Bestandsnaam Ziekte Datum November 2016 Ziekte In de kinderopvang kan een kind in aanraking komen met ziektes. Door het onderlinge contact met andere kinderen, kunnen ze elkaar besmetten en worden ze soms ziek. Er kunnen zich dus kleine epidemieën op de kinderopvang voordoen. Hierdoor bouwt een kind op de opvang binnen korte tijd wel een betere weerstand op. Als een kind ziek is weten de medewerkers bij Partou altijd goed te handelen. Ze volgen hier bepaalde instructies voor op. 1. Ziekte Allereerst beoordeelt de pedagogisch medewerker de situatie van het kind. Het gaat hierbij niet om het stellen van een ‘diagnose,’ maar om het bepalen of het noodzakelijk is dat er contact met de ouder(s) wordt opgenomen? De pedagogisch medewerker overlegt altijd met de vestigingsmanager of er contact met de ouder(s) gelegd moet worden. In onderstaande gevallen neemt de pedagogisch medewerker altijd direct contact op met de ouder(s). Een kind krijgt het plotseling benauwd Een kind raakt bewusteloos Een kind dat kreunt Een kind een stijve nek heeft Een kind niet wegdrukbare vlekjes heeft Een kind plotseling hoge koorts heeft 1.1 Herkennen van een ziek kind Als een kind al wat langer in de groep is, herkent een pedagogisch medewerker meestal wel het gedrag en hoe hij op bepaalde dingen reageert. De medewerker merkt dan vrij snel op, als een kind zich ‘anders dan anders’ gedraagt. De medewerkers observeren de kinderen daarom altijd goed en zijn alert op ziekteverschijnselen als: Voelt het kind warm aan? Speelt het kind zoals gewoonlijk? Praat het kind zoals gewoonlijk? Reageert het kind op wat je zegt of doet? Huilt het vaker of langer dan ‘normaal’? Gaat het vaker naar de wc, en wat is het resultaat (bijvoorbeeld diarree)? Wil het kind liggen? Slaapt het meer dan anders? Klaagt het kind over pijn? Heeft het kind zin in eten/drinken? Heeft het regelmatig een natte luier? De pedagogisch medewerkers vragen een kind - als hij al kan communiceren - ook altijd gericht wat er aan de hand is. De antwoorden en de manier waarop het kind reageert, kan belangrijke informatie geven. Sommige verschijnselen kunnen eenvoudig worden verklaard: verjaardag, drukte, veel gesnoept, laat naar bed of bijzonderheden in de huiselijke situatie. Het is daarom ook belangrijk dat dergelijke bijzonderheden worden vermeld als een ouder zijn kind naar de kinderopvang brengt. 1.2 Wanneer bellen we de ouders Naast acuut gevaar neemt een pedagogisch medewerker contact op met ouders wanneer: Het kind te ziek is om aan het dagprogramma deel te nemen Het kind één-op-één aandacht nodig heeft Het kind koorts lijkt te hebben Of een kind wordt opgehaald of niet, is altijd afhankelijk van de specifieke situatie en gebeurt altijd in overleg met de ouder(s). Een kind met 38,7 graden koorts dat zich verder goed lijkt te voelen en gewoon deelneemt aan het dagprogramma hoeft niet per se opgehaald te worden. Als een kind ziek is of zich ziek voelt, geeft de pedagogisch medewerker hem, totdat hij wordt opgehaald, zoveel mogelijk de warmte en geborgenheid waar hij behoefte aan heeft. Als het kind ziek is en wordt opgehaald dan worden er duidelijke afspraken met de ouder(s) gemaakt over wat te doen tot de ouder(s) er zijn. Als het kind niet erg ziek is dan houden de pedagogisch medewerkers de ouder(s) telefonisch op de hoogte over de situatie van hun kind. 1.3 Temperatuur opnemen Pas na toestemming van de ouders meten de pedagogisch medewerkers de temperatuur van een kind. Indien ouders eenmalig toestemming willen geven voor het te allen tijde opnemen van de temperatuur van hun kind, kan dit worden doorgegeven aan de pedagogisch medewerkers. Hier moet dan wel een handtekening voor gezet worden. Bij kinderen vanaf 2 jaar wordt de temperatuur opgenomen met een oorthermometer. Bij kinderen tot 2 jaar wordt rectaal gemeten. De gehoorgang bij kinderen van 0 tot 2 jaar is namelijk nog niet voldoende ontwikkeld om te temperaturen met een oorthermometer op te nemen. De pedagogisch medewerkers maken altijd duidelijke afspraken met de ouders over: Of het kind meteen moet worden opgehaald Of het kind in bed wordt gelegd en dat er via telefonisch contact wordt doorgegeven hoe het gaat 2. Besmettelijke ziekte Is er sprake van een infectieziekte of van het vermoeden van een infectieziekte of is er besmettingsgevaar dan volgen de pedagogisch medewerkers de richtlijnen die staan beschreven in de hygiënerichtlijn voor kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang van de RIVM. De pedagogisch medewerkers brengen alle ouders op de hoogte als er besmettelijke ziektes zoals bijvoorbeeld de waterpokken heersen. Vaccinatie Bij de start van de opvang wordt tijdens de intake vastgelegd of een kind wel of niet wordt ingeënt conform het Rijksvaccinatieprogramma. Wordt een kind bewust niet (volledig) ingeënt, dan wordt dit ook vastgelegd. Mocht er in de omgeving van de kinderopvang een uitbraak zijn van een van de kinderziektes uit het Rijksvaccinatieprogramma, dan weet de vestigingsmanager direct welke kinderen deelnemen aan het programma en welke niet. Zijn er kinderen die naar de opvang komen en bewust niet (volledig) gevaccineerd zijn, dan neemt de vestigingsmanager direct contact op met de GGD en de betreffende ouders om hier melding van te maken. Bekeken wordt of extra voorzorgsmaatregelen nodig zijn om kinderen die, omwille van hun leeftijd nog niet gevaccineerd zijn voor de bewuste kinderziekte, te beschermen. Mochten er aanvullende maatregelen nodig zijn dan wordt dit in overleg met de GGD en de betrokken ouder(s) afgestemd. Wilt u het gehele beleid omtrent ‘Ziekte’ lezen dan kunt u dit opvragen bij uw vestigingsmanager.