NAPALM OP NOORD

advertisement
DE “VERGETEN” MISDADEN VAN HET AMERIKAANSE IMPERIALISME:
DE VERNIETIGINGSVELDTOCHT VAN DE US AIR FORCE TEGEN DE
VOLKSDEMOCRATISCHE REPUBLIEK KOREA
NAPALM OP NOORD-KOREA
Terwijl Noord-Korea met zijn atomair bewapeningsprogramma vanuit het
gezichtspunt van George W. Bush (en, dient eraan toegevoegd, ook Obama!) tot de
“As van het Kwaad” behoort, hebben de Amerikanen zelf zich zoals vanzelfsprekend
de rol van het onschuldslam eigen gemaakt. Daarbij was het uitgerekend het
Amerikaanse imperialisme, dat vanaf de jaren '40 telkens weer opnieuw
massavernietigingswapens in Noordoost-Azië heeft ingezet. Op welke schaal de USAir Force Noord-Korea destijds “naar het stenen tijdperk” heeft gebombardeerd, laat
een blik in de archieven zien.
+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+De Korea-oorlog (1950-1953) wordt vaak als de 'vergeten oorlog' betiteld, maar beter
is het om te spreken van een 'onbekende oorlog'. Ook vandaag de dag blijft bij
iemand, die zich intensief met deze oorlog bezig houdt, nog steeds permanent in
herinnering, hoe vernietigend de uitwerking van de luchtaanvallen was, waarmee de
US Air Force destijds Noord-Korea bestookte. De US Air Force beperkte zich niet tot
systematische tapijtbombardementen met brandbommen, maar dreigde tevens met het
inzetten van atomaire en chemische wapens*. Nog in de eindfase van de oorlog
werden de reusachtige stuwdammen van Noord-Korea verwoest. Terugblikkend
wordt de Korea-oorlog überhaupt slechts als een beperkte militaire confrontatie
gezien. In werkelijkheid echter had de manier waarop deze oorlog werd gevoerd
opvallend veel gelijkenis met de luchtoorlog van 1943-1945 tegen het keizerlijke
Japan – vele Amerikaanse bevelhebbers in de Korea-oorlog waren nog dezelfden als
destijds die in de oorlog tegen Japan.
Terwijl echter de aanvallen met atoomwapens op Hiroshima en Nagasaki (6 en 9
augustus 1945) ondertussen vanuit diverse gezichtspunten zijn onderzocht, hebben de
aanvallen met brandbommen op Japanse en Koreaanse steden veel minder aandacht
gekregen. En nog minder bekend is, dat de Verenigde Staten ook nog nà de Koreaoorlog in Noordoost-Azië al hun kaarten bleven zetten op hun superieure luchtmacht
en de atoomwapens. Hiermee heeft het Amerikaanse imperialisme de politieke opties
van de DPRK (= Democratic People's Republic of Korea (Volksdemocratische
Republiek Korea – n.v.d.r.)) gedefinieerd en de nationale veiligheidsstrategie van
Pjongyang beslissend gevormd.
________
* Stephen Endicott en Edward Hagerman – <<De Koreaanse oorlog als testcase
voor de biologische oorlogsvoering>> in: Le Monde Diplomatique juli 1999
1
Napalm – een brandbare gelatine-achtige massa, die voor 33% uit benzine, voor 21%
uit benzol en voor 46% uit polystyreen bestaat – werd al in 1942 ontwikkeld aan de
Harvarduniversiteit. Tegen het einde van de Wereldoorlog werden napalmbommen
voor het eerst boven Japanse steden afgeworpen. Pas dertig jaar later, tijdens de
Vietnamoorlog, werd napalm voor de publieke opinie tot een begrip – toen de foto
van de latere Pullitzerprijsdrager Nick Ut de wereld rond ging, die aanwezig was
geweest bij de napalmaanval op Trang Bang (Noord-Vietnam) op 8 juni 1972: De
negenjarige, naakte Phan Thi Kim Phuc en andere kinderen lopen huilend op de
fotograaf (en waarnemer) af. Op de foto ziet men op de achtergrond het land in
vlammen opgaan.
Boven Korea werden oneindig meer napalmbommen afgegooid dan boven Vietnam,
en hun werking was veel verwoestender, omdat zich in de Volksdemocratische
Republiek Korea (DPRK) meer stedelijke bevolkingsconcentraties met een grotere
bevolkingsdichtheid als in Noord-Vietnam bevonden evenals meer industriële
installaties in stedelijke gebieden. Nog in 2003 – op een bijeenkomst van
oorlogsveteranen – gaf een Amerikaanse soldaat, die bij de strijd om de Changjinstuwdam een oog had verloren, als zijn mening, dat napalm weliswaar een
verschrikkelijk wapen was geweest, maar desniettemin toch de “juiste mensen” zou
hebben getroffen(!). Vanzelfsprekend vielen er ook de nodige slachtoffers door
'friendly fire': Een overlevende herinnert zich:
“Rondom mij had het napalm de mannen verbrand. Ze rolden zich heen en weer in de
sneeuw. Mannen, die ik persoonlijk kende, met wie ik schouder aan schouder
gemarcheerd en gevochten had, smeekten mij om hen dood te schieten. Het was
gruwelijk. De verbrande huid viel ogenblikkelijk af, van het gezicht, van de armen,
van de benen.”*
In februari 1951 werd New York Times-journalist George Barrett in een dorp ten
noorden van Anyang (Zuid-Korea) ooggetuige van een scene, die hij later omschreef
als het “macabere zinnebeeld van de totaliteit van de moderne oorlog”:
“In het dorp en op de rijstvelden waren de dorpsbewoners getroffen en gedood, en
allen waren midden in de beweging verstard, die ze bezig waren uit te voeren, toen de
napalmaanval hen trof: Een man was juist bezig om op zijn fiets te klimmen, in een
tehuis voor wezen speelden vijftig jongens en meisjes, een huisvrouw, waaraan men
opmerkelijk weinig kon zien, hield nog een uit een catalogus gescheurde verkoolde
bladzijde in haar hand, waarop ze een artikel had aangekruist met het nummer
3811294 ter waarde van 2,98 dollar.”
Minister van Buitenlandse Zaken Dean Acheson beval destijds om dergelijke
'sensatieverslagen' meteen te rapporteren aan de instanties belast met de militaire
censuur – teneinde publicatie ervan te verhinderen. **
________
* Clair Blair – The Forgotten War: America in Korea 1950-1953. Random House
Inc. 1989
** National Archives dossier 995 000;
2
Een van de eerste orders om dorpen en steden plat te branden is gedateerd van
augustus 1950, toen in de regio om Pusan, in het uiterste Zuid-oosten, heftig werd
gevochten. Op 6 augustus diende een officier van de US-Army een verzoek in bij de
US Air Force om “de volgende steden van de kaart te vegen: Chongsong, Chinbo en
Kusu-dong”. In die periode werden eveneens lange afstandsbommenwerpers van het
type B-29 opgeroepen, die tactische doelen dienden aan te vallen. Op 16 augustus
bombardeerden vijf B-29 eskaders een gebied in de buurt van het front, waar zich
vele dorpen en steden bevonden, die onder honderden tonnen napalm in een zee van
vlammen werden verwoest. Op 20 augustus volgde een nieuwe dergelijke aanval. En
op 26 augustus rapporteerde het luchtmachteskader: “Elf dorpen platgebrand!”*
Weliswaar hadden de piloten formeel order om hun doelen uitsluitend na visueel
contact aan te vallen, opdat het aantal burgerslachtoffers beperkt zou blijven. Maar
vaak genoeg bombardeerde men grotere bevolkingscentra slechts met behulp van
radarbeelden of men gooide reusachtige hoeveelheden aan napalm op zogeheten
“secundaire” doelen, indien het primaire doelwit buiten bereik was. Tijdens een
grootscheepse luchtaanval op de industriestad Hungnam werd 500 ton springstof
dwars door een gesloten wolkendek afgeworpen, dus uitsluitend radargeleid. Dit
zorgde voor een reusachtige muur van vlammen, op sommige plaatsen wel tot
honderd meter hoog. Alleen al op 12 augustus 1950 gooide de US Air Force boven
Noord-Korea een bommenlast van 625 ton af. Eind augustus was het per dag reeds
800 ton, een groot deel ervan zuivere napalm.** In het tijdvak juni – eind oktober
1950 gooide de B-29 bommenwerpersvloot boven Korea in totaal 877.914 gallon (=
3.281.270 liter) napalm af. Officials van de Air Force toonden zich enthousiast gezien
de prestaties van dit nog betrekkelijk nieuwe wapen. Er werden grapjes gemaakt
m.b.t. de officiële protesten van communistische zijde, terwijl de pers de leugen werd
opgedist van het zogeheten 'precisiebombardement”. Ook verkondigde men ook
graag dat de burgerbevolking via pamfletten van te voren op de hoogte werd gebracht
van in aantocht zijnde bommenwerpers. Hoe onzinnig zoiets was wisten de piloten
zelf. ***
Nadat tienduizenden Chinese vrijwilligers de grens waren overgetrokken en actief in
de strijd op de grond hadden ingegrepen volgde daarop het totaal met de grond
gelijkmaken van verreweg de meeste grote en middelgrote steden in het Noorden.
Begin november 1950 gaf generaal MacArthur (toendertijd opperbevelhebber van de
________
[Vervolg van blz. 2]
Barretts artikel dateert van 8 februari 1951, Achesons brief aan de USambassade in Pusan van 17 februari 1951
* National Archives RG338. KMAG-dossier KMAG-journaal, vermeldingen dd. 6,
16, 20 en 26 augustus
** New York Times dd. 31 juli, 2 aug. en 1 sep. 1950
*** <<Air War in Korea>> in: Air University Quaterly Review 4 nr. 2 (1950) p. 1940; <<Precision Bombing>> in: Air University Quaterly Review nr. 4 (1951)
p. 58-65
3
Amerikaanse strijdkrachten in geheel Oost-Azië) het bevel om tienduizenden km2 aan
Noord-Koreaans gebied vanuit de lucht compleet in de as te leggen en zodoende een
soortement van zone van verbrande aarde te creëren tussen Chinese grens ener- en de
militaire frontlijn anderzijds. Zoals de goed geïnformeerde Britse militaire attaché
destijds vanuit MacArthurs HQ rapporteerde, gaf deze de order om “alle
communicatie- en bevoorradingsfaciliteiten evenals alle fabrieken, alle steden en alle
dorpen te vernietigen”. Het tapijtbombardement diende zijn aanvrang te nemen aan
de grens met Mandsjoerije en vervolgens in zuidelijke richting te worden voortgezet.
Alleen de stad Najin aan de grens met de Sowjet-Unie alsmede de stuwdammen aan
de grensrivier de Yalu dienden gespaard te blijven teneinde Sowjets en Chinezen niet
bovenmatig te provoceren.
Op 18 november 1950 gooiden 79 B-29 bommenwerpers boven Sinuiju 550 ton aan
brandbommen af, de stad werd “ausradiert” (compleet van de kaart geveegd). Een
week later regende het napalm op Hoeryong teneinde de stad “totaal plat te branden”.
Op 25 november stonden grote delen van het noord-westen tussen de Yalu en de
frontlijnen in het Zuiden compleet in vlammen. Indien dit zo door gaat zal de regio
weldra verworden tot een “uit verbrande aarde bestaande wildernis”, aldus het Britse
rapport. *
Dit alles vond plaats nog vóór het eerste grote Noord-Koreaans-Chinees
tegenoffensief, waardoor de US/UN-strijdkrachten uit het Noorden werden
teruggedrongen. Onmiddellijk na het begin van dit tegenoffensief viel de US Air
Force de hoofdstad Pjongyang aan met 700 500-ton bommen (14-15 december 1950).
De Mustangs waren niet alleen uitgerust met napalm, maar eveneens met 175 ton
explosieve bommen voorzien van ontstekers met een vertragingsmechanisme – de
bommen explodeerden pas op het moment dat de berging van de doden uit de
napalmbranden in volle gang was. Begin januari beval Matthew Ridgway,
bevelhebber van het Achtste Leger, een nieuwe aanvalsgolf tegen Pjongyang te
vliegen. Doel: “Het totaal in de as leggen van de stad door middel van brisant
(brand-)bommen” – hetgeen dan ook na twee aanvallen ook daadwerkelijk gelukte.
Toen de Amerikaanse strijdkrachten zich genoodzaakt zagen om tot achter de 38e
breedtegraad (= demarcatielijn tussen Noord- en Zuid-Korea cq. het “IJzeren
Gordijn” tussen het Russisch en het Amerikaans bezette Korea – n.v.d.r.) terug te
treken werd de strategie van de verbrande aard ook daar voortgezet: Uijongbu, Wonju
en andere kleinere steden in het Zuiden werden platgebrand, zodra de 'communisten'
de Amerikanen te dicht op het lijf kwamen.**
________
* MacArthur Archives RG8; Stratemayer aan MacArthur, dd. 8 nov. 1950;
betreffende de Engelse bronnen: Public Record Office (Londen) FO317, Bouchier
aan Chiefs of Staff, dd. 6 nov. 1950 en dd. 25 nov. 1959
** Bruce Cumings – The Origins of the Korean War Vol. II. Princetown University
Press 1990 p. 753 e.v.
4
De US Air Force ondernam ook verwoede pogingen om de politieke leiding van de
DPRK te elimineren. Staats- en partijleider Kim Il Song en zijn naaste adviseurs
hadden zich tijdens de ijzig koude winter van 1950-1951 ingegraven in de diep onder
de grond gelegen bunkers van Kanggye in de buurt van de grens met Mandsjoerije.
Nadat de Amerikanen na de landing bij het Inch-on-bruggenhoofd drie maanden lang
tevergeefs alles in het werk hadden gesteld om de DPRK-leiding te lokaliseren,
werden door B-29 bommenwerpers zogeheten 'Tarzanbommen' op Kanggye
afgeworpen – reusachtige, nieuw ontwikkelde 12.000 pond-bommen, die hier voor de
eerste keer werden ingezet.* Een nog krachtiger bom zou eerst in 2003 tijdens de
oorlog tegen Irak het licht zien: De beruchte 'moeder van alle bommen' met een
gewicht van 21.500 pond en een explosieve kracht van 18.000 pond TNT.**
Op 9 juli 1950, twee weken na het begin van de oorlog, verstuurde generaal
MacArthur een “dringende mededeling” aan generaal Ridgway, welke de Joint
Chiefs of Staff ertoe bracht om “in overweging te nemen of aan MacArthur geen
atomaire wapens ter beschikking gesteld zouden dienen te worden”. De chef
operaties generaal Charles Bolte werd verzocht samen met MacArthur de inzet van
kernwapens als “directe ondersteuning van grondtroepen” te bespreken. Bolte ging er
destijds vanuit, dat tien tot twintig van deze bommen voor gebruik op het Koreaanse
schiereiland zouden kunnen worden gereserveerd zonder daarbij de capaciteit van de
Verenigde Staten voor de globale oorlogsvoering “bovenmatig” aan te tasten.
MacArthur deed Bolte allereerst het voorstel om kernwapens voor tactische
doeleinden in te zetten, die onder meer zouden resulteren in het militair bezetten van
het Noorden, teneinde bij een potentiële interventie van reguliere Chinese en Sowjettroepen deze op Noord-Koreaans gebied de terugtocht af te snijden. MacArthur:
“Korea is in mijn ogen een doodlopende steeg. De enige straten, die vanuit
Mandsjoerije en Wladiwostok naar Korea leiden, lopen langs vele bruggen en
tunnels: Hier zie ik een unieke kans om de atoombom in te zetten, want op die manier
zou men het gehele traject blokkeren; het repareren ervan zou minstens zes maanden
in beslag nemen. En mijn B-29 vloot kan gedurende die periode weer wat op adem
komen.”
Op dat tijdstip verwierpen de Joint Chiefs of Staff echter het gebruik van de
atoombom nog en wel om drie redenen: 1e) Er waren géén doelen beschikbaar, die
voor nucleaire wapens omvangrijk genoeg zouden zijn geweest; 2)e Het was
onduidelijk hoe de reactie van de internationale opinie zou zijn – slechts vijf jaar na
Hiroshima en Nagasaki; 3)e De militaire top ging er nog vanuit, dat een overwinning
ook met behulp van conventionele militaire middelen nog zou zijn te bewerkstelligen.* Dit laatste bleek echter al snel een misrekening te zijn, toen in oktober en
november (1950) grote aantallen Chinese vrijwilligers in het krijgsgebeuren ingrepen.
________
* Truman Presidential Library, PSF, CIA-dossier rapport dd. 15 dec. 1950
** <<Why America Scares the World>> in: Newsweek dd. 24 maart 2003
*** Zie hiervoor: Cumings – The Origins of the Korean War p. 747-753
5
Toen president Truman tijdens zijn beruchte persconferentie van 30 november (1950)
het dreigement uitte, dat de Verenigde Staten, indien noodzakelijk, ertoe over zouden
gaan om alle wapens van hun arsenaal in te zetten, was het een ieder duidelijk wat
daarmee werd bedoeld.* Het dreigement was geen uitglijder, zoals destijds algemeen
werd aangenomen, integendeel, hieraan lag een plan ten grondslag, dat voorzag in het
gebruik van de atoombom als laatste mogelijkheid. Nog op dezelfde dag gaf generaal
Stratemeyer (US Air Force) het beval aan generaal Hoyt Vandenberg om aan het
Strategic Air Command (SAC) de order te geven om zich stand-by te houden “voor
het onmiddellijk overbrengen van bommen van een middelgroot kaliber naar het
Verre Oosten – deze versterking (van het arsenaal) dient ook atomaire wapens te
omvatten”. Echter, de bevelhebber van het SAC, generaal Curtis LeMay, herinnerde
zich nog goed, dat de Joint Chiefs in een eerder stadium van mening waren geweest,
dat atoomwapens in Korea waarschijnlijk niet van nut zouden zijn, uitgezonderd als
onderdeel van een “alomvattende nucleaire veldtocht tegen
Rood-China”. Mocht deze order nu niet meer van kracht zijn (o.a. omdat Chinese
eenheden zich thans in de strijd hadden gemengd) dan wenste LeMay in dat geval
zelf het commando op zich te nemen. Hij deelde Stratemeyer mee, dat uitsluitend
SAC-HQ zowel over de nodige ervaring en technische training als ook over de
“diepere kennis” m.b.t. de wapens die de bommen naar hun doel dienden te brengen
beschikte. De man, die in maart 1945 het afwerpen van brisantbommen op Tokio had
bevolen (130.000 doden in een enkele nacht!) en die in 1948 de luchtbrug naar
Berlijn had georganiseerd, bood zich opnieuw aan om het commando over de
bombardementen in het Verre oosten op zich te nemen.** In die tijd maakte men zich
er nauwelijks zorgen over, dat de Sowjets met kernwapens terug zouden kunnen
slaan. De Verenigde Staten beschikten over minstens 450 bommen, de USSR evenwel
slechts over 25.
Op 9 december 1950 verklaarde MacArthur dat iedere bevelhebber op het Koreaanse
schiereiland vanaf nu de vrije hand had bij het inzetten van kernwapens. Op 24
december presenteerde hij een lijst met doelwitten, waarvoor hij 26 atoombommen
incalculeerde. Nog eens vier atoombommen waren bedoeld om rechtstreeks op de
“invasietroepen” te worden afgeworpen en daarnaast nog eens vier op “dreigende
concentratiepunten van de vijandelijke luchtmacht”.
In postuum gepubliceerde interviews beweerde MacArthur een plan te hebben
uitgewerkt, waarmee hij de oorlog binnen tien dagen zou hebben gewonnen:
“Ik zou meer dan 30 atoombommen op het gehele grensgebied met Mandsjoerije
hebben gegooid”. Vervolgens zou MacArthur dan aan de Yalu, de grensrivier tussen
China en Noord-Korea, meer dan een half miljoen Kwo Min Tang-troepen in de strijd
hebben geworpen (Kwo Min Tang – nationalistische Chinezen die na de nederlaag
________
* New York Times dd. 30 nov. en 1 dec. 1950
** Hoyt Vandenberg Papers, schrijven van Stratemeyer aan Vandenberg dd. 30 nov.
1950; schrijven van LeMay aan Vandenberg dd. 2 dec. 1950
6
tegen het Volksbevrijdingsleger in 1949 zich op Taiwan hadden teruggetrokken)
alsmede een met radioactief kobalt besmette landzone tussen de Japanse en de Gele
Zee hebben gecreëerd. Aangezien kobalt actief blijft tussen 60-120 jaar, zou er
derhalve “minstens 60 jaar géén invasie over land vanuit het Noorden richting ZuidKorea mogelijk zijn geweest”.*
MacArthur toonde zich overtuigd, dat “de Sowjets in het aangezicht van deze
extreme strategie niets zouden hebben ondernomen: “Mijn plan was absoluut
waterdicht”.**
Kobalt 60 beschikt over een wel 320 keer zo sterke radioactiviteit als radium. Een
waterstofbom van 400 ton kobalt is in staat om elk menselijk en dierlijk leven op
aarde te vernietigen. In de geciteerde interviews wekt MacArthur de indruk van een
door de oorlog bezeten maniak, maar hij is bij lange na niet de enige, die deze indruk
wekt. Al voor het gemeenschappelijke tegenoffensief van Chinezen en
Noord-Koreanen waren de leden van een commissie van de Joint Chiefs unaniem tot
de conclusie gekomen, dat atoomwapens de “beslissende factor” zouden zijn om een
Chinese interventie in Korea te verhinderen. Met behulp van atoomwapens zou men
in staat zijn om een “Cordon Sanitaire” te creëren op Mandsjoerijs gebied,
onmiddelbaar noordelijk van de Koreaanse grens.
EEN RADIOACTIEVE BESMETTE ZONE ALS GRENS
Het Amerikaanse Congreslid voor de Democraten, Albert Gore (in latere jaren een fel
tegenstander van de Vietnamoorlog) klaagde toendertijd:
“In Korea worden Amerikaanse mannen door de gehaktmolen gedraaid”.
Teneinde hieraan een einde te maken, diende men, zo stelde hij voor, “iets absoluut
verschrikkelijks” te doen, bijvoorbeeld een strook land tussen Noord en Zuid aan
radioactieve straling blootstellen en daardoor bewerkstelligen dat het Koreaanse
schiereiland voor eeuwig en altijd in twee helften zou zijn gedeeld. En hoewel
generaal Ridgway, nadat hij MacArthur als opperbevelhebber van de Amerikaanse
strijdkrachten in het Verre Oosten had vervangen, het idee met de kobaltbommen niet
verder naging, herhaalde hij in mei 1951 de eis van zijn voorganger en verlangde
thans 38 atoombommen. Deze werden evenwel niet ter beschikking gesteld.
Begin april 1951, dus exact in de periode, toen MacArthur door Truman werd
ontslagen, stonden de Verenigde Staten op het punt om toch kernwapens in te zetten.
Hoewel veel van de dienaangaande informatie nog steeds geheim wordt gehouden, is
men het er ondertussen over eens, dat president Truman zijn opperbevelhebber in
Oost-Azië niet alleen vanwege diens herhaaldelijke insubordinatie aan de kant heeft
________
* Cumings, p. 750. De interviews met MacArthur door Bob Considine en Jim Lucas
verschenen in de New York Times dd. 9 april 1964
** Idem
7
gezet, maar vooral omdat hij een absoluut betrouwbare opperbevelhebber ter plekke
wenste, indien men tot het inzetten van atoomwapens zou besluiten. Met andere
woorden: MacArthur kreeg zijn congé juist vanwege Trumans nucleaire politiek!
Op 10 mei 1951 had MacArthur een “atomaire capaciteit voor D-Day” geëist
teneinde de controle over het Koreaanse luchtruim te kunnen bestendigen. Want
ondertussen had de Chinese Volksrepubliek zijn reguliere troepen langs de Koreaanse
grens massaal versterkt en de Sowjets hadden 200 bommenwerpers overgebracht naar
luchtmachtbases in Mandsjoerije, die vanaf daar niet alleen geheel Korea, maar
tevens ook de Amerikaanse bases in Japan konden aanvallen.*
Op 16 maart noteerde generaal Vandenberg: “Finletter en Lovett zijn vanwege de
discussies inzake kernwapens in alarmtoestand. Ik denk, dat alles klaar is voor actie.”
Eind maart rapporteerde Stratemeyer, dat de installaties voor het uitrusten met
atoombommen op de luchtmachtbasis Kadena (Okinawa) weer functioneren en dat
het wachten nu eigenlijk alleen nog op de eigenlijke atomaire lading is. Op 8 april
bevalen de Joint Chiefs een onmiddellijke atomaire vergeldingsslag tegen de militaire
bases in Mandsjoerije ingeval van het ingrijpen in de strijd op de grond van de kant
van grote aantallen nieuwe Chinese vrijwilligers of van het vanaf daar starten van
bombardementsvluchten tegen Amerikaanse doelen.
Dezelfde dag nog begon Gordon Dean, de leider van de Amerikaanse
atoomenergiecommissie (AEC), met de voorbereidingen voor het overdragen van
negen Mark IV-atoomkoppen aan de Negende Bommenwerpersgroep van de US Air
Force, die als drager van de atoombommen was aangewezen.
Op 6 april 1951 verkreeg generaal Omar Bradley, de toenmalige chef van de generale
staf, de toestemming van Truman om de Mark IV-atoomkoppen over te hevelen “van
de AEC naar de supervisie van het leger”. Tegelijkertijd ondertekende Truman de
order voor het gebruik van de kernkoppen tegen doelen in China en Noord-Korea. De
Negende Bommenwerpersgroep werd naar Guam (Stille Oceaan) overgebracht.
Echter, “in de verwarring, die ontstond na het ontslag van generaal MacArthur” werd
Trumans order nooit verzonden. Hiervoor waren er twee redenen: 1)e Truman maakte
gebruik van de crisis om van de Joint Chiefs de toestemming te verkrijgen voor het
afzetten van MacArthur; 2)e De Chinezen stelden zich in de oorlog eerder
behoedzaam op. Daarom stegen de bommenwerpers uiteindelijk niet op.
De negen Mark IV-koppen werden evenwel niet aan de AEC geretourneerd, maar
bleven na hun overdracht op 11 april onder suspiciën van de US Air Force. De
Negende Bommenwerpersgroep bleef weliswaar gestationeerd op Guam, werd
________
* Een verplaatsing van luchtstrijdkrachten in een dergelijke omvang worden door
documenten, die na het einde van de Sowjet-Unie werden vrijgegeven, niet
bevestigd. Toch staat vast, dat de Amerikaanse inlichtingendiensten er vanuit
gingen, dat deze verplaatsing inderdaad had plaatsgevonden – Misschien
desinformatie van de kant van de Chinezen?
8
evenwel niet verplaatst naar de basis Kadena op Okinawa, waar de
beladingsinrichtingen voor de Mark IV zich bevonden.
In juni 1951 overwogen de Joint Chiefs andermaal om kernwapens in te zetten, dit
keer echter als tactisch gevechtswapen.* Gedurende de gehele oorlog, tot aan het
einde aan toe, wemelde het van dergelijke voorstellen: Robert Oppenheimer, de
vroegere leider van het Manhattan-project, had ook een aandeel aan het “project
Vista”, dat tot doel had om te onderzoeken in hoeverre kernwapens ook voor tactisch
gebruik geschikt waren. Begin 1951 werd een jongeman, Samuel Cohen genaamd,
door het Amerikaanse Ministerie van Defensie als oorlogswaarnemer op geheime
missie naar Seoel gestuurd, dat toen voor de tweede keer door de Amerikanen was
veroverd. Zijn taak: het ontwikkelen van een methode, met welke men de vijand kan
vernietigen zonder de stad te verwoesten. Cohen werd later dan ook tot de vader van
de neutronenbom.**
Het meest afschuwelijke atoomproject, dat de Verenigde Staten in Korea nagingen,
was vermoedelijk operatie Hudson Harbor. Blijkbaar maakte deze operatie deel uit
van een omvangrijker project, welke eveneens voorzag in de samenwerking van
Pentagon en CIA bij het onderzoek naar “eventueel gebruik van wapens van een
nieuw soort” – een eufemistische benaming voor hetgeen tegenwoordig algemeen
“massavernietigingswapens” wordt genoemd.
Maar ook zonder het inzetten van dergelijke “wapens van een nieuw soort” –
aangetekend dient hierbij dat ook napalm destijds nog tamelijk “nieuw” was – werd
Noord-Korea door deze luchtoorlog, waarvan miljoenen mensen het slachtoffer
werden, met de aardbodem gelijkgemaakt. De overlevenden huisden in grotten. Drie
jaar lang leefden de mensen dagelijks met de angst door napalm te worden verbrand.
“Er was eenvoudig géén ontkomen”, aldus een Koreaan dertig jaar later.
Op 20 juni 1953 meldde de New York Times in een vette kop de executie van Julius
en Ethel Rosenberg*** in de Sing Sing-gevangenis in New York – in zijn motivatie
van het vonnis had de rechter het echtpaar ook indirect voor de dood van 50.000
________
* Hiermee wordt niet het gebruik van “tactische kernwapens” bedoeld, waarvan in
1951 nog geen sprake kon zijn, maar het inzetten van de Mark IV in het kader van
een bepaald oorlogsgebeuren, zoals in aug. 1950 B-29 bommenwerpers met zware
conventionele bommen in de strijd op de grond hadden ingegrepen.
** Zie hiervoor: Fred Kaplan – The Wizards of Armageddon. New York 1983 p. 220.
Voor Opperheimer en Project Vista zie ook: Cumings, p. 751 e.v.
Zie verder: <<Project Vista and Nuclear Weapons in Europe>> door David G.
Elliot in: International Security 2 nr. 1 (zomer 1986) p. 163-183
*** De Rosenbergs werden als “hoogverraders” gevonnist. Men beschuldigde hen
van het doorspelen van geheime informatie m.b.t. de atoombom.
Zie hiervoor: Schofield Coryell <<Waarom moesten de Rosenbergs sterven?>> in:
Le Monde Diplomatique dd. mei 1996
9
Amerikanen in de Koreaanse oorlog verantwoordelijk gesteld. De kleingedrukte
oorlogscommuniqué's van dezelfde dag bevatten een communiqué van de US Air
Force inzake het bombardement van de stuwdammen van Kusong en Toksan (NoordKorea) evenals en passant de mededeling dat de Noord-Koreaanse radio “grote
schade” aan de twee waterreservoirs had toegegeven. Op dat tijdstip was de
landbouw de enige sector van de economie, die in Korea nog enigszins functioneerde.
De aanvallen op de twee stuwdammen vonden plaats in de lente van 1953 – korte tijd
nadat de boeren het moeizame inplanten van de rijst hadden voltooid.
Vele dorpen gingen onder in de vloedgolf of werden “meegesleurd met de stroom”,
zelfs Pjongyang, 27 mijl zuidelijk van een dam gelegen, stond voor de helft onder
water. In de officiële geschiedenis van de US Air Force valt na te lezen, dat de
overstroming, die door het in elkaar storten van het waterreservoir van Toksan werd
veroorzaakt, zes kilometer spoor, vijf bruggen, twee mijl straatweg en vijf vierkante
mijl rijstveld verwoestte. In 200.000 arbeidsdagen werd het reservoir na het einde van
de oorlog weer hersteld. Ook de in 1932 gebouwde dam aan de Pujon-rivier, die met
zijn stuwcapaciteit van 670 miljoen m3 niet alleen een 200.000 KW-energiecentrale in
bedrijf hield, maar tevens de rijstvelden onderaan de stuwmuur van water voorzag,
werd getroffen.*
Met betrekking tot het aantal boeren, die bij de aanvallen op deze en andere dammen
hun leven verloren, zijn er geen officiële cijfers beschikbaar. Men ging er echter
vanuit dat deze boeren een “loyale” houding innamen ten opzichte van de vijand en
“de communistische strijdkrachten op rechtstreekse wijze behulpzaam waren”. Haar
vernietigingswerk leerde de US Air Force:
“Aan de vijand werd op exemplarische wijze de totaliteit van de oorlog
gedemonstreerd, die zich uitstrekt over de gehele economie en alle mensen van een
natie.”**
In het verloop van de oorlog “richtte de US Air Force verschrikkelijke verwoestingen
aan in geheel Noord-Korea”, vat Conrad Crane samen. “De balans van de door
luchtbombardementen aangerichte schade, die ten grondslag lag aan de
onderhandelingen over een wapenstilstand, stelt, dat 18 van de 22 grootste steden op
zijn minst voor de helft waren verwoest.” Zo werden bijvoorbeeld de twee grote
industriesteden Hamhung en Hungnam voor 80% verwoest, Sinajnu voor 100% en
Pjongyang voor 75%.*** Een Britse verslaggever, die een van de duizenden
verwoeste dorpen had bezocht, vond nog slechts “een lage, uitgestrekte muur van
________
* Hermann Lautensach – Korea: A Geography based on the Authors Travel and
Literature. Berlin 1945 p. 202
** <<The Attack on the Irrigation Dams in North Korea>> in: Air University
Quaterly 6 nr. 4 (1953) p. 202
*** Conrad Crane – American Airpower Strategie in Korea 1950-53. Kansas
University Press 200 p. 168 e.v.
10
paarse as”. En generaal William Dean, die na de Slag van Taejon (juli 1950) in
Noord-Koreaanse gevangenschap was geraakt, deed later verslag dat de meeste
steden en dorpen in het Noorden “ruïnes of besneeuwde, kale vlakten” waren
geweest. Nagenoeg elke Koreaan, die hij toen had ontmoet, had wel familieleden
door luchtbombardementen verloren.*
Zelfs Winston Churchill toonde zich ontdaan en verklaarde tegenover Washington, dat
niemand zich aan het einde van de Tweede Wereldoorlog, toen het napalm als wapen
werd uitgevonden, er een voorstelling van had kunnen maken, dat daarmee eens de
burgerbevolking van een compleet land zou worden “overgoten”. **
Dit was dus het ware gezicht van deze zogeheten “beperkte oorlog” in Korea. Als een
'in memoriam' op deze onbeteugelde luchtoorlog dient nog de beschrijving ervan
door zijn bedenker, generaal Curtis LeMay, geciteerd. In 1966 zei deze over het begin
ervan in een interview het volgende:
“Wij schoven bij het Pentagon als het ware een papiertje onder de deur door,
waarvan de inhoud zo ongeveer als volgde luidde: 'Laat ons toch vijf van de grootste
steden in Noord-Korea platbranden – zo groot zijn ze niet – en hiermee moge dan de
gehele kwestie geregeld zijn.' Welnu, als antwoord volgde het verontwaardigde
geschreeuw van vier, vijf personen: 'Jullie zullen een heleboel niet-combattanten
doden' en 'nee, dat is te afgrijselijk'. Maar toen hebben we in een tijdsbestek van
ongeveer drie jaar elke stad in Noord-Korea en ook in Zuid-Korea platgebrand. Tja,
uitgesmeerd over een tijdvak van drie jaar kan men dat kennelijk accepteren, maar
een paar mensen te doden, opdat een en ander überhaupt niet eens plaatsvindt, dat
kunnen veel mensen nu juist niet verdragen.”***
[Le Monde diplomatique dd. 10 dec. 2004. Duitse vertaling door Niels Kadritzke,
gepubliceerd in Interim 2005. Deze tekst baseert zich op de Duitse vertaling.]
________
* Idem
**Jon Halliday en Bruce Cumings – Korea: The Unknown War. New York 1988
p. 166
*** John Foster Dulles Papers – Oral History Curtis LeMay dd. 28 april 1966
11
Enkele, van in de tekst genoemde beschreven, steden staan hier overzichtelijk op de
kaart weergegeven
Download