Geef van de volgende verschijnselen (of handelingen) aan of het een natuurkundig, scheikundig of biologisch proces is: 1) Het bevriezen van water: natuurkunde 2) het verbranden van hout: scheikunde 3) het draaien van de aarde rond de zon: natuurkunde 4) het ontkiemen van zaden: biologie 5) het oplossen van suiker in water: natuurkunde 6) het maken van benzine uit aardolie: scheikunde 7) DNA-studie van een uitgestorven mammoet: biologie 8) Zoeken met telescopen in heelal naar mogelijk leven: natuurkunde