UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN Drugs als onderhandelingstafel van macht: van de War on Drugs naar alternatieve beleidsopties Wetenschappelijke verhandeling aantal woorden: 24 258 Jorne Vanhee MASTERPROEF MANAMA CONFLICT AND DEVELOPMENT PROMOTOR: PROF. DR. An Vranckx COMMISSARIS: DR. Maarten Hendriks ACADEMIEJAAR 2015 – 2016 Toegankelijkheidsverklaring Inzagerecht in de masterproef (*) Ondergetekende, ……………………………………………………. geeft hierbij toelating / geen toelating (**) aan derden, nietbehorend tot de examencommissie, om zijn/haar (**) proefschrift in te zien. Datum en handtekening ………………………….. …………………………. Deze toelating geeft aan derden tevens het recht om delen uit de scriptie/ masterproef te reproduceren of te citeren, uiteraard mits correcte bronvermelding. ----------------------------------------------------------------------------------- (*) Deze ondertekende toelating wordt in zoveel exemplaren opgemaakt als het aantal exemplaren van de scriptie/masterproef die moet worden ingediend. Het blad moet ingebonden worden samen met de scriptie onmiddellijk na de kaft. (**) schrappen wat niet past II Voorwoord Allereerst wil ik natuurlijk mijn promotor bedanken die mij gedurende het ganse proces begeleid heeft, maar ook mijn eigen weg liet zoeken in de drugspolitiek van Latijns-Amerika. Verder wil ik zeker ook mijn ouders, familie, vrienden en mijn vriendin bedanken op wie ik altijd kon rekenen voor een duwtje in de rug. Ten slotte nog een speciaal dankwoord voor de opleiding Conflict and Development. Zelden heb ik in één jaar tijd zo veel bijgeleerd als nu. III Abstract Deze masterproef beoogt om via een literatuurstudie de ontwikkelingen in Latijns-Amerika op vlak van drugsbeleid te onderzoeken. De relaties met de Verenigde Staten zijn hierbij van cruciaal belang. Er wordt dan ook nagegaan hoe de Verenigde Staten de War on Drugs heeft geframed in Latijns-Amerika en hoe deze zijn macht hiertoe gebruikte. Dit onderzoeken we aan de hand van twee case studies, namelijk Colombia en Mexico. Om deze eerste vraag te beantwoorden, maken we gebruik van een theoretisch kader dat we concept wars gaan noemen. Zo zullen we zien dat na 9/11 de War on Terror ook mee in het verhaal betrokken wordt. Ten tweede gaan we na hoe het debat dat tot op vandaag doorloopt, zich ontwikkelde. Hierin staan de top in Cartagena, de United Nations General Assembly Special Session on Drugs van 2016 en ook landelijke initiatieven zoals in Uruguay centraal. De Latijns-Amerikaanse landen grijpen nu de negatieve effecten van de door de VS gepromote War on Drugs aan om het internationale kader van de Verenigde Naties omtrent drugs, maar ook hun eigen landelijke wetgeving hiertoe aan te passen. Drugs worden nu aangegrepen om de macht over hun wetsystemen terug in eigen handen te nemen, zonder de bemoeizucht van de Verenigde Staten die zelf ondertussen experimenteren met hun drugswetgeving. IV Inhoud Toegankelijkheidsverklaring .................................................................................................................... II Voorwoord ............................................................................................................................................. III Abstract .................................................................................................................................................. IV Inleiding ................................................................................................................................................... 1 Hoofdstuk 1. Concept wars ..................................................................................................................... 4 1. Inleiding ....................................................................................................................................... 4 3. God bless America ....................................................................................................................... 6 2. 4. My fellow Americans ................................................................................................................... 4 Besluit ........................................................................................................................................ 11 Hoofdstuk 2. A real War on Drugs ......................................................................................................... 12 1. 2. Inleiding ..................................................................................................................................... 12 De neus van Uncle Sam ............................................................................................................. 12 Het drugsprobleem van de Verenigde Staten ............................................................................... 13 Een verandering in het discours .................................................................................................... 13 3. De Verenigde Staten als internationale politieagent .................................................................... 14 Plata o Plomo: de case Colombia .............................................................................................. 17 De opkomst van de kartels ............................................................................................................ 17 Een bewogen start......................................................................................................................... 18 De val van La Catedral ................................................................................................................... 20 Nieuwe spelers, oude bekenden ................................................................................................... 21 Plan Colombia ................................................................................................................................ 23 4. De conceptenmix ........................................................................................................................... 25 Narco terrorism en de Mexicaanse case ................................................................................... 26 Pax Narcotica ................................................................................................................................. 26 De Kiki moord ................................................................................................................................ 27 Narco terrorism ............................................................................................................................. 30 5. Mérida Initiative ............................................................................................................................ 31 Besluit ........................................................................................................................................ 36 Hoofdstuk 3. For the times they are a-changin’ .................................................................................... 39 1. Inleiding ..................................................................................................................................... 39 3. Een wind van verandering ......................................................................................................... 42 2. Over ballonnen en effecten....................................................................................................... 39 Het taboe doorbreken ................................................................................................................... 42 De weg naar Cartagena ................................................................................................................. 44 Een top met historische resultaten ............................................................................................... 45 V 4. 5. 6. Van Cartagena naar New York....................................................................................................... 48 De verwachte teleurstelling: UNGASS 2016 .............................................................................. 49 Nationale initiatieven ................................................................................................................ 51 Besluit ........................................................................................................................................ 53 Hoofdstuk 4. Conclusie en discussie...................................................................................................... 56 Bibliografie ............................................................................................................................................ 58 VI Inleiding “America's public enemy number one in the United States is drug abuse. In order to fight and defeat this enemy, it is necessary to wage a new, all-out offensive,” (Nixon, 1971). En een offensief werd het. Toen Nixon in 1971 zijn War on Drugs uitrolde, leek het een simpel gegeven. De heroïne die soldaat werd gemaakt door terugkerende Vietnamveteranen, mocht het land niet in gevaar brengen. Rehabilitatiecentra werden opgezet om hen van hun verslaving af te helpen. Eind jaren ’70 kreeg de VS echter te kampen met een nieuwe drugepidemie waarbij de bestaande remedie niet baatte. Cocaïne werd nu de nieuwe vijand. Agressief en frontaal in de aanval zouden de Verenigde Staten deze gaan aanpakken. Vreemd genoeg was de frontlinie niet in eigen land te vinden, maar in het zuiden van het Amerikaanse continent. De cocaïne die de yuppie door zijn neus snorde, kwam van dáár en nergens anders. Zo’n 45 jaar later zien we dat de veldmars echter gefaald is. De yuppie is vervangen door fuivende jeugd, maar de cocaïne blijft dezelfde of is zo nodig nog ongezonder (Loveman, 2004). En wat meer is, LatijnsAmerika recht nu ook zijn rug in het debat (Armenta, Metaal, & Jelsma, 2012; Youngers, 2014). De Verenigde Staten konden voor hun ius ad bellum gebruik maken van het raamwerk van de Verenigde Naties en de internationale drugsverdragen. Critici van dat raamwerk en voorstanders van een alternatief beleid hekelen echter het starre karakter van deze verdragen. Ook al zijn er wat openingen voor een wat gediversifieerdere aanpak – zoals harm reduction (Fijnaut & De Ruyver, 2014) – het blijft een wat eenzijdige kijk op de problematiek. Niet verwonderlijk dat er dan ook heel wat wetenschappelijke kritiek op dit beleid komt. Zelfs het United Nations Office on Drugs and Crime (UNODC) keek in eigen boezem en publiceerde een lijst met enkele ongewilde negatieve gevolgen van de War on Drugs. Zo creëerde het controlesysteem een enorm lucratieve, maar criminele zwarte markt of laat het balloneffect – een verhoogde druk op een bepaalde plaats, doet het ergens anders terug omhoog gaan – zich voelen op vlak van beleid, type drug of locatie (United Nations Office on Drugs and Crime, 2009). Ook andere negatieve gevolgen laten zich opmerken: corruptie, stijging van geweld, ondermijnen van de legitimiteit van instituties in bepaalde landen, vervuiling, ontbossing, bedreigingen voor de volksgezondheid,… (Rolles, Murkin, Powell, Kushlick, & Slater, 2012). Allemaal ongewild, maar het blijft negatief. Een groep Latijns-Amerikaanse landen eisen nu een democratisering van het debat en overwegen alternatieve beleidsvormen. Deze assertievere houding vloeit voort uit de perceptie 1 dat de regio een disproportionele prijs betaalt in de vorm van slachtoffers, gegijzelde rechtssystemen, corruptie,…(Armenta et al., 2012; Francis & Mauser, 2011; Youngers, 2014). Uruguay bijvoorbeeld regulariseerde cannabis in 2013 om deze gebruikers te scheiden van de illegale markt en zo een totale escalatie van geweld te voorkomen. Toegegeven, Uruguay heeft nooit aan de frontlinie van de War on Drugs gestaan, maar het weerspiegelt een onomkeerbare verandering in de geest van deze landen (Armenta et al., 2012; Vanhee, De Ruyver, & Decorte, 2015; Wodak, 2012). Neem daar dan nog eens het geloofwaardigheidscomplex van de Verenigde Staten bij, dat zelf aan het experimenteren slaat met het medische maar ook met het commerciële model van cannabisregularisatie, dan is de rekening snel gemaakt (Youngers, 2014). De top in Cartagena ( Colombia) in 2012 van de Organization of American States (OAS) is alvast een kantelpunt (Youngers, 2014). De rapporten die hieruit voortvloeiden, zijn baanbrekend op vlak van drugsbeleid en stellen zeker de War on Drugs in vraag (Fijnaut & De Ruyver, 2014). Dit alles gebeurde echter niet in het luchtledige: er ging een gans proces aan vooraf en het is zeker ook niet het eindpunt. Vandaar ook de nood om dit proces te documenteren. Zeker in het kader van de speciale zitting van Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (United Nations General Assembly Special Session of UNGASS) in 2016, is het belangrijk om één van de belangrijkste stemmen in dit debat te kennen (Vanhee et al., 2015). De onderzoeksvraag van deze masterproef is dan ook tweeledig. Ten eerste gaan we na hoe de War on Drugs geframed werd in Latijns-Amerika door de Verenigde Staten en hoe deze precies hun macht in de regio hiertoe gebruikten. Hierbij kijken we naar twee van de meest gekende cases, namelijk Colombia en Mexico. Ten tweede kunnen we dan, met kennis van zaken, nagaan hoe het huidige debat zich ontwikkelde en wat de vooruitzichten zijn. Samengevat lichten we in het eerste hoofdstuk het in deze masterproef gehanteerde theoretische en conceptuele kader toe. Hieronder valt wat we concept wars gaan noemen. Het tweede hoofdstuk betreft de eerste onderzoeksvraag, namelijk wat is de War on Drugs in Latijns-Amerika en welke rol hadden de Verenigde Staten hierin. Zoals hierboven al vermeld, komen hier de cases van Colombia en Mexico aan bod. In het derde hoofdstuk gaan we op zoek naar een antwoord op de tweede onderzoeksvraag. Dit hoofdstuk behandelt de nieuwe wind die door Latijns-Amerika waait en bespreekt onder meer de top van Cartagena, maar ook de aanloop hiernaartoe. Verder bekijken we ook enkele landelijke initiatieven en voorstellen. 2 Die voorstellen zullen zeker de drugspolitiek van de komende jaren gaan bepalen, vooral in de nasleep van de langverwachte United Nations General Assembly Special Session die in april 2016 gehouden werd. Het vierde en laatste hoofdstuk maakt enkele concluderende vaststellingen, maar zal ook enkele vooruitzichten en mogelijke ontwikkelingen poneren. 3 Hoofdstuk 1. Concept wars 1. Inleiding Vooraleer we kunnen beginnen met een analyse van de drugspolitiek in Latijns-Amerika en de rol die de Verenigde Staten hierin hebben gespeeld, is het belangrijk om een denkkader aan te bieden van waaruit deze analyse vertrekt. In dit hoofdstuk lichten we het begrip concept wars toe. De War on Drugs is zo’n oorlog en wanneer we deze oorlog plaatsen naast bijvoorbeeld de War on Terror en dan zeker vanuit een antropologisch perspectief, dan zien we dat er in deze oorlogen een onderliggende agenda speelt. Concept wars is een begrip dat Bewley-Taylor (2005) gebruikt om een voornamelijk binnenlandse politiek van de Verenigde Staten te verklaren. In deze thesis wordt dit begrip verbreed naar ook een buitenlandse politiek. Het hoofdkenmerk blijft echter hetzelfde: de afwezigheid van een echte vijand die zich kan overgeven, waardoor het conflict mogelijks voor altijd door kan woeden (Bewley-Taylor, 2005, 2006). De manier waarop conflict – of de metafoor ervan – aangewend wordt, zorgt ervoor dat er zich een nieuwe realiteit ontwikkelt waarin de VS drugs als middel aanwenden om hun macht in Latijns-Amerika uit te breiden en te verstevigen. Het hanteren van dit kader stelt ons in staat om de War on Drugs als een politiek geladen beleid te zien en niet louter als een prohibitionistisch drugsbeleid. Drugs worden zo een onderhandelingstafel van macht in de Latijns-Amerikaanse regio (Hagmann & Péclard, 2010). In wat volgt zullen we dus de rode draad doorheen de zogenaamde concept wars trachten bloot te leggen. 2. My fellow Americans “America has accomplished so much in these last few years, whether it's been rebuilding our economy or serving the cause of freedom in the world. What we've been able to achieve has been done with your help, with us working together as a nation united. Now, we need your support again. Drugs are menacing our society. They're threatening our values and undercutting our institutions. They're killing our children” (Reagan, 1986) 4 “Today our fellow citizens, our way of life, our very freedom came under attack in a series of deliberate and deadly terrorist acts. The victims were in airplanes or in their offices: secretaries, business men and women, military and Federal workers, moms and dads, friends and neighbors. Thousands of lives were suddenly ended by evil, despicable acts of terror” (Bush, 2001) Hoewel het niet in de scope van deze masterproef ligt om een retorische vergelijking te maken tussen de geciteerde presidenten, is het tegenover elkaar plaatsen van deze twee quotes toch wel frappant. Beiden vertrekken vanuit een verheerlijkt standpunt over hun samenleving. Beiden maken melding van een aanval op deze waarden en beiden geven de aanzet tot “a new, all-out offensive” (Nixon, 1971), om nog een andere ‘war on-propagandist’ te noemen. War on Crime, War on Poverty, War on Communism, War on Drugs, War on Terror, … Er lijkt alvast een lijn te zitten in de oorlogsgekte van Uncle Sam. Telkens wordt de oorlog verklaard aan een bepaald concept en geen specifieke vijand. Het lijkt alsof oorlog gewoon te populair is als metafoor om links te laten liggen bij de aanpak van problemen (Hardt & Negri, 2004; Sanders, 1991). Ook in ons eigen land vinden we de oorlogsmetafoor terug. Toen Bart De Wever de sjerp kreeg van Antwerpen, besloot die ook om de War on Drugs tactiek toe te passen. Demagogie of niet, dergelijke metaforen vormen ons denken, onze ervaringen en wat we doen. Een metafoor van oorlog benadrukt dan het conflict en versterkt deze (Childress, 2001). Volgens Hunter voeren de Verenigde Staten momenteel een culture war over hun waarden en identiteit. Al die ‘kleine’ sub-oorlogen zijn dus eerder te zien als een fundamenteel zoeken naar een Amerikaanse identiteit (Childress, 2001). Dat de VS zich wereldwijd opwerpt als dé moral crusader valt dan ook te begrijpen vanuit dit perspectief. Daarenboven geeft de internationale gemeenschap in een soort Fukuyama-denken ook de indruk dat de Verenigde Staten deze rol moeten spelen. Het is echter noodzakelijk om enkele zaken duidelijk te maken. Ten eerste is er een distinctie tussen deze verschillende oorlogen op vlak van reikwijdte. De eerdergenoemde voorbeelden van een oorlog tegen criminaliteit of armoede zijn veeleer op te vatten als een nationale politiek. De War on Communism, Drugs of Terror daarentegen hebben echter internationale repercussies (Bewley-Taylor, 2006). Verder heeft de oorlog tegen communisme een duidelijke geschiedkundige naam, namelijk de Koude Oorlog, en in navolging van de new wars-these vertrekt deze vanuit duidelijke geopolitieke of ideologische doelstellingen (Kaldor, 2013). 5 Vandaar komen we tot de War on Drugs en de War on Terror als onderdeel van deze postmoderne oorlogen. Deze zogezegde nieuwe oorlogen zouden vanuit identiteitsoverwegingen gevoerd worden (Kaldor, 2013). Hunter volgende zouden we kunnen stellen dat deze oorlogen tegen drugs en terreur ook op basis van identiteit gebeuren. Amerikanen werpen zich op als verdedigers van de wereld net omdat ze die wíllen zijn. De vraag is echter of geopolitieke doelstellingen niet meer aan de orde zijn. Hoewel Hardt en Negri (2004) argumenteren dat het gebruik van oorlog zowel ruimtelijk als temporeel onbeperkt wordt, richt de War on Drugs bijvoorbeeld zich bijna specifiek op Latijns-Amerika. Het drugsaanbod doen dalen bij de bron, de producerende landen, is dan ook de achterliggende logica in de amerikanisering van het drugsbeleid in deze landen (Bartilow & Eom, 2009). Aan de andere kant, de Verenigde Staten werpen zich niet op als internationale politieagent in de haven van Antwerpen dat toch een belangrijke draaischijf is in de internationale drugtrafiek… (Smet et al., 2013). Of in Turkije, dat toch een groot deel van de opiumproductie op zich neemt, maar toevallig een goeie bondgenoot is van de VS in de regio (Marshall, 1991). De War on Terror is zo al evenmin vrij van geopolitieke overwegingen. Eén land kan hier als sprekend voorbeeld dienen: Saoedi- Arabië. Ondanks de vele banden met terroristische bewegingen blijven zowel de VS als bijna het gehele Westen Saoedi-Arabië steunen. Wapens worden zelfs geëxporteerd vanuit België die dan via dit land in de handen van bijvoorbeeld IS-strijders terecht komen. 3. God bless America Voor een overzicht van de veelvuldige interpretaties van deze titel verwijs ik u graag naar het boek van Kaskowitz (2013): God Bless America: The Surprising History of an Iconic Song. Over het al dan niet McCarthiaans karakter hiervan om zich af te zetten tegen het seculiere communisme kan gedebatteerd worden, maar ook hier vinden we weer het identiteitsvormend karakter van een oorlogsretoriek terug. Desalniettemin, met het einde van de Koude Oorlog verloren de Verenigde Staten hun identiteitsbepalende tegenhanger, maar ook een duidelijk beeld van wat zijn national security intrests nu waren (Tickner, 2003). Doorheen de twintigste eeuw diende anticommunisme als national security doctrine, maar rond het begin van de jaren ’80 verloor het communisme zijn angstpotentieel. Dergelijke doctrine zorgde voor een bescherming van het nationale volk en territorium, maar ook van zijn politieke en economische belangen. Het internationale aspect 6 van communisme – en bij uitbreiding ook van drugs en terreur – zorgde er voor dat deze belangen en bedreigingen ervan virtueel overal verdedigd konden worden (Morales, 1989). Het verlies van de fear factor van communisme zorgde er op zijn beurt dan weer voor dat er een nieuwe en op wereldniveau bestaande vijand moest gezocht worden (Tickner, 2003). De drugsproblematiek stond als het ware aan de deur te kloppen om deze plaats in te vullen. In het begin van de jaren ’80 lanceerde Reagan dan ook een nieuw tijdperk in de drugpolitiek van de VS met Latijns-Amerika (Bagley, 1988b; Falco, 1992). Geterroriseerd door een cocaïne- epidemie en later ook nog een crackepidemie werd de oorsprong voor deze samenlevingsziekte ondergebracht in een soort ‘geo-coding’. Illegale drugs werden namelijk als een buitenlandse dreiging voor de nationale veiligheid gepresenteerd (Banks & Sokolowski, 2009; Corva, 2008). Dit zien we onder andere terug in het gebruik van het woord drugtrafiek. Volgens Tokatlian (1988) duidt dit woord op een probleem dat van buitenaf komt en de Amerikaanse samenleving bedreigt. Deze creatie van een sociologisch taalgebruik – waarbij een groep zich een bepaalde betekenis van een woord toe-eigent – over drugs zorgde ervoor dat de VS zich genoopt zag om als onkruidverdelger op te treden en het probleem bij de wortels aan te pakken (Tokatlian, 1988). Zoals eerder al aangegeven, was de achterliggende logica dat een verlaagd aanbod de prijzen zou doen stijgen waardoor gebruikers af zouden stappen van drugs (Bartilow & Eom, 2009). Om de overgang van de War on Communism naar de War on Drugs wat vlotter te doen verlopen, voerde Ronald Reagan een nieuwe denkwijze in. Cubanen, Sandinista’s en de verschillende guerrilla’s in Colombia werden gelinkt aan de drugtrafiek via de narco-guerrilla theory. De Amerikaanse jeugd werd overspoeld met drugs door deze communistische groeperingen. Drugs waren simpelweg een nieuw wapen in hun strijd volgens Reagan (Rosenblum, 2003). Het lijkt simpel, maar de geschiedenis leert ons dat de War on Drugs echter gefaald heeft (Wodak, 2014). En toch houden de Verenigde Staten ze in stand. Marshall (1991) wijst ons in dit verband op het volgende: “Just as some critics argue that drug laws and the police serve more as a means of social control in American cities than as impartial instruments of justice, one can also argue that drug enforcement abroad serves a broader agenda of political control in the Third World rather than simply disrupting the supply of drugs at their source” (Marshall, 1991, p.30) 7 Ook Corva (2008) is deze mening toegedaan. Deze auteur stelt dat de War on Drugs zodanig geframed is dat er een publieke perceptie heerst dat het drugsprobleem een anti-VS of anti- Westers debat wordt. Verder geeft Corva ook aan dat de narco-industrie een grote boom kende door de neoliberale politiek die sinds de jaren ’80 gevoerd wordt zodoende dat dit dus eigenlijk een vicieuze cirkel wordt. Zo zien we bijvoorbeeld dat Amerikaanse private veiligheidsbedrijven, zoals DynCorp, in Colombia neerstrijken. Van 1988 tot 1994 werd het bestaan ervan in Colombia ontkent. Via het Plan Colombia was DynCorp, waarin de meerderheid van de agenten zelf Colombianen waren, zelfs één van de grootste ontvangers van militaire hulp in Colombia (Hobson, 2014). Dergelijke bedrijven hebben er natuurlijk alle belang bij dat de oorlogssituatie in stand gehouden wordt. Als er niets te beveiligen valt, wat zal hen dan van werk voorzien? Het framen van een anti-VS-houding wordt ook duidelijk in bepaalde specifieke mechanismen van de War on Drugs zoals het certificatieproces. Dit mechanisme plaatst landen op een lijst op basis van hun coöperatie in deze oorlog. Op basis van hun verdiensten krijgen zij zo economische en militaire hulp. Doen ze dat niet, dan betekent dit een grote aderlating voor bepaalde landen als bijvoorbeeld Peru of Colombia. Het al dan niet op die lijst staan, kon ervoor zorgen dat bepaalde leningen bevroren werden (cf. infra) (Bagley, 1988b; Springer, 2003). Andere en wellicht geopolitieke motieven spelen hierin dan ook een rol. Zo bleef de CIA de Contra’s in Nicaragua steunen om het socialistische Sandinista-regime omver te werpen, ondanks hun aangetoonde affiliatie met de drugtrafiek (Marshall, 1991). Ook de Sandinisten zelf waren overigens niet vrij van banden met de kartels en boden zo onder andere onderdak aan Carlos Lehder, een belangrijke pion in het Medellín-kartel. Kijken we wat globaler – wat met een oplossing van de internationale drugtrafiek onlosmakelijk verbonden is – naar bijvoorbeeld Turkije, dan zien we dat de VS nooit hun opiumpraktijk in vraag gesteld hebben aangezien het bondgenootschap primeerde in de strijd tegen de USSR (Tokatlian, 1988). Toegegeven, deze voorbeelden gaan terug naar de Koude Oorlog, maar algemeen kunnen we stellen dat druggebruik wordt gezien als het gevolg van een beschikbaarheid die niet toevallig in periferielanden te vinden is. Zo kan de VS zijn morele ‘puurheid’ versterken waarop zijn zelfbeeld gestoeld is (Tickner, 2003). De War on Terror en de War on Drugs vertonen veel gelijkenissen. Net zoals de drugs in het begin, kwamen de terroristen letterlijk binnen gevlogen. Net zoals drugs, werd terrorisme niet gezien als een diffuus en niet-territoriaal probleem, maar plaatste de VS deze op een Axis of Evil (Tickner, 2003). Groot verschil is echter dat de War on Terror werkelijk de proportie 8 aannam van een oorlog. De mechanismes in de drugsoorlog zijn veel subtieler in vergelijking met de boots on the ground in het Midden-Oosten en zijn veeleer een ‘politionele oorlog’ (Hardt & Negri, 2004). Desalniettemin veranderde 9/11 de Amerikaanse wereldpolitiek. De aanval op eigen bodem zorgde ervoor dat de wereld keek naar de supermacht die plots toch niet zo ongenaakbaar was. Het gevolg was een totale hernieuwing en heropleving van de filosofie van ‘VS exceptionaliteit’. Om zich opnieuw als morele leider van de Westerse wereld op te werpen, maakten de Verenigde Staten van het vernietigen van terrorisme hun nieuwe kruistocht (Boyle, 2008; Patman, 2006). Zonder daarbij echter de War on Drugs te vergeten, want het gevoerde beleid in Latijns-Amerika kon moeilijk zomaar achter gelaten worden. Een slimme semantische keuze als ‘narco terrorist’ zorgde ervoor dat de hegemonie in Latijns-Amerika verder bestendigd kon worden (Emerson, 2010; Sharpe, 2006; Vranckx, 2016b). In dit licht is het toch even belangrijk om stil te staan bij het concept hegemonie. Dit begrip wordt hier niet alleen gezien als een passieve wereldstructuur, maar vooral als agency, als een beleidskeuze. Zo moet de Bush Doctrine na de aanslagen op de Amerikaanse – lees Westerse waarden – niet gezien worden om aan te tonen dat de hegemonische macht zich anders mag gedragen. Het wordt gezien net als een strategie waarbij de hegemonische macht die ze reeds bezat na het einde van de Koude Oorlog en ook de War on Drugs uitgebreid werd om ook het Midden-Oosten te gaan controleren (Clark, 2009; Scott, 2009). Opnieuw werd de national security bedreigd en opnieuw lag de oplossing niet in de VS zelf. In navolging van wat we bij Tokatlian zagen over het sociologisch taalgebruik – waarbij een bepaalde groep zich een betekenis van een woord toe-eigent – bij onder andere drugstrafiek, zien we ook bij de War on Terror dergelijke herinvullingen. Als we kijken naar de term preemptive strike zien we ook hier een strategische aanpassing. Het uitgangspunt van dergelijke aanval is dat er een ‘nakend’ gevaar is, wat dus een temporeel aspect inhoudt. Wat we zien bij de gehanteerde strategie van de Verenigde Staten is dat dit perspectief verdwijnt. Het louter hebben van wapens zorgt er al voor dat een aanval gerechtvaardigd is (Shue, 2008). Of die er nu zijn of niet… En hierbij zijn we aanbeland bij hét probleem met concept wars. De invulling van de oorlog is zo breed als de beginnende actor maar wil. Normaal gezien zijn er internationale regels om oorlogen te regelen binnen of tussen staten. Maar welke richtlijnen zijn er als de tegenpartij een 9 concept is? En hoe kan bijvoorbeeld een vredesproces gestart worden als er geen definieerbare tegenspeler is (Card, 2003)? Hier ligt dan ook het belangrijkste verschil tussen de conceptoorlogen tegen drugs en terrorisme tegenover de Koude Oorlog. Drugs en terreur zijn niet identificeerbaar, waardoor een overwinning haast onmogelijk is. Daarom moet de rol van deze concepten teruggebracht worden naar hun discursieve functie om Amerikaanse waarden, identiteit en morele hegemonie te promoten (Tickner, 2003). De vraag is maar of dit denkkader past in de new wars-these of dat nog altijd geopolitieke motieven een belangrijke rol spelen. We kunnen misschien stellen dat deze nieuwe oorlogen identiteit als inzet hebben, maar ook nog steeds geopolitieke belangen nastreven. Het citaat van Marshall indachtig (cf. supra), speelt de ‘terreuragenda’ misschien ook een bredere rol om politieke controle te verwerven in een nog groter aantal landen. Zo kunnen we ook naar de invasie van Irak kijken. ‘We are not bombing a city, we are bombing a regime’, althans de woorden van Donald Rumsfeld (Minister van Defensie onder de Bushadministratie). Deze notie gaf de indruk dat het Saddam-regime kon gebombardeerd worden om daarna weer op te bouwen volgens Westerse normen. Onder de noble lie dat Irak massavernietigingswapens zou hebben, zou de democratievlag ook in Irak gaan wapperen. Deze statische en homogene veronderstelling over Irak zou later nog een sektarisch staartje krijgen, maar ook hier zien we dat de Verenigde Staten zich als voorvechters van de democratie opwerpen. Geframed vanuit een neoconservatistisch denkkader, zou de terreur voortvloeien vanuit een land dat niet de nieuwe en unilaterale wereldorde volgde. Na de val van de Berlijnse muur, werd van de wereld verwacht de democratie in de armen te sluiten. In het Midden-Oosten bleek dat echter niet het geval. Hoewel verkozen in naam, regeerden vele presidenten in deze regio vanuit hun eigen portefeuille – of die van de heersende elite –, maar democratisch was het allerminst. Democratie moest dan maar aan de man gebracht worden, zeker wanneer terreur de eigen nationale bodem bedreigt, via het meest ondemocratische mechanisme: platbombarderen, heropbouwen en hope for the best. En natuurlijk ook hopen dat dit iets voor de Verenigde Staten zelf opbrengt. Iets waar ze op zich ook in slaagden (McClennen, 2006). Irak werd namelijk een ware War economy voor de VS, waar de markt geprivatiseerd werd ten guste van de eigen bedrijven (Parker & Moore, 2007). 10 4. Besluit De Verenigde Staten werpen zich aldus op als bewaker van de vrede, maar het nastreven van het eigen belang is nooit ver weg. Vertrekkend vanuit een verheerlijkt standpunt over de eigen samenleving, plaatsen de Verenigde Staten de vijand buiten de eigen grenzen. Die onzichtbare vijand wordt dan de metaforische oorlog verklaard omwille van twee redenen. Ten eerste om die zelfverheerlijkte identiteit te verkrijgen en te waarborgen. In navolging van de new wars- these kunnen we stellen dat deze concept wars identiteit als motief hebben. Maar er is meer, want ten tweede probeert de VS met deze oorlogen zijn hegemonie te behouden en te vergroten om zo macht over een bepaalde regio te verkrijgen. De War on drugs spitst zich zo toe op het Latijns-Amerikaanse gebied. Via economische en militaire hulp proberen de Verenigde Staten het drugsprobleem aan te pakken, maar ook hun invloedssfeer te vergroten. In het volgende hoofdstuk onderzoeken we deze dynamiek door onder andere in te zoomen op twee cases, namelijk Colombia en Mexico. Deze cases zijn toonaangevend voor de Amerikaanse buitenlandse politiek in het War on Drugs segment. 11 Hoofdstuk 2. A real War on Drugs 1. Inleiding Nu we het theoretische kader hebben toegelicht, kunnen we overgaan naar het ontleden van de eerste onderzoeksvraag, namelijk hoe de War on Drugs geframed werd in Latijns-Amerika door de Verenigde Staten en hoe deze precies hun macht in de regio hiertoe gebruikten. Om tot een antwoord te komen op de vraag, maar ook wat betreft de tweede onderzoeksvraag, maken we gebruik van een literatuurstudie. De auteur van deze thesis is evenwel het Spaans niet machtig zodoende dat er dus ook geen Spaanstalige bronnen verkend zullen worden. Hieraan trachten we zo goed als mogelijk tegemoet te komen door vertalingen en een veelheid van andere bronnen te gebruiken, maar desalniettemin is dit een groot minpunt. Eerst zullen we in dit hoofdstuk de historische rol van de Verenigde Staten en zijn War on Drugs bespreken. Vervolgens gaan we over tot twee emblematische case studies, namelijk Colombia en Mexico. Deze twee cases kennen een andere tijdslijn en andere invulling, maar zijn beiden typerend voor de gevoerde politiek van de Verenigde Staten. 2. De neus van Uncle Sam De War on Drugs kent in de criminologische wetenschappen een andere invulling dan hier wordt bedoeld. Deze term hanteert men vaak om het internationale prohibitionistische en repressieve drugsbeleid aan te duiden en zodoende om deze te bekritiseren (Fijnaut & De Ruyver, 2014). In deze thesis hanteren we de term echter om een politiek van de Verenigde Staten aan te duiden die zich vanaf de jaren ’70 ontwikkelde en die onder andere gebruik maakte van het internationale prohibitiekader dat door de Verenigde Naties werd opgesteld. De War on Drugs is dan ook te zien als een set van programma’s die door verschillende VS administraties werden gevoerd om het gebruik van illegale drugs te doen dalen (Francis & Mauser, 2011). Het gevoerde drugsbeleid werd echter ook een tool voor de VS om – opnieuw – voet aan wal te krijgen in zijn Latijns-Amerikaanse achtertuin. Wanneer echter de slachtoffers van de drugpolitiek van de VS zich kritisch positioneren ten aanzien van het VN-kader, vloeien de begripsinvullingen terug in elkaar over (cf. hoofdstuk 3). 12 Het drugsprobleem van de Verenigde Staten De War on Drugs kent zijn oorsprong in de jaren zestig en zeventig waar het vooralsnog een binnenlandse invulling kende (Bewley-Taylor, 2005, 2006). De sixties kenden twee belangrijke ontwikkelingen op vlak van druggebruik. Een eerste ontwikkeling vond plaats in de hippie- subcultuur. Druggebruik en met name marihuana en LSD werden het symbool en de expressie van sociaal protest en van de drang naar individualiteit (Thoumi, 2003). Ten tweede bracht de Vietnamoorlog op het einde van de sixties en begin jaren ’70 gedemoraliseerde soldaten terug die ondertussen de geneugten van heroïne ontdekt hadden. Een ware heroïne epidemie manifesteerde zich onder deze bevolkingsgroep (Marcy, 2010). America was hooked. Wanneer Nixon in 1969 zijn intrede deed in het Witte Huis, had het druggebruik in de VS dermate proporties aangenomen dat hij de nood voelde om de natie te behoeden voor zijn zelfdestructieve gedrag. Drugs werden staatsvijand nummer één. In 1971 trad Nixons verkiezingspaardje de Comprehensive Drug Abuse Prevention and Control Act in werking. Het versterkte de drugswetgeving, maar voorzag ook in de opzet van preventiecampagnes en rehabilitatiecentra (Marcy, 2010; Nixon, 1971; Thoumi, 2003). Vanaf het einde van de jaren zeventig zou er echter een nieuwe drug zijn opmars maken en ditmaal zouden de beschikbare middelen niet voldoende blijken. Cocaïne die tot vóór deze periode voornamelijk gebruikt werd in de anti-castristische gemeenschap van uitgeweken Cubanen, begon zijn opmars te maken bij de ‘Beautiful people’ (Thoumi, 2003; Vranckx, 2016b). De yuppies werden voorzien van hun cocaïne door uitgeweken Colombianen die voordien actief waren in de cannabismarkt en nu de Cubaanse kleinhandel overnamen en verder uitbouwden. Midden jaren ’70 begon de cocaïne-export vanuit Colombia al en die bleef als een perfect rollende sneeuwbal groeien. Al snel ontstonden er stabiele routes van de cocaplantages in Peru en Bolivië naar Colombia. De Colombianen brachten dan op hun beurt de afgewerkte cocaïne op de Noord-Amerikaanse markt (Sharpe, 2006; Thoumi, 2002). America was hooked again. Een verandering in het discours Het gevolg van deze nieuwe verslaving, was een verschuiving van de War on Drugs van een nationale fix naar een internationalisering van dit beleid (Bartilow & Eom, 2009). In het theoretische hoofdstuk werd hier al uitgebreid op ingegaan. Het volstaat hier dus om kort de belangrijkste bevindingen te vermelden. 13 De zoektocht naar een nieuwe oplossing noopte de Verenigde Staten ertoe om de bron van alle ellende aan te pakken. Als men de toevoer van cocaïne zou kunnen remmen, dan zou er volgens de logica van de markt een prijsstijging plaatsvinden. Het gehoopte gevolg hiervan is dat minder en minder mensen zich de aankoop van de dure cocaïne kunnen veroorloven (Loveman, 2004; Sharpe, 2006). Deze economische logica vertaalt Corva (2008) als een ‘spatialization of the drug war’ (p.8). Drugs en cocaïne in het bijzonder werden voorgesteld als een directe dreiging tegen de natie en zijn bevolking en werden zodoende ondergebracht in een geo-coding bij de bronlanden. De samenleving van de Verenigde Staten, dé bron van moderniteit en democratie, was verstoord en dat was de schuld van landen in het Globale Zuiden en meer bepaald Latijns-Amerika (Corva, 2008). Het was aan de VS om dit probleem bij de wortel uit te roeien en ondertussen – pragmatisch als ze zijn – hun regionale hegemonie te consolideren (Loveman, 2004). De Verenigde Staten als internationale politieagent Om hun War on Drugs te exporteren hadden de Verenigde Staten enkele belangrijke mechanismen tot hun beschikking. Zo gaven de internationale drugsverdragen van de Verenigde Naties hen een legaal raamwerk om hun beleid aan op te hangen. In 1961 werd de Single Convention on Narcotic Drugs goedgekeurd. Dit verdrag harmoniseerde de al bestaande verdragen van Genève en Den Haag, waar de VS overigens ook geen kleine rol speelden bij monde van H. Anslinger als hoofd van het Federal Bureau of Narcotics (Fijnaut & De Ruyver, 2014). De productie, de uit- en invoer, de handel in, het bezit of het gebruik van verdovende middelen werd enkel toelaatbaar voor geneeskundige en wetenschappelijke doeleinden (Dangreau et al., 2012). Cocaïne voor recreatief gebruik kwam zo onvoorwaardelijk op de zwarte lijst. In 1988 werd het verdrag aangevuld om aan nieuwe problemen ook een kader te bieden. Het verdrag tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen moest een dijk bieden tegen de toenemende – en zeer winstgevende – smokkel (Fijnaut & De Ruyver, 2014). Het lijkt wel of dat dit laatste verdrag op maat geschreven is voor een mechanisme dat ondertussen in de VS vorm kreeg en voor een harmonisering van de lokale strafwetten waarin dit mechanisme zou gaan werken (Corva, 2008; Fijnaut & De Ruyver, 2014). In 1961 lanceerde de VS met toenmalig president Kennedy de Foreign Assistance Act. Deze wet zorgde voor de oprichting van USAID en bundelde dus alle hulporganisaties van de Verenigde Staten (USAID, 2015). Zo werden bepaalde voorwaarden opgelegd om in 14 aanmerking te komen voor VS-dollars, waaronder ook het naleven van de internationale drugswetgeving. De controle hierop was echter nog niet zo streng en werd pas later een belangrijk mechanisme in de War on Drugs (Vranckx, 2016b). Wanneer Reagan president werd, had de cocaïnemarkt een evolutie doorgemaakt. Niet langer de yuppies waren de grootste consumenten, maar met de opkomst van de goedkopere en veel schadelijkere crack cocaine waren het nu vooral Latino’s en de Afro-Amerikanen die consumeerden. Samen met een repressieve aanpak in het binnenland – met een vaak raciale ondertoon – is dit het moment waarop drugs echt een national security interest gaan vormen en zo het buitenlands beleid mee gaan bepalen. De Foreign Assistance Act werd in 1986 geamendeerd door het Omnibus Anti-Drug Abuse Act en in 1988 nog eens. Het VN-verdrag van 1988 werd hierbij formeel aan de buitenlandse hulp gekoppeld (Ayling, 2005; Corva, 2008; Francis & Mauser, 2011). The real War on Drugs kon beginnen. Om te zien of landen in aanmerking kwamen voor deze hulp, werd een lijst opgesteld die twee types van landen identificeerde, namelijk major drug producing en major drug transit countries. De lijst kreeg dan ook de naam the Majors List (Corva, 2008; Francis & Mauser, 2011). Elk jaar worden landen gecertificeerd op basis van hun coöperatie met de VS. Deze coöperatie veronderstelde onder andere het naleven van de doelen in vooropgestelde bilaterale verdragen en het gewenste drugsbeleid dat ingeschreven is in het VN-kader (Ayling, 2005). Wanneer die coöperatie onvoldoende was, dan volgden er economische sancties zoals het opzeggen van USAID, maar ook het tegenstemmen in multilaterale ontwikkelingsbanken, extra taksen opleggen, … Deze sancties – of allerminst de dreiging ervan – zorgden ervoor dat de betreffende landen bijna verplicht waren om legale en juridische hervormingen door te voeren die compatibel waren met de wensen van de VS en de Drug Enforcement Administration (cf. infra). Elk land moest zo een verdrag hebben met de Verenigde Staten dat een verbod stelde op drugs, een kader bood voor de vernietiging ervan en coöperatie bood met de VS-drugsinstanties om gecertificeerd te kunnen worden (Ayling, 2005; Bartilow & Eom, 2009; Francis & Mauser, 2011). Er is echter wel een belangrijke uitzondering op het niet coöpereren. Wanneer het land te belangrijk is voor de nationale belangen van de Verenigde Staten, dan worden er geen sancties voorzien. Dit is de zogenaamde national interest waiver. De VS werd zo effectief de politieagent van het internationaal drugregime en creëerde zo ook een ‘web of coercion’ om zijn economische en militaire interventies te justificeren (Ayling, 2005; Corva, 2008). In 1998 kreeg dit mechanisme wel een belangrijk remmiddel. Volgens de aanpassing van senator Patrick Leahy kon er in geen geval hulp geboden worden aan landen of bijvoorbeeld specifieke 15 politie-eenheden wanneer die de mensenrechten schenden of reeds geschonden hebben (Vranckx, 2016b). In 2002 onderging de procedure opnieuw een vernieuwing. Om aan sancties onderworpen te kunnen worden, moest men nu kunnen aantonen dat het land in kwestie gefaald was in zijn coöperatieverplichtingen. Voordien was het echter zo dat de sancties automatisch volgden (Ayling, 2005). Ook het tegenwerken in multilaterale banken werd achterwege gelaten. De aanpassing kwam er na de kritiek dat het proces te streng was en ook de internationale belangen van de Verenigde Staten vaak onder druk zette. Een belangrijke aanleiding hiertoe was ook de aanstelling van een nieuwe president in Mexico in jaar 2000. Vincente Fox was ‘vriendelijker’ naar de VS toe en beloofde harder te zijn op vlak van drugsbestrijding. In ruil wou hij een aanpassing van het Majors certification process. Zijn voorganger, Zedillo, had in zijn termijn het certificatieproces nog een belediging genoemd en stelde voor dat de Verenigde Staten er ook zelf het onderwerp van zouden uitmaken (Ayling, 2005). Om de zelf gewilde internationale politierol te vervullen werd in 1973 het Drug Enforcement Administration opgericht door president Nixon en groeide van 12 agenten in 8 landen naar 300 in meer dan 70 landen (Bartilow & Eom, 2009; Francis & Mauser, 2011; Marcy, 2010). Dat de DEA geen neutrale speler was in het certificatieproces lijkt dan ook een evidentie aangezien zij input geeft over de ontvangen coöperatie (Bartilow & Eom, 2009). Nixon startte naast de DEA ook andere activiteiten en initiatieven op. Zo werden drugproductie- en transitlanden via ambassadeurs onder druk gezet om hun onderdanen uit te leveren zodat ze hun straf in de Verenigde Staten konden uitzitten (Ayling, 2005). Deze inmenging in de soevereiniteit zou ervoor zorgen dat ze strenger bestraft kunnen worden en leverde de VS ‘levend bewijs’ van zijn superioriteit. Om tot een beter begrip te komen van hoe de War on Drugs precies ten uitvoer werd gebracht, zullen we in wat volgt twee cases nauwkeuriger gaan bekijken. Eerst bespreken we de case van Colombia, dat van bij het begin aan de frontlinie lag. Vervolgens gaan we over tot de case Mexico dat zich pas vrij recent liet inschrijven in de War on Drugs. Door verschuivingen in trafiekroutes naar aanleiding van eerdere ‘successen’ – het zogenaamde waterbedeffect of balloneffect – zag dit land een enorme groei in de drugtrafiek en een bijhorende escalatie van geweld. 16 3. Plata o Plomo: de case Colombia De opkomst van de kartels Hét postergezicht van de War on Drugs kende een lange voorgeschiedenis van geweld. In de periode 1948-1958 vocht Colombia een burgeroorlog uit die gekend staat als La Violencia. Liberalen en Conservatieven vochten er om de macht (Rosenblum, 2003). Deze burgeroorlog kende zijn einde via een nationaal pact waarin de macht tussen de verschillende partijen gedeeld werd voor de komende jaren. In de jaren zestig zien we echter verschillende rebellenbewegingen hun opmars maken die buiten die machtsverdeling vielen. Hier ontstond een conflict dat tot op de dag van vandaag in Colombia wordt uitgevochten. Het FARC of Fuerzas Armadas Revolucionarias de Colombia, M19, ELN of Ejército de Liberación Nacional kenden hier hun oorsprong en beloofden allemaal hun eigen marxistische en utopische wereld strijdend ten uitvoer te brengen (Banks & Sokolowski, 2009; Holmes et al., 2006). Het is echter niet de bedoeling om deze guerrillabewegingen uitvoerig te bespreken in deze masterproef. De groepen kenden echter wel een soort symbiotisch bestaan met de drugtrafiek op een bepaald moment en hadden natuurlijk vaak ‘aanvaringen’. Deze komen uiteraard wel aan bod. In de jaren ’70-’80 kwamen er nog andere spelers op de proppen in de geweldsmix. Colombia werd in deze periode de belangrijkste cocaïneproducent ter wereld (Killebrew, Irvine, & Glaser, 2012). De Colombianen zouden in feite de hele cocaïneketen gaan domineren. De cocabladeren werden in Peru en Bolivië verwerkt tot een soort pasta die daarna in Colombia verwerkt werd tot het witte goud. Van hieruit werd het dan in grote hoeveelheden naar de Verenigde Staten gesmokkeld (Thoumi, 2002). Pionier hierbij was de flamboyante Carlos Lehder, die met zijn vliegtuigen de smokkelmethodes heruitvond (Bagley, 1988a). Het netwerk waarmee hij samenwerkte, zou later bekend te komen staan als het Medellín-kartel, met Pablo Emilio Escobar Gaviria als leider. Andere prominente figuren waren de Ochoa broers en ‘El Mexicano’ Gacha (Bagley, 1988a; Tickner, 2003). Het beruchte kartel zou uitgroeien tot dé marktleider in de cocaïnehandel waarbij ze van de productie in Peru en Bolivië tot de detailhandel in de VS werkelijk alles controleerden (Bagley, 1988a) . In de jaren ’80 kende het kartel een ongekende expansie. In ’82 werd hun productie geraamd op zo’n 45 ton per jaar (Bagley, 1988a). De enorme afzetmarkt in de Verenigde Staten zorgde ervoor dat de drug business floreerde. De repressieve reactie die erop volgde, had enkel het effect dat het zijn macht kon consolideren. Politie en politici werden omgekocht of simpelweg 17 aan de kant gezet en het geweld steeg naar extreme hoogtes (Tickner, 2003). Plata o plomo; het geld aanvaarden of de kogel. De eigenlijke start van het kartel wordt gezien wanneer de groep als reactie op de kidnapping van de zus van de Ochoa’s door M19 het MAS vormen in 1981. Kortweg: Muerte a Secuestradores of ‘dood aan de kidnappers’. Na een intimidatiecampagne waarbij vermoorde M19-leden bordjes rond hun nek krijgen met daarop de naam van het anti-kidnapverbond, werd Marta Ochoa dan uiteindelijk vrijgelaten (Tickner, 2003). De nieuwe spelers op het geweldstoneel in Colombia zorgden voor een kwalitatieve verandering van het geweld. De georganiseerde drugsbendes – naast het Medellín-kartel bestond ook het Cali-kartel (cf. infra) en nog een paar andere –, streden onderling maar ook tégen de staat (Thoumi, 2002). Zeker wanneer die staat in samenwerking met de VS hen trachtte uit te leveren om daar hun straf uit te zitten (Bagley, 1988a). Een bewogen start Gezien de spiraal van geweld en corruptie kon het antwoord van de Colombiaanse staat en van de Verenigde Staten dan ook niet uitblijven. Vóór dat Nixon de DEA oprichtte in 1973 kreeg Colombia 45 000 dollar van de Verenigde Staten. Meteen daarna kreeg Colombia een pakket van zes miljoen om de politie te trainen. President Michelsen hervormde de politie maar corruptie bleef het korps teisteren. In 1977 gaf de president toe aan de druk van de VS en verhoogde zijn inzet voor de War on Drugs. Het politiekorps werd omgevormd tot een waar elitekorps, waarop de VS vervolgens de geldkraan wat verder open zette (Bagley, 1988a). Wanneer in ’78 president Turbay aan de macht kwam, zagen de Verenigde Staten in hem een goeie bondgenoot. Hij beloofde een echte oorlog te voeren en in 1979 ondertekende hij een uitleveringsverdrag met de VS waardoor de drugsbonzen in de veel hardere gevangenissen van de VS zouden terecht komen (Bagley, 1988a). Opnieuw werd dit ‘goeie gedrag’ beloond met extra hulp. Tegen het einde van zijn termijn zou de legerleiding zich echter keren tegen Turbay. De top maakte zich zorgen over de corruptie die gepaard ging met het bestrijden van de drugtrafiek – die toen voornamelijk zelfs gericht was tegen cannabis – en ook de strijd met de guerrilla zorgde voor minder middelen. Daarenboven nam Turbay ook een wending in zijn discours, waarbij hij openlijk de VS ervan beschuldigde mee de oorzaak te zijn van het 18 probleem (Bagley, 1988a). Het probleem van de verantwoordelijkheid van de vraagzijde zal later zeker nog in bod komen bij de bespreking van het huidige debat (cf. hoofdstuk 3). Zoals eerder vermeld, was het pas in 1981 dat het Medellín-kartel zijn echte slagkracht kreeg met de oprichting van het MAS (Tickner, 2003). Ook politiek gingen ze zich gaan moeien. Zo slaagde Escobar er zelfs in om in ’82 voor het parlement verkozen te worden (Tickner, 2003). Weliswaar maar voor een korte periode, maar het weerspiegelt de situatie waarin het land verkeerde. Rechters werden omgekocht of afgeperst, politiediensten laafden zich aan het dubbel spel en ook politici zaten in de zakken van het kartel. Het is in het jaar ’84 dat het geweld echt uit de hand begon te lopen. Toenmalig president Belisario koos ervoor – tot grote woede van Washington – om geen Colombianen meer uit te leveren. Toch liet hij de War on Drugs niet achter zich en al zeker zijn minister van Justitie, Rodrigo Lara, niet. Via een actieve samenwerking met de DEA stortte hij zich op de labo’s van het Medellín-kartel. De tegenaanval van Escobar en zijn gevolg was meedogenloos. Lara werd brutaal vermoord (Bagley, 1988a). Wat toen volgde, was het klassieke scenario van de spiraal van het geweld. Belisario voerde het Extradition treaty van ’79 terug uit en reageerde met hetzelfde geweld. De kartelleiders vluchtten naar het Panama van generaal Noriega, waar ze een voorstel gaven om amnestie te verkrijgen (Bagley, 1988a). Ze zouden zelfs hebben voorgesteld om de nationale schuld van Colombia af te betalen in ruil voor vrijstelling van vervolging (Corva, 2008). Wanneer Belisario het voorstel afkeurde, keerden ze gewoon terug met het mes tussen de tanden (Bagley, 1988a). De gebeurtenissen vallen samen met de shift in het VS-beleid die we voorheen besproken hebben. In 1986 plaatste Reagan drugs op de lijst van national security threats en werd ook het certificatieproces ingevoerd (Rosenblum, 2003). In datzelfde jaar startte Reagan al Operation Blast Furnace op, waarbij in de Boliviaanse jungle belangrijke labo’s werden opgespoord en vernietigd (Laats & O'Flaherty, 1990; Morris, 2003). In 1989 zou Bush Operation Just Cause initiëren in Panama en generaal Noriega oppakken wegens zijn banden met de drugseconomie. Voordien werd de generaal nochtans gedoogd voor zijn samenwerking met de CIA om de VS te helpen tegen het Sandinistisch regime in Nicaragua (Vranckx, 2016b). De Koude Oorlog was nu écht voorbij. 19 De val van La Catedral In hetzelfde jaar dat Reagan drugs als staatsvijand formaliseerde, werd Barco president van Colombia. In zijn beginjaar zag het ernaar uit dat hij de wens van Reagan niet respecteerde. Eén van de Ochoa broers, die ervóór was opgepakt, werd vrijgelaten door een wellicht omgekochte rechter en ook het Hooggerechtshof verklaarde het uitleveringsverdrag ongeldig. Enkele dagen later ondertekende Barco echter opnieuw het verdrag en begon hij opnieuw harder op te treden. Het Medellín-kartel reageerde echter snel met een weliswaar mislukte aanslag op de Colombiaanse ambassadeur in Boedapest. Als voormalig minister van Justitie had hij zich té duidelijk uitgesproken vóór het uitleveringsverdrag (Bagley, 1988a). Een maand later, in februari 1987, haalde de overheid evenwel zijn eigen slag thuis. Carlos Lehder kon worden gevat en op een vliegtuig gezet richting Verenigde Staten (Bagley, 1988a). Ietwat ironisch als je bedenkt dat er normaal cocaïne in zijn vliegtuig lag in plaats van hijzelf… De druppel die de emmer deed overlopen was echter de tragische aanslag op de belangrijkste presidentskandidaat Galán op 18 augustus 1989. De Verenigde Staten, die nu over de vrijgekomen middelen van de War on Communism beschikten, hadden er genoeg van (Bagley, 1989) . Bush Sr. zou de input van de VS verhogen naar een ongekend niveau met zijn Andean Initiative (Crandall, 2001). Na de moord op Galán was de druk op Barco dan ook enorm. De hele internationale gemeenschap, inclusief Reagans politieke vriendin Tatcher, zouden het niet tolereren wanneer een drugsbaron er in zou slagen om de regering omver te werpen en van Colombia een echte narco state te maken (Morris, 2003). Barco reageerde dan ook furieus. Via het inroepen van een soort nationale noodtoestand begon hij aan een heuse crackdown op Pablo Escobar en zijn gevolg. En als een Newtoniaanse zekerheid reageerde die laatste met een jaar lang vol geweld (Bagley, 1989; Morris, 2003). Wanneer Gaviria op 7 augustus 1990, als voormalig campagneleider van Galán, de verkiezingen wint, gunt Escobar deze even de tijd om na te denken over het uitleveringsprobleem dat al zo veel jaar een bron van conflict was geweest. Gaviria stelde voor om een Amerikaans strafrechtsmechanisme toe te passen, namelijk plea bargaining. Wanneer iemand bekende, zou hij niet naar de VS gestuurd worden. Velen deden dit dan ook, maar Escobar wou meer garanties. In navolging hiervan herschreef Gaviria de grondwet zodanig dat uitlevering nu volledig uit den boze was (Morris, 2003). De overwinning was er vooral een voor 20 Gaviria, maar een mislukking voor de VS. Zeker wanneer Escobar dan nog eens zelf zijn eigen gevangenis – of paleis – had gebouwd en zijn operaties gewoon van daaruit verder zette. La Catedral met voetbalvelden, jacuzzi’s,… bleef dan ook een doorn in het oog en in ’92 trachtte de Colombiaanse overheid Escobar naar een ‘echte’ gevangenis over te brengen. Hij kon echter ontsnappen en nam meteen weer het land in de greep. Zijn organisatie was er echter al enorm op achteruit gegaan. Een speciale eenheid van de politie, met sterke steun van de VS, maar ook andere groepen, zoals het Cali-kartel, zorgden ervoor dat het eens zo sterke Medellín-kartel uit elkaar brokkelde. Eind 1993 kon men dan eindelijk Escobar oppakken (Morris, 2003). Hij kwam om bij de arrestatie, maar het mocht allemaal niet baten. Het Cali-kartel stond al lang klaar om zijn plek in te nemen. Al tijdens Escobars periode in zijn gevangenis, vulden zij het vacuüm op. Zij waren veel subtieler dan het Medellín-kartel en ook minder gewelddadig (Holmes et al., 2006). Desalniettemin verschoof de kingpin strategie zich nu naar deze laatste groep (Crandall, 2002). Tegen 1992 was het echter al duidelijk dat het Andean Initiative zijn doel, namelijk een daling van het aanbod in de VS, niet haalde. Wanneer Clinton in ’93 president werd, was er dan ook weinig animo om opnieuw zo veel geld in Colombia te pompen. Dit veranderde echter wanneer het Congress in ’94 een republikeinse meerderheid kreeg die gebrand was om het beleid verder te zetten en zo nodig nog harder te maken (Crandall, 2001). Nieuwe spelers, oude bekenden Met het vooruitzicht op een nieuwe president leek dit harde beleid ook beter haalbaar. Gaviria werd namelijk op het einde van zijn termijn wat assertiever tegenover Washington en zou volgens de Verenigde Staten te soft zijn geweest ten opzichte van het Cali-kartel (Crandall, 2001). De nieuwgekozen president Samper begon alvast ambitieus onder de toenemende druk van de VS aangezien hij goeie relaties wou hebben met hen. Drugs zouden de relaties met Samper gaan domineren (Springer, 2003). Die druk voerde men het volgende jaar nog wat op met een certificatie, maar enkel dankzij de national interest waiver. Om erger te voorkomen, dreef Samper de strijd op en rolde binnen het jaar het Cali-kartel op. Alle leiders waren óf dood óf opgesloten (Crandall, 2001). De ontmanteling van de twee grote kartels had echter een pervers gevolg. Het zorgde voor een ‘democratisering’ van de drugsmarkt, waar nu allerlei kleinere 21 organisaties streden om het achtergelaten machtsvacuüm op te vullen (Crandall, 2002; Morris, 2003). Daarbij kwam nog eens een tweede effect van de War on Drugs. Door de opgevoerde strijd tegen de cocaplantages in Bolivië en Peru verschoof die teelt naar Colombia. In de gebieden waar het FARC traditioneel sterk stond, kon de rebellenbeweging zich laven aan nieuwe taksen die het opgelegde bij de cocatelers. Ook het werk van Fujimori in Peru om Sendero Luminoso op te rollen, die een soortgelijke bescherming bood aan de telers, zorgde voor deze verschuiving (Crandall, 2001, 2002; Holmes et al., 2006; Morris, 2003; Tickner, 2003; Vranckx, 2016b). Net dán, na het oprollen van het Cali-kartel, kwam de persoon van Samper onder druk. De president zou voor zijn verkiezingscampagne – rechtstreeks of niet – geld ontvangen hebben van niemand minder dan het Cali-kartel zelf (Crandall, 2001; Tickner, 2003). Het drugbezeten congress in de VS decertificeerde daarop in ’96 Colombia van zijn Majors List (Crandall, 2001). Hij was natuurlijk de ideale zondebok om het falende beleid te ontkennen. Via de bijhorende mechanismen werkte de VS zo Colombia tegen in het verkrijgen van een lening bij het IMF. Wanneer het Colombiaanse parlement dan ook nog eens besliste om Samper niet te impeachen om eventueel vervolgd te worden, reageerde de VS met het intrekken van zijn visa (Crandall, 2001). De Colombiaanse president wou natuurlijk zo snel mogelijk uit deze hachelijke positie. Om terug in de gunst van de Verenigde Staten te komen, zette hij alles in het werk om de grondwet aan te passen om van uitlevering opnieuw een optie te maken (Morris, 2003). Deze poging kwam echter te laat voor het certificatieproces van ’97, maar er werd desalniettemin in de mogelijkheid voorzien om de sancties gedeeltelijk op te heffen wanneer de uitlevering uiteindelijk terug ingeschreven werd. Dit gebeurde dan ook (Crandall, 2001; Springer, 2003). Het harde beleid van de VS had natuurlijk zijn gevolgen. Als zogenaamde hoeder van de democratie bekritiseerden ze openlijk een verkozen president. De twee opeenvolgende decertificaties waren nefast voor de economie van Colombia, waarbij zowel buitenlandse als binnenlandse investeringen uitbleven. In 1998 kende het land dan ook een enorme recessie (Morris, 2003). Daarenboven verzwakte deze politiek de al zwakke staat nog meer. De aanhoudende kritiek werkte natuurlijk demoraliserend voor het leger, waarvan het FARC en de privémilities gretig gebruik maakten. En ondanks de stijging aan vernieling van de cocateelt, kende deze een boom dankzij de stijgende guerrilla-inmenging (Crandall, 2001, 2002; Morris, 2003; Tickner, 2003). 22 De Verenigde Staten leken alvast dezelfde vaststelling te maken in ’98. Via een national interest waiver certificeerde het Colombia opnieuw en ook het vooruitzicht op een nieuwe president deed de VS hopen op betere resultaten (Springer, 2003). Plan Colombia President Pastrana beloofde dan ook een aangename verandering te zijn. Coöperatie met de VS op vlak van drugs leek verzekerd en ook de vredesgesprekken met het FARC werden een nieuwe wind ingeblazen (Crandall, 2002). Pastrana had namelijk een revolutionair idee. Er zou een gedemilitariseerde zone komen waarbij de overheid zich terugtrok uit een bepaald gebied. De methode bleek later echter onsuccesvol. De legerleiding ging niet mee in de nieuwe manier van werken. Zeker wanneer naar het einde toe de zone meer een meer een proto-schurkenstaat werd (Villamizar, 2003). Het optimisme in het begin zorgde echter voor een terugkeer van de ‘vriendelijke’ relaties met de Verenigde Staten (Morris, 2003; Tickner, 2003). Overigens, de jaren van Samper indachtig, had Pastrana een goeie incentive om mee te werken (Crandall, 2001). In de zomer van 1999 zou Pastrana zich genoopt zien om de geldkraan volledig open te zetten om aan de escalatie van geweld tegemoet te komen. De combinatie van vermoorde activisten, de vertraging van de vredesgesprekken door onder andere meer frequente guerrilla-aanvallen én een explosie aan cocaproductie in het zuiden van het land, zorgde ervoor dat de Colombiaanse crisis absoluut was (Crandall, 2002). De zuidelijke streek, waarin de cocateelt een enorme boom kende, stond traditioneel onder sterke controle van het FARC. Het plan dat de oplossing zou bieden, voorzag onder andere in de vernieling van deze plantages. Sinds 2000 tot 2014 werden ongeveer 280 000 hectaren vernield via het zogenaamde aerial fuminigation. De teelt zou zich evenwel enorm flexibel bewijzen. Iedere plantage die opgerold werd, zou al snel vervangen worden door een nieuwe (Lyons, 2016; Rincón-Ruiz & Kallis, 2013). Pastrana ‘doopte’ in 1999 zijn Plan Colombia. Het land moest over de reling worden getrokken op alle vlakken. De jaren Samper hadden geleerd dat de dominantie van drugs op de politieke agenda het land enkel verder de afgrond hadden geduwd (Springer, 2003). Ook de VS erkende dit. Over wie nu de precieze architect is van het plan bestaat er in de literatuur wat verwarring. Pastrana kondigde het alleszins af, maar naar de precieze invloed van de Verenigde Staten bij het opstellen ervan is het gissen. Crandall (2002) meent dat Pastrana het plan voorstelde als zijn 23 eigen plan, maar dat achter de schermen de VS een enorme druk uitoefende. Clinton zijn administratie was namelijk ook bezig met zijn eigen plan voor Colombia en kon zo zijn imago verder opkrikken bij het republikeinse congress (Neumann, 2006). Desalniettemin zette het plan de deuren wagenwijd open voor buitenlandse hulp aan het Colombiaanse militaire en politionele apparaat (Killebrew et al., 2012). 75 % van het plan voorzag in het voorzien van wapens, uitrusting, technologische bijstand en training van en aan het leger en de politie (Lyons, 2016). Die technologische bijstand kwam er onder andere in de vorm van Black Hawk helikopters (Crandall, 2002; Delgado-Ramos et al., 2011; Gootenberg, 2012). Een andere vorm van ‘hulp’ kwam er via contracten met bedrijven uit de Verenigde Staten. Zo kreeg het beveiligingsbedrijf DynCorp lucratieve contracten met de Colombiaanse Staat (cf. supra) (Hobson, 2014). Maar ook het bedrijf Monsanto mocht zijn herbiciden leveren om de cocavelden te kunnen vernietigen (Lyons, 2016). Buiten de ‘privatisering van de War on Drugs’ was de grootste rol echter weggelegd voor de Colombiaanse staat zelf en voor buitenlandse donoren die elk apart instonden voor de helft van de hulp. De VS vormde natuurlijk de hoofdmoot hiervan, maar ook de Europese Unie droeg in de vorm van humanitaire hulp zijn steentje bij. De VS bood in zijn eerste jaar 1 biljoen Amerikaanse dollars aan hulp (Crandall, 2002; Morris, 2003). Al in 2001 was het echter duidelijk dat Plan Colombia gefaald had. De cocateelt bleef stijgen en in tegenstelling tot de verhoopte marktlogica van de aanpak bij de bron daalde de prijs van de cocaïne in de Verenigde Staten nog ook (Banks & Sokolowski, 2009; Springer, 2003; Vranckx, 2016b). In 2002 werd het Amerikaanse plan dan ook aangepast. President Bush jr. startte het Regional Andean Initiative waarbij aan de groeiende vrees van de buurlanden voor een spill-over van de problematiek, maar ook aan het nieuwe paradigma van de VS kon worden voldaan (Crandall, 2002). 24 De conceptenmix 9/11 veranderde alles aan de te voeren politiek van de Verenigde Staten. Terrorisme werd het nieuwe sleutelwoord en de grote strijd werd naar het Midden-Oosten verplaatst. Colombia kon daarentegen niet vergeten worden en kwam in tweede instantie ook op het lijstje van Bush. Het FARC dat zich meer en meer versterkte aan de drugseconomie was een doorn in het oog voor Washington (Crandall, 2002). En zo kon het land natuurlijk binnen de invloedssfeer blijven van de VS zonder de bestrijding van drugs volledig achter zich te laten. De term narco terrorism deed zijn intrede (Peceny & Durnan, 2006; Tickner, 2003). Het FARC kwam dus ditmaal meer in het vizier dan de drugsproblematiek an sich (Neumann, 2006). Zeker ook wanneer de in 2002 verkozen president Uribe als voornaamste doel stelde om definitief met het FARC af te rekenen. De experimentele tactiek van Pastrana werd echter achterwege gelaten en vervangen door het geweer (Nieto & Stoller, 2007). De machtsbasis van de rebellenbeweging(en) in de grensgebieden zouden terug onder de macht van de centrale staat komen via het Plan Patriota (Vranckx, 2016a). Bush steunde gretig deze harde aanpak (Banks & Sokolowski, 2009). De War on Terror vervlechten met de War on Drugs bleek de nieuwe strategie van de VS in Latijns-Amerika te worden. De ‘achtertuin’ is simpelweg te belangrijk om te verwaarlozen. Zeker wanneer het geweld letterlijk aan de achterdeur staat te kloppen. Mexico kende – net zoals de rest van Centraal-Amerika – dankzij het ‘harde’ werk in Colombia en de Andesstreek een toename van druggerelateerd geweld (Thoumi, 2002). Om de ‘paradigmamix’ beter te begrijpen zoomen we nu verder in op de case Mexico. 25 4. Narco terrorism en de Mexicaanse case Pax Narcotica Tegen de gangbare gedachte in, kent Mexico een lange voorgeschiedenis in de drugseconomie. Vaak meent men echter dat dit een recent fenomeen is, maar het is net het geweld dat daarmee gepaard gaat dat recent te noemen is (Campos, 2010). Al voor de Eerste Wereldoorlog had de drugshandel voet aan wal in Mexico. De Chinese diaspora in de provincie Sinaloa smokkelde toen al opium en zijn derivaten naar de Verenigde Staten. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zou de VS zelfs deze handel expliciet getolereerd hebben om aan de vraag naar morfine bij zijn soldaten te kunnen voldoen. Na de beslechting hiervan, zette de VS opnieuw druk om deze netwerken op te rollen, maar desalniettemin lag de weg naar de land of honey nu open. De oprichting van een Mexicaans anti-drugorgaan, met steun van de VS hield niet tegen dat deze netwerken een steeds georganiseerder karakter kregen (Chelluri, 2011). In de vroege jaren ’60 zorgden uitgeweken Cubanen – zoals we eerder al zagen – ervoor dat de Verenigde Staten van cocaïne werden voorzien. Deze ontwikkeling zorgde er tegelijk voor dat ook in Mexico cocaïne aanwezig werd (Gootenberg, 2012). Bleef deze handel nog relatief klein, dan was de handel in marihuana welig aan het tieren. De Sixties and Seventies deden de Amerikanen wegdromen en het groene goud was hier niet vreemd aan (Eberle, 2011; Toro, 1999). De losse netwerken begonnen zich te professionaliseren. Zo zag deze periode het ontstaan van de Felix Gallardo Organization of zijn meer bekendere naam: Guadalajara- kartel. Deze groep zou in de daaropvolgende jaren als tussenstation gaan dienen voor de Colombiaanse kartels (cf. infra) (Eberle, 2011). De VS én Mexico begonnen het probleem te erkennen. Nixon begon namelijk zijn War on Drugs in de vroege jaren ’70 en waar anders te beginnen dan bij de buren die voor respectievelijk 87 % en 96 % van de in de VS gebruikte heroïne en cannabis instonden (Solar, 2014; Toro, 1999). Als antwoord op de druk van de Verenigde Staten, voerde Mexico een resem aan maatregelen uit om de drugsmokkel over de grens in te dijken (Lindau, 2011). Zo hielp de DEA het recent gevormde anti-drugorgaan te trainen naar zijn eigen geest en begon men met het vernietigen van cannabis- en opiumplantages, het tegenhouden van drugsmokkel en het tegenwerken van de georganiseerde misdaad (Seelke & Finklea, 2011; Toro, 1999). Eén van de opgezette operaties was Operation Condor in 1975. De samenwerking van de VS en Mexico zorgde ervoor dat de meeste productievelden werden vernietigd, met door de VS 26 geleverde vliegtuigen en piloten die ze besproeiden (Toro, 1999). De samenwerking kenmerkte zich door een goeie verstandhouding, maar toch heerste er enorme corruptie bij het Mexicaanse korps. Die corruptie was eigenlijk onderdeel van een gigantisch web dat zich uitstrekte over Mexico. De PRI (de Geïnstitutionaliseerde Revolutionaire Partij) had een systeem dat zich laat vertalen in een soort Pax Narcotica (Morton, 2012). Het monopolie van de Partij zorgde ervoor dat er een soort cliëntelisme ontstond waarin de smokkelaars en de staat een soort stilzwijgende overeenkomst hadden (Heinle, Ferreira, & Shirk, 2016; Morton, 2012; O'Neil, 2009; Walker, 2015). De Kiki moord Dit harmonieuze pact werd alvast brutaal verstoord in 1985 met de moord op de in Mexico geboren DEA-officier Camarena, meer bekend onder zijn bijnaam ‘Kiki’ (Astorga, 2001; Gootenberg, 2012; Heinle et al., 2016; Seelke & Finklea, 2011). Vanaf de jaren ’80 werd de graad van corruptie bij de Mexicanen onwerkzaam geacht voor de DEA, waarop de dienst meer en meer op zelfstandige basis ging werken. Zo zouden ze twee vermoedelijke daders van de ‘Kiki moord’ hebben gekidnapt en naar de VS hebben overgebracht. Het aura van corruptie hielden ze zelf ook vaak in stand door spectaculaire zaken naar de pers te lekken (Seelke & Finklea, 2011). Na de dood van Kiki werd de goeie verstandhouding dus helemaal vergeten. De bilaterale coöperatie daalde drastisch. Wat een opmerkelijk gevolg had. De VS stond weigerachtig tegenover de samenwerking met het corrupte bestel en tegelijk wou Mexico dit ook niet. Zo bekritiseerde het lange tijd het certificatieproces, zodanig zelfs dat het onder andere door deze kritiek in 2002 werd aangepast (Seelke & Finklea, 2011). Om zijn soevereiniteit te bewaren, sloot Mexico verdragen met de VS zodat er op zijn minst paal en perk kon worden gesteld aan het gedrag van zijn officieren. De VS had op zijn beurt zo wel een legale basis (Toro, 1999). De markt had ondertussen ook een transformatie doorgemaakt. Vanaf midden jaren ’80 kende de cocaïnetraffiek een verschuiving naar een meer landelijke route. Deze verschuiving in grotendeels het gevolg van het ‘succes’ van de War on Drugs in andere gebieden en de location curse van Mexico door zijn ligging tussen de Andes en de Verenigde Staten. Die grens met de VS die dan ook nog eens enorm lang en moeilijk controleerbaar is (Eberle, 2011). 27 Midden jaren ’80, kende de provincie Florida als gevolg van de cocaïnehandel een explosie aan trafiek, witwaspraktijken en geweld. Als reactie hierop versterkten de VS hun inmenging in de Bahama’s en Caraïben, want dit was dé route van de Colombiaanse kartels (Gootenberg, 2012). Deze toegenomen druk zorgde ervoor dat het zogenaamde balloneffect opnieuw in werking trad. Via Panama, Centraal-Amerika en ultiem Mexico ging de cocaïne nu over land. In het begin kregen de Mexicanen hiervoor geld om de trafiek te begeleiden, maar hoe zwakker de positie werd van de kartels in Colombia, hoe autonomer de Mexicanen werden. Geleidelijk aan begonnen de Mexicanen nu de markt naar zich toe te trekken en na de val van het Medellín- en Cali-kartel namen ze het volledig over (Chelluri, 2011; Eberle, 2011; Gootenberg, 2012). Zij hebben nu de grootste controle over het aanbod in de VS (Chalk, 2011). Deze ontwikkelingen zorgden voor een versplintering in de Mexicaanse organisaties en de repressieve reactie die er op volgde, zorgde er enkel voor dat de besten en meest gewelddadige overbleven (Gootenberg, 2012). Zo leidde de druk op Mexico om de drie leiders van het Guadalajara-kartel op te pakken – wat in ’89 uiteindelijk lukte met de arrestatie van Felix Gallardo – ertoe dat dit grote kartel in verschillende regionale en vijandige organisaties uiteenviel. Deze competitie loopt tot op de dag van vandaag verder. De verdere ‘democratisering van de drugshandel’, zoals we ook zagen bij Colombia in navolging van de zogenaamde kingpin strategie, zou later door de gevoerde politiek nog vaak transformaties door maken. De belangrijkste spelers in deze strijd nu zijn (Chelluri, 2011; Eberle, 2011; Gootenberg, 2012): ï‚· Sinaloa-kartel; ï‚· Tijuana-kartel; ï‚· ï‚· ï‚· ï‚· ï‚· Juárez-kartel; Los Zetas; Beltran Levya Organization; La Familia Michoacana; Golf-kartel. Aangezien het niet de bedoeling is van deze masterproef om een zorgvuldig overzicht te geven van hun ontstaanshistoriek, volstaat het hier om hun namen te vermelden. Waar nodig zal evenwel de nodige uitleg verschaft worden wanneer deze organisaties aan bod komen. Ik verwijs alvast naar Chelluri (2011), Eberle (2011) en Gootenberg (2012) die een goeie en uitgebreide beschrijving geven. 28 Ondanks – of net daarom – de claim door sommige voormalige Mexicaanse overheidsambtenaren dat de CIA Kiki zijn dood in scene zou gezet hebben, kan men stellen dat de War on Drugs in Mexico toen in een hogere versnelling ging (Heinle et al., 2016). Zeker onder president Salinas (1988-1994) was dit duidelijk merkbaar. In een verwoede poging om het imago van zijn land op te krikken bij de besprekingen van het North American Free Trade Agreement (NAFTA), omarmde hij de War on Drugs. Zo richtte hij in ’92-’93 met behulp van de VS een aantal anti-drugseenheden op (Gootenberg, 2012). Het is onder andere in zijn regeringsperiode dat Manuel Arellano Felix, hoofd van het Arellano Felix- of ook wel Tijuanakartel, werd gearresteerd die leidde tot de proliferatie van de kartels (Lindau, 2011). Dit werd gecomplementeerd aan Amerikaanse kant met een versterking van militaire operaties aan de grensstreek. Zo werd in ’94 het South-West Border Initiative onderschreven, waarmee de VS de invloed van de kartels in de grensstreek wou inperken (Gootenberg, 2012). Desalniettemin was deze hogere versnelling eerder wat Gootenberg (2012) een ‘schijn van controle’ noemt. De Pax Narcotica werd nog op een andere manier verbroken. De PRI en zijn bijna feodaal systeem van cliënten kwam onder druk te staan. Wat volgde was een soort ‘kleptocratie’. Het was ieder voor zich nu. Zo kwam het bijvoorbeeld dat Salinas’ hoogste anti- drugmagistraat een enorm corrupt netwerk had waar trafikanten betaalden voor een postje. En ook de broer van de president zou banden gehad hebben met één van de kartelbazen (Astorga, 2001). De toenemende druk op het monopolie van de PRI zorgde ervoor dat deze geleidelijk aan zijn macht verloor. Zo kwam het ook dat het meeste geweld zich in het begin situeerde bij de staten waar de oppositie nu plots aan de macht kwam (Gootenberg, 2012; O'Neil, 2009). De controle die de PRI uitvoerde, pacificeerde de kartels. Daar kwam nu een einde aan (Eberle, 2011). Ook Salinas opvolger Zedillo (1994-2000) zou gebukt gaan onder de enorme graad van corruptie (Gootenberg, 2012). Tekenend voor zijn periode was de verhoogde militarisering van de strijd. Onder VS-training werden zo enkele militairen opgeleid tot piloten die later de paramilitaire hand van het Golf-kartel zouden vormen en nog wat later zich zelfstandig gingen organiseren. Ongewilde gevolgen, maar toch. Los Zetas zouden nog jaren de strijd aangaan met de andere kartels en de staat en doen dat nog steeds (Chelluri, 2011; Eberle, 2011; Gootenberg, 2012; Mercille, 2011). Daarenboven zou het geweld in de grensstreek, waar de staat traditioneel al minder grip op had, nog toenemen. Tekenend voor deze streek en zijn relatie met de centrale staat was namelijk het 29 bestaan van een drugscultuur. In de streek waar drugsmokkel een alledaagse bezigheid werd, bestond wat Campbell (2005) noemt een Narco folklore. Liedjes en verhalen bezingen en bejubelen daar het leven dat gepaard gaat met de drugstrafiek. Het lokale PRI-systeem dat in elkaar stortte, deed wonderbaarlijk de relaties met de VS verbeteren. In 1998 ondertekenden de twee landen de Binational Drug Control Strategy. Vanaf de jaren 2000 tot 2006 zou de VS 397 miljoen dollar besteden om de kartels en smokkel te helpen bestrijden (Seelke & Finklea, 2011). Wellicht niet toevallig een zesjarige periode aangezien dit een presidentstermijn inhoudt. De vooruitzichten door de dynamiek van de voorbije jaren deden natuurlijk vermoeden dat er een regimewissel zou plaatsvinden. In 2000 won Vincente Fox de verkiezingen en plaatste zo de Nationale Actiepartij (PAN) aan het roer (O'Neil, 2009) . Narco terrorism De verkiezingen in 2000 waren een keerpunt in de Mexicaanse politieke geschiedenis. De hegemonie van de PRI kwam nu ook op federaal vlak ten einde (O'Neil, 2009; Schedler, 2014). De nieuw verkozen president Fox besloot om de georganiseerde misdaad verder aan te pakken en zette onder andere kleine troepen in om te vechten aan de grens. Met weinig succes evenwel (Chelluri, 2011). De depolitisering van de drugshandel deed evenwel het geweld tussen de groepen toenemen. Wat nog versterkt werd door de aanvallen van de overheid (Gootenberg, 2012; Heinle et al., 2016). De overheid had de kingpin strategie volledig omarmd. In deze periode werden onder andere Benjamin Arellano Felix en Cardenas opgepakt, de leiders van respectievelijk het Tijuana-kartel en het Golf-kartel. Daarop volgde echter een verbeten strijd van het Juárez- en Sinaloa-kartel die er op gebrand waren hun dominantie te vergroten in Mexico (Heinle et al., 2016). Een Amerikaans spreekwoord lijkt hier op zijn plaats: Cut of the head and two will grow back. Hoe het ook mag zijn, de Fox administratie kreeg in 2001 nog een andere klap te verduren. Op spectaculaire wijze ontsnapte ‘El Chapo’ (Joaquin Guzmán) uit zijn nochtans zwaarbewaakte gevangenis. De leider van het Sinaloa-kartel kocht de bewakers om en verstopte zich in een wasmand nadat het Hooggerechtshof in Mexico de uitlevering naar de VS versoepeld had (Gootenberg, 2012). In de daaropvolgende jaren zou hij voortdurend op de vlucht blijven tot 30 hij in 2014 opgepakt werd. In 2015 kon Guzmán weer ontsnappen via een nieuwe, maar op zijn minst even spectaculaire methode, namelijk een tunnel onder de gevangenis (Rojas & Stargardter, 2016). 2001 was niet alleen voor Fox een belangrijk jaar. Zoals eerder aangegeven, zorgde 9/11 voor een paradigmamix met de War on Terror. Deze overlap is niet eenduidig en blijft vaak zorgen voor verwarring (Walker, 2015). Hoe dan ook, de VS begon de drugsoorlog meer en meer te gaan beschrijven als narco terrorism en vormen van rebellie. De kartels zouden een politieke agenda nastreven die ze bereiken via het corrumperen van ambtenaren, geweld of met de dreiging ervan om hun economisch doel te bereiken (Chelluri, 2011). Dat doel is uiteraard hun winst zo hoog mogelijk te houden zonder politieke bemoeienis. Drugtrafiekanten worden zo omgevormd tot insurgents, wat dus een mogelijke interventie justificeert (Walker, 2015). Het discours dat Mexico een failed state zou zijn, past dan ook volledig in dit plaatje. Mexico zou samen met Pakistan in 2008 door een VS-generaal als een worst case scenario aangeduid worden voor een ineenstorting van de staat (O'Neil, 2009). Daarenboven laat de notie van failed state en rebellie de staat toe om in een soort noodtoestand te werken waarbij extreem veel macht aan het leger wordt gegeven (Morton, 2012). Iets wat met de volgende president Calderón (2006-2012) zeker het geval was. Mérida Initiative Met de komst van Calderón zou Mexico een nog actiever antidrugsbeleid gaan voeren. Zijn hele verkiezingscampagne was er op gestoeld en dus moest en zou hij het geweld met harde hand gaan aanpakken. Die aanpak werd nu meer dan ooit gemilitariseerd (Chelluri, 2011). In 2007 en vooral 2008 ondernam het anti-drugsleger van Calderón zo een grootschalige operatie in de provincie Michoacán om zogenaamd de staat terug te nemen van de kartels. Ondertussen werd deze operatie ook gebruikt om zijn eigen autoriteit te doen gelden en bestendigen gezien de relatief lage populariteit van zijn partij in de regio (Eberle, 2011). De stijgende nadruk op het leger leek hem dan ook enkele voordelen te bieden. Calderón achtte het leger als het meest geschikte ‘wapen’ om de georganiseerde en tot de tand bewapende organisaties te bekampen. Daarenboven kende het leger tot dan een goed aanzien bij de bevolking. Zij kwam historisch gezien minder in aanvaring met de drughandel waardoor de 31 corruptie een lager niveau kende dan bij de lokale politie (Paul, Clarke, & Serena, 2014). Natuurlijk zou dit nu veranderen zoals we reeds al zagen bij het ontstaan van Los Zetas. Het veiligheidsapparaat kreeg echter steeds meer macht. Zonder dat daarbij het rechtssysteem werd versterkt (Schedler, 2014). Daarenboven kreeg het leger steeds meer politietaken waarvoor het nooit getraind was. Het gevolg was dat in vele ‘belegerde’ gebieden het civiele steeds meer werd vervangen door een soort militair bewind (The Mesoamerican Working Group, 2013). Dit veronderstelde de facto een soort noodtoestand in sommige steden (Delgado- Ramos et al., 2011; Solar, 2014). Mensenrechtenschendingen gebeurden steeds frequenter en ook de garantie op een eerlijk proces was er zeker niet altijd (Paul et al., 2014; Schedler, 2014). Daarenboven zorgde Calderóns aanval op de kartels er alleen maar voor dat het geweld nog verder escaleerde (Gootenberg, 2012). Het voornaamste doel bij deze militaire occupaties en operaties was namelijk het arresteren van de leiders van de kartels. De kingpin strategie van weleer was zijn charme nog niet verloren. Zijn gevolgen al evenmin. De strijd over de controle van verschillende territoria werd nog heviger en ook intern zorgde de opvolgingskwesties voor nog meer versplintering en bijhorend geweld (De Hoyos, Gutierrez, & Vargas, 2016; Eberle, 2011; Paul et al., 2014; The Mesoamerican Working Group, 2013). Het verhaal van de twee hoofden werd blindelings herhaald… De Verenigde Staten waren hierbij natuurlijk geen ongeïnteresseerde speler. De vrees voor een spill-over was namelijk te groot (Seelke & Finklea, 2011) In oktober 2007 werd het Mérida Initiative afgekondigd (Walker, 2015). Dit initiatief is een samenwerkingsplan tussen de VS en Mexico, maar ook met andere Centraal-Amerikaanse staten om de strijd tegen drugtrafiek én terrorisme in de Westelijke hemisfeer tegen te gaan (Chelluri, 2011). De Centraal- Amerikaanse component komt hier niet aan bod, maar deze zag zijn verdere uitwerking in het Central American Regional Security Initiative (CARSI) (Walker, 2015). Dit afscheidscadeau van Bush aan Obama gaf materiële, financiële maar ook tactische ondersteuning aan het beleid van Calderón (Gootenberg, 2012). 1,6 miljard aan financiële steun werd voorzien in dit driejarig plan gaande van 2008 tot en met 2010 (Chelluri, 2011). Daarnaast werden helikopters – de gekende Black Hawks –, scanners, forensisch materiaal en trainingsprogramma’s verkocht om te voldoen aan de vooropgestelde doelen. Deze waren de criminele organisaties oprollen, de grenzen versterken, het justitieapparaat verbeteren, maar ook de vraag naar drugs doen dalen in Mexico (Chalk, 2011; Dean et al., 2012; Paul et al., 2014; Seelke & Finklea, 2011). Nogal vreemd om te denken dat een daling van de vraag naar drugs 32 een oplossing zou kunnen bieden in Mexico aangezien de organisaties vooral aan de VS leveren… Een debat dat zeker later nog aan bod komt (cf. infra). Hoe dan ook, het geschenk van Bush aan Obama was er alvast ook één aan de militaire industrie in de Verenigde Staten. Mercille (2011) argumenteert dat het plan verder nog kan opgevat worden als een bewapening van het NAFTA-akkoord: het hegemonisch en economisch paradepaardje van de Verenigde Staten in de regio. Volgens deze auteur gaf NAFTA zelfs een boost aan de illegale drugseconomie. Door de neoliberale hervormingen grepen sommige mensen naar de informele economie en belandden ze zo in criminele milieus (Mercille, 2011). De gevolgen van deze ‘Mérida tandem’ zijn niet te onderschatten. Kwalitatief zag Mexico een serieuze verandering in het gebruikte geweld. Het volstond niet meer om ‘gewoon’ iemand te doden. Om werkelijk macht te tonen, moeten slachtoffers gemutileerd worden, geritualiseerd bijna (Eberle, 2011; Schedler, 2014). De vele filmpjes op internet van onthoofdingen en dergelijke zijn hier niet vreemd aan. De staat was hierbij zeker ook geen onschuldige partij. Zoals eerder al werd vermeld, werden mensenrechten vaak geschonden en pleegde het leger ook geweld op grote schaal. Naast deze gruwel, was er ook een kwantitatieve boom die zijn weerga niet kende in de wereld. Van 2007 tot 2011 was er stijging van het aantal moorden van maar liefst 300% (De Hoyos et al., 2016). Daarna is er evenwel opnieuw een daling te noteren, maar in 2015 stijgt de curve toch opnieuw (Heinle et al., 2016). Zonder de cijfers te bagatelliseren, is enige nuance toch op zijn plaats. Het geweld lijkt vooralsnog vooral geconcentreerd in de grensstreken zoals in steden als Juárez of in vijf provincies meer algemeen: Chihuahua, Guerrero, Sinaloa, México D.F. en Michoacán. Dit terwijl er gebieden zijn waar de cijfers in vergelijking met de vorige zeer laag zijn (Eberle, 2011; Paul et al., 2014; Schedler, 2014). Het is dan ook niet onlogisch dat één van de grootste kritieken van het Mérida plan en de uitwerking ervan was dat het geld en steun gaf om deze motor van geweld draaiende te houden en er daarenboven niets aan deed om het te doen dalen (Heinle et al., 2016; Paul et al., 2014). Bovendien was het té gefocust op het leveren van materiaal en niet op het opbouwen van een goed werkend institutioneel raamwerk (Seelke & Finklea, 2011). Dat Obama cares werd duidelijk in de vernieuwde versie van het plan dat in 2010 werd afgekondigd onder de naam Beyond Mérida of gewoonweg Mérida II (Chalk, 2011). Deze nieuwe versie was tegelijk een verderzetting van het gevoerde beleid tegen de kartels, maar voorzag ook in de versterking van gemeenschappen om aan de verleidingen van de lucratieve 33 handel te weerstaan. Zo werd onder andere het plan opgesteld om in scholen lessen te geven over goed burgerschap en lawfulness (Seelke & Finklea, 2011). Die rule of law implementeren werd ook voorzien in het plan. Topprioriteit was natuurlijk de corruptie bestrijden, maar ook de hervorming van het Mexicaanse rechtssysteem naar een accusatoir recht – zoals dat in de Verenigde Staten – stond met stip op de agenda. Ook het geleidelijk aan terug overnemen van politietaken door de politie zelf was onderdeel hiervan. De VS zou instaan voor de training van deze politie-eenheden (Seelke & Finklea, 2011; Walker, 2015). De problematiek in de grensgebieden kwam ook duidelijker aan bod in dit plan. Met de Declaration of the 21st Century Border in 2010 zagen we dit alvast gereflecteerd in een bilaterale overeenkomst. Onder druk van de Verenigde Staten en ook het leveren van de meest up-to-date technologie begon Mexico recent met het versterken van zijn zuidgrens met Guatemala. Zo ziet men daar nu checkpoints opdoemen op bepaalde plaatsen, terwijl er wat verder nog altijd gesmokkeld wordt. Grensgebieden laten zich nu eenmaal kenmerken door smokkel aangezien de grens daar eerder als iets artificieel wordt gezien (Walker, 2015). Sociale netwerken houden nu eenmaal niet op met er een grens door te trekken. In het noorden zien we gelijkaardige processen. Allemaal onder de noemer van veiligheid wordt zo aan de illegale smokkel én migratie (gelijk welke) een niet zo figuurlijke muur opgeworpen. De parallellen met Europa laat ik over aan de lezer. Ondanks de zogenaamde verschuiving naar het institutionele luik bleef de nadruk evenwel liggen op het leger (The Mesoamerican Working Group, 2013). De in 2012 verkozen president Enrique Pena Nieto (PRI) beloofde alvast een iets andere aanpak. In plaats om de schijnbaar onweerstaanbare kingpin strategie te volgen, zou Nieto zijn pijlen meer richten op het doen dalen van het geweld dat hoofdzakelijk veroorzaakt wordt door de straatbendes (Crandall, 2013; Walker, 2015). Zo legde hij meer de nadruk op socio-economische zaken (Paul et al., 2014). Het invoeren van langere schooldagen, gemeenschapswerkprojecten, drugverslavingsprogramma’s,… maakten deel uit van zijn soft side approach (Crandall, 2013). De nationale petroleumindustrie werd verder ook opengezet voor meer buitenlandse investeringen en er werd ook gezocht om de grote macht van de leraarsvakbond wat in te perken (Felbab-Brown, 2014). In de eerste drie jaren van zijn beleid zag men zo een daling in het moordcijfer van Mexico (Heinle et al., 2016). 34 Sommige bronnen zien hierin een verslapping van de aanpak en definiëren het drugsbeleid van Nieto als vormloos en niet goed afgebakend, zoals Felbab-Brown (2014) beschrijft in haar overzicht van Nieto’s beleid. Of dit nu de oorzaak is of niet, we zien inderdaad een verspreiding van geweld naar andere dan de traditionele regio’s. Wat meer is, recent kunnen we ook verspreiding van burgerwachten opmerken die de wapens opgenomen hebben om zichzelf te beschermen. Ondertussen kenmerkt het geweld van de kartels zich ook meer en meer door zich hierop te beroepen als bron van inkomsten. Door de vele versplinteringen en onderlinge strijd laat het kartellandschap in Mexico zich momenteel kenmerken door één groot kartel en verschillende cartellitos. Het Sinaloa-kartel staat aan kop, maar net zoals in Colombia na de ontmanteling van het Cali- en Medellín-kartel, bestaan er nu ook heel wat ‘kleinere’ groepen. Door hun kleiner marktaandeel halen zij steeds vaker hun inkomsten uit kidnappings, overvallen, afpersing,… (Heinle et al., 2016). De hervatting van El Chapo in januari 2016 mag dan wel een imago boost zijn voor Nieto, het probleem in Mexico is nog lang niet van de baan… (Rojas & Stargardter, 2016). 35 5. Besluit In dit hoofdstuk gingen we na hoe de War on Drugs geframed werd en zijn uitwerking zag. We zagen dat dit een politiek beleid was om opnieuw voet aan wal te hebben in Latijns-Amerika na het wegvallen van het War on Communism kader. Het cocaïneprobleem ín de Verenigde Staten kreeg een oplossing daarbuiten. Vanuit een marktlogica zou het doen dalen van het aanbod de prijs doen stijgen en bijgevolg zullen minder mensen de middelen hebben om zichzelf te blijven voorzien in hun druggebruik. Gesterkt door de verdragen van de Verenigde Naties, plaatste Ronald Reagan drugs op de lijst van national security threats. Via het certificatieproces en de bijhorende economische en politieke (dreiging met) sancties vormde de Verenigde Staten de politiek in Latijns-Amerika. Eén van de cases die hier aan bod kwam, was Colombia. In de jaren ’70-’80 gingen de Colombianen de cocaïnemarkt gaan domineren. We zagen hier de opkomst van het Medellínkartel onder leiding van de beruchte Pablo Escobar en het Cali-kartel. Zij controleerden de markt vanaf de productie van coca in Peru en Bolivië, het verwerken tot cocaïne in Colombia en de levering naar en aan de Verenigde Staten. De moord op justitieminister Lara (’84), maar ook de moord op presidentskandidaat Galán (’89) zorgden voor een spiraal van geweld door de reactie van de staat en tegenreacties van de kartels. Tegelijk was net dit de periode waarin Reagan drugs als prioriteit begon te zien en ook het effectieve einde van de Koude Oorlog zorgde voor het vrijkomen van nieuwe middelen. Bush vatte meteen de koe bij de horens en startte het Andean Initiative. Wat daarop volgde, was de zogenaamde kingpin strategie. De leiders werden opgejaagd en de bedoeling was om de kartels op te rollen. Tegen 1995 waren alle leiders ofwel dood ofwel opgesloten. Tegen de verwachting in daalde het geweld evenwel niet. Wat zich voordeed was een democratisering van de drugsmarkt. Een veelheid aan organisaties konden nu profiteren van de lucratieve markt. Ook het FARC ging mee op deze golf. Door een ander ‘succes’ in de War on Drugs verschoof de teelt van coca van Peru en Bolivië naar Colombia. Het FARC pikte zijn graantje mee door aan de telers onder andere een taks op te leggen. In ’96 en ’97 werd Colombia dan ook gedecertificeerd. Een duidelijker signaal aan Samper kon de VS niet geven. Met de komst van een nieuwe president in 1998 leken de Verenigde Staten opnieuw welwillend om Colombia te ondersteunen. In ’99 kondigde Pastrana dan ook het Plan Colombia af met de mogelijkheid voor buitenlandse steun. Clinton ging hier gretig op in en 36 leverde een enorme bijdrage in de vorm van dollars en onder andere Black Hawks. Desalniettemin bleef het aanbod in de VS hoog en bleef de verhoopte prijsstijging dan ook uit. Bush herschreef het beleid in een nieuw beleidskader. In de geest van zijn vader startte hij het Regional Andean Initiative en verbond ook de War on Terror in een nieuwe paradigmamix. Die War on Terror en Drugs mix werd verder geduid met de casus van Mexico. Hoewel Mexico vaak pas recent gezien wordt in deze politiek, begon de War on Drugs ook hier al in de jaren ’70. Een soort Pax Narcotica zorgde er evenwel voor dat de kartels gepacificeerd werden. Het politieke monopolie van de PRI creëerde een cliëntelisme waarbij drugtrafiekanten en politiek een stilzwijgend pact hadden waardoor zij beiden in vrede konden opereren. Dit pact werd echter verstoord in 1985 met de brutale moord op DEA-agent ‘Kiki’. Hierop werd de War on Drugs in een hogere versnelling gegooid. De cocaïnemarkt kende ondertussen ook een verschuiving. Het ‘succes’ in Colombia en op de smokkelroute over de Caraïben en Bahama’s zorgde ervoor dat de drug nu via land en via Mexico gesmokkeld werd naar de Verenigde Staten. Geleidelijk aan trokken de Mexicaanse kartels die markt naar zich toe zodat ze tegen 2000 marktleider werden. Het jaar 2000 betekende verder ook het volledige einde van het PRI-monopolie. President Fox van de PAN partij werd verkozen en de kartels zagen hierin hun kans om zich volledig los te werken van de politiek. Het gevolg van deze regimewissel was dus een stijging van het geweld tussen de groepen en zeker door de gevolgde kingpin strategie die Fox hanteerde. Ook hier zien we een democratisering van de handel en nieuwe organisaties en allianties opkomen. Dit was al zeker het geval in de periode dat Calderón president was (2006-2012). Hij omarmde letterlijk de War on Drugs/Terror politiek en militariseerde de aanpak. De gevolgen voor Mexico waren navenant en dit vooral in de grensstreken. Van 2007 tot 2011 verdriedubbelde het aantal moorden en werden de moorden alsmaar gruwelijker. De VS steunde dit beleid aan de hand van het Mérida Initiative dat vaak de bijnaam Plan Mexico krijgt. 1,6 miljard dollar aan steun werd voorzien, alsook wat technisch en militair materiaal. Vooral in de opvolging van het plan, simpelweg Mérida II genoemd, werden ook de grensstreken meer en meer geviseerd uit vrees voor een spill-over. Toen Nieto in 2012 president werd, besloot hij het wat over een andere boeg te gooien. Niet de leiders, maar het geweld op zich moest aangepakt worden. De voedingsbodem hiertoe werd gezocht in socio-economische gronden en hiervan maakte hij dan ook zijn initiële focus. Recent zien we echter dat de moordgraad terug aan het stijgen is, onder andere door de verdere 37 versplintering van de kartels die nog steeds strijden tegen elkaar. Ook de burgers nemen de wapens in eigen handen. Wat uiteraard zorgt voor een gewelddadige cocktail. 38 Hoofdstuk 3. For the times they are a-changin’ 1. Inleiding De escalatie van geweld en vooral het uitblijven van positieve effecten kenmerken het War on Drugs verhaal. Vele wetenschappers – en dit zowel criminologen, sociologen, toxicologen, politicologen, … – verklaren het prohibitionistisch beleid als gefaald. Ook in België vragen bepaalde geleerden om een verandering in het drugsbeleid (Decorte, De Grauwe, & Tytgat, 2013; Fijnaut & De Ruyver, 2014). Waar de roep om een beleidsswitch het grootst is, is evenwel in Latijns-Amerika. Gebukt onder jarenlang geweld, liggen alle opties nu op tafel. In wat volgt bespreken we kort de effecten van de War on Drugs in Latijns-Amerika en vooral wat de Latijns-Amerikaanse landen nu aangrijpen om het verhaal te herschrijven en hoe dat precies gebeurt. 2. Over ballonnen en effecten Wanneer we gaan kijken naar het voornaamste doel van de War on Drugs, dan zien we dat ze gefaald is in haar opzet. Het aanbod van drugs is zeker niet gedaald. Door het balloneffect verschuift deze gewoon en blijft ze over het algemeen stabiel (Carvalho, 2013). Zo daalde de cocateelt misschien recent wel in Colombia, maar werd deze leegte meteen opgevuld door een stijging van de teelt in Bolivië (Segura, 2014). Dit balloneffect manifesteert zich ook in een verschuiving van geweld. Net zoals de teelt, is ook het druggeweld in Colombia gedaald. Op zich is dit natuurlijk een zeer positieve ontwikkeling, maar de verschuiving naar Mexico en Centraal-Amerika maakt van deze daling een nuloperatie (Crandall, 2013). Eén van de belangrijkste effecten van de War on Drugs is dat doordat drugs net een criminele activiteit zijn en door de harde reactie erop, enkel de meest geharde criminelen het nu voor het zeggen hebben. Daarenboven houden deze criminele netwerken zich ondertussen niet enkel meer bezig met drugs, maar omvatten hun activiteiten nu ook de verkoop van wapens, mensensmokkel, heuse prostitutienetwerken, kidnapping, … (Organization of American States, 2012b). Daarenboven heeft onderzoek aangetoond dat de supply side approach desastreuze 39 gevolgen heeft en dit zowel op het vlak van volksgezondheid als op het vlak van veiligheid (Carvalho, 2013). Gezondheidsproblemen die gerelateerd zijn aan drugs, zijn aanwezig in alle landen van het Amerikaanse continent. Het aantal is echter wel groter in Noord-Amerika waar de consumptie traditioneel ook het hoogst is (Organization of American States, 2013a). Desalniettemin is ook het gebruik aan het stijgen in de zuidelijkere landen. Hier geeft het trickle down effect een verklaring voor. Het is niet onbegrijpelijk dat de gigantische hoeveelheden drugs die geproduceerd of doorgesluisd worden in bepaalde landen ook bij de plaatselijke bevolking terecht komt (Organization of American States, 2013b). Zo maakt bijvoorbeeld de pastabase van cocaïne, de zogenaamde paco, zijn opmars in Argentinië en Brazilië (Garibotto, Metaal, Fraser, & Equipo Intercambios, 2006; Inter-American Drug Abuse Control Commission, 2015). Concentreren de gezondheidsproblemen zich vooral in het noorden, dan is de impact op de economie, de sociale relaties, veiligheid en democratisch bestuur veel hoger in de productie-en transitlanden van het zuiden (Organization of American States, 2013a). Door de economische posities die de drugsbendes innemen, moet de legale economie vaak in strijd gaan hiermee. De hoge lonen die de illegale economie belooft, zorgen ervoor dat veel mensen de stap wagen. Ook blijven sommige investeringen uit, uit schrik voor het geweld dat in de streek heerst. Daarenboven betaalt deze economie ook geen belastingen of koopt het ook geen vergunningen, waardoor het mee de legitimiteit van de staat onder druk zet (Organization of American States, 2013b). Die legitimiteit wordt nog verder afgebrokkeld door de hoge mate van corruptie die gepaard gaat met een dergelijk beleid. Actoren in de drugseconomie proberen politieke macht te kopen om meer privileges te krijgen of toch op zijn minst bescherming tegen politie en gerecht. Via omkoping en intimidatie krijgt het democratisch bestuur een ferme terugslag. En natuurlijk hoe zwakker een staat wordt, hoe receptiever het wordt voor dergelijke zaken (Carvalho, 2013; Organization of American States, 2012b, 2013a). Ook de reactie zelf zet verder druk op de ketel. Door de bijna exclusieve focus op een strafrechtelijke reactie, wordt er veel bespaard op minstens even belangrijke zaken als educatie, gezondheidszorg, infrastructuur,… (Organization of American States, 2013b). Zo creëert men natuurlijk een vicieuze cirkel voor de reeds kwetsbare groepen. Wanneer de stap naar de legale economie te groot wordt, wordt de illegale des te aanlokkelijker. 40 Die kwetsbare groep maakt vervolgens ook het grootste deel uit van de slachtoffers van de strafrechtelijke reactie. De ultimum remedium gedachte van de gevangenisstraf wordt in vele gevallen achterwege gelaten. De gevangenissen barsten bijna letterlijk uit hun voegen. Zelfs voor kleinschalige delicten, zoals het gebruik van drugs, worden mensen opgesloten in gevangenissen die vaak niet voldoen aan de internationale standaarden (Metaal & Youngers, 2011). De druk om moreel goed te doen, zorgt voor perverse effecten. Mensenrechtenschendingen worden zo vaak geassocieerd met de War on Drugs: disproportionele straffen, administratieve detenties, gevangenisoverbevolking,… (Giacomello, 2014; Organization of American States, 2013b). Gezien het niet de bedoeling is van deze masterproef om uitgebreid de effecten toe te lichten van het prohibitionistisch drugsbeleid, gaan we nu over naar de politiek die zich daarrond heeft ontwikkeld. De Latijns-Amerikaanse landen die jaren dit beleid gevolgd hebben, grijpen deze effecten evenwel aan om alternatieve manieren van drugsbeleid nu op de kaart te zetten en uit te voeren. 41 3. Een wind van verandering In Latijns-Amerika heerst momenteel een onomkeerbare trend om weg te trekken van de War on Drugs (Armenta et al., 2012). De hoge sociale, democratische en economische kosten worden niet langer tenietgedaan door de morele overweging om drugs frontaal aan te vallen. De twee rapporten die voortvloeiden uit de top in Cartagena (2012) zijn baanbrekend en openen een weg voor alternatieve beleidsopties. Ze markeren volgens de Organization of American States zelf en ook voor vele anderen een historisch voor- en namoment (Organization of American States, 2014). In deze scriptie volgen we dan ook deze indeling om het verhaal rond Cartagena en de nasleep ervan te ontleden. Het taboe doorbreken Het historische kantelmoment kwam niet zomaar uit de lucht vallen. Ondanks dat vele bronnen vermelden dat de top in Cartagena de eerste keer was dat Latijns-Amerika uit zijn schulp kwam tegen de Verenigde Staten en hun War on Drugs, werd al veel eerder kritiek gefulmineerd op dit beleid. Al in 1993-1994 begon Mexico, maar ook Guatemala en Colombia, steun te zoeken om een internationale conferentie te houden om het VN-raamwerk, waarop het certificatieproces van de VS is gebaseerd, te herzien of op zijn minst te herbekijken. Zo stonden de reclassificatie van cannabis en coca, de optie van decriminalisering, harm reduction,… op de lijst van eventuele voorstellen (Armenta et al., 2012; Bewley-Taylor & Jelsma, 2016). Dit alles culmineerde in 1998 in een United Nations General Assembly Special Session on Drugs. Manipulatie vanuit de VS voorkwam echter dat Mexico over deze sessie het voorzitterschap kreeg. Het eindresultaat was dan ook teleurstellend en eerder een herbevestiging van het bestaande kader. Sterker nog, men voorzag dat we tegen 2008 een drugvrije wereld zouden kennen (Jelsma, 2003). De Oekraïense voorzitter van de sessie meldde dat ze zich moesten opmaken voor een lang en gruwelijk gevecht om deze doelstelling te behalen (Armenta et al., 2012). Het taboe om aan de VN-drugsverdragen te sleutelen leek compleet. Zoals eerder vermeld, kreeg het certificatieproces van de Verenigde Staten aanhoudend kritiek en zeker van Mexico. De discussie mocht dan wel gesloten zijn op het niveau van de Verenigde Naties, in de Organization of American States ging ze wel verder. Ook op vraag van Mexico werd op het 42 einde van de jaren ’90 het MEM opgericht, het Multilateral Evaluation Mechanism (Armenta et al., 2012). Het doel van dit mechanisme was om periodieke aanbevelingen te geven op basis van landelijke en hemisferische rapporten aan de lidstaten om hun capaciteiten te verbeteren om de drugproblematiek te controleren alsook hun coöperatie onderling te verbeteren (Organization of American States, 2012d). De bedoeling was eigenlijk om het unilaterale certificatieproces van de VS wat tegen te werken, maar door de dominantie van de Verenigde Staten in de OAS werd dit evenwel niet gehaald. Later werd het certificatieproces evenwel aangepast door de aanhoudende druk van Mexico (cf. supra). In 2008 laaide de discussie opnieuw op. Een groep van ex-presidenten vormde de Latin American Commission on Drugs and Democracy, onder leiding van Cardoso (Brazilië), Gaviria (Colombia) en Zedillo (Mexico). Het doel van deze groep was om het debat terug nieuw leven in te blazen door een evaluatie te maken van het beleid. In 2009 verscheen dan ook een rapport waarbij ze voorstelden om de aanpak om te gooien naar een gezondheidsperspectief en de nadruk te leggen op educatie, preventie en behandeling (Carvalho, 2013; Gootenberg, 2012). Zij legden de oplossing bij de gebruikerslanden, die de verantwoordelijkheid dragen om de vraag te doen dalen en bijgevolg ook het aanbod (Segura, 2014). Kortom, de Verenigde Staten mochten ook in eigen land een tandje bij steken. De groep kreeg in 2010 een kwalitatieve uitbreiding waardoor het meer gewicht kreeg. De Secretaris-Generaal van de VN tijdens de UNGASS van 1998, Kofi Annan, vervoegde de gelederen, maar ook George Shultz – voormalig minister van buitenlandse zaken onder Reagan –, Richard Branson en vele ex-presidenten zoals die van Zwitserland, Chili, Polen, Griekenland,... en vormden samen de nieuwe Global Commission on Drug Policy (Carvalho, 2013). In 2011 publiceerden ook zij een vernietigend rapport waarbij ze opriepen om het taboe te doorbreken en een totale ommezwaai te maken inzake drugsbeleid (Global Commission on Drug Policy, 2011; Von Hoffman, 2015). De geest leek nu eindelijk volledig uit de fles. Zeker wanneer ook zittende presidenten Santos en Molina het rapport mee ondertekenden (Crandall, 2013). 43 De weg naar Cartagena Santos en Molina waren evenwel niet de enige zittende presidenten die zich tegen het huidige beleid uitspraken. Eerder al, in 2008, sprak de toenmalige president van Honduras Zelaya zich uit en stelde dat decriminalisering een te bekijken optie was (Armenta et al., 2012). In 2009 werd de president evenwel afgezet door een coup en volgde er een campagne die hem afschilderde als betrokkene in de drugshandel. De Verenigde Staten vonden zijn voorgestelde beleidsoptie ook onaanvaardbaar. De toenmalige ambassadeur beschuldigde zelfs een groot deel van de Hondurezen in de VS ervan dat een deel van hun remittances simpelweg drugsgeld was (Kozloff & Weinberg, 2014). Ook de president van Costa Rica had een opmerkelijk voorstel in juni 2011. Op een conferentie van het Central American Integration System (SICA) stelde Laura Chinchilla een financieel compensatieplan voor waarin de druginbeslagnames en de bijhorende kosten vergoed zouden worden door het land van bestemming. Wat natuurlijk voor de meeste ladingen de Verenigde Staten was. In december van datzelfde jaar kwamen de SICA-leden (Guatemala, El Salvador, Honduras, Nicaragua, Costa Rica, Panama, Belize en de Dominicaanse Republiek) opnieuw samen maar ditmaal ook met Mexico en Colombia. Op deze samenkomst werd een paragraaf aangenomen die opriep aan de consumptielanden om de vraag te doen dalen en om alle mogelijke opties te bekijken om de drugseconomie te ondermijnen. Ook de regularisering van de markt dus (Armenta et al., 2012). De gesprekken draaiden evenwel op weinig substantieels uit en president Molina stelde voor om in Antigua (Guatemala) op 24 maart 2012 verder te praten. Alle Centraal-Amerikaanse presidenten aanvaardden de uitnodiging, maar toen het overlegmoment eenmaal aanbrak, kwam slechts de helft opdagen. Om het debat niet te doen escaleren, hadden de Verenigde Staten enkele van zijn topofficieren op visitatieronde gestuurd. Onder andere El Salvador, Nicaragua en Honduras kwamen op het laatste moment niet opdagen (Jelsma, 2012). Het weerhield Molina er echter niet van om waarlijk alle opties op tafel te gooien. In Antigua kondigde hij vier voorstellen af. Ten eerste was hij voorstander van het eerdere voorstel van Chinchilla. De waarde van de inbeslaggenomen drugs zou zo terugbetaald worden door het bedoelde gebruikersland ter compensatie van de hoge sociale kosten en gerechtelijke uitgaven. Verder stelde hij een Central American Penal Court voor om de drugtrafiek te kunnen bestraffen in een rechtbank met regionale jurisdictie en eigen gevangenissysteem. Zo konden de nationale systemen wat ontlast worden. Zijn derde voorstel was voor de Verenigde Staten 44 de grootste doorn in het oog. Molina stelde voor om een corridor op te richten tussen Noorden Zuid-Amerika waarbij cocaïne zonder problemen kon passeren en het bijhorende geweld dus achterwege kon blijven. Ten slotte lag ook de decriminalisering en zelfs regularisering van bepaalde drugs op tafel (Armenta et al., 2012; Jelsma, 2012). Hoewel vrijwel niemand van de overgebleven afgevaardigden bij deze laatste statements aanwezig was, kon Molina zo wel duidelijk de aandacht trekken van de Verenigde Staten naar aanloop van de OAS top in Cartagena later dat jaar (James, 2012). Een top met historische resultaten De presidenten van El Salvador, Honduras en Nicaragua die op het laatste moment niet kwamen opdagen op de top in Antigua hielden op 30 maart 2012 hun eigen meeting. Hierbij beslisten ze om in Cartagena met een gezamenlijk voorstel te komen waarbij depenalisering of decriminalisering geen plaats kende. De Verenigde Staten hadden immers duidelijk aangegeven dat zij hier geen voorstander van waren (Jelsma, 2012). Nochtans waren zij zelf ondertussen aan het experimenteren gegaan. De staten Colorado en Washington beslisten in een eigen referendum om cannabis voor recreationele doeleinden te legaliseren. Vorig jaar volgden ook Oregon en Alaska hen in dit voorbeeld (Vanhee et al., 2015). Deze dubbele positie bracht Mexicaans senator Fernando Belaunzarán ertoe om zich terecht af te vragen welke zin het had om blijven vast te houden aan de strijd tegen het transport van cannabis naar de VS, terwijl deze toch het legaal gebruik ervan toestaan (Crandall, 2013; Youngers, 2014). De vrees zat er evenwel in dat de Centraal-Amerikaanse landen hun frustraties afgekocht konden worden door aan het Central American Regional Security Initiative plan te sleutelen. De Verenigde Staten kregen evenwel een uitermate assertief Latijns-Amerika voorgeschoteld tijdens de top. Dankzij de vastberadenheid van Molina en Santos kwam het drugsprobleem op de agenda terecht (Armenta et al., 2012). Obama mocht zijn oren spitsen naar tal van vragen over en kritieken op het huidige beleid dat zijn administratie nog altijd nastreefde (Crandall, 2013). Op de samenkomst werden evenwel geen echte alternatieven besproken, maar de kritiek zorgde ervoor dat de Organization of American States het mandaat kreeg om de situatie te onderzoeken (Armenta et al., 2012; Insulza, 2015; Organization of American States, 2012c; Segura, 2014; Youngers, 2014). Voorzitter Santos was dan ook duidelijk: het rapport moest eerlijk, 45 doorgedreven en zonder taboe zijn om een weg te kunnen banen voor nieuwe vormen van aanpak (Organization of American States, 2014). Op basis van een Mexicaans voorstel werd ook afgesproken om een Inter American System against Organized Crime op te richten, zodat informatie makkelijker gedeeld kon worden om de internationale coöperatie te versterken (Armenta et al., 2012; Organization of American States, 2012a). De taak om de rapporten op te stellen werd gecoördineerd door het Inter-American Commission on Drug Abuse (CICAD), dat direct onder toezicht staat van de toenmalige secretaris-generaal van de OAS, de Chileen Insulza. Het probleem met dit orgaan is echter dat het traditioneel bekend staat om gedomineerd te worden door VS-belangen gezien hun grote aandeel in de sponsering ervan (Armenta et al., 2012; Youngers, 2014). Ondanks het aanvankelijk scepticisme, waren de resultaten die een jaar later gepubliceerd werden echter baanbrekend te noemen. Het eerste deel – het analytisch rapport – geeft een zo’n duidelijk mogelijk beeld van de bestaande situatie, gaande van een precieze probleemdefiniëring tot het analyseren van legaliserings- en regulariseringsalternatieven. Het tweede, voorspellende rapport stelt mogelijke scenario’s voor de komende jaren tot 2025 voor (Organization of American States, 2012b). Het analytisch rapport werd in het luik over de effecten van de War on Drugs al veelvuldig aangehaald, maar het is hier zeker ook het vermelden waard dat de steeds herhaalde kritiek dat de productie- en transitlanden een disproportionele prijs betalen in vergelijking met de consumptielanden, ook letterlijk in dit rapport terugkomt. Ook het voorkeur verlenen aan een holistische aanpak, met grote flexibiliteit inzake landelijke beleidsopties, toont aan dat de rapporten allerminst geen blad voor de mond nemen en duidelijk de punten van kritiek van Latijns-Amerikaanse leiders volgen (Organization of American States, 2013a). Het meest opzienbarend is echter het voorspellend rapport. Hierin worden vier mogelijke scenario’s voorgesteld. Het eerste, Together genoemd, vertrekt vanuit de vaststelling dat meer en meer leiders zullen erkennen dat door het te hoge geweldsniveau – en dan vooral in Centraal- Amerika en de Caraïben – het zo niet meer verder kan. De oplossing ligt erin om samen het probleem aan te pakken door een nauwere samenwerking. Via onder meer het invoeren van best practices, het versterken van de rechtstaat en democratische instituties moet het geweld zoveel mogelijk afgeschrikt worden. Ook het vernieuwen van de relaties tussen burger en overheid staan hier centraal. De nadruk ligt hier dus duidelijk op het reduceren van geweld. De 46 voorspelling is dan ook dat deze zal dalen, maar dat daarom een daling in de drugtrafiek niet per se zal volgen (Organization of American States, 2013c). Waar het eerste scenario nog uitgaat van een brede consensus, dan is die in het Pathways scenario toch in eerste instantie zoek. Een groeiend aantal leiders zal het huidig beleid als gefaald aanduiden, terwijl andere zullen blijven vasthouden eraan. De eerste groep zal beginnen met het experimenteren met vernieuwende wetgeving en dit vooral bij het beleid rond cannabis. De ontwikkelingen in Uruguay (cf. infra) en de Verenigde Staten worden hierbij gezien als katalysatoren (Fijnaut & De Ruyver, 2014; Vanhee et al., 2015). Het resultaat van deze verschillende pathways zal ertoe leiden dat de eerdere consensus van de drugsverdragen van de Verenigde Naties volledig uit elkaar valt. Deze experimenten zullen er een flagrante schending op zijn, maar zullen meer in overeenstemming zijn met de mensenrechtenverdragen en met de vereisten van volksgezondheid. Tegen 2021 voorspelt dit model echter dat men aan het onderhandelen zal zijn over een nieuw VN-drugsverdrag en ook andere modellen voor cocaïne, heroïne,… Geleidelijk aan zal er zich een daling in de georganiseerde drugshandel laten optekenen alsook in het geweld dat er mee gepaard gaat. Door deze resultaten zal er traag maar gestaag een nieuwe consensus bereikt worden (Organization of American States, 2013c). Het Resilience scenario omarmt de holistische aanpak waarop zo veel geleerden doelen. De focus ligt hier op de mensen zelf en niet op drugs. De gemeenschap moet net zoals een lichaam versterkt worden zodat het een natuurlijk afweermechanisme krijgt tegen de ziekte die drugs vormen voor onze samenleving. Preventie, harm reduction, sociale activiteiten, empowerment, … zijn hier de kernwoorden. Deze bottom-up aanpak wordt ook geflankeerd door een globale ontwikkeling waarbij de meer bemiddelde landen humanitaire hulp sturen om dit beleid mee te helpen ontwikkelen. Ook is er hier ruimte voor alternatieve vormen van bestraffing en straffen. Zo worden de drug courts die nu al actief zijn in de VS, maar ook in België bijvoorbeeld met de Drugsbehandelingskamer, als mogelijke optie aangereikt. Tegen 2025 voorziet dit scenario dat er nog veel problemen zullen bestaan, maar dat de grootste evenwel verdwenen zullen zijn (Organization of American States, 2013c). Het laatste scenario is meteen ook het meest pessimistische van aard. Disruption gaat ervan uit dat de rapporten van de OAS wel wat debat zullen teweegbrengen, maar dat tegen 2016 nog niets zal veranderd zijn. Vooral de Centraal-Amerikaanse landen zullen zich hierdoor tekort gedaan voelen. Zeker wanneer consumptielanden met alternatieven beginnen te exploreren. Sommigen zullen een soort pact aangaan met de criminele organisaties om toch een vorm van vrede te bekomen, naar het voorbeeld van Mexico vroeger. Anderen zullen dit veroordelen en 47 stellen dat dit enkel tot een vergroting van de problematiek zal leiden en de criminelen enkel maar ‘normaler’ zal doen lijken. Al snel zullen bepaalde landen elkaar beschuldigen van nalatigheden en het niet nakomen van de VN-verdragen. Aangezien er tegen die inbreuken geen maatregelen worden getroffen, zullen de groeiende vijandigheden tegen 2020 uitmonden in conflicten tussen buurlanden. Totaal het tegenovergestelde van het Together en Resilience scenario, een alternatief einde voor het Pathways model, wordt het hier een elk-voorzichverhaal (Organization of American States, 2013c). Welk scenario het ook mag uitgaan, één opmerking is alvast frappant te noemen. Sinds de neerlegging van de rapporten heeft de Obama-administratie het niet langer over de War on Drugs (Insulza, 2015). Van Cartagena naar New York De rapporten werden in juni 2013 in Antigua besproken, maar echt grote veranderingen of grote uitspraken kwamen hier niet meer uit de bus (Segura, 2014). Ook waren er duidelijk nog grote verschillen aanwezig, met onder meer Peru, Panama en Nicaragua die eerder voor de status quo kozen (Youngers, 2014). Desalniettemin zijn er toch een paar punten van consensus. In Antigua werd besloten om een proces van consultatie te starten om deze punten nog meer eensgezinder te krijgen om samen dan naar de UNGASS in 2016 te trekken. Het volksgezondheidsperspectief, het zoeken naar alternatieven voor gevangenisstraffen, het tegenwerken van corruptie,… op deze punten werd er naar een gemeenschappelijk voorstel gezocht (Insulza, 2015). De nood om het huidig beleid te herzien werd dan wel bevestigd, maar velen bleven toch op hun honger zitten na de afloop ervan (Organization of American States, 2014). Ook de zitting van de Commission on Narcotic Drugs in 2014 te Wenen toonde aan dat landen als Rusland, China, Pakistan,… nog vóór de status quo blijven. Het noopte Mexico, Colombia en Guatemala ertoe om de Verenigde Naties te verzoeken een speciale sessie te houden over het drugprobleem om er een open discussie over te kunnen houden (Carvalho, 2013; Youngers, 2014). De Verenigde Staten pasten ondertussen hun beleidsstandpunten wat aan. Om hun geloofwaardigheidscomplex wat bij te schaven, promootten ze nu ook een bepaalde mate van flexibiliteit binnen het kader van de Verenigde Naties (Youngers, 2014). Door de hervormingen in eigen land wat betreft de cannabiswetgeving in enkele staten, nam de VS een nieuwe positie 48 in. Die positie bestaat uit vier pijlers: de integriteit van de bestaande verdragen moet bewaard worden; een flexibele interpretatie ervan moet evenwel mogelijk zijn; verschillende nationale beleidsopties moeten getolereerd worden en ten slotte moet er blijven gestreden worden tegen de georganiseerde misdaad. Velen zien hierin een positieve evolutie, maar volgens Bewley- Taylor en Jelsma (2014) is dit eerder schone schijn. De VS kan zo tegelijk de hervormingsagenda omarmen én in wezen niets veranderen. Want voor wie is flexibiliteit toegestaan en wie beslist dit? 4. De verwachte teleurstelling: UNGASS 2016 De Global Commission on Drug Policy was alvast optimistisch tegenover de speciale sessie van de VN. Ze zagen er de uitgelezen kans in om het beleid te herzien en een nieuwe richting uit te sturen. Hun aanbevelingen waren een samenvatting van de voorstellen die daarvoor al vermeld werden: het aannemen van een gezondheidsperspectief, stoppen met het criminaliseren van de gebruikers, alternatieve straffen voorzien en het stimuleren van legale alternatieven (The Global Commission On Drug Policy, 2014). Ik moet eerlijk toegeven, ik deelde hun optimisme. Als criminoloog wordt men constant gewezen op de negatieve effecten van het prohibitiebeleid. Een gezondheidsaanpak lijkt dan ook voor mij de meest correcte manier en dit samen met legale alternatieven. De VN-verdragen zijn een artefact uit een tijd waarin drugs als duivels aanzien werden en niet de antropologische constante die ze werkelijk zijn. Geen enkele cultuur, geen enkel tijdssegment kende een drugsvrije wereld zoals die in 1998 nog naïef werd beloofd. Sinds de invoering van de verdragen, is het drugsprobleem enkel groter geworden. De risico’s die ermee gepaard gaan, zijn onwezenlijk. We kunnen het beter zelf in handen nemen, dan het overlaten aan een criminele markt die er miljarden dollars uit schept en zoveel levens bedreigt. De UNGASS van dit jaar, leek ook voor mij de uitgelezen kans om eindelijk de verdragen naar de 21ste eeuw te tillen of toch op zijn minst de optie te overwegen… De resolutie die aangenomen werd op het einde van de sessie is dan ook teleurstellend. De drie verdragen worden nog steeds aangehaald als de hoekstenen van het drugbeleid. Ook hier weer de utopische belofte van een drugsvrije wereld. Positief echter is evenwel het aanhalen van eventuele flexibiliteit binnen de verdragen, het proportioneel straffen, de nood aan ook socio49 economische maatregelen en dus de erkenning van een meer holistische aanpak (General Assembly, 2016). Dat de VN-verdragen onaantastbaar zijn voorlopig, kwam pijnlijk tot uiting in een soort voorakkoord tussen de Verenigde Staten en de Europese Unie om allebei dit topic op hun nonpaper te zetten. De notie van flexibiliteit komt beide grootmachten echter wél goed uit. De VS kan zo zijn geloofwaardigheidscomplex wat oplossen en ook de Europese Unie kan verder experimenteren met harm reduction, alternatieve straffen voor gevangenisstraffen,… Ook andere grootmachten als Rusland en China komt dit goed uit. Zij kunnen namelijk door de flexibiliteit ook strenger gaan bestraffen (Bewley-Taylor & Jelsma, 2016). Toch is het duidelijk dat de consensus van voordien verdwenen is. Ook Canada herhaalde zo bijvoorbeeld zijn belofte om de cannabiswetgeving te herzien. De Colombiaanse president Santos uitte opnieuw zijn ongenoegen over de disproportionele prijs die zijn continent betaalt, terwijl andere landen aan het experimenteren gaan. Een opmerkelijke passage uit het Pathways scenario – dat al in 2013 gepubliceerd werd dus! – lijkt hier van toepassing: ‘In 2016, the UNGASS discusses all these issues, but ends in disagreement. The differences of opinion about the way forward cannot be negotiated down to a new consensus. Diplomatic efforts are required to avoid an explicit demonstration of disagreement, so the session ends with the adoption of a bland declaration to mask the breakdown of the global drug control consensus’ (Organization of American States, 2013c, p.49) De lijn van dit scenario verder volgend, gaan we nu verder in op enkele landelijke initiatieven in Latijns-Amerika. Deze alternatieven spitsen zich vaak toe op cannabis en niet op cocaïne die het grootste voorwerp uitmaakte van de door VS geleide War on Drugs. Desalniettemin maakte cannabis al die jaren ook uit van de gevoerde politiek. Er werd geen onderscheid gemaakt. De vele hervormingsactivisten, geleerden, politieke leiders, het Pathways scenario,… gaan er allemaal van uit dat er met cannabis geëxperimenteerd kan worden. Iets waar ze in Uruguay zeker naar geluisterd hebben. 50 5. Nationale initiatieven Het VN-kader rond drugs aanpassen mag dan al bijna een sisyfusarbeid zijn, landelijke kaders zijn iets makkelijker aan te passen. Ook al zijn de verdragen ondertekend, het controleorgaan van de Verenigde Naties, namelijk het INCB of International Narcotics Control Board, is veeleer een reus op lemen voeten (Vanhee et al., 2015). Fijnaut en De Ruyver (2014) argumenteren dat hoewel verdragen eens ze ondertekend zijn nageleefd moeten worden, er weinig sancties tegenover staan. Enkel een politiek spel ontwikkelt zich dan, waarbij de inbreuk als onaanvaardbaar wordt voorgesteld. De macht ligt evenwel in handen van het betreffende land dat zijn soevereiniteit aanwendt om zijn beslissing door te voeren. Zo besliste Bolivië in 2011 om zich terug te trekken uit het Enkelvoudig Verdrag van 1961 om er in 2013 zich terug bij aan te sluiten met uitzondering van de bepalingen op het strafbaar stellen van het cocablad (Carvalho, 2013; Youngers, 2014). De commotie was nog groter wanneer Uruguay als eerste land ter wereld de volledige cannabisketen regulariseerde eind 2013 (Armenta et al., 2012; Garat, 2016; Youngers, 2014). De meest gebruikte illegale drug van dit land, met een ooit-gebruikt percentage van 20% in de populatie tussen de 15 en 65 jaar, werd vanaf toen van productie tot consumptie gereguleerd en dit ondanks de ondertekende internationale verdragen (Garat, 2016). Ondanks dat een groot deel van de bevolking tegen de nieuwe wet was, voerde toenmalig president Mujica het plan door en baande het zich een weg naar de senaat (Boidi, Queirolo, Cruz, & Bello-Pardo, 2015; Crandall, 2014). Het nieuwe beleid was onderdeel van een breder veiligheidsplan genaamd Strategy for Life and Coexistence dat in 2012 werd voorgesteld. Uruguay mag dan wel nooit aan de frontlinie gelegen hebben van de War on Drugs en een van de veiligste landen van de regio zijn, toch was het onveiligheidsgevoel in die jaren enorm gestegen (Vanhee et al., 2015). Door een verstrenging in Peru, Colombia en Bolivië in de jaren 2000 op de precursoren die nodig zijn om cocaïne te maken, werd vanuit die landen nu een onafgewerkte cocabase vervoerd naar Chili, Argentinië en ook Uruguay. Hier werd het productieproces dan afgerond. Het gevolg was echter dat deze paco gedumpt werd op de lokale markten, wat voor een stijging zorgde in gebruik, maar ook in geweld (Garibotto et al., 2006). Hoewel in Uruguay het probleem nooit enorme proporties aannam, groeide het onveiligheidsgevoel evenwel enorm (Von Hoffman, 2015). De regularisatie van de cannabismarkt beoogde zo om het criminele milieu een financiële slag toe te brengen, aangezien dat cannabis nog steeds een groot deel van hun inkomsten uitmaakte (Boidi et al., 2015). 51 Daarnaast kon men ook tegemoet komen aan een grote inconsistentie in de drugswetgeving en tevens ook het streefdoel van een grootschalige sociale beweging, Regulacion Responsabile (Aguiar & Musto, 2015). Ook al had Uruguay nooit het bezit voor persoonlijk gebruik gecriminaliseerd, toch werden mensen vaak bestraft omdat de kwantitatieve maatstaf voor een persoonlijke ‘portie’ uitermate vaag was. Deze beoordeling werd dan ook een bevoegdheid van de rechterlijke discretionaire macht en leidde in de praktijk toch tot veel veroordelingen. Met de nieuwe wet werd getracht om ook hieraan tegemoet te komen (Vanhee et al., 2015). Volgens die nieuwe wet zijn er drie manieren om zich legaal van cannabis te voorzien, die elkaar wel uitsluiten. Men kan zelf zes planten thuis kweken en dit met een maximumoogst van 480 gram per jaar. Ofwel kan de gebruiker zich aansluiten bij een cannabis social club waarbij 15 tot 45 leden een totaal van 99 planten telen. Ook hier telt het maximum van 480 gram per jaar per persoon. Als laatste optie kan er tot 40 gram per maand of 10 gram per week gekocht worden in de staatsapotheek. Deze laatste optie is evenwel nog niet in werking getreden (Boidi et al., 2015; Fijnaut & De Ruyver, 2014; Garat, 2016; Vanhee et al., 2015). Ook Jamaica paste zijn cannabiswetgeving recent aan. Vanaf april 2015 werd het bezit van om en bij de 50 gram voor recreationeel gebruik gedecriminaliseerd. Ook het gebruik voor medische, therapeutische, wetenschappelijke, maar ook religieuze (cf. de Rastafari- gemeenschap) doeleinden wordt toegestaan. Het komt er op neer dat elk huishouden vijf cannabisplanten mag telen (Niaah, 2016). Bij de totstandkoming van deze wetgeving kwam de dubbele positie van de ‘flexibiliteitsdoctrine’ van de Verenigde Staten pijnlijk tot uiting. Aan de ene kant stelde de VS dat Jamaica wel degelijk legale verplichtingen heeft onder het internationale kader, maar aan de andere kant moet er wel wat tolerantie zijn. Zo komt het dat Jamaica er alles aan moet doen om de cannabishandel naar de Verenigde Staten zo goed mogelijk droog te leggen (Fox, 2015). De flexibiliteit geldt dus enkel wanneer de VS ermee akkoord kan gaan of iets mee kan winnen (Niaah, 2016). In Mexico, ook een voortrekker in het debat op internationaal vlak, werd in 2009 een wet gestemd om geen criminele sancties meer te voorzien op het bezit voor persoonlijk gebruik (Carvalho, 2013). In de andere twee landen die internationale voortrekkers zijn, gaat het echter iets trager. Molina, voormalig president van Guatemala, die zo actief was op het internationale toneel, heeft ondanks zijn vele voorstellen zelf weinig substantieel veranderd. Tijdens zijn regeerperiode zijn er wel meerdere evaluaties gehouden en werd de verschuiving naar een gezondheidsaanpak duidelijk, maar grote wijzigingen zijn er echter niet (Feilding & Ochoa, 2016). Ook bij Santos in Colombia is dit het geval. Het debat leeft er, maar effectieve 52 aanpassingen zijn er (nog) niet (Uprimny & Guzmán, 2016). Tijdens de vredesgesprekken met het FARC zijn er evenwel belangrijke beloftes gemaakt omtrent het drugsvraagstuk. In 2014 kwamen de overheid en het FARC overeen dat ze samen zouden instaan voor crop substitution programs waarbij illegale cocaplantages vervangen zouden worden door legale producten. Ook beloofde het FARC om zijn banden met de drugstrafiek na het vredesakkoord door te knippen (Gurney, 2014). De eerste overeenkomst kreeg alvast in juni 2016 een vervolg wanneer het FARC en de overheid een eerste pilootprogramma beloofden op te zetten (Gagne, 2016). Het ligt niet in de scope van deze masterproef om alle mogelijke hervormingen en vernieuwingen in Latijns-Amerika op te sommen. De boodschap is echter duidelijk. De drugswetgeving wordt in de komende jaren in vele landen een bron van discussie en debat. Het beleid dat vele jaren door de Verenigde Staten werd gepromoot, brokkelt langzaamaan af. De consensus – al dan niet opgelegd door bepaalde mechanismen – is weg en als we het voorbeeld van bepaalde landen volgen, dan zien we dat het Pathways scenario toch eigenaardig veel de werkelijkheid weerspiegelt. 6. Besluit De War on Drugs is gefaald in haar eigenlijke opzet om het drugsaanbod te doen dalen. Ondanks de mano dura aanpak die vanuit de Verenigde Staten werd gepromoot, blijft de drugsmarkt welig tieren. Een belangrijk effect is hiervoor de oorzaak. Het balloneffect zorgt ervoor dat waar er op één plaats ‘successen’ worden geboekt op vlak van het terugdringen van de cocateelt bijvoorbeeld, deze gewoon ergens elders terug floreert. Ook het geweld kent dezelfde verschuiving. De gevolgen zijn desastreus te noemen. In het noordelijke deel van het Amerikaanse continent zijn dit vooral gezondheidsproblemen, aangezien de consumptie traditioneel hier het hoogst is. Kijken we meer naar het zuiden, dan zien we dat deze landen waarlijk het slachtoffer zijn van dit beleid. Zowel op politiek vlak als op het sociale, economische, veiligheid,… hebben drugs en de bijhorende tegenreactie een invloed. Gegijzelde rechtssystemen, corruptie, een opflakkering van geweld,… het noopt de leiders van deze landen ertoe om op zoek te gaan naar nieuwe beleidsopties. De ommekeer kwam er al gedeeltelijk in 1998 toen de Verenigde Naties een speciale zitting hielden rond de problematiek. Deze kwam er op vraag van Mexico om het beleid te herevalueren en eventueel te herzien. De conclusie was evenwel naïef te noemen. Het beleid 53 werd opnieuw bevestigd en alles werd in het werk gesteld om naar een wereld zonder drugs te gaan. De VN-verdragen werden opnieuw verzegeld. In 2008 probeerde men het opnieuw. Een groep van ex-presidenten vormde de Latin American Commission on Drugs and Democracy, onder leiding van Cardoso (Brazilië), Gaviria (Colombia) en Zedillo (Mexico). Het doel van deze groep was om het debat terug nieuw leven in te blazen door een evaluatie te maken van het beleid. Zij publiceerden in 2009 een rapport waarbij ze een totale ommekeer voorstelden. De nadruk zou komen te liggen op een gezondheidsperspectief. In 2010 kreeg deze groep versterking door onder andere Kofi Annan en vormden zij samen de Global Commission on Drug Policy. Ook zij publiceerden een vernietigend rapport over de War on Drugs. Ook zittende presidenten Santos en Molina ondertekenden dit. Het taboe was opnieuw doorbroken. Molina riep op na verkennende gesprekken om in maart 2012 in Antigua verder te spreken. Na enkele ‘bezoeken’ van de Verenigde Staten aan bepaalde landen in Centraal-Amerika kwamen echter een aantal leiders niet opdagen. Desalniettemin kon Molina wel de aandacht vestigen op de gesprekken door zijn controversiële voorstellen. Niet in het minst het voorstel om een corridor te creëren tussen Noord- en Zuid- Amerika waarlangs cocaïne een vrij beloop zou kennen. De toon leek alvast gezet voor de top te Cartagena. Obama kreeg tal van vragen en kritieken te verwerken op het beleid dat door zijn land gepromoot werd en wordt. Al bracht de top zelf weinig alternatieve opties, de Organization of American States kreeg wel het mandaat om dit te onderzoeken. Een jaar later legde zij twee rapporten neer die allesbehalve een blad voor de mond namen. Het analytische rapport gaf een overzicht van alle effecten van druggebruik en – trafiek, maar ook van de reactie die erop volgde. Daarnaast gaf het voorspellende rapport enkele scenario’s voor de toekomst, waar vooral het Pathways scenario baanbrekend te noemen is. Toch bleken sommige landen wat teleurgesteld. Met name Mexico, Guatemala en Colombia riepen op om opnieuw een United Nations General Assembly Special Session on Drugs te houden rond dit thema. Nu het tij aan het keren was, leek dit het ideale moment. Waren de rapporten van de OAS nog historisch vernieuwend, dan was deze UNGASS een duidelijke sisser. Opnieuw werd het huidige beleid bevestigd en niet in het minst omdat de VS samen met de Europese Unie had afgesproken om niet aan de verdragen te tornen. De algemene consensus is echter weg. Niet in het minst door de moeilijke positie waar de VS nu inzit. Zij kan het zich niet langer meer veroorloven om als internationale politieagent op te 54 treden, wanneer het zelf de verdragen niet nakomt. De legalisering van cannabis in verschillende staten, zorgt voor een geloofwaardigheidsprobleem waarbij de VS nu flexibiliteit predikt ten aanzien van de verdragen. Als het hen maar niet in de problemen brengt. Zo werd duidelijk bij de ontwikkelingen in Jamaica, waar de VS zich inderdaad toleranter opstelt. Alleen moet Jamaica er wel voor zorgen dat de cannabissmokkel naar de Verenigde Staten onder controle blijft. Jamaica is een van de landen die niet bleef wachten op de uitkomst van de UNGASS. Zo ook Uruguay niet. Dit land regulariseerde als eerste land ter wereld de gehele cannabisketen met de bedoeling om de criminele markt te ondermijnen. Het Pathways scenario van de OAS lijkt stilletjes aan waarheid te worden met landelijke initiatieven die elk hun eigen weg zoeken om later naar een nieuwe consensus te groeien. 55 Hoofdstuk 4. Conclusie en discussie Deze masterproef trachtte een antwoord te vinden op twee vragen. Ten eerste werd nagegaan hoe de War on Drugs geframed werd in Latijns-Amerika door de Verenigde Staten en hoe deze hiertoe hun macht gebruikten in de regio. Vervolgens werd nagegaan hoe het huidige debat rond het drugsbeleid zich momenteel ontwikkelt. Om deze antwoorden te vinden, werd vertrokken vanuit een theoretisch kader dat we concept wars zijn gaan noemen. De Verenigde Staten kennen een traditie in het verklaren van de oorlog aan allerlei concepten. Wanneer eind jaren ’80 communisme zijn aantrekkingskracht verloor, werd dit meteen opgevuld door drugs. De VS deed dit om twee redenen. Ten eerste om zijn exceptionalisme te verstevigen. Enkel de Verenigde Staten van Amerika zouden het drugsprobleem uit de wereld kunnen helpen. De tweede reden valt hier nauw mee samen. Door die internationale politierol op te nemen, behoudt het land ook zijn hegemonie in de wereld. De VS had hiervoor enige tools tot zijn beschikking om dit toe te passen in Latijns-Amerika. Ten eerste de reeds verworven hegemonie, die het land in staat stelde om ook deze nieuwe concept war aan te voeren. Verder waren de verdragen van de Verenigde Naties op vlak van drugs ook een belangrijk middel om hun macht verder uit te bouwen. Zeker wanneer de Verenigde Staten een soort beloningsmechanisme uitbouwen die hierop gestoeld is. Het dreigen met sancties, in de vorm van afschaffen van economische hulp bijvoorbeeld of het gewoon uitvoeren ervan via het certificatieproces, zorgde ervoor dat bepaalde landen de door de VS gezette beleidslijnen uitvoerden. Dit werd bekeken aan de hand van twee case studies. Colombia kwam hier als eerste aan beurt. De drugshistoriek van dit land wordt nu ook recent op Netflix uitgezonden en is als case emblematisch voor de War on Drugs. De harde kingpin strategie en de klopjacht op eerst de leiding van het Medellín-kartel en daarna van het Cali-kartel, zorgde voor een escalatie van geweld in Colombia dat al zijn handen vol had met het FARC. Het Plan Colombia eind jaren ’90 moest hier soelaas brengen, maar desalniettemin schoot ook dit plan naast zijn doel. Ondertussen eigenden de Verenigde Staten zich ook een nieuwe concept war toe. Dit kwam tot uiting bij het bestuderen van de case Mexico. Hier werd de War on Terror vervlochten met de War on Drugs. Dit land kende door een verschuiving van de drugtrafiek door eerdere ‘successen’ van het gevoerde beleid, een ongekende stijging in geweld. Wanneer president Calderón besloot in 2006 om hiertegen hard op te treden, was het hek helemaal van 56 de dam. De VS steunde echter dit beleid via het Mérida Initiative. En het geweld bleef maar stijgen en gruwelijker worden… In 2012 gooide de nieuwe president Nieto het over een andere boeg en verkoos socio-economische maatregelen te nemen. Het geweld daalde, maar recent is er toch opnieuw een opflakkering te noteren. De escalatie aan geweld, corruptie, enorme druk op de rechtssystemen, … en vooral het niet behalen van het doel, namelijk een daling in het drugsaanbod, zorgt ervoor dat heel wat LatijnsAmerikaanse leiders snakken naar verandering. Dat het War on Drugs beleid gestoeld is op de verdragen van de Verenigde Naties, maakt dat zij op het hoogste internationale toneel zich proberen los te werken uit dit beleid. Eerst werden regionaal al grote stappen vooruitgezet. De top in Cartagena en de rapporten die hieruit voortvloeiden zijn historisch te noemen. Nooit eerder werden er op zo’n hoog niveau dergelijke progressieve uitspraken gedaan. Het voorspellende rapport maakte melding van een scenario waarbij verschillende landen elk hun eigen, onafhankelijke weg in slaan en hun eigen drugsbeleid zullen uitstippelen. De United Nations General Assembly Special Session on Drugs in 2016 beloofde op dit elan verder te gaan. Deze laatste draaide echter uit op een sisser en de herbevestiging van de bestaande verdragen. De consensus is evenwel volledig verdwenen en ook de Verenigde Staten kunnen het zich niet meer veroorloven om hun macht te gebruiken inzake drugsbeleid. Sommige staten maken nu zelf een directe schending uit van die internationale verdragen. Zo ook Uruguay, dat niet wachtte om zijn veranderingen door te voeren. Als eerste land ter wereld regulariseerde het in 2013 cannabis van zaad tot joint. De voedingsbodem van de criminele markt, namelijk het geld, wordt zo verwacht een tegenslag te krijgen. Ook in Jamaica paste men de cannabiswetgeving aan in 2015. Het Pathways scenario wordt steeds meer werkelijkheid. We mogen er dan ook vanuit gaan dat er in de nabije toekomst nog dergelijke initiatieven zullen uitgevoerd worden. Guatemala en Colombia zijn uiterst actief op de internationale arena, maar ook nationaal worden alle opties overlopen. Mexico besloot in 2009 om geen strafrechtelijke sancties meer te voorzien op het bezit van drugs voor persoonlijk gebruik. De UNGASS mag dan wel een teleurstelling zijn geweest, het ziet ernaar uit dat de Latijns-Amerikaanse landen hun drugswetgeving terug in eigen handen gaan nemen. 57 Bibliografie Aguiar, S., & Musto, C. (2015). The Green Ray. Regulation of Marijuana in Uruguay. Paper presented at the 9th Annual ISSDP Conference, Ghent. Armenta, A., Metaal, P., & Jelsma, M. (2012). A breakthrough in the making? Retrieved from http://www.druglawreform.info/images/stories/documents/dlr21.pdf Astorga, L. (2001). The Limits of Anti-Drug Policy in Mexico. International Social Science Journal, 53(169), 427-434. doi:10.1111/1468-2451.00331 Ayling, J. (2005). Conscription in the War on Drugs: Recent reforms to the U.S. drug certification process. International Journal of Drug Policy, 16(6), 376-383. doi:http://dx.doi.org/10.1016/j.drugpo.2005.08.002 Bagley, B. (1988a). Colombia and the War on Drugs. Foreign Affairs, 67(1), 70. Bagley, B. (1988b). The New Hundred Years War? US National Security and the War on Drugs in Latin America. Journal of Interamerican Studies and World Affairs, 30(1), 161-182. doi:10.2307/165793 Bagley, B. (1989). Dateline Drug Wars: Colombia: The Wrong Strategy. Foreign Policy(77), 154-171. doi:10.2307/1148774 Banks, C. M., & Sokolowski, J. A. (2009). From War on Drugs to War against Terrorism: Modeling the evolution of Colombia’s counter-insurgency. Social Science Research, 38(1), 146-154. doi:http://dx.doi.org/10.1016/j.ssresearch.2008.08.001 Bartilow, H. A., & Eom, K. (2009). Busting Drugs While Paying With Crime: The Collateral Damage of U.S. Drug Enforcement in Foreign Countries. Foreign Policy Analysis, 5(2), 93-116. doi:10.1111/j.1743-8594.2009.00085.x Bewley-Taylor, D. (2005). US concept wars, civil liberties and the technologies of fortification. Crime, Law and Social Change, 43(1), 81-111. doi:http://dx.doi.org/10.1007/s10611-005-4054-z Bewley-Taylor, D. (2006). Watch This Space: Civil Liberties, Concept Wars and the Future of the Urban Fortress. Journal of American Studies, 40(2), 233-255. Bewley-Taylor, D., & Jelsma, M. (2014). Fatal Attraction: Brownfield's Flexibility Doctrine and Global Drug Policy Reform. Retrieved from Amsterdam: http://www.tni.org/article/fatal-attraction-brownfields-flexibility-doctrine-and-globaldrug-policy-reform 58 Bewley-Taylor, D., & Jelsma, M. (2016). UNGASS 2016: A Broken or B-r-o-a-d Consensus? Retrieved from Boidi, M., Queirolo, R., Cruz, J., & Bello-Pardo, E. (2015). Marijuana Legalization in Uruguay and Beyond. Retrieved from https://lacc.fiu.edu/events/2015/marijuana- legalization-in-uruguay-and-beyond/14561_sipa_marijuana-research_report2-1.pdf Boyle, M. J. (2008). The War on Terror in American Grand Strategy. International Affairs (Royal Institute of International Affairs 1944-), 84(2), 191-209. Bush, G. W. (2001). Address to the Nation on the Terrorist Attacks. Retrieved from http://www.presidency.ucsb.edu/ws/index.php?pid=58057 Campbell, H. (2005). Drug trafficking stories: Everyday forms of Narco-folklore on the U.S.– Mexico border. International Journal of Drug Policy, 16(5), 326-333. doi:http://dx.doi.org/10.1016/j.drugpo.2005.06.003 Campos, I. (2010). Degeneration and the Origins of Mexico's War on Drugs. Mexican Studies/Estudios Mexicanos, 26(2), 379-408. doi:10.1525/msem.2010.26.2.379 Card, C. (2003). Questions regarding a War on Terrorism. Hypatia, 18(1), 164-169. Carvalho, I. (2013). Latin America awakes: a review of the new drug policy debate. Retrieved from http://www.peacebuilding.no/var/ezflow_site/storage/original/application/cec0c2d61b e4326b2038452c8a98a4f9.pdf Chalk, P. (2011). The Latin American Drug Trade: Scope, Dimensions,Impact, and Response. Retrieved from Santa Monica: Chelluri, M. N. (2011). A new war on America's old frontier: Mexico's drug cartel insurgency. Military Law Review, 210, 51-102. Childress, J. F. (2001). The War Metaphor in Public Policy: Some Moral Reflections. In J. C. Ficarotta (Ed.), THE LEADER‘S IMPERATIVE: ETHICS, INTEGRITY, AND RESPONSIBILITY (pp. 181-197): Purdue e-Pubs. Clark, I. (2009). Bringing Hegemony Back in: The United States and International Order. International Affairs (Royal Institute of International Affairs 1944-), 85(1), 23-36. Corva, D. (2008). Neoliberal globalization and the war on drugs: Transnationalizing illiberal governance in the Americas. Political Geography, 27(2), 176-193. doi:http://dx.doi.org/10.1016/j.polgeo.2007.07.008 Crandall, R. (2001). Explicit Narcotization: U.S. Policy toward Colombia during the Samper Administration. Latin American Politics and Society, 43(3), 95-120. 59 Crandall, R. (2002). Clinton, Bush and Plan Colombia. Survival, 44(1), 159-172. doi:10.1080/00396338.2002.9688545 Crandall, R. (2013). Drug Wars. Survival, 55(4), 229-240. doi:10.1080/00396338.2013.823044 Crandall, R. (2014, 01/01). Is the U.S. the Last Country Still Fighting the Drug War? Uruguay's new pot law is a big blow to Washington drug policy. New Republic. Retrieved from http://www.newrepublic.com/article/116076/uruguays-potlegalization-bad-americas-war-drugs Dangreau, J., Deben, L., De Greve, K., Delbrouck, L., De Waele, H., Lambrechts, M.-C., . . . Van Steenbrugge, W. (2012). Wet & duiding drugwetgeving: Gent Larcier 2012. De Hoyos, R. E., Gutierrez, C., & Vargas, J. V. (2016). Idle youth in Mexico : trapped between the war on drugs and economic crisis. Retrieved from Washington, D.C.: http://documents.worldbank.org/curated/en/2016/02/25873511/idle-youth-mexicotrapped-between-war-drugs-economic-crisis Dean, W., Derouin, L., Fogel, M., Kania, E., Keefe, T., McCune, J., . . . Wilkason, C. (2012). The war on Mexican cartels. Options for U.S. and Mexican policy-makers. Retrieved from http://iop.harvard.edu/get-involved/research-policy-papers/war-mexican-cartels Decorte, T., De Grauwe, P., & Tytgat, J. (2013). Cannabis: bis? Pleidooi voor een kritische evaluatie van het Belgische cannabisbeleid: 2013. Delgado-Ramos, G. C., Romano, S. M., xed, Bre, xf, & a, M. O. (2011). Political-Economic Factors in U.S. Foreign Policy: The Colombia Plan, the Mérida Initiative, and the Obama Administration. Latin American Perspectives, 38(4), 93-108. Eberle, M. (2011). The logic of drug-related violence. A case study of Mexico from 2006 to 2011. (Master), Universiteit Nijmegen, Nijmegen. Retrieved from http://gpm.ruhosting.nl/mt/2011MASG10EberleMiriam.pdf Emerson, R. G. (2010). Radical Neglect? The "War on Terror" and Latin America. Latin American Politics and Society, 52(1), 33-62. Falco, M. (1992). Foreign Drugs, Foreign Wars. Daedalus, 121(3), 1-14. Feilding, A., & Ochoa, J. F. (2016). Drug Policy in Guatemala: Constraints and Opportunities. In C. B. Labate, C. Cavnar, & T. Rodrigues (Eds.), Drug Policies and the Politics of Drugs in the Americas (pp. 53-70). Cham: Springer International Publishing. Felbab-Brown, V. (2014). Changing the game or dropping the ball? Mexico ‘s security and anti-crime strategy under President Enrique Peña Nieto. Retrieved from 60 http://www.brookings.edu/~/media/research/files/papers/2014/11/mexico-security- anti-crime-nieto-felbabbrown/mexico-security-anti-crime-nieto-v2-felbabbrown.pdf Fijnaut, C., & De Ruyver, B. (2014). De derde weg: een pleidooi voor een evenwichtig cannabisbeleid. Antwerpen: Intersentia. Fox, E. (2015). US sends mixed signals on UN Drug Convention Flexibility. Retrieved from http://www.talkingdrugs.org/us-sends-mixed-signals-on-un-convention-flexibility Francis, J. N. P., & Mauser, G. A. (2011). Collateral damage: the 'War on Drugs', and the Latin America and Caribbean region: policy recommendations for the Obama administration. Policy Studies, 32(2), 159-177. doi:10.1080/01442872.2010.544451 Gagne, D. (2016). FARC-Govt Coca Accord Plants Seeds of Change in Colombia. Retrieved from http://www.insightcrime.org/news-analysis/farc-govt-coca-agreement-plantsseeds-of-change-in-colombia Garat, G. (2016). Uruguay: A Way to Regulate the Cannabis Market. In C. B. Labate, C. Cavnar, & T. Rodrigues (Eds.), Drug Policies and the Politics of Drugs in the Americas (pp. 209-226). Cham: Springer International Publishing. Garibotto, G., Metaal, P., Fraser, B., & Equipo Intercambios. (2006). Paco Under Scrutiny: The Cocaine Base Paste Market in Argentina, Uruguay and Brazil. Retrieved from https://www.tni.org/en/archives/know/34 General Assembly. (2016). A/RES/S-30/1. Our joint commitment to effectively addressing and countering the world drug problem. Retrieved from New York: https://documentsdds-ny.un.org/doc/UNDOC/GEN/N16/110/24/PDF/N1611024.pdf?OpenElement Giacomello, C. (2014). Proposals for alternatives to criminal prosecution and incarceration for drugrelated offenses in Latin America. Retrieved from London: Global Commission on Drug Policy. (2011). War on Drugs: Report of the Global Commission on Drug Policy: Global Commission on Drug Policy. Gootenberg, P. (2012). Cocaine's Long March North, 1900-2010. Latin American Politics and Society, 54(1), 159-180. Gurney, K. (2014). Colombia Govt, FARC Agree on Drug Trade as Election Approaches. Retrieved from http://www.insightcrime.org/news-briefs/colombia-govt-farc-agreeon-drug-trade-as-election-approaches Hagmann, T., & Péclard, D. (2010). Negotiating Statehood: Dynamics of Power and Domination in Africa. Development and Change, 41(4), 539-562. doi:10.1111/j.14677660.2010.01656.x 61 Hardt, M., & Negri, A. (2004). Multitude : war and democracy in the age of Empire: New York (N.Y.) : Penguin press. Heinle, K., Ferreira, O., & Shirk, D. (2016). Drug Violence in Mexico: Data and Analysis Through 2015. Retrieved from San Diego: Hobson, C. (2014). Privatising the war on drugs. Third World Quarterly, 35(8), 1441-1456. doi:10.1080/01436597.2014.946261 Holmes, J. S., Sheila Amin, G., xe, rrez de, P., xf, eres, & Kevin, M. C. (2006). Drugs, Violence, and Development in Colombia: A Department-Level Analysis. Latin American Politics and Society, 48(3), 157-184. Insulza, J. M. (2015). Democratic Governance: OAS 2005-2015. Retrieved from http://www.oas.org/docs/publications/Democratic-Governance-ENG-WEB.pdf Inter-American Drug Abuse Control Commission. (2015). Report on Drug Use in the Americas 2015. Retrieved from http://www.cicad.oas.org/oid/pubs/DrugUseAmericas_ENG_web.pdf James, F. (2012). Regional drug summit draws tepid support. Retrieved from https://jameslfredrick.com/2012/03/30/regional-drug-summit-draws-tepid-support/ Jelsma, M. (2003). Drugs in the UN system: the unwritten history of the 1998 United Nations General Assembly Special Session on drugs. International Journal of Drug Policy, 14(2), 181-195. Jelsma, M. (2012). Chronicle of a debate foretold. Retrieved from http://www.druglawreform.info/en/weblog/item/3340-chronicle-of-a-debate-foretold? Kaldor, M. (2013). In Defence of New Wars. Stability: International Journal of Security and Development, 2(1), ART.4. doi:http://doi.org/10.5334/sta.at Kaskowitz, S. (2013). God Bless America: The Surprising History of an Iconic Song. Oxford: Oxford University Press. Killebrew, R., Irvine, M., & Glaser, D. (2012). A New U.S.-Colombian Relationship: Transnational Crime and U.S. National Security. Orbis, 56(2), 233-248. doi:http://dx.doi.org/10.1016/j.orbis.2012.01.006 Kozloff, N., & Weinberg, B. (2014). Honduras and the Political Uses of the Drug War. Retrieved from http://nacla.org/news/honduras-and-political-uses-drug-war Laats, A., & O'Flaherty, K. (1990). Colombia: Human Rights Implications of United States Drug Control Policy. Harvard Human Rights Journal, 3, 186-194. Lindau, J. D. (2011). The Drug War's Impact on Executive Power, Judicial Reform, and Federalism in Mexico. Political Science Quarterly, 126(2), 177-170_178. 62 Loveman, B. (2004). Review of Bad Neighbor Policy: Washington's Futile War on Drugs in Latin America. [Bad Neighbor Policy: Washington's Futile War on Drugs in Latin America, Ted Galen Carpenter]. Latin American Politics and Society, 46(1), 165-171. Lyons, K. M. (2016). Decomposition as Life Politics: Soils, Selva, and Small Farmers under the Gun of the U.S.–Colombia War on Drugs. Cultural Anthropology, 31(1), 56-81. Marcy, W. (2010). The politics of cocaine: how U.S. policy has created a thriving drug industry in Central and South America. Chicago: Lawrence Hill Books. Marshall, J. (1991). Hidden Agendas in the War on Drugs. OAH Magazine of History, 6(2), 30-31. McClennen, S. A. (2006). The Geopolitical War on U.S. Higher Education. College Literature, 33(4), 43-75. Mercille, J. (2011). Violent Narco-Cartels or US Hegemony? The political economy of the ‘war on drugs’ in Mexico. Third World Quarterly, 32(9), 1637-1653. doi:10.1080/01436597.2011.619881 Metaal, P., & Youngers, C. (2011). Systems overload: Drug laws and prisons in Latin America. Retrieved from http://www.druglawreform.info/images/stories/documents/Systems_Overload/TNISystems_Overload-def.pdf Morales, W. Q. (1989). The War on Drugs: A New US National Security Doctrine? Third World Quarterly, 11(3), 147-169. Morris, S. K. (2003). Colombia: prohibition's frontline. International Journal of Drug Policy, 14(2), 209-212. doi:http://dx.doi.org/10.1016/S0955-3959(03)00011-2 Morton, A. D. (2012). The War on Drugs in Mexico: a failed state? Third World Quarterly, 33(9), 1631-1645. doi:10.1080/01436597.2012.720837 Neumann, V. (2006). The Incoherence of US Counternarcotics Policy in Colombia: Exploring the Breaches in the Policy Cycle. European Journal of Development Research, 18(3), 412-434. doi:10.1080/09578810600893494 Niaah, J. A. H. (2016). Ganja Terrorism and the Healing of the Nation. In C. B. Labate, C. Cavnar, & T. Rodrigues (Eds.), Drug Policies and the Politics of Drugs in the Americas (pp. 227-243). Cham: Springer International Publishing. Nieto, J. Z., & Stoller, R. (2007). U.S. Security Policies and United States-Colombia Relations. Latin American Perspectives, 34(1), 112-119. Nixon, R. (1971). Remarks About an Intensified Program for Drug Abuse Prevention and Control. Retrieved from http://www.presidency.ucsb.edu/ws/?pid=3047 63 O'Neil, S. (2009). The Real War in Mexico. Foreign Affairs, 88(4), 63-60_67. Organization of American States. (2012a). Communiqué from the heads of state and government of the americas to confront and combat transnational organized crime in the hemisphere [Press release] Organization of American States. (2012b). From Cartagena Forward. VI summit of the Americas Cartagena - Colombia 2012. Retrieved from http://www.summitamericas.org/pubs/ctg_fwd_en.pdf Organization of American States. (2012c). Official Documents from the Summits of the Americas Process From Port of Spain (2009) to Cartagena de Indias (2012). Retrieved from http://www.summit-americas.org/pubs/pos_ctg.pdf Organization of American States. (2012d). Peace, Security, Democracy and Development. Retrieved from https://www.oas.org/docs/publications/OAS-Peace-SecurityDemocracy-Development.pdf Organization of American States. (2013a). The Drug Problem in the Americas. Retrieved from http://www.oas.org/documents/eng/press/Introduction_and_Analytical_Report.pdf Organization of American States. (2013b). The drug problem in the Americas: Studies. Drugs and development. Retrieved from http://www.cicad.oas.org/drogas/elinforme/informeDrogas2013/drugsDevelopment_E NG.pdf Organization of American States. (2013c). Scenarios for the Drug Problem in the Americas: 2013-2025. Retrieved from http://www.oas.org/documents/eng/press/Scenarios_Report.PDF Organization of American States. (2014). The OAS drug report: 16 months of debate and consensus. Retrieved from Guatemala: Parker, C., & Moore, P. (2007). The War economy of Iraq. Middle East Report, 243(Summer). Patman, R. G. (2006). Globalisation, the New US Exceptionalism and the War on Terror. Third World Quarterly, 27(6), 963-986. Paul, C., Clarke, C., & Serena, C. (2014). Mexico is not Colombia: Alternative Historical Analogies for Responding to the Challenge of Violent Drug-Trafficking Organizations. Retrieved from Santa Monica: 64 Peceny, M., & Durnan, M. (2006). The FARC's Best Friend: U.S. Antidrug Policies and the Deepening of Colombia's Civil War in the 1990s. Latin American Politics and Society, 48(2), 95-116. doi:10.1111/j.1548-2456.2006.tb00348.x Reagan, R. (1986). Speech to the Nation on the Campaign Against Drug Abuse Retrieved from http://millercenter.org/president/reagan/speeches/speech-5465 Rincón-Ruiz, A., & Kallis, G. (2013). Caught in the middle, Colombia’s war on drugs and its effects on forest and people. Geoforum, 46, 60-78. doi:http://dx.doi.org/10.1016/j.geoforum.2012.12.009 Rojas, L., & Stargardter, G. (2016). Mexico to extradite drug boss Guzman to U.S., won't face death penalty. Reuters. Rolles, S., Murkin, G., Powell, M., Kushlick, D., & Slater, J. (2012). The Alternative World Drug Report. Retrieved from http://countthecosts.org/sites/default/files/AWDR.pdf Rosenblum, L. (2003). Drugs, Blackhawks and Bodies: the impact of US counternarcotics policy on Human Rights in Colombia. American University. working paper published to the web. Sanders, B. (1991). American Eye: Lock and Load: Los Angeles on Alert. The North American Review, 276(1), 9-13. Schedler, A. (2014). The criminal subversion of Mexican democracy. Journal of Democracy, 25(1), 5-18. Scott, C. V. (2009). Imagining Terror in an Era of Globalization: U.S. Foreign Policy and the Construction of Terrorism after 9/11. Perspectives on Politics, 7(3), 579-590. Seelke, C., & Finklea, K. (2011). U.S.-Mexican Security Cooperation: The Mérida Initiative and Beyond. Retrieved from Segura, R. (2014). The Global Drug Policy Debate Experiences from the Americas and Europe. Retrieved from http://www.wacommissionondrugs.org/wp- content/uploads/2013/12/Global-Drug-Policy-Debate-Experiences-2013-11-28.pdf Sharpe, K. (2006). Realpolitik or Imperial Hubris: The Latin American Drug War and U.S. Foreign Policy in Iraq. Orbis, 50(3), 481-499. doi:http://dx.doi.org/10.1016/j.orbis.2006.04.007 Shue, H. (2008). Concept Wars. Survival, 50(2), 185-192. doi:10.1080/00396330802034341 Smet, V. U., De Ruyver, B., Colman, C. R. E., Surmont, T., Pauwels, L. R. E., & Vander Beken, T. (2013). SUPMAP: het aanbod van illegale drugs in België: wat weten we? Een haalbaarheidsstudie van betrouwbare indicatoren voor het drugsaanbod: Gent Academia Press 2013. 65 Solar, C. (2014). State, Violence, and Security in Mexico: Developments and Consequences for Democracy. Mexican Studies/Estudios Mexicanos, 30(1), 241-255. doi:10.1525/msem.2014.30.1.241 Springer, A. P. (2003). [Review of Driven by Drugs: U.S. Policy toward Colombia. [Driven by Drugs: U.S. Policy toward Colombia, Russell Crandall]. Latin American Politics and Society, 45(3), 158-163. The Global Commission On Drug Policy. (2014). Taking control: Pathways to drug policies that work. Retrieved from http://static.squarespace.com/static/53ecb452e4b02047c0779e59/t/540da6ebe4b06867 8cd46df9/1410180843424/global_commission_EN.pdf The Mesoamerican Working Group. (2013). Rethinking the Drug War in Central America and Mexico. Retrieved from http://www.drugpolicy.org/sites/default/files/Rethinking_Drug_War_Central_America _and_Mexico.pdf Thoumi, F. E. (2002). Illegal Drugs in Colombia: From Illegal Economic Boom to Social Crisis. The ANNALS of the American Academy of Political and Social Science, 582(1), 102-116. doi:10.1177/000271620258200108 Thoumi, F. E. (2003). Illegal Drugs, Economy, and Society in the Andes. Baltimore: The Johns Hopkins University Press. Tickner, A. B. (2003). Colombia and the United States: From counternarcotics to counterterrorism. Current History, 102(661), 77-85. Tokatlian, J. G. (1988). National Security and Drugs: Their Impact on Colombian-US Relations. Journal of Interamerican Studies and World Affairs, 30(1), 133-160. doi:10.2307/165792 Toro, M. C. (1999). The Internationalization of Police: The DEA in Mexico. The Journal of American History, 86(2), 623-640. doi:10.2307/2567049 United Nations Office on Drugs and Crime. (2009). A century of international drug control. Retrieved from Wenen: http://www.unodc.org/documents/data-andanalysis/Studies/100_Years_of_Drug_Control.pdf Uprimny, R., & Guzmán, D. E. (2016). Seeking Alternatives to Repression: Drug Policies and the Rule of Law in Colombia. In C. B. Labate, C. Cavnar, & T. Rodrigues (Eds.), Drug Policies and the Politics of Drugs in the Americas (pp. 87-103). Cham: Springer International Publishing. 66 USAID. (2015, 28/05/2015). USAID history. Retrieved from https://www.usaid.gov/whowe-are/usaid-history Vanhee, J., De Ruyver, B. p., & Decorte, T. p. (2015). Cannabis of het graf: een kritische analyse van het Uruguayaanse cannabisbeleid: 2015. Villamizar, R. (2003). The good, the bad, the ugly, and the Colombian peace plan. Crime, Law and Social Change, 40(1), 25-31. doi:10.1023/A:1024929617023 Von Hoffman, J. (2015). The Politics of Drug Policy Reform: “Legalizing” Cannabis in Uruguay (MPhil Latin American Studies), Oxford. Vranckx, A. (2016a). Anachronisme in de Andes – of hoe een rustiek-rurale guerrilla een snel ontwikkelend Latijns-Amerikaans land ten dans blijft dwingen. Conflict and development. University. Ghent. Vranckx, A. (2016b, 19/04/2016). [hoorcollege War on Drugs]. Walker, M. A. (2015). Borders, One-Dimensionality, and Illusion in the War on Drugs. Environment and Planning D: Society and Space, 33(1), 84-100. doi:10.1068/d13138p Wodak, A. (2012). Drug law reform: when bad policy is good politics. The Lancet, 380(9854), 1624-1626. Wodak, A. (2014). The abject failure of drug prohibition. Australian and New Zealand Journal of Criminology, 47(2), 190-201. doi:10.1177/0004865814524424 Youngers, C. (2014). A Turning Point for Drug Policy. Retrieved from https://nacla.org/article/turning-point-drug-policy 67