wordt de term herstel verder uitgewerkt waarbij het theoretisch model van
Leamy et al. (2011) wordt toegelicht. Ten slotte wordt dit deel afgesloten met een probleemstelling
en het formuleren van de onderzoeksvragen.
1.2 Andere visie op mensen met psychische aandoeningen
Vanaf de jaren ’90 spreekt Anthony (1993) van een andere visie op zorg, namelijk een herstelvisie.
Deze baseert zicht op het idee dat de zorg voor mensen met een psychische aandoening moet
plaatsvinden in de maatschappij en vertrekt uit de rehabilitatiegedachte. Dit verondersteld dat niet
langer gestreefd wordt naar genezing, maar dat cliënten een nieuwe betekenis moet vinden in zijn
leven ondanks hun beperkingen. Binnen de geestelijke gezondheidszorg vindt er een verschuiving
plaats waarin vertrokken wordt vanuit de cliënt, en niet langer uit de instelling (De Jaegere, DeSmet,
De Coster, & Van Audenhove, 2010). Dit houdt in dat cliënten en hun vraag voortaan het
uitgangspunt vormen van een nieuwe visie op de geestelijke gezondheidszorg (Organisatie van
financiering van de geestelijke gezondheidszorg in België, 2011).
1.2.1 Aanleidingen voor de herstelvisie
Anthony (1993), directeur van het Boston Center for Psychiatric Rehabilitation, beschrijft drie
belangrijke aanleidingen die aan de basis liggen voor de nieuwe visie op de geestelijke
gezondheidszorg. Hij beschrijft herstel als het ontstaan van een nieuwe betekenis en zin in het
leven, terwijl men over de rampzalige gevolgen van een psychische aandoening heen groeit.
Allereerst onderscheidt Anthony op organisatorisch vlak de de-institutionalisering in de jaren zestig
en zeventig. Naast deze organisatorische verandering, bemerkt hij ook op inhoudelijk vlak twee
veranderingen. Dit zijn enerzijds de toenemende opkomst van de ‘community-support systems’ of
maatschappelijke steunsystemen en anderzijds de psychiatrische rehabilitatie in de jaren tachtig.
3
1.2.1.1
De-institutionalisering
Vanaf de jaren zestig kwam, na een periode van institutionalisering, een beweging op gang die zich
richtte op het re-integreren van mensen met een psychische aandoening in de maatschappij. Deze
de-institutionalisering was het gevolg van twee maatschappelijke evoluties: enerzijds de opkomst
van de burgerrechtenbeweging en anderzijds het verzet tegen segregatie en uitsluiting (Van
Audenhove, 2005). De-institutionalisering legt de focus op zorg in de maatschappij, terwijl voorheen
zorgbehoevenden meer buiten de samenleving kwamen te staan. De gezondheidszorg werd bij
gevolg dichter bij huis gebracht (De Rick et al., 2003).
Het begrip de-institutionalisering wordt door Bachrach (1989) gedefinieerd in drie processen. In
eerste instantie onderscheidt hij een daling van het aantal verblijfplaatsen in de psychiatrische
ziekenhuizen. Een tweede proces is de diversificatie van de zorg. En ten slotte ook nog de verdeling
van verantwoordelijkheid van zorg over verschillende voorzieningen en personen. Pieters en
Peuskens (1995) daarentegen beschrijven de de-institutionalisering van de geestelijke
gezondheidszorg als een tweedelig proces. Enerzijds zien zij, net zoals Bachrach een afbouw van het
aantal psychiatrische bedden en anderzijds moet men investeren in de uitbouw van een netwerk
van gemeenschapsvoorzieningen.
De systematische, langdurige en sociale isolatie van mensen met psychische aandoeningen behoort
stilaan tot het verleden. Het proces van de-institutionalisering liep niet altijd even succesvol. Dit
blijkt onder andere uit de situaties in Italië en de Verenigde Staten. Hier zorgde de bruuske sluiting
van asielen veel thuisloosheid tot gevolg had (Van Audenhove, 2010). Vaak is het creëren van
adequate en toegankelijke gemeenschapsbronnen niet eenvoudig. Het veronderstelt immers meer
dan enkel een verschuiving inzake de plaats van de verzorging. De verschuivingen die reeds
plaatsvonden, gingen niet altijd samen met het ontwikkelen van een passende gemeenschap en
gespecialiseerde zorg. Dit had als gevolg dat de meest kwetsbare individuen onvoldoende steun
ontvingen. De zorgverlening moet aansluiten bij de individuele noden, cultuurgebonden zijn en
betrokkenheid uiten naar de cliënt toe. Continuïteit van de zorg is hierbij van belang (Lamb &
Bachrach, 2001).
1.2.1.2
Psychosociale rehabilitatie
De rehabilitatietheorie geeft een inhoudelijk antwoord op de vraag naar vermaatschappelijking.
Centraal in deze theorie staan de sociale integratie en de ondersteuning van mensen met ernstige en
langdurige psychische problemen om hen toe te laten opnieuw te functioneren in de maatschappij
(Wilken & Den Hollander, 2012). Volgens Van Weeghel en Mos (1999) is de missie van de
psychosociale rehabilitatie de erkenning van de cliënt als persoon en het herstel van zijn
burgerschap. Voorheen was er binnen de hulpverlening vooral aandacht voor het verminderen van
4
symptomen, functietekorten en lijden (Korevaar, 2008). Rehabilitatie negeert deze zaken niet, maar
legt de focus op de aanwezige capaciteiten van de cliënten in functie van de door hen gewenste
levenskwaliteit (Wilken & Den Hollander, 2012).
Binnen de literatuur wordt het begrip rehabilitatie op verschillende manieren ingevuld. Volgens
Korevaar (2008) heeft het woord twee betekenissen, namelijk ‘revalidatie’ en ‘eerherstel’.
Revalidatie is volgens hem van groot belang omdat het accent hierbij ligt op het vergroten van de
activiteiten. Revalidatietechnieken kunnen de cliënt helpen om zijn sterke kanten zo veel als
mogelijk te ontwikkelen en te gebruiken. Ook eerherstel is volgens Korevaar cruciaal omdat de
behoeften, wensen en inzichten van mensen met ernstige, langdurige beperkingen en
participatieproblemen lange tijd niet gehoord werden. Volgens Van Wel (1994) kan psychosociale
rehabilitatie omschreven worden als het proces waarbij men directe hulpverlening aan de cliënt
combineert met begeleiding en beïnvloeding van de omgeving, met als doel zo goed als mogelijk
gebruik te maken van de aanwezige capaciteiten, zodat de cliënt op een optimaal niveau kan
functioneren in een zo normaal mogelijk sociaal kader. Uit deze definitie van Van Wel (1994) blijkt
duidelijk dat rehabilitatie zich niet alleen richt op de cliënt, maar ook op de maatschappij.
Dröes et al. (2005) merken, desondanks deze verschillende benaderingen, een aantal
gemeenschappelijke uitgangspunten. Een eerste gezamenlijk uitganspunt is de visie op de cliënt.
Deze wordt niet gezien als een psychiatrische cliënt, maar als een mondige gebruiker van de zorg
die over gelijke rechten beschikt als alle andere burgers. Daarnaast wordt in alle
rehabilitatiemethoden uitgegaan van de vragen, wensen en behoeften van de cliënten. Ten slotte is
rehabilitatie, in de verschillende benaderingen, steeds gericht op het functioneren van cliënten
binnen het alledaagse leven.
1.2.1.3
Maatschappelijke steunsystemen
Van Weeghel en Dröes (1999) definiëren een maatschappelijk steunsysteem als een gecoördineerd
netwerk van personen, diensten en voorzieningen waarvan mensen met ernstige psychische
stoornissen zelf deel uitmaken, en dat hen op verschillende manieren ondersteunt om te
participeren in de samenleving. Het is een geheel van behandelelementen en ondersteunings- en
rehabilitatiemogelijkheden die nodig zijn voor een cliënt om zich te kunnen handhaven in de
maatschappij. Van Audenhove (2010) merkt op dat hierbij niet alleen de geestelijke gezondheidszorg
betrokken is, maar ook meerdere algemene diensten (huisvesting, arbeid, inkomen en opleiding).
5
Op het einde van de jaren zeventig werden in de Verenigde Staten community support systems of
maatschappelijke steunsystemen ontwikkeld. Het ontstaan hiervan wordt gezien als een correctie
op het de-institutionaliseringsbeleid en diende als alternatief voor wat een ‘state mental hospital’
voorheen te bieden had. Waar vroeger bewegingen voornamelijk preventie van chroniciteit
beoogden, richt de community support-beweging zich op de ondersteuning van chronische cliënten
(Dröes, 2010).
In diezelfde periode, eind jaren zeventig, werd tevens case-management in de Verenigde Staten
ontwikkeld als reactie op de de-hospitaliseringsmaatregel van de overheid (van der Velden &
Hassing, 1993). De fragmentatie van het zorgaanbod bleek niet bevorderend te zijn voor het efficiënt
gebruik van de bestaande dienstverlening. Dit leidde tot de zogenaamde ‘case managers’, die de
toegang tot en coördinatie van de hulp- en dienstverlening dienden te faciliteren (Geenens,
Vanderplasschen, Broekaert, De Ruyver, & Alexandre, 2005). Casemanagement wordt door
Vanderplasschen (2004) omschreven als een cliëntgerichte interventie die coördinatie en
continuïteit van de zorg wenst te verbeteren, in het bijzonder voor mensen met meervoudige en
complexe zorgbehoeften.
Niettegenstaande dat het originele model van community support systems nauwelijks veranderd is,
zijn er in de loop der jaren in de Amerikaanse literatuur enkele duidelijke trends beschreven die het
oorspronkelijke model aanvullen (van Weeghel & Dröes, 1999). In eerste instantie werd vastgesteld
dat de doelstelling om de gehele doelgroep te bedienen niet werd waargemaakt. Bijgevolg werd
meer aandacht gevraagd voor de moeilijk bereikbare cliënten. In tweede instantie werd het belang
van een breed maatschappelijk draagvlak steeds meer benadrukt. Hierbij is er aandacht is voor
familie, vrienden en vrijwilligers in het leven van cliënten. Hierbij wordt echter wel gewaarschuwd
om dit draagvlak niet te overschatten. Een volgende trend is de continuïteit en kwaliteit van de zorg
waarborgen voor de cliënten. Ten slotte benadrukt men het principe dat cliënten centraal dienen te
staan. Hulpverleners moeten steeds aansluiten bij de wensen en competenties van hun cliënten (van
Weeghel & Dröes, 1999).
1.2.2 Onderliggende visie van herstel
Begin de jaren negentig werd het begrip herstel geïntroduceerd in de geestelijke gezondheidszorg,
de periode waarin rehabilitatie voor een belangrijke vernieuwing zorgde (Deegan, 1993). Deegan
omschrijft herstel als een proces van de cliënt zelf, terwijl rehabilitatie datgene is wat de
hulpverlener doet om cliënten te helpen in hun herstelproces. Van Weeghel (2013) stelt dat “aan
rehabilitatie en herstel grotendeels dezelfde ideeën ten grondslag liggen: mensen met ernstig
psychische aandoeningen hebben vaak onvermoede krachten en talenten die zij tot gelding moeten
kunnen brengen” (p. 3). Naast deze overeenkomst wijst van Weeghel (2013) op de verschillende
6
herkomst van deze twee begrippen. Rehabilitatie vindt zijn oorsprong in de geneeskunde waarbij de
beperkingen als gevolg van de ziekte centraal staan. Hierdoor ontvangt rehabilitatie de kritiek dat
er teveel aandacht is voor symptoomreductie en crisismanagement, maar er onvoldoende
geïnvesteerd wordt in het maatschappelijk herstel van cliënten (van Weeghel, 2013). Het
herstelconcept wordt breder opgevat en streeft naar een hoopvolle, positieve en autonome
levensinstelling (van Weeghel, 2013). Ondersteuning van deze herstelprocessen wordt op
verschillende manieren gestimuleerd (rehabilitatie is er daarvan één), maar de regie blijft bij de
cliënt (Boevink, Prinsen, et al., 2009).
Daarnaast bemerkt Slade (2009) dat een nieuwe kijk op personen met een psychische aandoening de
centrale verschuiving is binnen een herstelgeoriënteerd systeem. Individuen dienen niet langer
gezien te worden als patiënten, maar als personen wiens inspanningen om een bevredigend leven te
leiden in wezen vergelijkbaar zijn met die van mensen zonder een psychische aandoening. “Veel
mensen met ernstige psychische aandoeningen hebben een klein sociaal netwerk, beschikken over
weinig materiële hulpbronnen en vervullen een beperkt aantal maatschappelijke rollen” (van
Weeghel, 2013, p. 683). Tegelijkertijd worden ze verwacht onafhankelijke en autonome burgers te
zijn. Niettegenstaande zij veelal gelijke levenswensen hebben zoals anderen, is het voor hen moeilijk
om deze te realiseren. Dit is niet enkel het gevolg van individuele beperkingen, maar is tevens het
gevolg van ongunstige levensomstandigheden en maatschappelijke barrières (Michon & Van
Weeghel, 2010). Volgens van Regelmortel (2008) dient er in de samenleving heel wat te veranderen
opdat kwetsbare burgers als volwaardige burgers zouden kunnen participeren. Naast
extramuralisering dient er ook een proces plaats te vinden van acceptatie en integratie tegenover
mensen die ‘anders’ zijn. Dit proces is volgens Van Regelmortel nog lang niet voltooid.
1.3 De situatie in België
1.3.1 Geschiedenis van de moderne geestelijke gezondheidszorg in
Beligë
Doorheen de geschiedenis zijn er verschillende vormen van ‘zorg’ voor mensen met psychische
stoornissen terug te vinden. De grenzen tussen het persoonlijke en het publieke domein, tussen
instituten en gemeenschap, zijn vaak veranderd (Bartlett & Wright, 1999).
In het beleidsplan Geestelijke Gezondheidszorg Vlaanderen (Vlaamse Regering, 2010) heeft men het
over vier belangrijke mijlpalen binnen de geschiedenis van de moderne geestelijke
gezondheidszorg. Hierin is een vermaatschappelijking van de geestelijke gezondheidszorg
merkbaar.
7
Eerste mijlpaal
De opkomst van de gestichten (1880 tot 1950), die onder toezicht stonden van het Ministerie van
Justitie, vormde het begin van de moderne geestelijke gezondheidszorg. Voordien werden de
geesteszieken gebannen uit de samenleving en werd geen enkele vorm van opvang geboden. De
asielen of gestichten bevonden zich buiten de stad en waren gericht op personen met een
psychiatrische handicap en mensen met diverse psychische stoornissen.
Tweede mijlpaal
Een volgende grote mijlpaal kwam tot stand in 1948. Alle toezicht op psychiatrische instellingen
werd toen overgedragen aan het Ministerie van Volksgezondheid. Dit Ministerie keurde in 1963, ten
aanzien van de psychiatrische instellingen, twee belangrijke wetten goed.
In eerste instantie werd de ziekte- en invaliditeitsverzekering hervormd. De medische controle
kreeg meer aandacht en er was voortaan een financiële tussenkomst bij de opname in een
psychiatrisch ziekenhuis. Een tweede belangrijke wet zorgde, via erkenningsnormen voor
ziekenhuizen, voor de financiering van psychiatrische instellingen.
Ook belangrijk in deze periode was dat men zich bewust werd van de wellicht negatieve invloed van
instellingen op het functioneren van cliënten. Dankzij de opkomst van anti psychotische medicatie
was het niet langer nodig om mensen overbodig lang op te sluiten. De cliënten konden voortaan
behandeld worden binnen hun vertrouwde omgeving. Dit was een eerste stap naar sociale
rehabilitatie en vormde het einde van de alleenheerschappij van de institutionele psychiatrie.
Derde mijlpaal
In 1975 ontstonden, naast de eerste psychiatrische afdelingen in algemene ziekenhuizen, de eerste
Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg. Mensen met een psychische aandoening konden in deze
centra terecht voor ambulante hulp. Zo konden opnames in psychiatrische ziekenhuizen vermeden
worden. Men begreep dat een verdere uitbreiding van de residentiële hulp de behoeften en noden
van de cliënten niet ten volle kon beantwoorden. Daarom werd steeds meer focus gelegd op het
zelfstandig leven van de cliënt binnen de samenleving. Dit leidde begin de jaren ’80 tot de
introductie van een moratorium. Hierin werd beslist om het aantal residentiële bedden en plaatsen
niet verder te laten stijgen. Voor elk nieuw bed dat werd geopend diende een bestaand bed gesloten
te worden.
In 1990 werden door het Ministerie van Volksgezondheid en Milieu de reconversiebesluiten
uitgevaardigd (Van Nuffel, 2003). Dit zorgde voor een onderscheid tussen ‘cure’ en ‘care’.
Ziekenhuizen kregen voortaan de cure-opdracht en stonden in voor acute, kortdurende en
gespecialiseerde behandelingen. Voor cliënten die nood hebben aan langdurige zorg werden het
8
psychiatrisch verzorgingstehuis en de initiatieven voor beschut wonen opgericht. De bedden die
afgebouwd werden in residentiële instellingen werden omgezet in plaatsen binnen deze nieuwe
woonvoorzieningen.
Vierde mijlpaal
De vermaatschappelijking van de zorg vraagt ook van de zorgaanbieders dat hun aanbod wordt
aangepast. Van hen wordt verwacht dat ze meer zorg op maat en continuïteit van zorg kunnen
aanbieden. Men richt zich voortaan op de noden van de cliënten en vertrekt vanuit hun concrete
leef-, leer- en werkomgeving.
Om beter aan te sluiten bij die behoeften en individuele zorgvragen ondertekenden de betrokken
ministers in 2002 een gemeenschappelijke verklaring betreffende het toekomstig beleid van de
geestelijke gezondheidszorg. Concreet betekent dit dat zowel de chronische als de acute geestelijke
gezondheidszorg gereorganiseerd worden in zorgcircuits en zorgnetwerken. Hierin is vooral
aandacht voor continuïteit van de behandeling, zorg op maat en samenwerking tussen diverse
organisaties. De wettelijke basis voor deze reorganisatie werd gelegd in de artikels 11 en 107 van het
Koninklijk besluit voor de coördinatie van de wet betreffende de ziekenhuizen en andere
verzorgingsinstellingen.
Naast een vraaggestuurd aanbod veronderstelt de zorg voor de cliënt in de maatschappij ook een
maatschappelijk ondersteuningssysteem. Om dergelijk ondersteuningssysteem te ontwikkelen
wordt verwacht dat alle betrokken instellingen, diensten en hulpverleners ruimte maken voor
overleg, dit zowel op het niveau van de cliënt als op het niveau van de voorziening. Een
samenwerking over alle actoren en voorzieningen heen is echter niet altijd even eenvoudig te
realiseren, maar staat wel garant voor goede zorg. Hierop gebaseerd gaf de federale overheid de
aanzet voor een beleidsmatige onderbouw van de reorganisatie in de geestelijke gezondheidszorg
met doelgroepgerichte en voorziening overschrijdende zorgprogramma’s, zorgcircuits en
netwerken. In deze therapeutische projecten werden verschillende zorgverleners bijeengebracht
voor overleg, waarbij continue zorg op maat voor cliënten met een complexe en langdurige
psychische problematiek centraal stond.
9
1.3.2 Nood aan een nieuw model
Een terugblik op de ontwikkelingen binnen de Belgische geestelijke gezondheidszorg wijst op een
aantal evoluties naar meer zorg in de maatschappij. Desondanks de vele inspanningen bleef de zorg
hoofdzakelijk ziekenhuisgericht. Enerzijds kreeg een beperkte groep mensen veel zorg wat leidde
tot een belemmering van vermaatschappelijking en herstel. Anderzijds constateerde men
verwaarlozing van ernstig zieke mensen in de maatschappij (van Veldhuizen, Bähler, Polhuis, & van
Os , 2008). Structurele hervormingen binnen de geestelijke gezondheidszorg waren vereist gezien
vraag en aanbod niet afgestemd waren op elkaar (Organisatie van financiering van de geestelijke
gezondheidszorg in België, 2011).
Binnen de Wereldgezondheidsorganisatie werd in 2005, te Helsinki, afgesproken om werk te maken
van de vermaatschappelijking van de geestelijke gezondheidszorg binnen Europa (Marysse, 2010).
Het doel is om behandelingen en zorg die plaatsvinden in de ziekenhuizen zo kort mogelijk te
houden en in de mate van het mogelijke over te dragen naar zorg binnen de maatschappij. Op basis
van enerzijds deze afspraken binnen de Wereldgezondheidsorganisatie en anderzijds de ervaring die
reeds bestaat in talrijke Europese landen heeft men op Belgisch nationaal niveau beslist om de
geestelijke gezondheidszorg ingrijpend aan te pakken.
In het buitenland leeft al langer de trend om geestelijke gezondheidszorg naar de zorgvragers te
brengen en hen niet uit hun thuisomgeving weg te nemen. In deze landen wordt vastgesteld dat een
geestelijke gezondheidszorg die gebaseerd is op de behoeften en zorgvragen alsook op een continue
wijze wordt aangeboden, tot goede resultaten leidt. (Gids naar een betere geestelijke
gezondheidszorg, 2010). België is op dit vlak geen voorloper, wat het voordeel geeft dat we van het
buitenland kunnen leren. Hierdoor kan men hervormingen doorvoeren op basis van
wetenschappelijke inzichten en evidence-based prakrijken hanteren (Van Audenhove et al., 2010).
De lokale geestelijke gezondheid-organisatie van Birmingham werd als voorbeeld genomen voor de
hervormingen in België (Van Dongen, 2008). De organisatie van de geestelijke gezondheidszorg in
Birmingham legt de focus op begeleiding in de gemeenschap. De schepper (2008) geeft aan dat,
ondanks de positieve effecten van de diversiteit aan diensten en aan teams, het verkeerd zou zijn
om het model van Birmingham zomaar over te nemen. Daarbij zou voorbij gegaan worden aan de
eigen historische evoluties en troeven zoals projecten voor beschut wonen en psychiatrische
verzorgingstehuizen. Van Dongen (2008) bemerkt, in het verslag over de studiereis naar
Birmingham, dat Vlaanderen wel nog stappen kan en moet ondernemen in de richting van een meer
gemeenschapsgeoriënteerde zorg alsook een heldere visie moet hebben vooraleer deze
hervormingen geconcretiseerd worden.
10
De overheid opteerde voor een nieuwe visie op de zorg en de begeleiding voor personen met een
psychische aandoening (Van Hecke et al., 2011). Deze nieuwe visie werd in België samengevat in
artikel 107 van de ziekenhuiswet en luidt als volgt: “De Koning kan in specifieke financieringswijzen
voorzien om, op experimentele basis en beperkt in de tijd, een prospectieve en
programmageoriënteerde financiering van zorgcircuits en netwerken mogelijk te maken”
(Informatienota, 2009, p. 3).
Van Audenhove (2005) stelt dat, via de implementatie van artikel 107, er een nieuwe kans ontstaat
om de geestelijke gezondheidszorg in België verder te laten evolueren en tot een betere balans te
komen tussen enerzijds gespecialiseerde residentiële zorg en anderzijds zorg in de samenleving
(Van Audenhove, 2005). Psychiatrische ziekenhuizen kunnen dankzij artikel 107 met een deel van
de financiering die ze ontvangen voor ziekenhuisbedden, nieuwe zorgvormen creëren. Middelen
kunnen ingezet worden om het bestaande aanbod aan geestelijke gezondheidszorg verder uit te
bouwen en aan te passen aan de individuele behoeften en zorgvragen. Het artikel is een middel om
de alternatieve zorgvormen, vertrekkend vanuit de principes van netwerken en zorgcircuits, te
stimuleren. De overheid wenst hiermee een laagdrempelige hulpverlening te creëren die ervoor
zorgt dat de mensen zolang mogelijk in hun thuisomgeving kunnen blijven en hun sociale contacten
kunnen behouden en onderhouden. Dit alles heeft als doel dat de geestelijke gezondheidzorg
toegankelijker wordt (Gids naar een betere geestelijke gezondheidszorg, 2010).
1.3.3 De vijf functies van het nieuwe geestelijke gezondheidszorgmodel
in België
Bij de uitwerking van artikel 107 werden alle actoren uit het werkveld betrokken (Gids naar een
betere geestelijke gezondheidszorg, 2010). Het is de bedoeling dat zij samen strategieën uitwerken
die een oplossing bieden voor alle geestelijke gezondheidsnoden die bij de bevolking uit een
bepaalde regio leven. Aan de hand van de uitbouw van een laagdrempelig eerstelijnshulp tracht men
de geestelijke gezondheidszorg toegankelijker te maken.
De overheid legt ook een aantal minimale functies op die ingevuld dienen te worden, zie figuur 1
(Gids naar een betere geestelijke gezondheidszorg, 2010). Bij het invoeren van deze functies is het
van belang dat er niet alleen aandacht is voor organisatorische veranderingen, maar dat ook de
herstelvisie concreet geïmplementeerd wordt (Van Audenhove, 2010).
11
Figuur 1: De vijf functies in het nieuwe geestelijke gezondheidszorgmodel (Gids naar een
betere geestelijke gezondheidszorg, 2010, p. 12)
De eerste functie heeft betrekking op preventie, vroegdetectie en vroeginterventie. Dit betreft
enerzijds activiteiten die het accent leggen op gezondheidspromotie en preventie van geestelijke
gezondheidsproblemen, anderzijds zorgt deze functie voor correcte doorverwijzingen. Deze functie
kan gezien worden als een centraal punt waar iedereen zich kan aanmelden met geestelijke
gezondheidsvragen. De hulpvraag wordt duidelijk en de cliënt weet waar hij best geholpen kan
worden. Bij de uitwerking van deze functie wordt de eerstelijnszorg mee betrokken.
De tweede functie heeft betrekking op de behandelteams in de thuisomgeving. Deze teams richten
zich enerzijds op acute problematiek en anderzijds op personen met chronische psychische
aandoeningen. De mobiele teams introduceren een nieuwe vorm van geestelijke gezondheidszorg
die sneller toegankelijk is en aangepaste zorg biedt binnen de samenleving. Op die manier wordt een
alternatief gebonden voor ziekenhuisopname. De intensiteit en de duur van de interventie wordt
aangepast op maat zodat ze een alternatief kunnen vormen voor een ziekenhuisopname.
De derde functie behoort tot het domein van de psychosociale rehabilitatie. Hier richt men zich
zowel tot langdurig zorgafhankelijke mensen als op mensen die voor het eerst in contact komen met
de geestelijke gezondheidszorg. Men wil de persoon met een psychische aandoening ondersteunen
opdat ze optimaal kunnen functioneren in de maatschappij naar eigen wens. Rehabilitatie richt zich
op empowerment, ontplooiing en herstel waarbij de eigen mogelijkheden alsook die van de
omgeving maximaal ingezet dienen te worden. Deze functie worden onder meer ingevuld door
ontmoetingshuizen en projecten die werken rond arbeidsrehabilitatie en activering.
12
De vierde functie betreft het intensifiëren van de residentiële gespecialiseerde zorg. Deze functie
richt zich op personen waar die zodanig ernstige problemen ondervinden waardoor hulpverlening
in de eigen leef- of woonomgeving tijdelijk niet meer aangewezen is. Deze units bieden specifieke
residentiële, intensieve observatie en behandeling aan. Belangrijk hierbij is dat de communicatie
met het sociaal netwerk van de patiënt behouden wordt. Dit bevordert nadien de mogelijkheid tot
terugkeer en integratie binnen de maatschappij.
De vijfde functie heeft betrekking op de ontwikkeling van specifieke woonplaatsen voor personen
met een gestabiliseerde chronische psychiatrische aandoening. Dit betreft de ontwikkeling van
specifieke woonplaatsen voor personen met een gestabiliseerde chronische psychiatrische
problematiek waarin zorg kan worden aangeboden indien het thuismilieu hier niet toe in staat is.
Deze personen hebben doorgaans ook beperkte mogelijkheden tot integratie in de maatschappij. Via
geïndividualiseerde programma’s wil men de integratie van deze personen in de maatschappij
vereenvoudigen. Bij deze functie wordt voornamelijk verwezen naar initiatieven zoals beschut
wonen en het psychiatrisch verzorgingstehuis.
1.3.4 Drie pijlers binnen de zorgvernieuwing in België
De zorgvernieuwing in België, uitgewerkt in artikel 107, rust op drie belangrijke pijlers (Pieters G. ,
Eén jaar ervaring met het 107-project Leuven-Tervuren, 2012).
Allereerst is er de ontwikkeling van de mobiele teams. Deze richten zich, via de ondersteuning en
begeleiding van cliënten in de gemeenschap, op maatschappelijke inclusie en herstel van de
cliënten. De mobiele teams worden gefinancierd door het buiten gebruik stellen van psychiatrische
bedden. Ze situeren zich tussen de ambulante zorg en de residentiële zorg en creëren op die manier
een gedifferentieerder zorgaanbod. De mobiele teams zijn onder te verdelen in enerzijds de mobiele
crisisteams en anderzijds de mobiele B-teams die respectievelijk de functies 2a en 2b van artikel 107
vervullen (Marysse, 2010)
Een volgende pijler van de zorgvernieuwing in België is het opzetten van netwerken om de
samenwerking tussen de verschillende spelers binnen de geestelijke gezondheidszorg te
optimaliseren. Een netwerk bestaat uit samenwerkingsvormen tussen structuren en middelen. Aan
de partners in de zorg legt het netwerk een werkwijze, gemeenschappelijke doelstellingen en een
einddoelstelling vast. Het netwerk zorgt voor een efficiënte opvolging van cliënten, verzekert de
continuïteit van de zorg en staat in voor een beter aanbod en kwaliteit van de zorg (Gids naar een
betere geestelijke gezondheidszorg, 2010).
13
De derde en laatste pijler bestaat uit de introductie van de herstelvisie. Deze visie verwijst naar het
hervinden van de eigen regie over het leven (Slade, 2009). Herstel betekent, voor personen met
psychische problemen, het leren omgaan met de ziekte en ook met de gevolgen hiervan. Deelname
en participatie in de maatschappij vormen essentiële elementen bij het herstel. Hierbij wordt zoveel
mogelijk beroep gedaan op de aanwezigheid van steunfiguren uit de omgeving (Pieters G. , Eén jaar
ervaring met het 107-project Leuven-Tervuren, 2012).
1.3.5 Conclusie
De reorganisatie van de geestelijke gezondheidszorg werd in België gerealiseerd door de
implementatie van artikel 107. Binnen dit artikel wordt geopteerd voor een nieuwe visie op de zorg
en begeleiding personen met een psychische aandoening, namelijk een herstelgerichte visie. Het is
een concept dat reeds lange tijd bestaat, maar de laatste jaren steeds meer opduikt binnen de
geestelijke gezondheidszorg. De eerste twee pijlers van het artikel werden reeds in de praktijk
geïmplementeerd. Over de derde pijler, de herstelvisie, bestaat nog heel wat verwarring. In dit
onderzoek wordt hierop verder ingegaan.
14
1.4 Herstelbenadering
Binnen de geestelijke gezondheidszorg in Europa komt het laatste decennium een nieuwe invulling
van term op de voorgrond, namelijk ‘herstel’ (Lissens & De Bruyne, 2007). De huidige belangstelling
voor herstel ontstaat uit de recente aandacht voor de herstelbeleving van mensen met ernstige
psychische aandoeningen (Humphries et al., 2008). Herstel impliceert een actieve acceptatie van
problemen en beperkingen en een geleidelijke identiteitsovergang van patiënt naar burger (GGZ
Nederland, 2009). Het gaat hier over de manier waarop cliënten met hun psychische kwetsbaarheid
omgaan, hoe ze dit een plek geven in hun leven en opnieuw een bevredigend leven opbouwen. Deze
visie waardeert grotere onafhankelijkheid van mensen met een psychische aandoening. Er ontstaat
een verschuiving van paternalistische geestelijke gezondheidspraktijken naar praktijken die
autonomie ondersteunen (Davidson et al., 2010 in Le Boutillier et al., 2011).
Definities over herstel lopen sterk uiteen. Sommige auteurs beschrijven herstel als een eindstaat,
terwijl andere de nadruk leggen op het proces. De meest gehanteerde definitie van persoonlijk
herstel is deze van Anthony (1993):
A deeply personal, unique process of changing one’s attitudes, values, feelings, goals, skills,
and/or roles. It is a way of living a satisfying, hopeful, and contributing life even within the
limitations caused by illness. Recovery involves the development of new meaning and
purpose in one’s life as one grows beyond the catastrophic effects of mental illness. ( p. 527)
Uit deze definitie blijkt dat persoonlijk herstel een sterk individueel proces is. Er is geen vast
herstelmodel dat bij iedereen even succesvol is. De geestelijke gezondheidszorg richt zich op het
bevorderen van persoonlijk herstel, maar kan hiervoor geen beroep doen op een eenduidig evidencebased model (Slade, Amering, & Oades, 2008).
1.4.1 Eén woord, twee betekenissen
Het herstelconcept leidt vaak tot onduidelijkheden omdat het verschillende betekenissen heeft.
Twee stromingen kunnen worden onderscheiden, namelijk het klinische herstel en het persoonlijk
herstel (Slade, Amering, & Oades, 2008).
Klinisch herstel ontstond uit de expertise van de geestelijke gezondheidszorg en richt zich op het
wegwerken van de symptomen en het herstellen van het sociaal functioneren of ‘terug normaal
worden’ (Slade, Amering, & Oades, 2008). Deze benadering omschrijft herstel als het observeerbaar
verminderen van symptomen en het herstellen van het cognitief en sociaal functioneren van
cliënten (Lissens & De Bruyne, 2007). Vanuit de cliëntenbeweging maakt dit concept van herstel zich
los van de medische definitie die wijst op remissie van de symptomen. In plaats daarvan benadrukt
15
de herstelvisie de wederopbouw van een waardevol leven en het hervinden van gewaardeerde
sociale rollen en een positieve zelfidentiteit (Tew, Ramon, Slade, Bird, Melton, & Le Boutillier, 2011).
Deze visie op herstel vindt zijn oorsprong in de levensverhalen van mensen met psychische
aandoeningen (Slade, 2009). Uit deze verhalen bleek dat herstel niet altijd samenvalt met de
afwezigheid van symptomen of ziekte. Deegan (1997) schrijft over haar herstel: “One of the biggest
things I’ve had to accept is that recovery is not the same thing as being cured” (p. 20).
Op individueel niveau verschuift herstel de aandacht van de psychische aandoening naar het
hernemen van de regie over hun eigen leven (Boevink, Prinsen, et al., 2009). Hierbij treedt een
verschuiving op van een identiteit als patiënt naar burgerschap waarbij actieve acceptatie van
problemen en beperkingen een voorwaarde is. Ook op collectief niveau is het begrip herstel
onlosmakelijk verbonden met enerzijds het streven naar zelfbeschikking, empowerment en
emancipatie van mensen met een psychische aandoening en anderzijds het tegengaan van stigma en
discriminatie (Fisher & Chamberlin, 2004).
Ook Boevink et al. (2002) onderscheiden herstel van genezen. Herstel verwijst naar het vervullen
van betekenisvolle sociale rollen, ondanks de beperkingen die voortvloeien uit de ziekte. Het is een
individueel proces van helen waarin de persoon zelf de inhoud van dit herstel bepaalt.
Recovery is a process, a way of life, an attitude, and a way of approaching the day’s
challenges. It is not a perfectly linear process. At times our course is erratic and we falter,
slide back, regroup and start again. The need is to meet the challenge of the disability and to
re-establish a new and valued sense of integrity and purpose within and beyond the limits of
the disability; the aspiration is to live, work, and love in a community in which one makes a
significant contribution. (Deegan, 1988, p. 15)
Herstel is in tegenstelling tot rehabilitatie geen vorm van hulpverlening, maar een individueel
proces van de cliënt (Dröes, van Wel, & Korevaar, 2011). Waar bij rehabilitatie hoofdzakelijk de focus
ligt op de levensgebieden wonen, werken, opleiding en sociale contacten, richt herstel zich op de
veranderende identiteit (Boevink, Prinsen, et al., 2009).
1.4.2 Fasen in herstel
Niettegenstaande elk herstelproces een persoonlijk en individueel proces is, blijkt uit onderzoek dat
er een fasering in op te merken is (Ralph, Kidder, & Philips, 2000). Gagne (2004) onderscheidt vier
fasen. In de eerste fase verkeert de persoon in een toestand van verwarring en ontreddering als
gevolg van de overweldigende symptomen. Deze periode van crisis wordt gekenmerkt door
ontkenning, lage zelfwaardering, hopeloosheid, identiteitsverwarring en zelfbeschermende
terugtrekking. Achter een gevoel van ‘overspoeld zijn’ (Spaniol, Wewiorski, Gagne, & Anthony, 2002)
16
of ‘vastzitten’ in de ziekte (Young & Ending, 1999), komt een fase waarin men zich afvraagt hoe met
deze aandoening te leven. De cliënt ontwikkelt manieren om actief met de symptomen te kunnen
omgaan en herontdekt zijn eigen identiteit. Hier worstelt hij vooral met het gebrek aan
zelfvertrouwen en de angst voor herval. Deze angst zwakt af in de derde fase omdat het vertrouwen
groeit en er geleerd wordt om te gaan met de aandoening. Er wordt een nieuwe ‘zelf’ ontwikkeld
door inzicht te krijgen in de eigen beperkingen en mogelijkheden. De relaties met belangrijke
anderen worden hersteld, evenals de oude en nieuwe rollen. De beperkingen die het gevolg zijn van
de aandoening worden nog steeds gevoeld, maar er is een niche ontwikkeld om hiermee om te gaan.
Tijdens de laatste fase verschuift de aandoening meer naar de achtergrond. Er is een steeds meer
verbondenheid met anderen en er worden meer gewaardeerde rollen ingenomen. Naast steun van
de omgeving zijn ook voldoende wilskracht en zelfvertrouwen voorwaarden om deze belangrijke
stap te kunnen zetten (Wilken J. , 2006). Young en Ensing (1999) stellen dat er, om te veranderen,
een verlangen en een motivatie dient ontwikkeld te worden.
Volgens Wilken en den Hollander (2012) komen bovenstaande fases grotendeels overeen met de
fasen ‘stabilisatie’, ‘verwerking/heroriëntatie’ en ‘re-integratie’, zoals die onderscheiden worden in
de psychosociale rehabilitatie.
Romme en Escher (2000) hebben vanuit onderzoek naar ervaringen van stemmenhoorders een
theoretisch raamwerk ontwikkeld en maakten hierbij een onderscheid tussen drie fasen:
verwarring, organisatie en stabilisatie.
1.4.3 Onderzoek naar herstelbelemmerende en –bevorderende factoren
Er wordt steeds meer onderzoek gedaan naar herstelbelemmerende en -bevorderende factoren
(Boevink, 2011). Het onderzoek van Onken et al. (2002), waarin 115 mensen met een ernstig
psychische aandoening aan tien focusgroepbijeenkomsten in negen staten van de Verenigde Staten
deelnamen, bevestigt de resultaten van eerdere studies van onder andere Gagne et al. (2004) en
Spaniol et al. (2002). Uit deze onderzoeken blijkt dat er diverse belemmeringen voor herstel bestaan.
Boevinck et al. (2011) halen volgende belemmeringen aan: het ontbreken van de meest basale
levensvoorzieningen, inadequate behandeling van symptomen, geen toegang tot langdurige hulp en
goede therapie, traumatische ervaringen en onwaardige behandelingen door anderen. Andere
belemmeringen die werden geconstateerd zijn lage verwachtingen, gebrek aan vertrouwen,
gevoelens van hopeloosheid bij belangrijke anderen, het ontbreken van kansen op het innemen van
gewaardeerde sociale rollen, gebrek aan informatie over bruikbare copingstrategieën, stigma,
schaamte, financiële armoede en gebrek aan kansen.
17
Verschillende auteurs (Boevink et al., 2011; Drake & Wallach, 2000; Slade et al., 2008; Spaniol et al.,
2002; Bryssinck, 2003) wijzen op het negatieve effecten van middelenmisbruik bij mensen met een
psychische aandoening. Naast de twee aanwezige stoornissen, een psychische en een
middelengebonden stoornis, situeren zich eveneens problemen op diverse levensdomeinen.
Voorbeelden hiervan zijn onder meer een lage sociaal –economische status, medische klachten,
slechte huisvesting, etc. (Drake & Wallach, 2000). Omwille van een dubbele stoornis wordt verwezen
naar de term ‘dubbeldiagnose patiënten’. Lehman et al. (1989) stellen dat dubbeldiagnose een
interactief fenomeen is opdat het de persoon met een psychische aandoening in een verhoogde
risicosituatie plaatste voor middelenmisbruik alsook middelenmisbruik een verhoogd risico vormt
voor het ontwikkelen van psychische aandoeningen. Uit onderzoek van Drake et al. (2000) omtrent
de motieven van middelengebruik bij deze doelgroep bleek dat gebruik beschouwd kan worden als
vorm van sociaal gedrag en dienst kan doen om eenzaamheid, sociale angst, slapeloosheid en
verveling te bestrijden. Tevens bemerkt Bryssinck (2003) dat psychotici die middelen gebruiken
vaak betere sociale contacten hebben omdat ze zich, via gebruik, identificeren met een bepaalde
groep.
Boevink et al. (2011) sommen volgende factoren op die het herstel bevorderen: acute stabilisatie bij
crisis en goede behandeling en therapie, de vervulling van de meest basale behoeften, de
aanwezigheid en ondersteuning van een betrokken en competente persoon die bovendien begrijpt
wat de persoon in kwestie doormaakt, hoop, acceptatie, copingvaardigheden, vaardigheden om met
een
dreigende
terugval
om
te
gaan,
zelfzorgvaardigheden,
sociale
vaardigheden,
belangenbehartiging, de moed om risico’s te nemen, begeleiding bij werk en opleiding, bevredigend
werk en bevredigende relaties, diversiteit in gewaardeerde rollen, financiële zekerheid, intimiteit en
spiritualiteit.
De bevorderende of belemmerende factoren van herstel verschillen naargelang de fase waarin
iemand zich bevindt. De verscheidenheid van deze factoren bevestigt het individuele en sterk
persoonlijke karakter hiervan tijdens het herstelproces (Boevink, 2011).
1.4.4 Herstelgeoriënteerde zorg
Mensen met een psychische handicap werden vroeger niet in staat geacht om tot herstel te komen
(Bond et al., 2001). Een gevolg van deze gedachtegang was dat de hulpverlening zich hoofdzakelijk
richtte op het voorkomen van terugval en achteruitgang (Anthony, Cohen, Farkas, & Gagne, 2002).
Borg en Kristiansen (2004) halen bovendien aan dat de cliënt geenszins de kans kreeg om zijn
mening te geven over de behandeling. Deegan (2001) wijst op de verschillende belemmerende
factoren in deze visie: het gebrek aan hoop bij de hulpverleners, een beperkt vertrouwen in de cliënt
en de focus op diagnostische labels en ziekte.
18
Recent onderzoek en de toenemende belangstelling voor de eigen levensverhalen van mensen met
een psychische aandoening tonen aan dat veel mensen herstellen en opnieuw een waardevol leven
binnen de maatschappij kunnen opbouwen (Spaniol et al., 2003). Volgens Harding en Zahniser
(1994) herstellen de helft tot twee derde van de mensen met ernstige psychische aandoeningen
significant.
Niettegenstaande dat herstel een individueel proces is, spelen derden een belangrijke rol. In eerste
instantie wordt de cliënt ondersteund door lotgenoten, familie, vrienden en collega’s, maar ook
hulpverleners zijn van belang. Boevink et al. (2009) wijzen op de relevantie van de ondersteuning
door hulpverleners bij de herstelprocessen van de cliënten. Een herstelgeoriënteerde zorg betekent
voor de professionals dat er een heroriëntatie dient plaats te vinden. Er moet een verschuiving zijn
van het sturen, naar het ondersteunen van personen die op hun eigen manier omgaan met hun
problemen (Borg & Kristiansen, 2004). Davidson et al. (2009) definiëren herstelgeoriënteerde
hulpverlening als de mate waarin het personeel en het aanbod van de instelling persoonlijk herstel
faciliteren. Boevink et al. (2009) wijzen in dit verband op het belang van de bescheiden rol van de
hulpverlener, het werken met de krachten van de cliënten en het stimuleren om de regie over het
eigen leven terug op te nemen. Volgens Droës en Plooy (2010) dient de hulpverlener, in functie van
de herstel ondersteunde zorg:
 present (aandachtig aanwezig) te zijn en gebruik te maken van zijn professionele referentiekader
op een terughoudende en bescheiden wijze;
 persoonlijk op gevoelens en emoties te reageren;
 ruimte te maken voor en aan te sluiten bij het eigen verhaal van de cliënt;
 de eigen kracht van de cliënt te herkennen en te stimuleren (empowerment);
 de ervaringsdeskundigheid van de cliënt te erkennen, benutten en stimuleren;
 de ondersteuning door belangrijke anderen te erkennen, benutten en stimuleren;
 gericht te zijn op het verlichten van lijden en het vergroten van eigen regie/autonomie.
Meerdere studies (Anthony, 2003 & Deegan, 2003) benadrukken het belang van het betrekken van
herstelervaringen in evidence based practice research. Ook Boertien en van Rooijen (2011) stellen dat
ervaringskennis en ervaringsdeskundigheid noodzakelijk zijn binnen de herstelondersteunende
zorg. Ervaringsdeskundigen weten hoe het is om te leven met psychische problemen, welke
oplossingen en strategieën al dan niet werken en welke begeleiding belangrijk is. Dergelijke
deskundigen fungeren als rolmodel voor cliënten daar zij reeds een herstelproces hebben
doorgemaakt.
19
Anthony (1993) geeft aan dat empowerment een belangrijke rol speelt in het herstelproces. Het
concept empowerment verwijst naar de interventies om personen met een psychische aandoening
opnieuw macht en controle te geven en te stimuleren om hun eigen kracht en inzicht te gebruiken
(Leys, Van Audenhove, & Lorant, 2011). Corrigan et al. (1999) voerden onderzoek naar het effect van
empowerment bij gebruikers van de gezondheidszorg. De conclusies uit dit onderzoek zijn dat
empowerment enerzijds het gevoel van onmacht verkleint en anderzijds het vertrouwen om iets te
kunnen verwezenlijken vergroot.
1.4.5 Vijf kernelementen van herstel
Om dieper in te gaan op de herstelbenadering, worden enkele kerncomponenten verder toegelicht.
De betekenis van de componenten (en hun functie) in het herstelproces wordt in onderstaand deel
beschreven. Uit het artikel ‘Conceptual framework for personal recovery in mental health:
systematic review and narrative synthesis’ van Leamy et al. (2011) komen volgende vijf
kernelementen voor persoonlijk herstel naar boven, zie figuur 2: empowerment, hoop en optimisme
over de toekomst, verbondenheid, identiteitsontwikkeling en zingeving. Ook Onken et al. (2002)
bevestigen dat al deze elementen een belangrijke waarde hebben in het herstelproces dat door het
individu moet worden doorlopen.
Figuur 2: Herstelprocessen, The CHIME framework (Bradstreet, 2013, p. 3)
20
1.4.5.1
Verbondenheid
Het concept verbondenheid wordt door Tew et al. (2011) onderverdeeld in enerzijds het hebben van
interpersoonlijke relaties en anderzijds in sociale inclusie.
Verbondenheid refereert in de eerste plaats naar de bouw en het onderhoud van succesvolle
wederkerige interpersoonlijke relaties. Deze relaties zorgen voor gezelschap, voor steun en toegang
tot hulpbronnen, alsook voor het besef deel uit te maken van een groter geheel (Ware et al., 2007).
Davidson (2003) geeft aan dat mensen met psychische aandoeningen in hun herstelproces een
centrale betekenis toekennen aan relaties met anderen. Hierbij verwijst hij naar het belang van
rolherstel als familielid, vriend of burger. Davidson (2003) concludeert dat het opnemen van deze
sociale rollen onmisbaar is voor herstel.
Het hebben van één of meerdere persoonlijke relaties die hoop en ondersteuning bieden, kan een
kritische factor zijn in het bereiken van herstel (Tew et al., 2011). Mensen met een verstandelijk
gezondheidsprobleem hebben vaak minder hechte relaties. Bovendien zijn lang niet alle relaties en
sociale interacties positief of ondersteunend voor herstel (Tew et al., 2011). Personen met een
psychische aandoening voelen zich vaak machteloos of gestigmatiseerd door bepaalde anderen, wat
leidt tot achteruitgang van hun problemen en een neiging zich terug te trekken uit hun sociale
leefwereld (Tew et al., 2011).
Davidson en Stayner (1997) stellen vast dat veel mensen met een psychische aandoening frequente
en intense periodes van eenzaamheid ervaren. Zo verliezen ze vaak het gevoel van verbondenheid
met zichzelf, met anderen en met hun omgeving (Kehoe, 1999). Het ontbreken van verbondenheid
leidt tot zelfvervreemding, het verlies van levensdoelen en het ontbreken van gevoelens (Spaniol et
al., 2002). Het gevoel van verbondenheid wordt gestimuleerd door de lotgenoten, de relaties, de
steun van anderen en het gevoel deel te zijn van de samenleving (Leamy et al., 2011). In de praktijk
komt het vaak voor dat mensen relaties met lotgenoten aangaan omdat ze in deze relaties
geaccepteerd en begrepen worden, iets wat ze daarbuiten moeilijk vinden (Mead and MacNeil, 2006
in Tew et al., 2011). Cliënten kunnen van elkaar leren door te horen hoe anderen omgaan met
psychische, medische en sociale facetten van hun ziekte (Rooijen, 2011). Hoewel sommigen vinden
dat lotgenoten een waardevolle bijdrage voor herstel kunnen leveren, wijzen anderen op een
verlangen om relaties te ontwikkelen buiten de context van de geestelijke gezondheidszorg (Angell,
2003 in Tew et al., 2006).
21
Een tweede luik van verbondenheid, naast dat van de inter-persoonlijke relaties, is de sociale
inclusie. Sociale inclusie verwijst zowel naar een actieve vorm van burgerschap (Ware et al., 2007)
als naar een subjectief gevoel van verbondenheid (Prince & Gerber, 2005 in Tew, 2011). Beide
vormen verwijzen naar deel uitmaken van sociale netwerken en het aangaan van betekenisvolle
sociale en professionele activiteiten binnen de gemeenschap (Tew et al., 2011).
Ware et al. (2007) omschrijven sociale integratie als een proces waarin individuen capaciteiten voor
verbondenheid en burgerschap ontwikkelen en leren gebruiken. Deze auteurs merken veel
gelijkenissen op tussen sociale integratie en herstelprocessen. Herstellen is naast een individueel
proces ook altijd een sociaal proces: men moet herstellen van sociale uitsluiting en de gevolgen die
dit met zich meebrengt. Prince en Gerber (2005, in Tew et al., 2011) omschrijven sociale inclusie
daarentegen als een subjectief gevoel van verbondenheid (Tew et al., 2011). Sociale integratie is
hierbij het proces waarin cliënten in hun herstelverhalen eigen betekenissen creëren, ervaringen
herinterpreteren en naar manieren zoeken om een waardevol sociaal leven te leiden (van Weeghel,
2013).
1.4.5.2
Hoop en optimisme over de toekomst
Hoop wordt in vrijwel alle studies betreffende het herstelproces van personen met een psychische
aandoening aangegeven als een belangrijke herstelfactor (Wilken, 2006; Onken et al., 2002; Young &
Ending, 1999; Spaniol et al., 2002; Andresen et al., 2003). Personen moeten hoop voor zichzelf en de
toekomst hebben om acties te kunnen ondernemen die noodzakelijk zijn om de belemmeringen van
de psychische handicap te overwinnen (Onken et al., 2002). De worsteling om controle te krijgen
over enerzijds de symptomen van de ziekte en anderzijds de hopeloosheid, wordt door cliënten als
belangrijk kenmerk beschouwd richting herstel (Young & Ensing, 1999).
Hoop wordt door Wilken (2006) omschreven als “een staat van motivatie die krachten mobiliseert
die leiden tot acties om te herstellen” (p. 12). Hoop kan uit verschillende bronnen ontwikkeld
worden. Wilken (2006) benoemt volgende bronnen voor hoop: “de ervaring dat de medicatie helpt
de symptomen onder controle te krijgen, de ontdekking dat er ook gezonde delen zijn in jezelf, dat
je (weer) dingen op eigen kracht kunt doen, en het vertrouwen van anderen dat herstel mogelijk is”
(p. 12). Andresen et al. (2003) beschrijven hoop als de katalysator van het herstelproces. In
ervaringsverhalen vormt hoop een belangrijke factor tot herstel. Hoop kan men uit zichzelf
verkrijgen of het kan geactiveerd worden door belangrijke anderen (Onken et al., 2002). Leamy et al.
(2011) omschrijven hoop en optimisme over de toekomst binnen de herstelbenadering als het geloof
in de mogelijkheid tot herstel, de motivatie om te veranderen, de inspirerende relaties, het positief
denken, het bereiken van succes en het hebben van dromen en doelen.
22
Repper en Perkins (2003) leggen eveneens de nadruk op het introduceren van hoop als belangrijke
dimensie in het hulpverleningsproces. Hoopgevende ervaringen zien ze als sleutelelementen daar ze
verwijzen naar het realiseren van kleine successen. Op die manier krijgen cliënten opnieuw greep
op hun leven.
Herstel vereist van een persoon met een psychische handicap een verandering in het bewustzijn. De
cliënt dient zich bewust te worden dat verandering mogelijk is, hij moet geloven in een toekomst die
er anders kan uitzien dan de huidige omstandigheden (Onken et al., 2002). Volgens Andresen et al.
(2003) wordt herstel bereikt door een ontwaken van een gevoel van persoonlijke bekwaamheid. Er
dient gezocht te worden naar kansen om talenten te ontwikkelen en deze in te zetten voor
verandering.
1.4.5.3
Identiteitsontwikkeling
Heel wat auteurs benadrukken het belang van de identiteitsontwikkeling binnen het herstelproces
(Andresen et al., 2003). Binnen de herstelbenadering betekent identiteitsontwikkeling het
(her)ontdekken of herdefiniëren van een eigen positieve identiteit en het over de stigmatisering
heen groeien (Leamy M. , Bird, Le Boutillier, Williams, & Salde, 2011).
Bij herstelprocessen zijn het herwinnen van een positieve sociale identiteit en vaardigheden om
wederkerige relaties aan te gaan essentiële elementen (Plooy & Dröes, 2011). Werk is een effectieve
manier om isolement te bestrijden, nieuwe vrienden te maken en ervaring op te doen (Davidson et
al., 2005). Via werk of onderwijs leert men zijn eigen capaciteiten kennen en kan men erkenning
krijgen van anderen. Een gevoel van erkenning draagt bij tot het vormen van een nieuwe identiteit
buiten de stoornis (Davidson et al., 2005).
De betekenis van rolherstel mag niet over het hoofd gezien worden. Rolverlies verwijst naar het
vastlopen in werk of studies, het verlies van gelijkwaardig contact met familie en het beperkt
worden tot de rol van cliënt (Beusekom, 2006). Binnen beschrijvingen van herstelprocessen wordt
herhaaldelijk verwezen naar sociale contacten en het vinden van betekenisvol werk als essentiële
ondersteunende factoren (Plooy & Dröes, 2011). Herstel impliceert een actieve acceptatie van
problemen en beperkingen en een geleidelijke identiteitsovergang van patiënt naar burgerschap
(GGZ Nederland, 2009).
23
1.4.5.4
Zingeving
Meerdere auteurs (Andresen et al., 2003; Young & Ernsing, 1999; Ralph, 2000) halen zingeving aan als
een belangrijke factor binnen het herstelproces. De term zingeving wordt op twee verschillende
manieren ingevuld. Enerzijds wordt er verwijzen naar zingeving bij het aanvaarden, plaatsen en
betekenis geven aan de ziekte en anderzijds duidt zingeving op het (her)definiëren van de
persoonlijke zingeving van cliënten als gevolg van de ziekte (Andresen et al., 2003).
Vaak verliest een cliënt door zijn psychische aandoeningen zijn oorspronkelijke levensdoelen en
moeten er nieuwe waarden en doelen gevonden worden (Andrese et al., 2003). Het opnieuw vinden
van betekenis in het leven is een integraal onderdeel van het herstelproces en kan sterk variëren
tussen individuen en over tijd (Andresen et al., 2003). Young en Ensing (1999) stellen bij herstel de
vereiste dat men een waardevol, hoger doel in het leven heeft. Dit wordt vaak gevonden in werk,
studie, nieuwe uitdagingen of nieuwe rollen. Ridgway (2001) beschrijft herstel: “a renewed sense of
self emerges, a positive sense of self that exists beyond the disorder or in spite of the disorder” (p.
339).
1.4.5.5
Empowerment
Binnen de herstelgedachte wordt empowerment gezien als een sleutelbegrip (Spaniol et al. 2002;
Chamberlin, 1993; Ralph, 2002). Het leven van de cliënten wordt niet langer volledig bepaald door de
ziekte, maar wel door de aanwezige mogelijkheden. Empowerment verwijst naar nemen van
verantwoordelijkheid voor eigen beslissingen en kiezen van het type behandeling (Resnick et al,
2005). De rode draad bij empowerment is het krachtenperspectief: actief beroep doen op de
krachten en mogelijkheden van de betrokkenen en hun omgeving, zonder kwetsbaarheden en
problemen te negeren (Van Regenmortel, 2008).
Empowerment sluit aan bij de vermaatschappelijking van de zorg (Van Regenmortel, 2008) wat de
toenemende belangstelling ervoor verklaart. Van Regenmortel (2008) beschrijft empowerment als
een proces van versterking waarbij individuen, organisaties en gemeenschappen greep krijgen op de
eigen situatie en hun omgeving via het verwerven van controle, het aanscherpen van kritisch
bewustzijn en het stimuleren van participatie. Het bevorderen van het gevoel van eigenwaarde en
het helpen ontdekken en bereiken van de doelen van de cliënten zal het herstelproces bevorderen
(Resnick et al., 2005). Het is essentieel dat de cliënten de regie over hun eigen leven terug in handen
nemen. Zij bepalen in welk tempo en in welke richting hun herstelproces verloopt en welke vorm
van ondersteuning zij daarbij willen hebben (Kenniscentrum Phrenos, 2009).
24
Zowel op individueel als op collectief niveau is er sprake van empowerment (van Hoof, Geelen, van
Rooijen, Boevink, & Kroon, 2004). Op individueel niveau gaat het om processen waarbij de cliënt zijn
identiteit en eigenwaarde hervindt en zijn leven terug in eigen handen neemt. Op collectief niveau
hebben mensen met psychische ervaringen hun inbreng in de vormgeving van de zorg (van Hoof et
al., 2004). Empowerment vereist aanpassingen op organisatorisch niveau opdat kwetsbare burgers
als volwaardige burgers zouden kunnen participeren. Vaak stoot men in de praktijk op heel wat
belemmeringen. Sommige cliënten kunnen hun leven amper onder controle houden als intensieve
begeleiding ontbreekt. Voor hen is integreren in de maatschappij een brug te ver. Volgens
Kwekkeboom en Koops (2005) is er meer nood aan samenhang van voorzieningen op het gebied van
zorg, behandeling, begeleiding, dienstverlening, huisvesting en dagbesteding.
25
1.5 Probleemstelling en onderzoeksvragen
Binnen de geestelijke gezondheidszorg is een evolutie op te merken van vermaatschappelijking. Dit
wordt gekenmerkt door de uitbouw van alternatieven zorgvormen binnen de samenleving. Hierbij
krijgt de cliënt steeds meer een centrale plaats in de maatschappij. Stilaan dringt ook deze visie zich
binnen in België. Om te evolueren tot een gemeenschapsgerichte geestelijke gezondheidszorg werd
in België over gegaan tot de implementatie van artikel 107 (Gids naar een betere geestelijke
gezondheidszorg, 2010). Via organisatorische veranderingen probeert men om de zorg die
plaatsvindt in de ziekenhuizen, indien mogelijk, in te korten en over te dragen naar zorg binnen de
maatschappij. Tegelijk wordt geopteerd voor een nieuwe visie op personen met een psychische
aandoening, namelijk een herstelgerichte visie (Van Hecke et al., 2011).
Het herstelproces van personen met een psychische aandoening krijgt steeds meer aandacht in de
geestelijke gezondheidszorg. De verschuiving van klinisch herstel naar persoonlijk herstel zorgde
voor onduidelijkheden en verwarring over de term herstel. Uit het artikel ‘Conceptual framework for
personal recovery in mental health: systematic review and narrative synthesis’ (Leamy et al., 2011) blijkt dat
er vijf kernelementen bepalend zijn voor persoonlijk herstel van mensen met een psychische
aandoening:
empowerment,
hoop
en
optimisme
over
de
toekomst,
verbondenheid,
identiteitsontwikkeling en zingeving.
In dit persoonlijke herstel is de herstelondersteunende zorg van essentieel belang (Van Hecke et al.,
2011). Volgens Van Hecke et al. (2011) dient elk zorgmodel maximaal afgestemd te zijn op het
persoonlijk proces van de cliënt. Individuen die dit persoonlijk proces doorlopen, verkrijgen een
belangrijke wijsheid en ervaring. De kennis van deze ervaringsdeskundigen wordt door het
wetenschappelijk discours onderdrukt (Roets, Roose, et al., 2007). Er wordt veel over hen
geschreven, maar hun eigen stem wordt al te vaak genegeerd. De voornaamste reden hiervoor is dat
personen met psychische aandoeningen worden gezien als één van de meest gemarginaliseerde
groepen op maatschappelijk vlak en bijgevolg ook in wetenschappelijke studies (Roets, Roose, et al.,
2007). Desalniettemin kunnen eigen verhalen en ervaringen over het herstel van personen met
psychische aandoeningen inspirerend en emanciperend werken.
Leamy et al. (2011) geven aan dat er nood is aan verder onderzoek naar de toepassing van de vijf
kernelementen voor persoonlijk herstel op microniveau. Hierop baserend is de centrale doelstelling
van dit onderzoek om het theoretisch model van Leamy et al. (2011) te illustreren op basis van een
case study in Villa Voortman. Aan de hand van diepte-interviews worden ervaringen en
betekenisverlening van het individuele herstelproces in kaart gebracht. Hierbij wordt nagegaan in
welke mate de door Leamy beschreven kernelementen van herstel voorkomen in dit unieke verhaal.
Naast het verwerven van inzicht in de subjectieve beleving van deze cliënt wil dit onderzoek ook
26
nagaan hoe hulpverleners deze elementen ervaren en al dan niet structureel inbouwen binnen hun
werking. Hiervoor wordt er een focusgroep georganiseerd met de medewerkers van Villa Voortman
en wordt een begeleider van de mobiele teams bevraagd.
Door het samen brengen van zowel het cliëntenperspectief als het hulpverleningsperspectief tracht
dit onderzoek een meerwaarde te betekenen voor de herstelgeoriënteerde hulpvering.
Binnen het hierboven afgebakende onderzoeksdomein worden volgende onderzoeksvragen
opgesteld.
 Op welke manier zijn de vijf elementen voor persoonlijk herstel, namelijk verbondenheid,
identiteit, hoop en optimisme over de toekomst, zingeving en empowerment zoals
aangegeven door Leamy et al. (2011), terug te vinden in een persoonlijk herstelverhaal van
een persoon met psychische problemen?
 Hoe krijgen deze vijf elementen voor persoonlijk herstel, aangegeven door Leamy et al.
(2011) vorm vanuit het hulpverleningsperspectief binnen de werking van Villa Voortman en
van een mobiel-team? En hoe speelt het hulpverleningsperspectief hierop in?
27
2
Methodologie
2.1 Kwalitatief onderzoek
Binnen dit onderzoek wordt een kwalitatieve onderzoeksmethode als het meest geschikt
beschouwd, gezien de focus op de subjectieve ervaringen van de participant ligt. De kern van
kwalitatief onderzoek is dan ook het centraal stellen van de opinies en perspectieven van de
participanten (Mortelmans, 2007).
Zo beschrijven Bogdan en Biklen (1998) vijf belangrijke kenmerken van kwalitatief onderzoek. In
eerste instantie benadrukken zij het belang van naturalistisch onderzoek. Binnen dit onderzoek
werd vertrokken vanuit de vertrouwde omgeving van de participant, namelijk Villa Voortman.
Gezien dit ontmoetingshuis voor hem een plaats is waar hij dagelijks komt, werd zijn gedrag niet
beïnvloed door de setting. Daarnaast had de onderzoeker reeds kennis gemaakt met Villa Voortman
in het kader van de masterstage. Het onderzoek werd aldus verricht in een, alledaagse en
natuurlijke situatie voor zowel onderzoeker als respondent. Daarnaast duiden Bogdan en Biklen
(1998) de belangrijke waarde van beschrijvende data aan. Kwalitatief onderzoek richt zich op de
betekenisverlening en interpretatie van de participanten. De verzamelde data dienen maximaal aan
te sluiten bij de oorspronkelijke gegevens. Met de instemming van de participanten werden alle
gesprekken via geluidsopnames vastgelegd. Deze opnames werden vervolgens zorgvuldig
getranscribeerd. Een derde belangrijk kenmerk van kwalitatief onderzoek is de procesgerichtheid.
De planning van de diepte-interviews werd in wederzijds overleg met de participant vastgesteld.
Negatieve effecten op het proces zoals overbelasting, tijdsgebrek, etc. werden zoveel mogelijk
vermeden. Gedurende het onderzoek werd beslist om tevens het perspectief van de hulpverleners
van Villa Voortman en de MOBiL-teams te bevragen. Op die manier werd de herstelvisie
verduidelijkt aan de hand van drie verschillende invalshoeken. Vervolgens benadrukken Bogdan en
Biklen (1998) het belang van de inductieve methode. Om tot het CHIME-model1 te komen,
behandelden Leamy et al. (2011) 97 publicaties betreffende persoonlijk herstel. Binnen dit
onderzoek staat theoretisch model van Leamy et al. (2011) centraal. Het laatste en vijfde belangrijk
kenmerk van kwalitatief onderzoek dat door Bogdan en Biklen omschreven wordt, is de zoektocht
naar betekenis. De onderzoeker dient ten volle op zoek te gaan naar de perspectieven van de
participanten. Via open vraagstelling hadden de respondenten binnen dit onderzoek de vrijheid om
te vertellen wat voor hen belangrijk was in het herstelproces.
1
Conceptueel kader van Leamy et al. (2011) die vijf kernprocessen identificeert in het herstelproces van mensen met
psychische aandoeningen: verbodenheid, hoop en optimisme, identiteit, zingeving en empowerment.
28
2.2 Onderzoeksopzet
Dit onderzoek werd uitgevoerd in samenwerking met Villa Voortman. Tijdens de stage van de
onderzoeker, in het kader van de opleiding ‘Master in de Pedagogische Wetenschappen’, was deze
drie maanden lang een volwaardig lid van de werking van dit ontmoetingshuis. De ervaringen die de
onderzoeker hier opdeed, waren in die mate bijzonder dat het onderzoek binnen deze setting
diende uitgevoerd te worden. De respondenten voor dit onderzoek werden geselecteerd binnen de
setting van Villa Voortman.
2.2.1 Onderzoekscontext
Hieronder volgt een beknopte omschrijving van Villa Voortman. Om de context van deze setting te
beschrijven, wordt er gebruik gemaakt van het jaarverslag van Villa Voortman (2012), het artikel
van Bryssinck (2003) ‘Psychose en toxicomanie’ en de website van het Psychiatrisch Centrum GentSleidinge (“Villa Voortman”, 2013). De visie, uitgeschreven door de bezoekers (zie bijlage 1), geeft
een duidelijk beeld over hoe Villa Voortman wordt ervaren.
2.2.1.1
Ontstaan
Het project Villa Voortman is ontstaan vanuit de behoefde van mensen om erbij te horen. Er wordt
gefocust op de ernstige maatschappelijke uitsluiting van mensen die naast een psychische
aandoening ook een ernstige verslaving hebben aan drugs. Deze groep mensen krijgt vaak geen
toegang tot de hulpverlening omwille van hun ‘moeilijke’ problematiek. De oorzaken hiervan zijn
enerzijds de steeds verdergaande kwaliteitscriteria en effectiviteiteisen, anderzijds de huidige
tendens tot vermaatschappelijking (Bryssinck, 2003). Er leefde een gedeeld gevoel, zowel bij
hulpverleners als cliënten, dat er nood was aan een plek waar men relaties met anderen kan
onderhouden en zichzelf kan ontwikkelen, waar men gerespecteerd wordt en waar men bovenal
welkom is. Als alternatief richtte het Psychiatrisch Centrum te Sleidinge, met Dirk Bryssinck en
Johan Vanderstraeten als voortrekkers, een dagcentrum op in de stedelijke context van Gent. In de
zomer van 2011 opende de Villa zijn deuren. Villa Voortman sluit aan bij de tendens tot
vermaatschappelijking binnen de geestelijke gezondheidszorg die sinds kort meer aandacht krijgt
door artikel 107. Er wordt samen gewerkt met verschillende extramurale diensten. Aangezien het
permanente karakter van behandeling zeer belangrijk is, wordt gebruik gemaakt van diverse
strategieën en behandelvoorzieningen. Vanderplasschen et al. (2001) noemen dit het uitbouwen van
een zorgcircuit of netwerkontwikkeling.
29
2.2.1.2
Populatie
Villa Voortman richt zich tot volwassenen met psychische aandoeningen die, om tal van redenen,
moeilijk toegang krijgen tot de reguliere hulpverlening. Het merendeel van de bezoekers zijn
‘dubbeldiagnosepatiënten’. Bryssinck (2003) beschrijft dubbeldiagnose als het samengaan van een
aan middelen gebonden diagnose met een niet aan middelen gebonden diagnose. Kenmerkend voor
de groep is dat ze ernstige problemen hebben op verschillende levensgebieden: een tekort aan
sociale
zelfredzaamheid,
slechte
woonomgeving
of
dakloosheid,
justitiële
problemen,
stigmatisering, gebrek aan financiën en een slechte lichamelijke verzorging. Hun professioneel
netwerk is minimaal en ze kunnen niet of onvoldoende terugvallen op familie of vrienden. De
verbinding blijkt verstoord: met zichzelf, met anderen, met de samenleving en met de toekomst.
2.2.1.3
Leidende principes
Villa Voortman is een niet-residentieel, laagdrempelig en cliëntgericht ontmoetingshuis in het
centrum van Gent dat werkt volgens een aantal sturende principes (Bryssinck, 2003).
Allereerst vertrekt men in Villa Voortman vanuit de erkenning van uitsluiting uit elke vorm van
samenleving: aanvankelijk uit de maatschappij als geheel, en vervolgens uit de verschillende
instellingen. Deze vorm van verwelkoming of ‘asielfunctie’, tevens de historische doelstelling van
psychiatrie, biedt personen met een psychische aandoening een ankerpunt in hun voortschrijdende
vlucht en uitsluiting. Concreet betekent dit uitgangspunt dat er binnen het ontmoetingshuis steeds
vertrokken wordt vanuit de vraag: ‘wie zijn zij?’ in plaats van ‘wie zijn wij?’. Dit ‘aanvaarden in hun
verschil’ is vanuit psychoanalytisch perspectief een eerste vorm van behandeling (Bryssick, 2003).
Een tweede belangrijk principe is dat Villa Voortman zijn bezoekers ziet als burgers met rechten en
plichten in plaats van zieken met een ‘defect’. Binnen Villa Voortman luidt volgende ethiek:
‘minimale krijtlijnen met maximale verantwoordelijkheden’. Het deficitmodel wordt vervangen
door een model waarin participatie en empowerment centraal staan. Het uiteindelijke doel is om
een ‘minimale structuur’ te vinden die toch voldoende dragend is opdat er op een spontane manier
beweging kan ontstaan waarin zinvolle activiteiten opgenomen worden.
Daarnaast wordt een milieu opgebouwd waarin de bezoekers betrokken worden bij hun behandeling
en beroep gedaan wordt op hun krachten. Dit vereit een een horizontale organiasatie waarin
gelijkwaardigheid, participatie en overleg centraal staan. Hiervoor wordt gebaserend op het
sociaaltherapeutisch model van Maxwell Jones (Bryssinck, 2003). Vanuit de specifieke eigenheid van
de doelgroep wordt getracht om ontmoeting opnieuw mogelijk te maken. Jones, grondlegger van de
democatische therapetische gemeenschappen, wees op het belang van de sociale afgebakende en
veilige ruimte waarin ontmoeting dient plaats te vinden. Er wordt gestreefd naar een open systeem
30
via wederzijdse communicatie, gedeelde besluitvorming en de uitbouw van een therapeutische
cultuur. Deze evenwaardigheid resulteert in een sociotherapeutisch klimaat waarin gehandeld
wordt in functie van de groep en meer verantwoorde keuzes gemaakt worden.
Een laatste belangrijke principe dat gehanteerd wordt is de harm reduction die beheersing of meer
verantwoord gebruik stimuleert. Bryssinck (2003) geeft aan dat druggebruik niet volledig buiten de
muren kan gehouden worden, zelfs niet in streng gesloten en gecontroleerde afdelingen zoals
gevangenissen. Gebruik wordt binnen Villa Voortman niet genegeerd, maar op basis van een
impliciete wijze efficiënt opgenomen waardoor het bespreekbaar wordt. Door een omgeving te
creëren waarin openlijk gesproken kan worden en waarin men eigen ervaringen kan delen, blijken
de bezoekers meer verantwoorde keuzes te maken.
2.2.2 Respondenten
Om een antwoord te bieden op de onderzoeksvragen werd gekozen voor een diverse selectie van
respondenten die nauw verbonden zijn met de term herstel binnen de geestelijke gezondheidszorg.
Met de inbreng van zowel cliëntenperspectief als hulpverleningsperspectief tracht dit onderzoek
een beeld te omschrijven van de nieuwe herstelvisie. Hiervoor werd in drie fasen gewerkt. Allereerst
werd een case study uitgevoerd met een cliënt van Villa Voortman. Vervolgens werd een focusgroep
opgericht om het perspectief van de hulpverleners in beeld te brengen. Ten slotte werd deze data
verrijkt door de visie van de mobiele teams, die nauw verbonden zijn met Villa Voortman, op te
nemen binnen dit onderzoek.
2.2.2.1
Case study met een cliënt van Villa Voortman
Aangezien de eerste onderzoeksvraag het individuele herstelproces betreft, wordt binnen dit
onderzoek gekozen één cliënt van dichtbij te bekijken in een case study. Een case study
onderscheidt zich van andere onderzoeksstrategieën door de gecontextualiseerde kijk op de
werkelijkheid en de focus op het particuliere eerder dan op het algemene (Yin 1994). Yin (1994)
omschrijft een case studie als een empirisch onderzoek dat een eigentijds fenomeen binnen zijn
context onderzoekt.
Stake (1994) benadrukt dat het aantal en de aard van de case studies afhankelijk is van het doel van
het onderzoek. Volgens Stake (1994) kunnen er drie types van case studies onderscheiden worden:
de intrinsieke, de instrumentele en de collectieve. Dit onderzoek maakt gebruik van een intrinsieke
casestudie waarin de onderzoeker (intrinsiek) geïnteresseerd is in een fenomeen, namelijk het
herstelproces, dat zich afspeelt in een specifieke situatie, ontmoetingscentrum Villa Voortman.
31
Het doel van een case study is het maken van een diepgaande studie die een persoon, groep of
organisatie beschrijft met de intentie daar nieuwe theoretische inzichten uit af te leiden of
bestaande inzichten aan te toetsen (Stake, 1994). Binnen dit onderzoek wordt geopteerd voor deze
laatste doelstelling.
2.2.2.1.1
Keuze voor de case
De participant werd niet lukraak geselecteerd. Bij de keuze werd rekening gehouden met
onderstaand argument van Stake (1994):
My choice would be to take that case from which we feel we can learn the most. That may
mean taking the one that we can spend the most time with. Potential for learning is a
different and sometimes superior criterion to representativeness. Often it is better to learn a
lot from an atypical case than a little from a magnificently typical case. (p. 243)
Alvorens dit onderzoek werd aangevat, liep de onderzoeker drie maanden stage in het
ontmoetingshuis. Participerende observaties binnen de setting vergemakkelijkte de zoektocht naar
de ‘case from which we feel we can learn the most’. Billiet en Waege (2006) spreken van
participerende observatie wanneer de onderzoeker deelneemt aan de gebeurtenissen in het veld.
Als stagiair kreeg de onderzoeker drie maanden lang de kans om deel uit te maken van de leefwereld
van de participant. Deze intensieve aanwezigheid hielp mij in dit onderzoek naar de beleving en
ervaringen van de participant.
Bovendien kan het hanteren van participerende observatie een meerwaarde betekenen voor andere
onderzoeksmethoden. Onderzoek van Holland (1990 in Felce & Perry, 1995) toont aan dat er meer
betrouwbare informatie verworven wordt bij interviews indien de respondent en de onderzoeker
elkaar al kennen. De combinatie van de stage en het onderzoek binnen dezelfde setting heeft
bijgevolg een positieve invloed op deze studie.
Uiteindelijk werd er geopteerd voor Mark. Zijn openheid, zijn boeiende verhalen en zijn rijke
ervaring binnen de psychiatrische hulpverlening zorgde ervoor dat een samenwerking met deze
respondent optimaal zou zijn voor het onderzoek. In tegenstelling tot het merendeel van de
bezoekers bevindt Mark zich in een stabiele situatie wat betreft zijn ziekte en is al ver gevorderd
binnen zijn herstelproces.
32
Mark is 29 jaar oud en is al sinds zijn dertiende cannabisgebruiker. Hij studeerde twee jaar
psychologie in Leuven, maar deze studies eindigden toen zijn drugsgebruik uit de hand liep. Kort
daarna kreeg Mark zijn eerste psychose en hij belandde in een psychiatrisch ziekenhuis. Mark kreeg
de diagnose van schizofrenie met psychotische kenmerken. De afgelopen tien jaar werd hij
meermaals gehospitaliseerd. Al enkele jaren heeft hij een beperkt contact met zijn ouders en sinds
zijn verhuis van Leuven naar Gent viel zijn vertrouwd sociaal netwerk helemaal weg. Deze grote
verandering was aanvankelijk moeilijk voor Mark, maar hij krijgt alsmaar meer greep op zijn leven.
Op dit moment woont Mark in een studio in Gent en is hij actief op zoek naar een nieuw
ondersteunend sociaal netwerk en zijn plaats in de maatschappij. Om zijn dagen te structureren
komt hij (bijna) dagelijks op bezoek in Villa Voortman en werkt hij als vrijwilliger in de
Wereldwinkel.
2.2.2.2
Begeleidster van het MOBiL-team
In functie van de tweede onderzoeksvraag, om het hulpverleningsperspectief in kaart te brengen,
werd een diepte-interview afgenomen bij een begeleidster van het MOBiL-team Gent Noord.
De organisatorische verandering binnen de geestelijke gezondheidszorg, via de implementering van
artikel 107, is de uitbouw van mobiele teams. Voor de regio Gent werd, gezien het een
grootstedelijke regio betreft, besloten om drie mobiele teams op te richten: MOBil-team Gent West,
Gent Noord en Gent Zuid.
Personen met een langdurige psychische problematiek worden door de MOBiL-teams ondersteund,
begeleid, en behandeld in hun eigen leefomgeving. Hierdoor kunnen ze zich maximaal ontplooien
binnen de context van een maatschappelijk steunsysteem (Marysse, 2010). De hulpvraag, noden en
eigen doelstellingen van de cliënt staan centraal. Er wordt gewerkt aan de hand van een
herstelgerichte visie waarin het persoonlijke herstelproces en het hervinden van de regie over het
eigen leven centraal staan. Het MOBiL-team werkt intensief samen met andere hulpverleners, het
natuurlijk netwerk van de cliënt en andere sectoren. Er is tevens een grote samenwerking tussen
het MOBiL-team Gent Noord en Villa Voortman doordat deze twee zorgvormen lange tijd op
eenzelfde plaats gesitueerd waren. Gezien deze nieuwe zorgvorm enerzijds intensief werkt rond
herstel van personen met een psychische aandoening en anderzijds nauw samenwerkt met Villa
Voortman, werd binnen dit onderzoek geopteerd om een begeleider van het MOBiL-team Gent
Noord te bevragen, namelijk Rita. Zij heeft reeds 27 jaar ervaring binnen de psychiatrische thuiszorg
en is sinds de organisatorische veranderingen deel van het MOBiL-team Gent Noord.
33
2.2.2.3
Hulpverleners van Villa Voortman
Om het hulpverleningsperspectief te verrijken werd een focusgroep georganiseerd in het
ontmoetingscentrum Villa Voortman. Om deze focusgroep samen te stellen, werd geopteerd voor
verschillende personen die actief zijn binnen de werking van Villa Voortman. Dit heeft enerzijds het
voordeel dat elkeen persoonlijk betrokken is bij het herstelproces van Mark. Anderzijds hebben deze
actoren hun functie binnen het bredere geestelijke gezondheidscircuit in Vlaanderen. Om de
expertise van de groep uit te breiden, werd besloten ook een ervaringsdeskundige uit te nodigen
voor het focusgesprek. Ervaringsdeskundigen beschikken over een rijke bron aan kennis op gebied
van coping (Marysse, 2010) en bieden aldus een grote meerwaarde voor dit onderzoek.
Danny
Jan
Thomas
Jasmien
Peter
Hulpverlener Villa Voorman
Hulpverlener Villa Voortman
Stagiair Orthopedagogiek Villa Voortman
Stagiaire psychologie Villa Voortman
Ervaringsdeskundige herstel
2.3 Dataverzameling
2.3.1 Diepte-interviews
Diepte-interviews produceren rijke en diepgaande informatie over de ervaringen van individuen en
hun perspectieven over een bepaald fenomeen (DiCicco-Bloom & Crabtree, 2006). Bij diepteinterviews wordt er geopteerd voor open vragen met vrije antwoordmogelijkheden waar de
kwalitatieve onderzoeker, indien nodig, dieper kan op ingaan (Baarda, de Goede, & Teunissen, 2001).
Flexibiliteit in aanpak is hierbij noodzakelijk om dit proces steeds te kunnen aanpassen en bijsturen
(Mortelmans, 2007). Het stellen van open vragen geeft zowel de onderzoeker als de respondent de
ruimte om alles te zeggen wat voor hen van belang is. De respondenten sturen zelf voor een groot
stuk het gesprek door over bepaalde thema’s uit te weiden, door zelf te beslissen hoe lang het
gesprek duurt en wanneer het gesprek plaatsvindt. Het voordeel van diepte-interviews is dat ze
gedetailleerde informatie opleveren en dat er ‘voice’ gegeven wordt aan de participanten. De
subjectiviteit die boven komt, wordt hier als voordeel gezien omdat er op zoek gegaan wordt naar
de denkbeelden van de realiteit. Dit vereist echter wel een goede voorbereiding en de kwaliteit van
het resultaat is afhankelijk van de vaardigheden van de onderzoeker (Van Hove & Claes, 2011).
Gezien de lengte en de complexiteit van de verhalen werden deze, na toestemming van de
participant, via geluidsopname vastgelegd. Na afname konden deze interviews op een correctie
manier getranscribeerd worden. Om de privacy van de participanten te garanderen werd binnen dit
onderzoek steeds gebruik gemaakt van fictieve namen. De participanten gaven hun vrijwillige
toestemming op basis van een informatieformulier en een informed consent (zie bijlage 2 en 3).
34
2.3.1.1
Diepte-interviews met Mark
Ter voorbereiding van de diepte-interviews en om een meer volledig beeld te krijgen over de
participant werd zijn dossier bestudeerd. Yin (1994) benadrukt dat de studie van dossiers een grote
meerwaarde kan zijn om de informatie uit de interviews aan te vullen wat betreft het profiel van de
participant. Het dossier van Mark bevatte heel wat informatie over zijn hulpverleningsgeschiedenis
wat dus een meerwaarde was voor zijn profielschets en om zicht te krijgen op zijn problematiek.
Deze informatie bewees tevens zijn nut tijdens het opstellen van de vragen en het correct
interpreteren van Mark zijn antwoorden. Om inzicht te verkrijgen in het herstelproces werd de
participant longitudinaal gevolgd. De vier diepte-interviews werden op verschillen momenten
afgenomen om te vermijden dat de data slechts een momentopname zouden zijn.
In de interviews werd telkens gepeild naar aspecten van ziektebeeld, sociaal netwerk, zelfbeeld,
ervaringen binnen het zorgsysteem, re-integratie, persoonlijke ontwikkeling, arbeidssituatie en
inkomen, herstel en Villa Voortman. Deze verschillende aspecten werden voordien opgesteld in een
topiclist (zie bijlage 4). Hoewel de inhoud en vragen grondig voorbereid werden, werd er regelmatig
van afgeweken om de natuurlijke gang van het gesprek niet te verstoren (Boevink, Prinsen, et al.,
2009). Er is aldus sprake van een semigestructureerd interview (Baarda, de Goede, & Teunissen,
2001). Het voordeel van een topiclist is dat gedurende het interview de essentiële onderwerpen die
aan bod moeten komen niet uit het oog verloren werden (Van Hove & Claes, 2011).
Tijdens de gesprekken werd er een vertrouwde en aangename sfeer gecreëerd. Een respectvolle en
luisterende houding zette de participant aan om uitgebreid te vertellen. Naargelang de gesprekken
vorderden, kreeg de participant steeds meer inzicht in zijn leven en ontdekte hij zijn eigen wensen
en doelstellingen. Op die manier bevorderden de gesprekken herstelproces van Mark. De interviews
werden afgerond toen de data geen nieuwe informatie opleverde en de begrippen geïntegreerd
konden worden binnen het theoretisch model.
2.3.1.2
Diepte-interview met een begeleider MOBiL-team
Na een eerste fase waarin het cliëntenperspectief aan bod kwam, werd vervolgens dieper ingegaan
op het hulpverleningsperspectief. In deze tweede en meer toetsende fase werd een diepte-interview
afgenomen met een begeleidster van het MOBiL-team Gent Noord. Er werd gekozen voor dit team
gezien er een nauwe samenwerking is met Villa Voortman. In dit interview werd gepeild naar de vijf
elementen van herstel, zoals aangegeven door Leamy et al. (2011): verbondenheid, hoop en
optimisme, identiteit, zingeving en empowerment. Er werd nagegaan hoe deze elementen ingevuld
en ingebouwd worden binnen de werking van het MOBiL-team en hoe dit verschillend is met de
werking van Villa Voortman. Vervolgens werden ook de resultaten van de case study besproken. De
leidraad van het interview was een topiclijst die gestructureerd is volgens het theoretisch model
van Leamy (zie bijlage 5). Nadien werd het interview getranscribeerd en werden deze resultaten
gebruikt bij de discussie in de focusgroep.
35
2.3.2 Focusgroep in Villa Voortman
Om het hulpverleningsperspectief op persoonlijk herstel weer te geven, werd aanvullend op het
diepte-interview met een begeleidster van het MOBiL-team, een focusgroep georganiseerd. “Een
focusgroep is een gestructureerde discussie onder een kleine groep van stakeholders (4-12
personen), begeleid door een ervaren gespreksleider” (Slocum, 2006, p. 135). De essentie van een
focusgroep is het samenbrengen van mensen die een gemeenschappelijk kenmerk delen, om onder
leiding van een moderator te praten over een bepaald onderzoeksthema (Mortelmans, 2007).
De focusgroep vond plaats in het ontmoetingscentrum Villa Voortman en bestond uit vijf
volwassenen die nauw verbonden zijn met het thema ‘herstel’. Er werd gekozen voor een grote
diversiteit binnen de groep om zo verschillende invalshoeken aan bod te laten komen. Zowel
stagiairs, ervaren hulpverleners als een ervaringsdeskundige werden samen gebracht. In dit gesprek
werd gepeild naar de invulling en betekenisverlening betreffende persoonlijk herstel. Hierbij lag de
focus op de elementen verbondenheid, identiteit, hoop en optimisme, zingeving en empowerment.
Dit gesprek werd opgenomen om te garanderen dat geen opmerkingen verloren gingen. Een
informed consent werd door alle deelnemers alvorens de aanvang van de focusgroep ingevuld op
basis van het informatieformulier (zie bijlage 6en 7). Ook hier werden fictieve namen gehanteerd ter
bescherming van de privacy van de deelnemers. Ter voorbereiding van de focusgroep werd een
leidraad opgesteld (zie bijlage 8). Slocum (2006) wijst op de noodzaak van een goed voorbereide
vragenlijst of topiclijst, maar benadrukt ook dat deze voldoende flexibel moet blijven. Op die manier
kon er steeds ingespeeld worden op het natuurlijke verloop van de groepsgesprekken. Regelmatig
werd de discussie bondig samengevat met de bedoeling hier bevestiging over te krijgen, zoals
aangeven door Slocum (2006).
2.4 Data-analyse
De ruwe data (Mortelmans, 2007), die verzameld werd aan de hand van semi-gestructureerde
interviews en de focusgroep, werden, zoals reeds vermeld getranscribeerd. De uitgeschreven
teksten zijn een letterlijke weergave van de woorden van de participant. Deze teksten zijn vaak
ongestructureerd omdat de verschillende thema’s op diverse momenten aangehaald werden. Om
meer inzicht in het materiaal te krijgen, werden deze teksten verschillende malen doorlezen en
vervolgens gecodeerd aan de hand van een codeerschema (zie bijlage 9). Het codeerschema dat
binnen dit onderzoek gehanteerd wordt, baseert zich op het theoretisch kader van de herstelvisie
door Leamy et al. (2011). Fasen van interviewen en fasen van analyseren wisselen elkaar af, wat door
Mortelmans (2007) als een iteratieve wijze wordt omschreven. Hierdoor werd terugkoppeling naar
36
de respondent mogelijk en wordt er steeds gerichter geïnterviewd. Naarmate de interviews werden
geanalyseerd werden er nieuwe codes geïdentificeerd en opgenomen in het codeerschema. Het
codeerschema werd aldus steeds verrijkt door de data gezien er een slingerbeweging plaats vond
tussen het theoretisch kader en de empirische gegevens (Strauss & Corbin, 1990). Op die manier
werd het inzicht in de theorie versterkt. De analyse werd afgerond toen de verzamelde data geen
nieuwe informatie meer opleverde. Ten slotte vond het proces van interpretatie plaats dat
beïnvloed wordt door de oorspronkelijke onderzoeksdoelstellingen evenals door de thema's die naar
voren zijn gekomen uit de gegevens zelf. De interviews werden zo nauwkeurig mogelijk
getranscribeerd, gecodeerd en vervolgens geïnterpreteerd. De interpretaties werden op een
gestructureerde wijze voorgesteld. Bij het uitschrijven van de resultaten werd het codeerschema als
uitgangspunt genomen. Om de resultaten zo objectief als mogelijk weer te geven, worden citaten
gebruik.
2.5 Kwaliteit van het onderzoek
2.5.1 Validiteit
De validiteitvereiste omvat de mate waarin de interpretaties van de onderzoeker overeenkomen
met de verzamelde data. De vraag die hierbij gesteld wordt, is of de interpretaties geloofwaardig zijn
(Mortelmans, 2007). In eerste instantie werd de geloofwaardigheid van dit onderzoek vergroot door
diepgang te bereiken in de dataverzameling. Fases van analyse en fases van dataverzameling
wisselden elkaar af waardoor steeds gerichter gevraagd kon worden. Op die manier werden da
participanten aangezet dieper te gaan graven in hun betekenisverlening, zoals aangegeven door
Mortelmans (2007). Tevens waren het longitudinale karakter van het onderzoek en de opgebouwde
vertrouwensband met de participant een meerwaarde om diepgang te kunnen bereiken. Zo zorgde
het longitudinale karakter van de diepte-interviews ervoor dat het herstelproces zichtbaar werd. Op
basis van participerende observatie werd de case gekozen. Ter voorbereiding van de interviews
werd een dossieranalyse gedaan om de context van de participant beter te kunnen schetsen. Om een
antwoord te bieden op de tweede onderzoeksvraag werd binnen dit onderzoek geopteerd voor de
combinatie van diepte-interviews en een focusgroep. Door het hanteren van deze verschillende
onderzoeksmethoden wordt de geldigheid van de onderzoeksresultaten verhoogd en is er sprake
van triangulatie (Mortelmans, 2007). Door de combinatie van case study, diepte-interview en
focusgroep kon er een diepgaande analyse uitgevoerd worden waarin verschillende partijen aan bod
kwamen. Triangulatie zorgde er bovendien voor dat het codeerschema verder verrijkt kon worden
en hierdoor ontstond een beter inzicht op het theoretisch model. Bovendien werd tijdens het
interview gebruik gemaakt van open vragen, waardoor de respondent ruimte kreeg om vrij te
37
antwoorden (Kvale, 1996). Daarnaast werd gedurende heel het proces gebruik gemaakt van
literatuur om de validiteit van eigen bevindingen te toetsen. Tot slot werd de kwaliteit van het
onderzoek verhoogd door de aangeleverde data terug te koppelen. Via ‘member checks’
(Mortelmans, 2007) konden de participanten nagaan of ik zijn ervaringen correct interpreteerde.
2.5.2 Betrouwbaarheid
De betrouwbaarheid van resultaten verwijst naar de consistentie en de repliceerbaarheid van deze
resultaten (Mortelmans, 2007). Everaert en Van Peet (2006) stellen vast dat kwalitatief onderzoek
vaak kritiek ontvangt omdat het onderzoek moeilijk te repliceren is. Mortelmans (2007) haalt een
andere reden van kritiek aan, namelijk dat de onderzoeker meestal zelf de belangrijkste bron voor
dataverzameling is. Van Hove en Claes (2011) halen een andere belangrijke reden aan, namelijk de
zoektocht naar unieke lived experiences. Elk individu is volgens hem uniek en veranderbaar, wat
repliceerbaarheid onmogelijk maakt. Volgens Mortelmans vertrekt kwalitatief onderzoek vanuit de
aanname dat “de realiteit sociaal geconstrueerd is en evolueert. Het reproduceren van resultaten is
vanuit een kwalitatief oogpunt onzinnig en het is ook geen doel” (p. 433). Binnen kwalitatief
onderzoek wordt een onderscheid gemaakt tussen interne en externe betrouwbaarheid.
Interne betrouwbaarheid verwijst naar “de mate waarin verschillende onderzoekers binnen
hetzelfde onderzoeksgebied tot dezelfde resultaten (zouden) komen” (Janssens, 1985, p. 153).
Volgens Van Hove en Claes (2011) is het hierbij belangrijk dat de manier waarop de resultaten
bekomen werden, zeer duidelijk weergegeven wordt. Om aan deze kwaliteitsvereiste te voldoen
werden de interviews geregistreerd via geluidsopnames om deze nadien onmiddellijk te
transcriberen. Volgens Silverman (2001) wordt op deze manier de inmenging van de onderzoeker op
de data alsook de kans op vertekening beperkt. Vervolgens werd gebruik gemaakt van empirische
voorbeelden aan de hand van citaten uit de interviews om de resultaten zo objectief als mogelijk
weer te geven. Daarnaast werd tevens rekening met de door Everaert en Van Peet (2006)
omschreven kwaliteitsvereiste van transparant werken. Om hieraan te voldoen werd het proces dat
gevolgd werd zo volledig mogelijk neergeschreven in de methodologie. Onderzoeksconclusies en
beslissingen die genomen werden gedurende het proces werden steeds gemotiveerd.
Externe betrouwbaarheid verwijst naar “de mate waarin verschillende onderzoekers in eenzelfde
onderzoeksgebied dezelfde theoretische elementen zouden ontwikkelen” (Janssens, 1985, p. 152).
Binnen dit onderzoek werd de externe betrouwbaarheid vervuld door een codeerschema gebaseerd
op het theoretisch model van Leamy et al. (2011) als leidraad te hanteren doorheen het onderzoek.
Hierdoor kan het onderzoek op eenzelfde manier hervat worden.
38
3
Resultaten
In deze analyse wordt getracht om een beeld te schetsen van het persoonlijk herstelproces door
zowel cliëntenperspectief als hulpverleningsperspectief aan bod te laten komen. De resultaten
worden gestructureerd volgens het theoretisch model van Leamy et al. (2011) waarin volgende
elementen onderscheiden worden: verbondenheid, hoop en optimisme, identiteit, zingeving en
empowerment.
3.1 Verbondenheid
Mark haalt het beschikken over een sociaal netwerk meermaals aan als belangrijke bron van steun.
Zijn verhuis van Leuven naar Gent was, volgens Mark, de reden waarom hij zich vaak eenzaam
voelde. Hij was zijn vertrouwde structuur, waarop hij jarenlang kon steunen verloren. Ook op zijn
familie kon Mark geen beroep doen gezien hij hier reeds mee gebroken had. Mark geeft aan dat hij
dit alles als een groot gemis ervaart. Eveneens haalt Mark aan dat de langdurige opnames in het
psychiatrisch ziekenhuis het gevoel van eenzaamheid en zelfvervreemding versterkten.
“Ik heb afgezien door die opsluiting en afgezien door eenzaamheid. Ik heb soms het gevoel dat ze jaren van mij
hebben afgenomen.” Mark
Mark geeft aan dat lotgenoten een grote bron van steun vormden gedurende zijn hospitalisatie.
Deze relaties werden voor hem gekenmerkt door begrip en erkenning, iets wat hij moeilijk vond in
relaties met zijn hulpverleners. Vaak had hij het gevoel niet begrepen te worden door de
hulpverleners.
“Allé, ik heb vijf à zes jaar in de psychiatrie gezeten en ik heb al mijn gesprekken met kameraden moeten voeren.
Die psychologen die snappen mij toch niet.” Mark
De deelnemers van de focusgroep erkennen de problemen van eenzaamheid en uitsluiting van
bepaalde groepen mensen. Zij verwezen hierbij naar de belangrijke waarde van de peer group binnen
Villa Voortman.
“Waarbij dat mensen een soort van verbondenheid hebben in de problematiek. Mensen verbinden kan soms
versterkend werken. Mensen die een min of meer identiek parcours afgelegd hebben kunnen elkaar soms meer
helen dan dat er een hulpverlener is die met een theoretisch denkkader iets probeert te verwezenlijken.” Jos
39
De hulpverleners van Villa Voortman stellen vast dat gebruik zorgt voor een spontane
verbondenheid. Binnen de werking trachten ze deze band te versterken en bij te sturen zodat de
bezoekers steun en erkenning uit deze relaties kunnen halen. Op die manier trachten ze
ontmoeting, na vaak langdurige eenzame periodes, opnieuw mogelijk te maken. Ook het MOBiLteam hecht veel belang aan de meerwaarde van lotgenoten. Zij leggen een sterke nadruk op de
samenwerking met ervaringsdeskundigen. Rita beschouwt ervaringsdeskundigen als zeer belangrijk
omdat zij een meerwaarde kunnen betekenen voor zowel de cliënten als de hulpverleners. Ze geeft
aan dat de inbreng van een ervaringsdeskundige ervoor zorgt dat de hulpverleners hun
beroepshouding kritisch bekijken. Tevens benoemt Rita de brugfunctie van de ervaringsdeskundige
die cliënten en hulpverleners dichter bij elkaar kan brengen.
“Ge hebt het niet aan de lijve meegemaakt en zij zegt regelmatig: ge weet gij waarschijnlijk niet wat da allemaal
is. Temporiseren, wachten, nu juist wel iets doen nu juist niets doen. Dus zij heeft de mogelijkheden zal ik maar
zeggen om heel dat team wakker te houden. Dat is een zeer belangrijke waarde bij ons.” Rita
Momenteel bezoekt Mark (bijna) dagelijks het ontmoetingscentrum Villa Voortman. Deze omgeving
is voor hem een belangrijke bron om nieuwe sociale contacten, vooral met lotgenoten, te leggen.
Mark wijst eveneens op de steunende relatie met de hulpverleners binnen Villa Voortman en het
wederkerige karakter van deze relaties. Voor Mark is Villa Voortman een plaats waar hij steeds
terecht kan met zijn problemen en vragen. Deze onvoorwaardelijke verwelkoming en acceptatie is
volgens Mark nog te weinig aanwezig binnen de zorgsector.
“Hier zijn ze bezorgd om u. Je weet dat je hier altijd terecht kan. Het is een hele prestatie dat je ergens terecht
kunt en kan zeggen dat je twee weken hebt gebruikt, maar nog altijd welkom bent.“ Mark
Villa Voortman wil functioneren als een thuishaven voor mensen die zich elders, zowel in de
samenleving als in instellingen, niet welkom voelen. De hulpverleners proberen een ‘gastvrije niche’
of ‘veilige haven’ te creëren om zo de bezoekers opnieuw enige verbondenheid te laten
gewaarworden.
“Via ontmoeting met andere bezoekers trachten we de onderlinge betrokkenheid te bevorderen. In een latere fase
werken we aan de verbondenheid met de samenleving.” Danny
Niettegenstaande Mark zeer tevreden is dat hij steeds welkom is op deze plaats, zoekt hij ook naar
nieuwe contacten buiten de wereld van de geestelijke gezondheidszorg. Mark tracht zijn sociaal
netwerk opnieuw uit te breiden, maar ervaart dat dit niet eenvoudig verloopt. Mark benadrukt dat
hij nood heeft aan ‘iets gemeenschappelijks’ om nieuwe contacten te vormen. Lange tijd gebruikte
Mark zijn druggebruik als aanknopingspunt om nieuwe contacten te vormen.
40
“Vanaf mijn jeugd ben ik beginnen gebruiken om contacten te leggen. Je doet dat samen en om erbij te horen. Nu
ben ik op een leeftijd gekomen dat ik andere manieren moet zoeken om contacten te leggen. Ik zou iets nieuws
moeten vinden, maar heb niets van gemeenschappelijke dingen met anderen en dat maakt het zo moeilijk.” Mark
De hulpverleners van Villa Voortman wijzen hierbij op de functie van druggebruik als ankerpunt tot
identificatie met een bepaalde subcultuur. Door het aannemen van deze identiteit maken
druggebruikers deel uit van een bepaalde subcultuur, waardoor makkelijker en minder
stigmatiserende sociale contacten gevormd kunnen worden.
Rita beschouwt de hulpverlener als een bemiddelaar die, via de netwerkgedachte, ervoor zorgt dat
de cliënten hun contacten kunnen verruimen. Binnen het MOBiL-team probeert men aan de hand
van re-historing zoveel als mogelijk familie en andere belangrijke derden op te sporen. Op basis van
psycho-educatie wordt getracht om de familie bewust te maken van de negatieve symptomen van
de cliënt alsook van de ondersteunende rol die familie kan spelen binnen het herstelproces. Om het
netwerk verder uit te bouwen zetten de begeleiders, samen met de cliënt, de eerste stap naar het
aanbod in hun omgeving (buurtcentra, sportclubs, etc.).
Villa Voortman tracht, naast ontmoeting met lotgenoten, ook ontmoeting met de samenleving te
bevorderen door te vertrekken vanuit een veilige en afgebakende niche. Er worden heel wat
initiatieven genomen om de buurt te betrekken: het organiseren van een benefietavond,
buurtbewoners verwelkomen in het ontmoetingshuis, deelnemen aan projecten in de omgeving etc.
Danny, hulpverlener van Villa Voortman, gelooft dat het betrekken van de omgeving ervoor zorgt
dat de angst voor het onbekende alsook het negatieve beeld van mensen met een psychische
aandoening vermindert. Kwartiermaken wordt aangehaald als een belangrijk element omdat ook de
samenleving een invloed heeft op het herstelproces van personen met een psychische aandoening.
“Je kunt dan nog iets hebben van ik wil terug deel zijn van de maatschappij, maar als mensen niet open staan om
te luisteren naar u is dit verschrikkelijk moeilijk. Daarom geloof ik dat Kwartiermaken een grote rol kan spelen.”
Jasmien
Rita haalt sociale integratie aan als leidend werkingsprincipe binnen het MOBiL-team. Ze omschrijft
dit als het aanbieden van zowel zorg in als zorg voor de samenleving. Sociale integratie wordt
gestimuleerd door als hulpverlener contacten te vormen met de omgeving van de cliënt en kwartier
te maken. Rita wijst hierbij op de belangrijkheid van integratie en participatie als burger en niet als
cliënt. In tegenstelling tot Villa Voortman, waarin aparte niches gecreëerd worden, tracht het
MOBiL-team door gebruik te maken van het sociaal netwerk van de cliënten hen te integreren in de
samenleving.
“Binnen het mobiele team is dat iets waar wij heel sterk rond werken dat Kwartiermaken. Wij maken ons mensen
niet beter door ze in niches zoals poco loco en zoals hier te steken, want dan hebt ge weer aparte groepen.” Rita
41
Mark hecht minder belang aan verbondenheid met de gemeenschap. Voor hem is het opbouwen van
een ondersteunend sociaal netwerk primair en leidt dit vanzelf tot meer verbondenheid met de
samenleving.
Vanuit het hulpverleningsperspectief werd het normaliteitsprincipe meermaals aangehaald
wanneer er gestreefd wordt naar sociale integratie. Dit proberen ze te realiseren via het creëren van
alledaagse levensomstandigheden die aansluiten bij de gewone levenswijzen en omstandigheden
binnen de samenleving. Om hieraan tegemoet te komen, wordt binnen de setting van Villa
Voortman onder meer gebruik gemaakt van vrijwilligers. Dit zijn gewone burgers zonder een
specifieke opleiding, die samen met de bezoekers de werking draaiende houden. Ook binnen het
MOBiL-team wordt het normaliteitsprincipe nagestreefd. Binnen de thuissituatie van hun cliënten
trachten ze de aansluiting met de ‘normale’ samenleving te bevorderen. Hierbij wordt benadrukt
dat de omgeving eveneens een verantwoordelijkheid heeft om deze kwetsbare groepen te
aanvaarden.
“Ge kunt wel zeggen van ze moeten allemaal in de maatschappij leven, dat die omgeving daar ook moet voor
klaargemaakt worden he. Dat is een en en verhaal he. Den ene kan niet zonder den anderen en omgekeerd.” Rita
42
3.2 Hoop en optimisme over de toekomst
Mark voelde zich een hele tijd neerslachtig, zonder prikkels en zonder concrete toekomstplannen. Hij
geeft aan hoe zijn levensstijl lange tijd een belemmering vormde om successen te ervaren en opnieuw te
geloven in herstel. Rita beschrijft hoe zij hoop ziet als een katalysator voor het herstelproces:
“Als ge geen hoop hebt en als ge moet leven met de gedachte van: voor mij is er geen plek waar ik me goed voel,
en waar ik gelukkig kan zijn, en waar ik los kan komen van de kwetsbaarheden waar dat ik mee zit zo, dan is dat
wel een lastig en triestig leven.” Rita
Vanuit het hulpverleningsperspectief wordt erkend dat motivatie om te veranderen een proces van
lange duur is en dat het verloopt in verschillende fasen. Villa Voortman erkent dat personen met een
psychische aandoening meer kans hebben op herstel en dat ze minder therapietrouw zijn. Ze werken aan
de hand van een geïntegreerde benadering die abstinentie ziet als een langetermijndoelstelling. Rita
erkent dat een gevoel van hopeloosheid een belemmering kan vormen voor het geloven in een betere
toekomst. Ze benadrukt dat we niet uit het oog mogen verliezen dat sommige personen extra kwetsbaar
zijn en al heel wat negatieve ervaringen achter de rug hebben.
“Maar toch moet ge blijven op zoek gaan naar de zaken die goed gaan. En die dingen moet ge af en toe eens
spiegelen he (...) Maar als het niet goed met u gaat, hebt ge ook geen zin om naar die dinges te kijken he.” Rita
Om hoop te faciliteren, wijzen de deelnemers van de focusgroep op de noodzaak om mensen opnieuw te
laten geloven in zichzelf. De cliënt dient op een correcte wijze benaderd te worden om verandering te
kunnen bereiken. Binnen Villa Voortman wordt geopteerd voor een horizontale (democratische)
werking gezien dit volgens hen de meeste kansen voor ontmoeting en verankering biedt. Acceptatie en
geloof in de andere ziet Rita hierbij als belangrijke motivators tot verandering. De hulpverlener dient
aldus een attitude te hebben die hoop en optimisme uitdrukt.
“We willen mensen zien leven en bevestigen in wat ze doen.” Thomas
“Mensen aanspreken met respect en hen die verbondenheid laten voelen. Je moet ze laten voelen dat ze bestaan.
Zo maak je contact met mensen en daar groeit hoop uit.” Danny
“Het feit dat iemand tot hier komt. Dat vind ik al knap hoor en dat moeten we bekrachtigen. En dan stapje voor
stapje steeds nieuwe perspectieven aangeven. Dan zijt ge vertrokken he. En dan geloven ze er zelf in.” Rita
De hulpverleners van Villa Voortman trachten, aan de hand van maximale uitwisseling tussen de peer
group en het team, de motivatie tot verandering te stimuleren. Door de cliënt met zijn eigen
doelstellingen centraal te stellen, kunnen ze zichzelf terug vinden en bouwen aan een betere toekomst.
“Wij passen ons aan aan de bezoekers. Wanneer we zeggen dat cliënten gemotiveerd moeten zijn, ziekte-inzicht of
een vraag moeten hebben verwachten we terug dat zij zich aanpassen aan het therapeutisch ideaal. Wij willen in
eerste instantie die mensen die nergens welkom zijn een thuis-gevoel geven.” Danny
43
Het hulpverleningsperspectief wijst op de noodzaak om kansen te creëren die succes mogelijk
maken. Op die manier kunnen cliënten opnieuw greep op hun eigen leven krijgen. Om
succeservaringen te bevorderen wordt er binnen Villa Voortman zoveel mogelijk gewerkt met de
capaciteiten en talenten van de bezoekers. Het ruime aanbod van ateliers maakt succeservaringen
mogelijk op verschillende gebieden: samen muziek spelen tot beeldhouwwerken maken, koken,
fietsen herstellen etc. Ook binnen het MOBiL-team wordt continu op zoek gegaan naar de
capaciteiten en wensen van de cliënt. Rita verwijst hierbij naar de sturende functie van de
hulpverlener. Deze probeert zoveel mogelijk succeservaringen te creëren zonder dat de spontane
ontwikkeling van de cliënt in het gedrang komt. Binnen het MOBiL-team wordt dit bevorderd door
als hulpverlener present te zijn en ook via een assertieve benadering in de ondersteuning van de
individuele noden.
“Hoop zit in heel kleine dingen, het is soms echt banaal. Dan hebt ge ook soms iets van: allé moet ge daar nu voort
mee. Maar ja, ge moet ergens beginnen he. Ge moet ergens iets creëren waar dat ze hun goed in voelen en wat ge
kunt gaan versterken en vergroten he.” Rita
Alle hulpverleners bevestigen dat het hebben van dromen en ambities motivatie kan versterken. Ze
wijzen op de cliëntgerichte visie waarin het verhaal van de cliënt centraal staat. Het zoeken naar en
formuleren van de eigen doelstellingen wordt vanuit dit hulpverleningsperspectief gezien als basis
waarop steeds verder gewerkt kan worden.
Op dit moment heeft Mark opnieuw de motivatie gevonden om te veranderen en terug positief te
denken. Het stellen van nieuwe doelen (opleiding volgen, sociaal netwerk opbouwen, verantwoord
met geld omgaan, vrijwilligerswerk doen, etc.) in zijn leven zorgde ervoor dat hij terug gelooft in
herstel en hoop heeft op een betere toekomst.
“Ik denk dat ik nu in de mogelijkheid ben, zeker door de laatste twee jaar, om verantwoordelijker met mijn geld
en mijn tijd om te gaan. Ik heb ook niet meer de behoefte om elke avond te gaan feesten en me zat te drinken.”
“Een paar weken geleden zag ik de toekomst niet echt zitten. Ik moest constant een manier vinden om mij bezig te
houden. Telkens een lapmiddel moeten vinden voor het echte leven. Nu heb ik terug een drive om opnieuw een
echt leven te beginnen.”
Mark haalt aan dat hij op zoek is naar hoopgevende en inspirerende voorbeelden in zijn leven. Op dit
moment kan hij zich niet spiegelen aan een voorbeeld, maar hij hoopt hier in de nabije toekomst
verandering in te brengen. De hulpverleners benadrukken hierbij opnieuw de meerwaarde van
ervaringsdeskundigen. Aangezien ze fungeren als rolmodel bieden ze een voorbeeld en inspiratie voor
anderen waaruit hoop kan ontstaan. In de toekomst wil Villa Voortman de inbreng van
ervaringsdeskundigen vergroten.
44
3.3 Identiteit
De opname in een psychiatrisch ziekenhuis betekende voor Mark het betreden van een nieuwe
wereld waarin hij een nieuwe identiteit opgelegd kreeg, namelijk die van patiënt. Deze hospitalisatie
had, volgens Mark, een negatieve invloed op zijn eigenwaarde en identiteit. Hij vervreemde van
zichzelf en van het leven dat hij leidde.
“Er wordt niet gekeken naar het feit dat daar een verwarde persoon zit die eigenlijk gewoon sociaal contact nodig
heeft, warmte nodig heeft, omdat hij dat van zijn ouders niet krijgt, geen vrienden meer heeft, geen steun meer
heeft.” Mark
Hulpverlener Jos bemerkt dat het krijgen van een diagnose positieve effecten kan hebben, maar ook
verlammend kan werken. Het categoriseren via een label kan er enerzijds voor zorgen dat deze
kwetsbare groepen erkend worden, maar anderzijds kan dit tot discriminatie leiden. Binnen Villa
Voortman wordt dit ‘anders zijn’ erkend en worden bezoekers niet gereduceerd tot hun
symptomen.
“Als iemand hier teveel zou beginnen spreken over alleen maar gebruik of alleen maar over schizofreen zijn, dan
ben ik persoonlijk meer geïnteresseerd in dat ander. Ge kunt zo gefocust zijn op een diagnose dat ge op den duur
daarin vast raakt. En ik vind het als taak van de hulpverlening om daar ook aandacht voor te besteden.” Jos
“Soms is het een kwestie van leren omgaan met de zaken die anders zijn. Dat is niet genezen, maar gewoon
anders leren leven en dit wordt door iedereen anders ingevuld.” Thomas
Het vormen van een nieuwe identiteit wordt door de deelnemers van de focusgroep gezien als iets
zeer persoonlijk dat door interactie met anderen tot stand komt. De manier waarop je door anderen
benaderd wordt, speelt hen een belangrijke rol. Als ze, zoals vaak het geval is in de geestelijke
gezondheidszorg, benaderd worden op basis van hun label of ziekte verliezen cliënten steeds meer
de veelzijdigheid van hun identiteit.
“Wanneer je opgenomen wordt, wordt er direct van uitgegaan dat je niet meer in staat bent om voor jezelf te
zorgen. Je wordt er steeds passiever doordat je enkel als patiënt benaderd wordt.” Pol
Het hulpverleningsperspectief benadrukt dat veel mensen met een psychische aandoening negatief
bekeken worden in de maatschappij en gemakkelijk gestigmatiseerd worden. Veelal wordt het
verhaal achter de ziekte genegeerd. Dit is, volgens de deelnemers van de focusgroep, te verklaren
door de onwetendheid binnen de maatschappij. De doorsnee burger heeft een zeer beperkte kennis
over psychische aandoeningen. Er dient gewerkt te worden aan het bestrijden van stigma’s en de
negatieve beeldvorming binnen de maatschappij.
45
“Mensen stellen zich vaak een grote kliniek voor vol met gekken en mensen die niet passen binnen de
samenleving. Dat is een beeld dat bij veel mensen aanwezig is, maar waar er eigenlijk te weinig aan gedaan
wordt.” Thomas
Mark haalt aan dat hij zich niet gestigmatiseerd voelt omwille van zijn psychische problemen. In
tegenstelling tot veel anderen van deze groep heeft Mark niet het gevoel dat hij door de
maatschappij anders bekeken wordt.
“Jij dacht ook eerst dat ik hier stagiair of vrijwilliger was hé. Die sjans heb ik nu nog wel. Ik heb geen
eigenschappen waarin ze direct kunnen zien dat ik ziek ben.” Mark
Vanuit het hulpverleningsperspectief wordt tevens gewezen op de verantwoordelijkheid die de
maatschappij heeft om voorwaarden te scheppen. Er dient een ruimte gecreëerd te worden zodat
personen met een psychische aandoening kunnen re-integreren. Ter bevordering van deze
omgeving waarin mogelijkheden gecreëerd worden om erbij te horen, verwijzen de hulpverleners
naar Kwartiermaken. De begeleiders van de MOBiL-teams maken kwartier in de nabije leefomgeving
van de cliënt (sportclubs, buurtcentra, buren) en ook in verschillende levensdomeinen (sociale
contacten, werk, ontspanning, opleiding). Op die manier trachten ze kansen te creëren zodat
cliënten een nieuwe identiteit kunnen opbouwen in verbondenheid met anderen.
“Dat je de omgeving waarin hij zich beweegt, duidelijk maakt dat dat niet enkel een psychoot of een gebruiker is,
maar ook andere kwaliteiten heeft. Dat is een werk van alle dagen.” Rita
Mark zag zichzelf lange tijd als ‘gebruiker’, ‘eenzaat’ en ‘psychoot’. Dit wordt respectievelijk
geïllustreerd aan de hand van volgende citaten:
“Het stoort me dat ik niets anders vind. Maar voor andere dingen moet je cursussen gaan doen, moet je elke dag
op uw werk gaan komen en moet je verplichtingen nakomen. Voor gebruikers is dat allemaal niet gemakkelijk he.
Dus ik zoek de gemakkelijkste oplossing en euh… verder geraken we niet precies. Waar ik dan eigenlijk, als ik
eerlijk moet zijn, niet veel voldoening uit haal.” Mark
“Als Villa Voortman gedaan is ga ik naar mijn studio en zit ik de hele avond naar tv te kijken. Ik ben wel
uitgenodigd om bij een paar mensen te gaan maar dat is dan weer om een jointje te gaan paffen. Nja… “ Mark
“Ik zit nu al zes jaar in de psychiatrie binnen en buiten en dit begint wel tegen te steken. Altijd met jezelf
geconfronteerd worden en altijd moeten zeggen: allé ik ben toch wel ziek eigenlijk.” Mark
Binnen Villa Voortman erkent men de nood aan identificatie met een bepaalde subgroep, cultuur of
overtuiging. Er wordt veel belang gehecht aan de betekenis van druggebruik wat vaak een
mogelijkheid biedt tot identificatie met een groep. Ook Mark ‘schuilde’ lange tijd achter het label
van gebruiker omdat dit voor hem het meest aanvaardbaar leek.
46
“Ik kan me goed voorstellen dat, als je toch een label moet kiezen, het label van druggebruiker misschien
aanvaardbaarder is voor jezelf. In de maatschappij heerst er nog steeds een groot taboe omtrent mensen met
psychiatrische problemen.” Danny
Rita wijst op het belang van het heropbouwen van een positieve identiteit gedurende het
herstelproces. Het aannemen van een nieuwe sociale rol ziet zij als kans om niet langer enkel als
cliënt of patiënt gezien te worden.
“Ja, ik denk dat da heel belangrijk is dat ze ergens nen rol hebben. Dat ze iemand mogen zijn naast patiënt zijn.
Want dat overkomt u en daar kiest ge niet voor. En ge zijt niet alleen maar dat he. Ge hebt ook nog andere dinges
hé. Maar die focus wordt alsmaar op die pathologie gelegd in plaats van naar de mens op zich.” Rita
Om verandering te brengen in zijn identiteiten waar hij geen voldoening uit haalde, besloot Mark
zelf initiatief te nemen voor het opbouwen van gewaardeerde sociale identiteiten. Omdat Mark veel
voldoening ervaart uit contacten met vrouwelijk gezelschap, besloot hij om een salsacursus te
volgen. Daarnaast schreef Mark zich in bij een kickerclub om ook meer mannelijke contacten te
hebben. Door beroep te doen op zijn capaciteiten tracht Mark opnieuw zelfvertrouwen en
eigenwaarde te ontwikkelen. Mark ziet zichzelf als een ‘strevertje’ dat steeds wil uitblinken. De
laatste tijd had Mark het gevoel dat hij zijn talenten niet met anderen kon delen en dat werkte
verlammend voor hem.
“Voor mijn mannelijke kant wat te versterken, allé wat ik ook graag doe als ontspanning is kickeren. Ik ga daar
ook wat eigenwaarde uit halen denk ik. Het is iets waar ik goed in ben.” Mark
Naast de inspanningen die verwacht worden van de samenleving, wijzen de hulpverleners evenzeer
op hun specifieke rol binnen het herstelproces van de cliënt. De relatie cliënt-hulpverlener dient
een wederzijds karakter te hebben waarin de andere gezien wordt als een medeburger en
gerespecteerd wordt voor zijn eigenheid en zijn levensverhaal.
“Het is belangrijk om bijvoorbeeld ook eens met je cliënt naar het theater of iets dergelijks te gaan. Het is niet
omdat je hulpverlener bent dat ge niet samen iets kan doen he met uwe cliënt hé. Doe da gewoon.” Rita
47
3.4 Zingeving
Mark zijn psychoses waren telkens godsdienstig getint. Hij vertelt hoe hij steeds meer bezeten werd
door religieuze theorieën. Na verloop van tijd kon Mark fictie en realiteit niet meer van elkaar
onderscheiden en dit maakte hem verward. Toen Mark, tijdens zijn opname in het psychiatrisch
ziekenhuis, inzicht kreeg in de betekenissen achter zijn psychose kon hij deze religieuze verhalen
kaderen en onderscheiden van de realiteit. Op die manier kon Mark betekenis geven aan zijn ziekteervaringen. Bovendien geeft Mark aan dat dit een belangrijk aspect vormde om zijn leven opnieuw
betekenis te geven.
“Alle puzzelstukken vielen opeens samen. Dit was voor mij een grote opluchting. Ik had het gevoel dat ik terug
verder kon met mijn leven.” Mark
De deelnemers van de focusgroep geven aan dat er steeds aandacht moet zijn voor de diepere
betekenis van het gedrag of van het druggebruik. Het ‘abnormale’ gedrag dient volgens hen veeleer
gezien te worden als reactie op uitsluiting en discriminatie. Binnen Villa Voortman wordt erkend
dat druggebruik vaak een middel tot identificatie of zelfmedicatie is. Ze benadrukken dat de functie
van druggebruik binnen de hulpverlening niet uit het oog verloren mag worden, maar een
essentieel deel van de behandeling dient te zijn.
“Het idee dat iemand drugs nodig heeft en dat er positieve kanten zijn aan druggebruik is een boodschap die heel
veel mensen nooit zullen aanvaarden.” Pol
Mark geeft aan dat zijn leefsituatie, die lange tijd bestond uit druggebruik en eenzaamheid, hem
verhinderde om een nieuw en betekenisvol leven op te bouwen. Door een gemis aan zinvolle sociale
rollen en doelen verloor Mark steeds meer zijn plaats in de maatschappij.
“Maar ik wil mezelf niet buiten de maatschappij zetten als gebruiker zijnde of psychoot zijnde. Ik wil mezelf in de
maatschappij zien tussen… Maar dat is moeilijk als je niet kan zeggen ik doe dat van job, of ik heb een vriendin of
kinderen ofzo.” Mark
Om zijn dagen zinvol in te vullen, besloot Mark om (bijna) dagelijks naar het ontmoetingscentrum
Villa Voortman te komen. Hier kan Mark zich uitleven in zijn muziek, iets wat moeilijk gaat in zijn
studio. Eveneens maakt hij nuttig gebruik van de computers en geniet hij dagelijks van een
goedkope, maar volwaardige maaltijd. Mark geeft aan dat het verbod op druggebruik binnen Villa
Voortman een positieve invloed heeft op zijn daginvulling. Waar hij vroeger de dag grotendeels
onder invloed doorbracht, weet hij deze nu zinvol in te vullen.
48
Binnen Villa Voortman wordt gebruik gemaakt van ateliers, , waar de bezoekers vrij gebruik van
kunnen maken. In plaats van strikte, verplichte therapievormen wordt er een divers aanbod aan
ontmoetingsplaatsen gecreëerd: beeldend atelier, muziekatelier, poëzieatelier, dansatelier, gitaarles,
speaker’s corner, etc. Daarnaast wordt er ook dagelijks gekookt met de bezoekers. Dit alles verloopt
in een ongedwongen, enigszins geregelde chaotische sfeer. Via dit diverse aanbod tracht Villa
Voortman de bezoekers als subject met een eigen vraag centraal te stellen.
“Ik zie het hier een beetje als een labo. Mensen kunnen hier experimenteren met nieuwe dingen en zelf met
nieuwe voorstellen komen.” Jos
“We willen mensen zien leven en bevestigen in wat ze doen.” Jasmien
“Het is niet verplicht, maar ze zijn vrij om te komen. Op sommige momenten wordt hier geen gebruik van
gemaakt, maar dan is het onze taak om de bezoekers hiervoor warm te maken.” Danny
Ook Rita beschouwt zingeving als een essentieel element binnen het herstelproces. Om de betekenis
en de zin achter bepaald gedrag te zoeken, wordt er binnen het MOBiL-team gewerkt op basis van
systematisch rehabilitatiegericht handelen. Dit houdt in dat het MOBiL-team inspeelt op volgende
acht levensdomeinen: relaties, zelfzorg, gezondheid, onderwijs, zingeving, werken, vrije tijd en
wonen. Op basis van deze domeinen wordt, samen met de cliënt, een zorgplan opgesteld waarbij
steeds vertrokken wordt vanuit de aanwezige sterktes die het herstelproces kunnen bevorderen en
ondersteunen. Om deze doelen te vervullen is er een goede samenwerking nodig tussen MOBiLteams, GTB (Gespecialiseerde Trajectbegeleiding), Beschut Wonen, Thuiszorg, Straathoekwerk, etc.
Deze individuele doelen richten zich veelal op het versterken van een positieve identiteit en het
ontwikkelen van gewaardeerde sociale rollen.
“Dat mensen, ja iets hebben waarbij ze zich goed voelen. Opnieuw burger kunnen zijn. Het is een proces van
vallen en opstaan. Iets heel persoonlijk ook. Voor den ene gaat da zijn van ergens een woonst hebben en terug in
een rijtje kunnen wonen tussen andere mensen. Voor andere gaat da dan diene relatie zijn.” Rita
Recentelijk heeft Mark enkele nieuwe doelstellingen voor zichzelf opgesteld. Sinds kort werkt hij
een halve dag per week als vrijwilliger in de Wereldwinkel. Voor hem is dit niet alleen een nieuwe
bron van zingeving, het vormt ook een context buiten die van de geestelijke gezondheidszorg waar
hij met nieuwe mensen in contact komt. Vervolgens besloot Mark om een nieuwe opleiding
(Bachelor in het Sociaal werk) te volgen. Mark ziet dit als een kantelmoment in zijn herstelproces
omdat hij sinds dat moment opnieuw een doel in zijn leven heeft.
“Nu is er een switch in mijn leven die veel verschil zal maken. Ik merk nu ook de laatste tijd dat ik mij veel beter
voel dan voordien (…) Door meer doelen te stellen, meer mogelijkheden te zien. Misschien komt het door die
cursus die echt is wat ik wil.” Mark
49
Mark beschrijft de reden van zijn druggebruik als een manier om zijn dagen in te vullen. Omdat hij
lange tijd geen zinvolle dagbesteding had, zag Mark druggebruik als ideaal middel om verveling en
eenzaamheid tegen te gaan. Nu Mark een nieuw doel in zijn leven heeft gevonden, wenst hij zijn
druggebruik af te bouwen. De hulpverleners van Villa Voortman geven aan dat omgaan met
druggebruik steeds een grote uitdaging vormt voor hen. Zij leggen aanvankelijk niet de nadruk op
volledige abstinentie, maar gaan in eerste instantie op zoek naar de functie van het gebruik. Het
druggebruik wordt niet genegeerd, maar er wordt ruimte gecreëerd om het bespreekbaar te maken.
Zo trachten de hulpverleners, met meer inzicht in de functie van het gebruik, tot meer verantwoord
gebruik te komen.
Ervaringsdeskundige Pol wijst ook nog op de existentiële vragen van personen die op zoek zijn naar
de zin van hun leven. Hij benadrukt de ondersteunende factor van geloof om opnieuw betekenis in
het leven te vinden in tijden van crisis. Danny merkt op dat geloof ook belemmerend kan werken
voor herstel omdat extreem geloven een trigger kan zijn voor een psychose. Rita geeft op haar beurt
aan dat ze minder ervaring heeft met personen die sterk geloven. Spiritualiteit ziet zij eerder in
combinatie met psychoses. Volgens haar dient de hulpverlener hier voldoende afstand van te
houden en tegelijkertijd respectvol mee om te gaan.
“Sofie bijvoorbeeld heeft een heel concrete reeks van problemen. Maar op het moment dat ze het diepst zat kwam
ze naar mij met de vragen: geloof jij? En waarin geloof jij? Snap je, die existentiële vragen komen naar boven op
het moment dat ze geen uitweg meer ziet.” Pol
50
3.5 Empowerment
Mark geeft aan dat zijn opname in het ziekenhuis noodzakelijk was om binnen een prikkelarme
omgeving zijn symptomen onder controle te krijgen. Eens hij stabieler werd, zocht Mark naar een
nuttige dagbesteding waarin hij zichzelf verder kon ontwikkelen. Deze vond hij niet tijdens zijn
opname in het psychiatrisch ziekenhuis.
“Het is precies of je op een nutteloze school zit waar je wel tijdverdrijf hebt, maar niets wordt bijgebracht.” Mark
Daarnaast verklaart Mark dat hij tijdens zijn opname weinig betrokken werd bij beslissingen. Hij had
de indruk dat er geen rekening gehouden werd met zijn mening. Gedurende zijn opname werd hij
weinig gestimuleerd om met zijn capaciteiten aan de slag te gaan en had hij weinig controle over
zijn eigen leven.
“Ik heb mij daar bij neergelegd, maar ik dacht vanaf het begin dat deze afdeling niets voor mij was.” Mark
Binnen Villa Voortman wordt getracht om een nieuw milieu te creëren dat de bezoekers betrekt bij
hun behandeling en hen verantwoordelijkheden aanbiedt. Concreet houdt dit in dat zowel het team
als de bezoekers een gedeelde verantwoordelijkheid dragen over de behandeling en de werking van
het ontmoetingshuis. In deze horizontale werking maken de hulpverleners zoveel als mogelijk
gebruik van de expertise van de bezoekers. De hulpverleners geven aan dat het benutten van de
krachten van de bezoekers leidt tot meer betrokkenheid en verantwoordelijkheid.
Rita vindt het belangrijk dat hulpverleners wijzen op de eigen verantwoordelijkheden van de
cliënten. Zij beschouwt cliënten als mandaatgevers met veel ervaringskennis die optreden als
partners binnen de begeleiding.
“Er zijn wel consequenties aan bepaald gedrag, bijvoorbeeld druggebruik, waardoor een aantal dingen niet
mogelijk zullen zijn. Maar dat is hun keuze en die respecteer ik.” Rita
“Ik zeg altijd dat is zoals een goeie moeder die haar kinderen moet opvoeden, maar ook moet weten van: ik kan
mijn best doen, maar haar kind heeft een eigen ontwikkeling. Ze moet ook af en toe loslaten om te kunnen zien.
Ook al vallen ze tien keer, de elfde keer lukt het hé. Dat is eigenlijk een beetje het zelfde met de cliënten he.” Rita
Niettegenstaande
cliënten
gestimuleerd
moeten
worden
tot
het
nemen
van
eigen
verantwoordelijkheid, bemerkt Rita dat je als hulpverlener ook veranderingsprocessen dient aan te
geven. Als hulpverlener moet je bepaalde zaken durven te benoemen om cliënten meer inzicht bij te
brengen.
“Ge moet ook durven zeggen aan uw cliënt: zou het kunnen zijn dat. Maar dan moet ge heel goed in acht nemen
van wat mag ik wanneer zeggen bij die cliënt en hoe mag ik het zeggen. Dat is ook een deel van hun
kwetsbaarheid he. Ze zijn wie da ze zijn. Da moet ge als hulpverlener ook aanvaarden he.” Rita
51
Mark verklaart dat hij zijn druggebruik onder controle heeft en de regels hieromtrent van Villa
Voortman respecteert. Volledig stoppen is voor Mark geen doelstelling omdat gecontroleerd
gebruik voor hem een positieve betekenis heeft. Mark ervaart gebruik vooral als een sociaal
gebeuren dat hem bovendien tot rust brengt. Nu Mark nieuwe doelstellingen heeft (opleiding,
vrijwilligerswerk, etc.) in zijn leven wil hij dit druggebruik sterk verminderen.
“Gebruiken bekijk ik soms als een sport. Kijk, ik ben geoefend en ik weet aan wat ik mij moet verwachten. Ik weet
waaraan blessures kunnen ontstaan. Dus dat ga ik uit de weg. Ik probeer mezelf wat te verzorgen terwijl ik bezig
ben. Het moet zo voor plezier blijven en ik heb er controle over.” Mark
“Als ik nu deze week niet gebruik dan is dat zo. Dan is dat goed. Maar omgekeerd ook, als ze tegen mij zeggen van
je mag nooit meer gebruiken, dan kan ik daar ook niet tegen.” Mark
Rita stelt dat de regie over het eigen leven steeds bij de cliënt moet blijven. Het is volgens haar de
taak van de hulpverlener om cliënten aan te moedigen zelf controle te nemen over het eigen leven.
“Maar uiteindelijk is dat hun kwetsbaarheid en wie zijn wij om te zeggen dat hij dat moet stoppen. Als je in de
thuissituatie komt, dan zijt gij gast. Dan kunt gij niet de regeltjes opleggen. Ze gaan er wel vroeg of laat of
misschien nooit op uitkomen wat er goed of slecht is voor hen. Maar wie zijn wij om dat te beslissen.” Rita
De hulpverleners van Villa Voortman stellen dat een open en niet-repressieve groepssfeer de kans biedt
om eigen verantwoorde keuzes te maken. Ze wijzen op de noodzaak om openheid te creëren waardoor
deze
verantwoordelijkheden
kunnen
opgenomen
worden.
Jos
wijst
hierbij
op
de
‘nep-
verantwoordelijkheden’ die in een psychiatrisch ziekenhuis opgelegd worden.
“Als ge niet anders kunt of ge vliegt buiten, dan doe je dat gewoon. Dat is iets anders dan vrij
verantwoordelijkheid kunnen opnemen.” Jos
Hierbij merken verschillende hulpverleners op dat sommige cliënten tijdelijk beschermd dienen te
worden voor hun verantwoordelijkheden. Het zou, volgens hen, naïef zijn om te denken dat iedereen
steeds klaar is om zijn verantwoordelijkheden op te nemen. Opnames in een psychiatrisch ziekenhuis
blijven voor bepaalde cliënten noodzakelijk.
“Even die bescherming bieden, van niet moeten verantwoordelijkheden opnemen en eigenlijk verzorgd worden.
Soms is dit echt nodig.” Jos
Om terug te kunnen keren naar de samenleving werden, vanuit het psychiatrisch ziekenhuis, enkele
eisen gesteld waaraan Mark moest voldoen. Zo diende hij een woonst en nuttige dagbesteding te vinden.
Tijdens zijn opname ging Mark reeds actief aan de slag om de controle over zijn leven in eigen handen te
nemen. Hij zocht vrijwilligerswerk en nam contact met Villa Voortman. Mark ervaarde het opnieuw
opnemen van verantwoordelijkheden als een grote stap. Hij wordt hierin nog ondersteund door onder
andere een bewindvoerder (geldbeheer), Villa Voortman, etc. Toch dankt Mark de realisatie van deze
doelen aan zijn eigen sterktes.
52
“Als ik een beetje een dikke nek mag hebben, ik vind wel dat ik goed mijn plan kan trekken. Altijd al gedaan. Ik
ben een plantrekker.” Mark
Mark geeft aan dat hij door het correct innemen van zijn medicatie de symptomen onder controle
kan houden. Op dit moment kan Mark wekelijks (gratis) zijn medicatie halen in het
wijkgezondheidscentrum. Dit is voor hem een grote geruststelling gezien hij in het verleden niet
over de financiële middelen beschikte om zijn medicatie te kopen. Mark heeft verschillende
vaardigheden ontwikkeld om met zijn kwetsbaarheden om te gaan, de zogenaamde
copingvaardigheden. Zo heeft Mark het moeilijk om alleen te zijn, maar hij zoekt steeds
alternatieven om hiermee om te gaan.
“Volgende week sta ik alleen in de winkel. Ik begin mij dan snel te vervelen en mijn gedachten dwalen dan af.
Maar ik zorg dan dat ik een krant of een boek mee heb om mij nuttig bezig te houden. Dan is het minder erg om
alleen te zijn.” Mark
Mark huurt sinds kort een studio te Gent. Dit werd mogelijk dankzij het verkrijgen van een
invaliditeitsuitkering. Voor hem was het beschikken over een eigen stek een belangrijke stap om
zich te re-integreren en terug zijn leven in eigen handen te nemen. Het hebben van een eigen
woonst betekent voor Mark het beschikken over een veilige plaats waar hij rust in zijn leven kan
vinden. De veranderingen in zijn levensstijl zorgen voor een verminderd contact met triggers alsook
voor een verminderde blootstelling aan stressoren.
“De vorige keer dat ik zo lang werd opgesloten is omdat ik geen huis had, geen werk, geen… Nu had ik een studio,
dus ik kon direct vanaf ik gezond in mijn kop was, naar mijn studio gaan. Ik wil op mijn eigen benen staan. En nu
had ik ook het privilege om dat te kunnen zeggen.” Mark
Vanuit het hulpverleningsperspectief wordt de cliëntgerichte aanpak benadrukt. In samenspraak
met de bezoeker wordt gezocht naar een individueel traject. Binnen Villa Voortman wordt gekozen
om de regels en structuur te beperken tot een minimum dat toch voldoende dragend is opdat elkeen
de controle over zijn leven kan behouden.
“De bezoeker bepaalt voornamelijk zijn eigen programma. Meer nog, hij is het programma.” Danny
Rita bemerkt tot slot dat het belangrijk is om te werken met de kracht en energie die vanuit de
cliënten zelf komt. Het is de taak van de hulpverlener om deze krachten bij de cliënt te ontdekken
en te benutten om zo tot een grotere autonomie van de cliënt te komen.
53
4
Discussie en conslusie
In het vierde deel van deze masterproef wordt, in eerste instantie, de relevantie van dit onderzoek
verduidelijkt. Vervolgens worden de onderzoeksresultaten kritisch besproken en worden er
terugkoppelingen naar de literatuur gemaakt. Tot slot worden de beperkingen van dit onderzoek
beschreven en worden er aanbevelingen geformuleerd voor de praktijk, verder onderzoek en het beleid.
4.1 Relevantie van het onderzoek
Om te evolueren naar een gemeenschapsgerichte geestelijke gezondheidszorg wordt er in België
stapsgewijs een ambulant systeem uitgewerkt (Gids naar een betere geestelijke gezondheidszorg,
2010). De uitbouw van mobiele teams en het ontmoetingshuis Villa Voortman zijn experimenten in
het kader van artikel 107. Zich baserend op de evaluatie van deze experimenten wenst de overheid
een definitieve regelgeving te ontwikkelen omtrent de vermaatschappelijking van de geestelijke
gezondheidszorg (Marysse, 2010). Binnen deze masterproef werd, zowel vanuit cliënten- als vanuit
hulpverleningsperspectief, onderzocht hoe persoonlijk herstel ingevuld wordt in de praktijk. Een
belangrijke meerwaarde van dit onderzoek is dat de nieuwe herstelvisie, die nog volop in beweging
is, getoetst werd aan de praktijk. Op basis van de resultaten uit deze studie worden aanbevelingen
geformuleerd voor praktijk en beleid.
Van Weeghel (2013) wijst op de belangrijke rol van het construeren van herstelverhalen. Volgens
hem ontwikkelen mensen hun identiteit daadwerkelijk met behulp van (levens)verhalen.
Herstelverhalen worden door Boevink (2008 in Korevaar en Dröes, 2008) omschreven als verhalen
van mensen die herstellen van een psychische aandoening en die ingaan op thema’s als zingeving en
identiteit. Binnen dit onderzoek werd door zowel participant als onderzoeker dieper ingegaan op de
thema’s verbondenheid, hoop en optimisme, identiteit, zingeving en empowerment. Naarmate het
onderzoek vorderde, kreeg Mark meer inzicht in zijn herstel en mogelijkheden. Aanvankelijk zag hij
zichzelf als gebruiker, eenzaat en psychoot. Mark haalde geen voldoening uit deze rollen en ging,
mede dankzij de verworven inzichten uit dit onderzoek, op zoek naar een nieuwe positieve
identiteit en nieuwe doelstellingen. “Een verhaal benadrukt het besef van eigen kracht en eigen
identiteit. Het maakt ruimte voor het besef dat de schrijver zelf bepaalde veranderingen tot stand
heeft gebracht” (Dröes, 2008 in Korevaar & Dröes, 2008, p.299). Zo werd tijdens het derde interview
het talent voor kickeren hervonden en bekrachtigd. Nog voor het onderzoek ten einde liep, was
Mark reeds actief lid in een kickerclub. Dit onderzoek, waarin Mark zijn herstelervaringen en
nieuwe doelstellingen formuleerde, vormde een niet te miskennen meerwaarde voor zijn
persoonlijk herstelproces.
54
4.2 Bespreking onderzoeksresultaten
In onderstaand deel worden de onderzoeksresultaten kritisch besproken aan de hand van het
theoretisch model van Leamy et al. (2011). Dit gebeurt door middel van terugkoppelingen met zowel
de literatuurstudie als met nieuwe literatuur. Er wordt geopteerd om beide perspectieven, cliënt en
hulpverlening, samen te voegen en aldus meer diepgang in de discussie te bereiken.
4.2.1 Verbondenheid
Uit dit onderzoek blijkt dat lotgenoten, ervaringsdeskundigen en peer groups als positief ervaren
worden door zowel de hulpverleners als de cliënt. Mead and MacNeil (2006 in Tew et al., 2011) geven
aan dat cliënten relaties met lotgenoten of peers aangaan omdat ze zich in deze relaties meer
geaccepteerd en begrepen voelen. Villa Voortman sluit hierbij aan door het bieden van een veilige
haven waar mensen met een psychische aandoening relaties kunnen aangaan. Kal (2001) stelt dat
kwetsbare personen binnen niches, zoals Villa Voortman, anderen kunnen vinden die emotioneel
ondersteunend zijn. Binnen het MOBiL-team staat de samenwerking met ervaringsdeskundigen
centraal omdat mensen met een gelijke achtergrond op een meer authentieke wijze kunnen omgaan
met anderen (Repper & Carter, 2011). Daarnaast hebben deze ervaringsdeskundigen een brugfunctie
tussen cliënten en hulpverleners.
Hoewel Mark heel wat nieuwe contacten aanging in het ontmoetingshuis, is hij nog steeds op zoek
naar degelijke relaties buiten de context van de geestelijke gezondheidszorg. Hij tracht zijn sociaal
netwerk opnieuw uit te breiden, maar ondervindt dat dit niet eenvoudig verloopt. Het is niet
makkelijk om ‘uit het niets’ verbindingen met anderen aan te gaan. Mark hanteert zijn druggebruik
als aanknopingspunt om contacten te leggen met anderen. Terwijl psychische aandoeningen het
individu steeds meer vervreemden van zijn omgeving en anderen, kan het behoren tot een
drugscultuur een gevoel geven er toch bij te horen (Dom, 1999). De hulpverleners van Villa
Voortman beschouwen de spontane groepsvorming door druggebruik niet als einddoel, maar als
vertrekpunt waaruit erkenning en verbondenheid via ontmoeting kan ontstaan. In tegenstelling tot
Villa Voortman creëert het MOBiL-team geen aparte niche, maar trachten ze om buurthuizen,
sportcentra, etc. als gastvrije ontmoetingsplaatsen te organiseren. Zo proberen MOBiL-teams sociale
inclusie te bevorderen binnen de concrete leefomgeving van de cliënt. Villa Voortman en de MOBiLteams vullen elkaar perfect aan door beide vanuit hun unieke invalshoek verbondenheid te
stimuleren.
Zoals Davidson en Stayner (1997) aangeven, ervaren veel personen met een psychische aandoening
frequente en intense periodes van eenzaamheid. De resultaten van de case study tonen aan dat het
opbouwen van een sociaal netwerk niet eenvoudig is voor een persoon met psychische problemen.
55
Tew et al. (2011) geven aan dat het hebben van een sociaal netwerk dat hoop en ondersteuning
biedt, een kritische factor kan zijn in het bereiken van herstel. Mark beschouwt het hebben van
sociale relaties met anderen als basis om zich opnieuw met de samenleving te verbinden. Vanuit het
hulpverleningsperspectief wordt herstel gezien als een gedeeld proces. Er wordt gewezen op de
verantwoordelijkheden van de samenleving om personen met een psychische aandoening als
volwaardige burgers te benaderen. Er dient ruimte gecreëerd te worden in de gemeenschap waar
mensen met beperkingen daadwerkelijk kunnen participeren in de samenleving (Kal, 2001). Zowel
Villa Voortman als de MOBiL-teams trachten, via Kwartiermaken, verdere marginalisatie tegen te
gaan en sociale inclusie te bevorderen.
4.2.2
Hoop en optimisme
Personen met een psychische aandoening worden veelal verbannen naar de rand van de
maatschappij (Bryssinck, 2003). Hulpverleners geven aan dat ze vaak geconfronteerd worden met
personen die overdonderd worden door een gevoel van hopeloosheid. Villa Voortman tracht een
plek te zijn waar diegenen waar niemand meer in gelooft, erkend worden in hun mens zijn en hun
anders zijn. Ze benadrukken dat het essentieel is om te erkennen dat sommige personen extra
kwetsbaar zijn en al heel wat negatieve ervaringen achter de rug hebben. Ook Van Weeghel (2013)
merkt op dat veel mensen met psychische aandoeningen slechts een klein sociaal netwerk hebben,
beschikken over weinig materiële hulpbronnen en een beperkt aantal maatschappelijke rollen
vervullen. Het streven naar zelfredzame burgers ontkent het feit dat sommigen minder
keuzemogelijkheden en kansen hebben (Vandekinderen , Roets, Vandenbroeck, Vanderplasschen, &
Van Hove, 2012). De hulpverleners benadrukken dat motivatie om te veranderen een proces van
lange duur is dat dit verloopt in verschillende fasen, zoals aangeven door Ralph et al. (2000). Zowel
binnen Villa Voortman als het MOBiL-team wordt gewerkt aan de hand van een geïntegreerde
behandeling waarin het verhaal achter de mens de nodige aandacht krijgt.
De hulpverleners geven aan dat het hebben van dromen en doelstellingen een grote motivator kan
zijn voor verandering. Het zoeken naar en formuleren van de eigen doelstellingen wordt als
vertrekpunt beschouwd binnen de cliëntgerichte visie. Via succeservaring krijgen cliënten opnieuw
greep op hun eigen leven. Villa Voortman werkt zoveel als mogelijk met de capaciteiten en talenten
van de bezoekers om zo de kans op succes te vergroten. Concreet gebeurt dit via een ruim aanbod
aan ateliers. Ook de begeleiders van het MOBiL-team trachten succeservaringen te creëren zonder
dat de spontane ontwikkeling van de cliënt in het gedrang komt. Dit sluit aan bij de attitude van de
hulpverlener die hoop en optimisme uitdrukt, zoals aangegeven door Droës en Plooy (2010).
Uit dit onderzoek is gebleken dat Mark zijn herstel een complex en dynamisch proces is. Lange tijd
voelde hij zich leeg, zonder prikkels en met weinig hoop en optimisme over de toekomst. Na een
56
periode van eenzaamheid en zelfvervreemding probeert Mark, op dit moment, opnieuw controle te
krijgen over zijn leven. Het stellen van nieuwe doelen voor de toekomst (opleiding volgen,
vrijwilligerswerk, sociaal netwerk uitbouwen, etc.) bracht nieuwe hoop en motivatie met zich mee.
De veranderingen die geleidelijk aan plaats vinden, zorgen op hun beurt voor een vermindering van
zijn druggebruik. Volgens Boevinck et al. (2011) zou een vermindering van druggebruik een
positieve invloed hebben op het herstelproces.
De hulpverleners van dit onderzoek benadrukken het belang en de meerwaarde van
ervaringsdeskundigen bij het hervinden van geloof in zichzelf en de toekomst. Deze
ervaringsdeskundigen fungeren, naast bron van hoop, als rolmodel en zijn een voorbeeld en
inspiratie voor anderen (Marysse, 2010). Op dit moment mist Mark een concreet voorbeeld in zijn
leven, iemand waaraan hij zich kan spiegelen.
4.2.3 Identiteit
Het langdurig verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis zorgde ervoor dat Mark steeds meer
vervreemde van zichzelf en van het leven dat hij leidde. Mark verklaart dat de veelzijdigheid van
zijn identiteit steeds meer beperkt werd omdat hij voortdurend als patiënt benaderd werd. Beide
zorgvormen beschouwen identiteitsontwikkeling als een persoonlijk proces dat door interactie met
anderen (peers, ervaringsdeskundigen, etc.) gevormd wordt. De hulpverleners uit dit onderzoek,
zowel deze uit Villa Voortman als uit de MOBiL-teams, beseffen dat ook zij een grote rol kunnen
spelen in de identiteitsontwikkeling van de cliënt. Het is van groot belang om de cliënt niet te
reduceren tot zijn symptomen, maar te erkennen in zijn ‘anders zijn’. Davidson et al. (2005) geven
aan dat een gevoel van erkenning bijdraagt aan het vormen van een nieuwe identiteit buiten de
stoornis.
Hulpverleners zien het aannemen van een nieuwe sociale rol als mogelijkheid voor de cliënt iemand
te kunnen zijn naast enkel patiënt. Wann (2006) wijst op de positieve relatie tussen enerzijds het
identificeren met een bepaalde groep en anderzijds het sociaal-psychologisch welzijn omdat er een
vorm van sociale verbondenheid tot stand komt. De hulpverleners trachten het netwerk van de
cliënten zo groot mogelijk te maken, wat de kans op identificatie met positieve rolmodellen
vergroot. Tijdens dit onderzoek is er een identiteitsontwikkeling merkbaar in het herstelproces van
Mark. Hij evolueert van gebruiker, psychoot en eenzaat naar salsadanser, student, clublid, etc.
Binnen Villa Voortman wordt veel belang gehecht aan de onderliggende betekenis van druggebruik.
Bryssinck (2003) geeft aan dat druggebruik niet alleen zorgt voor een zekere symptoomreductie,
maar het laat tevens een identificatie met een beeld van ‘druggebruiker’ toe. Slabbinck (2006) stelt
dat binnen de samenleving subculturen bestaan waarbij druggebruik een ankerpunt tot identificatie
57
vormt. De waarde van deze identificatie wordt duidelijk wanneer personen met een psychische
aandoening, die eveneens middelen nemen, de aandacht opmerkelijk op hun gebruik vestigen. Ook
Mark ‘schuilde’ lange tijd achter het label van gebruiker gezien dit voor hem het meest
aanvaardbaar leek. Door deze identiteit van druggebruiker aan te nemen, maakt de persoon deel uit
van een bepaalde subcultuur waarin minder stigmatiserende sociale interacties aangegaan kunnen
worden (Bryssinck, 2003).
De beeldvorming van een psychiatrische patiënt moet, volgens de ervaringsdeskundige uit de
focusgroep, grondig veranderen en er dient afstand genomen te worden van het negatieve karakter
waarmee deze identiteit samenvalt. Personen met een psychische aandoening voelen zich vaak
machteloos of gestigmatiseerd door bepaalde anderen, wat leidt tot achteruitgang van hun
problemen en een neiging tot zich terugtrekken uit hun sociale leefwereld (Tew et al., 2011).
Aansluitend hierbij verwijzen de hulpverleners naar de invloed die de maatschappij heeft op de
identiteitsontwikkeling van cliënten. Via Kwartiermaken wordt ruimte gemaakt voor de ander met
een acceptatie van het verschil (Kal, 2001). “De ‘normale mensen-wereld’ moet er rekening mee
houden dat er ‘met sommige mensen iets is’, maar dit niet inhoudt dat ze niet meer mee mogen
doen op het werk, in het buurthuis, in het vrijwilligerswerk” (Kal, 1999, p. 16).
4.2.4 Zingeving
Mark geeft aan dat zijn leefsituatie, die lange tijd bestond uit druggebruik en eenzaamheid, hem
verhinderde om een nieuw betekenisvol leven op te bouwen. Hij geeft aan dat druggebruik voor
hem een middel om was om zijn eenzame dagen te vullen en verveling tegen te gaan. Door een
gemis aan zinvolle sociale rollen en doelen verloor Mark steeds meer zijn plaats in de maatschappij.
De hulpverleners geven aan dat er steeds aandacht dient te zijn voor de betekenis van het gedrag of
van het druggebruik. Het ‘abnormale’ gedrag wordt volgens hen veeleer gezien als reactie op
uitsluiting en discriminatie. Binnen Villa Voortman wordt erkend dat druggebruik vaak een middel
tot identificatie of zelfmedicatie is. De hulpverleners benadrukken dat de functie van druggebruik
niet uit het oog verloren mag worden, maar een essentieel deel van de behandeling dient te zijn.
Strauss en Carpenter (1974) stellen dat verandering op het ene levensdomein gebruikt kan worden
om verandering op een ander domein in gang te zetten. Dit is te herkennen bij Mark op het moment
dat hij besloot een nieuwe opleiding te volgen. Voor hem was dit een kantelmoment in zijn
herstelproces omdat hij vanaf toen opnieuw een betekenisvolle rol vervulde, namelijk deze van
student. Daarnaast brengt deze opleiding ook een zinvolle dagbesteding en concrete doelstelling
met zich mee. Mark kreeg meer zelfvertrouwen en dit had een positieve invloed op zijn sociaal
leven.
58
Om de zin in het leven opnieuw te ontdekken, kunnen mensen de behoefte hebben aan een niche
waarin ze nieuwe ervaringen kunnen opdoen (Wilken, 2010). Dit komt overeen met de werking van
Villa Voortman waarin hulpverleners, naast therapeutische ondersteuning, bezoekers stimuleren
om nieuwe zaken uit te proberen in de verschillende ateliers. Via het diverse aanbod trachten ze de
bezoekers als subject met een eigen vraag centraal te stellen. Binnen de MOBiL-teams wordt, samen
met de cliënt, actief op zoek gegaan naar eigen doelen, dromen en verlangens om een leven buiten
‘de ziekte’ op te bouwen. Deze individuele doelen richten zich veelal op het versterken van een
positieve identiteit en het ontwikkelen van gewaardeerde sociale rollen (Young & Ensing, 1999).
4.2.5 Empowerment
Zowel uit de theorie als uit de praktijk blijkt dat er een sterke nadruk ligt op de eigen
verantwoordelijkheden van de zorggebruikers binnen het empowermentproces van herstel
(Gottstein, 2003 in Vandekinderen, Roets, Roose et al., 2012). Van Hecke et al. (2011) stellen dat “de
vernieuwing van een voornamelijk medisch naar een herstelgericht zorgmodel moet leiden tot de
emancipatie van de patiënt in de maatschappij” (p. 942). Dit impliceert dat van professionals
voortaan verwacht wordt dat ze empowerment stimuleren (Vandekinderen, Roets, Roose, & Van
Hove, 2012). De aansprakelijkheden worden hierbij voornamelijk bij het individu gelegd en de rol
van de maatschappij blijft veeleer op de achtergrond. Van mensen met een psychische aandoening
die nood hebben aan ondersteuning wordt verwacht dat ze zich verantwoordelijk gedragen en
ondernemende burgers zijn (Vandekinderen et al, 2012). Deze ideologie is tevens herkenbaar in het
herstelverhaal van Mark. Uit dit onderzoek blijkt dat herstel door Mark overwegend individueel
ingevuld wordt. Hij vertelt hoe hij zelf actief op zoek ging naar een woonst, een job en een nieuwe
opleiding. Mark geeft impliciet aan dat hij zich zelfstandig en verantwoordelijk wil gedragen en zijn
eigen leven terug in handen wil nemen. Mark streeft naar een autonoom leven waarin hij zinvolle
doelen en rollen kan vervullen, met andere woorden hij streeft naar normalisatie. Bovendien blijkt
uit het onderzoek dat het leven in het psychiatrisch ziekenhuis, volgens zowel Mark en de
hulpverleners, niet gericht is op normalisatie. Mark beschrijft hoe hij tijdens zijn opnames vaak een
ganse dag niets deed, gewezen werd op het nemen van zijn medicatie en zijn eten voor hem werd
klaargemaakt. Dit is niet representatief voor het leven buiten de geestelijke gezondheidszorg. Mark
is nu zelf verantwoordelijk voor het correct innemen van zijn medicatie en het onder controle
houden van zijn leven. De hulpverleners uit dit onderzoek vinden dat de cliënten beter voorbereid
dienen te worden op een zelfstandig leven. In dit verband wijzen ze op de goede werking van
ziekenhuizen met een rehabilitatiedienst.
De hulpverleners uit dit onderzoek beschouwen personen met een psychische aandoening als
ervaringsdeskundigen en experts over hun eigen leven. De horizontale werking binnen Villa
Voortman zorgt ervoor dat zowel het team als de bezoekers een gedeelde verantwoordelijkheid
59
dragen over de behandeling en werking van het ontmoetingshuis. Vanuit een veilige uitvalbasis
wordt een milieu gecreëerd waarin de krachten van de bezoekers centraal staan. Volgens de
hulpverleners van Villa Voortman leidt deze manier van werken tot meer betrokkenheid en
verantwoord gedrag. Ook de begeleiders van de MOBiL-teams zien cliënten als mandaatgevers of
partners binnen de begeleiding. Het accent op verantwoordelijkheid is ook duidelijk aanwezig in de
door Slade (2009) omschreven individuele benadering van herstel waarin verondersteld wordt dat
personen met een psychische aandoening eigen verantwoordelijkheid nemen door zelfmanagement.
Deegan (2001) sluit hierbij aan daar zij herstel omschrijft als het opnieuw controle krijgen over het
eigen leven en verantwoordelijkheid nemen voor je eigen herstelproces. Vanuit het
hulpverleningsperspectief wordt herstel gezien als een gedeeld proces waarin de maatschappij een
belangrijke verantwoordelijkheid heeft in het activeringsproces van kwetsbare en uitgesloten
groepen. De samenleving dient zich open te stellen voor personen met een psychische aandoening
en hen te aanvaarden als volwaardige burgers.
Het herstelparadigma wordt door Vandekinderen, Roets, Roose en Van Hove (2012) bekritiseerd
omdat de aansprakelijkheid voornamelijk bij het individu wordt gelegd. Van mensen met een
psychische aandoening wordt ten onrechte verwacht dat ze zelfsturend, zelfvoorzienend,
onafhankelijk en volledig verantwoordelijk dienen te zijn voor de eigen keuzes (Vandekinderen et
al., 2012). Van Hecke et al. (2011) stellen dat hier voorbijgegaan wordt aan de realiteit van de
psychische ziekte, waarbij het inzicht in het eigen functioneren en het zicht op de realiteit
aangetast wordt. De hulpverleners uit dit onderzoek geven aan dat cliënten tijdelijk beschermd
moeten kunnen worden voor hun verantwoordelijkheden. Zij vinden het naïef om te denken dat
iedereen ten alle tijden zijn verantwoordelijkheden kan opnemen en opnames in een psychiatrisch
ziekenhuis voortaan overbodig zouden zijn.
Verschillende auteurs (Boumans, 2012; Van Hecke et al., 2011) stellen zich de vraag in hoeverre
empowerment, zelfredzaamheid en kostenbesparing kunnen samengaan. Van Regelmortel (2008)
geeft aan dat empowerment zowel een bevrijdende als een regulerende werking kan hebben. Gevaar
dreigt wanneer het concept empowerment begrepen wordt als een eenzijdig proces dat evolueert
van afhankelijkheid naar onafhankelijkheid. Van Regelmortel (2008) benadrukt dat, in de praktijk,
het begrip empowerment te vaak eenzijdig de verantwoordelijkheid bij het individu legt.
60
4.3 Beperkingen van het onderzoek
Een eerste beperking van dit onderzoek is dat het gaat om kwalitatief onderzoek met een beperkte
onderzoeksgroep. Dit maakt dat de conclusies uit dit onderzoek niet generaliseerbaar zijn.
Daarnaast vindt het volledige onderzoek plaats binnen de context van Villa Voortman. De
verbondenheid aan deze voorziening kan bijgevolg een invloed hebben op de antwoorden en visies
van de respondenten.
Een volgende beperking van dit onderzoek houdt in dat de antwoorden binnen de diepte-interviews
beïnvloed werden door de gemoedstoestand van de participant. In het eerste interview was Mark
zeer neerslachtig omdat hij die nacht niet geslapen had. Dit zorgde ervoor dat er veel
tegenstrijdigheden terug te vinden zijn in de diepte-interviews. Om hieraan tegemoet te komen
werden onduidelijkheden of tegenstrijdigheden nogmaals bevraagd tijdens andere interviews tot
alles duidelijk was en geen nieuwe informatie meer naar boven kwam.
Een derde beperking van dit onderzoek is dat er steeds vertrokken wordt vanuit het theoretische
model van Leamy et al. (2011) waarin de vijf kernelementen voor persoonlijk herstel centraal staan.
Dit heeft als gevolg dat herstel binnen dit onderzoek vooral individueel benaderd wordt.
Desondanks er vertrokken wordt van dit theoretisch model, is er binnen dit onderzoek tevens
aandacht voor de maatschappelijke verantwoordelijkheid zoals gesteld door De Maagd et al. (2007).
4.4 Aanbevelingen
4.4.1 Voor verder onderzoek en de praktijk
Na afloop van dit onderzoek kunnen, op basis van de bemerkingen van de deelnemers, volgende
aanbevelingen geformuleerd worden voor verder onderzoek en praktijk.
Ten eerste kan men in verder onderzoek nagaan of cliënten die in een psychiatrisch ziekenhuis
verblijven voldoende voorbereid worden op het leven in de samenleving. Als dit niet het geval is,
zou het interessant zijn om voor een tussenschakel te zorgen die de gap tussen het leven in het
ziekenhuis en het zelfstandig leven in de maatschappij overbrugt. Het verder uitbouwen van
enerzijds rehabilitatiediensten in psychiatrische ziekenhuizen en anderzijds ambulante diensten in
de maatschappij kan hierbij een belangrijke rol spelen. Het stimuleren van empowerment blijft
hierbij een belangrijke factor om cliënten, na een langdurige opname, opnieuw controle en
verantwoordelijkheid over hun leven te geven. Om de eigen capaciteiten maximaal te benutten, is er
voldoende inzicht nodig in eigen sterktes en zwaktes. Psycho-educatie kan hiertoe bijdragen en
heeft een positieve invloed op coping, activatie en sociale interactie (Amering, Gössler, Katschnig,
Sibitz, & Unger, 2007).
61
Bovendien zou het interessant zou om een gelijkaardig onderzoek te voeren op een grotere school.
Zo zouden er meer cliënten, hulpverleners en organisaties betrokkenkunnen worden.
Eigen verhalen en ervaringen over het herstel van personen met psychische aandoeningen kunnen
inspirerend en emanciperend werken voor lotgenoten. Het is aldus belangrijk om verder op zoek te
gaan,
ook
binnen
Villa
Voortman,
naar
persoonlijke
herstelverhalen
binnen
een
herstelgeoriënteerde hulpverlening.
Tew et al. (2011) geven aan dat personen met een psychische achtergrond vaak een beperkt sociaal
netwerk hebben. Familie, vrienden en ondersteunende derden spelen een cruciale rol in het
herstelproces. Het zou interessant zijn om een netwerk te creëren rond cliënten dat gepaard gaat
met begeleiding in het opbouwen van competenties, zoals sociale vaardigheden en
communicatietechnieken. Uit het onderzoek blijkt eveneens dat lotgenoten een positieve invloed
hebben. Studies over begeleide lotgenotengroepen rapporteren positieve effecten op vlak van
sociaal netwerk en sociale steun (Rooijen, 2011). Voor een doelgroep waarin eenzaamheid en
isolement een groot probleem vormt, zouden lotgenotengroepen of lotgenoteninterventies een
belangrijke
meerwaarde
kunnen
bieden
binnen
de
standaardzorg.
Initiatieven
zoals
ontmoetingshuizen zijn aldus zeker aan te moedigen.
De hervormingen hebben bovendien ook consequenties voor familieleden. Mogelijks zullen er
familieleden zijn die deze evolutie naar vermaatschappelijking niet zo evident achten.
Netwerkcoördinator Stein Storme stelt, dat nog meer dan vroeger de familie van de patiënt
betrokken zal worden bij de behandeling (Storme & Van de Voorde, 2011). Daarom is het belangrijk
familieleden voldoende te ondersteunen en te informeren onder meer door psycho-educatie.
Tot slot kan gekeken worden hoe de samenleving kijkt naar personen met psychische problemen. Er
dient gewerkt te worden aan het bestrijden van stigma’s en de negatieve beeldvorming die heerst
over personen met een psychische aandoening. Kwartiermaken, dat in Nederland al veel verder
staat, kan ook voor België een grote meerwaarde betekenen om een maatschappelijk klimaat te
bevorderen waarin mogelijkheden ontstaan voor mensen met een psychische aandoening om erbij
te horen naar eigen wens en mogelijkheden. Momenteel wordt deze functie voornamelijk door
hulpverleners opgenomen. Straathoekwerkers, hulpverleners van ontmoetingshuizen, begeleiders
van mobiele-teams, etc. proberen ontmoetingen te creëren tussen mensen met een psychische
aandoening en de ruimere samenleving. Het kan bijzonder interessant zijn om binnen bepaalde
regio’s onderzoek te voeren naar hoe Kwartiermaken concreet verder uitgebouwd kan worden.
62
4.4.2 Voor het beleid
Wanneer de hervormingen binnen de geestelijke gezondheidzorg in een breder kader bekeken
worden, kunnen volgende aanbevelingen geformuleerd worden ten aanzien van het beleid. Om
gemeenschapsgerichte zorg optimaal te organiseren is het noodzakelijk om nog meer samen te
werken met actoren buiten de context van de geestelijke gezondheidszorg. De lange wachtlijsten
voor sociale huisvesting, het beperkte aanbod voor (betaald) werk en een apart georganiseerd
vrijetijd aanbod voor personen met een psychische aandoening tonen aan dat het aanbod in de
maatschappij nog te beperkt is voor deze doelgroep.
Personen met een psychische aandoening krijgen vaak te horen dat ze niet passen binnen de
samenleving, omdat ze de opgelegde normen niet altijd kunnen bereiken. De Bruyne (2011) geeft
aan dat er de laatste jaren een spectaculaire stijging vast te stellen is van het aantal gedwongen
opnames in de geestelijke gezondheidszorg. Vanuit de maatschappij is er weinig tolerant gedrag ten
opzichte van afwijkend gedrag en argwaan voor het vreemde. Enerzijds is er vanuit de maatschappij
een beweging van institutionalisering waarbij het anders zijn niet aanvaard wordt, terwijl men
anderzijds
vanuit
de
geestelijke
gezondheidszorg
een
tegengestelde
beweging
van
vermaatschappelijking wil inzetten (De Bruyne, 2011). De maatschappij geeft mensen met een
psychische achtergrond onvoldoende kansen voor integratie en maatschappelijke participatie. Dit
kan het gevolg zijn van onze neoliberale samenleving waarin gestreefd wordt naar autonome en
zelfvoorzienende burgers (Boumans, 2012). Het is essentieel dat de afbouw van bedden en de
herverdeling van middelen, zoals omschreven in artikel 107, zich laat leiden door de haalbaarheid
van een vermaatschappelijking als middel tot betere zorg en niet als doel voor kostenbesparing
(Van Hecke et al., 2011). Vermaatschappelijking is een resultaat van het herstelproces van de cliënt
in een zorgmodel op maat. Wanneer niet vertrokken wordt vanuit de behoeften en wensen van de
cliënt, loopt men het risico om cliënten een niet-aangepaste en verarmde zorg te bieden die
economisch gestuurd is.
Op dit moment zijn het vooral de hulpverleners die een plaats creëren in de maatschappij voor
mensen met een psychische kwetsbaarheid via de mobiele teams, straathoekwerk, Kwartiermaken,
etc. Naast de vele inspanningen van de hulpverleners, kan ook een grotere samenwerking op
beleidsniveau leiden tot meer betrokkenheid binnen de samenleving. Enkel aanpassingen op vlak
van volksgezondheid zijn aldus onvoldoende. Het zou interessant zijn om op beleidsniveau een
grotere samenwerking te organiseren. Huisvesting, werkgelegenheid, binnenlandse zaken en
onderwijs dienen mee opgenomen te worden om een gemeenschapsgerichte geestelijke
gezondheidszorg te organiseren. Op beleidsniveau kan dit proces van vermaatschappelijking
gefaciliteerd worden door een goede wet- en regelgeving alsook fondsen ter beschikking te stellen.
Zij dienen hulpverleners, werkgevers, buurtbewoners, huurbazen mee te betrekken en hen
63
voldoende informatie en mogelijkheden te bieden. Hoewel er momenteel initiatieven genomen
worden om een integraal beleidskader te maken rond arbeidszorg waarin personen met een
psychische aandoening een centrale plaats krijgen (Sinnaeve, 2012), blijkt het omvormingsproces
binnen de geestelijke gezondheidszorg traag te verlopen waardoor sociale inclusie voor velen nog
niet mogelijk is.
Tot slot kan de afbouw van psychiatrische bedden pas starten wanneer het draagvlak van de
ambulante opvang voldoende uitgebouwd is. Daarom dienen, in een fase waarin ambulante
voorzieningen nog volop aan het ontwikkelen zijn, personen die de stap zetten naar de samenleving
voldoende opgevolgd te worden. Op die manier wordt zoveel mogelijk vermeden dat ze tussen de
mazen van het net vallen.
64
Bibliografie
Amering, M., Gössler, R., Katschnig, H., Sibitz, I., & Unger, A. (2007). Patients’ perspectives on what
works in psychoeducational groups for schizophrenia: A qualitative study. Soc Psychiatry
Psychiatr Epidemiol, 42, 909–915.
Andresen, R., Oades, L., & Caputi, P. (2003). The experience of recovery from schizophrenia: towards
an empirically validated stage model. Australasian Psychiatry, 37(5), 586-594.
Anthony, W. (1993). Recovery from mental illness: The guiding vision of the mental health service
system in the 1990s. Psychosocial Rehabilitation Journal, 16(4), 11-23.
Anthony, W., Cohen, M., Farkas, M., & Gagne, C. (2002). Psychiatric rehabilitation. Boston: MA: Center
for Psychiatric Rehabilitation.
Anthony, W., Rogers, E., & Farkas, M. (2003). Research on Evidence-Based Practices: Future
Directions in an Era of Recovery. Community Mental Health Journal, 39(2), 101-114.
Baarda, B., de Goede, M., & Teunissen, J. (2001). Basisboek kwalitatief onderzoek. Handleiding voor het
opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek. Groningen: Stenfert Kroese.
Bachrach, L. (1989). Deinstitutionalization: a semantic analysis. Journal of Social Issues, 45(3), 161-171.
Bartlett, p., & Wright, D. (1999). Outside the walls of the asylum. The history of care in the community 17502000. London: The Athloe Press.
Beusekom, D. (2006). Ik herken mezelf niet meer. Over verdriet en verlies bij schizofrenie. Tijdschrift
voor Psychiatrie, 48(7), 558-559.
Billiet, J., & Waege, H. (2006). Een samenleving onderzocht: Methoden van sociaalwetenschappelijk
onderzoek. Antwerpen: Uitgeverij De Boeck nv.
Boertien, D., & van Rooijen S. (2011). Ervaringskennis in de ggz: een noodzaak. In S. van Rooijen , & J.
van Weeghel, Psychiatrische rehabilitatie jaarboek 2010-2011 (pp. 35-46). Amsterdam: SWP.
Boevink, W. (2011). Lijfsbehoud, levenskunst en lessen om van te leren. In L. Koorevaar, & J. Dröes ,
Handboek Rehabilitatie voor zorg en welzijn (pp. 37-50). Bussem: Coutinho.
Boevink, W., Prinsen , M., Elfers, L., Dröes, J., Tiber, M., & Wilrijcx, G. (2009). Herstelondersteunende
zorg, een concept in ontwikkeling. Tijdschrift voor Rehabilitatie, 18, 42-52.
65
Boevink, W., van Beuzekom, J., Gaal, E., Jadby, A., Jong, F., & Flein Bramel, M. (2002). Samen werken
aan herstel. Van ervaringen delen naar kennis overdragen. Utrecht: Trimbos-instituut. Utrecht:
Trimbos-instituut.
Bogdan, R., & Biklen, S. (1998). Bogdan, R. C. & Bilken, S., K.(1998). Qualitative research for education: An
introduction to theory and methods. MA: Allyn & Bacon.
Bond, G., Becker, D., Dranke, R., Rapp, C., Meisler, N., Lehman, A., et al. (2001). Implementing
supported employment as an evidence-based practice. Psychiatric Services, 52(3), 313-322.
Borg, M., & Kristiansen, K. (2004). Recovery-oriented professionals: Helping relationships in mental
health services. Journal of Mental Health, 13(5), 493-505.
Boumans, J. (2012). Tussen regie en repressie. Een verkenning van het concept empowerment.
Tijdschrift voor Rehabilitatie, 28-42.
Bradstreet, S. (2013, februari 13). Can mental health services as we know them really support recovery? – A
response. Opgehaald van Scottish Recovery Network: http://www.scottishrecovery.net/Latest-News/can-mental-health-services-as-we-know-them-really-support-recovery-aresponse.html
Bryssinck, D. (2003). Psychose en toxicomanie. Lezing in Eeklo januari 2009. In C. Janzing, & A. van
den Berg, Handboek voor Milieutherapie, Deel 2, Theorie en praktijk van de klinische psychotherapie
(pp. 156-179). Assen: koninklijke van gorcum.
Chamberlin, R. (1993). Non-Arrhenius response of glass-forming liquids. Physical Review B, 48(21),
15638.
Corrigan, P., Faber, D., Rashid, F., & Leary, M. (1999). The construct validity of empowerment among
consumers of mental health services. Schizophrenia Research,, 38, 77-84.
Davidson, L. (2003). Living outside mental illness: Qualitative studies of recovery in schizophrenia. NYU
Press.
Davidson, L., & Stayner, D. (1997). Loss, loneliness, and the desire for love: Perspectives on the social
lives of people with schizophrenia. Psychiatric Rehabilitation Journal, 20(3), 3-12.
Davidson, L., Borg, M., Marin, I., Topor, A., Mezzina, R., & Sells, D. (2005). Processes of recovery in
serious mental illness: Findings from a multinational study. American Journal of Psychiatric
Rehabilitation, 8(3), 177-201.
Davidson, L., Drake, R., Schmutte, T., Dinzeo, T., & Andres-Hyman, R. (2009). Oil and water or oil and
vinegar? Evidence-based medicine meets recovery. Community Mental Health Journal, 45, 323332.
66
De Bruyne, S. (2011, februari). Artikel 107: hard of hart voor patiënten. De psychiater, 4(1), 6-7.
De Jaegere, V., DeSmet, A., De Coster, I., & Van Audenhove, C. (2010, november). Een startkit voor
betere ggz: visie en methodieken. Opgehaald van http://www.kuleuven.be/lucas/pub/publi_upload/2011_7_VDJ_AD_IDC_CVA_Een%20starterskit%20voor%20Betere%20GGZ.pdf
De Maagd, M., Roets, G., Vanderplasschen, W., & Van Hove, G. (2007). Exploratie van succesverhalen
van mensen met psychische problemen met betaald werk: Op zoek naar krijtlijnen van
recoverygeoriënteerde trajectbegeleiding. Orthopedagogische Reeks Gent, 28, 1-299.
De Rick, K., Loosveldt, G., Van Audenhove, C., Lammertyn, F., van Weeghel, J., & Van Buggenhout , B.
(2003). De vermaatschappelijking van de geestelijke gezondheidszorg. Leuven: LUCAS
(K.U.Leuven).
De Schepper, L. (2008). Enkele impressies van de VVI-studiereis Birmingham 08/10/2008. Opgehaald van
www.guislain.be
Deegan , P. (1997). Recovery and empowerment for people with psychiatric disabilities. Social Work in
Health Care, 25(3), 11-24.
Deegan, P. (1988). Recovery: The lived experience of rehabilitation. Psychosocial Rehabilitation Journal,
11(4), 11-19.
Deegan, P. (1993). Recovering our sense of value after being labeled. Journal of Psychosocial Nursing and
Mental Health Services, 31(4), 7-11.
Deegan, P. (2001). Recovery as a Self-Directed Process of Healing and Transformation.Occupational
Therapy in Mental Health. A Journal of Psychosocial Practice & Research, 17, 5-21.
Deegan, P. (2003). Discovering recovery. Psychiatric rehabilitation journal, 26(4), 368-376.
DiCicco-Bloom , B., & Crabtree, B. (2006). The qualitative research interview. Medical Education, 40(4),
314-321.
Dom, G. (1999). Dubbeldiagnose, als verslaving en psychische problemen samengaan. Berchem: EPO vzw.
Drake, R., & Wallach, M. (2000). Dual diagnosis: 15 years of progress. Psychiatric Services, 52(9), 1126 –
1129.
Dröes, J., & Plooy, A. (2010). Herstelondersteunende zorg in Nederland: vergelijking met Engelstalige
literatuur. Tijdschrift voor Rehabilitatie, 19(2), 6-16.
Dröes, J. (2010). Maatschappelijke steunsystemen: van probleem naar perspectief. Tijdschrift voor
Rehabilitatie, 19(4), 24-33.
67
Dröes, J., van Wel, T., & Korevaar, L. (2011). Rehabilitatie en herstel. In J. Dröes, & L. Korevaar,
Handboek Rehabilitatie voor zorg en welzijn (pp. 25-36). Bussum: Coutinho.
Dröes, J., Wilken, J., & Blankman, H. (2005). Rehabilitatie tussen vraag en aanbod. Passage, 14(2),22-27.
Everaert, H., & Van Peet, A. (2006). Kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Hogeschool Utrecht:
Kenniskring Gedragsproblemen in de Onderwijspraktijk, 11, 2-50.
Felce, D., & Perry, J. (1995). Quality of life: Its definition and Measurement. Research in Developmental
Disabilities, 16, 51-74.
Fisher, D., & Chamberlin, J. (2004). Consumer-directed transformation to a recoverybased mental health
system. National Empowerment Center.
Gagne, C. (2004). Rehabilitatie: Een weg tot herstel. Voordracht studiedag 'Rehabilitatie en herstel',
Groningen, 14 juni. Groningen: Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool.
Geenens, K., Vanderplasschen, W., Broekaert, E., De Ruyver, B., & Alexandre, F. (2005). Tussen Droom
en Daad: Implementatie van case management voor druggebruikers binnen de
hulpverlening en justitie. Academia Press.
GGZ
Nederland. (2009). Naar herstel en gelijkwaardig
http://www.ggznederland.nl/scrivo/asset.php?id=305955
burgerschap.
Opgehaald
van
Gids naar een betere geestelijke gezondheidszorg. (2010, april 26). Opgeroepen op februari 15, 2012, van
http://www.psy107.be
Harding, C., & Zahniser, J. (1994). Empirical correction of seven myths about schizophrenia with
implications for treatment. Acta Psychiatric Scandinavia, 90, 140-146.
Humphries, R., Hollins, S., & Kilgallon, B. (2008). A common purpose:Recovery in future mental health
services. Opgeroepen op april 8, 2013, van Social care institute for excellence:
http://www.scie.org.uk/publications/positionpapers/pp08.pdf
Informatienota. (2009). De implementatie van artikel 107 van de wet betreffende de ziekenhuizen en andere
verzorgingsinstellingen in de hervorming van de GGZ in uitvoering van de Interministeriële
Gemeenschappelijke verklaring van juni 2002 en 2004. Opgeroepen op maart 20, 2013, van
http://www.health.belgium.be/internet2Prd/groups/public/@public/@dg1/@mentalcare/
documents/ie2divers/17906682.pdf
Janssen, F. (1985). Betrouwbaarheid en validiteit in interpretatief onderzoek. Pedagogisch Tijdschrift,
10(3), 149-161.
Kal, D. (1999). De betekenis van vermaatschappelijking voor GGZ en maatschappij, Een verlangen om
lid van de wereld te worden. Deviant, 22, 16-19.
68
Kal, D. (2001). Kwartiermaken, Werken aan ruimte voor mensen met een psychiatrische achtergrond.
Amsterdam: Uitgeverij Boom.
Kehoe, N. (1999). A therapy group on spiritual issues for patients with chronic mental illness.
Psychiatric Services, 50(8), 1081-1083.
Kenniscentrum Phrenos. (2009). Opgehaald van Behandeling, rehabilitatie en herstel bij psychisch
ernstige aandoeningen: http://kcphrenos.nl
Koops, H., & Kwekkeboom, M. (2005). Vermaatschappelijking in de zorg. Ervaringen en
verwachtingen van aanbieders en gebruikers in vijf gemeenten. Den Haag: Sociaal en
Cultureel Planbureau.
Korevaar, L. D. (2008). Handboek rehabilitatie voor zorg en welzijn. Bussum: Coutinho.
Kvale, S. (1996). Interviews: An introduction to qualitative research interviewing. Thousand Oaks: Sage
Publications.
Lamb, H., & Bachrach, L. (2001). Some perspectives on deinstitutionalization. Psychiatric Services,
52(8), 1039-1045.
Le Boutillier, C., Leamy, M., Bird , V., Davidson, L., Williams, J., & Slade, M. (2011). What does
recovery mean in practice? A qualitative analysis of international recovery-oriented
practice guidance. Psychiatric Services, 62(12), 1470-1476.
Leamy, M., Bird, V., Le Boutillier, C., Williams, J., & Salde, M. (2011). Conceptual framework for
personal recovery in mental health: systematic review and narrative synthesis. The British
Journal of Psychiatry, 199(6), 445-452.
Lehman, A., Myers, C., & Corty, E. (1989). Assessment and classification of patients with psychiatric
and substance abuse syndromes. Hospital and Community Psychiatry, 40(10), 1019-1025.
Leys, M., Van Audenhove, C., & Lorant, L. (2011). Naar een betere ggz door de realisatie van
zorgcircuits en zorgnetwerken. Voorstelling ten behoeve Residentiële cursus 'Een fundamentele
hervorming van de geeestelijk gezondheidszorg'. Brugge.
Lissens, G., & De Bruyne, S. (2007). Tijd voor herstel. Psychiatrie & Verpleging, 83(2), 104-117.
Marysse, F. (2010). Dossier projectgroep 2B MOBil-teams: de ambulante mobiele teams voor behandeling en
begeleiding van mensen met een langdurige psychische problematiek, regio Gent- Eeklo. Opgehaald
van http://www.psygent.be.
Michon, H., & Van Weeghel, J. (2010). Rehabilitatieonderzoek in Nederland; overzicht van onderzoek
en synthese van recente bevindingen. Tijdschrift voor Psychiatrie, 52(10), 683-694.
69
Mortelmans, D. (2007). Handboek kwalitatieve onderzoeksmethoden. Leuven: Acco.
Onken, S., Dumont, J., Ridgway, P., Dornan, D., & Ralp, R. (2002). Mental health recovery: What helps and
what hinders? Alexandria: NTAC/NASMHPD.
Organisatie van financiering van de geestelijke gezondheidszorg in België. (2011, november). Opgeroepen
op april 22, 2012, van Federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de
voedselketen en leefmilieu: http://health.belgium.be/internet2Prd/groups/public/@public /@dg1/@datamanagement/documents/ie2divers/19073085.pdf
Pieters, G. (2012). Eén jaar ervaring met het 107-project Leuven-Tervuren. Neuron, 17(3).
Pieters, G., & Peuskens, J. (1995). Rehabilitatie van de chronische psychiatrische patiënt: Op weg naar een
gemeenschapspsychiatrie. Leuven/Apeldoorn: Garant.
Plooy, A., & Dröes, J. (2011). Rehabilitatie in herstelondersteunende zorg. In S. Rooijen, & J. Weeghel ,
Psychiatrische rehabilitatie. Jaarboek 2010-2011 (pp. 19-34). Amsterdam: SWP.
Ralph, R. (2000). Recovery. Psychiatric rehabilitation skills, 4(3), 480-517.
Ralph, R., Kidder, K., & Philips, D. (2000). Can we measure recovery? A compendiumof recovery and
recovery-related instruments. ambridge: the evaluation centre.
Repper, J., & Carter, T. (2011). A review of the literature on peer support in mental health services.
Journal of Mental Health, 20(4), 392–411.
Repper, J., & Perkins, R. (2003). Social inclusion and recovery: A model for mental health practice. In
Social inclusion and recovery: A model for mental health practice. Baillière Tindall.
Resnick, S. F. (2005). An empirical conceptualization of the recovery orientation. Schizophrenia
Research, 75, 119-128.
Ridgway, P. (2001). Re-storying psychiatric disability: Learning from first person narrative accounts
of recovery. Psychiatric Rehabilitation Journal, 24(4), 335-343.
Roets, G., Roose, R., Claes, L., Vandekinderen, C., Van Hove, G., & Vanderplasschen, W. (2012).
Reinventing the employable citizen: a perspective for social work. British Journal of Social
Work, 42(1), 94-110.
Roets, G., Van Hove, G., Vanderplasschen , W., & de Maagd, M. (2007). Exploratie van succesverhalen
van mensen met psychische problemen met betaald werk: op zoek naar krijtlijnen van
recovery-georiënteerde trajectbegeleiding. Orthopedagogische Reeks Gent, 28, 1-299.
70
Romme, M., & Escher, A. (2000). Making sense of voices. London: Mind.
Rooijen, S. W. (2011). Psychiatrische rehabilitatie jaarboek 2010-2011. Amsterdam: SWP.
Silverman, D. (2001). Interpreting qualitative data. Methods for analysing talk, text and interaction (2nd
edition). London/New Delhi: Thousand Oaks Sage Publications.
Sinnaeve, R. (2012). Artikel 107. Opgeroepen op maart 20, 2013, van Vlaamse Vereniging van Klinisch
Psychologen: http://www.vvkp.be/html/Nieuws/Infoavond%20Artikel%20107- .pdf
Slabbinck, A. (2006) Drugs en psychose: dialectiek van binnen en buiten. Hospitalia, (2), 21 – 26.
Slade, M. (2009). Personal recovery and mental illness. A guide for mental health professionals. Cambridge:
Cambridge University Press.
Slade, M., Amering, M., & Oades, L. (2008). Recovery: an international perspective. Epidemiologia e
Psichiatria Sociale, 17(2), 128-137.
Slocum, N. (2006). Participatieve methoden. Een gids voor gebruikers. Focusgroep. Opgehaald van
Samenlevingentechnologie:http://www.samenlevingentechnologie.be/ists/nl/pdf/participatievemethoden/methfocusgroep.pdf
Spaniol, L. (2003). Recovery from Psychiatric Disability: Implications for Rehabilitation Counseling
Education. Rehabilitation Education, 15(2), 167-175.
Spaniol, L., Wewiorski, N., Gagne, C., & Anthony, W. (2002). The Process of Recovery from
Schizophrenia. International Review of Psychiatry, 14(4), 327-336.
Stake, R. (1994). Case Studies. In N. Denzin, & Y. Linco, The Handbook for Qualitative Research (pp. 236247). Thousand Oaks: Sage.
Storme, S., & Van de Voorde, J. (2011, mei/juni). Artikel 107: Facts, F.A.Q.'s en (F)A.C.T.s. Psychiatrie &
Verpleging, 87(3), 128-138.
Strauss, A., & Corbin, J. (1990). Basics of qualitative research. Grounded theory procedures and techniques.
Newbury Park: Sage.
Strauss, J., & Carpenter, W. (1974). The prediction of outcome in schizophrenia: III. Five years
outcome and its predictors. Archives of General Psychiatry, 34, 14-20.
Tew, J., Ramon, S., Slade, M., Bird, V., Melton, J., & Le Boutillier, C. (2011). Social factors and recovery
from mental health difficulties: a review of the evidence. British Journal of Social Work, 42, 443460.
71
Van Audenhove, C. (2005). Psychiatrische thuiszorg als evidence based practice. Welzijswerk.
Van Audenhove, C. (2010). De plaats van de psychiatrische pleegzorg binnen het toekomstig ggz beleid.
Leuven: Lucas.
van der Velden, M., & Hassing, W. (1993). Case-management: een functionele organisatievorm van
de zorg voor de chronisch psychiatrische patiënt. Tijdschrift voor Psychiatrie, 35(7), 477-483.
Van
Dongen,
L.
(2008).
Algemene
beschrijving
Birmingham.
Opgehaald
van
https://www.google.be/url?sa=t&rct=j&q=&esrc=s&source=web&cd=1&cad=rja&ved=0CCwQ
FjAA&url=http://www.zorgnetvlaanderen.be/publicatie/Documents/Andere/Algemene%20
indrukken%20%20beschrijving%20Birmingham.doc&ei=_3aSUcT9BoipOrSXgZAP&usg=AFQjC
NExSy76beY3BUp8Y
Van Hecke, J., Joos, L., Daems, J., Matthysen, V., & De Bruyne, S. (2011). Reorganisatie van de
Belgiesche ggz; betere zorg voor mensen met een ernsige psychiatriche aandoening?
Tijdschrift voor Psychiatrie, 53(12), 917-926.
van Hoof, F., Geelen, K., van Rooijen, S., Boevink, W., & Kroon, H. (2004). Meedoen: maatschappelijke
ondersteuning van mensen met psychische handicaps: monitorrapportage vermaatschappelijking.
Utrecht: Trimbos-instituut.
Van Hove, G., & Claes, L. (2011). Qualitative Research and Educational Sciences: A Reader about Useful
Stratefies and Tools. Harlow: Pearson Education.
Van Nuffel, R. (2003). De psychiatrische markt in Vlaanderen. Welke psychiatrische zorg is er te
vinden? Antenne, 21(1), 22-29.
Van Regenmortel, T. (2008). Zwanger van empowerment (oratie). Eindhoven: Fontys Hogeschool.
van Veldhuizen, R., Bähler, M., Polhuis, D., & van Os , J. (2008). Handboek FACT. Utrecht: De
Tijdstroom.
van Weeghel, J. (2013). Voordracht op het symposium Filosofie van herstel op 23 januari 2013. Hoogeschool
Leiden.
van Weeghel, J., & Dröes, J. (1999). Problemen in perspectief. Herstelgerichte zorg in
maatschappelijke steunsystemen. Maandblad Geestelijke volksgezondheid, 54(10), 150-165.
Van Weeghel, J., & Mos, M. (1999). Een zorgprogramma voor mensen met ernstige en langdurige
psychische problemen. Maandblad Geestelijke Volksgezondheid, 54(11), 1144-1155.
Van Wel, T. (1994). Chronische psychiatrische patiënten en rehabilitatie. Voorstellen voor definities.
Tijdschrift voor psychiatrie, 36, 64-69.
72
Vandekinderen, C., Roets, G., Roose, R., & Van Hove , G. (2012). Rediscovering Recovery:
Reconceptualizing Underlying Assumptions of Citizenship and Interrelated Notions of Care
and Support. The Scientific World Journal.
Vandekinderen, C., Roets, G., Vandenbroeck, W., Vanderplasschen, W., & Van Hove, G. (2012). One
size fits all? The social construction of dis-employ-abled women. Disability & Society, 27(5),
703-716.
Vanderplasschen, W. (2004). Implementation and evaluation of case management for substance
abusers with complex and multiple problems. Orthopedagogische Reeks Gent(17).
Vanderplasschen, W., Mostien, B., Claeys, P., Raes, V., & Van Bouchaute, J. (2001). Conceptnota
organisatiemodel zorgcircuit middelenmisbruik. Orthopedagogische Reeks Gent, 12.
Villa Voortman. (sd). Opgeroepen op januari 21, 2013, van Het Psychiatrisch Centrum Gent - Sleidinge:
http://www.pcgs.be/
Vlaamse Regering. (2010). Beleidsplan Geestelijke Gezondheidszorg Vlaanderen. Opgehaald van
http://www.jovandeurzen.be/sites/jvandeurzen/files/Nota%20GGZ%20_2 _ .pdf
Wann, D. (2006). Understanding the positive social psychological benefits of sport team
identification: The team identification-social psychological health model. Group Dynamics:
Theory, Research, and Practice, 10(4), 272–296.
Ware, N., Hopper, K., Tugenberg, T., Dickey, B., & Fisher, D. (2007). Ware, N., Hopper, K., Tugenberg,
T., Dickey, B., & Fisher, D. (2007). Connectedness and citizenship: redefining social
integration. Psychiatric Services, 58(4), 469-474.
Wilken, J. (2006). Herstel van schizofrenie: een hoopvol perspectief. Maandblad Geestelijke Gezondheid,
3(12), pp. 208-217.
Wilken, J. (2010). Recovering Care. A contribution to a theory and practice of good care. Amsterdam: SWP.
Wilken, J., & Den Hollander, D. (2012). Psychosociale rehabilitatie: een integrale benadering.
Utrecht/Amsterdam: SWP.
World Health Organization. (2008). Policies and practices for mental health in Europe–meeting the
challenges. Copenhagen: WHO Regional Office for Europe.
Yin, R. (1994). Case study research: Design and methods (2nd ed.). Newbury Park, CA: Sage Pyblications.
Young, S., & Ensing, D. (1999). Exploring recovery from the perspective of people with psychiatric
disabilities. Psychiatric Rehabilitation Journal, 22, 219-231.
73
Bijlagen
Bijlage1: Visieposter Villa Voortman
Visie Villa Voortman # 01 ALTERNATIEF & VERNIEUWEND!
Mensen zijn hier welkom, geen patiënten maar bezoekers. Hier is geen hiërarchie: hier helpen we
elkaar, terwijl het in de maatschappij ieder voor zich is. We hebben inspraak in wat er in de Villa
gebeurt. We komen hier vrijwillig heen, als bezoekers van de Villa en worden ook zo aangesproken.
Hier kunnen we ook vrijwillig deelnemen aan verschillende activiteiten. We worden dus niet
verplicht om mee te doen, er is geen enkele vorm van dwang.
Visie Villa Voortman # 02 NETWERKEN!
“Ik moest hier in het begin naartoe komen van het gerecht, maar nu is Villa Voortman een deel van mij
geworden. Een tweede thuis, waar ik aan mijn problemen kan werken.”
We zijn mensen die vooruit willen gaan. De Villa is voor de meesten onder ons dan ook een
tussenstop, waar kan gezocht worden naar een goede omkadering op de verdere levensweg.
Visie Villa Voortman # 03 SPONTANITEIT!
Bij Villa Voortman staat het woord 'vrijwillig' centraal. We omschrijven het dan ook als een vrij
nest. Er is hier geen vast rooster, je hoeft niet deel te nemen aan de aangeboden activiteiten, ...
Dingen ontstaan spontaan, lopen soms mis, maar het is belangrijk dat we de verantwoordelijkheid
krijgen om het uit onszelf te doen en oplossingen te zoeken.
Visie Villa Voortman # 04 RELATIVEREN!
Soms doemen problemen als een muur voor je op. In Villa Voortman krijgen we een zetje om over
die muur heen te raken. Samen pakken we problemen één voor één aan. In de Villa krijgen we de
tijd om een probleem te onderzoeken en te kaderen, eraan te werken en tot rust te komen. Alles is
bespreekbaar. Hier heersen geen taboes.
Visie Villa Voortman # 05 GEZELLIGHEID!
“Babbel met lotgenoten... Goed gevoel... Altijd welkom... Thuiskomst...”
In de Villa zijn we altijd welkom, ongeacht hoe het met ons gaat. In goede en slechte tijden kunnen
we hier terecht om te babbelen met vrienden, samen te eten en een (aantal) koffietje(s) te drinken.
Het is belangrijk dat we samen kunnen genieten van een lekkere warme maaltijd, van de
gepassioneerde bereiding over het gezellig tafelen tot de noodzakelijke afwas. Iedereen apart, maar
één geheel.
Visie Villa Voortman # 06 VERDRAAGZAAMHEID & DIVERSITEIT!
74
Velen van ons werden/worden vaak geconfronteerd met vernedering. In de Villa ligt dat anders.
Hier wordt nooit iemand uitgelachen. Hier gaan we met respect om met elkaar, als broers en zussen.
Vreemd gedrag mag hier bestaan, alles is normaal. We zijn lotgenoten, maar toch allemaal
verschillend. We leren van elkaar. Hier wordt geloof gelegd in mensen die elders vaak niet op dit
geloof kunnen rekenen.
Visie Villa Voortman # 07 REFLECTIE!
In Villa Voortman kunnen wij op adem komen. Ideeën en ervaringen uitwisselen met elkaar helpt
ons om perspectief te krijgen op onze eigen situatie. De uitwisselingen monden vaak uit in boeiende
gesprekken, niet alleen over onze problemen, maar ook breder – over (levens)kunst en
maatschappij. Weerspiegelingen.
Visie Villa Voortman # 08 CREATIVITEIT!
Velen van ons hebben een sterk ontwikkelde creatieve kant – muziek, schrijven, beeldhouwen… In
Villa Voortman wordt letterlijk en figuurlijk ruimte gemaakt voor expressie en creativiteit. Er is een
aanbod van ateliers (keramiek, muziek, dans, poëzie, etc.). Er zijn ook korte projecten, waarbij
kunstenaars komen begeleiden en (samen)werken.
Visie Villa Voortman # 09 MINIMUM REGELS! MAXIMUM RESPECT!
Slechts 2 regels (opgesteld met inspraak van de bezoekers):
Regel 1 – geen alcohol/drugs vóór of tijdens een bezoek.
Clean blijven overdag is voor velen van ons een belangrijke stap voorwaarts. Zo worden we
geconfronteerd met de tijd: de kans om een ander dagbestedingspatroon te ontwikkelen.
Regel 2 – geen geweld
Het spreekt voor zich dat het concept van Villa Voortman alleen maar kan
werken als alle bezoekers zich veilig voelen. Gericht geweld is het tegenovergestelde van respect.
Visie Villa Voortman # 10 VERTROUWEN!
Villa Voortman is weinig hiërarchisch. Het reilen en zeilen van het huis wordt besproken in een
open wekelijkse vergadering met bezoekers en begeleiders samen.
“Ik voel me hier begrepen. Als je je begrepen voelt, ben je half genezen.”
Door wederzijds respect en vertrouwen (in plaats van autoriteit) wordt de drempel lager om open te
communiceren. De begeleiders van Villa Voortman kunnen er tegen dat ze geplaagd worden.
75
Bijlage 2: Informatieformulier diepte-interview
Allereerst wil ik mij in het kader van dit onderzoek kort voorstellen. Ik ben Charlotte Storme,
studente aan de Universiteit van Gent. Zoals u weet heb ik reeds drie maanden stage in Villa
Voortman gelopen, maar momenteel ben ik hier niet in functie van mijn stage. Dit interview vindt
plaats in het kader van mijn masterproef, dat handelt over het onderzoek naar de kernelementen
die bepalend zijn voor het persoonlijk herstel proces bij personen met psychische problemen. Meer
bepaald wil ik nagaan in welke mate de kernelementen uit de theorie van Leamy al dan niet
voorkomen in het unieke herstelproces en of er andere belangrijke elementen bepalend zijn. In de
wetenschappelijke literatuur wordt heel wat geschreven over persoonlijke herstelprocessen, maar
ik ben enorm geïnteresseerd hoe u dit allemaal heeft ervaren. Om het interview niet te laten sturen
door de theorie, wil ik niet vertrekken vanuit de vooropgestelde kernelementen, maar worden die
stelselmatig verwerkt in de vragen.
De interviews zullen telkens ongeveer een uur duren. De vragen die ik u ga stellen, hebben
betrekking op uw ervaringen als herstellende en uw beleving gedurende dit proces. Er zijn dus geen
juiste of foute antwoorden. De bedoeling is dat u de vragen zo ruim mogelijk beantwoordt. Alles wat
u belangrijk vindt, of volgens u te maken heeft met de vraag, mag u aanhalen. Indien sommige
onderwerpen voor u te gevoelig liggen, wordt hier niet verder op ingegaan. Als u vragen heeft,
aarzel niet om deze op elk moment te stellen.
De informatie uit dit interview zal strikt vertrouwelijk verwerkt worden en uw naam blijft anoniem.
Alle interviews zullen samen worden verwerkt zodat u steeds de kans hebt aanmerkingen te maken.
Enkel het eindrapport is publiek. Dit interview wordt via audio-opnames vastgelegd, maar dit dient
enkel om de latere verwerking van het interview te vergemakkelijken. Het onderzoek is gebaseerd
op uw vrijwillige deelname, dus u kunt u steeds terug trekken uit het onderzoek wanneer u dit wil.
Een voordeel voor u uit dit onderzoek is dat u al uw ervaringen met betrekking tot uw herstelproces
kunt vertellen. Vervolgens wordt op basis van deze gegevens aanbevelingen gegeven aan Villa
Voortman, met de bedoeling de hulpverlening meer herstel-ondersteunend te maken. Een nadeel
dat zich kan voordoen is dat gevoelige onderwerpen kunnen aan bod komen. Daarnaast nemen de
interview enkele uren van uw vrije tijd in beslag.
Indien u later nog vragen heeft, kan u ze mij altijd stellen, per e-mail: [email protected]
Van harte hopend op uw deelname en uitkijkend naar een boeiende uitwisseling.
Met vriendelijk groeten,
Charlotte Storme
76
Bijlage 3: Informed consent Diepte interview
Ik werd gevraagd om vrijwillig deel te nemen aan wetenschappelijk onderzoek:
Hierboven genoemde:
Geboortedatum: __/__/__
Hierbij bevestig ik dat ik het informatieformulier gelezen heb. Ik begrijp alle informatie en had de
gelegenheid om aanvullende vragen te stellen. Ik had voldoende tijd om na te denken over mijn
deelname en werd hier op geen elke manier in beïnvloed.
Ik weet dat de deelname geheel vrijwillig is en dat ik mijn toestemming te allen tijde kan intrekken,
zonder dat ik hiervoor een reden moet geven.
Ik geef toestemming voor de verwerking van de gegevens zoals beschreven in het
informatieformulier.
Ik geef toestemming om deel te nemen aan de bovengenoemde studie.
Naam van de participant:
Handtekening:
Datum: __/__/__
Naam van de onderzoeker:
Handtekening:
Datum: __/__/__
77
Bijlage 4: Topiclist diepte-interview bezoeker Villa Voortman
Algemeen








Naam
Leeftijd
Korte biografie (familie, jeugd, studies, relaties …)
Woonst
Huidige tewerkstelling
Problematiek (begin problemen, evolutie, …)
Duur van opname(s) en vrijwillig of gedwongen opname(s)
Gebruik van alcohol en/of drugs
Ziektebeeld





Beschrijving psychose (eerste keer, betekenis, ervaringen gevoelens)
Controle over psychose
Ervaringen delen met anderen?
Diagnose (+ mee eens)
Informatie en ondersteuning
Sociale netwerk









Familiale contacten
Vrienden
Kwaliteit/kwantiteit
Veranderingen ten opzichte van vroeger
Welke steun biedt netwerk (materieel, financieel, emotioneel, praktisch)
Tevreden
Bron voor nieuwe contacten
Sociaal netwerk tijdens opname
Inspiratie uit ervaringen van anderen
Zelfbeeld









Ervaringen als psychiatrische patiënt
Wat betekent patiënt zijn
Wat betekent burger zijn
Op dit moment patiënt of burger. Wanneer wel en wanneer niet?
Zelfvervreemding
Controle eigen leven
Sociale rollen
Verwachtingen vanuit de maatschappij
Sterke kanten
78
Ervaringen zorgsysteem












Terugblik opnames (positieve en negatieve zaken)
(zinvolle) daginvulling
Vrijheid
Eigen verantwoordelijkheid
Contacten met de hulpverleners
Gevoel van begrip en erkenning
Ondersteuning (voldoende? Wat kan beter?)
Was opname noodzakelijk
Rol medicatie
Medezeggenschap
Begeleiding voor re-integratie
Familie betrokken bij behandeling
Terugkeer naar de samenleving








Terugkeer naar de samenleving?
Moeilijke zaken en ondersteunende zaken op vlak van sociale contacten, wonen, werken
en financiën?
Ondersteunende personen
Wensen en toekomst
Contact omgeving
Plaatsten buiten context GGZ
Gevoel erbij te horen
Nieuwe rollen en gewenste rollen
Persoonlijke ontwikkeling














Hoe gaat het op dit moment
Welke zaken lopen goed/slecht
Belemmeringen ziekte
Voldoende ondersteuning
Plannen nabije toekomst en verre toekomst
Ondersteuning bij doelen
Bronnen voor hoop
Dagbesteding
Tevreden over leven
Uitdagingen (werk, cursus, sociaal)
Nieuwe en inspirerende zaken
Hebt u voldoende uitdagingen in uw leven (job, vrije tijd…)?
Vindt u dat u een interessant leven hebt?
Geloof, godsdienst of spiritualiteit
Arbeidssituatie en inkomen

Tevreden en gevoel van voldoening
79







Ondersteuning en aanvaarding
Bron sociale contacten
Verantwoordelijkheid
Welke functie: financieel, sociale contacten, zinvolle dagbesteding, etc.
Voldoende inkomen (noodzakelijke zaken – extra )
Geldbeheer
Vrijheid en controle over inkomen
Herstel





Betekenis herstel
Belemmeringen en ondersteunde factoren voor herstel
Gevoel hersteld te zijn?
Welke personen bieden ondersteuning
Betekenis ziekte vandaag
Villa Voortman







Hoe beleeft u de hulpverlening in Villa Voortman?
Functie van Villa Voorman
Hulpverlening
Verbonden (hulpverleners – bezoekers- tussenstop naar de samenleving)
Zaken die gemist worden
Verantwoordelijkheid
Betekenis lotgenoten
80
Bijlage 5: Topiclist diepte-interview MOBiL-team
Verbondenheid





Invulling van verbondenheid
Wat maakt dat dit herstel beïnvloed
Rol van familie, vrienden, lotgenoten, gemeenschap
Meerwaarde MOBiL-team
Case study
o Aanvankelijk zeer moeilijk om nieuwe contacten te leggen als je geen
uitvalbasis hebt. Verwijst naar sportclub, job, …
o Weinig steun van familie
o Kan hier niet over praten met psycholoog in de psychiatrie
o Op zoek naar sociale relaties buiten de context van de ggz
o Gebruikte drugs als gemeenschappelijk punt
Hoop en optimisme over de toekomst
 invulling hoop en optimisme?
 Wat maakt dat dit herstel beïnvloed?
 Rol van: Geloof in herstel, motivatie, hoopgevende anderen, positief denken,
dromen
 Meerwaarde MOBiL-team
 Case study
o Duidelijk dat hij tijdens de eerste gesprekken geen hoop meer had in een
betere toekomst. Hoe ga je hier mee om als hulpverlener?
o Opeestapeling van negatieve ervaringen en schrik voor herval
o Wel hoop uit medicatie, woonst, inkomen  hierdoor uit de psychiatrie
o Door het vinden van een opleiding die aansluit bij zijn interesses stelde hij
doelen op voor zichzelf en zag opnieuw mogelijkheden (alles in beweging
door verandering op een levensgebied)
Positieve Identiteitsontwikkeling





invulling identiteit?
Wat maakt dat dit herstel beïnvloed?
Rol van acceptatie ziekte en stigma
Meerwaarde MOBiL-team
Case study
o Ziet zichzelf vooral als gebruiker, psychoot en eenzaat. Verkiest de rol van
gebruiker boven die van eenzaat, ook al haalt hij hier geen voldoening uit.
o Geen gevoel dat hij wordt uitgesloten door zijn ziekte omdat dit volgens
hem niet duidelijk zichtbaar is
o Neemt op dit moment zelf initiatief om nieuwe identiteiten te ontwikkelen
 Kickerclub om vriendengroep op te bouwen en zelfwaarde want hij
is hier goed in + salsa lessen om vrouwen te leren kennen
81
Zingeving





Invulling zingeving?
Wat Maakt dat dit herstel beïnvloed?
Rol van spiritualiteit, zinvol leven en sociale relaties, zinvolle doelen
Meerwaarde MOBiL-team
Case study
o Gebruikt omdat hij teveel vrije tijd heeft. Wil dit minderen als hij een job
heeft. Maar momenteel toch geen verantwoordelijkheden.
o Vrijwilligerswerk in wereldwinkel. Geeft tegenstrijdige opmerkingen
hierover. Ez rekken aanvullen, alleen staan en geen voldoening. Az komt hij
er in contact met nieuwe mensen en samenwerken met collega’s vindt hij
leuk.
o Zingeving door nieuw opleiding
Empowerment





Invulling empowerment?
Wat maakt dat dit herstel beïnvloed?
Rol van persoonlijke verantwoordelijkheid, controle over leven en focus op sterktes
Meerwaarde MOBiL-team
Case study
o Kiest zelf of hij gebruikt of niet. Wil geen kritiek op het feit dat hij gebruikt,
maar wil ook niet tussen andere gebruikers leven die constant gebruiken en
alles wat hierrond draait. Hij wil zelf beslissen wanneer en hoeveel. Geeft
aan hier controle over te hebben
o Geldbeheer: keuze om geld uit te geven en zelf verantwoordelijkheid
hiervoor te nemen
o Vanuit opname zelf vrijwilligerswerk geregeld; neemt verantwoordelijkheid
o In psychiatrie: geen inspraak op overplaatsing, duur behandeling
82
Bijlage 6: Informatieformulier focusgroep
Geachte mevrouw/meneer,
In het kader van mijn masterproef aan de vakgroep orthopedagogiek - Universiteit Gent voer ik
volgend onderzoek: ‘Kwalitatief onderzoek naar de kernelementen van het persoonlijk
herstelproces van personen met een psychische aandoening’.
Binnen dit onderzoek ben ik op zoek naar belangrijke elementen die een invloed hebben op het
persoonlijk herstelproces van personen met psychische problemen. Er wordt vertrokken van het
theoretisch framework van Leamy et al. (2011) die volgende vijf belangrijke elementen aangeeft:
verbondenheid, hoop en optimisme over de toekomst, identiteit, zingeving en empowerment.
In een vorige fase van dit onderzoek werden diepte-interviews afgenomen bij een persoon met een
psychische aandoening omtrent zijn herstelproces. Hieruit kwamen verschillende elementen naar
boven die ik graag met u verder wil bespreken. Aangezien u nauw betrokken bent bij het thema
herstel en bij personen met psychische problemen, ben ik geïnteresseerd in uw mening omtrent de
resultaten van de diepte-interviews. Hoe denkt u over herstel? En hoe kan u als hulpverlener herstel
ondersteunen?
Aan de hand van focusgroepsgesprekken zullen een aantal onderwerpen met betrekking tot dit
thema worden besproken. Met verschillende personen die nauw betrokken zijn bij herstel wordt
samenkomen op donderdag 23 april 2013 om 13u. De verwachte totale duur van dit focusgesprek is
maximaal 2 uur. Het focusgroepsgesprek zal worden opgenomen op audiotape zodat verwerking en
analyse van de resultaten mogelijk is. Deze tape zal na het uittypen van het gesprek onmiddellijk
vernietigd worden. Uw privacy wordt gegarandeerd en persoonlijke informatie wordt strikt
vertrouwelijk behandeld.
Indien u later nog vragen heeft, kan u ze mij altijd stellen, per e-mail: [email protected]
Van harte hopend op uw deelname en uitkijkend naar een boeiende uitwisseling.
Met vriendelijk groeten,
Charlotte Storme
83
Bijlage 7: Informed consent focusgroep
Mij is gevraagd toestemming te verlenen voor deelname aan wetenschappelijk onderzoek:
‘Kwalitatief onderzoek naar de kernelementen van het persoonlijk herstelproces van personen met
een psychische aandoening’.
Naam deelnemer :
Geboortedatum: __ / __ / __
Ik bevestig dat ik het informatieformulier heb gelezen en er een kopij van heb gekregen. Ik heb
uitleg gekregen over de aard, het doel en de duur van de studie en over wat men van mij verwacht.
Ik kreeg de gelegenheid om aanvullende vragen te stellen. Deze vragen zijn naar tevredenheid
beantwoord.
Mijn deelname bestaat uit het deelnemen aan een focusgroep van ongeveer anderhalf uur.
Deze gegevens zullen anoniem verwerkt worden en zullen enkel gebruikt worden in het kader van
mijn masterproef. Ik weet dat deelname geheel vrijwillig is.
Ik stem in met de inhoud van het document en geef toestemming voor deelname aan
bovengenoemd onderzoek.
Naam deelnemer:
Handtekening:
Datum: __ / __ / __
Ik bevestig dat ik de aard en het doel van de studie heb uitgelegd aan de bovenvermelde vrijwilliger.
De vrijwilliger stemde toe om deel te nemen door zijn/haar persoonlijk gedateerde handtekening te
plaatsen.
Naam onderzoeker:
Handtekening:
Datum: __ / __ / __
84
Bijlage 8: Topiclist focusgroep
Verbondenheid
 Hoe zien jullie het concept van verbondenheid? Wat maakt dat dit herstel
beïnvloed?
 Literatuur legt focus op de rol van verbondenheid met
o Familie
o vrienden
o Lotgenoten
o Gemeenschap
 Op welke manier spelen jullie hierin een rol?
 Casus Michael:
o aanvankelijk zeer moeilijk om nieuwe contacten te leggen als je geen
uitvalbasis hebt. Verwijst naar sportclub, job, …
o weinig steun van familie
o in psychiatrie vooral geholpen door gesprekken met vrienden.
o in Villa Voortman gevoel altijd welkom te zijn desondanks gebruik.
o Kan hier niet over praten met psycholoog in de psychiatrie
o Op zoek naar sociale relaties buiten de context van de geestelijke
gezondheidszorg
o Gebruikte drugs als gemeenschappelijk punt
Hoop en optimisme over de toekomst
 Hoe zien jullie het concept hoop en optimisme? Wat maakt dat dit herstel
beïnvloed?
 Literatuur wijst op
o Geloof in herstel
o Motivatie om te veranderen
o Hoopgevende –inspirerende relaties
o Positief denken en succes ervaren
o Dromen en verwachtingen
o Geloven in zichzelf
o Prioriteiten herordenen
 Hoe spelen jullie hierin een rol?
 Casus:
o Duidelijk dat hij tijdens de eerste gesprekken geen hoop meer had in een
betere toekomst. Hoe ga je hier mee om als hulpverlener?
o Opeenstapeling van negatieve ervaringen en schrik voor herval
o Wel hoop uit medicatie, woonst, inkomen  hierdoor uit de psychiatrie
o Door het vinden van een opleiding die aansluit bij zijn interesses stelde hij
doelen op voor zichzelf en zag opnieuw mogelijkheden (alles in beweging
door verandering op een levensgebied)
 Wat bij mensen die de toekomst niet meer zien zitten; niet meer geloven in zichzelf
 Mist het hebben van een persoon waar hij alles tegen kan zeggen zonder
veroordeeld te worden, maar iemand die hem erkend  ervaringsdeskundige!
85
Positieve Identiteitsontwikkeling
 Hoe zien jullie het concept identiteit? Wat maakt dat dit herstel beïnvloed?
 Literatuur:
o Accepteren ziekte
o Begrijpen wat er is gebeurd
o Stigma overschrijden
o Zichzelf apart van ziekte omschrijven
o Zelfwaarde en zelfrespect
 Hoe spelen jullie hierbij een rol?
 Casus:
o ziet zichzelf vooral als gebruiker, psychoot en eenzaat. Verkiest de rol van
gebruiker boven die van eenzaat, ook al haalt hij hier geen voldoening uit.
o Geen gevoel dat hij wordt uitgesloten door zijn ziekte omdat dit volgens
hem niet duidelijk zichtbaar is
o Neemt op dit moment zelf initiatief om nieuwe identiteiten te ontwikkelen
 Kickerclub om vriendengroep op te bouwen en zelfwaarde want hij
is hier goed in
 Salsa lessen om vrouwen te leren kennen
 Wat met de vraag naar relaties
 Stigma
Zingeving
 Wat verstaan jullie onder zingeving? Wat Maakt dat dit herstel beïnvloed?
 Literatuur:
o Zin geven aan ziekte ervaringen
o Spiritualiteit
o Zinvol leven hebben
o Zinvolle sociale relaties
o Zinvolle sociale doelen hebben in het leven
Vrijwilligerswerk kan dit proces van zingeving bevorderen
 Casus:
o Gebruikt omdat hij teveel vrije tijd heeft. Wil dit minderen als hij een job
heeft. Maar momenteel toch geen verantwoordelijkheden.
o Vrijwilligerswerk in wereldwinkel. Geeft tegenstrijdige opmerkingen
hierover. Enerzijds rekken aanvullen, alleen staan en geen voldoening.
Anderzijds komt hij er in contact met nieuwe mensen en samenwerken met
collega’s vindt hij leuk.
o Zingeving door nieuw opleiding
86
Empowerment
 Wat verstaan jullie onder empowerment? Hoe kan dit volgens jullie het
herstelproces beïnvloeden?
 Literatuur:
o Persoonlijke verantwoordelijkheid
o Controle over het eigen leven
o Focus op de sterktes
 Hoe kunnen jullie dit proces van empowerment beïnvloeden
 Casus:
o Hij kiest zelf of hij gebruikt of niet. Wil geen kritiek op het feit dat hij
gebruikt, maar wil ook niet tussen andere gebruikers leven die constant
gebruiken en alles wat hierrond draait. Hij wil zelf beslissen wanneer en
hoeveel. Geeft aan hier controle over te hebben
o Verantwoordelijkheid in Villa Voortman of niet onder invloed toe te komen.
Hij vindt dit belangrijk en houdt zich hieraan
o VV ook als tussenoplossing: beslist zelf hoe vaak hij hier komt en hoe lang
o Geldbeheer: keuze om geld uit te geven en zelf verantwoordelijkheid
hiervoor te nemen
o Vanuit opname zelf vrijwilligerswerk geregeld; neemt verantwoordelijkheid
o In psychiatrie: geen inspraak op overplaatsing, duur behandeling
 kan iedereen wel zelf verantwoordelijkheid nemen?
 Mensen met een psychische aandoening hebben nood aan ondersteuning en nu
terug alles zelf laten doen en focus op eigen controle en verantwoordelijkheid.
87
Bijlage 9: Codeerschema
88
Download