Sport en nationale identiteit: het Oranjegevoel, stimulans en obstakel voor de Nederlandse sport Sportprestaties beïnvloeden het zelfbeeld van een natie, en worden erdoor beïnvloed. Wat voor de één een min of meer vrijblijvend spelletje is, is voor de ander een zaak van leven en dood. Dat contrast was haarscherp tijdens Euro 2000, het gezamenlijk door Nederland en België georganiseerde Europees voetballandenkampioenschap. De Rode Duivels kwamen niet door de eerste ronde, na onverdiende nederlagen tegen Italië en Turkije. Oranje werd eveneens uitgeschakeld in de halve finale tegen Italië, na in de wedstrijd zelf en tijdens de beslissende penaltyreeks vijf strafschoppen te hebben gemist. In België was er sprake van lichte teleurstelling op de avond van de wedstrijd. De volgende dag haalde iedereen de schouders op. Nederland was dagenlang in rouw na de uitschakeling van Oranje. Sippe gezichten, diepe zuchten, lange stiltes. … Het Oranjegevoel is alles- en iedereenomvattend. In Nederland ontkom je er gewoon niet aan tijdens een grote sportgebeurtenis. De onontkoombaarheid uit zich in de eerste plaats in een massale aandacht van vrouwen, ook voor de ‘mannensport’ voetbal. Bovendien heeft de chauvinistische verdwazing alle lagen van de bevolking aangetast. Gekke hoekjes en vlagvertoon blijven in België beperkt tot volksmensen en studenten – in Nederland laten ook intellectuelen en deftige burgers er zich in grote mate door inpalmen. Het Oranje is tijdens de grote sportfeesten zo dominant, dat het een haast totalitair trekje krijgt. Big Brother is watching you, hier supportert men. Nederlanders die niet van sport of van overdreven gedoe houden, ervaren dat ook echt zo. In een Haagse boekhandel hoorde ik daags na de uitschakeling van Nederland op Euro 2000 een verkoper en een klant woorden als ‘blij’ en ‘hoog tijd’ fluisteren, op de samenzweerderige toon van verzetsstrijders tijdens de bezetting. Ze verzekerden me dat ze lang niet de enige Nederlanders waren die die idiote oranje maskerade beu waren. ‘We leefden ondergedoken de voorbije weken, vandaag is het bevrijdingsdag.’ Als dat de associaties zijn die het Oranjegevoel rond de sport oproepen, zou het misschien geen slecht idee zijn om de sport weer gewoon sport te laten zijn. Hoezeer de fabrikanten van oranje wc-brillen, oranje vla, oranje friet, oranje barbecues, oranje condooms, goudvissen en sinaasappelen dat ook zullen betreuren. Het Oranjegevoel: feesten op commando Waarom loopt de gemiddelde Nederlander dezer dagen rond in een oranje T-shirt, eet hij met oranje glazuur bestreken tompoezen en wiebelt er een oranje bolletje boven op de antenne van zijn mobiele telefoon? Is er een verklaring voor het feit dat één op de vijf noorderburen voor de gelegenheid zijn huis oranje heeft gekalkt? Waarom worden er heuse wedstrijden voor 'de meest oranje straat' georganiseerd? Volgens de Leuvense professor sociale psychologie Vera Horens nemen Nederlanders simpelweg elke kans om een feestje te bouwen te baat. "Nederlanders zullen nooit, zoals wij, gewoon mensen uitnodigen om eens te komen eten. Ze wachten op officiële gelegenheden en gaan dan maar regelrecht uit hun dak." Echt wetenschappelijk onderzoek naar het oranjegedrag van onze noorderburen is er volgens Vera Horens niet. Zelf was ze wel jarenlang docente in Nederland. "Ook mijn man, die van Nederlandse afkomst is, vat bij elke voetbalwedstrijd trouw post voor het tv-scherm in zijn oranje T-shirt, oranje bretellen en oranje petje. Extreem gedrag dat typisch lijkt voor Nederlanders, maar dat we toch in steeds meer andere landen beginnen zien. Mensen die hun gezichten verven of hun haar kleuren zijn legio op elk voetbalveld." Waarom Nederlanders nu precies een stap(je) verder gaan dan pakweg de nuchtere Belgen is onduidelijk. "Het valt wel op dat Nederlanders veel minder vaak 'spontaan' feesten", zegt Vera Horens. "Voor een feest moet er een aanleiding zijn en als die er is, gaan ze volledig uit de bol. Wat er gebeurt tijdens Koninginnedag houden we hier in België niet voor mogelijk. Iedereen loopt in oranje kledij rond en verkeert echt in feeststemming. Hoe gekker hoe liever is het devies. Wanneer er gevoetbald wordt, duikt datzelfde koninginnedaggevoel opnieuw op. Nederlanders zijn ook zeer tolerant voor dergelijke uitbarstingen van feestvreugde, steeds op voorwaarde dat er een duidelijke aanleiding is." Ook de behoefte om deel uit te maken van een groep speelt een rol. "Wat er nu gebeurt, is eigenlijk niets anders dan op een feestelijke wijze zeggen: 'ik behoor tot dezelfde groep'. Nederlanders krijgen ook duidelijk de boodschap dat hun feestelijk gedrag oké is. Prins Willem Alexander loopt in oranje truitjes rond en ook de Nederlandse tv-presentatoren verliezen dezer dagen de controle over zichzelf. Een sterk contrast met bijvoorbeeld de Belgische Marc Uytterhoeven die de hele zaak toch wel ironisch en op een relativerend toontje benadert." Precies daar ligt volgens de Leuvense professor het verschil tussen Belgen en Nederlanders. "Voor Belgen is de extreem droge, relativerende humor het toppunt van humor. Zeker wanneer je ook jezelf relativeert. Nederlanders zijn daar helemaal anders in. Spotten met anderen en een soort ongecompliceerde vrolijkheid met toeters en bellen is voor hen het summum van humor. In datzelfde kader moet je ook het groepsgevoel zien, dat je wel eens bij Nederlanders op vakantie in het buitenland aantreft. Het is niet omdat we dezelfde taal spreken dat we dezelfde codes hanteren. Een Nederlander zal bijvoorbeeld recht afstormen op iemand die hij niet kent, zijn hand uitsteken en zichzelf voorstellen. In Nederland is dat ook de juiste omgangsvorm. Voor Belgen komt dat soort gedrag vaak als arrogant en luidruchtig over. Wanneer Nederlanders op een camping gaan staan en de Belgische buurman komt niet spontaan even goedendagzeggen, betekent dat voor hen dat de buren bot zijn of op zijn minst niet uit zijn op contact. Daarom zoeken ze contact met hun Nederlandse buren op de camping waarmee communicatiestoornissen uitgesloten zijn." 'Voor Nederlanders is ongecompliceerde vrolijkheid met toeters en bellen het summum van humor' Het Oranjevirus De collectieve Oranjewaanzin waardoor miljoenen Nederlanders gebeten zijn, zette gisterenavond om zes uur het maatschappelijke leven compleet stil. Bedrijven sloten hun poorten, winkels gingen dicht en de pendelaars stonden in kilometers lange files voor een keer een paar uur vroeger aan te schuiven om snel thuis te zijn. Met op hun hoofd, aan hun lijf, in hun straten, op de huizen en de auto’s tonnen Oranjeprullaria maakten de miljoenen Nederlanders zich op voor de halve finale tegen Italië. Zes miljoen Nederlanders kochten de afgelopen weken één van de talloze Oranjespullen. Van een openbaar leven in Nederland was zo goed als geen sprake. Werkgevers toonden zich soepel ten aanzien van hun werknemers, die vroeger naar huis mochten of op een scherm in het bedrijf de wedstrijd volgden. De koopavond, die klassiek op donderdag plaatsvindt, werd voor de gelegenheid met een dag uitgesteld, bij gebrek aan winkels die bereid waren hun deuren open te houden. Ook in het Nederlandse parlement heeft het Oranjevirus onverbiddelijk toegeslagen. In de hal van de Tweede Kamer is een enorm videoscherm opgesteld en zitten volksvertegenwoordigers en hun staf op stoeltjes klaar voor de wedstrijd. Op deze laatste dag van het parlementaire jaar moeten er nog tal van moties gestemd worden en alle parlementariërs zijn aanwezig in het gebouw. Maar Oranje heeft de werkzaamheden stilgelegd en de zitting is geschorst tot ook de kamerleden die in Amsterdam de wedstrijd volgen, terug zijn. Tekstextracten overgenomen uit: De Foer, S. (2002), ‘Sport en nationale identiteit: het Oranjegevoel, stimulans en obstakel voor de Nederlandse sport’, in: Sportsociologie. Het spel en de spelers, De Knop, P., Vanreusel, B. en Scheerder, J. (eds.), Maarssen: Elsevier, p. 261-265; Cochez, T. (2000), ‘Het oranjegevoel: feesten op commando’, De Morgen, 30 juni 2000; De Morgen (2000), ‘Het Oranjevirus’, 30 juni 2000.