Angststoornissen 1. INLEIDING Filmpje van onderzoeker. De tekst van het liedje vat dit college goed samen. Hier volgt de tekst. 1: psychological aspects of fear Fear is the most basic and primitive emotion. It occurs when we encounter danger. An animal can put off the good stuff eating, drinking and sex for days But responding to danger must be immediate or there will be no more eating, drinking or sex. The fear response is the same humans and other mammals. Muscles tense, heart beats fast, hormones flow. These responses help keep us alive when threats arise. 2: the neuroscience of fear Evolution says, “if it ain’t broke don’t fix it” Indeed, the brain mechanisms of fear are highly conserved. The amygdala is a key structure. It detects danger and produces hard wired protective responses. The amygdala also forms emotional memories It uses these to predict harm in the future. Fear learning is rapid and persistent while fear memories can be controlled but are hard to eliminate The amygdala is hyperactive in many psychiatric conditions Some of which can be treated with drugs, while others respond better to psychotherapy We need better treatments for fear. 2. PUBLICATIETRENDS OVER ANGSTSTOORNISSEN Boschen, 2008 1 Angststoornissen worden op verschillende momenten belangrijk. Dit heeft deels ermee te maken dat ze beter herkend worden. Bv: meer PTSD na grote oorlogen. Meer publicaties omwille van meer diagnosticering. Wellicht niet meer diagnoses omwille van vaker voorkomen maar wel omwille van betere herkenning. Er is ook een gevaar want er is het idee dat sommige angststoornissen zoals de sociale fobie door de farmacie worden gepusht omdat ze een pil hebben die daar goed voor werkt. Over sociale angststoornis zijn er sommigen die twijfelen of dit wel een echt bestaande stoornis is en of het niet gaat om mensen die gewoon wat meer teruggetrokken zijn. Belangrijk vraagteken want ze vormen toch een groot deel van de mensen met een angststoornis en aangezien het voornamelijk met antidepressiva wordt behandeld, hangt hier ook een groot prijskaartje aan vast. Boschen, 2008 Er wordt het meest gepubliceerd over PTSD. Dat komt door de oorlog van Irak. (Men denkt nu ook vaak dat vele ziektes die na de oorlog onder diverse namen voorkwamen, allemaal PTSD waren.) Paniekstoornis staat op de tweede plaats, en OCD op de derde plaats. In de DSM-IV staat OCD nog bij de angststoornissen, maar eigenlijk zou je het ook als iets apart kunnen zien. Het verschilt ook op meerdere punten van andere angststoornissen. In de jaren ’50-’60 sprak men nog niet van paniekstoornis maar vnl. van agorafobie. De gegeneraliseerde angststoornis is nu aan een inhaalmanoeuvre bezig (meer publicaties). 2 3. GESCHIEDENIS VAN ANGST CONCEPT 3.1 GESCHIEDENIS VAN ANGST CONCEPT voor 1850 : onbelangrijk 1848‐1920 : ontdekking 1930‐1960 : aspecifiek fenomeen (als basaal kenmerk van mensen) 1960‐1970 : belangrijk onderzoek (biologisch & psychologisch, meer specifiek beschreven) 1970‐ : paniek stoornis 1980 : OCS, GAS, sociale angststoornis, PTSS,specifieke fobie over PERIODE 1848‐1920 1848 1869 1870 1871 1894 1895 1916 1918 1920 : : : : : : : : : Uber Praecordialangst (Flemming) Neurasthenia (Beard) Uber Platzschwindel (Benedikt) Irritable heart (da Costa) Anxiety neurosis (Freud) Anxiety psychosis (Wernicke) Soldier’s heart (MacKenzie) Neurocirculatory asthenia (Oppenheimer) War neurosis (MacKenzie) Al deze termen zijn andere bewoordingen geweest van wat we nu denken dat het een angststoornis is. Bv. War neurosis PTSD PERIODE 1930‐1960 Veel voorkomend in psychopathologie en normaliteit, (daarom) niet zo belangrijk en laag in de hiërarchie van symptomen Angst als dimensie die bij het leven hoorde Aspecifiek fenomeen Niet echt een behandeling PERIODE 1960‐1970: BELANGRIJK ONDERZOEK 1958 : Joseph Wolpe “Psychotherapy by reciprocal inhibition”!! Therapeutische techniek om angst te behandelen : “systematische desensitisatie” (hierbij gaat men een hiërarchie doorlopen en de persoon telkens laten ontspannen. Het werkzame element van deze methode is eigenlijk enkel exposure. Dat weet men omdat men in een onderzoek ontdekte dat de ontspanning en de bepaalde volgorde van de hiërarchie niet echt noodzakelijk was om een effect te krijgen) 3 = uitdoven van angst door oncompatibele reactie te combineren bij een angstprikkel o Effectief, vnl. bij specifieke fobie o Nagegaan wat er juist werkte: bleek dat willekeurige volgorde ook ging en oncompatibele reactie niet nodig was en dus enkel de blootstelling het werkzame element vormt. “Anxiety is a conditioned response that can be directly disconnected from its controlling stimuli by evoking a stronger competing response” o 1964 : Donald Klein (psychiater in VS) Begint aandacht te besteden aan paniek. Paniek wordt door hem gezien als een heel heftige angstreactie bij sommige patiënten, die misschien wel heel belangrijk is voor andere angststoornissen, vnl. bij agorafobie Grondlegger van het idee dat paniekaanval een centrale rol speelt Imipramine blokeert paniek bij agorafobische patienten en heeft geen effect op chronische of anticipatie angst 2 types van angst: acute and chronische onderscheid want imipramine werkt wel bij paniek maar niet bij angst dus dit zijn 2 verschillende manieren die ook op een verschillende manier reageren 1967 : Pitts & McClure Provocatie studies. Injectie van lactaat lokt paniek uit bij paniek patiënten, niet bij normale controles er moet dus iets zijn waardoor deze biochemische prikkel bij sommigen iets uitlokt en bij anderen niet Onderzoek naar experimentele paniek: 35%CO2/65%O2 inhalatie, hyperventilatie Interessant meer prikkels (bv. snel ademen, hoge dosis CO2, enz.) die bij sommigen een paniekaanval uitlokken en bij anderen niet Idee dan dat er iets biologisch moest zijn waardoor dit biologisch anders verwerkt werd (MAAR zie onderzoek Clark!) Na 1970 : Paniekstoornis (doorgaande discussie welk model) Biologische modellen (Klein, Gorman): farmacologische behandeling Psychologische modellen (Clark, Lum): psychologische interventies o Clark:Aanbieden woordparen waarvan 1 woord geassocieerd met het lichaam en het ander woord met paniek sommigen kregen een paniekaanval en anderen niet DUS niet enkel iets dat biologisch gestuurd is o Clark sprak van interoceptieve fobie: een fobie voor heftige lichamelijke sensaties , dit soort sensaties werd gezien als een teken van doodgaan door die mensen Integratieve modellen (Kandel, Gray, Cloninger, Lang, Leventhal) Pits ging een injectie lactaat toedienen en zag dat dat bij mensen met een paniekstoornis effectief paniek uitlokte en bij controlemensen niet. Clark slaagde erin om aan te tonen dat woordparen ook panier uitlokte bij deze patiënten. De woordparen die hij gebruikte waren telkens een lichamelijke sensatie en een woord dat naar een drama verwees. Clark zei dan 4 ook dat paniekstoornissen een soort interoceptieve fobie zijn. De patiënten zijn bang voor hevige lichamelijke sensaties (verhoogde hartslag, zweten,…) 3.2 ANGSTSTOORNISSEN IN DSM‐IV (1994) Paniekstoornis met of zonder agorafobie Agorafobie zonder paniekstoornis Specifieke fobie Sociale fobie (sociale angststoornis) Obsessieve‐compulsieve stoornis Posttraumatische stress‐stoornis Acute stress‐stoornis (acute reactie op een acute prikkel) Gegeneraliseerde angststoornis T.g.v. een somatische stoornis / een middel / NAO altijd nagaan of het niet gepaard gaat met een lichamelijke stoornis want bv. schildklierdisfunctie kan met angst gepaard gaan + bij misbruik van middelen is eerst afkicken wellicht aangeraden 4. BELANG ANGSTSTOORNISSEN (belangrijk stuk examen) Grote economische impact! Veel voorkomend ‐ lifetime prevalentie (veel groten dan puntprevalentie) ≥ depressie Bij jonge mensen, die economisch belangrijk zijn Angststoornissen komen vaker voor dan depressie Depressie en angststoornissen kennen allebei een cyclisch verloop Hoge persoonlijke/sociale kost Hoe kan je nagaan welke stoornis de hoogste kost heeft? gemeten in het aantal goed functionerende jaren die verloren zijn gegaan. Hierdoor kan men het belang van de stoornissen afwegen. Paniekstoornis + OCS meer ‘dalys’ (Disability Ajusted Life Years) dan schizofrenie, diabetes of HIV → Secundaire depressie/middelen misbruik: vnl. benzodiazepines wat ook al gevaarlijk is op zich omwille van tolerantie die opbouwt en een steeds grotere dosis nodig voor hetzelfde effect te bekomen + ook zelfmedicatie met bv. alcohol en dit vnl. bij mensen met sociale fobie om zich te kunnen ontspannen op sociale gelegenheden ↑ suïcidepogingen vnl. de paniekstoornis verhoogt sterk het risico op een effectieve suïcide ↑ Cardiovasculaire morbiditeit/mortaliteit: angststoornissen verhogen het risico op cardiovasculaire aandoeningen lichtjes. Men ging na of de behandeling van de angststoornis ook dit risico verlaagde maar dit is niet zo eenvoudig. Blijkbaar geraken ze niet van het verhoogd risico af zelfs als ze van hun angstsymptomen zijn verlost. 5 o Ook bij depressie: angststoornissen en depressie zijn systeemziektes die verschillende systemen in ons (niet enkel emoties) beïnvloeden: ze hebben ook een invloed op de verschillende delen van het lichaam Lange tijd tussen begin stoornis en eerste consultatie omwille van taboe en lage (h)erkenning en bijkomende behandeling door huisartsen Onderbehandeld (ook bij mensen bij wie het is vastgesteld) 70% geen gerichte behandeling 10% psychiater of psycholoog Dramatisch net omdat er wel goede behandelingen voor zijn En….. Effectieve behandelingen! Angststoornissen zijn een groep stoornissen die zeer vaak voorkomen. Het heeft een eerder cyclisch verloop. Ze komen vaak voor bij jonge mensen (meer dan depressie) en hebben een hoge persoonlijke en sociale kost. Ze gaan vaak gepaard met depressie en middelenmisbruik (Bv Benzodiazepines (kalmeermiddelen) en alcohol). Dit helpt op korte termijn. Heel wat angststoornissen gaan ook aanleiding geven tot suïcidepogingen en suïcide. Mensen met een angststoornis hebben ook een verhoogde kans om te sterven ten gevolge van een cardiovasculaire oorzaak. Zelfs als ze behandeld worden blijft deze verhoogde kans aanwezig. Angststoornissen zijn onderbehandeld. 4.1COMORBIDITEIT Met andere angststoornissen (je kan meerdere angststoornissen tegelijk hebben) Met stemmingsstoornissen (hangt hard samen, angststoornissen worden dan ook behandeld met antidepressiva en deze werken eigenlijk beter bij angststoornissen dan bij depressie maar er zijn wel hogere concentraties nodig dan bij depressies) Met gebruik van middelen Met cluster C persoonlijkheidsstoornissen (angstige persoonlijkheidsstoornissen) Bij angststoornissen moet de comorbiditeit zeker in het oog gehouden worden. Je moet je ook steeds afvragen welke stoornis eerst behandeld moet worden. (!!) Wanneer angststoornissen en depressie samen aanwezig zijn, is er meer dan enkel een additief effect. Niet gewoon een optelling (additief is de optelling). Veel grotere impact op dagelijks leven. Er is een veel grotere weerslag op niet werken. 6 Bij geslaagde suïcide steekt de paniekstoornis bovenuit. EPIDEMIOLOGIE ANGSTSTOORNISSEN Angststoornissen zijn de meest voorkomende groep van psychiatrische stoornissen In NCS lifetime prevalentie 25% (mannen 19%, vrouwen 31%) hoger bij vrouwen dan bij mannen Tweede belangrijkste groep was affectieve/depressieve stoornissen (17%): grootste bron van niet-functioneren in de westerse wereld, verwacht dat depressie over vijf jaar de belangrijkste impairment zal zijn Doctoraatstudie: wordt depressie beter behandeld in de 1e lijn, door huisartsen (medewerking psycholoog?) Nu afgevraagd waar psychologen het best worden ingezet? nu veel in derde lijn, maar zou dit beter zijn in de 1e lijn? In ECA lifetime prevalentie prevalentie 12.6% angststoornissen 14.6% en jaar NCS tien jaar na ECA: stijging, verschil in onderzoek? geeft probleem aan van epidemiologie, altijd afvragen hoe studie is gebeurd en of het wel goed is uitgevoerd Overgang 2,4 naar 14% toont volgens sommigen aan dat de farmacie succesvol is geweest om op onzekere mensen een stoornis te plakken 7 Prevalentie in Nederland: de weergegeven cijfers staan voor de jaarprevalentie Angststoornissen Vlaanderen (gezondheidsenquête 2001) Angststoornissen komen meer voor bij vrouwen (geldt niet voor OCD). Vrouwen op bijna alle leeftijden hogere prevalentie, behalve 25-34 jaar en 75+. 8 Angststoornissen worden niet zo goed herkend. De stoornis die het slechtst herkend wordt is verslaving. In welke mate herkenning stoornissen? (nog altijd over belang AS aan het praten) ICD-herkenning Stoornissen die het slechts herkend worden in heel de wereld zijn verslavingen in de eerste lijn heel veel schade voor behandeling 4.2 HOGE MEDISCHE CONSUMPTIE Bv. paniekstoornis (cardiovasculaire, respiratoire en neurologische symptomen) is geassocieerd met – Frequente opnamen op spoedgevallendiensten (patiënten met meer dan 10 opnames /jaar hadden 5 keer grotere waarschijnlijkheid van PS dan wie geen opname (Zane 2003)) – Frequente contacten met eerstelijn (HA) : 30% van grote gebruikers van eerstelijn met hoge distress had lifetime diagnose van PS (Katon 1992) – veelvuldige medische testen, vaak onnodig en mogelijk gevaarlijk, zoals bv. gastroscopie, coronaire angiographie, EEG, etc. Een verblijf van 1 dag in een PZ kost de maatschappij €250, bij een spoedgeval is dit nog meer omwille van dure onderzoeken. Het is dus belangrijk dat deze stoornissen snel herkend worden, want anders komen deze patiënten veel op de spoeddiensten terecht en lopen de kosten op. België tweede in de wereld bij psychiatrische opname: Belgen niet gekker maar doordat dokters en klinieken betaald worden voor iemand in bed te leggen en niet bij behandeling alleen dus probleem van geldverdeling eerlijk: zorg dat het geld is waar de patiënt is zijn er behandelingen die niet kunnen gebeuren ambulant? je moet niet in een bed liggen voor een behandeling op zich weinig behandelingen waarbij je moet opgenomen worden (bij afkicken wel even nodig, of familie laten uitrusten, maar niet voor behandeling zelf op enkele na) 9 5. ANGST, VREES EN EMOTIE 5.1 ANGST EN VREES Vrees (fear) – stemmingstoestand gericht op heden Onmiddellijke fight or flight respons op gevaar of dreiging Met abrupte activatie van het sympathisch zenuwstelsel Sterke vermijdings/ontsnappings tendenties Uitgesproken negatief affect 10 Angst (anxiety) – stemmingstoestand gericht op toekomst Bezorgdheid over toekomstig gevaar of ongeluk Somatische symptomen van spanning Uitgesproken negatief affect Angst en vrees zijn normale emotionele toestanden VAN NORMALE NAAR GESTOORDE ANGST EN VREES Adaptieve reactie op dreiging Kenmerken van angststoornissen Pervasieve en persistente symptomen van angst en vrees Met excessieve vermijding en ontsnapping (disproportioneel) veroorzaken klinisch significante ‘distress’ (onlust/ongemak) beperking en ANGST EN EMOTIE Peter Lang : bij patiënten met een slangenfobie verdwijnt eerst het vermijdingsgedrag, de subjectieve vrees blijft langer bestaan! In de emotie theorie is angst niet langer een unitair fenomeen Drie verbonden en toch onafhankelijke respons systemen : fysiologie, cognitie en gedrag : Lang’s driefactoren model Het geheugen‐netwerk achter de respons systemen is verantwoordelijk voor de cohesie tussen de drie, soms ook discordantie en onafhankelijke covariantie De drie respons niveaus vragen aandacht bij assessment en behandeling Angst is niet langer een dimensie van de persoonlijkheid maar een onafhankelijk symptoom FENOMENOLOGIE VAN PANIEKAANVAL Duidelijke episodes van intense vrees of angst Plots beginnend Snel een piek bereikend Niet per se stoornis! Omvatten tenminste 4 van 13 symptomen (grote verschillen tussen mensen met een paniekaanval mogelijk): Hartkloppingen Pijn op de borst Kortademigheid Zweten Verstikkingsgevoel Duizeligheid Trillen Paraesthesieën Nausea Warmteopwellingen Vrees te sterven Gevoel van onwerkelijkheid Vrees gek te worden 11 5.2 BIOLOGISCHE THEORIEËN Autonoom ZS reactiviteit of labiliteit Genetische factoren: niet één gen op zich dat ertoe leidt Familiaal (niet per se genetisch): o 64% concordantie voor bloed & injectie specifieke fobie o 20 – 40% heritability voor fobieën, GAD, en PTSD o 48% heritability voor paniekstoornis Temperament Correlationele data BIOLOGISCHE THEORIEËN OVER ANGST EN PANIEK Genetische kwetsbaarheid: 20-40% PTSS: je zou denken dat het omgevingsbepaald is maar kwetsbaarheid Bij soldaten: waarom ontwikkelen sommigen het niet? Bv. studie bij ontmijners : sommigen mensen verplicht, kon geleerd worden om hun werk goed te doen, soms zelfs minder angstig dan vrijwilligers Nagaan waarom sommige mensen niet bang worden Angst en hersencircuits Depletie/tekort van GABA (geen neurotransmitter maar beïnvloedt wel de werking van neurotransmitters, stof waarop benzodiazepines op inwerken) Corticotropin releasing factor (CRF) and HPA as Limbisch (amygdala!) en septaal‐hippocampaal systeem en locus coeruleus (‘dark blue spot’, primaire site voor synthese van noradrenaline)! Behavioral inhibition (BIS) 12 Angst Fight/flight (FF) systemen Vrees Bij biologische theorieën is er altijd sprake van een soort kwetsbaarheid. De HPA-as is ook belangrijk. Hetzelfde geldt voor het limbisch systeem en de amygdala. GABA is de stof waar benzodiazapines op inwerken. Amygdala en locus coeruleus onthouden NEUROBIOLOGISCHE FACTOREN Verhoogde responsiviteit in de amygdala, deel van het angstcircuit van het limbisch systeem Betrokkenheid van serotonine (5‐HT) en GABA, en verhoogde niveaus van norepinephrine (NE), mogelijks door een piek in het angstcircuit, dat de locus ceruleus omvat. Beeldvormingsonderzoek heeft nog niet heel veel bijgebracht: praktische resultaat nog niet zo hoog 13 5.3 PSYCHOLOGISCHE THEORIEËN OVER ANGST EN VREES Freud Angst is psychische reactie op vrees Angst : reactivatie van een infantiele vrees‐situatie Gedragsmatige en cognitieve visies Conditionering en cognitieve verklaringen Angst en vrees zijn geleerde responsen Catastrofaal denken (Klein) en beoordeling/appraisal spelen een rol Bijdragen uit vroege kindertijd Ervaringen van oncontroleerbaarheid en onvoorspelbaarheid Sociale bijdragen Stressvolle levensgebeurtenissen triggeren kwetsbaarheden Geven wel directe aanknopingspunten voor behandeling Bv. blootstelling en catastrofale interpretaties beïnvloeden 5.4 GEÏNTEGREERD MODEL Drievoudige kwetsbaarheid Veralgemeende biologische kwetsbaarheid Veralgemeende psychologische kwetsbaarheid Specifieke psychologische kwetsbaarheid Gemeenschappelijke processen: Probleem van comorbiditeit comorbiditeit zeer frequent bij angststoornissen Majeure depressie is meest voorkomende secundaire diagnose Altijd comorbiditeit in de gaten houden! Nagaan wat is het secundaire probleem? Soms eerst secundair probleem aanpakken Vaak wordt comorbair probleem autonoom 6. BESPREKING VAN DSM-IV ANGSTSTOORNISSEN GELIJKENISSEN TUSSEN BEHANDELINGEN NAGAAN ! 6.1 ANGSTSTOORNISSEN: OVERZICHT Gegeneraliseerde angststoornis Paniekstoornis met en zonder agorafobie Specifieke fobieën Sociale angststoornis Posttraumatische stress‐stoornis Obsessieve‐Compulsieve stoornis Bij alle angststoornissen de kenmerken goed kennen. Bij alle angststoornissen moet er sprake zijn van een weerslag op het functioneren. 14 6.2 GEGENERALISEERDE ANGSTSTOORNIS “Piekert u excessief over onbelangrijke dingen? Overzicht en kenmerken Excessieve oncontroleerbare angstige bezorgdheid en piekeren (soort van toenadering + vluchtreactie tegelijkertijd) Gekoppeld aan sterke, persisterende angst Weerslag op functioneren, pas pathologisch bij ernstige weerslag Duurt 6 maanden of meer Somatische symptomen verschillen van paniek (bv., spierspanning) Epidemiologie Ongeveer 4% van de bevolking Vrouwen t.o.v. mannen: ongeveer 2:1 Aanvang vaak sluipend, beginnend in vroege volwassenheid Zeer prevalent bij ouderen: vaak paniekstoornis en gegeneraliseerde AS: dan vraagt men zich af of men hier nog echt gaat behandelen, vnl. meer medicatie terwijl een psychologische behandeling (zeker voor paniekstoornis, aangetoond) even goed werkt Familiaal voorkomen Bijkomende kenmerken Personen met GAD: “autonomic restrictors” Slagen er niet in emotionele component van gedachten en beelden te verwerken Behandeling van GAD: weinig succesvol Benzodiazapines – vaak voorgeschreven maar niet goed vanwege de tolerantie die wordt opgebouwd en neveneffecten (niet autorijden, ...) 15 Psychologische interventies – CBT (metacognities) Geen exposure mogelijk omwille van verscheidenheid aan prikkels Gecombineerde behandelingen – Acute vs. Langetermijn uitkomst: niet veel voordeel, je kan benzodiazapines geven en dan therapie starten maar geen evidentie dat dit beter zou zijn Bij mensen met een generaliserende angststoornis worden vaak benzodiazapines voorgeschreven, maar dat is geen goede zaak. Een combinatiebehandeling (=medicatie+therapie) heeft niet veel voordelen in vergelijking met de twee apart. 6.3 PANIEKSTOORNIS MET EN ZONDER AGORAFOBIE In de DSM-IV horen paniekstoornis en agorafobie samen. Men ging er vanuit dat je geen agorafobie kan hebben zonder een paniekstoornis. In de DSM-V gaan deze twee apart, want men weet nu dat je wel agorafobie kan hebben zonder paniekstoornis. Eveneens kan een paniekaanval bij andere stoornissen of op zichzelf voorkomen. 16 Kenmerken Ervaring van onverwachte paniekaanval (cfr. vals alarm) Ontwikkelt angst, piekeren, of vrees over een nieuwe aanval Velen ontwikkelen agorafobie Epidemiologie Ongeveer 3.5% van de bevolking Aanvang vaak acuut, beginnend tussen 25 en 29 jaar 75% van patiënten met agorafobie zijn vrouwen Paniekstoornis vs. andere psychiatrische stoornissen Paniekaanvallen komen voor bij verschillende andere psychiatrische stoornissen Sociale angststoornis Specifieke fobie Obsessieve-compulsieve stoornis Post-traumatische stress-stoornis Gegeneraliseerde angststoornis Depressieve stoornissen Bipolaire stoornis Paniekstoornis enkel gediagnosticeerd als sommige aanvallen spontaan optreden en de focus van angst/bezorgdheid de anticipatie van verdere aanvallen is Bijkomende kenmerken Nachtelijke paniekaanvallen – 60% panikeren tijdens diepe non‐REM slaap (dus niet omwille van dromen) Interoceptieve/exteroceptieve vermijding: ’s nachts wordt het lichaam ook gescand dus dan wellicht (geconditioneerde) reactie op iets 17 De nachtelijke paniekaanvallen zouden kunnen komen door inwendige sensaties. Tijdens een nacht gaat onze hartslag ook wel eens omhoog. We zagen daarnet dat we een angststoornis zouden kunnen zien als een interoceptieve fobie. Als onze hartslag ’s nachts plots stijgt zou dit dus ook paniekaanvallen kunnen veroorzaken. Medicamenteuze behandeling Gericht op serotonergische, noradrenergische, en GABA systemen SSRIs zijn te verkiezen medicamenten (ook TCA’s bv. impramine en iMAO’s (kan in combinatie met sommige voeding leiden tot een hyperintensieve crisis maar dit is uitzonderlijk), benzo’s) Hoge herval na stopzetten medicatie (werking stop met beëindiging) Psychologische en gecombineerde behandelingen CBT zeer effectief Geen evidence dat gecombineerde behandeling beter effect heeft 18 Beste lange‐termijn uitkomst met CBT alleen Sommige psychiaters suggereren dat de patiënten die naar een psycholoog gaan een minder ernstige vorm van een paniekstoornis hebben en dat gedragstherapie daarom betere resultaten haalt. Om dit te onderzoeken werd de NIHM studie gedaan. NIHM collaborative study of Panic Disorder (Barlow, Gorman, Shear & Woods, JAMA 2000) Allegiance bias n = 280 hoge comorbiditeit exclusiecriteria suïcidaliteit psychose actueel misbruik van middelen Tijdslijn: 2 weken pre 12 weken acute behandeling (wekelijkse sessies) 6 maand onderhoudsbehandeling (maandelijkse sessies) stop behandeling 6 maand follow‐up Welke werkt het beste? Werd vroeger gezegd dat mensen die naar psychologen gingen dat die gemakkelijker waren en een andere groep was In deze studie vier centra die meewerkten: Twee gespecialiseerd in psychologische en twee in farmacologische Behandelden de mensen die zich aanmelden Ook in farmacologie en psychologisch centrum at random toewijzing aan één van beide condities om het idee van verschillende patiëntengroepen na te gaan Psychotherapie hetzelfde als farmacologie bij respondenten (hoog is goed) hoog is goed Uit de resultaten zien we dat er geen significant verschil in effect is tussen medicatie, gedragstherapie en een combinatie. Enkel de mensen met enkel placebo doen het minder goed. 19 hoog is slecht Als we echter naar herval kijken merken we wel een duidelijk verschil tussen medicatie en therapie. De personen die geen therapie hebben gevolgd hervallen meer dan de personen die wel therapie hebben gehad. Wat ook opvalt is dat de patiënten die een combinatie hebben gekregen ook veel hervallen. Wat maakt nu dat de medicatie de werkende delen van therapie teniet doet op termijn?! Hiervoor zijn twee hypothesen: 1) Attributie: de patiënten schrijven de vooruitgang toe aan medicatie i.p.v. aan therapie en doen daardoor niet actief mee aan de therapie waardoor deze niet werkt 2) Contextafhankelijkheid: patiënten die medicatie genomen hebben, ondergaan een inwendige/interoceptieve contextverandering. Op dat moment leren ze een aantal zaken in therapie. Vanaf het moment dat ze stoppen met de medicatie verandert de context opnieuw en dat is nadelig voor wat men geleerd heeft in de andere context. Patiënt’s voorkeur Hofmann et al. (1998) : pretreatment attrition in a comparative treatment outcome study on panic disorder (Am.J.Psych.) weigering o.w.v. medicatie : 34% (30‐47%) weigering o.w.v.placebo : 2.6% (1.8‐2.8%) weigering o.w.v. psychotherapie : n=1 Het is heel opvallend dat veel mensen weigeren omdat ze een werkende medicatie toegediend zouden kunnen krijgen. Blijkbaar vinden mensen dat er geen pillen voor angst gebruikt moeten worden. Suicide rates in comorbid depression and panic 20 6.4 SPECIFIEKE FOBIE Kenmerken Extreme irrationele vrees voor een specifiek object of situatie Personen doen grote inspanning om fobische objecten te vermijden Meeste patiënten erkennen dat vrees en vermijding onredelijk/ irrationeel zijn Interfereren met vermogen tot functioneren Epidemiologie Vrouwen overgerepresenteerd Ongeveer 11% van de bevolking Fobieën neigen naar chronisch verloop Bijkomende kenmerken en subtypes Bloed‐injectie‐verwonding type – ongewone vasovagale respons o o o o Als een patiënt zegt ik ben flauwgevallen van angst goed nagaan, normaal gezien vallen mensen niet flauw van angst, enkel bij bloed angst Normaal bij angst gaat de bloeddruk omhoog maar bij verwonding is dit gevaarlijk dus het lichaam houdt dit tegen Bij blootstelling vallen deze mensen flauw dus idee je moet gaan vragen om te persen zodat ze niet flauwvallen Bij prof: vaak jonge vrouwen die zwanger willen worden en dan vaak injecties, wel grote motivatie Situationele fobie – Treinen, vliegtuigen, auto’s, gesloten ruimtes Natuur type – Natuurlijke objecten (bv: hoogten, stormen) Dierfobie – dieren, spinnen en insecten Separatie angst – bij kinderen Oorzaken Biologische en evolutionaire kwetsbaarheid Drie pathways - Conditionering, observationeel Leren, informatie Psychologische behandelingen CBT zeer effectief – Exposure Geen medicatie, tenzij in een heel uitzonderlijke situatie 21 Als mensen zeggen dat ze flauwvallen van de angst moet je lichamelijk zaken gaan nakijken. Meestal vallen mensen niet flauw van angst. Bij angst gaat de bloeddruk stijgen waardoor je bijna niet kan flauwvallen. Bij een fobie voor bloed ligt dit anders. Bij het zien van bloed gaat onze bloeddruk dalen. Dat zou ervoor kunnen zorgen dat deze patiënten wel kunnen flauwvallen. Hieraan moet gedacht worden bij exposure. Daarom laten therapeuten patiënten met een bloedfobie pompen met hun vuisten terwijl ze aan exposure doen. Zo kan hun bloeddruk niet fel dalen en vallen ze minder snel flauw. 6.5 SOCIALE FOBIE Kenmerken Extreme en irrationele vrees in sociale/prestatie situaties Uitgesproken interferentie met functioneren Vaak vermijding van sociale situaties of verdragen met uitgesproken distress Gegeneraliseerd subtype – in vele sociale situaties Epidemiologie Ongeveer 13% van de bevolking Prevalentie is beetje hoger bij vrouwen dan bij mannen Aanvang meestal gedurende adolescentie Piek aanvangsleeftijd ongeveer 15 jaar Oorzaken Biologische en evolutionaire kwetsbaarheid 22 Gelijkaardige leergeschiedenis als bij specifieke fobieën Psychologische behandeling CBT is zeer effectief Medicamenteuze behandeling TCA en iMAO’s SSRIs – waarschijnlijk even effectief Hoge hervalcijfers na stopzetting medicatie 6.6 POSTTRAUMATISCHE STRESSSTOORNIS (PTSD) Kenmerken Belangrijkste etiologische kenmerken – Trauma blootstelling respons Herbelevingen (bv., herinneringen, nachtmerries, flashbacks) Vermijding Emotionele afstomping en interpersoonlijke problemen Uitgesproken interferentie met functioneren PTSD diagnose – slechts vanaf 1 maand post‐trauma Blootstelling massaal) aan traumatische herinneringen en (gradueel of PTSD kunnen we zien als een fobie voor traumatische herinneringen. Behandeling is dan ook exposure en CBT. Epidemiologie Gevecht/oorlog en seksueel misbruik zijn de meest voorkomende trauma’s Ongeveer 7.8% (veel) van de bevolking voldoet aan criteria voor PTSD Subtypes en bijkomende kenmerken Acuut – Diagnose mogelijk 1‐3 maanden post trauma Chronisch – Diagnose meer dan 3 maanden post trauma Met verlaat begin – Aanvang 6 maanden of meer post trauma Acute stress‐stoornis – PTSD onmiddellijk posttrauma Oorzaken van PTSD Intensiteit van het trauma en iemand’s reactie daarop (bv., echt alarm) Leer alarms ‐‐ Directe conditionering en observationeel leren Biologische kwetsbaarheid Oncontroleerbaarheid en onvoorspelbaarheid Mate van sociale steun, of gebrek daaraan posttrauma Psychologische behandelingen CBT zeer effectief 23 CBT met graduele of massale (bv., flooding) imaginaire exposure Er zijn een paar studies die aantonen dat antidepressiva nuttig kunnen zijn bij deze stoornis 6.7 OBSESSIEVE-COMPULSIEVE STOORNIS (OCD) Kenmerken Obsessies ‐ Intrusieve en nonsensicale gedachten, beelden, of neigingen Compulsies ‐ Gedachten of acties om gedachten te neutralizeren Vicieuse cirkel van obsessies en compulsies Kuis‐, was‐ en check‐rituelen komen vaak voor (ook orde & symmetrie en hamsteren) Epidemiologie Ongeveer 2.6% van de bevolking Iets meer vrouwen (minder uitgesproken overwicht) Aanvang is typisch in vroege adolescentie of jonge volwassenheid OCD neigt naar chronisch verloop Etiologie van OCD Zoals bij andere angststoornissen Vroege levensgebeurtenissen Leren dat sommige gedachten gevaarlijk/unacceptabel zijn: gedachtenonderdrukking Thought‐action fusion – Gedachte is gelijk aan actie Heel weinig spontane verbetering (verschil met andere!) en placeborespons (ook verschil) examen: waarvan onderscheidt OCD zich met andere AS? Medicamenteuze behandeling Clomipramine en andere SSRIs – Werkzaam voor ongeveer 60% patiënten Herval na stopzetten medicatie Psychochirurgie (cingulotomy, DBS = deep brain surgery, enkel als dit de laatste kans is) in extreme gevallen Psychologische behandeling CBT meest effectief, maar nog plaats voor verbetering CBT : exposure met response prevention Combinatie CBT en medicatie ‐‐ beter dan CBT alleen (!!) ENIGE dat beter werkt in combinatie (examen) weinig Bij OCD is er heel weinig spontaan herstel en bijna geen placeborespons. Het is ook de enige angststoornis waarbij de combinatiebehandeling beter is dan CBT alleen! (belangrijke vraag examen) 24 7. SAMENVATTING: ANGSTSTOORNISSEN • • • Meest voorkomende vorm van psychopathologie Van normale naar gestoorde ervaring van angst en vrees – Drievoudige kwetsbaarheid – Bio‐psycho‐sociaal – Vrees en angst – Niet‐gevaarlijke lichamelijke of omgevingsstimuli – Symptomen en vermijding – Significante distress en beperking Psychologische behandelingen zijn over ‘t algemeen superieur op lange termijn – Gelijkaardige behandelingen (farmacologisch en psychologisch) voor verschillende angststoornissen – Suggestief voor gemeenschappelijke processen 25