Preek op Witte Donderdag 2016 in de Dorpskerk Exodus 12 en Marcus 14 Er is in heel de Bijbel maar één maaltijd. Die zin heb ik van een van mijn professoren Nieuwe Testament in Amsterdam, van de man met de geweldige naam Ben Hemelsoet. Er is in heel de Bijbel maar één maaltijd. Natuurlijk worden er nog veel meer maaltijden georganiseerd, er wordt heel wat afgegeten, overal in het Oude en in het Nieuwe Testament. Jezus gaat voortdurend met mensen aan tafel, Paulus vertelt van hoe de gemeente bij elkaar komt en eet, enzovoort. Eindeloos maaltijden. Maar al die maaltijden verwijzen naar deze ene maaltijd. Die zijn op de een of andere manier allemaal hieraan gekoppeld. Altijd moet je denken aan dit ene eten: Israël in Egypte aan de maaltijd, aan de vooravond van de uittocht. De maaltijd die bevrijding aankondigt. En zoals gezegd, de synagoge viert deze maaltijd nog tot op vandaag, met Pesach (dit jaar pas eind april). Die seidermaaltijd staat bol van de symboliek, vol verwijzingen naar dit verhaal. Er staan bittere kruiden op tafel, als verwijzing naar de bitterheid van de slavernij. Een kommetje zout water als symbool voor de tranen van Israël. Er worden matzes gegeten als teken van de haast van de vlucht. Er ligt een lamsbotje op tafel, als verwijzing naar het geslachte lam. En een bosje peterselie als symbool voor de bundel takken waarmee het bloed van het geslachte lam aan de deurposten gesmeerd wordt. Ja, dat vind ik altijd heel speciaal aan die maaltijd. Indrukwekkend beeld! Hoe het bloed aan de deurposten gestreken wordt. En hoe dan de engel, de God van Israël, door de straten gaat en Egypte verslaat. Maar, overal waar de deurkozijnen rood zijn, daar is leven. Daar gaat hij voorbij, daar passeert hij. En ‘passeren’, dat is dus in het Hebreeuws pasach; en dat betekent trouwens ook nog hinken, huppelen. Het is eigenlijk een te speels woord voor dit ongelofelijke gebeuren: de God van Israël huppelt voorbij, alsof hij blij is weer zo’n deur tegen te komen: Ah, mijn kinderen! Voorbijhuppelen, passeren… en daar is dat feest naar vernoemd! Pesach. Terwijl het ook een hard en ergens duister beeld is. Hier wordt gevochten op leven en dood. En ik zei, toen we het er drie weken geleden over hadden: we moeten het denk ik niet zo lezen: dat daar een heel nare god door Egypte zweeft, die overal de oudste kinderen in alle gezinnen doodslaat. Maar laten we proberen te proeven waar het om gaat: hier wordt gevochten tegen de onderdrukkende macht. Hier wordt hét gevecht uitgevochten tegen het kwaad. Dat wordt hier ook met zoveel woorden bij gezegd als de God van Israël aankondigt: Alle goden van Egypte zal ik oordelen, ik ben het, JHWH. Ik ben heel bij met dat zinnetje, want dat helpt mij om te begrijpen waar het om gaat. Er moet gevochten worden tegen de goden, tegen de machten van geweld en onderdrukking. Er moet gevochten worden tegen de goden van terreur, de goden van bomgordels. Dat wordt hier geoordeeld, aan de kant gedaan. En dat bloed aan de deurposten zegt intussen: deze mensen hier moeten daarvan gered worden. Deze mensen zullen daarvan bevrijd worden. Deze mensen zullen leven. Die goden, die machten, de chaos, de dood: dat wordt op afstand gehouden, daaruit is redding. Het bloed is teken van leven. Leven voor deze slaven, leven voor deze kwetsbaren. De redding van de goede menselijkheid. II Deze dag zal voor jullie tot een gedenkdag worden. Je zult hem vieren als een feest voor JHWH; met al je generaties zul je hem vieren, als een inzetting voor eeuwig. En dat is wat de synagoge doet, tot op vandaag. En dat is precies wat Jezus doet, als hij met zijn leerlingen aan tafel gaat. Hij viert déze maaltijd van bevrijding, van uittocht. (Tussen twee haakjes, ik ben natuurlijk altijd heel nieuwsgierig hoe The Passion dit in beeld brengt. U weet wel, dat grote muziekevenement dat draait om het lijdensverhaal van Jezus. Daarin komt het avondmaal ook altijd voor. Maar tot nu toe ging dat dan zo, dat Jezus bij een viskraam brood en vis ging kopen. Altijd even een grappig momentje: want in die viskraam stond dan een bekende Nederlander… Wel grappig, OK, maar inhoudelijk helaas helemaal mis. Daardoor wordt dus de verbinding met het verhaal van Israël doorgesneden. En daarmee kun je als kijker totaal niet meer voelen waar het in die maaltijd over gaat. Maar ik wanhoop niet: vanavond weer een nieuwe ronde, een nieuwe kans!) Jezus viert deze maaltijd van Israël. En ook wij vieren precies die maaltijd, wij doen dat Jezus na. En let op, wie dit viert, die ondergaat iets. Dat is niet een kwestie van: we zitten gezellig met z’n allen bij elkaar en o ja, dan is er ook nog dat verhaal waar we even aan denken… Nee, gedenken, dat is: hier en nu wáár laten worden. Je wordt onderdeel van dat verhaal, je maakt het vandaag helemaal mee. Israël staat voor ons allemaal. Jij wordt Israël op het moment dat je dit viert. Jij zelf gaat mee in die beweging van bevrijding. Jij zelf zit te wachten achter de deur, die bestreken is met het bloed van het lam. Als teken van: de ondergang zal ons niet raken, wij worden gered uit dat gevecht tegen de goden van Egypte. Gered uit dat gevecht tegen de onmenselijkheid. Wij zullen leven… III Maar dan gebeurt er ineens iets. Aan die tafel van bevrijding, die tafel van leven, pakt Jezus de matze en breekt hem. Tot zover alles zoals altijd. Maar dan zegt hij ineens: Neem, dit is mijn lichaam. En dat is ongelofelijk. Dat kan helemaal niet. Ik zei net: je viert die maaltijd en je wordt Mozes, je wordt Israël, je maakt het mee. Maar Jezus… hij gaat te ver. Hij maakt dat aloude verhaal waar met zijn eigen lijf. Hij maakt het waar met zijn eigen leven. En hij nam een beker, dankte God en gaf hun die; zij dronken er allen uit. Hij zei tegen hen: Dit is mijn bloed van het verbond, dat voor velen vergoten wordt. En de leerlingen, de tafelgenoten, die allemaal natuurlijk precies weten waar het bij die maaltijd om gaat en welk verhaal hier verteld wordt en waar wordt (omdat ze Joden zijn), ze kijken hem aan. Verbijstering: hoezo, ‘mijn bloed’? We hadden het toch over het bloed van een lam? En dat was toch teken van leven, van redding. Zo was het toch? En nu wil je toch niet zeggen, rabbi, Jezus, Jesjoea… dat… ‘Ja,’ zegt Jezus, ‘Dat lam, dat ben ik.’ Lieve mensen, en hier stok ik. Ik hoor het, ik zie het, buitengewoon, maar vatten doe ik het niet. Deze mens, hij maakt dat aloude verhaal waar. Maar niet alleen door het te noemen, het te vertellen, ernaar te verwijzen. Maar door het te doen, door het te zijn, met alles wat hij is. Met alles wat hij is voert hij die strijd, tegen de onmenselijkheid, tegen heel die wereld van zonde, tegen de machten. Met alles wat hij is, zet hij zelf dat teken aan onze deuren: de ondergang zal ons raken, redding, leven. Het is één gebeuren, één verhaal: hij is dat lam. Waar kom je dat tegen? Dat iemand zich zo kwetsbaar maakt, zich zo geeft voor anderen. Voor de vrijheid, de toekomst, het leven van mensen… Lof zij u, Christus!