Praktische toepassingen wiskunde uit fysica, chemie en andere technische vakken. 1 Omvormen van formules Voorbeeld: 1 Volgens de wet van behoud van energie geldt 1 2 1 mv1 mgh1 mv22 mgh2 . 2 2 Bepaal het hoogteverschil h2 h1 . 2 De grootte aantrekkingskracht tussen twee massa’s m1 en m2 op een afstand r van elkaar wordt gegeven door de formule: F G m1 m2 met G de universele r2 gravitatieconstante. Los op naar r. 3 De druk in een vloeistof op een diepte h wordt gegeven door p p0 gh . Wat is de betekenis van p0? Los de formule op naar h. Op welke diepte is de druk in de vloeistof gelijk aan 2p0. 4 De vergelijking van van der Waals bepaalt de toestand van een reëel gas: n2 a p V nb nRT met n het aantal mol gas, p de druk, V het volume, b 2 V het covolume van 1 mol gas, R de ideale gasconstante, T de temperatuur(K) en a V2 de cohesiedruk van 1 mol gas. Bepaal een uitdrukking voor de druk p en het covolume b. 2 Functies en grafieken van functies Voorbeeld: 1 De omvormingsformules opstellen om een temperatuur van °C naar °F om te zetten en omgekeerd (zie experiment) 2 De wet van Boyle-Mariotte: deze geeft het verband tussen de druk p (Pa) en het volume V (m3) weer als de temperatuur T (K) constant blijft. (zie experiment) 3 Het opladen en ontladen van een condensator in een stroomkring. Dit levert in beide gevallen aanleiding tot functies waarin exponentiële functies verweven zitten: Dag van de wiskunde 2012 D. Ramboer 1 t opladen: Q C U 1 e ontladen: Q C U e met R C de tijdconstante genoemd t t U Voor de stroom geldt in beide gevallen dezelfde uitdrukking: I e . Dit kan R gemakkelijk uit bovenstaande uitdrukkingen gehaald worden als je weet dat dQ I . Dit kan dan ook een opgave zijn als toepassing van afgeleiden. dt 4 Een veer heeft in ontspannen toestand een lengte l0. Een kracht met grootte F = kx rekt de veer over x lengte-eenheden uit. k is de veerconstante. x = l – l0 waarbij l de lengte van de veer is na uitrekking. a) Schrijf het verband op tussen de grootte van de kracht F en de andere grootheden k, l en l0. b) Stel k 4,5 N en l0 0,6 m . Schrijf het verband uit (a) met F en l. Maak de m grafiek. Welk soort functie is dit? 5 Bij polarisatie van het licht wordt de intensiteit van het gepolariseerd licht gegeven door I I m cos 2 (wet van Malus). Im is de maximale intensiteit en de hoek waarover de polarisatiefilter t.o.v. de voorkeursrichting is gedraaid (zie figuur). Een polarisatiefilter kan worden gedraaid over een hoek van 0 tot 180 in wijzer- of tegenwijzerzin. a) Maak een schets van de functie. b) Bepaal het domein en bereik van deze functie vanuit natuurkundig standpunt. c) Is deze functie nog periodiek? d) Over welke hoek moet men de polarisatiefilter draaien om de intensiteit te halveren? e) Over welke hoek moet de polarisatiefilter worden gedraaid om nog drie vierden van de maximale intensiteit te behouden? Dag van de wiskunde 2012 D. Ramboer 2 6 De snelheidsconstante k van de reactie 2 N2O5 2 N 2O4 O2 varieert met de temperatuur t(in C) gegeven in de volgende tabel: t (in C) 0 25 45 65 k (min-1) 0,0000472 0,00203 0,0269 0,262 Toon aan dat de gegevens voldoen aan de volgende formule: k Ae Q RT met A, Q en R constanten en T = 273 + t. Bepaal een formule die T uitdrukt als functie van k en bepaal de waarde van T wanneer k = 0,012. De ideale gasconstante R = 8,314 JK-1mol-1. 3 Parametervergelijkingen Voorbeeld: 1 Lissajousfiguren die ontstaan door de samenstelling van twee loodrechte trillingen. x 2 sin t 2 1 y 2 sin t x 3 sin t 2 2 y 2 sin t x 2 sin t x 2 sin t 3 4 y 3 sin t y 4 sin 2 t 2 Hierbij stelt (1) een cirkel, (2) een ellips, (3) een parabool en (4) een rechte door de oorsprong voor. 2 De beweging van een steengruisdeeltje dat het achterwiel verlaat onder hoek tegen een snelheid v (in m/s), kan worden beschreven door het volgende stel parametervergelijkingen: x v cos t 1 2 m y v sin t gt met g 9,81 2 2 s a) Stel dat de auto tegen 144 km/h rijdt en er verlaten (op hetzelfde ogenblik) drie steengruispartikeltjes het achterwiel van de auto bij hoeken = 45, = 50 en = 30. Construeer het pad van de drie steengruisdeeltjes op dezelfde grafiek. b) Herschrijf het verband in parametervorm in de analytische vorm (in x en y). Dag van de wiskunde 2012 D. Ramboer 3 c) Gebruik de formule uit (b) om te bepalen hoe ver ieder deeltje vliegt vooraleer de grond te raken. 4 Vergelijkingen, stelsels van vergelijkingen en matrices Voorbeeld: 1 De lengte van een staaf is 3,567 m. Als de staaf met 17 % uitzet bij opwarming, wat is dan de nieuwe lengte van de staaf? 2 Een dokter vraagt 20 g van een 52 % oplossing van een bepaald medicijn. De apotheker heeft enkel flessen van 40 % en 70 % oplossingen van dit medicijn. Hoeveel g van iedere oplossing moet de apotheker nemen om uiteindelijk 20 g van 52 % oplossing te bekomen? 3 Op het uiteinde van een 6,5 m staaf met verwaarloosbare massa wordt een kracht van 36 N uitgeoefend. Het steunpunt bevindt zich op 2 m van het andere uiteinde waaraan een ongekende massa opgehangen wordt. Welke kracht moet deze massa uitoefenen opdat er een evenwicht optreedt. (zwaartekrachtversnelling = 9,81 m/s2) 4 In de figuur is de vlakke doorsnede van een stalen profiel te zien. De totale oppervlakte van de doornsnede (A) bedraagt 42,78 cm2. Bepaal de dikte (t) van het staal. Bepaal het resultaat tot 2 decimalen nauwkeurig. ( a 5,12 cm en b 15,15 cm ) Chemische reactiestoechiometrie of reactiestoichiometrie: het balanceren van chemische reacties Voorbeeld: Beschouw de ongebalanceerde reactievergelijking C3 H 8 O2 CO2 H 2O Vermenigvuldig elk reagens met een variabele: a C3 H 8 b O2 c CO2 d H 2O De reactievergelijking balanceren betekent het bepalen van de eenvoudigste natuurlijke getallen a, b, c, d (d.w.z. zo klein mogelijk) zodat het totaal aantal atomen van elk optredend element aan elke kant van de reactievergelijking gelijk blijft. Dag van de wiskunde 2012 D. Ramboer 4 Dit leidt tot de volgende vergelijkingen: voor C : 3a c voor H : 8a 2d voor O : 2b 2c d a b 3 8 0 De uitgebreide matrix van het stelsel is 0 0 2 c d 1 0 2 0 2 1 RL 0 0 0 Herleiden tot de gereduceerde echelonmatrix levert: 3 8 0 0 1 0 0 2 0 2 2 1 0 1 0 0 0 0 1 0 0 0 0 1 1 4 5 4 3 4 a 14 d 0 5 b 4 d 0 waaruit c 34 d 0 d is vrij Zoek nu de eenvoudigste natuurlijke waarden voor a, b, c, d . Kies hiertoe d 4 zodat a 1, b 5, c 3, d 4 . De gebalanceerde reactievergelijking is C3 H 8 5 O2 3 CO2 4 H 2O Matrices in de optica Men beschouwt enkel paraxiale stralen (stralen die bij de optische as) en kleine hoeken. Daardoor geldt dat: sin en tan . Men spreekt in dit geval van eerste orde benadering. Keuze van de variabelen Translatiematrix of verschuivingsmatrix Met yi: de invalshoogte yo: de uittredingshoogte i : de invalshoek o : de uittredingshoek Dag van de wiskunde 2012 D. Ramboer 5 o i Uit de figuur haalt men yo 1 yi d sin i 1 yi d i y 1 d yi of o 0 1 0 y 1 o o i i i Mv Refractiematrix o i o i i O is het optisch middelpunt r is de kromtestraal (>0 als OC dezelfde zin heeft als de optische as) C is het krommingsmiddelpunt ni, no: brekingsindex van het medium van de invallende straal, brekingsindex van het medium van de uittredende straal De wet van Snellius-Descartes geschreven is eerste orde benadering: ni i no o met i de invalshoek en o de brekingshoek Uit de figuur en na enige berekeningen vindt men: 0 yo 1 yi 0 i 1 yo y of ni n0 ni i ni no ni i o n r o n r yi n i n o o o o Mr Wat wordt de matrix Mr als r ? Wat gebeurt er dan met het grensoppervlak? Dag van de wiskunde 2012 D. Ramboer 6 Reflectiematrix of terugkaatsingsmatrix o o i i De wet van terugkaatsing in eerste orde benadering is gelijk aan: i o met i de invalshoek en o de terugkaatsingshoek De kromtestraal r is negatief voor een concaaf (hol) oppervlak en positief voor een convex (bol) oppervlak. Na enig rekenwerk verkrijgt men de volgende formules: 1 0 y yo 1 yi 0 i yo i of 2 2 1 i o o r yi 1 i r Mt Merk op dat alle bijzondere matrices omkeerbaar zijn. Waarom is dit noodzakelijk? Voorbeeld: een lens 1 o i Dag van de wiskunde 2012 D. Ramboer 7 Een lens wordt begrensd door twee sferische oppervlakken. De middenstoffen langs beide kanten van de lens hoeven niet dezelfde te zijn (denk aan een peilglas). In het algemeenste geval zijn er dus drie middenstoffen in het spel elk met een andere brekingsindex. Uit de figuur volgt dat een lichtstraal die door een lens gaat, twee refracties (brekingen) en een translatie ondergaat. Dit levert de volgende formules: 0 0 1 1 1 t yo yi nL n ' nL 0 1 n nL n o n ' r n ' nL r1 nL i 2 Mv Mr2 M r1 M dikke lens Voor een dunne lens ( t 0 ) ondergedompeld in één middenstof met brekingsindex n, geldt: 1 0 M dunne lens nL n 1 1 1 n r2 r1 Met de lenzenmakersformule: 1 nL n 1 1 kan de matrix vereenvoudigd f n r1 r2 worden tot: 1 M 1 f 0 1 Men kan nagaan dat de volgende eigenschap geldig is det M ni met ni de n0 brekingsindex van de middenstof van de invallende straal en no de brekingsindex van de middenstof van de uittredende straal. 5 Goniometrie en meetkunde Voorbeeld: 1 Gegeven een vooraanzicht van een x cilindervormig meetrolletje in een V-vormige de doorsnede van het meetrolletje ligt precies boven het hoekpunt B van de V-groef. Bepaal de A 2,865" 0,920" groef in een blok materiaal. Het middelpunt van O 1,500" B afstand x op 3 decimalen nauwkeurig als de straal van het meetrolletje 0,800 inch is. Dag van de wiskunde 2012 D. Ramboer 8 2 Gegeven een stomphoekige driehoek ABC. B Toon aan: a 2 b 2 c 2 2bn a h Gebruik deze formule om de hoogte van de katrol en c de afstand tot de muur te bepalen bij een wandkraan. b C 27 00 De afmetingen zijn in mm. n A m 3 Een inspecteur controleert een groef onder een hoek van 60, die werd uitgefreesd (zie figuur). Deze W H controle gebeurt door een gepast meetrolletje met gekende diameter D in de groef te plaatsen en de 60° afstand H te meten, tussen de top van het meetrolletje en de bovenrand van het werkstuk. Met een schuifmaat wordt de openingsbreedte W van de groef opgemeten. De controle bestaat er dan in om de gemeten waarde van H te vergelijken met de theoretische waarde van H indien de groef zou voldoen aan de gestelde eisen. De theoretische waarde van H voor het gestelde probleem is H 3 3 D W. 2 2 (Hint: trek de schuine kanten van de groef door tot ze elkaar snijden.) Dag van de wiskunde 2012 D. Ramboer 9 4 Hoe kan men met een schuifmaat, waarvan de maximale opening kleiner is dan de diameter van een cilindervormige as, toch de diameter bepalen? Plaats de twee bekken van de schuifmaat op de as zodanig dat de meetlat van de schuifmaat de as M B A C raakt, terwijl de schuifmaat loodrecht is op de as (zie D figuur). 2 BD Bewijs dat AB CD . CD 5 Het bepalen van de uitsnijding van een binnenzwaluwstaart aan de hand van meetrolletjes. Analoog voor buitenzwaluwstaarten. 6 Twee identieke negatieve puntladingen liggen op de x-as en symmetrisch t.o.v. de y-as. De resulterende veldsterkte in een punt A van y-as, is op de figuur voorgesteld. E ey ex Toon aan dat de grootte van de resulterende veldsterkte gelijk is aan E kQ 3 x2 y 2 (geen rekening houdend met het teken van de lading) Geef de vectoriële uitdrukking voor E , gebruik makend van de eenheidsvectoren ex en e y . De elektrische veldvector E is de resultante van de elektrische veldvectoren vanuit de beide ladingen. Algemeen geldt voor de elektrische veldvector van het veld Q E k er , Q is de lading die het veld opwekt opgewekt door een lading Q: r r2 Dag van de wiskunde 2012 D. Ramboer 10 (positief of negatief), r is de afstand tussen de lading die in het veld wordt gebracht N m2 en de lading die het veld opwekt, k is een constante ( k 8,99 10 ) en de C2 eenheidvector er gelegen op de verbindsrechte van beide ladingen en naar de 9 ingebrachte lading gezind. (zie figuur) Er er (uit Fysica Vandaag 5.2 uitgeverij Pelckmans) Samenstellen van twee harmonische trillingen met dezelfde frequentie. Twee harmonische trillingen met dezelfde frequentie f hebben als bewegingsvergelijkingen: 2 f y1 A1 sin t 1 y2 A2 sin t 2 6 A2 4 en 2 3 met A1 3 en 1 Deze trillingen kunnen grafisch worden voorgesteld door fasoren (draaiende vectoren). Beide fasoren draaien rond met een hoeksnelheid van rad . De s norm van een fasor is de amplitude van de trilling. De toestand bij t = 0 met de bijbehorende beginfase 1 en 2 wordt weergegeven in onderstaande figuur. A2 A1 Gevraagd: a) Construeer de samengestelde trilling y y1 y2 met. fasoren. b) Bepaal de amplitude en de beginfase van de samengestelde trilling. Oplossing Dag van de wiskunde 2012 D. Ramboer 11 a) R 2 1 A2 2 A A1 2 Q P 1 O S T b) Berekening van de amplitude en de beginfase van de samengestelde trilling. - met de cosinusregel van willekeurige driehoeken vinden we: A2 A12 A2 2 2 A1 A2 cos 2 1 A12 A2 2 2 A1 A2 cos 2 1 of A A12 A2 2 2 A1 A2 cos 2 1 9 16 2 3 4 cos 3 6 25 24cos 6 6,77 - uit de rechthoekige driehoek ORT halen we dat tan RT OT RQ QT OS ST uit de rechthoekige driehoek OPS vinden we dat QT PS A1 sin 1 OS A1 cos1 uit de rechthoekige driehoek PQR vinden we dat: Dag van de wiskunde 2012 D. Ramboer 12 RQ A2 sin 2 ST PQ A2 cos 2 Vandaar dat tan A1 sin 1 A2 sin 2 A1 cos 1 A2 cos 2 of A sin 1 A2 sin 2 arctan 1 A1 cos 1 A2 cos 2 3sin 6 4sin 3 arctan 3cos 4cos 6 3 0,8237 rad of 47,19 Bepalen van de resultante van twee of meerdere krachten Gegeven twee krachten F1 en F2 . De hoek tussen beide krachten is 60°. De grootte van de krachten is respectievelijk 100 N en 50 N. Bepaal de grootte van de resultante R en de hoek die de resultante maakt met F1 . Oplossing: F1 F2 R F1 F2 Fx Fy 100 0 50 cos 60 25 50 sin 60 43,3 125 De grootte R 1252 43,32 132,3 N . De hoek tussen F1 en de resultante R wordt gegeven door: tan 43,3 43,3 43,3 arctan 0,334 rad of 19,10 125 125 Dag van de wiskunde 2012 D. Ramboer 13 6 Complexe getallen Voorbeeld Een wisselspanning u wordt aangelegd over een RLC-seriekring. R L C i u De totale impedantie van de kring wordt gegeven door: Zt R i L 1 i C Voor welke waarde van is Zt reëel? Toon aan dat de modulus van Zt (als functie van ) minimaal wordt voor deze waarde. Wisselsignalen De optelling van complexe getallen en de vermenigvuldiging van een complex getal met een reëel getal correspondeert meetkundig met vectoriële bewerkingen. Uitgaande van de cartesiaanse vorm z x yi en overgang naar poolcoördinaten x r cos , y r sin volgt dat z kan worden uitgedrukt in elk van de volgende poolcoördinatenvormen : z r cos i sin (goniometrische vorm) z r (Amerikaanse vorm, vaak gebruikt in technische toepassingen) z r ei (exponentiële vorm) Dag van de wiskunde 2012 D. Ramboer 14 Een wisselsignaal is een functie van de vorm y (t ) A sin t met t de tijd. Hierin noemen we A de amplitude A 0 , de pulsatie of hoekfrequentie en t de fase(hoek). Merk op dat de fase is bij tijdstip t = 0 (beginfase). De functie is periodiek met periode T 2 en de frequentie is f T1 2 . In het vlak van Gauss is het wisselsignaal een ronddraaiend complex getal of vector z (t ) A t met Im z (t ) y (t ) . Deze vector wordt fasor genoemd. Het complex getal z (t ) draait rond op een cirkel met straal A . De vector start op tijdstip t 0 in z (0) A en draait rond met een hoeksnelheid van rad/s in tegenwijzerzin (als 0 ): rad s t De som van twee wisselsignalen met dezelfde pulsatie is een nieuw wisselsignaal met deze pulsatie of: A1 sin t 1 A2 sin t 2 A sin t Het vergt veel rekenwerk om dit aan te tonen met goniometrische formules. Men kan echter ook grafisch redeneren. Dag van de wiskunde 2012 D. Ramboer 15 y bij t = 0 y = y1+y2 y2 z = z1+z2 rad s z2 A A2 2 y1 A1 1 z1 x Bij t = 0 geldt: A1 sin 1 A2 sin 2 A sin . Dit is het imaginair deel van: A1 1 A2 2 A (zie figuur). Laat de drie vectoren ronddraaien met dezelfde hoeksnelheid rad/s gedurende t seconden. De argumenten nemen toe met t , de modulussen veranderen niet: A1 t 1 A2 t 2 A t Het imaginair deel levert de oorspronkelijke vergelijking: A1 sin t 1 A2 sin t 2 A sin t y rad s z z1 A t A1 z2 t 2 t 1 x A2 Het volstaat dus A en te bepalen uit A1 1 A2 2 A . Voorbeeld: Bepaal A en uit 8 sin 20t 6 3 sin 20t 2 A sin 20t Oplossing: 8 6 3 2 A 8 3 2 21 i 3 0 i A Dag van de wiskunde 2012 D. Ramboer 16 4 3 7i A Hieruit volgt: A 4 3 2 7 49 9.85 en arctan 0.79 . Voert men de 4 3 berekeningen uit met een grafische rekenmachine dan hoeft men zelfs de omzettingen naar cartesiaanse vorm niet uit te voeren. Bepalen van de resultante van twee of meerdere krachten (in het vlak) Gegeven twee krachten F1 en F2 . De hoek tussen beide krachten is 60°. De grootte van de krachten is respectievelijk 100 N en 50 N. Bepaal de grootte van de resultante R en de hoek die de resultante maakt met F1 . Oplossing: Stel de krachten (vectoriële grootheden) voor als een complex getal in exponentiële gedaante. Dan is de modulus gelijk aan de grootte van de vector en het argument de hoek die de vector maakt met de positieve x-as. Bij de exponentiële notatie moet er voor gezorgd worden dat het argument in radialen wordt uitgedrukt. Zo wordt dit F1 z1 100 ei0 i0,3334 R z z1 z2 132, 287 e i F2 z2 100 e 3 Hieruit volgt dus dat: de grootte R 132,3 N . de hoek tussen F1 en de resultante R wordt gegeven door: 0,334rad of 19,10 7 Logaritmen Voorbeeld: 1 Beschouw een versterker met de volgende grootheden: ingangsgrootheden uitgangsgrootheden ingangsspanning Ei uitgangsspanning Eo ingangsweerstand Ri uitgangsweerstand Ro ingangsvermogen Pi uitgangsvermogen Po Het verband tussen vermogen P, spanning E en weerstand R volgt uit: P E I (voor een zuiver resistieve versterker) en E R I . De vermogensversterking is Dag van de wiskunde 2012 D. Ramboer 17 P E per definitie gelijk aan 10log o en de spanningsversterking is 20log o . Pi Ei Deze worden beide uitgedrukt in dB (decibel). Toon aan dat de vermogensversterking gelijk is aan de spanningsversterking als de ingangsweerstand gelijk is aan de uitgangsweerstand. 2 Zuurtegraad of pH. Als een zuur wordt opgelost in water, staat het H+-ionen af die worden opgenomen door de watermoleculen. Bv.: HCl H 2O Cl H 3O . Hoe zuur een oplossing is hangt af van de concentratie van de H 3O -ionen. Omdat de concentratie meestal klein is, definieert men de zuurtegraad of pH van een oplossing als: pH log H 3O . Bijvoorbeeld: H 3O 10 a met ( a 0) dan is de pH = a. Voorbeeld: 0,1 mol HCl wordt opgelost in 1l water. Omdat HCl volledig wordt opgesplitst, ontstaan er ook 0,1 mol H 3O -ionen. Vandaar H 3O 101 waardoor de pHwaarde gelijk is aan 1. Oefeningen: 1 Als in het voorbeeld de oplossing 1000 keer wordt verdund. Wat is dan de pH-waarde? 2 Hoe groot is de pH als men 1 g HNO3 in 1l zuiver water oplost? De reactievergelijking is HNO3 H 2O NO3 H 3O . 3 Schijnbare en absolute helderheid en magnitudes van sterren (zie nascholing F. Tamsin van een paar jaar geleden) 4 Geluid, geluidsniveau en luidheid Muziekintervallen De toonhoogte van een muzieknoot is bepaald door de frequentie van de geluidsgolf die de klank voortbrengt. Bij een snaarinstrument is de lengte van de snaar naast de lineaire dichtheid van de snaar en de spanning op de snaar bepalend voor de voortgebrachte frequentie. Laat Dag van de wiskunde 2012 D. Ramboer 18 men de spanning onveranderd en neemt men dezelfde snaar (dezelfde lineaire dichtheid) dan zal de frequentie van de toon verdubbelen als de lengte van de snaar gehalveerd wordt. Er zijn verschillende stemmingen van muziekinstrumenten bekend. Zo klinkt een piano uit Mozarts tijd anders dan een hedendaagse piano. De verdeling van de verschillende noten over een octaaf is daarvan de oorzaak. Een octaaf is het interval dat bepaald is door twee opeenvolgende tonen met dezelfde naam. Bijvoorbeeld: De frequentie van de eerste noot van een octaaf is de helft van de frequentie van de laatste noot van het octaaf. Bijvoorbeeld: Een la heeft een frequentie van 440 Hz, dan heeft een la een octaaf hoger een frequentie van 880 Hz en een la een octaaf lager 220 Hz. Volgens de evenredige twaalftoonstemming wordt een octaaf verdeeld in twaalf gelijke intervallen. Het getal waarmee de frequentie van een noot moet worden vermenigvuldigd om de volgende noot te krijgen is altijd hetzelfde. Dit levert de volgende relatie op: f n a n f 0 met f0 de frequentie van de eerste noot van het octaaf Voor een octaaf wordt dit: 2 f 0 a12 f 0 waaruit dan volgt dat: a 12 2 . Oefening: Bepaal de plaats van de frets bij een gitaar. Geluid is een drukgolf. De storing is een plaatselijke drukverandering die zich voorplant doorheen het medium dat vast, vloeibaar of gasvormig kan zijn. De richting van de samendrukking is dezelfde als de richting van de voorplanting. Men spreekt van een longitudinale golf. Geluidsgolven zijn dragers van energie en kunnen dus arbeid verrichten zoals het bewegen van het trommelvlies. De hoeveelheid energie die een geluidsgolf per seconde transporteert, wordt het vermogen P(W) genoemd. Deze energie verspreidt zich over de ruimte. Hoe verder men zich van de bron bevindt, hoe groter het boloppervlak is waarover de energie moet verdeeld worden, waardoor de sterkte van het geluid afneemt. De geluidsintensiteit is nu juist de hoeveelheid vermogen die loodrecht door het P oppervlak gaat: I met A 4 r 2 en r de afstand tot de bron . A Dag van de wiskunde 2012 D. Ramboer 19 Wat gebeurt er met de intensiteit als de afstand verdubbelt? Hoeveel keer verder moet men staan om de intensiteit met een factor q te verminderen? P Geluidsniveau wordt gedefinieerd als N P 10 log met P0 een P0 referentievermogen van 10-12 W (dit is het vermogen nodig om een trommelvlies is bewegen te brengen = gehoordrempel) De eenheid is Bel (B) maar omdat die zo groot is, wordt altijd gemeten in decibel (dB). Vandaar de factor 10 voor de logaritme. Schrijf de uitdrukking voor geluidsniveau als functie van de intensiteiten. Geluidsdrukniveau Het geluidsniveau kan ook uitgedrukt worden aan de hand van de voortgebrachte geluidsdrukken. Men spreekt dan van geluidsdrukniveau en heeft ook dB als eenheid. De referentiedruk is p0 20 µPa . Men kan aantonen dat P p 2 . p Toon aan dat N p 20 log p0 Luidheid (loudness) Indien de mens als waarnemer wordt gebruikt, merkt men dat de mens zuivere geluiden met eenzelfde geluidsniveau en verschillende frequenties niet als even luid ervaart. Dit heeft te maken met de menselijke perceptie. Aan de hand van verschillende experimenten is geprobeerd die luidheid in kaart te brengen (zie figuur). Dag van de wiskunde 2012 D. Ramboer 20 Dag van de wiskunde 2012 D. Ramboer 21 Waarom stelt men de frequenties slechts vanaf 10 Hz voor op de x-as? Hoe groot is de grootste voorgestelde waarde van de frequentie ongeveer? Waarom gebruikt men een logaritmische schaal om de frequenties weer te geven? Wat is het gehoorbereik in frequenties uitgedrukt van een mens (gemiddeld)? Voor de grafiek werd 1000 Hz als referentiewaarde genomen. Dit betekent dat bij deze test het geluidsniveau van een klank van 1000 Hz zo werd aangepast dat de luidheid van die klank overeenkwam met de luidheid van de waargenomen klank. De lijnen van gelijke luidheid worden isofonen genoemd. De eenheid van luidheid is foon. Zo geldt dat een toon van 1000 Hz met een geluidsniveau van 50 dB een luidheidsniveau heeft van 50 foon. Dit is ook zo voor een klank met frequentie van 40 Hz met een geluidsniveau van 70 dB en voor een klank met frequentie van 4 kHz en een geluidsniveau van 43 dB. Het menselijk gehoor is het gevoeligst voor geluiden met een frequentie in de buurt van 4 kHz. Hoe is dit de te zien in de grafiek? Het verband tussen de luidheid S en het luidheidsniveau P wordt gegeven door: P 40 2 10 met S de luidheid in soon en P het luidheidsniveau is foon. S Schrijf het luidheidsniveau P uit als functie van het luidheid S. Welk verband bestaat er tussen log(S) en P? Dag van de wiskunde 2012 D. Ramboer 22 8 Calculus: differentiaal- en integraalrekenen Voorbeeld: 1 Zie bij functies het voorbeeld over het opladen en ontladen van een kromme. 2 De positie s(km) van een sportwagen in functie van de tijd t(min) wordt gegeven door: t 2 , 0 t 2 s (t ) 4t 4, 2 t 5 en dit over een tijdsinterval [0 min, 10 min]. 2 0,4t 8t 14, 5 t 10 Gevraagd: a) Bepaal de functie die de ogenblikkelijke snelheid van de sportwagen weergeeft over het gegeven tijdsinterval. b) Wat is de gemiddelde snelheid van de sportwagen over dit tijdsinterval? c) Bewijs dat deze gemiddelde snelheid ook effectief gehaald wordt door de sportwagen. Bepaal de tijdstippen (1 of meer) waarbij dit gebeurt. Oplossing: a) De afgeleide functie berekenen van de stuksgewijs gedefinieerde functie. 2t , 0 t 2 v(t ) 4, 2 t 5 0,8t 8, 5 t 10 b) Er bestaan verschillende manieren om dit te berekenen. eerste manier: vanuit het (s,t)-diagram: de helling (richtingscoëfficiënt) van de rechte door het begin- en eindpunt van de beweging is de gemiddelde snelheid over het tijdsinterval. tweede manier: vanuit het (v,t)-diagram: de integraal berekenen van de snelheidsfunctie over het tijdsinterval (totale afgelegde weg) en de bekomen waarde te delen door de tijdsduur van de beweging (10 min). c) Door toepassing van de stelling van Lagrange op de functie s(t) (controleer de nodige voorwaarden), kan men vaststellen dat er twee tijdstippen zijn waarop de gemiddelde snelheid gehaald wordt. De tijdstippen waarop dit gebeurt, kunnen worden afgelezen uit de grafiek of worden berekend met behulp van de solvefunctie van het rekentoestel. Arbeid verricht door een thermodynamisch proces De Otto-cyclus is een geïdealiseerd model voor de thermodynamische processen die optreden bij een cyclus van een viertact verbrandingsmotor (benzine). Deze cyclus bestaat twee adiabatische processen ( A B en C D ) en twee isochore processen ( B C en D A ). Bij adiabatisch proces is geen warmte-uitwisseling met de omgeving, bij isochore processen blijven de volumes gelijk. Voorbeeld: Dag van de wiskunde 2012 D. Ramboer 23 De adiabatische processen worden gegeven door de volgende functies: 2,39 p AB V 1,4 103 106 V de druk p in kPa en het volume V in 3,63 pCD V 1,4 103 106 V cm3 De isochore processen worden gegeven door: V AD 500 en VBC 62,5 De arbeid die door het systeem op de omgeving wordt geleverd is gelijk aan de oppervlakte van het gebied dat wordt begrensd door de twee adiabaten en de twee isochoren. Arbeid verricht door de veldkracht in een radiaal veld (veld gecreëerd door een puntlading) er FA FB De veldkracht werkend op de lading Q’ gelegen op een afstand r van de lading Q (die Q Q ' het veld opwekt) wordt bepaald door de volgende uitdrukking: F k 2 er . De r arbeid geleverd door die kracht, om de puntlading Q’ van A naar B te verplaatsen, is rB dan: W k rA 1 1 Q Q' dr k Q Q ' r2 rA rB De arbeid kan dus berekend worden door de volgende integraal: 500 W pCD V pAB V dV in J 62,5 Referenties Herweyers, G. en Ramboer D., Toegepaste wiskunde 1: Fundamentele wiskundige begrippen en technieken, Acco Herweyers, G. en Ramboer D., Toegepaste wiskunde 2: Calculus, Acco (verschijnt binnenkort) Dag van de wiskunde 2012 D. Ramboer 24