De gelijkenis van de zaaier. A: Introductie. Matt.13:10-17 De leerlingen kwamen naar Hem toe en vroegen: Waarom spreekt U in gelijkenissen tot hen? Hij antwoordde: Jullie mogen de geheimen van het koninkrijk van de hemel kennen, hun is dat niet gegeven. Want wie heeft zal nog meer krijgen, en het zal overvloedig zijn; maar wie niets heeft zal zelfs het laatste worden ontnomen. Dit is de reden waarom Ik in gelijkenissen tot hen spreek: omdat zij ziende blind en horende doof zijn en niets begrijpen. In hen komt deze profetie van Jesaja tot vervulling: Jullie zullen goed luisteren maar niets begrijpen, en jullie zullen goed kijken maar geen inzicht hebben. Want het hart van dit volk is afgestompt, hun oren zijn doof en hun ogen houden zij gesloten. Met hun ogen willen ze niets zien, met hun oren niets horen, met hun hart niets begrijpen. Want anders zouden ze tot inkeer komen en zou Ik hen genezen. Gelukkig jullie ogen omdat ze zien, en jullie oren omdat ze horen! Want Ik verzeker jullie: vele profeten en rechtvaardigen hebben ernaar verlangd te zien wat jullie zien, maar ze kregen het niet te zien, en te horen wat jullie horen, maar ze kregen het niet te horen. Matteüs 13 is een hoofdstuk dat tot en met vers 52 gebruikt wordt voor zeven gelijkenissen van Jezus. De eerste vier gelijkenissen waren gericht aan iedereen (13:34), terwijl de laatste drie gelijkenissen alleen voor de leerlingen van Jezus bestemd waren (13:51). Nadat Jezus de eerste gelijkenis over de zaaier had verteld zónder uitleg te geven, kwamen Zijn leerlingen daarna bij Hem en vroegen Hem waarom Hij in gelijkenissen tot het volk sprak. Wanneer we het antwoord van Jezus willen samenvatten, kunnen we zeggen dat God in gelijkenissen spreekt om de waarheid zowél gemakkelijker als moeilijker te maken, zodat alleen het hongerige hart de waarheid kan begrijpen en ervaren. De gelijkenissen zijn op zichzelf geen moeilijke verhalen, maar bevatten diepe geestelijke mysteries die zonder uitleg van de Heilige Geest niet tot ons hart zullen doordringen. De reden waarom het volk de gelijkenissen uiteindelijk niet begreep en de leerlingen van Jezus wel, was dat het volk niet bij Jezus kwam om Hem om uitleg te vragen, terwijl de leerlingen dat wel deden. Het verschil tussen wel en niet begrijpen van gelijkenissen heeft alles te maken met het wel of geen relatie hebben met Jezus, waarin wij Hem om uitleg kunnen vragen. Het stellen van vragen in onze relatie met de Heer is een wezenlijk onderdeel van het cultiveren van een relatie met Jezus; maar wanneer wij al te snel alleen maar antwoorden willen hebben, begrijpen wij de diepe hunkering van Jezus naar relatie met ons niet goed. Matt.13:36-37 Zijn leerlingen kwamen bij Hem en vroegen: Wilt U ons de gelijkenis van het onkruid op de akker uitleggen? Hij antwoordde hun…… Matt.13:51-52 Hebben jullie dit alles begrepen? Ja, antwoordden ze. Hij zei hun: Zo lijkt iedere schriftgeleerde die leerling in het koninkrijk van de hemel is geworden op een huismeester die uit zijn voorraadkamer nieuwe en oude dingen te voorschijn haalt. Matt.13:11 Hij antwoordde: Jullie mogen de geheimen van het koninkrijk van de hemel kennen. Het besluit om Jezus te volgen is de sleutel tot het leren begrijpen van de mysteries van Gods koninkrijk. Wanneer wij begonnen zijn de Heer te volgen, is het belangrijk dat wij leren begrijpen dat Zijn hart veel meer uitgaat naar het ontwikkelen van relatie dan het geven van informatie, want kennis maakt verwaand, maar de liefde bouwt ons op in het geloof (1Kor.8:1-3). Om die reden verlangt de Heer ernaar dat wij Hem zoveel mogelijk vragen zullen stellen als wij maar kunnen, niet alleen vanwege de informatie die inzicht geeft, maar vooral vanwege het gesprek dat onze relatie met Hem ontwikkelt. Vraag dus zoveel als je wilt aan de Heer, want daar geniet Hij van!! 1Kon 3:5 Die nacht verscheen de HEER hem daar in een droom. Vraag wat je wilt, zei God, Ik zal het je geven. Matt.7:7-9 Vraag en er zal je gegeven worden, zoek en je zult vinden, klop en er zal voor je worden opengedaan. Want ieder die vraagt ontvangt, en wie zoekt vindt, en voor wie klopt zal worden opengedaan. 1 B: De gelijkenis van de zaaier. Matt.13:3-9 Hij sprak hen uitvoerig toe en vertelde gelijkenissen: Iemand ging eens naar zijn land om te zaaien. Tijdens het zaaien viel een deel van het zaad op de weg, en er kwamen vogels die het opaten. Een ander deel viel op rotsachtige grond, waar maar weinig aarde was, en het schoot meteen op omdat het niet diep in de grond kon doordringen. Toen de zon opkwam verschroeide het, en omdat het geen wortel had droogde het uit. Weer een ander deel viel tussen de distels, en toen die opschoten verstikten ze het zaaigoed. Maar er viel ook wat zaad in goede grond, en dat bracht vrucht voort, deels honderdvoudig, deels zestigvoudig, deels dertigvoudig. Laat wie oren heeft goed luisteren! In Matteüs 13 staan zeven gelijkenissen, waarvan de eerste vier gelijkenissen voor de hele menigte luisteraars bedoeld was (Matt.13:34), waarna Jezus de mensen naar huis stuurde (Matt.13:36); de laatste drie gelijkenissen vertelde Jezus alleen aan Zijn leerlingen. De eerste plaats voor de gelijkenis van de zaaier is van groot belang, want deze gelijkenis vormt de essentie van de bediening van Jezus. Matt.13:3 Iemand ging eens naar zijn land om te zaaien. Het is duidelijk dat in deze gelijkenis Jezus Zelf de zaaier is, net als in de tweede gelijkenis, waarvan Jezus zegt dat de Mensenzoon het goede zaad zaait (Matt.13:35). Een zaaier gaat per definitie altijd naar zijn eigen stuk grond om te zaaien, dus het land in deze tekst spreekt over het land Israël en het Joodse volk. Jezus was naar de aarde gekomen met een speciaal mandaat van de Vader voor het volk Israël (Matt.15:24), en Hij gaf Zijn apostelen op hun eerste zendingsreis dezelfde opdracht om alleen op zoek te gaan naar de verloren mensen van het volk Israël (Matt.10:6). Joh.1:11 Hij kwam naar wat van Hem was…… Jezus is de Koning der Joden (Joh.1:49, 19:19), en Hij kwam in de eerste plaats voor het Joodse volk om hen op te roepen tot bekering, zodat Hij hen daarna zou kunnen zegenen (Hand.3:26, Jes.49:5). In de eerste gelijkenis is het zaad het woord van het koninkrijk dat door Jezus gezaaid wordt (Matt.13:19); en in de tweede gelijkenis wordt door een zaaier ook zaad gezaaid, maar dat zaad zijn de kinderen van het koninkrijk (Matt.13:38). Jezus zaaide tijdens Zijn aardse bediening het woord van God uit in het land Israël, maar tijdens Zijn hemelse bediening zaaide Hij vanaf de pinksterdag in Hand.2 de kinderen van het koninkrijk uit over de hele aarde. Tijdens Zijn aanwezigheid op aarde moesten de apostelen het evangelie van het koninkrijk alleen in het land Israël brengen, maar na de uitstorting van de Heilige Geest moesten zij het evangelie van het koninkrijk over de hele wereld brengen. Hand.1:4-5+8 Toen Hij eens bij hen was, droeg Hij hun op: Ga niet weg uit Jeruzalem, maar blijf daar wachten tot de belofte van de Vader, waarover jullie van Mij hebben gehoord, in vervulling zal gaan. Johannes doopte met water, maar binnenkort worden jullie gedoopt met de Heilige Geest……… Maar wanneer de Heilige Geest over jullie komt, zullen jullie kracht ontvangen en van Mij getuigen in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria tot aan de uiteinden van de aarde. Luc.24:46-49 Hij zei tegen hen: Er staat geschreven dat de Messias zal lijden en sterven, maar dat Hij op de derde dag zal opstaan uit de dood, en dat in Zijn naam alle volken opgeroepen zullen worden om tot inkeer te komen, opdat hun zonden worden vergeven. Jullie zullen hiervan getuigenis afleggen, te beginnen in Jeruzalem. Ik zal ervoor zorgen dat de belofte van Mijn Vader aan jullie wordt ingelost. Blijf in de stad tot jullie met kracht uit de hemel zijn bekleed. De eerste gelijkenis van de zaaier (Matt.13:3-9) legt dus het fundament voor de tweede gelijkenis van het zaad (Matt.13:24-30); de eerste gelijkenis wordt uitgelegd in Matt.13:18-23, terwijl de tweede gelijkenis wordt uitgelegd in Matt.13:37-43. In de derde gelijkenis vergelijkt Jezus het koninkrijk van de hemel met het zaad van een mosterdplant (Matt.13:31-32), en in de vierde gelijkenis vergelijkt Jezus het koninkrijk van de hemel met zuurdesem (Matt.13:33). In beide gelijkenissen laat Jezus zien hoe krachtig het koninkrijk van God kan doorwerken, wanneer het eenmaal vaste grond in ons persoonlijke leven of in het collectieve leven van een samenleving heeft gekregen. In de eerste vier gelijkenissen wordt het koninkrijk van God altijd gezaaid of uitgestrooid in de levens van mensen door de genade van God; het enige wat de mensen moeten doen is het koninkrijk ontvangen. Dat is de essentiële kern van de 2 eerste vier gelijkenissen die voor alle toehoorders in de menigte mensen bestemd waren; daarna stuurde Jezus hen naar huis (Matt.13:36). Geheel anders van betekenis zijn echter de drie laatste gelijkenissen van Jezus die Hij alleen aan Zijn leerlingen vertelde. De vijfde en zesde gelijkenis spreken over de vurige hartstocht waarmee de volgelingen van Jezus op zoek moeten gaan om volledig in beslag genomen te worden door het koninkrijk van God. Want het koninkrijk van God is als een schat in een akker (Matt.13:44) of als een kostbare parel (Matt.13:46), en het kenmerk van een werkelijke volgeling van Jezus is de vastberadenheid om alles op te geven ter wille van de eeuwige rijkdommen van het koninkrijk van God. Hierbij gaat het niet om onze eeuwige redding, maar over onze beloning in de vorm van een eeuwige roeping waaraan een zeer kostbare prijs is verbonden. De apostel Paulus bracht het als volgt onder woorden. Fil.3:7-15 Maar wat voor mij winst was, ben ik omwille van Christus als verlies gaan beschouwen. Sterker nog, alles beschouw ik als verlies. Het kennen van Christus Jezus, mijn Heer, overtreft immers alles. Omwille van Hem heb ik alles prijsgegeven; ik heb alles als afval weggegooid. Ik wilde Christus winnen en één met Hem zijn, niet door mijn eigen rechtvaardigheid omdat ik de wet naleef, maar door die van God, de rechtvaardigheid die er is door het geloof in Christus. Ik wil Christus kennen en de kracht van Zijn opstanding ervaren, ik wil delen in Zijn lijden en aan Hem gelijk worden in Zijn dood, in de hoop misschien ook zelf uit de dood op te staan. Niet dat ik al zover ben en mijn doel al heb bereikt. Maar ik houd vol in de hoop eens dat te kunnen grijpen waarvoor Christus Jezus mij gegrepen heeft. Broeders en zusters, ik beeld me niet in dat ik het al heb bereikt, maar één ding is zeker: ik vergeet wat achter me ligt en richt mij op wat voor me ligt. Ik ga recht op mijn doel af: de hemelse prijs waartoe God mij door Christus Jezus roept. Hierop moeten wij ons allen als volmaakte mensen richten. Terwijl de eerste vier gelijkenissen spreken over de genade van God waarmee het zaad van het koninkrijk in ons leven wordt gezaaid door de verkondiging van het evangelie, spreken de vijfde en zesde gelijkenis over de vurige hartstocht waarmee wij de rijkdom van het koninkrijk in bezit moeten nemen. De eerste vier gelijkenissen spreken over onze eeuwige redding, maar de vijfde en zesde gelijkenis spreken over onze toewijding aan onze eeuwige roeping. De zevende gelijkenis (Matt.13:47-50) spreekt over de grote scheiding in de mensheid bij de tweede komst van Jezus en de voltooiing van deze wereld; dan zal blijken hoe de mensen hebben gereageerd op de boodschap van genade, zoals die in essentie al door Jezus werd verteld in de eerste gelijkenis van de zaaier. C: Jezus is de zaaier. Matt.13:35 Hij die het goede zaad zaait is de Mensenzoon. Of er nu gesproken wordt over het zaad van het woord in de eerste gelijkenis (Matt.13:19), of dat er gesproken wordt over het zaad van de kinderen van het koninkrijk (Matt.13:38), in beide gevallen is Jezus de zaaier. Jezus is niet alleen maar een zaaier in Zijn functie, maar Hij is dat ook in het diepste van Zijn wezen. In de hemel is geen zaad aanwezig, want alles en iedereen in de hemel is in volwassen en volmaakte toestand geschapen, zonder dat er nog verdere groei of ontwikkeling nodig was. De engelen zijn in hun volwassen persoonlijkheid geschapen en kennen op geen enkele wijze de ontwikkeling, zoals wij die als mensen op aarde kennen vanaf onze geboorte tot aan onze ouderdom op hoge leeftijd. Het principe van zaad is voor de hemel volledig onbekend, maar geheel anders is dat het geval met de aarde. Toen God de aarde schiep, schiep Hij op de derde dag alle planten en bomen; maar al dit groen bevatte zaad voor de volgende generatie van planten en bomen, en God zag dat het goed was wat Hij gedaan had (Gen.1:11-12). Het ontstaan van nieuw leven op aarde begint met het zaaien van zaad; dit geldt niet alleen voor alle natuurlijke leven, maar ook voor alle geestelijke leven. Want zoals er sprake is van de noodzaak van een natuurlijke geboorte, zo is er ook sprake van de noodzaak van een geestelijke geboorte ofwel wedergeboorte (Joh.3:3+6). En als er sprake is van natuurlijk voedsel om te groeien, zo is er ook sprake van geestelijk voedsel om te groeien (Hebr.5:13-14). Maar in dit alles heeft Jezus de hartsgesteldheid van een echte zaaier, want wat Hij in de natuurlijke schepping deed, doet Hij ook in de geestelijke realiteit door het woord van God te zaaien. In de eerste plaats werd Hijzelf op de aarde gezaaid, en 3 het opmerkelijke is dat Hij niet als volwassen mens naar de aarde kwam, maar in de gestalte van een pasgeboren baby (Luc.2:6-7). Joh.1:14 Het Woord is mens geworden en heeft bij ons gewoond, vol van goedheid en waarheid, en wij hebben Zijn grootheid gezien, de grootheid van de enige Zoon van de Vader. De grote Zaaier van de hele schepping werd zelf op de aarde gezaaid in de gestalte van een kleine baby, en Hij moest het hele groeiproces naar volwassenheid doorlopen zoals wij dat allemaal moeten doen; en Hij slaagde daar bijzonder goed in. Luc.2:40 Het kind groeide op, werd sterk en was begiftigd met wijsheid; Gods genade rustte op Hem. Luc.2:52 Jezus groeide verder op en Zijn wijsheid nam nog toe. Hij kwam steeds meer in de gunst bij God en de mensen. Jezus Christus, de Zoon van God, is de Schepper van hemel en aarde (Joh.1:1-3, Kol.1:16-17 en Hebr.1:10). Als Schepper van de aarde schiep Hij het principe van het zaad, omdat Hij van plan was Zelf de gestalte van zaad aan te nemen om daarna als Zaaier een glorieus mysterie op de aarde uit te zaaien. En Hij deed dat in de tijd van het Oude Testament al met het volk Israël, maar zal dit opnieuw doen met dit volk met de hartsgesteldheid van een echte zaaier. Hos.2:25 Het land zaai Ik in met Mijn volk. Over Lo–Ruchama zal Ik Mij ontfermen, Lo–Ammi noem Ik weer Mijn volk, en dan antwoordt hij: Mijn God. In deze tekst zien wij het werkelijke doel van de Zaaier, want Jezus wil Zich weer ontfermen over het volk Israël op een manier dat dit volk Hem zal aanspreken als “mijn God.” Maar dit geldt niet alleen voor het Joodse volk maar ook voor mensen uit andere volken; om die reden citeerde Paulus deze tekst uit Hosea ook in verband met gelovigen uit de heidense volken (Rom.9:24-26). Daarmee is het werkelijke doel van het zaaien geopenbaard, want Jezus is op zoek naar een eigen volk op de aarde dat Hem zal kennen als hun God (Tit.2:14). Een zaaier zaait zaad met de bedoeling dat hij zelf zal kunnen genieten van het resultaat van de oogst, want het is zijn zaad en het is zijn land waarin dat zaad gezaaid wordt. Daarbij oefent hij veel geduld en geeft het zaad de tijd om op te groeien, totdat de vrucht rijp genoeg is om geoogst te worden. 2Tim.2:6 De boer die het zware werk doet, heeft als eerste recht op de oogst. Jac.5:7 Denk eens aan de boer, die geduldig blijft wachten op de kostbare opbrengst van zijn land, tot de regens van najaar en voorjaar zijn gevallen. Er zijn twee dimensies in de eerste komst van Jezus naar de aarde. Hij kwam om daden te doen en om onderricht te geven (Hand.1:1). De wonderen en tekenen die Jezus deed waren kant en klaar verpakte geschenken van God, die simpelweg in ontvangst genomen konden worden. Maar het woord dat Jezus sprak, gaf Hij in de vorm van zaad; Jezus gaf in Zijn prediking en onderricht de beginselen van het Koninkrijk van God, maar dit zaad moest wel groeien, volwassen worden en gaan vruchtdragen. Marc.4:26-29 Het is met het koninkrijk van God als met een mens die zaad uitstrooit op de aarde: hij slaapt en staat weer op, dag in dag uit, terwijl het zaad ontkiemt en opschiet, ook al weet hij niet hoe. De aarde brengt uit zichzelf vrucht voort, eerst de halm, dan de aar, en dan het rijpe graan in de aar. Maar zo gauw het graan het toelaat, slaat hij er de sikkel in, omdat het tijd is voor de oogst. Jezus heeft de hartsgesteldheid van een echte Zaaier; Hij vindt het heerlijk om de principes van het koninkrijk van Zijn Vader over de aarde uit te strooien. Wanneer Hij dat doet in de zaadvorm van het woord van God of in de zaadvorm van de kinderen van God, die Hij met liefde in de wereld uitzendt om het evangelie te verkondigen, in beide gevallen is Hij een Zaaier in hart en nieren. Maar waar het Hem werkelijk om te doen is, is het eindresultaat, namelijk de goede oogst van rijpgeworden vruchten. Matt.13:39+43 …… de oogst staat voor de voltooiing van deze wereld …… Dan zullen de rechtvaardiging in het koninkrijk van hun Vader stralen als de zon. De werkelijke betekenis van de gelijkenis van de zaaier en de gelijkenis van het zaad is dat het eindresultaat een geweldige vreugde voor Jezus betekent, want denkend aan de vreugde die voor Hem in het verschiet lag, liet Hij zich niet afschrikken door de schande van het kruis (Hebr.12:2), omdat Hij wist wat het eindresultaat zou zijn, namelijk een ontelbare grote massa mensen die gered zijn door het offer van het Lam en stralend voor de troon van God staan. 4 Openb.7:9-12 Hierna zag ik dit: een onafzienbare menigte, die niet te tellen was, uit alle landen en volken, van elke stam en taal. In het wit gekleed en met palmtakken in hun hand stonden ze voor de troon en voor het Lam. Luid riepen ze: De redding komt van onze God die op de troon zit en van het Lam! Alle engelen stonden om de troon en de oudsten en de vier wezens heen. Ze bogen zich diep neer voor de troon en aanbaden God met de woorden: Amen! Lof, majesteit en wijsheid, dank en eer en macht en kracht komen onze God toe, tot in eeuwigheid. Amen. D: Het zaad is het woord van het koninkrijk. Matt.13:19 Het zaad is het woord van het koninkrijk. Luc.8:11 Het zaad is het woord van God. Matteüs spreekt over het woord van het koninkrijk, terwijl Lucas spreekt over het woord van God, en door dat te doen centreert Matteüs de werking van het woord van God tot de invloed van het Koninkrijk op ons leven. Alle zeven gelijkenissen hebben namelijk betrekking op het koninkrijk van God, waarbij de gelijkenis van de zaaier spreekt over de doorbraak van het koninkrijk in het individuele menselijke hart na de eerste komst van Jezus, terwijl de gelijkenis van het zaad spreekt over de wereldwijde doorbraak van het koninkrijk voorafgaand aan tweede komst van Jezus. Jezus sprak in de gelijkenissen over mysteries van het koninkrijk, en om die reden citeerde Matteüs een tekst uit Psalm 78, waarbij hij de schrijver van de psalm, Asaf, een profeet noemde. De gelijkenissen hebben dus een zeer profetisch karakter vanwege het waarheidsgehalte over de mysteries van het koninkrijk. Matt.13:35 Zo ging in vervulling wat gezegd is door de profeet: Ik zal het woord nemen en spreken in gelijkenissen; ik zal bekendmaken wat sinds de grondvesting van de wereld verborgen was. In Matteüs 13 sprak Jezus zeven gelijkenissen over de werkelijke aard en het karakter van het Koninkrijk van God, want dat was de reden waarom Hij naar de aarde was gekomen. Matt.4:23 Hij trok rond in heel Galilea; Hij gaf er onderricht in de synagogen, verkondigde het goede nieuws van het koninkrijk en genas iedere ziekte en elke kwaal onder het volk. Matt.9:35 Jezus trok rond langs alle steden en dorpen, Hij gaf er onderricht in de synagogen, verkondigde het goede nieuws over het koninkrijk en genas iedere ziekte en elke kwaal. In deze zeven gelijkenissen gaat het niet om de vraag of wij op het nippertje voor eeuwig gered worden, maar om de vraag in hoeverre het koninkrijk van God ruimte krijgt in ons hart en in ons leven. De bedoeling is niet dat wij met de hakken over de sloot de grens van de eeuwigheid oversteken met een gestempeld paspoort, maar dat het koninkrijk zodanig diepe invloed in ons leven krijgt dat wij vrucht gaan dragen voor dat koninkrijk (Matt.13:23). De grote vraag is of wij het koninkrijk in ons leven willen laten uitgroeien tot een boom waaronder andere mensen kunnen schuilen (Matt.13:32). En ook of wij het koninkrijk willen toestaan ons leven zo te doordrenken dat ons hele leven in al zijn veelzijdige aspecten ermee doortrokken wordt (Matt.13:33). De grote vraag is ook of wij het koninkrijk zien als een schat waarvoor wij bereid zijn alles te verkopen om die schat te bezitten (Matt.13:44), of als een parel van uitzonderlijke waarde die het waard is om alles te verkopen zodat wij die parel kunnen kopen (Matt.13:45). Het gaat dus niet om het ontvangen van minimale redding maar het ontwikkelen van maximale beloning in onze eeuwige roeping. Matt.6:31-33 Vraag je dus niet bezorgd af: “Wat zullen we eten?” of: “Wat zullen we drinken?” of: “Waarmee zullen we ons kleden?” Dat zijn allemaal dingen die de heidenen najagen. Jullie hemelse Vader weet wel dat jullie dat alles nodig hebben. Zoek liever eerst het koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid, dan zullen al die andere dingen je erbij gegeven worden. Het koninkrijk van God is overal waar God Koning is, d.w.z. waar Hij Zijn heerschappij kan laten gelden (Ps.103:19). Nu heerst God door Zijn soevereiniteit over de hele schepping, maar dat wil nog niet zeggen dat Zijn rechtvaardige heerschappij overal dezelfde grote invloed heeft. De invloed van het koninkrijk van God wordt namelijk bepaald door gerechtigheid, vrede en vreugde door de Heilige Geest (Rom.14:17), en waar een van deze drie kenmerken ontbreekt, is niet volledig sprake van het koninkrijk van God. Zijn troon rust op gerechtigheid en recht, en het gevolg daarvan is dat liefde en waarheid in Zijn dienst staan (Ps.89:15). Zijn 5 troon bestaat uit vuurvlammen, en de wielen daarvan uit laaiend vuur; een rivier van vuur borrelt uit deze troon op en stroomt voor Hem uit (Dan.7:9-10). Dit vuur van God zal vroeger of later ons leven aanraken, hetzij als een vuur van oordeel (Matt.25:41), of als een vuur dat de kwaliteit van ons werk uittest (1Kor.3:13), of als een vuur dat ons hart in vuur en vlam zet vanwege de Goddelijk geïnspireerde uitleg van Zijn woord (Luc.24:32), of als een vuur van hartstochtelijke passie dat ons leven volledig in bezit neemt voor de hemelse Bruidegom (Hgl.8:6-7). Hoe het ook zij, Jezus is op de aarde gekomen om dit Goddelijke vuur aan te steken (Luc.12:49), en een eerste vervulling daarvan zien we in de uitstorting van de Heilige Geest op de eerste pinksterdag (Hand.2:1-4). De invloed van het zaad van het koninkrijk is evenredig groot aan de ruimte die wij aan de Koning van het koninkrijk geven in ons hart, want hoewel de volken van de wereld in opstand komen tegen de Heer en Zijn Gezalfde (Ps.2:1-3), heeft God de Vader Zijn eigen Zoon als Koning gezalfd om vanuit Sion over de hele wereld te regeren (Ps.2:4-6). En Jezus zal Zijn rechtmatige bezit over de volken van de aarde laten gelden, hetzij goedschiks of kwaadschiks (Ps.2:7-9). Daarom worden wij in Psalm 2 opgeroepen om met een drievoudig antwoord van ons hart te reageren op de hemelse heerschappij van deze Koning-Messias Jezus Christus. Ps.2:10-12 Daarom, koningen, wees verstandig, wees gewaarschuwd, leiders van de aarde. Onderwerp u, toon de HEER uw ontzag, breng Hem bevend uw hulde. Bewijs eer aan Zijn Zoon met een kus, anders ontvlamt Zijn woede, en uw weg loopt dood, want bij het geringste ontsteekt Hij in toorn. Gelukkig wie schuilen bij Hem. Wanneer het zaad van het koninkrijk in ons leven gezaaid wordt, kan dit maar tot één goede reactie leiden, en dat is dat wij een intieme relatie met Jezus ontwikkelen door Hem te kussen met de liefde van ons hart als de passievrucht die uit het zaad van het koninkrijk tevoorschijn komt. E: De akker is het menselijke hart. Matt.13:19 Bij ieder die het woord van het koninkrijk hoort maar het niet begrijpt, komt hij die het kwaad zelf is en rooft wat hun in het hart is gezaaid; bij hen is op de weg gezaaid. De mens is net als God een drie-eenheid, want hij bestaat uit geest, ziel en lichaam zoals Paulus beschreef in 1Tess.5:23. De geest is het centrum van de bovennatuurlijke identiteit van de mens, want daarmee staat hij in verbinding met de bovennatuurlijke of geestelijke wereld, dat is het koninkrijk van God in de hemel. Wanneer hij wedergeboren wordt, wordt hij uit God geboren (Joh.1:13, 3:3), en vanaf dat moment is zijn geest met de Heer verenigd in één geest (1Kor.6:17), doordat de Heilige Geest in hem woont (1Kor.6:19). De ziel is het centrum van de natuurlijke identiteit van de mens, want daarmee staat hij in verbinding met de natuurlijke wereld ofwel de aarde. Het lichaam van de mens is zijn fysieke identiteit in de wereld van de materie. Het emotionele hart van de mens is het centrum van zijn zieleleven, en nergens wordt de natuurlijke identiteit van de mens zo sterk bepaald en ontwikkeld als in het emotionele hart van de mens. Spr.4:23 Van alles waarover je waakt, waak vooral over je hart, het is de bron van je leven. Het begrip hart komt met twee Hebreeuwse woorden en één Grieks woord maar liefst 1005 keer voor in de Bijbel; dat laat wel zien hoe belangrijk het menselijke hart is in het perspectief van God. Het hart is de bron van ons natuurlijke leven waar wij onze eigenschappen hebben, en waar wij de natuurlijke identiteit van ons leven ontwikkelen, vandaar dat Spr.4:23 ons oproept om vooral waakzaam te zijn over ons hart. Het zaad van het woord van God wordt altijd in ons hart gezaaid, want de ingang tot onze inwendige mens is het hart; de conditie van het hart bepaalt de manier waarop wij op het zaad van Gods woord reageren. En daarna is het de bedoeling dat wij het zaad cultiveren, zodat het kan groeien in de tuin van ons leven, zoals ook Adam de tuin waarin hij geplaatst was moest onderhouden. Gen.2:8+15 God, de Heer, legde in het oosten, in Eden, een tuin aan en daarin plaatste Hij de mens die hij had gemaakt. Hij liet uit de aarde allerlei bomen opschieten die er aanlokkelijk uitzagen, met heerlijke vruchten…… God, de Heer, bracht de mens dus in de tuin van Eden, om die te bewerken en erover te waken. Het hart van de mens kan volgens de gelijkenis van de zaaier op vier verschillende manieren reageren op het woord van God dat in het hart wordt ingezaaid. 6 F: Vier reacties in het menselijke hart. Matt.13:18-23 Hoor en begrijp dan nu de gelijkenis van de zaaier: bij ieder die het woord van het koninkrijk hoort maar het niet begrijpt, komt hij die het kwaad zelf is en rooft wat hun in het hart is gezaaid; bij hen is op de weg gezaaid. Het zaad dat op rotsachtige grond is gezaaid, dat zijn zij die het woord horen en het meteen met vreugde in zich opnemen. Het schiet echter geen wortel in hen, oppervlakkig als ze zijn. Worden ze vanwege het woord beproefd of vervolgd, dan houden ze geen ogenblik stand. Het zaad dat tussen de distels is gezaaid, dat zijn zij die het woord horen, maar bij wie de zorg om het dagelijkse bestaan en de verleiding van de rijkdom het woord verstikken, zodat het zonder vrucht blijft. Het zaad dat in goede grond is gezaaid, dat zijn zij die het woord horen en begrijpen. Zij dragen dan ook rijkelijk vrucht, deels honderdvoudig, deels zestigvoudig, deels dertigvoudig. Er zijn twee manieren waarop deze gelijkenis uitgelegd kan worden; in de eerste manier worden de vier reacties op het woord van God gezien als vier verschillende mensen, en zo gaf Jezus Zijn uitleg aan deze gelijkenis. Maar het is ook mogelijk om de vier reacties te zien als vier verschillende gebieden in ons eigen hart; elk gebied reageert op zijn eigen manier. En elk gebied heeft zijn eigen methode van bewerking nodig om geschikt gemaakt te worden voor het ontvangen van het zaad; elk ontoegankelijk gebied kan geschikt gemaakt en dus vruchtbaar worden, maar dat vereist inspanning. G: Het zaad op de weg. Matt.13:4 Tijdens het zaaien viel een deel van het zaad op de weg, en er kwamen vogels die het opaten. Matt.13:19 Bij ieder die het woord van het koninkrijk hoort maar het niet begrijpt, komt hij die het kwaad zelf is en rooft wat hun in het hart is gezaaid; bij hen is op de weg gezaaid. Het voornaamste kenmerk van een weg is dat er veel mensen overheen gaan; als gevolg daarvan wordt dat gebied door vele voeten platgetreden en hard gemaakt. Zo is het ook met die gebieden in ons hart die als een weg worden gekenmerkt; bepaalde gebieden in ons hart kunnen zich verharden doordat veel mensen daarop een verkeerde invloed uitoefenen. Wij worden van jongsaf aan allemaal gevormd door de gezagsdragers in ons leven, dat zijn onze ouders, onderwijzers op de lagere school, leraren op de middelbare school, vrienden in ons leven, collega's op het werk en de buren waarnaast wij wonen. Daar komt nog eens bij dat wij sterk beïnvloed worden door televisieprogramma's en informatie via het internet op onze pc. De wereld om ons heen is met als zijn positieve natuurlijke voordelen toch een plaats met een filosofisch systeem van denkpatronen dat in de Bijbel vijandig genoemd wordt. Jac.4:4 Trouwelozen! Beseft u dan niet dat vriendschap met de wereld vijandschap jegens God betekent? Wie bevriend wil zijn met de wereld, maakt zich tot vijand van God. 1Joh.2:15-16 Als iemand de wereld liefheeft, is de liefde van de Vader niet in hem, want alles wat in de wereld is - zelfzuchtige begeerte, afgunstige inhaligheid, pronkzucht - dat alles komt niet uit de Vader voort maar uit de wereld. Jacobus zegt dat vriendschap met de filosofische denkpatronen van de wereld tot gevolg heeft dat wij vijandschap tegen God ontwikkelen; hoewel wij dat niet altijd bewust doen, zal de wereldse manier van denken een hartsgesteldheid in ons binnenste ontwikkelen die vijandig staat tegenover Goddelijke denkpatronen. Johannes noemt drie overheersende kenmerken van de wereld, en dat zijn zelfzuchtige begeerte, inhaligheid en pronkzucht; deze begrippen kunnen we ook omschrijven als sensualiteit, begeerte en trots. Sensualiteit spreekt van het ontwikkelen van plezier zonder God; begeerte spreekt van het verwerven van bezit zonder God, en trots spreekt van het streven naar een positie zonder God. Wanneer werelde zaken als sensualiteit, begeerte en trots het dagelijkse voer voor ons emotionele hart zijn, wordt ons hart platgetrapt en verhard door wat de wereld ons aanleert. Efez.4:17-19 Op gezag van de Heer zeg ik u dus met klem: ga niet langer de weg van de heidenen met hun loze denkbeelden. In hun geest heerst duisternis en ze zijn vervreemd van het leven met God, omdat ze Hem niet kennen en hun hart voor Hem gesloten hebben. Afgestompt als ze zijn, geven ze zich over aan losbandigheid en storten ze zich in allerlei zedeloze praktijken. 7 Jezus beschreef met het zaad op de weg een categorie mensen die hun hart verhard hebben door de dingen die zij in de wereld hebben aangeleerd, en die hen zoveel kortstondig plezier verschaffen (Ps.36:2-5) dat zij niet beseffen dat de vreugde die God geeft zowel eeuwig als allesovertreffend heerlijk van karakter is (Ps.36:8-10). Wanneer wij gebieden in ons leven hebben waar het zaad van Gods woord niet toegankelijk is vanwege de hardheid van ons hart, hebben wij zonder enige twijfel radicale bekering in deze gebieden nodig om ons hart in die plekken weer toegankelijk te maken voor het woord van God. Jac.4:7-10 Onderwerp u dus aan God, en verzet u tegen de duivel, dan zal die van u wegvluchten. Nader tot God, dan zal Hij tot u naderen. Reinig uw handen, zondaars; zuiver uw hart, weifelaars. Weeklaag, wees treurig en laat uw tranen vloeien. Laat uw lachen veranderen in droefheid en uw vreugde in somberheid. Verneder u voor de Heer, dan zal Hij u verheffen. Jac.1:21-22 Wees daarom zachtmoedig en leg alle verdorvenheid en elk denkbaar wangedrag af. En aanvaard zo de boodschap die in u is geplant en die u kan redden. Vergis u niet: alleen horen is niet genoeg, u moet wat u gehoord hebt ook doen. Conclusie: het kenmerk van de weg is dat het zaad van Gods woord niet tot geloof in het hart ontwikkeld wordt. H: Het zaad op rotsachtige grond. Matt.13:5-6 Een ander deel viel op rotsachtige grond, waar maar weinig aarde was, en het schoot meteen op omdat het niet diep in de grond kon doordringen. Toen de zon opkwam verschroeide het, en omdat het geen wortel had droogde het uit. Matt.13:20-21 Het zaad dat op rotsachtige grond is gezaaid, dat zijn zij die het woord horen en het meteen met vreugde in zich opnemen. Het schiet echter geen wortel in hen, oppervlakkig als ze zijn. Worden ze vanwege het woord beproefd of vervolgd, dan houden ze geen ogenblik stand. Het kenmerk van deze categorie mensen is dat zij aan de oppervlakte wel open lijken te staan voor het woord van God, maar vlak onder de oppervlakte zit hun hart vol met stenen waardoor de wortels van het zaad niet naar beneden kunnen groeien. Als gevolg daarvan gebruikt het zaad al zijn energie om naar boven te groeien, waardoor er te weinig wortels zijn die de plant van water kunnen voorzien. Als gevolg daarvan droogt de jonge plant zeer snel uit. Hier is sprake van mensen die zeer snel reageren op de positieve aspecten van het evangelie, want ze voelen grote vreugde over wat het evangelie hen te bieden heeft. Maar al snel komen ze in botsing met pijnlijke aspecten van het evangelie zoals beproeving door God of vervolging door de duivel. De vele stenen onder de oppervlakte van hun hart zijn struikelblokken waar zij zeer snel aanstoot nemen vanwege onbegrip over geestelijke strijd, hoewel Jezus had gezegd dat mensen met een open geest geen aanstoot aan Hem moeten nemen (Matt.11:6). Dergelijke mensen nemen aanstoot aan onbegrepen aspecten van het evangelie (Joh.6:60-61), wat getuigt van het feit dat hun geloof niet diepgeworteld is (Joh.6:64), als gevolg waarvan zij al zeer snel Jezus teleurgesteld zullen verlaten (Joh.6:66). Ook in ons eigen hart kunnen wij gebieden hebben waar vele struikelblokken vlak onder de oppervlakte van ons hart liggen, en wij snel aanstoot nemen aan de dingen die ons worden aangedaan. Daarom onderwees Jezus Zijn leerlingen dat zij zichzelf moesten verloochenen en dagelijks hun kruis op zich moesten nemen als teken van het aanvaarden van pijnlijke leerprocessen (Matt.16:24-25). Aan het begin van hun opleiding had Jezus Zijn leerlingen al onderwezen in de Bergrede over de noodzaak van een grondige vorming van het hart, want de armen van geest zullen het koninkrijk van de hemel beërven (Matt.5:3), de zachtmoedigen van hart zullen de aarde beërven (Matt.5:5). Zij die zuiver van hart zijn, zullen God zien (Matt.5:8), en zij die vervolgd worden vanwege Gods gerechtigheid, zullen het koninkrijk van de hemel beërven (Matt.5:10-12). Daarom is het proces van puinruimen onder de oppervlakte van ons hart een zeer belangrijk proces, waarmee de Heilige Geest vrijwel onmiddellijk zal beginnen na onze wedergeboorte. En wanneer wij oprecht de wil van God willen doen, zullen wij dit proces van reiniging in geloof en liefde aanvaarden. Joh.3:19-21 Dit is het oordeel: het licht kwam in de wereld en de mensen hielden meer van de duisternis dan van het licht, want hun daden waren slecht. Wie kwaad doet, haat het licht; 8 hij schuwt het licht omdat anders zijn daden bekend worden. Maar wie oprecht handelt zoekt het licht op, zodat zichtbaar wordt dat God werkzaam is in alles wat hij doet. Hebr.12:5-7 Mijn zoon, je mag een vermaning van de Heer nooit terzijde schuiven en nooit opgeven als je door Hem terechtgewezen wordt, want de Heer berispt wie Hij liefheeft, straft elke zoon van wie Hij houdt. Houd vol, het betreft hier immers een leerschool, God behandelt u als Zijn kinderen. Conclusie: het kenmerk van rotsachtige grond is dat het zaad van Gods woord niet tot wortel in het hart ontwikkeld wordt. J: Het zaad tussen het onkruid. Matt.13:7 Weer een ander deel viel tussen de distels, en toen die opschoten verstikten ze het zaaigoed. Matt.13:22 Het zaad dat tussen de distels is gezaaid, dat zijn zij die het woord horen, maar bij wie de zorg om het dagelijkse bestaan en de verleiding van de rijkdom het woord verstikken, zodat het zonder vrucht blijft. Het eerste zaad op de weg ontwikkelde geen geloof, en het tweede zaad op rotsachtige grond ontwikkelde wel geloof maar geen diepe wortel. De derde categorie spreekt over een groep mensen die wel geloof ontwikkelen en ook wortel schieten in een diepere bodem, maar het grote gevaar dat deze groep bedreigt is het onkruid. We spreken hier over mensen die tot oprecht geloof gekomen zijn, maar de reis van het geloof niet afmaken omdat ze bedreigd worden door het grootste gevaar voor christenen, en dat is het onkruid van de welvaart. Marcus en Lucas voegen nog enige dimensies toe aan dit onkruid, dat zijn distels. Marc.4:18-19 Weer anderen zijn als het zaad dat tussen de distels is gezaaid: ze hebben het woord wel gehoord, maar de zorgen om het dagelijks bestaan en de verleiding van de rijkdom en hun verlangens naar allerlei andere dingen komen ertussen en verstikken het woord, zodat het zonder vrucht blijft. Luc.8:14 Het zaad dat tussen de distels valt, dat zijn zij die wel geluisterd hebben, maar door zorgen en rijkdom en de genoegens van het leven worden ze gaandeweg verstikt, zodat ze geen vrucht dragen. Er worden in totaal vier verschillende dimensies van de distels genoemd: de zorg om het dagelijkse bestaan, de verleiding van de rijkdom, de verlangens naar allerlei andere dingen, en de genoegens van het leven. Niets bedreigt het leven van gelovigen zo sterk als de verleiding van materiële welvaart en werelds plezier; hoewel zij tot geloof zijn gekomen en wortel hebben geschoten, wordt de groei naar vrucht verhinderd door de distels van de welvaart, en sterft hun geloof voordat het vrucht heeft kunnen dragen. De aanvallen van de duivel zijn gemakkelijker te weerstaan met de geestelijke wapenrusting (Efez.6:10-18) dan de verleiding van materiële welvaart en werelds vermaak. De Bijbel waarschuwt ons regelmatig zeer krachtig tegen deze verleiding door de mammon, de afgod van de welvaart. Matt.6:24-25 Niemand kan twee heren dienen: hij zal de eerste haten en de tweede liefhebben, of hij zal juist toegewijd zijn aan de ene en de andere verachten. Jullie kunnen niet God dienen én de mammon. Daarom zeg Ik jullie: maak je geen zorgen over jezelf en over wat je zult eten of drinken, noch over je lichaam en over wat je zult aantrekken. Matt.6:33-34 Zoek liever eerst het koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid, dan zullen al die andere dingen je erbij gegeven worden. Maak je dus geen zorgen voor de dag van morgen, want de dag van morgen zorgt wel voor zichzelf. Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen last. Fil.3:18-19 Ik heb u al vaak gezegd, en zeg nu zelfs met tranen in mijn ogen: velen leven als vijand van het kruis van Christus en gaan hun ondergang tegemoet. Hun god is hun buik, hun eer is schaamteloosheid en hun aandacht is alleen gericht op aardse zaken. 1Tim.6:9-10 Wie rijk wil worden, staat bloot aan verleiding, raakt in een valstrik en valt ten prooi aan dwaze en schadelijke begeerten die een mens in het verderf storten en ten onder doen gaan. Want de wortel van alle kwaad is geldzucht. Door zich daaraan over te geven, zijn sommigen van het geloof afgedwaald en hebben ze zichzelf veel leed berokkend. 1Joh.2:15-16 Als iemand de wereld liefheeft, is de liefde van de Vader niet in hem, want alles wat in de wereld is - zelfzuchtige begeerte, afgunstige inhaligheid, pronkzucht - dat alles komt niet uit de Vader voort maar uit de wereld. 9 Het soort onkruid dat de Heer beschrijft in de gelijkenis van de zaaier zijn dorens en distels; deze soorten onkruid groeien zeer snel en beroven het landbouwgewas van zonlicht en ze gebruiken veel water. Als gevolg daarvan overwoekeren ze het akkerland en verhinderen elke goede vrucht om te groeien; zo is het ook met materiële welvaart en werelds vermaak. Jes 32:13 Dorens en distels overwoekeren het land van mijn volk, elk huis waar vreugde heerst en elke stad vol feestgedruis. Het is opmerkelijk dat de Heer juist dit onkruid gebruikte, want dorens en distels zijn een gevolg van de zondeval, omdat het land waarop Adam werkte vervloekt werd (Gen.3:17-18). Als gevolg daarvan moest hij hard werken om het land vrij te houden van dit onkruid en een goede oogst te kunnen binnenhalen. Hetzelfde geldt ook voor ons geloofsleven; wij moeten hard werken om het onkruid van verleiding en misleiding te weerstaan, want onkruid heeft de neiging om harder te groeien dan het landbouwgewas dat de vruchten geeft waarvan wij de Heer offers brengen en zelf kunnen eten en leven. Jer.4:3 Want dit zegt de HEER tegen Juda en Jeruzalem: Ontgin nieuw land, en zaai niet tussen de dorens. Hebr.6:7-8 Land dat de overvloedige regen opneemt, en nuttige gewassen oplevert aan wie het bewerken, ontvangt Gods zegen, maar land dat dorens en distels voortbrengt, is waardeloos en rijp voor vervloeking; het zal uiteindelijk in vlammen opgaan. De grootste reden waarom het geloof, dat wel wortel geschoten heeft maar nog niet tot vrucht gekomen is, verstikt raakt tussen onkruid, is omdat deze gelovigen niet voldoende geleerd hebben hun vreugde bij de Heer te zoeken. Wanneer het menselijke hart niet verzadigd raakt met de superieure vreugden van de Heer, zal het hart op zoek gaan naar verzadiging met tijdelijk en minderwaardig plezier. Johannes noemt drie overheersende kenmerken van de wereld, en dat zijn zelfzuchtige begeerte, inhaligheid en pronkzucht; deze begrippen kunnen we ook omschrijven als sensualiteit, begeerte en trots. Sensualiteit spreekt van het ontwikkelen van plezier zonder God; begeerte spreekt van het verwerven van bezit zonder God, en trots spreekt van het streven naar een positie zonder God. Wanneer werelde zaken als sensualiteit, begeerte en trots het dagelijkse voer voor ons emotionele hart zijn, wordt ons hart verstikt door wat de wereld ons aanleert (1Joh.2:15-16). Het grootste wapen tegen de misleiding van de zonde is het ontdekken van de superieure bron van eeuwige vreugde; wanneer wij deze vreugde hebben ontdekt, zijn wij vrijwel niet meer vatbaar voor de valse misleiding van de minderwaardige vreugde van deze wereld. Ps.36:8-10 Hoe kostbaar is Uw liefde, God! In de schaduw van Uw vleugels schuilen de mensen, zij laven zich aan de overvloed van Uw huis, U lest hun dorst met een stroom van vreugden, want bij U is de bron van het leven, door Uw licht zien wij licht. Jezus belooft ons, dat wanneer wij van het levende water drinken dat Hij ons geeft, wij nooit meer dorst zullen krijgen, omdat dit water voor eeuwig vanuit ons binnenste opborrelt als een fontein van levend water (Joh.4:14, Joh.7:37-39). Wanneer ons emotionele hart verbinding maakt met de superieure vreugden van het koninkrijk van God door de Heilige Geest, heeft ons hart geen enkele behoefte meer om verzadigd te worden met minderwaardige pleziertjes van de wereld. De hartstochtelijke passie van Jezus, de Koning-Bruidegom van ons leven, zal ons helpen om de verleiding van de wereld af te wijzen. Jes.10:17 Het licht van Israël zal een vlam worden, de Heilige van Israël een vuur; op één dag verbrandt en verteert het de dorens en distels van Zijn volk. Wanneer wij echter een gebrekkige, intieme relatie met Jezus ontwikkelen, zullen wij altijd vatbaar blijven voor de verleiding van de wereld, omdat ons hart niet werkelijk verzadigd wordt in onze relatie met Jezus. Maar wanneer wij Hem tot het enige doel van ons leven maken (Ps.16:2+5, 73:25+28), en ons hart richten op één doel (Ps.27:4, Luc.10:42, Fil.3:13-14), zullen wij de overvloedige vreugde gaan ervaren waarover Petrus spreekt. 1Petr.1:5-9 U ziet de redding tegemoet, die aan het einde van de tijd zeker geopenbaard zal worden. Verheug u hierover…... U hebt Hem lief zonder Hem ooit gezien te hebben; zonder Hem nu te zien gelooft u in Hem en ervaart u een onuitsprekelijke, hemelse vreugde, omdat u het einddoel van uw geloof bereikt: uw redding. Conclusie: het kenmerk van het onkruid is dat het zaad van Gods woord niet tot vrucht in het hart ontwikkeld wordt. 10 K: Het zaad in goede aarde. Matt.13:8 Maar er viel ook wat zaad in goede grond, en dat bracht vrucht voort, deels honderdvoudig, deels zestigvoudig, deels dertigvoudig. Matt.13:23 Het zaad dat in goede grond is gezaaid, dat zijn zij die het woord horen en begrijpen. Zij dragen dan ook rijkelijk vrucht, deels honderdvoudig, deels zestigvoudig, deels dertigvoudig. De eerste categorie mensen ontwikkelde geen geloof, de tweede categorie ontwikkelde geen wortel, en de derde categorie ontwikkelde geen vrucht; maar we zijn nu bij de vierde categorie aangekomen, en deze categorie mensen ontwikkelt zowel geloof als wortel en vrucht, vrucht in verschillende mate. Het zaad van het woord is vanzelfsprekend goed zaad (Matt.13:24), want het is het woord van het koninkrijk (Matt.13:19). Bij deze vierde categorie valt het goede zaad in goede grond, en de kwaliteit van de grond wordt bepaald door de geestelijke honger van hen die naar het woord luisteren. Maar goed luisteren is per definitie nog niet een bewijs van een juiste hartsgesteldheid. Matt.13:14-15 In hen komt deze profetie van Jesaja tot vervulling: Jullie zullen goed luisteren maar niets begrijpen, en jullie zullen goed kijken maar geen inzicht hebben. Want het hart van dit volk is afgestompt, hun oren zijn doof en hun ogen houden zij gesloten. Met hun ogen willen ze niets zien, met hun oren niets horen, met hun hart niets begrijpen. Want anders zouden ze tot inkeer komen en zou ik hen genezen. De mensen van de vierde categorie luisteren niet alleen naar het woord van God, maar ze begrijpen het ook; het Grieks gebruikt hier het werkwoord ‘suniemi’ dat letterlijk de betekenis heeft van ‘iets bij elkaar voegen’. De verstandige mens luistert niet alleen naar het woord, maar hij is ook in staat om verschillende waarheden bij elkaar te plaatsen tot een harmonieus geheel, waardoor hij inzicht krijgt in datgene wat verkondigd wordt. Dit is kenmerkend voor een mens met een open hart, maar vele Joden in de dagen van Jezus hadden een verhard hart, waardoor ze een blokkade hadden die hen verhinderde om inzicht te ontvangen. Hand.7:51+53 Halsstarrige ongelovigen, u wilt niet luisteren en verzet u steeds weer tegen de Heilige Geest, zoals uw voorouders ook al deden…… u die de wet ontvangen hebt door tussenkomst van de engelen, maar er niet naar hebt geleefd. Louter intellectuele kennis van de Bijbel getuigt op geen enkele manier van een ontvankelijke hartsgesteldheid en van een diepgewortelde bereidheid om te gehoorzamen. Integendeel, intellectuele kennis van de Bijbel komt niet voort uit de boom van het leven, maar uit de boom van de kennis van goed en kwaad, en we weten dat dit tot een zekere geestelijke dood leidt (Gen.2:16-17). Louter intellectuele kennis van de Bijbel getuigt niet van een hongerig hart dat op zoek is naar een relatie met Jezus op basis van intimiteit en gehoorzaamheid, want de intellectuele student van de Bijbel is niet op zoek naar een Persoon maar naar feiten. Joh.5:37-42 De Vader die Mij gezonden heeft, heeft dus Zelf een getuigenis over Mij afgelegd. Maar u hebt Zijn stem nooit gehoord en Zijn gestalte nooit gezien, en u hebt Zijn woord niet blijvend in u opgenomen, want aan degene die Hij gezonden heeft, schenkt u geen geloof. U bestudeert de Schriften en u denkt daardoor eeuwig leven te hebben. Welnu, de Schriften getuigen over Mij, maar bij Mij wilt u niet komen om leven te ontvangen…… u hebt geen liefde voor God in u. Een goede voedingsbodem wordt gekenmerkt door een open geest en een hongerig hart dat op zoek is naar eeuwig leven en een relatie met de levende God; een dergelijke persoon zal weinig overtuigingskracht nodig hebben om naar het woord van God te luisteren. Hand.17:11-12 De Joden in Berea waren welwillender dan die in Tessalonica, want ze luisterden vol belangstelling naar de verkondiging van het evangelie en bestudeerden dagelijks de Schriften om te zien of het inderdaad waar was wat er werd gezegd. Velen van hen aanvaardden dan ook het geloof…… Om die reden voegde Lucas nog belangrijke dimensies toe aan de kenmerken van de goede bodem, want ook hij begreep hoe belangrijk een hongerig hart is. Luc.8:15 Het zaad in de vruchtbare grond, dat zijn zij die met een goed en eerlijk hart naar het woord hebben geluisterd, het koesteren en door standvastigheid vrucht dragen. 11 L: Vruchtdragen voor God. Luc.8:8 Maar er viel ook wat zaad in vruchtbare aarde, en dat bracht honderdvoudig vrucht voort toen het was opgeschoten. Luc.8:15 Het zaad in de vruchtbare grond, dat zijn zij die met een goed en eerlijk hart naar het woord hebben geluisterd, het koesteren en door standvastigheid vrucht dragen. Lucas durfde het aan om in tegenstelling tot Matteüs en Marcus alleen maar te spreken over honderdvoudige vrucht, dat is een opbrengst van 100 procent; dit spreekt van een zeer hoog verwachtingspatroon bij de Vader, en we zien dit percentage op meerdere plaatsen in de Bijbel. Gen.26:12 Isaak zaaide in dat land en hij oogstte nog hetzelfde jaar honderdvoudig, want de HEER zegende hem. Matt.25:20+22 Heer, u hebt mij vijf talent in beheer gegeven, alstublieft, ik heb er vijf talent bij verdiend. ……Heer, u hebt mij twee talent in beheer gegeven, alstublieft, ik heb er twee talent bij verdiend. Isaäk, de zoon van Abraham, werd zo rijk door de Heer gezegend dat hij op gegeven moment honderdvoudig rendement uit zijn oogst haalde; hetzelfde principe zien we in de gelijkenis van Jezus over de talenten in Matt.25:14-30. Twee van de drie dienaren behaalden 100 procent rendement over datgene wat hun heer hen had toevertrouwd; dit spreekt ook van een hoog verwachtingspatroon bij Jezus, de Zoon van God, over datgene wat Hij ons toevertrouwt. Het is voor God van groot belang dat wij vruchtdragen, want in het dragen van vrucht bewijzen wij dat Zijn werk in ons succesvol is, dat het volbrachte werk van het kruis tot het juiste resultaat leidt, en dat de liefdevolle investering van God zeer effectief is. Jezus sprak in Joh.15:1-17 over Zichzelf als de ware wijnstok, terwijl Zijn Vader de wijnbouwer is. Vervolgens sprak Jezus over vruchtdragen, meer vruchtdragen, veel vruchtdragen, en blijvend vruchtdragen; dit geeft wel aan hoe belangrijk ons vruchtbare leven voor God is. Joh.15:2 Iedere rank aan Mij die geen vrucht draagt snijdt Hij weg, en iedere rank die wel vrucht draagt snoeit Hij bij, opdat hij meer vruchten draagt. Joh.15:5 Ik ben de wijnstok en jullie zijn de ranken. Als iemand in Mij blijft en Ik in hem, zal hij veel vrucht dragen. Maar zonder Mij kun je niets doen. Joh.15:8 De grootheid van Mijn Vader zal zichtbaar worden wanneer jullie veel vrucht dragen en Mijn leerlingen zijn. Joh.15:16 Jullie hebben niet Mij uitgekozen, maar Ik jullie, en Ik heb jullie opgedragen om op weg te gaan en vrucht te dragen, blijvende vrucht. Het dragen van vrucht zegt niet zoveel over ons, want zonder Jezus kunnen wij niets doen (Joh.15:5); maar het dragen van vrucht zegt alles over de kwaliteit van het leven van Jezus in ons. Want Hij is de wijnstok, en wij ontvangen Zijn leven in ons en daardoor dragen wij vrucht. Hierdoor wordt de grootheid van de Vader zichtbaar (Joh.15:8), want de Vader heeft Zijn Zoon naar de aarde gezonden om als een graankorrel in de aarde te vallen en te sterven, zodat Hij veel vrucht zou dragen (Joh.12:24). Onze vrucht is volledig het resultaat van de kruisdood en opstanding en hemelvaart van Jezus Christus, die na Zijn hemelvaart als Hogepriester voor ons bij de Vader heeft gepleit, zodat wij volledig tot ontwikkeling zouden komen (Hebr.7:25). Jes.26:12 HEER, geef ons vrede, alles wat wij deden, hebt U voor ons gedaan. Hos.14:9 Ik wil Zijn liefde beantwoorden, mijn oog op Hem richten. Dan ben ik als een cipres, altijd groen; het zijn Uw vruchten die ik draag. De kerkvader Augustinus begreep dit principe heel goed, want hij zei tegen de Heer: “God, U mag alles van mij vragen wat U maar wilt, als U mij maar eerst geeft wat U van mij vragen wilt.” Ook koning David begreep dit principe, want nadat het volk Israël met vreugde vrijwillig en overvloedig gaven had gebracht voor de bouw van de tempel, dankte David de Heer voor deze overvloedige opbrengst. Want hij besefte dat alles van God afkomstig was, en wat het volk aan de Heer gaf kwam uit de hand van God Zelf; Zijn overvloedige zegen had het volk in staat gesteld om overvloedig terug te geven aan God (1Kron.29:14+16). Wanneer wij vrucht willen dragen voor de Heer, moeten wij dat doen in het besef dat Hij degene is die ons daartoe in staat stelt. Fil.2:12b-13 Blijf u inspannen voor uw redding, en doe dat in diep ontzag voor God, want het is God die zowel het willen als het handelen bij u teweegbrengt, omdat het Hem behaagt. 12 Het vruchtbare resultaat van ons leven is het gevolg van onze bekering tot God (Matt.3:8), en wanneer de boom van een goede kwaliteit is, kan het niet anders of ook de vrucht zal van een goede kwaliteit zijn (Matt.7:17-18, 12:33). Een vruchtboom die geen goede vruchten draagt, heeft geen recht van bestaan (Matt.3:10, 7:19, 21:19, Luc.13:6-7, Joh.15:2a). Het is echter niet de bedoeling dat wij krampachtig op zoek gaan naar goede vruchten in ons leven, want wanneer wij in onze eigen ogen geestelijk succes hebben, zullen we trots worden, maar wanneer wij in onze eigen ogen geestelijk falen, zullen we onszelf veroordelen. In beide gevallen zijn wij echter op onszelf gericht en niet op de Heer van de oogst (Matt.9:38, Joh.15:1, Jac.5:7). De werkelijke waarde van de vrucht van ons leven wordt niet door ons bepaald, maar door de Heer; daarom mogen wij met vertrouwen de dag afwachten waarop Hij ons zal beoordelen, en niet om ons te straffen maar om ons te belonen. 1Kor.4:5 Houd dus op te oordelen en wacht de tijd af dat de Heer komt, omdat Hij het is die aan het licht zal brengen wat in het duister verborgen is en zal onthullen wat de mensen heimelijk beweegt. En dan zal God het zijn die ieder de lof geeft die hem toekomt. Matt.6:4b, 6b, 18b En jullie Vader, die in het verborgene ziet, zal je ervoor belonen. Het zaad in de vruchtbare grond, dat zijn zij die met een goed en eerlijk hart naar het woord hebben geluisterd, het koesteren en door standvastigheid vrucht dragen (Luc.8:15). Dus wanneer wij vanuit een zuivere conditie van ons hart naar het woord luisteren, is het daarna van groot belang dat wij het woord leren koesteren door er dagelijks in te mediteren. Dit is een vorm van omgang met het woord van God die een grote rol speelde in de eerste gemeente en bij de oude kerkvaders, maar door de eeuwen heen is meditatie in het woord van God grotendeels verdwenen. Het koesteren van het woord d.m.v. meditatie speelt echter een belangrijke rol in het vruchtdragen, want meditatie breekt het zaad van het woord open in de bodem van ons hart. Krachtige meditatie in het woord van God leidt tot een diepe liefde voor God en heeft sterke gehoorzaamheid tot gevolg, van waaruit wij vrucht gaan dragen voor God. Kol.1:9-11 Daarom bidden wij onophoudelijk voor u, vanaf de dag dat we dat gehoord hebben. We vragen dat u Gods wil ten volle mag leren kennen door de wijsheid en het inzicht die Zijn Geest u schenkt. Dan zult u leven zoals het past tegenover de Heer, Hem volkomen welgevallig. U zult vrucht dragen door al het goede dat u doet, uw kennis van God zal groeien en u zult door Zijn luisterrijke macht de kracht ontvangen om alles vol te houden en alles te verdragen. En maak je geen zorgen over het resultaat, want het woord van God heeft een mysterieuze, geestelijke kracht die al ons menselijk verstand te boven gaat; het woord van God bezit de kracht om jouw leven vruchtbaar te maken voor God, wanneer jij de weg bewandelt die de Heilige Geest jou wijst. Vruchtdragen is geen moeilijke opdracht, maar een vanzelfsprekend gevolg van de aanwezigheid van het koninkrijk van God in jouw hart en leven. Marc.4:26-29 Het is met het koninkrijk van God als met een mens die zaad uitstrooit op de aarde: hij slaapt en staat weer op, dag in dag uit, terwijl het zaad ontkiemt en opschiet, ook al weet hij niet hoe. De aarde brengt uit zichzelf vrucht voort, eerst de halm, dan de aar, en dan het rijpe graan in de aar. Maar zo gauw het graan het toelaat, slaat hij er de sikkel in, omdat het tijd is voor de oogst. V.v.d.B. 13