Leerdoelen Capita Selecta Binnen de module Capita Selecta ligt het accent op het verwerven van de competenties, die onder de beroepsrol ‘de fysiotherapeut als hulpverlener’ vallen. Dit zijn:screenen, diagnosticeren, plannen, therapeutisch handelen en preventief handelen. De specifieke leerdoelen per onderdeel van Capita Selecta zijn hieronder weergegeven Aan het eind van het onderdeel ‘Dementie’ ben ik in staat om: o de meest voorkomende vormen van dementie te benoemen en de belangrijkste (neurologische) problematiek te herkennen. Onderdelen hierin zijn epidemiologie, etiologie, pathologie, neurologie en anatomie. o om de achtergronden met betrekking tot in ieder geval vasculaire dementie en Alzheimer dementie uit te leggen en te onderbouwen op hun EBP-waarde. o evidence based te handelen bij patiënten met verschillende vormen van dementie. o me een beeld te vormen van ethische vraagstukken rond het ziektebeeld dementie. o om mijn rol als hulpverlener zo in te vullen dat deze aansluit bij de patiënt, uitgaande van het wisselende en progressieve ziektebeeld, de verschillende benaderingswijzen hierbij, de belastbaarheid en mogelijke vormen van belasting, veiligheid, multimorbiditeit, maatschappelijke ontwikkelingen en multidisciplinaire samenwerking. Aan het eind van het onderdeel ‘Dwarsleasie’ ben ik in staat om: o Uit te leggen wat een dwarslaesie is en ken ik de meest voorkomende oorzaken en gevolgen hiervan. o Evidence based te handelen bij patiënten met een dwarslaesie. o Om de hulpvraag uit te vragen bij een dwarslaesiepatiënt. o Vooraf in te schatten welke functionele mogelijkheden haalbaar zijn bij een dwarslaesiepatiënt in relatie tot het niveau en de compleetheid van de dwarslaesie. o op basis van observatie en onderzoek een taak-defectanalyse van transfers, loopvaardigheid en rolstoelvaardigheid bij een dwarslaesiepatiënt. o op basis van deze analyse en kennis over oorzaak, symptomatologie en herstelmechanismen van een dwarslaesie, een behandelplan op te stellen. o een (deel)behandeling uit te voeren waarin motorische leerprincipes te herkennen zijn, een opbouw is aangebracht en de gegeven stimulatie en feedback afgestemd is op de functionele mogelijkheden van de dwarslaesiepatiënt. Aan het eind van het onderdeel ‘Stabiliteit’ ben ik in staat om: o drie voorkomende stoornissen in functie m.b.t. stabiliteit te benoemen, voor wat betreft de regio’s: CWK , schouder, LWK , knie en enkel. o drie in het werkveld veelgebruikte theorieën (“Panjabi”, “core stability” en “neutral zone”) over stabiliteit beargumenteerd toe te passen op een casus en middels een wetenschappelijk artikel te onderbouwen. o aan de hand van een casus en middels een EBP benadering volgens de principes van Sackett , het diagnostisch proces bij stabiliteitsproblemen van CWK, schouder, LWK, knie en enkel, uit te voeren bij een medestudent . o aan de hand van een casus en middels een EBP benadering het therapeutisch proces bij stabiliteitsproblemen van CWK, schouder, LWK, knie en enkel, uit te voeren bij een medestudent. o Drie voorkomende modellen t.a.v. stabiliteit (Panjabi, core stability en neutral zone) uit te leggen o Stabiliteitsproblemen van de schouder correct te categoriseren volgens de in het hoorcollege genoemde classificatiesystemen van de betreffende anatomische regio’s. o 5 symptomen/tekenen/verschijnselen te benoemen die mogelijk wijzen op stoornissen in de stabiliteitsfunctie van CWK, LWK, schouder, knie of enkel. o Het doel en de uitvoering van de in het hoorcollege genoemde diagnostische testen, welke zich richten op de stabiliteit van CWK, LWK, schouder knie en enkel, te beschrijven o Biomechanische relaties t.a.v. stabiliteit te beschrijven met daarin aandacht voor aangrenzende gewrichten, houding, inter- en intramusculaire functie. o Algemene principes te benoemen van hoe een oefenprogramma gericht op (core) stabiliteit wordt opgebouwd (zoals bijvoorbeeld volgens Richardson, Hodges en Hides (2004). Aan het eind van het onderdeel ‘Narratief redeneren’ ben ik in staat om o Rapport (goed contact) te kunnen maken en onderhouden. o professionele communicatie technieken te beheersen. o Alert te zijn op wat er gezegd en niet gezegd wordt en hoe het gezegd wordt. o Een attitude uit te stralen van ik – weet – niet. o Het bieden van en veilige omgeving. o Goed contact te kunnen maken. o Wederzijdse verwachtingen te verhelderen. o Open te staan voor het verhaal van de ander en geïnteresseerd te zijn in de ander. Dat betekent een open en niet – vooringenomen houding waarbij de eigen kennis, normen en waarden geen rol van betekenis hebben. o Kundig te zijn in gespreksvaardigheden. o Structuur en ruimte te kunnen bieden. o Gebruik te kunnen maken van empathie en confronteren. o Voorstellen te kunnen doen en gelegenheid geven om mee te sturen. o Onderscheid te maken tussen inhoud, proces en betrekking. o Te Luisteren en initiëren (actief - receptief). o Samen te vatten of de cliënt daartoe uitnodigen om samen te vatten. o Ruimte te geven om te reflecteren. o Professionele houding te handhaven dus het hanteren van de professionele afstand en nabijheid. o Feedback te geven en ontvangen. o Bereid te zijn om de eigen overwegingen, keuzes en handelen te expliciteren. Aan het eind van het onderdeel ‘Amputatie’ ben ik in staat om: o de 3 meest voorkomende oorzaken van amputaties van de onderste extremiteit te benoemen; o de 3 meest voorkomende amputatieniveaus in de onderste extremiteit te benoemen en de 3 minst voorkomende amputatieniveaus; o o.b.v. de artikelen van Taylor 2005 en Davies 2003 (zie DLWO) een hypothese te vormen over het te verwachten herstel en te behalen o o o activiteitennivo op basis van epidemiologische gegevens (comorbiditeit, prémorbide activiteiten nivo, nivo van amputatie, oorzaak van amputatie, leeftijd); specifieke anamnese vragen te stellen naar factoren die het nivo van functioneren bepalen (comorbiditeit, prémorbide activiteitennivo) de aandachtspunten voor het fysiotherapeutisch handelen bij een amputatiepatient, in de pre- en postoperatieve fase, te benoemen (minimaal: oedeempreventie, contractuurpreventie, transfers, stompharding); de aandachtspunten van de fysiotherapeutische diagnostiek en de behandeling, bij de patiënt die bezocht gaat worden in de klinische les, te benoemen, waarin de punten onder leerdoelen 1-5 terugkomen.