Drugs als onderhandelingstafel van macht: van de War on Drugs

advertisement
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN
Drugs als onderhandelingstafel van macht:
van de War on Drugs naar alternatieve beleidsopties
Wetenschappelijke verhandeling
aantal woorden:
24 258
Jorne Vanhee
MASTERPROEF MANAMA CONFLICT AND DEVELOPMENT
PROMOTOR: PROF. DR. An Vranckx
COMMISSARIS: DR. Maarten Hendriks
ACADEMIEJAAR 2015 – 2016
Toegankelijkheidsverklaring
Inzagerecht in de masterproef (*)
Ondergetekende, …………………………………………………….
geeft hierbij toelating / geen toelating (**) aan derden, nietbehorend
tot de examencommissie, om zijn/haar (**) proefschrift
in te zien.
Datum en handtekening
…………………………..
………………………….
Deze toelating geeft aan derden tevens het recht om delen uit de
scriptie/ masterproef te reproduceren of te citeren, uiteraard mits
correcte bronvermelding.
-----------------------------------------------------------------------------------
(*) Deze ondertekende toelating wordt in zoveel exemplaren opgemaakt als het
aantal exemplaren van de scriptie/masterproef die moet worden ingediend.
Het blad moet ingebonden worden samen met de scriptie onmiddellijk na de
kaft.
(**) schrappen wat niet past
II
Voorwoord
Allereerst wil ik natuurlijk mijn promotor bedanken die mij gedurende het ganse proces
begeleid heeft, maar ook mijn eigen weg liet zoeken in de drugspolitiek van Latijns-Amerika.
Verder wil ik zeker ook mijn ouders, familie, vrienden en mijn vriendin bedanken op wie ik
altijd kon rekenen voor een duwtje in de rug.
Ten slotte nog een speciaal dankwoord voor de opleiding Conflict and Development. Zelden
heb ik in één jaar tijd zo veel bijgeleerd als nu.
III
Abstract
Deze masterproef beoogt om via een literatuurstudie de ontwikkelingen in Latijns-Amerika op
vlak van drugsbeleid te onderzoeken. De relaties met de Verenigde Staten zijn hierbij van
cruciaal belang. Er wordt dan ook nagegaan hoe de Verenigde Staten de War on Drugs heeft
geframed in Latijns-Amerika en hoe deze zijn macht hiertoe gebruikte. Dit onderzoeken we aan
de hand van twee case studies, namelijk Colombia en Mexico. Om deze eerste vraag te
beantwoorden, maken we gebruik van een theoretisch kader dat we concept wars gaan noemen.
Zo zullen we zien dat na 9/11 de War on Terror ook mee in het verhaal betrokken wordt. Ten
tweede gaan we na hoe het debat dat tot op vandaag doorloopt, zich ontwikkelde. Hierin staan
de top in Cartagena, de United Nations General Assembly Special Session on Drugs van 2016
en ook landelijke initiatieven zoals in Uruguay centraal. De Latijns-Amerikaanse landen grijpen
nu de negatieve effecten van de door de VS gepromote War on Drugs aan om het internationale
kader van de Verenigde Naties omtrent drugs, maar ook hun eigen landelijke wetgeving hiertoe
aan te passen. Drugs worden nu aangegrepen om de macht over hun wetsystemen terug in eigen
handen te nemen, zonder de bemoeizucht van de Verenigde Staten die zelf ondertussen
experimenteren met hun drugswetgeving.
IV
Inhoud
Toegankelijkheidsverklaring .................................................................................................................... II
Voorwoord ............................................................................................................................................. III
Abstract .................................................................................................................................................. IV
Inleiding ................................................................................................................................................... 1
Hoofdstuk 1. Concept wars ..................................................................................................................... 4
1.
Inleiding ....................................................................................................................................... 4
3.
God bless America ....................................................................................................................... 6
2.
4.
My fellow Americans ................................................................................................................... 4
Besluit ........................................................................................................................................ 11
Hoofdstuk 2. A real War on Drugs ......................................................................................................... 12
1.
2.
Inleiding ..................................................................................................................................... 12
De neus van Uncle Sam ............................................................................................................. 12
Het drugsprobleem van de Verenigde Staten ............................................................................... 13
Een verandering in het discours .................................................................................................... 13
3.
De Verenigde Staten als internationale politieagent .................................................................... 14
Plata o Plomo: de case Colombia .............................................................................................. 17
De opkomst van de kartels ............................................................................................................ 17
Een bewogen start......................................................................................................................... 18
De val van La Catedral ................................................................................................................... 20
Nieuwe spelers, oude bekenden ................................................................................................... 21
Plan Colombia ................................................................................................................................ 23
4.
De conceptenmix ........................................................................................................................... 25
Narco terrorism en de Mexicaanse case ................................................................................... 26
Pax Narcotica ................................................................................................................................. 26
De Kiki moord ................................................................................................................................ 27
Narco terrorism ............................................................................................................................. 30
5.
Mérida Initiative ............................................................................................................................ 31
Besluit ........................................................................................................................................ 36
Hoofdstuk 3. For the times they are a-changin’ .................................................................................... 39
1.
Inleiding ..................................................................................................................................... 39
3.
Een wind van verandering ......................................................................................................... 42
2.
Over ballonnen en effecten....................................................................................................... 39
Het taboe doorbreken ................................................................................................................... 42
De weg naar Cartagena ................................................................................................................. 44
Een top met historische resultaten ............................................................................................... 45
V
4.
5.
6.
Van Cartagena naar New York....................................................................................................... 48
De verwachte teleurstelling: UNGASS 2016 .............................................................................. 49
Nationale initiatieven ................................................................................................................ 51
Besluit ........................................................................................................................................ 53
Hoofdstuk 4. Conclusie en discussie...................................................................................................... 56
Bibliografie ............................................................................................................................................ 58
VI
Inleiding
“America's public enemy number one in the United States is drug abuse. In order to fight and
defeat this enemy, it is necessary to wage a new, all-out offensive,” (Nixon, 1971). En een
offensief werd het. Toen Nixon in 1971 zijn War on Drugs uitrolde, leek het een simpel
gegeven. De heroïne die soldaat werd gemaakt door terugkerende Vietnamveteranen, mocht het
land niet in gevaar brengen. Rehabilitatiecentra werden opgezet om hen van hun verslaving af
te helpen. Eind jaren ’70 kreeg de VS echter te kampen met een nieuwe drugepidemie waarbij
de bestaande remedie niet baatte. Cocaïne werd nu de nieuwe vijand. Agressief en frontaal in
de aanval zouden de Verenigde Staten deze gaan aanpakken. Vreemd genoeg was de frontlinie
niet in eigen land te vinden, maar in het zuiden van het Amerikaanse continent. De cocaïne die
de yuppie door zijn neus snorde, kwam van dáár en nergens anders. Zo’n 45 jaar later zien we
dat de veldmars echter gefaald is. De yuppie is vervangen door fuivende jeugd, maar de cocaïne
blijft dezelfde of is zo nodig nog ongezonder (Loveman, 2004). En wat meer is, LatijnsAmerika recht nu ook zijn rug in het debat (Armenta, Metaal, & Jelsma, 2012; Youngers, 2014).
De Verenigde Staten konden voor hun ius ad bellum gebruik maken van het raamwerk van de
Verenigde Naties en de internationale drugsverdragen. Critici van dat raamwerk en
voorstanders van een alternatief beleid hekelen echter het starre karakter van deze verdragen.
Ook al zijn er wat openingen voor een wat gediversifieerdere aanpak – zoals harm reduction
(Fijnaut & De Ruyver, 2014) – het blijft een wat eenzijdige kijk op de problematiek. Niet
verwonderlijk dat er dan ook heel wat wetenschappelijke kritiek op dit beleid komt. Zelfs het
United Nations Office on Drugs and Crime (UNODC) keek in eigen boezem en publiceerde
een lijst met enkele ongewilde negatieve gevolgen van de War on Drugs. Zo creëerde het
controlesysteem een enorm lucratieve, maar criminele zwarte markt of laat het balloneffect –
een verhoogde druk op een bepaalde plaats, doet het ergens anders terug omhoog gaan – zich
voelen op vlak van beleid, type drug of locatie (United Nations Office on Drugs and Crime,
2009). Ook andere negatieve gevolgen laten zich opmerken: corruptie, stijging van geweld,
ondermijnen van de legitimiteit van instituties in bepaalde landen, vervuiling, ontbossing,
bedreigingen voor de volksgezondheid,… (Rolles, Murkin, Powell, Kushlick, & Slater, 2012).
Allemaal ongewild, maar het blijft negatief.
Een groep Latijns-Amerikaanse landen eisen nu een democratisering van het debat en
overwegen alternatieve beleidsvormen. Deze assertievere houding vloeit voort uit de perceptie
1
dat de regio een disproportionele prijs betaalt in de vorm van slachtoffers, gegijzelde
rechtssystemen, corruptie,…(Armenta et al., 2012; Francis & Mauser, 2011; Youngers, 2014).
Uruguay bijvoorbeeld regulariseerde cannabis in 2013 om deze gebruikers te scheiden van de
illegale markt en zo een totale escalatie van geweld te voorkomen. Toegegeven, Uruguay heeft
nooit aan de frontlinie van de War on Drugs gestaan, maar het weerspiegelt een onomkeerbare
verandering in de geest van deze landen (Armenta et al., 2012; Vanhee, De Ruyver, & Decorte,
2015; Wodak, 2012). Neem daar dan nog eens het geloofwaardigheidscomplex van de
Verenigde Staten bij, dat zelf aan het experimenteren slaat met het medische maar ook met het
commerciële model van cannabisregularisatie, dan is de rekening snel gemaakt (Youngers,
2014).
De top in Cartagena ( Colombia) in 2012 van de Organization of American States (OAS) is
alvast een kantelpunt (Youngers, 2014). De rapporten die hieruit voortvloeiden, zijn
baanbrekend op vlak van drugsbeleid en stellen zeker de War on Drugs in vraag (Fijnaut & De
Ruyver, 2014). Dit alles gebeurde echter niet in het luchtledige: er ging een gans proces aan
vooraf en het is zeker ook niet het eindpunt.
Vandaar ook de nood om dit proces te documenteren. Zeker in het kader van de speciale zitting
van Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (United Nations General Assembly
Special Session of UNGASS) in 2016, is het belangrijk om één van de belangrijkste stemmen
in dit debat te kennen (Vanhee et al., 2015).
De onderzoeksvraag van deze masterproef is dan ook tweeledig. Ten eerste gaan we na hoe
de War on Drugs geframed werd in Latijns-Amerika door de Verenigde Staten en hoe
deze precies hun macht in de regio hiertoe gebruikten. Hierbij kijken we naar twee van de
meest gekende cases, namelijk Colombia en Mexico. Ten tweede kunnen we dan, met kennis
van zaken, nagaan hoe het huidige debat zich ontwikkelde en wat de vooruitzichten zijn.
Samengevat lichten we in het eerste hoofdstuk het in deze masterproef gehanteerde
theoretische en conceptuele kader toe. Hieronder valt wat we concept wars gaan noemen. Het
tweede hoofdstuk betreft de eerste onderzoeksvraag, namelijk wat is de War on Drugs in
Latijns-Amerika en welke rol hadden de Verenigde Staten hierin. Zoals hierboven al vermeld,
komen hier de cases van Colombia en Mexico aan bod. In het derde hoofdstuk gaan we op
zoek naar een antwoord op de tweede onderzoeksvraag. Dit hoofdstuk behandelt de nieuwe
wind die door Latijns-Amerika waait en bespreekt onder meer de top van Cartagena, maar ook
de aanloop hiernaartoe. Verder bekijken we ook enkele landelijke initiatieven en voorstellen.
2
Die voorstellen zullen zeker de drugspolitiek van de komende jaren gaan bepalen, vooral in de
nasleep van de langverwachte United Nations General Assembly Special Session die in april
2016 gehouden werd. Het vierde en laatste hoofdstuk maakt enkele concluderende
vaststellingen, maar zal ook enkele vooruitzichten en mogelijke ontwikkelingen poneren.
3
Hoofdstuk 1. Concept wars
1. Inleiding
Vooraleer we kunnen beginnen met een analyse van de drugspolitiek in Latijns-Amerika en de
rol die de Verenigde Staten hierin hebben gespeeld, is het belangrijk om een denkkader aan te
bieden van waaruit deze analyse vertrekt. In dit hoofdstuk lichten we het begrip concept wars
toe. De War on Drugs is zo’n oorlog en wanneer we deze oorlog plaatsen naast bijvoorbeeld de
War on Terror en dan zeker vanuit een antropologisch perspectief, dan zien we dat er in deze
oorlogen een onderliggende agenda speelt.
Concept wars is een begrip dat Bewley-Taylor (2005) gebruikt om een voornamelijk
binnenlandse politiek van de Verenigde Staten te verklaren. In deze thesis wordt dit begrip
verbreed naar ook een buitenlandse politiek. Het hoofdkenmerk blijft echter hetzelfde: de
afwezigheid van een echte vijand die zich kan overgeven, waardoor het conflict mogelijks voor
altijd door kan woeden (Bewley-Taylor, 2005, 2006). De manier waarop conflict – of de
metafoor ervan – aangewend wordt, zorgt ervoor dat er zich een nieuwe realiteit ontwikkelt
waarin de VS drugs als middel aanwenden om hun macht in Latijns-Amerika uit te breiden en
te verstevigen. Het hanteren van dit kader stelt ons in staat om de War on Drugs als een politiek
geladen beleid te zien en niet louter als een prohibitionistisch drugsbeleid. Drugs worden zo
een onderhandelingstafel van macht in de Latijns-Amerikaanse regio (Hagmann & Péclard,
2010). In wat volgt zullen we dus de rode draad doorheen de zogenaamde concept wars trachten
bloot te leggen.
2. My fellow Americans
“America has accomplished so much in these last few years, whether it's been rebuilding our
economy or serving the cause of freedom in the world. What we've been able to achieve has
been done with your help, with us working together as a nation united. Now, we need your
support again. Drugs are menacing our society. They're threatening our values and
undercutting our institutions. They're killing our children” (Reagan, 1986)
4
“Today our fellow citizens, our way of life, our very freedom came under attack in a series of
deliberate and deadly terrorist acts. The victims were in airplanes or in their offices:
secretaries, business men and women, military and Federal workers, moms and dads, friends
and neighbors. Thousands of lives were suddenly ended by evil, despicable acts of terror”
(Bush, 2001)
Hoewel het niet in de scope van deze masterproef ligt om een retorische vergelijking te maken
tussen de geciteerde presidenten, is het tegenover elkaar plaatsen van deze twee quotes toch
wel frappant. Beiden vertrekken vanuit een verheerlijkt standpunt over hun samenleving.
Beiden maken melding van een aanval op deze waarden en beiden geven de aanzet tot “a new,
all-out offensive” (Nixon, 1971), om nog een andere ‘war on-propagandist’ te noemen.
War on Crime, War on Poverty, War on Communism, War on Drugs, War on Terror, … Er lijkt
alvast een lijn te zitten in de oorlogsgekte van Uncle Sam. Telkens wordt de oorlog verklaard
aan een bepaald concept en geen specifieke vijand. Het lijkt alsof oorlog gewoon te populair is
als metafoor om links te laten liggen bij de aanpak van problemen (Hardt & Negri, 2004;
Sanders, 1991). Ook in ons eigen land vinden we de oorlogsmetafoor terug. Toen Bart De
Wever de sjerp kreeg van Antwerpen, besloot die ook om de War on Drugs tactiek toe te passen.
Demagogie of niet, dergelijke metaforen vormen ons denken, onze ervaringen en wat we doen.
Een metafoor van oorlog benadrukt dan het conflict en versterkt deze (Childress, 2001).
Volgens Hunter voeren de Verenigde Staten momenteel een culture war over hun waarden en
identiteit. Al die ‘kleine’ sub-oorlogen zijn dus eerder te zien als een fundamenteel zoeken naar
een Amerikaanse identiteit (Childress, 2001). Dat de VS zich wereldwijd opwerpt als dé moral
crusader valt dan ook te begrijpen vanuit dit perspectief. Daarenboven geeft de internationale
gemeenschap in een soort Fukuyama-denken ook de indruk dat de Verenigde Staten deze rol
moeten spelen.
Het is echter noodzakelijk om enkele zaken duidelijk te maken. Ten eerste is er een distinctie
tussen deze verschillende oorlogen op vlak van reikwijdte. De eerdergenoemde voorbeelden
van een oorlog tegen criminaliteit of armoede zijn veeleer op te vatten als een nationale politiek.
De War on Communism, Drugs of Terror daarentegen hebben echter internationale repercussies
(Bewley-Taylor, 2006). Verder heeft de oorlog tegen communisme een duidelijke
geschiedkundige naam, namelijk de Koude Oorlog, en in navolging van de new wars-these
vertrekt deze vanuit duidelijke geopolitieke of ideologische doelstellingen (Kaldor, 2013).
5
Vandaar komen we tot de War on Drugs en de War on Terror als onderdeel van deze postmoderne oorlogen. Deze zogezegde nieuwe oorlogen zouden vanuit identiteitsoverwegingen
gevoerd worden (Kaldor, 2013). Hunter volgende zouden we kunnen stellen dat deze oorlogen
tegen drugs en terreur ook op basis van identiteit gebeuren. Amerikanen werpen zich op als
verdedigers van de wereld net omdat ze die wíllen zijn. De vraag is echter of geopolitieke
doelstellingen niet meer aan de orde zijn. Hoewel Hardt en Negri (2004) argumenteren dat het
gebruik van oorlog zowel ruimtelijk als temporeel onbeperkt wordt, richt de War on Drugs
bijvoorbeeld zich bijna specifiek op Latijns-Amerika. Het drugsaanbod doen dalen bij de bron,
de producerende landen, is dan ook de achterliggende logica in de amerikanisering van het
drugsbeleid in deze landen (Bartilow & Eom, 2009). Aan de andere kant, de Verenigde Staten
werpen zich niet op als internationale politieagent in de haven van Antwerpen dat toch een
belangrijke draaischijf is in de internationale drugtrafiek… (Smet et al., 2013). Of in Turkije,
dat toch een groot deel van de opiumproductie op zich neemt, maar toevallig een goeie
bondgenoot is van de VS in de regio (Marshall, 1991). De War on Terror is zo al evenmin vrij
van geopolitieke overwegingen. Eén land kan hier als sprekend voorbeeld dienen: Saoedi-
Arabië. Ondanks de vele banden met terroristische bewegingen blijven zowel de VS als bijna
het gehele Westen Saoedi-Arabië steunen. Wapens worden zelfs geëxporteerd vanuit België die
dan via dit land in de handen van bijvoorbeeld IS-strijders terecht komen.
3. God bless America
Voor een overzicht van de veelvuldige interpretaties van deze titel verwijs ik u graag naar het
boek van Kaskowitz (2013): God Bless America: The Surprising History of an Iconic Song.
Over het al dan niet McCarthiaans karakter hiervan om zich af te zetten tegen het seculiere
communisme kan gedebatteerd worden, maar ook hier vinden we weer het identiteitsvormend
karakter van een oorlogsretoriek terug.
Desalniettemin, met het einde van de Koude Oorlog verloren de Verenigde Staten hun
identiteitsbepalende tegenhanger, maar ook een duidelijk beeld van wat zijn national security
intrests nu waren (Tickner, 2003). Doorheen de twintigste eeuw diende anticommunisme als
national security doctrine, maar rond het begin van de jaren ’80 verloor het communisme zijn
angstpotentieel. Dergelijke doctrine zorgde voor een bescherming van het nationale volk en
territorium, maar ook van zijn politieke en economische belangen. Het internationale aspect
6
van communisme – en bij uitbreiding ook van drugs en terreur – zorgde er voor dat deze
belangen en bedreigingen ervan virtueel overal verdedigd konden worden (Morales, 1989). Het
verlies van de fear factor van communisme zorgde er op zijn beurt dan weer voor dat er een
nieuwe en op wereldniveau bestaande vijand moest gezocht worden (Tickner, 2003).
De drugsproblematiek stond als het ware aan de deur te kloppen om deze plaats in te vullen. In
het begin van de jaren ’80 lanceerde Reagan dan ook een nieuw tijdperk in de drugpolitiek van
de VS met Latijns-Amerika (Bagley, 1988b; Falco, 1992). Geterroriseerd door een cocaïne-
epidemie en later ook nog een crackepidemie werd de oorsprong voor deze samenlevingsziekte
ondergebracht in een soort ‘geo-coding’. Illegale drugs werden namelijk als een buitenlandse
dreiging voor de nationale veiligheid gepresenteerd (Banks & Sokolowski, 2009; Corva, 2008).
Dit zien we onder andere terug in het gebruik van het woord drugtrafiek. Volgens Tokatlian
(1988) duidt dit woord op een probleem dat van buitenaf komt en de Amerikaanse samenleving
bedreigt. Deze creatie van een sociologisch taalgebruik – waarbij een groep zich een bepaalde
betekenis van een woord toe-eigent – over drugs zorgde ervoor dat de VS zich genoopt zag om
als onkruidverdelger op te treden en het probleem bij de wortels aan te pakken (Tokatlian,
1988). Zoals eerder al aangegeven, was de achterliggende logica dat een verlaagd aanbod de
prijzen zou doen stijgen waardoor gebruikers af zouden stappen van drugs (Bartilow & Eom,
2009).
Om de overgang van de War on Communism naar de War on Drugs wat vlotter te doen
verlopen, voerde Ronald Reagan een nieuwe denkwijze in. Cubanen, Sandinista’s en de
verschillende guerrilla’s in Colombia werden gelinkt aan de drugtrafiek via de narco-guerrilla
theory. De Amerikaanse jeugd werd overspoeld met drugs door deze communistische
groeperingen. Drugs waren simpelweg een nieuw wapen in hun strijd volgens Reagan
(Rosenblum, 2003).
Het lijkt simpel, maar de geschiedenis leert ons dat de War on Drugs echter gefaald heeft
(Wodak, 2014). En toch houden de Verenigde Staten ze in stand. Marshall (1991) wijst ons in
dit verband op het volgende:
“Just as some critics argue that drug laws and the police serve more as a means of social
control in American cities than as impartial instruments of justice, one can also argue that
drug enforcement abroad serves a broader agenda of political control in the Third World
rather than simply disrupting the supply of drugs at their source” (Marshall, 1991, p.30)
7
Ook Corva (2008) is deze mening toegedaan. Deze auteur stelt dat de War on Drugs zodanig
geframed is dat er een publieke perceptie heerst dat het drugsprobleem een anti-VS of anti-
Westers debat wordt. Verder geeft Corva ook aan dat de narco-industrie een grote boom kende
door de neoliberale politiek die sinds de jaren ’80 gevoerd wordt zodoende dat dit dus eigenlijk
een vicieuze cirkel
wordt.
Zo
zien we
bijvoorbeeld dat
Amerikaanse private
veiligheidsbedrijven, zoals DynCorp, in Colombia neerstrijken. Van 1988 tot 1994 werd het
bestaan ervan in Colombia ontkent. Via het Plan Colombia was DynCorp, waarin de
meerderheid van de agenten zelf Colombianen waren, zelfs één van de grootste ontvangers van
militaire hulp in Colombia (Hobson, 2014). Dergelijke bedrijven hebben er natuurlijk alle
belang bij dat de oorlogssituatie in stand gehouden wordt. Als er niets te beveiligen valt, wat
zal hen dan van werk voorzien?
Het framen van een anti-VS-houding wordt ook duidelijk in bepaalde specifieke mechanismen
van de War on Drugs zoals het certificatieproces. Dit mechanisme plaatst landen op een lijst op
basis van hun coöperatie in deze oorlog. Op basis van hun verdiensten krijgen zij zo
economische en militaire hulp. Doen ze dat niet, dan betekent dit een grote aderlating voor
bepaalde landen als bijvoorbeeld Peru of Colombia. Het al dan niet op die lijst staan, kon ervoor
zorgen dat bepaalde leningen bevroren werden (cf. infra) (Bagley, 1988b; Springer, 2003).
Andere en wellicht geopolitieke motieven spelen hierin dan ook een rol. Zo bleef de CIA de
Contra’s in Nicaragua steunen om het socialistische Sandinista-regime omver te werpen,
ondanks hun aangetoonde affiliatie met de drugtrafiek (Marshall, 1991). Ook de Sandinisten
zelf waren overigens niet vrij van banden met de kartels en boden zo onder andere onderdak
aan Carlos Lehder, een belangrijke pion in het Medellín-kartel. Kijken we wat globaler – wat
met een oplossing van de internationale drugtrafiek onlosmakelijk verbonden is –
naar
bijvoorbeeld Turkije, dan zien we dat de VS nooit hun opiumpraktijk in vraag gesteld hebben
aangezien het bondgenootschap primeerde in de strijd tegen de USSR (Tokatlian, 1988).
Toegegeven, deze voorbeelden gaan terug naar de Koude Oorlog, maar algemeen kunnen we
stellen dat druggebruik wordt gezien als het gevolg van een beschikbaarheid die niet toevallig
in periferielanden te vinden is. Zo kan de VS zijn morele ‘puurheid’ versterken waarop zijn
zelfbeeld gestoeld is (Tickner, 2003).
De War on Terror en de War on Drugs vertonen veel gelijkenissen. Net zoals de drugs in het
begin, kwamen de terroristen letterlijk binnen gevlogen. Net zoals drugs, werd terrorisme niet
gezien als een diffuus en niet-territoriaal probleem, maar plaatste de VS deze op een Axis of
Evil (Tickner, 2003). Groot verschil is echter dat de War on Terror werkelijk de proportie
8
aannam van een oorlog. De mechanismes in de drugsoorlog zijn veel subtieler in vergelijking
met de boots on the ground in het Midden-Oosten en zijn veeleer een ‘politionele oorlog’ (Hardt
& Negri, 2004).
Desalniettemin veranderde 9/11 de Amerikaanse wereldpolitiek. De aanval op eigen bodem
zorgde ervoor dat de wereld keek naar de supermacht die plots toch niet zo ongenaakbaar was.
Het gevolg was een totale hernieuwing en heropleving van de filosofie van ‘VS
exceptionaliteit’. Om zich opnieuw als morele leider van de Westerse wereld op te werpen,
maakten de Verenigde Staten van het vernietigen van terrorisme hun nieuwe kruistocht (Boyle,
2008; Patman, 2006). Zonder daarbij echter de War on Drugs te vergeten, want het gevoerde
beleid in Latijns-Amerika kon moeilijk zomaar achter gelaten worden. Een slimme semantische
keuze als ‘narco terrorist’ zorgde ervoor dat de hegemonie in Latijns-Amerika verder
bestendigd kon worden (Emerson, 2010; Sharpe, 2006; Vranckx, 2016b).
In dit licht is het toch even belangrijk om stil te staan bij het concept hegemonie. Dit begrip
wordt hier niet alleen gezien als een passieve wereldstructuur, maar vooral als agency, als een
beleidskeuze. Zo moet de Bush Doctrine na de aanslagen op de Amerikaanse – lees Westerse
waarden – niet gezien worden om aan te tonen dat de hegemonische macht zich anders mag
gedragen. Het wordt gezien net als een strategie waarbij de hegemonische macht die ze reeds
bezat na het einde van de Koude Oorlog en ook de War on Drugs uitgebreid werd om ook het
Midden-Oosten te gaan controleren (Clark, 2009; Scott, 2009).
Opnieuw werd de national security bedreigd en opnieuw lag de oplossing niet in de VS zelf. In
navolging van wat we bij Tokatlian zagen over het sociologisch taalgebruik – waarbij een
bepaalde groep zich een betekenis van een woord toe-eigent – bij onder andere drugstrafiek,
zien we ook bij de War on Terror dergelijke herinvullingen. Als we kijken naar de term preemptive strike zien we ook hier een strategische aanpassing. Het uitgangspunt van dergelijke
aanval is dat er een ‘nakend’ gevaar is, wat dus een temporeel aspect inhoudt. Wat we zien bij
de gehanteerde strategie van de Verenigde Staten is dat dit perspectief verdwijnt. Het louter
hebben van wapens zorgt er al voor dat een aanval gerechtvaardigd is (Shue, 2008). Of die er
nu zijn of niet…
En hierbij zijn we aanbeland bij hét probleem met concept wars. De invulling van de oorlog is
zo breed als de beginnende actor maar wil. Normaal gezien zijn er internationale regels om
oorlogen te regelen binnen of tussen staten. Maar welke richtlijnen zijn er als de tegenpartij een
9
concept is? En hoe kan bijvoorbeeld een vredesproces gestart worden als er geen definieerbare
tegenspeler is (Card, 2003)?
Hier ligt dan ook het belangrijkste verschil tussen de conceptoorlogen tegen drugs en terrorisme
tegenover de Koude Oorlog. Drugs en terreur zijn niet identificeerbaar, waardoor een
overwinning haast onmogelijk is. Daarom moet de rol van deze concepten teruggebracht
worden naar hun discursieve functie om Amerikaanse waarden, identiteit en morele hegemonie
te promoten (Tickner, 2003). De vraag is maar of dit denkkader past in de new wars-these of
dat nog altijd geopolitieke motieven een belangrijke rol spelen. We kunnen misschien stellen
dat deze nieuwe oorlogen identiteit als inzet hebben, maar ook nog steeds geopolitieke belangen
nastreven. Het citaat van Marshall indachtig (cf. supra), speelt de ‘terreuragenda’ misschien
ook een bredere rol om politieke controle te verwerven in een nog groter aantal landen.
Zo kunnen we ook naar de invasie van Irak kijken. ‘We are not bombing a city, we are bombing
a regime’, althans de woorden van Donald Rumsfeld (Minister van Defensie onder de Bushadministratie). Deze notie gaf de indruk dat het Saddam-regime kon gebombardeerd worden
om daarna weer op te bouwen volgens Westerse normen. Onder de noble lie dat Irak
massavernietigingswapens zou hebben, zou de democratievlag ook in Irak gaan wapperen.
Deze statische en homogene veronderstelling over Irak zou later nog een sektarisch staartje
krijgen, maar ook hier zien we dat de Verenigde Staten zich als voorvechters van de democratie
opwerpen.
Geframed vanuit een neoconservatistisch denkkader, zou de terreur voortvloeien vanuit een
land dat niet de nieuwe en unilaterale wereldorde volgde. Na de val van de Berlijnse muur,
werd van de wereld verwacht de democratie in de armen te sluiten. In het Midden-Oosten bleek
dat echter niet het geval. Hoewel verkozen in naam, regeerden vele presidenten in deze regio
vanuit hun eigen portefeuille – of die van de heersende elite –, maar democratisch was het
allerminst. Democratie moest dan maar aan de man gebracht worden, zeker wanneer terreur de
eigen nationale bodem bedreigt, via het meest ondemocratische mechanisme: platbombarderen,
heropbouwen en hope for the best. En natuurlijk ook hopen dat dit iets voor de Verenigde Staten
zelf opbrengt. Iets waar ze op zich ook in slaagden (McClennen, 2006). Irak werd namelijk een
ware War economy voor de VS, waar de markt geprivatiseerd werd ten guste van de eigen
bedrijven (Parker & Moore, 2007).
10
4. Besluit
De Verenigde Staten werpen zich aldus op als bewaker van de vrede, maar het nastreven van
het eigen belang is nooit ver weg. Vertrekkend vanuit een verheerlijkt standpunt over de eigen
samenleving, plaatsen de Verenigde Staten de vijand buiten de eigen grenzen. Die onzichtbare
vijand wordt dan de metaforische oorlog verklaard omwille van twee redenen. Ten eerste om
die zelfverheerlijkte identiteit te verkrijgen en te waarborgen. In navolging van de new wars-
these kunnen we stellen dat deze concept wars identiteit als motief hebben. Maar er is meer,
want ten tweede probeert de VS met deze oorlogen zijn hegemonie te behouden en te vergroten
om zo macht over een bepaalde regio te verkrijgen.
De War on drugs spitst zich zo toe op het Latijns-Amerikaanse gebied. Via economische en
militaire hulp proberen de Verenigde Staten het drugsprobleem aan te pakken, maar ook hun
invloedssfeer te vergroten. In het volgende hoofdstuk onderzoeken we deze dynamiek door
onder andere in te zoomen op twee cases, namelijk Colombia en Mexico. Deze cases zijn
toonaangevend voor de Amerikaanse buitenlandse politiek in het War on Drugs segment.
11
Hoofdstuk 2. A real War on Drugs
1. Inleiding
Nu we het theoretische kader hebben toegelicht, kunnen we overgaan naar het ontleden van de
eerste onderzoeksvraag, namelijk hoe de War on Drugs geframed werd in Latijns-Amerika door
de Verenigde Staten en hoe deze precies hun macht in de regio hiertoe gebruikten. Om tot een
antwoord te komen op de vraag, maar ook wat betreft de tweede onderzoeksvraag, maken we
gebruik van een literatuurstudie. De auteur van deze thesis is evenwel het Spaans niet machtig
zodoende dat er dus ook geen Spaanstalige bronnen verkend zullen worden. Hieraan trachten
we zo goed als mogelijk tegemoet te komen door vertalingen en een veelheid van andere
bronnen te gebruiken, maar desalniettemin is dit een groot minpunt.
Eerst zullen we in dit hoofdstuk de historische rol van de Verenigde Staten en zijn War on
Drugs bespreken. Vervolgens gaan we over tot twee emblematische case studies, namelijk
Colombia en Mexico. Deze twee cases kennen een andere tijdslijn en andere invulling, maar
zijn beiden typerend voor de gevoerde politiek van de Verenigde Staten.
2. De neus van Uncle Sam
De War on Drugs kent in de criminologische wetenschappen een andere invulling dan hier
wordt bedoeld. Deze term hanteert men vaak om het internationale prohibitionistische en
repressieve drugsbeleid aan te duiden en zodoende om deze te bekritiseren (Fijnaut & De
Ruyver, 2014). In deze thesis hanteren we de term echter om een politiek van de Verenigde
Staten aan te duiden die zich vanaf de jaren ’70 ontwikkelde en die onder andere gebruik maakte
van het internationale prohibitiekader dat door de Verenigde Naties werd opgesteld. De War on
Drugs is dan ook te zien als een set van programma’s die door verschillende VS administraties
werden gevoerd om het gebruik van illegale drugs te doen dalen (Francis & Mauser, 2011). Het
gevoerde drugsbeleid werd echter ook een tool voor de VS om – opnieuw – voet aan wal te
krijgen in zijn Latijns-Amerikaanse achtertuin. Wanneer echter de slachtoffers van de
drugpolitiek van de VS zich kritisch positioneren ten aanzien van het VN-kader, vloeien de
begripsinvullingen terug in elkaar over (cf. hoofdstuk 3).
12
Het drugsprobleem van de Verenigde Staten
De War on Drugs kent zijn oorsprong in de jaren zestig en zeventig waar het vooralsnog een
binnenlandse invulling kende (Bewley-Taylor, 2005, 2006). De sixties kenden twee belangrijke
ontwikkelingen op vlak van druggebruik. Een eerste ontwikkeling vond plaats in de hippie-
subcultuur. Druggebruik en met name marihuana en LSD werden het symbool en de expressie
van sociaal protest en van de drang naar individualiteit (Thoumi, 2003). Ten tweede bracht de
Vietnamoorlog op het einde van de sixties en begin jaren ’70 gedemoraliseerde soldaten terug
die ondertussen de geneugten van heroïne ontdekt hadden. Een ware heroïne epidemie
manifesteerde zich onder deze bevolkingsgroep (Marcy, 2010). America was hooked.
Wanneer Nixon in 1969 zijn intrede deed in het Witte Huis, had het druggebruik in de VS
dermate proporties aangenomen dat hij de nood voelde om de natie te behoeden voor zijn
zelfdestructieve gedrag. Drugs werden staatsvijand nummer één. In 1971 trad Nixons
verkiezingspaardje de Comprehensive Drug Abuse Prevention and Control Act in werking. Het
versterkte de drugswetgeving, maar voorzag ook in de opzet van preventiecampagnes en
rehabilitatiecentra (Marcy, 2010; Nixon, 1971; Thoumi, 2003).
Vanaf het einde van de jaren zeventig zou er echter een nieuwe drug zijn opmars maken en
ditmaal zouden de beschikbare middelen niet voldoende blijken. Cocaïne die tot vóór deze
periode voornamelijk gebruikt werd in de anti-castristische gemeenschap van uitgeweken
Cubanen, begon zijn opmars te maken bij de ‘Beautiful people’ (Thoumi, 2003; Vranckx,
2016b). De yuppies werden voorzien van hun cocaïne door uitgeweken Colombianen die
voordien actief waren in de cannabismarkt en nu de Cubaanse kleinhandel overnamen en verder
uitbouwden. Midden jaren ’70 begon de cocaïne-export vanuit Colombia al en die bleef als een
perfect rollende sneeuwbal groeien. Al snel ontstonden er stabiele routes van de cocaplantages
in Peru en Bolivië naar Colombia. De Colombianen brachten dan op hun beurt de afgewerkte
cocaïne op de Noord-Amerikaanse markt (Sharpe, 2006; Thoumi, 2002). America was hooked
again.
Een verandering in het discours
Het gevolg van deze nieuwe verslaving, was een verschuiving van de War on Drugs van een
nationale fix naar een internationalisering van dit beleid (Bartilow & Eom, 2009). In het
theoretische hoofdstuk werd hier al uitgebreid op ingegaan. Het volstaat hier dus om kort de
belangrijkste bevindingen te vermelden.
13
De zoektocht naar een nieuwe oplossing noopte de Verenigde Staten ertoe om de bron van alle
ellende aan te pakken. Als men de toevoer van cocaïne zou kunnen remmen, dan zou er volgens
de logica van de markt een prijsstijging plaatsvinden. Het gehoopte gevolg hiervan is dat minder
en minder mensen zich de aankoop van de dure cocaïne kunnen veroorloven (Loveman, 2004;
Sharpe, 2006).
Deze economische logica vertaalt Corva (2008) als een ‘spatialization of the drug war’ (p.8).
Drugs en cocaïne in het bijzonder werden voorgesteld als een directe dreiging tegen de natie en
zijn bevolking en werden zodoende ondergebracht in een geo-coding bij de bronlanden. De
samenleving van de Verenigde Staten, dé bron van moderniteit en democratie, was verstoord
en dat was de schuld van landen in het Globale Zuiden en meer bepaald Latijns-Amerika
(Corva, 2008). Het was aan de VS om dit probleem bij de wortel uit te roeien en ondertussen –
pragmatisch als ze zijn – hun regionale hegemonie te consolideren (Loveman, 2004).
De Verenigde Staten als internationale politieagent
Om hun War on Drugs te exporteren hadden de Verenigde Staten enkele belangrijke
mechanismen tot hun beschikking. Zo gaven de internationale drugsverdragen van de
Verenigde Naties hen een legaal raamwerk om hun beleid aan op te hangen. In 1961 werd de
Single Convention on Narcotic Drugs goedgekeurd. Dit verdrag harmoniseerde de al bestaande
verdragen van Genève en Den Haag, waar de VS overigens ook geen kleine rol speelden bij
monde van H. Anslinger als hoofd van het Federal Bureau of Narcotics (Fijnaut & De Ruyver,
2014). De productie, de uit- en invoer, de handel in, het bezit of het gebruik van verdovende
middelen werd enkel toelaatbaar voor geneeskundige en wetenschappelijke doeleinden
(Dangreau et al., 2012). Cocaïne voor recreatief gebruik kwam zo onvoorwaardelijk op de
zwarte lijst. In 1988 werd het verdrag aangevuld om aan nieuwe problemen ook een kader te
bieden. Het verdrag tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen moest
een dijk bieden tegen de toenemende – en zeer winstgevende – smokkel (Fijnaut & De Ruyver,
2014). Het lijkt wel of dat dit laatste verdrag op maat geschreven is voor een mechanisme dat
ondertussen in de VS vorm kreeg en voor een harmonisering van de lokale strafwetten waarin
dit mechanisme zou gaan werken (Corva, 2008; Fijnaut & De Ruyver, 2014).
In 1961 lanceerde de VS met toenmalig president Kennedy de Foreign Assistance Act. Deze
wet zorgde voor de oprichting van USAID en bundelde dus alle hulporganisaties van de
Verenigde Staten (USAID, 2015). Zo werden bepaalde voorwaarden opgelegd om in
14
aanmerking te komen voor VS-dollars, waaronder ook het naleven van de internationale
drugswetgeving. De controle hierop was echter nog niet zo streng en werd pas later een
belangrijk mechanisme in de War on Drugs (Vranckx, 2016b).
Wanneer Reagan president werd, had de cocaïnemarkt een evolutie doorgemaakt. Niet langer
de yuppies waren de grootste consumenten, maar met de opkomst van de goedkopere en veel
schadelijkere crack cocaine waren het nu vooral Latino’s en de Afro-Amerikanen die
consumeerden. Samen met een repressieve aanpak in het binnenland – met een vaak raciale
ondertoon – is dit het moment waarop drugs echt een national security interest gaan vormen en
zo het buitenlands beleid mee gaan bepalen. De Foreign Assistance Act werd in 1986
geamendeerd door het Omnibus Anti-Drug Abuse Act en in 1988 nog eens. Het VN-verdrag
van 1988 werd hierbij formeel aan de buitenlandse hulp gekoppeld (Ayling, 2005; Corva, 2008;
Francis & Mauser, 2011). The real War on Drugs kon beginnen.
Om te zien of landen in aanmerking kwamen voor deze hulp, werd een lijst opgesteld die twee
types van landen identificeerde, namelijk major drug producing en major drug transit
countries. De lijst kreeg dan ook de naam the Majors List (Corva, 2008; Francis & Mauser,
2011). Elk jaar worden landen gecertificeerd op basis van hun coöperatie met de VS. Deze
coöperatie veronderstelde onder andere het naleven van de doelen in vooropgestelde bilaterale
verdragen en het gewenste drugsbeleid dat ingeschreven is in het VN-kader (Ayling, 2005).
Wanneer die coöperatie onvoldoende was, dan volgden er economische sancties zoals het
opzeggen van USAID, maar ook het tegenstemmen in multilaterale ontwikkelingsbanken, extra
taksen opleggen, … Deze sancties – of allerminst de dreiging ervan – zorgden ervoor dat de
betreffende landen bijna verplicht waren om legale en juridische hervormingen door te voeren
die compatibel waren met de wensen van de VS en de Drug Enforcement Administration (cf.
infra). Elk land moest zo een verdrag hebben met de Verenigde Staten dat een verbod stelde op
drugs, een kader bood voor de vernietiging ervan en coöperatie bood met de VS-drugsinstanties
om gecertificeerd te kunnen worden (Ayling, 2005; Bartilow & Eom, 2009; Francis & Mauser,
2011). Er is echter wel een belangrijke uitzondering op het niet coöpereren. Wanneer het land
te belangrijk is voor de nationale belangen van de Verenigde Staten, dan worden er geen
sancties voorzien. Dit is de zogenaamde national interest waiver. De VS werd zo effectief de
politieagent van het internationaal drugregime en creëerde zo ook een ‘web of coercion’ om
zijn economische en militaire interventies te justificeren (Ayling, 2005; Corva, 2008). In 1998
kreeg dit mechanisme wel een belangrijk remmiddel. Volgens de aanpassing van senator
Patrick Leahy kon er in geen geval hulp geboden worden aan landen of bijvoorbeeld specifieke
15
politie-eenheden wanneer die de mensenrechten schenden of reeds geschonden hebben
(Vranckx, 2016b).
In 2002 onderging de procedure opnieuw een vernieuwing. Om aan sancties onderworpen te
kunnen worden, moest men nu kunnen aantonen dat het land in kwestie gefaald was in zijn
coöperatieverplichtingen. Voordien was het echter zo dat de sancties automatisch volgden
(Ayling, 2005). Ook het tegenwerken in multilaterale banken werd achterwege gelaten. De
aanpassing kwam er na de kritiek dat het proces te streng was en ook de internationale belangen
van de Verenigde Staten vaak onder druk zette. Een belangrijke aanleiding hiertoe was ook de
aanstelling van een nieuwe president in Mexico in jaar 2000. Vincente Fox was ‘vriendelijker’
naar de VS toe en beloofde harder te zijn op vlak van drugsbestrijding. In ruil wou hij een
aanpassing van het Majors certification process. Zijn voorganger, Zedillo, had in zijn termijn
het certificatieproces nog een belediging genoemd en stelde voor dat de Verenigde Staten er
ook zelf het onderwerp van zouden uitmaken (Ayling, 2005).
Om de zelf gewilde internationale politierol te vervullen werd in 1973 het Drug Enforcement
Administration opgericht door president Nixon en groeide van 12 agenten in 8 landen naar 300
in meer dan 70 landen (Bartilow & Eom, 2009; Francis & Mauser, 2011; Marcy, 2010). Dat
de DEA geen neutrale speler was in het certificatieproces lijkt dan ook een evidentie aangezien
zij input geeft over de ontvangen coöperatie (Bartilow & Eom, 2009). Nixon startte naast de
DEA ook andere activiteiten en initiatieven op. Zo werden drugproductie- en transitlanden via
ambassadeurs onder druk gezet om hun onderdanen uit te leveren zodat ze hun straf in de
Verenigde Staten konden uitzitten (Ayling, 2005). Deze inmenging in de soevereiniteit zou
ervoor zorgen dat ze strenger bestraft kunnen worden en leverde de VS ‘levend bewijs’ van zijn
superioriteit.
Om tot een beter begrip te komen van hoe de War on Drugs precies ten uitvoer werd gebracht,
zullen we in wat volgt twee cases nauwkeuriger gaan bekijken. Eerst bespreken we de case van
Colombia, dat van bij het begin aan de frontlinie lag. Vervolgens gaan we over tot de case
Mexico dat zich pas vrij recent liet inschrijven in de War on Drugs. Door verschuivingen in
trafiekroutes naar aanleiding van eerdere ‘successen’ – het zogenaamde waterbedeffect of
balloneffect – zag dit land een enorme groei in de drugtrafiek en een bijhorende escalatie van
geweld.
16
3. Plata o Plomo: de case Colombia
De opkomst van de kartels
Hét postergezicht van de War on Drugs kende een lange voorgeschiedenis van geweld.
In de periode 1948-1958 vocht Colombia een burgeroorlog uit die gekend staat als La Violencia.
Liberalen en Conservatieven vochten er om de macht (Rosenblum, 2003). Deze burgeroorlog
kende zijn einde via een nationaal pact waarin de macht tussen de verschillende partijen gedeeld
werd voor de komende jaren. In de jaren zestig zien we echter verschillende
rebellenbewegingen hun opmars maken die buiten die machtsverdeling vielen. Hier ontstond
een conflict dat tot op de dag van vandaag in Colombia wordt uitgevochten. Het FARC of
Fuerzas Armadas Revolucionarias de Colombia, M19, ELN of Ejército de Liberación Nacional
kenden hier hun oorsprong en beloofden allemaal hun eigen marxistische en utopische wereld
strijdend ten uitvoer te brengen (Banks & Sokolowski, 2009; Holmes et al., 2006). Het is echter
niet de bedoeling om deze guerrillabewegingen uitvoerig te bespreken in deze masterproef. De
groepen kenden echter wel een soort symbiotisch bestaan met de drugtrafiek op een bepaald
moment en hadden natuurlijk vaak ‘aanvaringen’. Deze komen uiteraard wel aan bod.
In de jaren ’70-’80 kwamen er nog andere spelers op de proppen in de geweldsmix. Colombia
werd in deze periode de belangrijkste cocaïneproducent ter wereld (Killebrew, Irvine, & Glaser,
2012). De Colombianen zouden in feite de hele cocaïneketen gaan domineren. De cocabladeren
werden in Peru en Bolivië verwerkt tot een soort pasta die daarna in Colombia verwerkt werd
tot het witte goud. Van hieruit werd het dan in grote hoeveelheden naar de Verenigde Staten
gesmokkeld (Thoumi, 2002). Pionier hierbij was de flamboyante Carlos Lehder, die met zijn
vliegtuigen de smokkelmethodes heruitvond (Bagley, 1988a). Het netwerk waarmee hij
samenwerkte, zou later bekend te komen staan als het Medellín-kartel, met Pablo Emilio
Escobar Gaviria als leider. Andere prominente figuren waren de Ochoa broers en ‘El Mexicano’
Gacha (Bagley, 1988a; Tickner, 2003). Het beruchte kartel zou uitgroeien tot dé marktleider in
de cocaïnehandel waarbij ze van de productie in Peru en Bolivië tot de detailhandel in de VS
werkelijk alles controleerden (Bagley, 1988a) .
In de jaren ’80 kende het kartel een ongekende expansie. In ’82 werd hun productie geraamd
op zo’n 45 ton per jaar (Bagley, 1988a). De enorme afzetmarkt in de Verenigde Staten zorgde
ervoor dat de drug business floreerde. De repressieve reactie die erop volgde, had enkel het
effect dat het zijn macht kon consolideren. Politie en politici werden omgekocht of simpelweg
17
aan de kant gezet en het geweld steeg naar extreme hoogtes (Tickner, 2003). Plata o plomo; het
geld aanvaarden of de kogel.
De eigenlijke start van het kartel wordt gezien wanneer de groep als reactie op de kidnapping
van de zus van de Ochoa’s door M19 het MAS vormen in 1981. Kortweg: Muerte a
Secuestradores of ‘dood aan de kidnappers’. Na een intimidatiecampagne waarbij vermoorde
M19-leden bordjes rond hun nek krijgen met daarop de naam van het anti-kidnapverbond, werd
Marta Ochoa dan uiteindelijk vrijgelaten (Tickner, 2003).
De nieuwe spelers op het geweldstoneel in Colombia zorgden voor een kwalitatieve
verandering van het geweld. De georganiseerde drugsbendes – naast het Medellín-kartel
bestond ook het Cali-kartel (cf. infra) en nog een paar andere –, streden onderling maar ook
tégen de staat (Thoumi, 2002). Zeker wanneer die staat in samenwerking met de VS hen trachtte
uit te leveren om daar hun straf uit te zitten (Bagley, 1988a).
Een bewogen start
Gezien de spiraal van geweld en corruptie kon het antwoord van de Colombiaanse staat en van
de Verenigde Staten dan ook niet uitblijven. Vóór dat Nixon de DEA oprichtte in 1973 kreeg
Colombia 45 000 dollar van de Verenigde Staten. Meteen daarna kreeg Colombia een pakket
van zes miljoen om de politie te trainen. President Michelsen hervormde de politie maar
corruptie bleef het korps teisteren. In 1977 gaf de president toe aan de druk van de VS en
verhoogde zijn inzet voor de War on Drugs. Het politiekorps werd omgevormd tot een waar
elitekorps, waarop de VS vervolgens de geldkraan wat verder open zette (Bagley, 1988a).
Wanneer in ’78 president Turbay aan de macht kwam, zagen de Verenigde Staten in hem een
goeie bondgenoot. Hij beloofde een echte oorlog te voeren en in 1979 ondertekende hij een
uitleveringsverdrag met de VS waardoor de drugsbonzen in de veel hardere gevangenissen van
de VS zouden terecht komen (Bagley, 1988a). Opnieuw werd dit ‘goeie gedrag’ beloond met
extra hulp. Tegen het einde van zijn termijn zou de legerleiding zich echter keren tegen Turbay.
De top maakte zich zorgen over de corruptie die gepaard ging met het bestrijden van de
drugtrafiek – die toen voornamelijk zelfs gericht was tegen cannabis – en ook de strijd met de
guerrilla zorgde voor minder middelen. Daarenboven nam Turbay ook een wending in zijn
discours, waarbij hij openlijk de VS ervan beschuldigde mee de oorzaak te zijn van het
18
probleem (Bagley, 1988a). Het probleem van de verantwoordelijkheid van de vraagzijde zal
later zeker nog in bod komen bij de bespreking van het huidige debat (cf. hoofdstuk 3).
Zoals eerder vermeld, was het pas in 1981 dat het Medellín-kartel zijn echte slagkracht kreeg
met de oprichting van het MAS (Tickner, 2003). Ook politiek gingen ze zich gaan moeien. Zo
slaagde Escobar er zelfs in om in ’82 voor het parlement verkozen te worden (Tickner, 2003).
Weliswaar maar voor een korte periode, maar het weerspiegelt de situatie waarin het land
verkeerde. Rechters werden omgekocht of afgeperst, politiediensten laafden zich aan het dubbel
spel en ook politici zaten in de zakken van het kartel.
Het is in het jaar ’84 dat het geweld echt uit de hand begon te lopen. Toenmalig president
Belisario koos ervoor – tot grote woede van Washington – om geen Colombianen meer uit te
leveren. Toch liet hij de War on Drugs niet achter zich en al zeker zijn minister van Justitie,
Rodrigo Lara, niet. Via een actieve samenwerking met de DEA stortte hij zich op de labo’s van
het Medellín-kartel. De tegenaanval van Escobar en zijn gevolg was meedogenloos. Lara werd
brutaal vermoord (Bagley, 1988a).
Wat toen volgde, was het klassieke scenario van de spiraal van het geweld. Belisario voerde het
Extradition treaty van ’79 terug uit en reageerde met hetzelfde geweld. De kartelleiders
vluchtten naar het Panama van generaal Noriega, waar ze een voorstel gaven om amnestie te
verkrijgen (Bagley, 1988a). Ze zouden zelfs hebben voorgesteld om de nationale schuld van
Colombia af te betalen in ruil voor vrijstelling van vervolging (Corva, 2008). Wanneer Belisario
het voorstel afkeurde, keerden ze gewoon terug met het mes tussen de tanden (Bagley, 1988a).
De gebeurtenissen vallen samen met de shift in het VS-beleid die we voorheen besproken
hebben. In 1986 plaatste Reagan drugs op de lijst van national security threats en werd ook het
certificatieproces ingevoerd (Rosenblum, 2003). In datzelfde jaar startte Reagan al Operation
Blast Furnace op, waarbij in de Boliviaanse jungle belangrijke labo’s werden opgespoord en
vernietigd (Laats & O'Flaherty, 1990; Morris, 2003). In 1989 zou Bush Operation Just Cause
initiëren in Panama en generaal Noriega oppakken wegens zijn banden met de drugseconomie.
Voordien werd de generaal nochtans gedoogd voor zijn samenwerking met de CIA om de VS
te helpen tegen het Sandinistisch regime in Nicaragua (Vranckx, 2016b). De Koude Oorlog was
nu écht voorbij.
19
De val van La Catedral
In hetzelfde jaar dat Reagan drugs als staatsvijand formaliseerde, werd Barco president van
Colombia. In zijn beginjaar zag het ernaar uit dat hij de wens van Reagan niet respecteerde.
Eén van de Ochoa broers, die ervóór was opgepakt, werd vrijgelaten door een wellicht
omgekochte rechter en ook het Hooggerechtshof verklaarde het uitleveringsverdrag ongeldig.
Enkele dagen later ondertekende Barco echter opnieuw het verdrag en begon hij opnieuw harder
op te treden. Het Medellín-kartel reageerde echter snel met een weliswaar mislukte aanslag op
de Colombiaanse ambassadeur in Boedapest. Als voormalig minister van Justitie had hij zich
té duidelijk uitgesproken vóór het uitleveringsverdrag (Bagley, 1988a).
Een maand later, in februari 1987, haalde de overheid evenwel zijn eigen slag thuis. Carlos
Lehder kon worden gevat en op een vliegtuig gezet richting Verenigde Staten (Bagley, 1988a).
Ietwat ironisch als je bedenkt dat er normaal cocaïne in zijn vliegtuig lag in plaats van hijzelf…
De druppel die de emmer deed overlopen was echter de tragische aanslag op de belangrijkste
presidentskandidaat Galán op 18 augustus 1989. De Verenigde Staten, die nu over de
vrijgekomen middelen van de War on Communism beschikten, hadden er genoeg van (Bagley,
1989) . Bush Sr. zou de input van de VS verhogen naar een ongekend niveau met zijn Andean
Initiative (Crandall, 2001).
Na de moord op Galán was de druk op Barco dan ook enorm. De hele internationale
gemeenschap, inclusief Reagans politieke vriendin Tatcher, zouden het niet tolereren wanneer
een drugsbaron er in zou slagen om de regering omver te werpen en van Colombia een echte
narco state te maken (Morris, 2003). Barco reageerde dan ook furieus. Via het inroepen van
een soort nationale noodtoestand begon hij aan een heuse crackdown op Pablo Escobar en zijn
gevolg. En als een Newtoniaanse zekerheid reageerde die laatste met een jaar lang vol geweld
(Bagley, 1989; Morris, 2003).
Wanneer Gaviria op 7 augustus 1990, als voormalig campagneleider van Galán, de
verkiezingen wint, gunt Escobar deze even de tijd om na te denken over het
uitleveringsprobleem dat al zo veel jaar een bron van conflict was geweest. Gaviria stelde voor
om een Amerikaans strafrechtsmechanisme toe te passen, namelijk plea bargaining. Wanneer
iemand bekende, zou hij niet naar de VS gestuurd worden. Velen deden dit dan ook, maar
Escobar wou meer garanties. In navolging hiervan herschreef Gaviria de grondwet zodanig dat
uitlevering nu volledig uit den boze was (Morris, 2003). De overwinning was er vooral een voor
20
Gaviria, maar een mislukking voor de VS. Zeker wanneer Escobar dan nog eens zelf zijn eigen
gevangenis – of paleis – had gebouwd en zijn operaties gewoon van daaruit verder zette. La
Catedral met voetbalvelden, jacuzzi’s,… bleef dan ook een doorn in het oog en in ’92 trachtte
de Colombiaanse overheid Escobar naar een ‘echte’ gevangenis over te brengen. Hij kon echter
ontsnappen en nam meteen weer het land in de greep.
Zijn organisatie was er echter al enorm op achteruit gegaan. Een speciale eenheid van de politie,
met sterke steun van de VS, maar ook andere groepen, zoals het Cali-kartel, zorgden ervoor dat
het eens zo sterke Medellín-kartel uit elkaar brokkelde. Eind 1993 kon men dan eindelijk
Escobar oppakken (Morris, 2003). Hij kwam om bij de arrestatie, maar het mocht allemaal niet
baten. Het Cali-kartel stond al lang klaar om zijn plek in te nemen. Al tijdens Escobars periode
in zijn gevangenis, vulden zij het vacuüm op. Zij waren veel subtieler dan het Medellín-kartel
en ook minder gewelddadig (Holmes et al., 2006). Desalniettemin verschoof de kingpin
strategie zich nu naar deze laatste groep (Crandall, 2002).
Tegen 1992 was het echter al duidelijk dat het Andean Initiative zijn doel, namelijk een daling
van het aanbod in de VS, niet haalde. Wanneer Clinton in ’93 president werd, was er dan ook
weinig animo om opnieuw zo veel geld in Colombia te pompen. Dit veranderde echter wanneer
het Congress in ’94 een republikeinse meerderheid kreeg die gebrand was om het beleid verder
te zetten en zo nodig nog harder te maken (Crandall, 2001).
Nieuwe spelers, oude bekenden
Met het vooruitzicht op een nieuwe president leek dit harde beleid ook beter haalbaar. Gaviria
werd namelijk op het einde van zijn termijn wat assertiever tegenover Washington en zou
volgens de Verenigde Staten te soft zijn geweest ten opzichte van het Cali-kartel (Crandall,
2001).
De nieuwgekozen president Samper begon alvast ambitieus onder de toenemende druk van de
VS aangezien hij goeie relaties wou hebben met hen. Drugs zouden de relaties met Samper gaan
domineren (Springer, 2003). Die druk voerde men het volgende jaar nog wat op met een
certificatie, maar enkel dankzij de national interest waiver. Om erger te voorkomen, dreef
Samper de strijd op en rolde binnen het jaar het Cali-kartel op. Alle leiders waren óf dood óf
opgesloten (Crandall, 2001). De ontmanteling van de twee grote kartels had echter een pervers
gevolg. Het zorgde voor een ‘democratisering’ van de drugsmarkt, waar nu allerlei kleinere
21
organisaties streden om het achtergelaten machtsvacuüm op te vullen (Crandall, 2002; Morris,
2003). Daarbij kwam nog eens een tweede effect van de War on Drugs. Door de opgevoerde
strijd tegen de cocaplantages in Bolivië en Peru verschoof die teelt naar Colombia. In de
gebieden waar het FARC traditioneel sterk stond, kon de rebellenbeweging zich laven aan
nieuwe taksen die het opgelegde bij de cocatelers. Ook het werk van Fujimori in Peru om
Sendero Luminoso op te rollen, die een soortgelijke bescherming bood aan de telers, zorgde
voor deze verschuiving (Crandall, 2001, 2002; Holmes et al., 2006; Morris, 2003; Tickner,
2003; Vranckx, 2016b).
Net dán, na het oprollen van het Cali-kartel, kwam de persoon van Samper onder druk. De
president zou voor zijn verkiezingscampagne – rechtstreeks of niet – geld ontvangen hebben
van niemand minder dan het Cali-kartel zelf (Crandall, 2001; Tickner, 2003). Het drugbezeten
congress in de VS decertificeerde daarop in ’96 Colombia van zijn Majors List (Crandall,
2001). Hij was natuurlijk de ideale zondebok om het falende beleid te ontkennen. Via de
bijhorende mechanismen werkte de VS zo Colombia tegen in het verkrijgen van een lening bij
het IMF. Wanneer het Colombiaanse parlement dan ook nog eens besliste om Samper niet te
impeachen om eventueel vervolgd te worden, reageerde de VS met het intrekken van zijn visa
(Crandall, 2001).
De Colombiaanse president wou natuurlijk zo snel mogelijk uit deze hachelijke positie. Om
terug in de gunst van de Verenigde Staten te komen, zette hij alles in het werk om de grondwet
aan te passen om van uitlevering opnieuw een optie te maken (Morris, 2003). Deze poging
kwam echter te laat voor het certificatieproces van ’97, maar er werd desalniettemin in de
mogelijkheid voorzien om de sancties gedeeltelijk op te heffen wanneer de uitlevering
uiteindelijk terug ingeschreven werd. Dit gebeurde dan ook (Crandall, 2001; Springer, 2003).
Het harde beleid van de VS had natuurlijk zijn gevolgen. Als zogenaamde hoeder van de
democratie bekritiseerden ze openlijk een verkozen president. De twee opeenvolgende
decertificaties waren nefast voor de economie van Colombia, waarbij zowel buitenlandse als
binnenlandse investeringen uitbleven. In 1998 kende het land dan ook een enorme recessie
(Morris, 2003). Daarenboven verzwakte deze politiek de al zwakke staat nog meer. De
aanhoudende kritiek werkte natuurlijk demoraliserend voor het leger, waarvan het FARC en de
privémilities gretig gebruik maakten. En ondanks de stijging aan vernieling van de cocateelt,
kende deze een boom dankzij de stijgende guerrilla-inmenging (Crandall, 2001, 2002; Morris,
2003; Tickner, 2003).
22
De Verenigde Staten leken alvast dezelfde vaststelling te maken in ’98. Via een national
interest waiver certificeerde het Colombia opnieuw en ook het vooruitzicht op een nieuwe
president deed de VS hopen op betere resultaten (Springer, 2003).
Plan Colombia
President Pastrana beloofde dan ook een aangename verandering te zijn. Coöperatie met de VS
op vlak van drugs leek verzekerd en ook de vredesgesprekken met het FARC werden een
nieuwe wind ingeblazen (Crandall, 2002). Pastrana had namelijk een revolutionair idee. Er zou
een gedemilitariseerde zone komen waarbij de overheid zich terugtrok uit een bepaald gebied.
De methode bleek later echter onsuccesvol. De legerleiding ging niet mee in de nieuwe manier
van werken. Zeker wanneer naar het einde toe de zone meer een meer een proto-schurkenstaat
werd (Villamizar, 2003). Het optimisme in het begin zorgde echter voor een terugkeer van de
‘vriendelijke’ relaties met de Verenigde Staten (Morris, 2003; Tickner, 2003). Overigens, de
jaren van Samper indachtig, had Pastrana een goeie incentive om mee te werken (Crandall,
2001).
In de zomer van 1999 zou Pastrana zich genoopt zien om de geldkraan volledig open te zetten
om aan de escalatie van geweld tegemoet te komen. De combinatie van vermoorde activisten,
de vertraging van de vredesgesprekken door onder andere meer frequente guerrilla-aanvallen
én een explosie aan cocaproductie in het zuiden van het land, zorgde ervoor dat de
Colombiaanse crisis absoluut was (Crandall, 2002). De zuidelijke streek, waarin de cocateelt
een enorme boom kende, stond traditioneel onder sterke controle van het FARC. Het plan dat
de oplossing zou bieden, voorzag onder andere in de vernieling van deze plantages. Sinds 2000
tot 2014 werden ongeveer 280 000 hectaren vernield via het zogenaamde aerial fuminigation.
De teelt zou zich evenwel enorm flexibel bewijzen. Iedere plantage die opgerold werd, zou al
snel vervangen worden door een nieuwe (Lyons, 2016; Rincón-Ruiz & Kallis, 2013).
Pastrana ‘doopte’ in 1999 zijn Plan Colombia. Het land moest over de reling worden getrokken
op alle vlakken. De jaren Samper hadden geleerd dat de dominantie van drugs op de politieke
agenda het land enkel verder de afgrond hadden geduwd (Springer, 2003). Ook de VS erkende
dit. Over wie nu de precieze architect is van het plan bestaat er in de literatuur wat verwarring.
Pastrana kondigde het alleszins af, maar naar de precieze invloed van de Verenigde Staten bij
het opstellen ervan is het gissen. Crandall (2002) meent dat Pastrana het plan voorstelde als zijn
23
eigen plan, maar dat achter de schermen de VS een enorme druk uitoefende. Clinton zijn
administratie was namelijk ook bezig met zijn eigen plan voor Colombia en kon zo zijn imago
verder opkrikken bij het republikeinse congress (Neumann, 2006).
Desalniettemin zette het plan de deuren wagenwijd open voor buitenlandse hulp aan het
Colombiaanse militaire en politionele apparaat (Killebrew et al., 2012). 75 % van het plan
voorzag in het voorzien van wapens, uitrusting, technologische bijstand en training van en aan
het leger en de politie (Lyons, 2016). Die technologische bijstand kwam er onder andere in de
vorm van Black Hawk helikopters (Crandall, 2002; Delgado-Ramos et al., 2011; Gootenberg,
2012).
Een andere vorm van ‘hulp’ kwam er via contracten met bedrijven uit de Verenigde Staten. Zo
kreeg het beveiligingsbedrijf DynCorp lucratieve contracten met de Colombiaanse Staat (cf.
supra) (Hobson, 2014). Maar ook het bedrijf Monsanto mocht zijn herbiciden leveren om de
cocavelden te kunnen vernietigen (Lyons, 2016). Buiten de ‘privatisering van de War on Drugs’
was de grootste rol echter weggelegd voor de Colombiaanse staat zelf en voor buitenlandse
donoren die elk apart instonden voor de helft van de hulp. De VS vormde natuurlijk de
hoofdmoot hiervan, maar ook de Europese Unie droeg in de vorm van humanitaire hulp zijn
steentje bij. De VS bood in zijn eerste jaar 1 biljoen Amerikaanse dollars aan hulp (Crandall,
2002; Morris, 2003).
Al in 2001 was het echter duidelijk dat Plan Colombia gefaald had. De cocateelt bleef stijgen
en in tegenstelling tot de verhoopte marktlogica van de aanpak bij de bron daalde de prijs van
de cocaïne in de Verenigde Staten nog ook (Banks & Sokolowski, 2009; Springer, 2003;
Vranckx, 2016b). In 2002 werd het Amerikaanse plan dan ook aangepast. President Bush jr.
startte het Regional Andean Initiative waarbij aan de groeiende vrees van de buurlanden voor
een spill-over van de problematiek, maar ook aan het nieuwe paradigma van de VS kon worden
voldaan (Crandall, 2002).
24
De conceptenmix
9/11 veranderde alles aan de te voeren politiek van de Verenigde Staten. Terrorisme werd het
nieuwe sleutelwoord en de grote strijd werd naar het Midden-Oosten verplaatst. Colombia kon
daarentegen niet vergeten worden en kwam in tweede instantie ook op het lijstje van Bush. Het
FARC dat zich meer en meer versterkte aan de drugseconomie was een doorn in het oog voor
Washington (Crandall, 2002). En zo kon het land natuurlijk binnen de invloedssfeer blijven van
de VS zonder de bestrijding van drugs volledig achter zich te laten. De term narco terrorism
deed zijn intrede (Peceny & Durnan, 2006; Tickner, 2003).
Het FARC kwam dus ditmaal meer in het vizier dan de drugsproblematiek an sich (Neumann,
2006). Zeker ook wanneer de in 2002 verkozen president Uribe als voornaamste doel stelde om
definitief met het FARC af te rekenen. De experimentele tactiek van Pastrana werd echter
achterwege gelaten en vervangen door het geweer (Nieto & Stoller, 2007). De machtsbasis van
de rebellenbeweging(en) in de grensgebieden zouden terug onder de macht van de centrale staat
komen via het Plan Patriota (Vranckx, 2016a). Bush steunde gretig deze harde aanpak (Banks
& Sokolowski, 2009).
De War on Terror vervlechten met de War on Drugs bleek de nieuwe strategie van de VS in
Latijns-Amerika te worden. De ‘achtertuin’ is simpelweg te belangrijk om te verwaarlozen.
Zeker wanneer het geweld letterlijk aan de achterdeur staat te kloppen. Mexico kende – net
zoals de rest van Centraal-Amerika – dankzij het ‘harde’ werk in Colombia en de Andesstreek
een toename van druggerelateerd geweld (Thoumi, 2002). Om de ‘paradigmamix’ beter te
begrijpen zoomen we nu verder in op de case Mexico.
25
4. Narco terrorism en de Mexicaanse case
Pax Narcotica
Tegen de gangbare gedachte in, kent Mexico een lange voorgeschiedenis in de drugseconomie.
Vaak meent men echter dat dit een recent fenomeen is, maar het is net het geweld dat daarmee
gepaard gaat dat recent te noemen is (Campos, 2010). Al voor de Eerste Wereldoorlog had de
drugshandel voet aan wal in Mexico. De Chinese diaspora in de provincie Sinaloa smokkelde
toen al opium en zijn derivaten naar de Verenigde Staten. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zou
de VS zelfs deze handel expliciet getolereerd hebben om aan de vraag naar morfine bij zijn
soldaten te kunnen voldoen. Na de beslechting hiervan, zette de VS opnieuw druk om deze
netwerken op te rollen, maar desalniettemin lag de weg naar de land of honey nu open. De
oprichting van een Mexicaans anti-drugorgaan, met steun van de VS hield niet tegen dat deze
netwerken een steeds georganiseerder karakter kregen (Chelluri, 2011).
In de vroege jaren ’60 zorgden uitgeweken Cubanen – zoals we eerder al zagen – ervoor dat de
Verenigde Staten van cocaïne werden voorzien. Deze ontwikkeling zorgde er tegelijk voor dat
ook in Mexico cocaïne aanwezig werd (Gootenberg, 2012). Bleef deze handel nog relatief klein,
dan was de handel in marihuana welig aan het tieren. De Sixties and Seventies deden de
Amerikanen wegdromen en het groene goud was hier niet vreemd aan (Eberle, 2011; Toro,
1999). De losse netwerken begonnen zich te professionaliseren. Zo zag deze periode het
ontstaan van de Felix Gallardo Organization of zijn meer bekendere naam: Guadalajara- kartel.
Deze groep zou in de daaropvolgende jaren als tussenstation gaan dienen voor de Colombiaanse
kartels (cf. infra) (Eberle, 2011).
De VS én Mexico begonnen het probleem te erkennen. Nixon begon namelijk zijn War on
Drugs in de vroege jaren ’70 en waar anders te beginnen dan bij de buren die voor
respectievelijk 87 % en 96 % van de in de VS gebruikte heroïne en cannabis instonden (Solar,
2014; Toro, 1999). Als antwoord op de druk van de Verenigde Staten, voerde Mexico een resem
aan maatregelen uit om de drugsmokkel over de grens in te dijken (Lindau, 2011). Zo hielp de
DEA het recent gevormde anti-drugorgaan te trainen naar zijn eigen geest en begon men met
het vernietigen van cannabis- en opiumplantages, het tegenhouden van drugsmokkel en het
tegenwerken van de georganiseerde misdaad (Seelke & Finklea, 2011; Toro, 1999).
Eén van de opgezette operaties was Operation Condor in 1975. De samenwerking van de VS
en Mexico zorgde ervoor dat de meeste productievelden werden vernietigd, met door de VS
26
geleverde vliegtuigen en piloten die ze besproeiden (Toro, 1999). De samenwerking kenmerkte
zich door een goeie verstandhouding, maar toch heerste er enorme corruptie bij het Mexicaanse
korps.
Die corruptie was eigenlijk onderdeel van een gigantisch web dat zich uitstrekte over Mexico.
De PRI (de Geïnstitutionaliseerde Revolutionaire Partij) had een systeem dat zich laat vertalen
in een soort Pax Narcotica (Morton, 2012). Het monopolie van de Partij zorgde ervoor dat er
een soort cliëntelisme ontstond waarin de smokkelaars en de staat een soort stilzwijgende
overeenkomst hadden (Heinle, Ferreira, & Shirk, 2016; Morton, 2012; O'Neil, 2009; Walker,
2015).
De Kiki moord
Dit harmonieuze pact werd alvast brutaal verstoord in 1985 met de moord op de in Mexico
geboren DEA-officier Camarena, meer bekend onder zijn bijnaam ‘Kiki’ (Astorga, 2001;
Gootenberg, 2012; Heinle et al., 2016; Seelke & Finklea, 2011). Vanaf de jaren ’80 werd de
graad van corruptie bij de Mexicanen onwerkzaam geacht voor de DEA, waarop de dienst meer
en meer op zelfstandige basis ging werken. Zo zouden ze twee vermoedelijke daders van de
‘Kiki moord’ hebben gekidnapt en naar de VS hebben overgebracht. Het aura van corruptie
hielden ze zelf ook vaak in stand door spectaculaire zaken naar de pers te lekken (Seelke &
Finklea, 2011).
Na de dood van Kiki werd de goeie verstandhouding dus helemaal vergeten. De bilaterale
coöperatie daalde drastisch. Wat een opmerkelijk gevolg had. De VS stond weigerachtig
tegenover de samenwerking met het corrupte bestel en tegelijk wou Mexico dit ook niet. Zo
bekritiseerde het lange tijd het certificatieproces, zodanig zelfs dat het onder andere door deze
kritiek in 2002 werd aangepast (Seelke & Finklea, 2011). Om zijn soevereiniteit te bewaren,
sloot Mexico verdragen met de VS zodat er op zijn minst paal en perk kon worden gesteld aan
het gedrag van zijn officieren. De VS had op zijn beurt zo wel een legale basis (Toro, 1999).
De markt had ondertussen ook een transformatie doorgemaakt. Vanaf midden jaren ’80 kende
de cocaïnetraffiek een verschuiving naar een meer landelijke route. Deze verschuiving in
grotendeels het gevolg van het ‘succes’ van de War on Drugs in andere gebieden en de location
curse van Mexico door zijn ligging tussen de Andes en de Verenigde Staten. Die grens met de
VS die dan ook nog eens enorm lang en moeilijk controleerbaar is (Eberle, 2011).
27
Midden jaren ’80, kende de provincie Florida als gevolg van de cocaïnehandel een explosie aan
trafiek, witwaspraktijken en geweld. Als reactie hierop versterkten de VS hun inmenging in de
Bahama’s en Caraïben, want dit was dé route van de Colombiaanse kartels (Gootenberg, 2012).
Deze toegenomen druk zorgde ervoor dat het zogenaamde balloneffect opnieuw in werking
trad. Via Panama, Centraal-Amerika en ultiem Mexico ging de cocaïne nu over land. In het
begin kregen de Mexicanen hiervoor geld om de trafiek te begeleiden, maar hoe zwakker de
positie werd van de kartels in Colombia, hoe autonomer de Mexicanen werden. Geleidelijk aan
begonnen de Mexicanen nu de markt naar zich toe te trekken en na de val van het Medellín- en
Cali-kartel namen ze het volledig over (Chelluri, 2011; Eberle, 2011; Gootenberg, 2012). Zij
hebben nu de grootste controle over het aanbod in de VS (Chalk, 2011).
Deze ontwikkelingen zorgden voor een versplintering in de Mexicaanse organisaties en de
repressieve reactie die er op volgde, zorgde er enkel voor dat de besten en meest gewelddadige
overbleven (Gootenberg, 2012). Zo leidde de druk op Mexico om de drie leiders van het
Guadalajara-kartel op te pakken – wat in ’89 uiteindelijk lukte met de arrestatie van Felix
Gallardo – ertoe dat dit grote kartel in verschillende regionale en vijandige organisaties
uiteenviel. Deze competitie loopt tot op de dag van vandaag verder. De verdere
‘democratisering van de drugshandel’, zoals we ook zagen bij Colombia in navolging van de
zogenaamde kingpin strategie, zou later door de gevoerde politiek nog vaak transformaties door
maken. De belangrijkste spelers in deze strijd nu zijn (Chelluri, 2011; Eberle, 2011;
Gootenberg, 2012):
ï‚·
Sinaloa-kartel;
ï‚·
Tijuana-kartel;
ï‚·
ï‚·
ï‚·
ï‚·
ï‚·
Juárez-kartel;
Los Zetas;
Beltran Levya Organization;
La Familia Michoacana;
Golf-kartel.
Aangezien het niet de bedoeling is van deze masterproef om een zorgvuldig overzicht te geven
van hun ontstaanshistoriek, volstaat het hier om hun namen te vermelden. Waar nodig zal
evenwel de nodige uitleg verschaft worden wanneer deze organisaties aan bod komen. Ik
verwijs alvast naar Chelluri (2011), Eberle (2011) en Gootenberg (2012) die een goeie en
uitgebreide beschrijving geven.
28
Ondanks – of net daarom – de claim door sommige voormalige Mexicaanse
overheidsambtenaren dat de CIA Kiki zijn dood in scene zou gezet hebben, kan men stellen dat
de War on Drugs in Mexico toen in een hogere versnelling ging (Heinle et al., 2016). Zeker
onder president Salinas (1988-1994) was dit duidelijk merkbaar. In een verwoede poging om
het imago van zijn land op te krikken bij de besprekingen van het North American Free Trade
Agreement (NAFTA), omarmde hij de War on Drugs. Zo richtte hij in ’92-’93 met behulp van
de VS een aantal anti-drugseenheden op (Gootenberg, 2012). Het is onder andere in zijn
regeringsperiode dat Manuel Arellano Felix, hoofd van het Arellano Felix- of ook wel Tijuanakartel, werd gearresteerd die leidde tot de proliferatie van de kartels (Lindau, 2011).
Dit werd gecomplementeerd aan Amerikaanse kant met een versterking van militaire operaties
aan de grensstreek. Zo werd in ’94 het South-West Border Initiative onderschreven, waarmee
de VS de invloed van de kartels in de grensstreek wou inperken (Gootenberg, 2012).
Desalniettemin was deze hogere versnelling eerder wat Gootenberg (2012) een ‘schijn van
controle’ noemt. De Pax Narcotica werd nog op een andere manier verbroken. De PRI en zijn
bijna feodaal systeem van cliënten kwam onder druk te staan. Wat volgde was een soort
‘kleptocratie’. Het was ieder voor zich nu. Zo kwam het bijvoorbeeld dat Salinas’ hoogste anti-
drugmagistraat een enorm corrupt netwerk had waar trafikanten betaalden voor een postje. En
ook de broer van de president zou banden gehad hebben met één van de kartelbazen (Astorga,
2001).
De toenemende druk op het monopolie van de PRI zorgde ervoor dat deze geleidelijk aan zijn
macht verloor. Zo kwam het ook dat het meeste geweld zich in het begin situeerde bij de staten
waar de oppositie nu plots aan de macht kwam (Gootenberg, 2012; O'Neil, 2009). De controle
die de PRI uitvoerde, pacificeerde de kartels. Daar kwam nu een einde aan (Eberle, 2011).
Ook Salinas opvolger Zedillo (1994-2000) zou gebukt gaan onder de enorme graad van
corruptie (Gootenberg, 2012). Tekenend voor zijn periode was de verhoogde militarisering van
de strijd. Onder VS-training werden zo enkele militairen opgeleid tot piloten die later de
paramilitaire hand van het Golf-kartel zouden vormen en nog wat later zich zelfstandig gingen
organiseren. Ongewilde gevolgen, maar toch. Los Zetas zouden nog jaren de strijd aangaan met
de andere kartels en de staat en doen dat nog steeds (Chelluri, 2011; Eberle, 2011; Gootenberg,
2012; Mercille, 2011).
Daarenboven zou het geweld in de grensstreek, waar de staat traditioneel al minder grip op had,
nog toenemen. Tekenend voor deze streek en zijn relatie met de centrale staat was namelijk het
29
bestaan van een drugscultuur. In de streek waar drugsmokkel een alledaagse bezigheid werd,
bestond wat Campbell (2005) noemt een Narco folklore. Liedjes en verhalen bezingen en
bejubelen daar het leven dat gepaard gaat met de drugstrafiek.
Het lokale PRI-systeem dat in elkaar stortte, deed wonderbaarlijk de relaties met de VS
verbeteren. In 1998 ondertekenden de twee landen de Binational Drug Control Strategy. Vanaf
de jaren 2000 tot 2006 zou de VS 397 miljoen dollar besteden om de kartels en smokkel te
helpen bestrijden (Seelke & Finklea, 2011). Wellicht niet toevallig een zesjarige periode
aangezien dit een presidentstermijn inhoudt. De vooruitzichten door de dynamiek van de
voorbije jaren deden natuurlijk vermoeden dat er een regimewissel zou plaatsvinden. In 2000
won Vincente Fox de verkiezingen en plaatste zo de Nationale Actiepartij (PAN) aan het roer
(O'Neil, 2009) .
Narco terrorism
De verkiezingen in 2000 waren een keerpunt in de Mexicaanse politieke geschiedenis. De
hegemonie van de PRI kwam nu ook op federaal vlak ten einde (O'Neil, 2009; Schedler, 2014).
De nieuw verkozen president Fox besloot om de georganiseerde misdaad verder aan te pakken
en zette onder andere kleine troepen in om te vechten aan de grens. Met weinig succes evenwel
(Chelluri, 2011).
De depolitisering van de drugshandel deed evenwel het geweld tussen de groepen toenemen.
Wat nog versterkt werd door de aanvallen van de overheid (Gootenberg, 2012; Heinle et al.,
2016). De overheid had de kingpin strategie volledig omarmd. In deze periode werden onder
andere Benjamin Arellano Felix en Cardenas opgepakt, de leiders van respectievelijk het
Tijuana-kartel en het Golf-kartel. Daarop volgde echter een verbeten strijd van het Juárez- en
Sinaloa-kartel die er op gebrand waren hun dominantie te vergroten in Mexico (Heinle et al.,
2016). Een Amerikaans spreekwoord lijkt hier op zijn plaats: Cut of the head and two will grow
back.
Hoe het ook mag zijn, de Fox administratie kreeg in 2001 nog een andere klap te verduren. Op
spectaculaire wijze ontsnapte ‘El Chapo’ (Joaquin Guzmán) uit zijn nochtans zwaarbewaakte
gevangenis. De leider van het Sinaloa-kartel kocht de bewakers om en verstopte zich in een
wasmand nadat het Hooggerechtshof in Mexico de uitlevering naar de VS versoepeld had
(Gootenberg, 2012). In de daaropvolgende jaren zou hij voortdurend op de vlucht blijven tot
30
hij in 2014 opgepakt werd. In 2015 kon Guzmán weer ontsnappen via een nieuwe, maar op zijn
minst even spectaculaire methode, namelijk een tunnel onder de gevangenis (Rojas &
Stargardter, 2016).
2001 was niet alleen voor Fox een belangrijk jaar. Zoals eerder aangegeven, zorgde 9/11 voor
een paradigmamix met de War on Terror. Deze overlap is niet eenduidig en blijft vaak zorgen
voor verwarring (Walker, 2015). Hoe dan ook, de VS begon de drugsoorlog meer en meer te
gaan beschrijven als narco terrorism en vormen van rebellie. De kartels zouden een politieke
agenda nastreven die ze bereiken via het corrumperen van ambtenaren, geweld of met de
dreiging ervan om hun economisch doel te bereiken (Chelluri, 2011). Dat doel is uiteraard hun
winst zo hoog mogelijk te houden zonder politieke bemoeienis. Drugtrafiekanten worden zo
omgevormd tot insurgents, wat dus een mogelijke interventie justificeert (Walker, 2015).
Het discours dat Mexico een failed state zou zijn, past dan ook volledig in dit plaatje. Mexico
zou samen met Pakistan in 2008 door een VS-generaal als een worst case scenario aangeduid
worden voor een ineenstorting van de staat (O'Neil, 2009). Daarenboven laat de notie van failed
state en rebellie de staat toe om in een soort noodtoestand te werken waarbij extreem veel macht
aan het leger wordt gegeven (Morton, 2012). Iets wat met de volgende president Calderón
(2006-2012) zeker het geval was.
Mérida Initiative
Met de komst van Calderón zou Mexico een nog actiever antidrugsbeleid gaan voeren. Zijn
hele verkiezingscampagne was er op gestoeld en dus moest en zou hij het geweld met harde
hand gaan aanpakken. Die aanpak werd nu meer dan ooit gemilitariseerd (Chelluri, 2011).
In 2007 en vooral 2008 ondernam het anti-drugsleger van Calderón zo een grootschalige
operatie in de provincie Michoacán om zogenaamd de staat terug te nemen van de kartels.
Ondertussen werd deze operatie ook gebruikt om zijn eigen autoriteit te doen gelden en
bestendigen gezien de relatief lage populariteit van zijn partij in de regio (Eberle, 2011).
De stijgende nadruk op het leger leek hem dan ook enkele voordelen te bieden. Calderón achtte
het leger als het meest geschikte ‘wapen’ om de georganiseerde en tot de tand bewapende
organisaties te bekampen. Daarenboven kende het leger tot dan een goed aanzien bij de
bevolking. Zij kwam historisch gezien minder in aanvaring met de drughandel waardoor de
31
corruptie een lager niveau kende dan bij de lokale politie (Paul, Clarke, & Serena, 2014).
Natuurlijk zou dit nu veranderen zoals we reeds al zagen bij het ontstaan van Los Zetas.
Het veiligheidsapparaat kreeg echter steeds meer macht. Zonder dat daarbij het rechtssysteem
werd versterkt (Schedler, 2014). Daarenboven kreeg het leger steeds meer politietaken
waarvoor het nooit getraind was. Het gevolg was dat in vele ‘belegerde’ gebieden het civiele
steeds meer werd vervangen door een soort militair bewind (The Mesoamerican Working
Group, 2013). Dit veronderstelde de facto een soort noodtoestand in sommige steden (Delgado-
Ramos et al., 2011; Solar, 2014). Mensenrechtenschendingen gebeurden steeds frequenter en
ook de garantie op een eerlijk proces was er zeker niet altijd (Paul et al., 2014; Schedler, 2014).
Daarenboven zorgde Calderóns aanval op de kartels er alleen maar voor dat het geweld nog
verder escaleerde (Gootenberg, 2012). Het voornaamste doel bij deze militaire occupaties en
operaties was namelijk het arresteren van de leiders van de kartels. De kingpin strategie van
weleer was zijn charme nog niet verloren. Zijn gevolgen al evenmin. De strijd over de controle
van verschillende territoria werd nog heviger en ook intern zorgde de opvolgingskwesties voor
nog meer versplintering en bijhorend geweld (De Hoyos, Gutierrez, & Vargas, 2016; Eberle,
2011; Paul et al., 2014; The Mesoamerican Working Group, 2013). Het verhaal van de twee
hoofden werd blindelings herhaald…
De Verenigde Staten waren hierbij natuurlijk geen ongeïnteresseerde speler. De vrees voor een
spill-over was namelijk te groot (Seelke & Finklea, 2011) In oktober 2007 werd het Mérida
Initiative afgekondigd (Walker, 2015). Dit initiatief is een samenwerkingsplan tussen de VS
en Mexico, maar ook met andere Centraal-Amerikaanse staten om de strijd tegen drugtrafiek
én terrorisme in de Westelijke hemisfeer tegen te gaan (Chelluri, 2011). De Centraal-
Amerikaanse component komt hier niet aan bod, maar deze zag zijn verdere uitwerking in het
Central American Regional Security Initiative (CARSI) (Walker, 2015).
Dit afscheidscadeau van Bush aan Obama gaf materiële, financiële maar ook tactische
ondersteuning aan het beleid van Calderón (Gootenberg, 2012). 1,6 miljard aan financiële steun
werd voorzien in dit driejarig plan gaande van 2008 tot en met 2010 (Chelluri, 2011). Daarnaast
werden helikopters – de gekende Black Hawks –, scanners, forensisch materiaal en
trainingsprogramma’s verkocht om te voldoen aan de vooropgestelde doelen. Deze waren de
criminele organisaties oprollen, de grenzen versterken, het justitieapparaat verbeteren, maar
ook de vraag naar drugs doen dalen in Mexico (Chalk, 2011; Dean et al., 2012; Paul et al., 2014;
Seelke & Finklea, 2011). Nogal vreemd om te denken dat een daling van de vraag naar drugs
32
een oplossing zou kunnen bieden in Mexico aangezien de organisaties vooral aan de VS
leveren… Een debat dat zeker later nog aan bod komt (cf. infra).
Hoe dan ook, het geschenk van Bush aan Obama was er alvast ook één aan de militaire industrie
in de Verenigde Staten. Mercille (2011) argumenteert dat het plan verder nog kan opgevat
worden als een bewapening van het NAFTA-akkoord: het hegemonisch en economisch
paradepaardje van de Verenigde Staten in de regio. Volgens deze auteur gaf NAFTA zelfs een
boost aan de illegale drugseconomie. Door de neoliberale hervormingen grepen sommige
mensen naar de informele economie en belandden ze zo in criminele milieus (Mercille, 2011).
De gevolgen van deze ‘Mérida tandem’ zijn niet te onderschatten. Kwalitatief zag Mexico een
serieuze verandering in het gebruikte geweld. Het volstond niet meer om ‘gewoon’ iemand te
doden. Om werkelijk macht te tonen, moeten slachtoffers gemutileerd worden, geritualiseerd
bijna (Eberle, 2011; Schedler, 2014). De vele filmpjes op internet van onthoofdingen en
dergelijke zijn hier niet vreemd aan. De staat was hierbij zeker ook geen onschuldige partij.
Zoals eerder al werd vermeld, werden mensenrechten vaak geschonden en pleegde het leger
ook geweld op grote schaal.
Naast deze gruwel, was er ook een kwantitatieve boom die zijn weerga niet kende in de wereld.
Van 2007 tot 2011 was er stijging van het aantal moorden van maar liefst 300% (De Hoyos et
al., 2016). Daarna is er evenwel opnieuw een daling te noteren, maar in 2015 stijgt de curve
toch opnieuw (Heinle et al., 2016). Zonder de cijfers te bagatelliseren, is enige nuance toch op
zijn plaats. Het geweld lijkt vooralsnog vooral geconcentreerd in de grensstreken zoals in steden
als Juárez of in vijf provincies meer algemeen: Chihuahua, Guerrero, Sinaloa, México D.F. en
Michoacán. Dit terwijl er gebieden zijn waar de cijfers in vergelijking met de vorige zeer laag
zijn (Eberle, 2011; Paul et al., 2014; Schedler, 2014).
Het is dan ook niet onlogisch dat één van de grootste kritieken van het Mérida plan en de
uitwerking ervan was dat het geld en steun gaf om deze motor van geweld draaiende te houden
en er daarenboven niets aan deed om het te doen dalen (Heinle et al., 2016; Paul et al., 2014).
Bovendien was het té gefocust op het leveren van materiaal en niet op het opbouwen van een
goed werkend institutioneel raamwerk (Seelke & Finklea, 2011).
Dat Obama cares werd duidelijk in de vernieuwde versie van het plan dat in 2010 werd
afgekondigd onder de naam Beyond Mérida of gewoonweg Mérida II (Chalk, 2011). Deze
nieuwe versie was tegelijk een verderzetting van het gevoerde beleid tegen de kartels, maar
voorzag ook in de versterking van gemeenschappen om aan de verleidingen van de lucratieve
33
handel te weerstaan. Zo werd onder andere het plan opgesteld om in scholen lessen te geven
over goed burgerschap en lawfulness (Seelke & Finklea, 2011).
Die rule of law implementeren werd ook voorzien in het plan. Topprioriteit was natuurlijk de
corruptie bestrijden, maar ook de hervorming van het Mexicaanse rechtssysteem naar een
accusatoir recht – zoals dat in de Verenigde Staten – stond met stip op de agenda. Ook het
geleidelijk aan terug overnemen van politietaken door de politie zelf was onderdeel hiervan. De
VS zou instaan voor de training van deze politie-eenheden (Seelke & Finklea, 2011; Walker,
2015).
De problematiek in de grensgebieden kwam ook duidelijker aan bod in dit plan. Met de
Declaration of the 21st Century Border in 2010 zagen we dit alvast gereflecteerd in een
bilaterale overeenkomst. Onder druk van de Verenigde Staten en ook het leveren van de meest
up-to-date technologie begon Mexico recent met het versterken van zijn zuidgrens met
Guatemala. Zo ziet men daar nu checkpoints opdoemen op bepaalde plaatsen, terwijl er wat
verder nog altijd gesmokkeld wordt. Grensgebieden laten zich nu eenmaal kenmerken door
smokkel aangezien de grens daar eerder als iets artificieel wordt gezien (Walker, 2015). Sociale
netwerken houden nu eenmaal niet op met er een grens door te trekken. In het noorden zien we
gelijkaardige processen. Allemaal onder de noemer van veiligheid wordt zo aan de illegale
smokkel én migratie (gelijk welke) een niet zo figuurlijke muur opgeworpen. De parallellen
met Europa laat ik over aan de lezer.
Ondanks de zogenaamde verschuiving naar het institutionele luik bleef de nadruk evenwel
liggen op het leger (The Mesoamerican Working Group, 2013). De in 2012 verkozen president
Enrique Pena Nieto (PRI) beloofde alvast een iets andere aanpak. In plaats om de schijnbaar
onweerstaanbare kingpin strategie te volgen, zou Nieto zijn pijlen meer richten op het doen
dalen van het geweld dat hoofdzakelijk veroorzaakt wordt door de straatbendes (Crandall,
2013; Walker, 2015).
Zo legde hij meer de nadruk op socio-economische zaken (Paul et al., 2014). Het invoeren van
langere schooldagen, gemeenschapswerkprojecten, drugverslavingsprogramma’s,… maakten
deel uit van zijn soft side approach (Crandall, 2013). De nationale petroleumindustrie werd
verder ook opengezet voor meer buitenlandse investeringen en er werd ook gezocht om de grote
macht van de leraarsvakbond wat in te perken (Felbab-Brown, 2014). In de eerste drie jaren
van zijn beleid zag men zo een daling in het moordcijfer van Mexico (Heinle et al., 2016).
34
Sommige bronnen zien hierin een verslapping van de aanpak en definiëren het drugsbeleid van
Nieto als vormloos en niet goed afgebakend, zoals Felbab-Brown (2014) beschrijft in haar
overzicht van Nieto’s beleid. Of dit nu de oorzaak is of niet, we zien inderdaad een verspreiding
van geweld naar andere dan de traditionele regio’s. Wat meer is, recent kunnen we ook
verspreiding van burgerwachten opmerken die de wapens opgenomen hebben om zichzelf te
beschermen. Ondertussen kenmerkt het geweld van de kartels zich ook meer en meer door zich
hierop te beroepen als bron van inkomsten. Door de vele versplinteringen en onderlinge strijd
laat het kartellandschap in Mexico zich momenteel kenmerken door één groot kartel en
verschillende cartellitos. Het Sinaloa-kartel staat aan kop, maar net zoals in Colombia na de
ontmanteling van het Cali- en Medellín-kartel, bestaan er nu ook heel wat ‘kleinere’ groepen.
Door hun kleiner marktaandeel halen zij steeds vaker hun inkomsten uit kidnappings,
overvallen, afpersing,… (Heinle et al., 2016). De hervatting van El Chapo in januari 2016 mag
dan wel een imago boost zijn voor Nieto, het probleem in Mexico is nog lang niet van de baan…
(Rojas & Stargardter, 2016).
35
5. Besluit
In dit hoofdstuk gingen we na hoe de War on Drugs geframed werd en zijn uitwerking zag. We
zagen dat dit een politiek beleid was om opnieuw voet aan wal te hebben in Latijns-Amerika
na het wegvallen van het War on Communism kader. Het cocaïneprobleem ín de Verenigde
Staten kreeg een oplossing daarbuiten. Vanuit een marktlogica zou het doen dalen van het
aanbod de prijs doen stijgen en bijgevolg zullen minder mensen de middelen hebben om
zichzelf te blijven voorzien in hun druggebruik. Gesterkt door de verdragen van de Verenigde
Naties, plaatste Ronald Reagan drugs op de lijst van national security threats. Via het
certificatieproces en de bijhorende economische en politieke (dreiging met) sancties vormde de
Verenigde Staten de politiek in Latijns-Amerika.
Eén van de cases die hier aan bod kwam, was Colombia. In de jaren ’70-’80 gingen de
Colombianen de cocaïnemarkt gaan domineren. We zagen hier de opkomst van het Medellínkartel onder leiding van de beruchte Pablo Escobar en het Cali-kartel. Zij controleerden de
markt vanaf de productie van coca in Peru en Bolivië, het verwerken tot cocaïne in Colombia
en de levering naar en aan de Verenigde Staten.
De moord op justitieminister Lara (’84), maar ook de moord op presidentskandidaat Galán (’89)
zorgden voor een spiraal van geweld door de reactie van de staat en tegenreacties van de kartels.
Tegelijk was net dit de periode waarin Reagan drugs als prioriteit begon te zien en ook het
effectieve einde van de Koude Oorlog zorgde voor het vrijkomen van nieuwe middelen. Bush
vatte meteen de koe bij de horens en startte het Andean Initiative. Wat daarop volgde, was de
zogenaamde kingpin strategie. De leiders werden opgejaagd en de bedoeling was om de kartels
op te rollen. Tegen 1995 waren alle leiders ofwel dood ofwel opgesloten.
Tegen de verwachting in daalde het geweld evenwel niet. Wat zich voordeed was een
democratisering van de drugsmarkt. Een veelheid aan organisaties konden nu profiteren van
de lucratieve markt. Ook het FARC ging mee op deze golf. Door een ander ‘succes’ in de War
on Drugs verschoof de teelt van coca van Peru en Bolivië naar Colombia. Het FARC pikte zijn
graantje mee door aan de telers onder andere een taks op te leggen.
In ’96 en ’97 werd Colombia dan ook gedecertificeerd. Een duidelijker signaal aan Samper kon
de VS niet geven. Met de komst van een nieuwe president in 1998 leken de Verenigde Staten
opnieuw welwillend om Colombia te ondersteunen. In ’99 kondigde Pastrana dan ook het Plan
Colombia af met de mogelijkheid voor buitenlandse steun. Clinton ging hier gretig op in en
36
leverde een enorme bijdrage in de vorm van dollars en onder andere Black Hawks.
Desalniettemin bleef het aanbod in de VS hoog en bleef de verhoopte prijsstijging dan ook uit.
Bush herschreef het beleid in een nieuw beleidskader. In de geest van zijn vader startte hij het
Regional Andean Initiative en verbond ook de War on Terror in een nieuwe paradigmamix.
Die War on Terror en Drugs mix werd verder geduid met de casus van Mexico. Hoewel Mexico
vaak pas recent gezien wordt in deze politiek, begon de War on Drugs ook hier al in de jaren
’70. Een soort Pax Narcotica zorgde er evenwel voor dat de kartels gepacificeerd werden. Het
politieke monopolie van de PRI creëerde een cliëntelisme waarbij drugtrafiekanten en politiek
een stilzwijgend pact hadden waardoor zij beiden in vrede konden opereren.
Dit pact werd echter verstoord in 1985 met de brutale moord op DEA-agent ‘Kiki’. Hierop werd
de War on Drugs in een hogere versnelling gegooid. De cocaïnemarkt kende ondertussen ook
een verschuiving. Het ‘succes’ in Colombia en op de smokkelroute over de Caraïben en
Bahama’s zorgde ervoor dat de drug nu via land en via Mexico gesmokkeld werd naar de
Verenigde Staten. Geleidelijk aan trokken de Mexicaanse kartels die markt naar zich toe zodat
ze tegen 2000 marktleider werden.
Het jaar 2000 betekende verder ook het volledige einde van het PRI-monopolie. President Fox
van de PAN partij werd verkozen en de kartels zagen hierin hun kans om zich volledig los te
werken van de politiek. Het gevolg van deze regimewissel was dus een stijging van het geweld
tussen de groepen en zeker door de gevolgde kingpin strategie die Fox hanteerde. Ook hier zien
we een democratisering van de handel en nieuwe organisaties en allianties opkomen.
Dit was al zeker het geval in de periode dat Calderón president was (2006-2012). Hij omarmde
letterlijk de War on Drugs/Terror politiek en militariseerde de aanpak. De gevolgen voor
Mexico waren navenant en dit vooral in de grensstreken. Van 2007 tot 2011 verdriedubbelde
het aantal moorden en werden de moorden alsmaar gruwelijker. De VS steunde dit beleid aan
de hand van het Mérida Initiative dat vaak de bijnaam Plan Mexico krijgt. 1,6 miljard dollar
aan steun werd voorzien, alsook wat technisch en militair materiaal. Vooral in de opvolging
van het plan, simpelweg Mérida II genoemd, werden ook de grensstreken meer en meer
geviseerd uit vrees voor een spill-over.
Toen Nieto in 2012 president werd, besloot hij het wat over een andere boeg te gooien. Niet de
leiders, maar het geweld op zich moest aangepakt worden. De voedingsbodem hiertoe werd
gezocht in socio-economische gronden en hiervan maakte hij dan ook zijn initiële focus. Recent
zien we echter dat de moordgraad terug aan het stijgen is, onder andere door de verdere
37
versplintering van de kartels die nog steeds strijden tegen elkaar. Ook de burgers nemen de
wapens in eigen handen. Wat uiteraard zorgt voor een gewelddadige cocktail.
38
Hoofdstuk 3. For the times they are a-changin’
1. Inleiding
De escalatie van geweld en vooral het uitblijven van positieve effecten kenmerken het War on
Drugs verhaal. Vele wetenschappers – en dit zowel criminologen, sociologen, toxicologen,
politicologen, … – verklaren het prohibitionistisch beleid als gefaald. Ook in België vragen
bepaalde geleerden om een verandering in het drugsbeleid (Decorte, De Grauwe, & Tytgat,
2013; Fijnaut & De Ruyver, 2014). Waar de roep om een beleidsswitch het grootst is, is evenwel
in Latijns-Amerika. Gebukt onder jarenlang geweld, liggen alle opties nu op tafel.
In wat volgt bespreken we kort de effecten van de War on Drugs in Latijns-Amerika en vooral
wat de Latijns-Amerikaanse landen nu aangrijpen om het verhaal te herschrijven en hoe dat
precies gebeurt.
2. Over ballonnen en effecten
Wanneer we gaan kijken naar het voornaamste doel van de War on Drugs, dan zien we dat ze
gefaald is in haar opzet. Het aanbod van drugs is zeker niet gedaald. Door het balloneffect
verschuift deze gewoon en blijft ze over het algemeen stabiel (Carvalho, 2013). Zo daalde de
cocateelt misschien recent wel in Colombia, maar werd deze leegte meteen opgevuld door een
stijging van de teelt in Bolivië (Segura, 2014).
Dit balloneffect manifesteert zich ook in een verschuiving van geweld. Net zoals de teelt, is ook
het druggeweld in Colombia gedaald. Op zich is dit natuurlijk een zeer positieve ontwikkeling,
maar de verschuiving naar Mexico en Centraal-Amerika maakt van deze daling een nuloperatie
(Crandall, 2013).
Eén van de belangrijkste effecten van de War on Drugs is dat doordat drugs net een criminele
activiteit zijn en door de harde reactie erop, enkel de meest geharde criminelen het nu voor het
zeggen hebben. Daarenboven houden deze criminele netwerken zich ondertussen niet enkel
meer bezig met drugs, maar omvatten hun activiteiten nu ook de verkoop van wapens,
mensensmokkel, heuse prostitutienetwerken, kidnapping, … (Organization of American States,
2012b). Daarenboven heeft onderzoek aangetoond dat de supply side approach desastreuze
39
gevolgen heeft en dit zowel op het vlak van volksgezondheid als op het vlak van veiligheid
(Carvalho, 2013).
Gezondheidsproblemen die gerelateerd zijn aan drugs, zijn aanwezig in alle landen van het
Amerikaanse continent. Het aantal is echter wel groter in Noord-Amerika waar de consumptie
traditioneel ook het hoogst is (Organization of American States, 2013a). Desalniettemin is ook
het gebruik aan het stijgen in de zuidelijkere landen. Hier geeft het trickle down effect een
verklaring voor. Het is niet onbegrijpelijk dat de gigantische hoeveelheden drugs die
geproduceerd of doorgesluisd worden in bepaalde landen ook bij de plaatselijke bevolking
terecht komt (Organization of American States, 2013b). Zo maakt bijvoorbeeld de pastabase
van cocaïne, de zogenaamde paco, zijn opmars in Argentinië en Brazilië (Garibotto, Metaal,
Fraser, & Equipo Intercambios, 2006; Inter-American Drug Abuse Control Commission, 2015).
Concentreren de gezondheidsproblemen zich vooral in het noorden, dan is de impact op de
economie, de sociale relaties, veiligheid en democratisch bestuur veel hoger in de productie-en
transitlanden van het zuiden (Organization of American States, 2013a). Door de economische
posities die de drugsbendes innemen, moet de legale economie vaak in strijd gaan hiermee. De
hoge lonen die de illegale economie belooft, zorgen ervoor dat veel mensen de stap wagen. Ook
blijven sommige investeringen uit, uit schrik voor het geweld dat in de streek heerst.
Daarenboven betaalt deze economie ook geen belastingen of koopt het ook geen vergunningen,
waardoor het mee de legitimiteit van de staat onder druk zet (Organization of American States,
2013b).
Die legitimiteit wordt nog verder afgebrokkeld door de hoge mate van corruptie die gepaard
gaat met een dergelijk beleid. Actoren in de drugseconomie proberen politieke macht te kopen
om meer privileges te krijgen of toch op zijn minst bescherming tegen politie en gerecht. Via
omkoping en intimidatie krijgt het democratisch bestuur een ferme terugslag. En natuurlijk hoe
zwakker een staat wordt, hoe receptiever het wordt voor dergelijke zaken (Carvalho, 2013;
Organization of American States, 2012b, 2013a).
Ook de reactie zelf zet verder druk op de ketel. Door de bijna exclusieve focus op een
strafrechtelijke reactie, wordt er veel bespaard op minstens even belangrijke zaken als educatie,
gezondheidszorg, infrastructuur,… (Organization of American States, 2013b). Zo creëert men
natuurlijk een vicieuze cirkel voor de reeds kwetsbare groepen. Wanneer de stap naar de legale
economie te groot wordt, wordt de illegale des te aanlokkelijker.
40
Die kwetsbare groep maakt vervolgens ook het grootste deel uit van de slachtoffers van de
strafrechtelijke reactie. De ultimum remedium gedachte van de gevangenisstraf wordt in vele
gevallen achterwege gelaten. De gevangenissen barsten bijna letterlijk uit hun voegen. Zelfs
voor kleinschalige delicten, zoals het gebruik van drugs, worden mensen opgesloten in
gevangenissen die vaak niet voldoen aan de internationale standaarden (Metaal & Youngers,
2011).
De
druk
om
moreel
goed
te
doen,
zorgt
voor
perverse
effecten.
Mensenrechtenschendingen worden zo vaak geassocieerd met de War on Drugs:
disproportionele straffen, administratieve detenties, gevangenisoverbevolking,… (Giacomello,
2014; Organization of American States, 2013b).
Gezien het niet de bedoeling is van deze masterproef om uitgebreid de effecten toe te lichten
van het prohibitionistisch drugsbeleid, gaan we nu over naar de politiek die zich daarrond heeft
ontwikkeld. De Latijns-Amerikaanse landen die jaren dit beleid gevolgd hebben, grijpen deze
effecten evenwel aan om alternatieve manieren van drugsbeleid nu op de kaart te zetten en uit
te voeren.
41
3. Een wind van verandering
In Latijns-Amerika heerst momenteel een onomkeerbare trend om weg te trekken van de War
on Drugs (Armenta et al., 2012). De hoge sociale, democratische en economische kosten
worden niet langer tenietgedaan door de morele overweging om drugs frontaal aan te vallen.
De twee rapporten die voortvloeiden uit de top in Cartagena (2012) zijn baanbrekend en openen
een weg voor alternatieve beleidsopties. Ze markeren volgens de Organization of American
States zelf en ook voor vele anderen een historisch voor- en namoment (Organization of
American States, 2014). In deze scriptie volgen we dan ook deze indeling om het verhaal rond
Cartagena en de nasleep ervan te ontleden.
Het taboe doorbreken
Het historische kantelmoment kwam niet zomaar uit de lucht vallen. Ondanks dat vele bronnen
vermelden dat de top in Cartagena de eerste keer was dat Latijns-Amerika uit zijn schulp kwam
tegen de Verenigde Staten en hun War on Drugs, werd al veel eerder kritiek gefulmineerd op
dit beleid. Al in 1993-1994 begon Mexico, maar ook Guatemala en Colombia, steun te zoeken
om een internationale conferentie te houden om het VN-raamwerk, waarop het
certificatieproces van de VS is gebaseerd, te herzien of op zijn minst te herbekijken. Zo stonden
de reclassificatie van cannabis en coca, de optie van decriminalisering, harm reduction,… op
de lijst van eventuele voorstellen (Armenta et al., 2012; Bewley-Taylor & Jelsma, 2016).
Dit alles culmineerde in 1998 in een United Nations General Assembly Special Session on
Drugs. Manipulatie vanuit de VS voorkwam echter dat Mexico over deze sessie het
voorzitterschap kreeg. Het eindresultaat was dan ook teleurstellend en eerder een
herbevestiging van het bestaande kader. Sterker nog, men voorzag dat we tegen 2008 een
drugvrije wereld zouden kennen (Jelsma, 2003). De Oekraïense voorzitter van de sessie meldde
dat ze zich moesten opmaken voor een lang en gruwelijk gevecht om deze doelstelling te
behalen (Armenta et al., 2012).
Het taboe om aan de VN-drugsverdragen te sleutelen leek compleet. Zoals eerder vermeld,
kreeg het certificatieproces van de Verenigde Staten aanhoudend kritiek en zeker van Mexico.
De discussie mocht dan wel gesloten zijn op het niveau van de Verenigde Naties, in de
Organization of American States ging ze wel verder. Ook op vraag van Mexico werd op het
42
einde van de jaren ’90 het MEM opgericht, het Multilateral Evaluation Mechanism (Armenta
et al., 2012). Het doel van dit mechanisme was om periodieke aanbevelingen te geven op basis
van landelijke en hemisferische rapporten aan de lidstaten om hun capaciteiten te verbeteren
om de drugproblematiek te controleren alsook hun coöperatie onderling te verbeteren
(Organization of American States, 2012d). De bedoeling was eigenlijk om het unilaterale
certificatieproces van de VS wat tegen te werken, maar door de dominantie van de Verenigde
Staten in de OAS werd dit evenwel niet gehaald. Later werd het certificatieproces evenwel
aangepast door de aanhoudende druk van Mexico (cf. supra).
In 2008 laaide de discussie opnieuw op. Een groep van ex-presidenten vormde de Latin
American Commission on Drugs and Democracy, onder leiding van Cardoso (Brazilië), Gaviria
(Colombia) en Zedillo (Mexico). Het doel van deze groep was om het debat terug nieuw leven
in te blazen door een evaluatie te maken van het beleid. In 2009 verscheen dan ook een rapport
waarbij ze voorstelden om de aanpak om te gooien naar een gezondheidsperspectief en de
nadruk te leggen op educatie, preventie en behandeling (Carvalho, 2013; Gootenberg, 2012).
Zij legden de oplossing bij de gebruikerslanden, die de verantwoordelijkheid dragen om de
vraag te doen dalen en bijgevolg ook het aanbod (Segura, 2014). Kortom, de Verenigde Staten
mochten ook in eigen land een tandje bij steken.
De groep kreeg in 2010 een kwalitatieve uitbreiding waardoor het meer gewicht kreeg. De
Secretaris-Generaal van de VN tijdens de UNGASS van 1998, Kofi Annan, vervoegde de
gelederen, maar ook George Shultz – voormalig minister van buitenlandse zaken onder Reagan
–, Richard Branson en vele ex-presidenten zoals die van Zwitserland, Chili, Polen,
Griekenland,... en vormden samen de nieuwe Global Commission on Drug Policy (Carvalho,
2013). In 2011 publiceerden ook zij een vernietigend rapport waarbij ze opriepen om het taboe
te doorbreken en een totale ommezwaai te maken inzake drugsbeleid (Global Commission on
Drug Policy, 2011; Von Hoffman, 2015). De geest leek nu eindelijk volledig uit de fles. Zeker
wanneer ook zittende presidenten Santos en Molina het rapport mee ondertekenden (Crandall,
2013).
43
De weg naar Cartagena
Santos en Molina waren evenwel niet de enige zittende presidenten die zich tegen het huidige
beleid uitspraken. Eerder al, in 2008, sprak de toenmalige president van Honduras Zelaya zich
uit en stelde dat decriminalisering een te bekijken optie was (Armenta et al., 2012). In 2009
werd de president evenwel afgezet door een coup en volgde er een campagne die hem
afschilderde als betrokkene in de drugshandel. De Verenigde Staten vonden zijn voorgestelde
beleidsoptie ook onaanvaardbaar. De toenmalige ambassadeur beschuldigde zelfs een groot
deel van de Hondurezen in de VS ervan dat een deel van hun remittances simpelweg drugsgeld
was (Kozloff & Weinberg, 2014).
Ook de president van Costa Rica had een opmerkelijk voorstel in juni 2011. Op een conferentie
van het Central American Integration System (SICA) stelde Laura Chinchilla een financieel
compensatieplan voor waarin de druginbeslagnames en de bijhorende kosten vergoed zouden
worden door het land van bestemming. Wat natuurlijk voor de meeste ladingen de Verenigde
Staten was. In december van datzelfde jaar kwamen de SICA-leden (Guatemala, El Salvador,
Honduras, Nicaragua, Costa Rica, Panama, Belize en de Dominicaanse Republiek) opnieuw
samen maar ditmaal ook met Mexico en Colombia. Op deze samenkomst werd een paragraaf
aangenomen die opriep aan de consumptielanden om de vraag te doen dalen en om alle
mogelijke opties te bekijken om de drugseconomie te ondermijnen. Ook de regularisering van
de markt dus (Armenta et al., 2012).
De gesprekken draaiden evenwel op weinig substantieels uit en president Molina stelde voor
om in Antigua (Guatemala) op 24 maart 2012 verder te praten. Alle Centraal-Amerikaanse
presidenten aanvaardden de uitnodiging, maar toen het overlegmoment eenmaal aanbrak, kwam
slechts de helft opdagen. Om het debat niet te doen escaleren, hadden de Verenigde Staten
enkele van zijn topofficieren op visitatieronde gestuurd. Onder andere El Salvador, Nicaragua
en Honduras kwamen op het laatste moment niet opdagen (Jelsma, 2012).
Het weerhield Molina er echter niet van om waarlijk alle opties op tafel te gooien. In Antigua
kondigde hij vier voorstellen af. Ten eerste was hij voorstander van het eerdere voorstel van
Chinchilla. De waarde van de inbeslaggenomen drugs zou zo terugbetaald worden door het
bedoelde gebruikersland ter compensatie van de hoge sociale kosten en gerechtelijke uitgaven.
Verder stelde hij een Central American Penal Court voor om de drugtrafiek te kunnen
bestraffen in een rechtbank met regionale jurisdictie en eigen gevangenissysteem. Zo konden
de nationale systemen wat ontlast worden. Zijn derde voorstel was voor de Verenigde Staten
44
de grootste doorn in het oog. Molina stelde voor om een corridor op te richten tussen Noorden Zuid-Amerika waarbij cocaïne zonder problemen kon passeren en het bijhorende geweld dus
achterwege kon blijven. Ten slotte lag ook de decriminalisering en zelfs regularisering van
bepaalde drugs op tafel (Armenta et al., 2012; Jelsma, 2012). Hoewel vrijwel niemand van de
overgebleven afgevaardigden bij deze laatste statements aanwezig was, kon Molina zo wel
duidelijk de aandacht trekken van de Verenigde Staten naar aanloop van de OAS top in
Cartagena later dat jaar (James, 2012).
Een top met historische resultaten
De presidenten van El Salvador, Honduras en Nicaragua die op het laatste moment niet kwamen
opdagen op de top in Antigua hielden op 30 maart 2012 hun eigen meeting. Hierbij beslisten ze
om in Cartagena met een gezamenlijk voorstel te komen waarbij depenalisering of
decriminalisering geen plaats kende. De Verenigde Staten hadden immers duidelijk aangegeven
dat zij hier geen voorstander van waren (Jelsma, 2012). Nochtans waren zij zelf ondertussen
aan het experimenteren gegaan. De staten Colorado en Washington beslisten in een eigen
referendum om cannabis voor recreationele doeleinden te legaliseren. Vorig jaar volgden ook
Oregon en Alaska hen in dit voorbeeld (Vanhee et al., 2015). Deze dubbele positie bracht
Mexicaans senator Fernando Belaunzarán ertoe om zich terecht af te vragen welke zin het had
om blijven vast te houden aan de strijd tegen het transport van cannabis naar de VS, terwijl deze
toch het legaal gebruik ervan toestaan (Crandall, 2013; Youngers, 2014).
De vrees zat er evenwel in dat de Centraal-Amerikaanse landen hun frustraties afgekocht
konden worden door aan het Central American Regional Security Initiative plan te sleutelen.
De Verenigde Staten kregen evenwel een uitermate assertief Latijns-Amerika voorgeschoteld
tijdens de top. Dankzij de vastberadenheid van Molina en Santos kwam het drugsprobleem op
de agenda terecht (Armenta et al., 2012). Obama mocht zijn oren spitsen naar tal van vragen
over en kritieken op het huidige beleid dat zijn administratie nog altijd nastreefde (Crandall,
2013).
Op de samenkomst werden evenwel geen echte alternatieven besproken, maar de kritiek zorgde
ervoor dat de Organization of American States het mandaat kreeg om de situatie te onderzoeken
(Armenta et al., 2012; Insulza, 2015; Organization of American States, 2012c; Segura, 2014;
Youngers, 2014). Voorzitter Santos was dan ook duidelijk: het rapport moest eerlijk,
45
doorgedreven en zonder taboe zijn om een weg te kunnen banen voor nieuwe vormen van
aanpak (Organization of American States, 2014). Op basis van een Mexicaans voorstel werd
ook afgesproken om een Inter American System against Organized Crime op te richten, zodat
informatie makkelijker gedeeld kon worden om de internationale coöperatie te versterken
(Armenta et al., 2012; Organization of American States, 2012a).
De taak om de rapporten op te stellen werd gecoördineerd door het Inter-American Commission
on Drug Abuse (CICAD), dat direct onder toezicht staat van de toenmalige secretaris-generaal
van de OAS, de Chileen Insulza. Het probleem met dit orgaan is echter dat het traditioneel
bekend staat om gedomineerd te worden door VS-belangen gezien hun grote aandeel in de
sponsering ervan (Armenta et al., 2012; Youngers, 2014).
Ondanks het aanvankelijk scepticisme, waren de resultaten die een jaar later gepubliceerd
werden echter baanbrekend te noemen. Het eerste deel – het analytisch rapport – geeft een zo’n
duidelijk
mogelijk
beeld
van
de
bestaande
situatie,
gaande
van
een
precieze
probleemdefiniëring tot het analyseren van legaliserings- en regulariseringsalternatieven. Het
tweede, voorspellende rapport stelt mogelijke scenario’s voor de komende jaren tot 2025 voor
(Organization of American States, 2012b).
Het analytisch rapport werd in het luik over de effecten van de War on Drugs al veelvuldig
aangehaald, maar het is hier zeker ook het vermelden waard dat de steeds herhaalde kritiek dat
de productie- en transitlanden een disproportionele prijs betalen in vergelijking met de
consumptielanden, ook letterlijk in dit rapport terugkomt. Ook het voorkeur verlenen aan een
holistische aanpak, met grote flexibiliteit inzake landelijke beleidsopties, toont aan dat de
rapporten allerminst geen blad voor de mond nemen en duidelijk de punten van kritiek van
Latijns-Amerikaanse leiders volgen (Organization of American States, 2013a).
Het meest opzienbarend is echter het voorspellend rapport. Hierin worden vier mogelijke
scenario’s voorgesteld. Het eerste, Together genoemd, vertrekt vanuit de vaststelling dat meer
en meer leiders zullen erkennen dat door het te hoge geweldsniveau – en dan vooral in Centraal-
Amerika en de Caraïben – het zo niet meer verder kan. De oplossing ligt erin om samen het
probleem aan te pakken door een nauwere samenwerking. Via onder meer het invoeren van
best practices, het versterken van de rechtstaat en democratische instituties moet het geweld
zoveel mogelijk afgeschrikt worden. Ook het vernieuwen van de relaties tussen burger en
overheid staan hier centraal. De nadruk ligt hier dus duidelijk op het reduceren van geweld. De
46
voorspelling is dan ook dat deze zal dalen, maar dat daarom een daling in de drugtrafiek niet
per se zal volgen (Organization of American States, 2013c).
Waar het eerste scenario nog uitgaat van een brede consensus, dan is die in het Pathways
scenario toch in eerste instantie zoek. Een groeiend aantal leiders zal het huidig beleid als
gefaald aanduiden, terwijl andere zullen blijven vasthouden eraan. De eerste groep zal beginnen
met het experimenteren met vernieuwende wetgeving en dit vooral bij het beleid rond cannabis.
De ontwikkelingen in Uruguay (cf. infra) en de Verenigde Staten worden hierbij gezien als
katalysatoren (Fijnaut & De Ruyver, 2014; Vanhee et al., 2015). Het resultaat van deze
verschillende pathways zal ertoe leiden dat de eerdere consensus van de drugsverdragen van de
Verenigde Naties volledig uit elkaar valt. Deze experimenten zullen er een flagrante schending
op zijn, maar zullen meer in overeenstemming zijn met de mensenrechtenverdragen en met de
vereisten van volksgezondheid. Tegen 2021 voorspelt dit model echter dat men aan het
onderhandelen zal zijn over een nieuw VN-drugsverdrag en ook andere modellen voor cocaïne,
heroïne,… Geleidelijk aan zal er zich een daling in de georganiseerde drugshandel laten
optekenen alsook in het geweld dat er mee gepaard gaat. Door deze resultaten zal er traag maar
gestaag een nieuwe consensus bereikt worden (Organization of American States, 2013c).
Het Resilience scenario omarmt de holistische aanpak waarop zo veel geleerden doelen. De
focus ligt hier op de mensen zelf en niet op drugs. De gemeenschap moet net zoals een lichaam
versterkt worden zodat het een natuurlijk afweermechanisme krijgt tegen de ziekte die drugs
vormen voor onze samenleving. Preventie, harm reduction, sociale activiteiten, empowerment,
… zijn hier de kernwoorden. Deze bottom-up aanpak wordt ook geflankeerd door een globale
ontwikkeling waarbij de meer bemiddelde landen humanitaire hulp sturen om dit beleid mee te
helpen ontwikkelen. Ook is er hier ruimte voor alternatieve vormen van bestraffing en straffen.
Zo worden de drug courts die nu al actief zijn in de VS, maar ook in België bijvoorbeeld met
de Drugsbehandelingskamer, als mogelijke optie aangereikt. Tegen 2025 voorziet dit scenario
dat er nog veel problemen zullen bestaan, maar dat de grootste evenwel verdwenen zullen zijn
(Organization of American States, 2013c).
Het laatste scenario is meteen ook het meest pessimistische van aard. Disruption gaat ervan uit
dat de rapporten van de OAS wel wat debat zullen teweegbrengen, maar dat tegen 2016 nog
niets zal veranderd zijn. Vooral de Centraal-Amerikaanse landen zullen zich hierdoor tekort
gedaan voelen. Zeker wanneer consumptielanden met alternatieven beginnen te exploreren.
Sommigen zullen een soort pact aangaan met de criminele organisaties om toch een vorm van
vrede te bekomen, naar het voorbeeld van Mexico vroeger. Anderen zullen dit veroordelen en
47
stellen dat dit enkel tot een vergroting van de problematiek zal leiden en de criminelen enkel
maar ‘normaler’ zal doen lijken. Al snel zullen bepaalde landen elkaar beschuldigen van
nalatigheden en het niet nakomen van de VN-verdragen. Aangezien er tegen die inbreuken geen
maatregelen worden getroffen, zullen de groeiende vijandigheden tegen 2020 uitmonden in
conflicten tussen buurlanden. Totaal het tegenovergestelde van het Together en Resilience
scenario, een alternatief einde voor het Pathways model, wordt het hier een elk-voorzichverhaal (Organization of American States, 2013c).
Welk scenario het ook mag uitgaan, één opmerking is alvast frappant te noemen. Sinds de
neerlegging van de rapporten heeft de Obama-administratie het niet langer over de War on
Drugs (Insulza, 2015).
Van Cartagena naar New York
De rapporten werden in juni 2013 in Antigua besproken, maar echt grote veranderingen of grote
uitspraken kwamen hier niet meer uit de bus (Segura, 2014). Ook waren er duidelijk nog grote
verschillen aanwezig, met onder meer Peru, Panama en Nicaragua die eerder voor de status quo
kozen (Youngers, 2014). Desalniettemin zijn er toch een paar punten van consensus. In Antigua
werd besloten om een proces van consultatie te starten om deze punten nog meer eensgezinder
te
krijgen
om
samen
dan
naar
de
UNGASS
in
2016
te
trekken.
Het
volksgezondheidsperspectief, het zoeken naar alternatieven voor gevangenisstraffen, het
tegenwerken van corruptie,… op deze punten werd er naar een gemeenschappelijk voorstel
gezocht (Insulza, 2015).
De nood om het huidig beleid te herzien werd dan wel bevestigd, maar velen bleven toch op
hun honger zitten na de afloop ervan (Organization of American States, 2014). Ook de zitting
van de Commission on Narcotic Drugs in 2014 te Wenen toonde aan dat landen als Rusland,
China, Pakistan,… nog vóór de status quo blijven. Het noopte Mexico, Colombia en Guatemala
ertoe om de Verenigde Naties te verzoeken een speciale sessie te houden over het drugprobleem
om er een open discussie over te kunnen houden (Carvalho, 2013; Youngers, 2014).
De Verenigde Staten pasten ondertussen hun beleidsstandpunten wat aan. Om hun
geloofwaardigheidscomplex wat bij te schaven, promootten ze nu ook een bepaalde mate van
flexibiliteit binnen het kader van de Verenigde Naties (Youngers, 2014). Door de hervormingen
in eigen land wat betreft de cannabiswetgeving in enkele staten, nam de VS een nieuwe positie
48
in. Die positie bestaat uit vier pijlers: de integriteit van de bestaande verdragen moet bewaard
worden; een flexibele interpretatie ervan moet evenwel mogelijk zijn; verschillende nationale
beleidsopties moeten getolereerd worden en ten slotte moet er blijven gestreden worden tegen
de georganiseerde misdaad. Velen zien hierin een positieve evolutie, maar volgens Bewley-
Taylor en Jelsma (2014) is dit eerder schone schijn. De VS kan zo tegelijk de
hervormingsagenda omarmen én in wezen niets veranderen. Want voor wie is flexibiliteit
toegestaan en wie beslist dit?
4. De verwachte teleurstelling: UNGASS 2016
De Global Commission on Drug Policy was alvast optimistisch tegenover de speciale sessie
van de VN. Ze zagen er de uitgelezen kans in om het beleid te herzien en een nieuwe richting
uit te sturen. Hun aanbevelingen waren een samenvatting van de voorstellen die daarvoor al
vermeld werden: het aannemen van een gezondheidsperspectief, stoppen met het criminaliseren
van de gebruikers, alternatieve straffen voorzien en het stimuleren van legale alternatieven (The
Global Commission On Drug Policy, 2014).
Ik moet eerlijk toegeven, ik deelde hun optimisme. Als criminoloog wordt men constant
gewezen op de negatieve effecten van het prohibitiebeleid. Een gezondheidsaanpak lijkt dan
ook voor mij de meest correcte manier en dit samen met legale alternatieven. De VN-verdragen
zijn een artefact uit een tijd waarin drugs als duivels aanzien werden en niet de antropologische
constante die ze werkelijk zijn. Geen enkele cultuur, geen enkel tijdssegment kende een
drugsvrije wereld zoals die in 1998 nog naïef werd beloofd. Sinds de invoering van de
verdragen, is het drugsprobleem enkel groter geworden. De risico’s die ermee gepaard gaan,
zijn onwezenlijk. We kunnen het beter zelf in handen nemen, dan het overlaten aan een
criminele markt die er miljarden dollars uit schept en zoveel levens bedreigt. De UNGASS van
dit jaar, leek ook voor mij de uitgelezen kans om eindelijk de verdragen naar de 21ste eeuw te
tillen of toch op zijn minst de optie te overwegen…
De resolutie die aangenomen werd op het einde van de sessie is dan ook teleurstellend. De drie
verdragen worden nog steeds aangehaald als de hoekstenen van het drugbeleid. Ook hier weer
de utopische belofte van een drugsvrije wereld. Positief echter is evenwel het aanhalen van
eventuele flexibiliteit binnen de verdragen, het proportioneel straffen, de nood aan ook socio49
economische maatregelen en dus de erkenning van een meer holistische aanpak (General
Assembly, 2016).
Dat de VN-verdragen onaantastbaar zijn voorlopig, kwam pijnlijk tot uiting in een soort
voorakkoord tussen de Verenigde Staten en de Europese Unie om allebei dit topic op hun nonpaper te zetten. De notie van flexibiliteit komt beide grootmachten echter wél goed uit. De VS
kan zo zijn geloofwaardigheidscomplex wat oplossen en ook de Europese Unie kan verder
experimenteren met harm reduction, alternatieve straffen voor gevangenisstraffen,… Ook
andere grootmachten als Rusland en China komt dit goed uit. Zij kunnen namelijk door de
flexibiliteit ook strenger gaan bestraffen (Bewley-Taylor & Jelsma, 2016).
Toch is het duidelijk dat de consensus van voordien verdwenen is. Ook Canada herhaalde zo
bijvoorbeeld zijn belofte om de cannabiswetgeving te herzien. De Colombiaanse president
Santos uitte opnieuw zijn ongenoegen over de disproportionele prijs die zijn continent betaalt,
terwijl andere landen aan het experimenteren gaan. Een opmerkelijke passage uit het Pathways
scenario – dat al in 2013 gepubliceerd werd dus! – lijkt hier van toepassing:
‘In 2016, the UNGASS discusses all these issues, but ends in disagreement. The differences of
opinion about the way forward cannot be negotiated down to a new consensus. Diplomatic
efforts are required to avoid an explicit demonstration of disagreement, so the session ends
with the adoption of a bland declaration to mask the breakdown of the global drug control
consensus’ (Organization of American States, 2013c, p.49)
De lijn van dit scenario verder volgend, gaan we nu verder in op enkele landelijke initiatieven
in Latijns-Amerika. Deze alternatieven spitsen zich vaak toe op cannabis en niet op cocaïne die
het grootste voorwerp uitmaakte van de door VS geleide War on Drugs. Desalniettemin maakte
cannabis al die jaren ook uit van de gevoerde politiek. Er werd geen onderscheid gemaakt. De
vele hervormingsactivisten, geleerden, politieke leiders, het Pathways scenario,… gaan er
allemaal van uit dat er met cannabis geëxperimenteerd kan worden. Iets waar ze in Uruguay
zeker naar geluisterd hebben.
50
5. Nationale initiatieven
Het VN-kader rond drugs aanpassen mag dan al bijna een sisyfusarbeid zijn, landelijke kaders
zijn iets makkelijker aan te passen. Ook al zijn de verdragen ondertekend, het controleorgaan
van de Verenigde Naties, namelijk het INCB of International Narcotics Control Board, is
veeleer een reus op lemen voeten (Vanhee et al., 2015). Fijnaut en De Ruyver (2014)
argumenteren dat hoewel verdragen eens ze ondertekend zijn nageleefd moeten worden, er
weinig sancties tegenover staan. Enkel een politiek spel ontwikkelt zich dan, waarbij de inbreuk
als onaanvaardbaar wordt voorgesteld. De macht ligt evenwel in handen van het betreffende
land dat zijn soevereiniteit aanwendt om zijn beslissing door te voeren. Zo besliste Bolivië in
2011 om zich terug te trekken uit het Enkelvoudig Verdrag van 1961 om er in 2013 zich terug
bij aan te sluiten met uitzondering van de bepalingen op het strafbaar stellen van het cocablad
(Carvalho, 2013; Youngers, 2014).
De commotie was nog groter wanneer Uruguay als eerste land ter wereld de volledige
cannabisketen regulariseerde eind 2013 (Armenta et al., 2012; Garat, 2016; Youngers, 2014).
De meest gebruikte illegale drug van dit land, met een ooit-gebruikt percentage van 20% in de
populatie tussen de 15 en 65 jaar, werd vanaf toen van productie tot consumptie gereguleerd en
dit ondanks de ondertekende internationale verdragen (Garat, 2016).
Ondanks dat een groot deel van de bevolking tegen de nieuwe wet was, voerde toenmalig
president Mujica het plan door en baande het zich een weg naar de senaat (Boidi, Queirolo,
Cruz, & Bello-Pardo, 2015; Crandall, 2014). Het nieuwe beleid was onderdeel van een breder
veiligheidsplan genaamd Strategy for Life and Coexistence dat in 2012 werd voorgesteld.
Uruguay mag dan wel nooit aan de frontlinie gelegen hebben van de War on Drugs en een van
de veiligste landen van de regio zijn, toch was het onveiligheidsgevoel in die jaren enorm
gestegen (Vanhee et al., 2015). Door een verstrenging in Peru, Colombia en Bolivië in de jaren
2000 op de precursoren die nodig zijn om cocaïne te maken, werd vanuit die landen nu een
onafgewerkte cocabase vervoerd naar Chili, Argentinië en ook Uruguay. Hier werd het
productieproces dan afgerond. Het gevolg was echter dat deze paco gedumpt werd op de lokale
markten, wat voor een stijging zorgde in gebruik, maar ook in geweld (Garibotto et al., 2006).
Hoewel in Uruguay het probleem nooit enorme proporties aannam, groeide het
onveiligheidsgevoel evenwel enorm (Von Hoffman, 2015). De regularisatie van de
cannabismarkt beoogde zo om het criminele milieu een financiële slag toe te brengen, aangezien
dat cannabis nog steeds een groot deel van hun inkomsten uitmaakte (Boidi et al., 2015).
51
Daarnaast kon men ook tegemoet komen aan een grote inconsistentie in de drugswetgeving en
tevens ook het streefdoel van een grootschalige sociale beweging, Regulacion Responsabile
(Aguiar & Musto, 2015). Ook al had Uruguay nooit het bezit voor persoonlijk gebruik
gecriminaliseerd, toch werden mensen vaak bestraft omdat de kwantitatieve maatstaf voor een
persoonlijke ‘portie’ uitermate vaag was. Deze beoordeling werd dan ook een bevoegdheid van
de rechterlijke discretionaire macht en leidde in de praktijk toch tot veel veroordelingen. Met
de nieuwe wet werd getracht om ook hieraan tegemoet te komen (Vanhee et al., 2015).
Volgens die nieuwe wet zijn er drie manieren om zich legaal van cannabis te voorzien, die
elkaar wel uitsluiten. Men kan zelf zes planten thuis kweken en dit met een maximumoogst van
480 gram per jaar. Ofwel kan de gebruiker zich aansluiten bij een cannabis social club waarbij
15 tot 45 leden een totaal van 99 planten telen. Ook hier telt het maximum van 480 gram per
jaar per persoon. Als laatste optie kan er tot 40 gram per maand of 10 gram per week gekocht
worden in de staatsapotheek. Deze laatste optie is evenwel nog niet in werking getreden (Boidi
et al., 2015; Fijnaut & De Ruyver, 2014; Garat, 2016; Vanhee et al., 2015).
Ook Jamaica paste zijn cannabiswetgeving recent aan. Vanaf april 2015 werd het bezit van om
en bij de 50 gram voor recreationeel gebruik gedecriminaliseerd. Ook het gebruik voor
medische, therapeutische, wetenschappelijke, maar ook religieuze (cf. de Rastafari-
gemeenschap) doeleinden wordt toegestaan. Het komt er op neer dat elk huishouden vijf
cannabisplanten mag telen (Niaah, 2016). Bij de totstandkoming van deze wetgeving kwam de
dubbele positie van de ‘flexibiliteitsdoctrine’ van de Verenigde Staten pijnlijk tot uiting. Aan
de ene kant stelde de VS dat Jamaica wel degelijk legale verplichtingen heeft onder het
internationale kader, maar aan de andere kant moet er wel wat tolerantie zijn. Zo komt het dat
Jamaica er alles aan moet doen om de cannabishandel naar de Verenigde Staten zo goed
mogelijk droog te leggen (Fox, 2015). De flexibiliteit geldt dus enkel wanneer de VS ermee
akkoord kan gaan of iets mee kan winnen (Niaah, 2016).
In Mexico, ook een voortrekker in het debat op internationaal vlak, werd in 2009 een wet
gestemd om geen criminele sancties meer te voorzien op het bezit voor persoonlijk gebruik
(Carvalho, 2013). In de andere twee landen die internationale voortrekkers zijn, gaat het echter
iets trager. Molina, voormalig president van Guatemala, die zo actief was op het internationale
toneel, heeft ondanks zijn vele voorstellen zelf weinig substantieel veranderd. Tijdens zijn
regeerperiode zijn er wel meerdere evaluaties gehouden en werd de verschuiving naar een
gezondheidsaanpak duidelijk, maar grote wijzigingen zijn er echter niet (Feilding & Ochoa,
2016). Ook bij Santos in Colombia is dit het geval. Het debat leeft er, maar effectieve
52
aanpassingen zijn er (nog) niet (Uprimny & Guzmán, 2016). Tijdens de vredesgesprekken met
het FARC zijn er evenwel belangrijke beloftes gemaakt omtrent het drugsvraagstuk. In 2014
kwamen de overheid en het FARC overeen dat ze samen zouden instaan voor crop substitution
programs waarbij illegale cocaplantages vervangen zouden worden door legale producten. Ook
beloofde het FARC om zijn banden met de drugstrafiek na het vredesakkoord door te knippen
(Gurney, 2014). De eerste overeenkomst kreeg alvast in juni 2016 een vervolg wanneer het
FARC en de overheid een eerste pilootprogramma beloofden op te zetten (Gagne, 2016).
Het ligt niet in de scope van deze masterproef om alle mogelijke hervormingen en
vernieuwingen in Latijns-Amerika op te sommen. De boodschap is echter duidelijk. De
drugswetgeving wordt in de komende jaren in vele landen een bron van discussie en debat. Het
beleid dat vele jaren door de Verenigde Staten werd gepromoot, brokkelt langzaamaan af. De
consensus – al dan niet opgelegd door bepaalde mechanismen – is weg en als we het voorbeeld
van bepaalde landen volgen, dan zien we dat het Pathways scenario toch eigenaardig veel de
werkelijkheid weerspiegelt.
6. Besluit
De War on Drugs is gefaald in haar eigenlijke opzet om het drugsaanbod te doen dalen.
Ondanks de mano dura aanpak die vanuit de Verenigde Staten werd gepromoot, blijft de
drugsmarkt welig tieren. Een belangrijk effect is hiervoor de oorzaak. Het balloneffect zorgt
ervoor dat waar er op één plaats ‘successen’ worden geboekt op vlak van het terugdringen van
de cocateelt bijvoorbeeld, deze gewoon ergens elders terug floreert. Ook het geweld kent
dezelfde verschuiving.
De gevolgen zijn desastreus te noemen. In het noordelijke deel van het Amerikaanse continent
zijn dit vooral gezondheidsproblemen, aangezien de consumptie traditioneel hier het hoogst is.
Kijken we meer naar het zuiden, dan zien we dat deze landen waarlijk het slachtoffer zijn van
dit beleid. Zowel op politiek vlak als op het sociale, economische, veiligheid,… hebben drugs
en de bijhorende tegenreactie een invloed. Gegijzelde rechtssystemen, corruptie, een
opflakkering van geweld,… het noopt de leiders van deze landen ertoe om op zoek te gaan naar
nieuwe beleidsopties.
De ommekeer kwam er al gedeeltelijk in 1998 toen de Verenigde Naties een speciale zitting
hielden rond de problematiek. Deze kwam er op vraag van Mexico om het beleid te
herevalueren en eventueel te herzien. De conclusie was evenwel naïef te noemen. Het beleid
53
werd opnieuw bevestigd en alles werd in het werk gesteld om naar een wereld zonder drugs te
gaan. De VN-verdragen werden opnieuw verzegeld.
In 2008 probeerde men het opnieuw. Een groep van ex-presidenten vormde de Latin American
Commission on Drugs and Democracy, onder leiding van Cardoso (Brazilië), Gaviria
(Colombia) en Zedillo (Mexico). Het doel van deze groep was om het debat terug nieuw leven
in te blazen door een evaluatie te maken van het beleid. Zij publiceerden in 2009 een rapport
waarbij ze een totale ommekeer voorstelden. De nadruk zou komen te liggen op een
gezondheidsperspectief. In 2010 kreeg deze groep versterking door onder andere Kofi Annan
en vormden zij samen de Global Commission on Drug Policy. Ook zij publiceerden een
vernietigend rapport over de War on Drugs. Ook zittende presidenten Santos en Molina
ondertekenden dit.
Het taboe was opnieuw doorbroken. Molina riep op na verkennende gesprekken om in maart
2012 in Antigua verder te spreken. Na enkele ‘bezoeken’ van de Verenigde Staten aan bepaalde
landen in Centraal-Amerika kwamen echter een aantal leiders niet opdagen. Desalniettemin kon
Molina wel de aandacht vestigen op de gesprekken door zijn controversiële voorstellen. Niet in
het minst het voorstel om een corridor te creëren tussen Noord- en Zuid- Amerika waarlangs
cocaïne een vrij beloop zou kennen.
De toon leek alvast gezet voor de top te Cartagena. Obama kreeg tal van vragen en kritieken
te verwerken op het beleid dat door zijn land gepromoot werd en wordt. Al bracht de top zelf
weinig alternatieve opties, de Organization of American States kreeg wel het mandaat om dit
te onderzoeken. Een jaar later legde zij twee rapporten neer die allesbehalve een blad voor de
mond namen. Het analytische rapport gaf een overzicht van alle effecten van druggebruik en –
trafiek, maar ook van de reactie die erop volgde. Daarnaast gaf het voorspellende rapport enkele
scenario’s voor de toekomst, waar vooral het Pathways scenario baanbrekend te noemen is.
Toch bleken sommige landen wat teleurgesteld. Met name Mexico, Guatemala en Colombia
riepen op om opnieuw een United Nations General Assembly Special Session on Drugs te
houden rond dit thema. Nu het tij aan het keren was, leek dit het ideale moment. Waren de
rapporten van de OAS nog historisch vernieuwend, dan was deze UNGASS een duidelijke
sisser. Opnieuw werd het huidige beleid bevestigd en niet in het minst omdat de VS samen met
de Europese Unie had afgesproken om niet aan de verdragen te tornen.
De algemene consensus is echter weg. Niet in het minst door de moeilijke positie waar de VS
nu inzit. Zij kan het zich niet langer meer veroorloven om als internationale politieagent op te
54
treden, wanneer het zelf de verdragen niet nakomt. De legalisering van cannabis in
verschillende staten, zorgt voor een geloofwaardigheidsprobleem waarbij de VS nu
flexibiliteit predikt ten aanzien van de verdragen.
Als het hen maar niet in de problemen brengt. Zo werd duidelijk bij de ontwikkelingen in
Jamaica, waar de VS zich inderdaad toleranter opstelt. Alleen moet Jamaica er wel voor zorgen
dat de cannabissmokkel naar de Verenigde Staten onder controle blijft.
Jamaica is een van de landen die niet bleef wachten op de uitkomst van de UNGASS. Zo ook
Uruguay niet. Dit land regulariseerde als eerste land ter wereld de gehele cannabisketen met de
bedoeling om de criminele markt te ondermijnen. Het Pathways scenario van de OAS lijkt
stilletjes aan waarheid te worden met landelijke initiatieven die elk hun eigen weg zoeken om
later naar een nieuwe consensus te groeien.
55
Hoofdstuk 4. Conclusie en discussie
Deze masterproef trachtte een antwoord te vinden op twee vragen. Ten eerste werd nagegaan
hoe de War on Drugs geframed werd in Latijns-Amerika door de Verenigde Staten en hoe deze
hiertoe hun macht gebruikten in de regio. Vervolgens werd nagegaan hoe het huidige debat
rond het drugsbeleid zich momenteel ontwikkelt.
Om deze antwoorden te vinden, werd vertrokken vanuit een theoretisch kader dat we concept
wars zijn gaan noemen. De Verenigde Staten kennen een traditie in het verklaren van de oorlog
aan allerlei concepten. Wanneer eind jaren ’80 communisme zijn aantrekkingskracht verloor,
werd dit meteen opgevuld door drugs. De VS deed dit om twee redenen. Ten eerste om zijn
exceptionalisme te verstevigen. Enkel de Verenigde Staten van Amerika zouden het
drugsprobleem uit de wereld kunnen helpen. De tweede reden valt hier nauw mee samen. Door
die internationale politierol op te nemen, behoudt het land ook zijn hegemonie in de wereld.
De VS had hiervoor enige tools tot zijn beschikking om dit toe te passen in Latijns-Amerika.
Ten eerste de reeds verworven hegemonie, die het land in staat stelde om ook deze nieuwe
concept war aan te voeren. Verder waren de verdragen van de Verenigde Naties op vlak van
drugs ook een belangrijk middel om hun macht verder uit te bouwen. Zeker wanneer de
Verenigde Staten een soort beloningsmechanisme uitbouwen die hierop gestoeld is. Het dreigen
met sancties, in de vorm van afschaffen van economische hulp bijvoorbeeld of het gewoon
uitvoeren ervan via het certificatieproces, zorgde ervoor dat bepaalde landen de door de VS
gezette beleidslijnen uitvoerden.
Dit werd bekeken aan de hand van twee case studies. Colombia kwam hier als eerste aan beurt.
De drugshistoriek van dit land wordt nu ook recent op Netflix uitgezonden en is als case
emblematisch voor de War on Drugs. De harde kingpin strategie en de klopjacht op eerst de
leiding van het Medellín-kartel en daarna van het Cali-kartel, zorgde voor een escalatie van
geweld in Colombia dat al zijn handen vol had met het FARC. Het Plan Colombia eind jaren
’90 moest hier soelaas brengen, maar desalniettemin schoot ook dit plan naast zijn doel.
Ondertussen eigenden de Verenigde Staten zich ook een nieuwe concept war toe.
Dit kwam tot uiting bij het bestuderen van de case Mexico. Hier werd de War on Terror
vervlochten met de War on Drugs. Dit land kende door een verschuiving van de drugtrafiek
door eerdere ‘successen’ van het gevoerde beleid, een ongekende stijging in geweld. Wanneer
president Calderón besloot in 2006 om hiertegen hard op te treden, was het hek helemaal van
56
de dam. De VS steunde echter dit beleid via het Mérida Initiative. En het geweld bleef maar
stijgen en gruwelijker worden… In 2012 gooide de nieuwe president Nieto het over een andere
boeg en verkoos socio-economische maatregelen te nemen. Het geweld daalde, maar recent is
er toch opnieuw een opflakkering te noteren.
De escalatie aan geweld, corruptie, enorme druk op de rechtssystemen, … en vooral het niet
behalen van het doel, namelijk een daling in het drugsaanbod, zorgt ervoor dat heel wat LatijnsAmerikaanse leiders snakken naar verandering. Dat het War on Drugs beleid gestoeld is op de
verdragen van de Verenigde Naties, maakt dat zij op het hoogste internationale toneel zich
proberen los te werken uit dit beleid. Eerst werden regionaal al grote stappen vooruitgezet. De
top in Cartagena en de rapporten die hieruit voortvloeiden zijn historisch te noemen. Nooit
eerder werden er op zo’n hoog niveau dergelijke progressieve uitspraken gedaan. Het
voorspellende rapport maakte melding van een scenario waarbij verschillende landen elk hun
eigen, onafhankelijke weg in slaan en hun eigen drugsbeleid zullen uitstippelen. De United
Nations General Assembly Special Session on Drugs in 2016 beloofde op dit elan verder te
gaan.
Deze laatste draaide echter uit op een sisser en de herbevestiging van de bestaande verdragen.
De consensus is evenwel volledig verdwenen en ook de Verenigde Staten kunnen het zich niet
meer veroorloven om hun macht te gebruiken inzake drugsbeleid. Sommige staten maken nu
zelf een directe schending uit van die internationale verdragen.
Zo ook Uruguay, dat niet wachtte om zijn veranderingen door te voeren. Als eerste land ter
wereld regulariseerde het in 2013 cannabis van zaad tot joint. De voedingsbodem van de
criminele markt, namelijk het geld, wordt zo verwacht een tegenslag te krijgen. Ook in Jamaica
paste men de cannabiswetgeving aan in 2015. Het Pathways scenario wordt steeds meer
werkelijkheid.
We mogen er dan ook vanuit gaan dat er in de nabije toekomst nog dergelijke initiatieven zullen
uitgevoerd worden. Guatemala en Colombia zijn uiterst actief op de internationale arena, maar
ook nationaal worden alle opties overlopen. Mexico besloot in 2009 om geen strafrechtelijke
sancties meer te voorzien op het bezit van drugs voor persoonlijk gebruik. De UNGASS mag
dan wel een teleurstelling zijn geweest, het ziet ernaar uit dat de Latijns-Amerikaanse landen
hun drugswetgeving terug in eigen handen gaan nemen.
57
Bibliografie
Aguiar, S., & Musto, C. (2015). The Green Ray. Regulation of Marijuana in Uruguay. Paper
presented at the 9th Annual ISSDP Conference, Ghent.
Armenta, A., Metaal, P., & Jelsma, M. (2012). A breakthrough in the making? Retrieved from
http://www.druglawreform.info/images/stories/documents/dlr21.pdf
Astorga, L. (2001). The Limits of Anti-Drug Policy in Mexico. International Social Science
Journal, 53(169), 427-434. doi:10.1111/1468-2451.00331
Ayling, J. (2005). Conscription in the War on Drugs: Recent reforms to the U.S. drug
certification process. International Journal of Drug Policy, 16(6), 376-383.
doi:http://dx.doi.org/10.1016/j.drugpo.2005.08.002
Bagley, B. (1988a). Colombia and the War on Drugs. Foreign Affairs, 67(1), 70.
Bagley, B. (1988b). The New Hundred Years War? US National Security and the War on
Drugs in Latin America. Journal of Interamerican Studies and World Affairs, 30(1),
161-182. doi:10.2307/165793
Bagley, B. (1989). Dateline Drug Wars: Colombia: The Wrong Strategy. Foreign Policy(77),
154-171. doi:10.2307/1148774
Banks, C. M., & Sokolowski, J. A. (2009). From War on Drugs to War against Terrorism:
Modeling the evolution of Colombia’s counter-insurgency. Social Science Research,
38(1), 146-154. doi:http://dx.doi.org/10.1016/j.ssresearch.2008.08.001
Bartilow, H. A., & Eom, K. (2009). Busting Drugs While Paying With Crime: The Collateral
Damage of U.S. Drug Enforcement in Foreign Countries. Foreign Policy Analysis,
5(2), 93-116. doi:10.1111/j.1743-8594.2009.00085.x
Bewley-Taylor, D. (2005). US concept wars, civil liberties and the technologies of
fortification. Crime, Law and Social Change, 43(1), 81-111.
doi:http://dx.doi.org/10.1007/s10611-005-4054-z
Bewley-Taylor, D. (2006). Watch This Space: Civil Liberties, Concept Wars and the Future
of the Urban Fortress. Journal of American Studies, 40(2), 233-255.
Bewley-Taylor, D., & Jelsma, M. (2014). Fatal Attraction: Brownfield's Flexibility Doctrine
and Global Drug Policy Reform. Retrieved from Amsterdam:
http://www.tni.org/article/fatal-attraction-brownfields-flexibility-doctrine-and-globaldrug-policy-reform
58
Bewley-Taylor, D., & Jelsma, M. (2016). UNGASS 2016: A Broken or B-r-o-a-d Consensus?
Retrieved from
Boidi, M., Queirolo, R., Cruz, J., & Bello-Pardo, E. (2015). Marijuana Legalization in
Uruguay and Beyond. Retrieved from https://lacc.fiu.edu/events/2015/marijuana-
legalization-in-uruguay-and-beyond/14561_sipa_marijuana-research_report2-1.pdf
Boyle, M. J. (2008). The War on Terror in American Grand Strategy. International Affairs
(Royal Institute of International Affairs 1944-), 84(2), 191-209.
Bush, G. W. (2001). Address to the Nation on the Terrorist Attacks. Retrieved from
http://www.presidency.ucsb.edu/ws/index.php?pid=58057
Campbell, H. (2005). Drug trafficking stories: Everyday forms of Narco-folklore on the U.S.–
Mexico border. International Journal of Drug Policy, 16(5), 326-333.
doi:http://dx.doi.org/10.1016/j.drugpo.2005.06.003
Campos, I. (2010). Degeneration and the Origins of Mexico's War on Drugs. Mexican
Studies/Estudios Mexicanos, 26(2), 379-408. doi:10.1525/msem.2010.26.2.379
Card, C. (2003). Questions regarding a War on Terrorism. Hypatia, 18(1), 164-169.
Carvalho, I. (2013). Latin America awakes: a review of the new drug policy debate. Retrieved
from
http://www.peacebuilding.no/var/ezflow_site/storage/original/application/cec0c2d61b
e4326b2038452c8a98a4f9.pdf
Chalk, P. (2011). The Latin American Drug Trade: Scope, Dimensions,Impact, and Response.
Retrieved from Santa Monica:
Chelluri, M. N. (2011). A new war on America's old frontier: Mexico's drug cartel
insurgency. Military Law Review, 210, 51-102.
Childress, J. F. (2001). The War Metaphor in Public Policy: Some Moral Reflections. In J. C.
Ficarotta (Ed.), THE LEADER‘S IMPERATIVE: ETHICS, INTEGRITY, AND
RESPONSIBILITY (pp. 181-197): Purdue e-Pubs.
Clark, I. (2009). Bringing Hegemony Back in: The United States and International Order.
International Affairs (Royal Institute of International Affairs 1944-), 85(1), 23-36.
Corva, D. (2008). Neoliberal globalization and the war on drugs: Transnationalizing illiberal
governance in the Americas. Political Geography, 27(2), 176-193.
doi:http://dx.doi.org/10.1016/j.polgeo.2007.07.008
Crandall, R. (2001). Explicit Narcotization: U.S. Policy toward Colombia during the Samper
Administration. Latin American Politics and Society, 43(3), 95-120.
59
Crandall, R. (2002). Clinton, Bush and Plan Colombia. Survival, 44(1), 159-172.
doi:10.1080/00396338.2002.9688545
Crandall, R. (2013). Drug Wars. Survival, 55(4), 229-240.
doi:10.1080/00396338.2013.823044
Crandall, R. (2014, 01/01). Is the U.S. the Last Country Still Fighting the Drug War?
Uruguay's new pot law is a big blow to Washington drug policy. New Republic.
Retrieved from http://www.newrepublic.com/article/116076/uruguays-potlegalization-bad-americas-war-drugs
Dangreau, J., Deben, L., De Greve, K., Delbrouck, L., De Waele, H., Lambrechts, M.-C., . . .
Van Steenbrugge, W. (2012). Wet & duiding drugwetgeving: Gent Larcier 2012.
De Hoyos, R. E., Gutierrez, C., & Vargas, J. V. (2016). Idle youth in Mexico : trapped
between the war on drugs and economic crisis. Retrieved from Washington, D.C.:
http://documents.worldbank.org/curated/en/2016/02/25873511/idle-youth-mexicotrapped-between-war-drugs-economic-crisis
Dean, W., Derouin, L., Fogel, M., Kania, E., Keefe, T., McCune, J., . . . Wilkason, C. (2012).
The war on Mexican cartels. Options for U.S. and Mexican policy-makers. Retrieved
from http://iop.harvard.edu/get-involved/research-policy-papers/war-mexican-cartels
Decorte, T., De Grauwe, P., & Tytgat, J. (2013). Cannabis: bis? Pleidooi voor een kritische
evaluatie van het Belgische cannabisbeleid: 2013.
Delgado-Ramos, G. C., Romano, S. M., xed, Bre, xf, & a, M. O. (2011). Political-Economic
Factors in U.S. Foreign Policy: The Colombia Plan, the Mérida Initiative, and
the Obama Administration. Latin American Perspectives, 38(4), 93-108.
Eberle, M. (2011). The logic of drug-related violence. A case study of Mexico from 2006 to
2011. (Master), Universiteit Nijmegen, Nijmegen. Retrieved from
http://gpm.ruhosting.nl/mt/2011MASG10EberleMiriam.pdf
Emerson, R. G. (2010). Radical Neglect? The "War on Terror" and Latin America. Latin
American Politics and Society, 52(1), 33-62.
Falco, M. (1992). Foreign Drugs, Foreign Wars. Daedalus, 121(3), 1-14.
Feilding, A., & Ochoa, J. F. (2016). Drug Policy in Guatemala: Constraints and
Opportunities. In C. B. Labate, C. Cavnar, & T. Rodrigues (Eds.), Drug Policies and
the Politics of Drugs in the Americas (pp. 53-70). Cham: Springer International
Publishing.
Felbab-Brown, V. (2014). Changing the game or dropping the ball? Mexico ‘s security and
anti-crime strategy under President Enrique Peña Nieto. Retrieved from
60
http://www.brookings.edu/~/media/research/files/papers/2014/11/mexico-security-
anti-crime-nieto-felbabbrown/mexico-security-anti-crime-nieto-v2-felbabbrown.pdf
Fijnaut, C., & De Ruyver, B. (2014). De derde weg: een pleidooi voor een evenwichtig
cannabisbeleid. Antwerpen: Intersentia.
Fox, E. (2015). US sends mixed signals on UN Drug Convention Flexibility. Retrieved from
http://www.talkingdrugs.org/us-sends-mixed-signals-on-un-convention-flexibility
Francis, J. N. P., & Mauser, G. A. (2011). Collateral damage: the 'War on Drugs', and the
Latin America and Caribbean region: policy recommendations for the Obama
administration. Policy Studies, 32(2), 159-177. doi:10.1080/01442872.2010.544451
Gagne, D. (2016). FARC-Govt Coca Accord Plants Seeds of Change in Colombia. Retrieved
from http://www.insightcrime.org/news-analysis/farc-govt-coca-agreement-plantsseeds-of-change-in-colombia
Garat, G. (2016). Uruguay: A Way to Regulate the Cannabis Market. In C. B. Labate, C.
Cavnar, & T. Rodrigues (Eds.), Drug Policies and the Politics of Drugs in the
Americas (pp. 209-226). Cham: Springer International Publishing.
Garibotto, G., Metaal, P., Fraser, B., & Equipo Intercambios. (2006). Paco Under Scrutiny:
The Cocaine Base Paste Market in Argentina, Uruguay and Brazil. Retrieved from
https://www.tni.org/en/archives/know/34
General Assembly. (2016). A/RES/S-30/1. Our joint commitment to effectively addressing and
countering the world drug problem. Retrieved from New York: https://documentsdds-ny.un.org/doc/UNDOC/GEN/N16/110/24/PDF/N1611024.pdf?OpenElement
Giacomello, C. (2014). Proposals for alternatives to criminal prosecution and incarceration
for drugrelated offenses in Latin America. Retrieved from London:
Global Commission on Drug Policy. (2011). War on Drugs: Report of the Global
Commission on Drug Policy: Global Commission on Drug Policy.
Gootenberg, P. (2012). Cocaine's Long March North, 1900-2010. Latin American Politics and
Society, 54(1), 159-180.
Gurney, K. (2014). Colombia Govt, FARC Agree on Drug Trade as Election Approaches.
Retrieved from http://www.insightcrime.org/news-briefs/colombia-govt-farc-agreeon-drug-trade-as-election-approaches
Hagmann, T., & Péclard, D. (2010). Negotiating Statehood: Dynamics of Power and
Domination in Africa. Development and Change, 41(4), 539-562. doi:10.1111/j.14677660.2010.01656.x
61
Hardt, M., & Negri, A. (2004). Multitude : war and democracy in the age of Empire: New
York (N.Y.) : Penguin press.
Heinle, K., Ferreira, O., & Shirk, D. (2016). Drug Violence in Mexico: Data and Analysis
Through 2015. Retrieved from San Diego:
Hobson, C. (2014). Privatising the war on drugs. Third World Quarterly, 35(8), 1441-1456.
doi:10.1080/01436597.2014.946261
Holmes, J. S., Sheila Amin, G., xe, rrez de, P., xf, eres, & Kevin, M. C. (2006). Drugs,
Violence, and Development in Colombia: A Department-Level Analysis. Latin
American Politics and Society, 48(3), 157-184.
Insulza, J. M. (2015). Democratic Governance: OAS 2005-2015. Retrieved from
http://www.oas.org/docs/publications/Democratic-Governance-ENG-WEB.pdf
Inter-American Drug Abuse Control Commission. (2015). Report on Drug Use in the
Americas 2015. Retrieved from
http://www.cicad.oas.org/oid/pubs/DrugUseAmericas_ENG_web.pdf
James, F. (2012). Regional drug summit draws tepid support. Retrieved from
https://jameslfredrick.com/2012/03/30/regional-drug-summit-draws-tepid-support/
Jelsma, M. (2003). Drugs in the UN system: the unwritten history of the 1998 United Nations
General Assembly Special Session on drugs. International Journal of Drug Policy,
14(2), 181-195.
Jelsma, M. (2012). Chronicle of a debate foretold. Retrieved from
http://www.druglawreform.info/en/weblog/item/3340-chronicle-of-a-debate-foretold?
Kaldor, M. (2013). In Defence of New Wars. Stability: International Journal of Security and
Development, 2(1), ART.4. doi:http://doi.org/10.5334/sta.at
Kaskowitz, S. (2013). God Bless America: The Surprising History of an Iconic Song. Oxford:
Oxford University Press.
Killebrew, R., Irvine, M., & Glaser, D. (2012). A New U.S.-Colombian Relationship:
Transnational Crime and U.S. National Security. Orbis, 56(2), 233-248.
doi:http://dx.doi.org/10.1016/j.orbis.2012.01.006
Kozloff, N., & Weinberg, B. (2014). Honduras and the Political Uses of the Drug War.
Retrieved from http://nacla.org/news/honduras-and-political-uses-drug-war
Laats, A., & O'Flaherty, K. (1990). Colombia: Human Rights Implications of United States
Drug Control Policy. Harvard Human Rights Journal, 3, 186-194.
Lindau, J. D. (2011). The Drug War's Impact on Executive Power, Judicial Reform, and
Federalism in Mexico. Political Science Quarterly, 126(2), 177-170_178.
62
Loveman, B. (2004). Review of Bad Neighbor Policy: Washington's Futile War on Drugs in
Latin America. [Bad Neighbor Policy: Washington's Futile War on Drugs in Latin
America, Ted Galen Carpenter]. Latin American Politics and Society, 46(1), 165-171.
Lyons, K. M. (2016). Decomposition as Life Politics: Soils, Selva, and Small Farmers under
the Gun of the U.S.–Colombia War on Drugs. Cultural Anthropology, 31(1), 56-81.
Marcy, W. (2010). The politics of cocaine: how U.S. policy has created a thriving drug
industry in Central and South America. Chicago: Lawrence Hill Books.
Marshall, J. (1991). Hidden Agendas in the War on Drugs. OAH Magazine of History, 6(2),
30-31.
McClennen, S. A. (2006). The Geopolitical War on U.S. Higher Education. College
Literature, 33(4), 43-75.
Mercille, J. (2011). Violent Narco-Cartels or US Hegemony? The political economy of the
‘war on drugs’ in Mexico. Third World Quarterly, 32(9), 1637-1653.
doi:10.1080/01436597.2011.619881
Metaal, P., & Youngers, C. (2011). Systems overload: Drug laws and prisons in Latin
America. Retrieved from
http://www.druglawreform.info/images/stories/documents/Systems_Overload/TNISystems_Overload-def.pdf
Morales, W. Q. (1989). The War on Drugs: A New US National Security Doctrine? Third
World Quarterly, 11(3), 147-169.
Morris, S. K. (2003). Colombia: prohibition's frontline. International Journal of Drug Policy,
14(2), 209-212. doi:http://dx.doi.org/10.1016/S0955-3959(03)00011-2
Morton, A. D. (2012). The War on Drugs in Mexico: a failed state? Third World Quarterly,
33(9), 1631-1645. doi:10.1080/01436597.2012.720837
Neumann, V. (2006). The Incoherence of US Counternarcotics Policy in Colombia: Exploring
the Breaches in the Policy Cycle. European Journal of Development Research, 18(3),
412-434. doi:10.1080/09578810600893494
Niaah, J. A. H. (2016). Ganja Terrorism and the Healing of the Nation. In C. B. Labate, C.
Cavnar, & T. Rodrigues (Eds.), Drug Policies and the Politics of Drugs in the
Americas (pp. 227-243). Cham: Springer International Publishing.
Nieto, J. Z., & Stoller, R. (2007). U.S. Security Policies and United States-Colombia
Relations. Latin American Perspectives, 34(1), 112-119.
Nixon, R. (1971). Remarks About an Intensified Program for Drug Abuse Prevention and
Control. Retrieved from http://www.presidency.ucsb.edu/ws/?pid=3047
63
O'Neil, S. (2009). The Real War in Mexico. Foreign Affairs, 88(4), 63-60_67.
Organization of American States. (2012a). Communiqué from the heads of state and
government of the americas to confront and combat transnational organized crime in
the hemisphere [Press release]
Organization of American States. (2012b). From Cartagena Forward. VI summit of the
Americas Cartagena - Colombia 2012. Retrieved from http://www.summitamericas.org/pubs/ctg_fwd_en.pdf
Organization of American States. (2012c). Official Documents from the Summits of the
Americas Process From Port of Spain (2009) to Cartagena de Indias (2012).
Retrieved from http://www.summit-americas.org/pubs/pos_ctg.pdf
Organization of American States. (2012d). Peace, Security, Democracy and Development.
Retrieved from https://www.oas.org/docs/publications/OAS-Peace-SecurityDemocracy-Development.pdf
Organization of American States. (2013a). The Drug Problem in the Americas. Retrieved
from
http://www.oas.org/documents/eng/press/Introduction_and_Analytical_Report.pdf
Organization of American States. (2013b). The drug problem in the Americas: Studies. Drugs
and development. Retrieved from
http://www.cicad.oas.org/drogas/elinforme/informeDrogas2013/drugsDevelopment_E
NG.pdf
Organization of American States. (2013c). Scenarios for the Drug Problem in the Americas:
2013-2025. Retrieved from
http://www.oas.org/documents/eng/press/Scenarios_Report.PDF
Organization of American States. (2014). The OAS drug report: 16 months of debate and
consensus. Retrieved from Guatemala:
Parker, C., & Moore, P. (2007). The War economy of Iraq. Middle East Report,
243(Summer).
Patman, R. G. (2006). Globalisation, the New US Exceptionalism and the War on Terror.
Third World Quarterly, 27(6), 963-986.
Paul, C., Clarke, C., & Serena, C. (2014). Mexico is not Colombia: Alternative Historical
Analogies for Responding to the Challenge of Violent Drug-Trafficking Organizations.
Retrieved from Santa Monica:
64
Peceny, M., & Durnan, M. (2006). The FARC's Best Friend: U.S. Antidrug Policies and the
Deepening of Colombia's Civil War in the 1990s. Latin American Politics and Society,
48(2), 95-116. doi:10.1111/j.1548-2456.2006.tb00348.x
Reagan, R. (1986). Speech to the Nation on the Campaign Against Drug Abuse Retrieved
from http://millercenter.org/president/reagan/speeches/speech-5465
Rincón-Ruiz, A., & Kallis, G. (2013). Caught in the middle, Colombia’s war on drugs and its
effects on forest and people. Geoforum, 46, 60-78.
doi:http://dx.doi.org/10.1016/j.geoforum.2012.12.009
Rojas, L., & Stargardter, G. (2016). Mexico to extradite drug boss Guzman to U.S., won't face
death penalty. Reuters.
Rolles, S., Murkin, G., Powell, M., Kushlick, D., & Slater, J. (2012). The Alternative World
Drug Report. Retrieved from http://countthecosts.org/sites/default/files/AWDR.pdf
Rosenblum, L. (2003). Drugs, Blackhawks and Bodies: the impact of US counternarcotics
policy on Human Rights in Colombia. American University. working paper published
to the web.
Sanders, B. (1991). American Eye: Lock and Load: Los Angeles on Alert. The North
American Review, 276(1), 9-13.
Schedler, A. (2014). The criminal subversion of Mexican democracy. Journal of Democracy,
25(1), 5-18.
Scott, C. V. (2009). Imagining Terror in an Era of Globalization: U.S. Foreign Policy and the
Construction of Terrorism after 9/11. Perspectives on Politics, 7(3), 579-590.
Seelke, C., & Finklea, K. (2011). U.S.-Mexican Security Cooperation: The Mérida Initiative
and Beyond. Retrieved from
Segura, R. (2014). The Global Drug Policy Debate Experiences from the Americas and
Europe. Retrieved from http://www.wacommissionondrugs.org/wp-
content/uploads/2013/12/Global-Drug-Policy-Debate-Experiences-2013-11-28.pdf
Sharpe, K. (2006). Realpolitik or Imperial Hubris: The Latin American Drug War and U.S.
Foreign Policy in Iraq. Orbis, 50(3), 481-499.
doi:http://dx.doi.org/10.1016/j.orbis.2006.04.007
Shue, H. (2008). Concept Wars. Survival, 50(2), 185-192. doi:10.1080/00396330802034341
Smet, V. U., De Ruyver, B., Colman, C. R. E., Surmont, T., Pauwels, L. R. E., & Vander
Beken, T. (2013). SUPMAP: het aanbod van illegale drugs in België: wat weten we?
Een haalbaarheidsstudie van betrouwbare indicatoren voor het drugsaanbod: Gent
Academia Press 2013.
65
Solar, C. (2014). State, Violence, and Security in Mexico: Developments and Consequences
for Democracy. Mexican Studies/Estudios Mexicanos, 30(1), 241-255.
doi:10.1525/msem.2014.30.1.241
Springer, A. P. (2003). [Review of Driven by Drugs: U.S. Policy toward Colombia. [Driven
by Drugs: U.S. Policy toward Colombia, Russell Crandall]. Latin American Politics
and Society, 45(3), 158-163.
The Global Commission On Drug Policy. (2014). Taking control: Pathways to drug policies
that work. Retrieved from
http://static.squarespace.com/static/53ecb452e4b02047c0779e59/t/540da6ebe4b06867
8cd46df9/1410180843424/global_commission_EN.pdf
The Mesoamerican Working Group. (2013). Rethinking the Drug War in Central America
and Mexico. Retrieved from
http://www.drugpolicy.org/sites/default/files/Rethinking_Drug_War_Central_America
_and_Mexico.pdf
Thoumi, F. E. (2002). Illegal Drugs in Colombia: From Illegal Economic Boom to Social
Crisis. The ANNALS of the American Academy of Political and Social Science, 582(1),
102-116. doi:10.1177/000271620258200108
Thoumi, F. E. (2003). Illegal Drugs, Economy, and Society in the Andes. Baltimore: The
Johns Hopkins University Press.
Tickner, A. B. (2003). Colombia and the United States: From counternarcotics to
counterterrorism. Current History, 102(661), 77-85.
Tokatlian, J. G. (1988). National Security and Drugs: Their Impact on Colombian-US
Relations. Journal of Interamerican Studies and World Affairs, 30(1), 133-160.
doi:10.2307/165792
Toro, M. C. (1999). The Internationalization of Police: The DEA in Mexico. The Journal of
American History, 86(2), 623-640. doi:10.2307/2567049
United Nations Office on Drugs and Crime. (2009). A century of international drug control.
Retrieved from Wenen: http://www.unodc.org/documents/data-andanalysis/Studies/100_Years_of_Drug_Control.pdf
Uprimny, R., & Guzmán, D. E. (2016). Seeking Alternatives to Repression: Drug Policies and
the Rule of Law in Colombia. In C. B. Labate, C. Cavnar, & T. Rodrigues (Eds.),
Drug Policies and the Politics of Drugs in the Americas (pp. 87-103). Cham: Springer
International Publishing.
66
USAID. (2015, 28/05/2015). USAID history. Retrieved from https://www.usaid.gov/whowe-are/usaid-history
Vanhee, J., De Ruyver, B. p., & Decorte, T. p. (2015). Cannabis of het graf: een kritische
analyse van het Uruguayaanse cannabisbeleid: 2015.
Villamizar, R. (2003). The good, the bad, the ugly, and the Colombian peace plan. Crime,
Law and Social Change, 40(1), 25-31. doi:10.1023/A:1024929617023
Von Hoffman, J. (2015). The Politics of Drug Policy Reform: “Legalizing” Cannabis in
Uruguay (MPhil Latin American Studies), Oxford.
Vranckx, A. (2016a). Anachronisme in de Andes – of hoe een rustiek-rurale guerrilla een snel
ontwikkelend Latijns-Amerikaans land ten dans blijft dwingen. Conflict and
development. University. Ghent.
Vranckx, A. (2016b, 19/04/2016). [hoorcollege War on Drugs].
Walker, M. A. (2015). Borders, One-Dimensionality, and Illusion in the War on Drugs.
Environment and Planning D: Society and Space, 33(1), 84-100. doi:10.1068/d13138p
Wodak, A. (2012). Drug law reform: when bad policy is good politics. The Lancet,
380(9854), 1624-1626.
Wodak, A. (2014). The abject failure of drug prohibition. Australian and New Zealand
Journal of Criminology, 47(2), 190-201. doi:10.1177/0004865814524424
Youngers, C. (2014). A Turning Point for Drug Policy. Retrieved from
https://nacla.org/article/turning-point-drug-policy
67
Download