Voorbeeld OAT - assessmentproject

advertisement
VAN BOUWWERK TOT TEKENING EN VICE VERSA
In de combinatieklas groep 3-4 probeert meester Sebastiaan regelmatig tijd te vinden voor
meetkunde. Tijdens een van zijn lessen laat hij de kinderen werken met vierkuberhuisjes.
Vierkuberhuisjes zijn huisjes die gebouwd zijn van vier kubusjes. Tijdens de eerste les liet hij
de kinderen uitzoeken hoeveel verschillende vierkuberhuisjes gebouwd konden worden. Deze
activiteit werd een groot succes in zijn klas. De kinderen waren trots op alle verschillende
huisjes die ze met elkaar hadden gemaakt. Eerst waren het er nog veel meer geweest, maar
tijdens de nabespreking bleek dat sommige huisjes toch niet verschillend waren hoewel ze dat
in eerste instantie wel leken. Je hoefde ze maar om te draaien om dat te ontdekken.
Omgekeerd bleken huisjes die erg op elkaar leken toch verschillend te zijn. Die waren elkaars
spiegelbeeld.
De kinderen wilden de huisjes op de kringtafel laten staan, zodat ze de volgende dag naar nog
meer mogelijkheden zouden kunnen zoeken. Maar helaas kwam er de volgende morgen een
jonger broertje van een van de kinderen de klas in. Hij botste tegen de kringtafel en veel
bouwwerkjes stortten in.
Meteen ging een aantal kinderen aan de slag om de huisjes weer op te bouwen. De eerste
huisjes stonden alweer snel overeind. De laatste bleken weer net zo moeilijk te zijn als de
vorige middag. Hoe zat het nou ook al weer met dat draaien en spiegelen? “Hadden we maar
een landkaart gemaakt, dan hadden we het nog kunnen zien,” zuchtte David. Andere kinderen
waren het met hem eens. Met een plattegrond zou het vast makkelijker zijn geweest om het
dorp opnieuw op te bouwen.
Zo brachten de kinderen meester Sebastiaan op een idee voor een vervolgopdracht. We
zouden zo’n “landkaart” gaan maken. Alle kinderen kregen een vel ruitjespapier en ze
mochten een manier bedenken om de bouwsels in een tekening weer te geven. Wie dacht dat
hij een bouwwerkje goed had weergegeven, mocht een maatje zoeken die de tekening zou
gaan uitproberen door het huisje volgens de tekening te bouwen. Zo zou blijken of de
plattegrond klopte. Het was verrassend om te zien hoeveel verschillende manieren de
kinderen bedachten om hun bouwwerk te tekenen. Het was voor de meeste kinderen niet
moeilijk om de platte bouwwerkjes in een bovenaanzicht weer te geven. Maar hoe doe je dat
als er blokjes op elkaar zijn gestapeld? Hoe kun je aangeven dat en hoeveel blokjes er in
sommige huisjes op elkaar staan?
Hieronder volgen enkele oplossingen:
Demy probeert met pijltjes de bouwrichting aan te geven.
Ilja maakte een plattegrond met hoogtegetallen, want dat had ze in het rekenboek gezien.
Ruben nummert al zijn blokjes:
Tarik tekende de blokjes van bovenaf gezien op elkaar.
Ter verduidelijking van Tariks voorbeeld: als je goed kijkt zie je in het hokje rechts op de
voorlaatste regel van onderen drie blokjes getekend (ze worden steeds kleiner van omvang).
En in het hokje boven de letter a van Tarik twee blokjes. Dat betekent dat in het eerst
genoemde hokje een toren staat van drie blokjes hoog en in het laatst genoemde hokje een
toren van twee blokjes hoog.
Dossier groep 3
Mara en Martijn
Mara en Martijn zitten vanaf half september 2003 in groep 3. Ze hebben het reuze naar hun
zin. Woorden lezen, verhalen schrijven, toetsen maken; het hoort er allemaal bij. Je ziet hier
een ingevuld scoreformulier van leeskaart 1 behorend bij de DMT en daarna materiaal dat
betrekking heeft op Martijn.
Observeren
Deze casus bestaat uit een tweetal observaties:
 De aantekeningen van een leerkracht met betrekking tot een groepje leerlingen (Mies,
Tom, Ward en Frederik);
 Een voorbeeld van het Kinderdagboek van leerling D.
Rol van de leerkracht
Deze casus bevat twee observaties van kinderen tijdens rekenactiviteiten.
Rebby
Deze caus bevat 5 bladen (te beginnen met nummer 2!) die hierachter volgen.
Rebby is een zich normaal ontwikkelend kind tweede helft groep 2.
VRAGEN
Bouwtekeningen
a. Van Kuyk maakt een onderscheid tussen vier soorten ruimtes. Om welke twee soorten
ruimtes gaat het in dit voorbeeld (het bouwen van de huisjes en het tekenen ervan)?
1 pt.
b. Verklaar vanuit de opbouw van deze ruimtes (bedoeld in vraag a) waarom de kinderen
het bouwen van kuberhuisjes gemakkelijker vinden dan het tekenen ervan. 1 pt.
c. Met behulp van welke van de vier bovenstaande tekeningen kunnen kinderen het
makkelijkste de huisjes nabouwen? Noem er twee en beargumenteer je keuze.
2 x 1 pt.
d. Welke kenmerken van kaartbegrip kun je herkennen in Tariks tekening? 1 pt.
e. Welke vorm van ruimtelijk structureren hanteert Tarik? (zie T. Lamers, Praktische
onderwijspsychologie) Beargumenteer je keuze. 1 pt.
f. Verheij onderscheidt in zijn boek “Aardrijkskunde is overal” twee leerlijnen m.b.t. de
ontwikkeling van ruimtelijke oriëntatie. In de eerste leerlijn stelt hij dat er moet
worden gewerkt van eenvoudige naar complexe representaties. Waarom is het
bovenstaande voorbeeld toch een goed voorbeeld van een eenvoudige representatie
van de werkelijkheid, ondanks het feit dat het hierbij niet gaat om een afbeelding van
de eigen werkelijkheid? Noem minstens twee redenen. 1 pt.
g. Welke vervolgstap kan de leerkracht kiezen voor leerling Demy? Onderbouw je
keuze. 1 pt.
h. Welke ontwikkelingsfasen, met betrekking tot de meetkundige ontwikkeling, hebben
deze leerlingen zeker doorlopen? 1 pt.
i. Welke opdracht met betrekking tot de ontwikkelfase “Handelen op basis van mentale
voorstelling.” kun je met behulp van deze plattegronden geven ? 1 pt.
MARA en MARTIJN
1. Didactische leeftijd Mara. 1 pt.
2. Behaalde score leeskaart 1. 1 pt.
3. Behaald niveau CITO. 1 pt.
4. Maak een kwalitatieve analyse en noteer een drietal dingen die je opvallen. 0,5 pt per
opvallend item; totaal 1,5 pt.



5. Welke consequentie zou dit moeten hebben voor het leesaanbod? 1 pt.

Mara teksten laten lezen met afwijkende lettertypen

Mara flitskaarten laten lezen

Mara laten lezen met een leesvenster

Mara niets extra’s bieden, het is nota bene pas januari.
6. Lezen is een complex gebeuren waaraan een groot aantal deelvaardigheden ten grondslag
ligt. Dat geldt natuurlijk ook voor Martijn. We onderscheiden visuele, auditieve en algemene
taalvaardigheden, die nodig zijn om te kunnen leren lezen.
Om welke deelvaardigheden gaat het bij de volgende opgaven? 4 x 0,5 pt.
a. Zoek achter de streep dezelfde letter n / rmnu
b. Welk woord hoor je: b/oo/g
c. Kleur de eerste letter van het woord groen
d. Waar hoor je –m- in m-aa-n?
7. Martijn heeft toch wat moeite met de visuele vaardigheden. Met name op het onderdeel
visueel discrimineren scoort hij erg laag.
a. Wat betekent een DLE van –2? 1 pt.
b. Bedenk een drietal oefeningen om visuele 
waarneming te trainen.
Per item 0,5 pt.; totaal 1,5 pt.


Observeren.
Vanuit welke onderwijsvisie is de observatie van de leerlingen Mies, Tom, Ward en Frederik
opgesteld? 2 pt.
Uit welke kernbegrippen die de leerkracht hanteert maak ik dat op? 2 x 1 pt.
1.
2.
Vanuit welke onderwijsvisie zijn de observaties in het Kinderdagboek van leerling D.
opgesteld? 2 pt.
Beargumenteer in één zin waardoor je dat zeker weet: 2 pt.
Rol van de leerkracht
Mike en Kim spelen met een dobbelsteen.
Waarin bestaat de zone van actuele ontwikkeling bij beide kinderen: 3 x 1 pt.
1.
2.
3.
Als ik dit als leerkracht weet, waaruit bestaat dan de zone van naaste ontwikkeling? 2 pt.
Welke van onderstaande spelvormen / activiteiten is het meest geschikt om kinderen op weg
te helpen naar de zone van naaste ontwikkeling. Beargumenteer je keuze. 2 pt.
Gezelschapsspel: Mens-erger-je-nieten met
twee dobbelstenen.
Fiches sparen in een spaarpot, waarbij er
steeds met één dobbelsteen geworpen wordt
en de fiches in de spaarpot gedaan worden.
Na twee worpen: Wie heeft het meest
gespaard?
Gezelschapsspel: Mens-erger-je-nieten met
twee dobbelstenen, maar nu zijn de ogen
vervangen door cijfers.
De observatie van Sangeeta door de leerkracht.
Vragen:
Waarop doe je als leerkracht een beroep als je de hoeveelheid van de dobbelstenen samen laat
vergelijken met een hoeveelheid vingers? 2 pt.
Welke kritiek kan er op de rol van de leerkracht gegeven worden vanuit de visie van
ontwikkelingsgericht onderwijs? 2 pt.
REBBY
1. Ontwikkelingsniveau Rebby
Zet bij elk van de vier categorieën in een van de drie kolommen een kruisje en noteer in de
kolom erachter het argument op grond waarvan je het kruisje daar plaatst.
Zwak
Normaal
Goed
Argumentatie
Getalontwikkeling
1 punt
Visuele discriminatie
1 punt
Schrijfmotoriek
1 punt
Visuele geheugen
1 punt
2. Beginnende geletterdheid
a. In welke fase van beginnende geletterdheid bevindt Rebby zich op dit moment. Neem in je
antwoord de tussendoelen beginnende geletterdheid mee.
1 punt
b. Welke van onderstaande vervolgactiviteiten speelt het beste in op de zone van naaste
ontwikkeling.? Kies er één.
Beargumenteer je keuze.
3 punten
3. Bekijk blad 6. Cijfers worden in spiegelbeeld geschreven. Is dit een reden tot
ongerustheid? Ja /Nee.
Geef een korte argumentatie.
1 punt
4. Bekijk blad 2: hoe oud is Rebby als ze dit blad gemaakt heeft.
1 punt
Download