Wijzigingen sociale huur: Tijdelijke contracten, onderbezetting en aanpak domicilie- en sociale fraude Joris Deleenheer 1 Sociale woningen: optimaal gebruiken voor hen die er het meest nood aan hebben De Vlaamse regering wil het huren van een sociale huurwoning voor personen die niet meer tot de doelgroep van de sociale huisvesting behoren, niet langer mogelijk maken. Op die manier worden de schaarse sociale woningen enkel voorbehouden voor zij die dit het meeste nodig hebben, en voor zolang ze er nood aan hebben. Personen en gezinnen die niet langer aan de woonbehoeftigheidsvoorwaarden voldoen, dienen bijgevolg de woning te verlaten. Het ontwerp van decreet voert een aantal maatregelen in om de doelstellingen te bereiken: Tijdelijke huurcontracten op basis van inkomen Onderbezetting als opzeggingsgrond Aanpak domicilie- en sociale fraude Dit document bespreekt kort deze twee wijzigingen. Betaalbaar kunnen wonen is zeer actueel en voor elke gemeente belangrijk. In de toekomst zal het zoeken naar betaalbaar wonen nog urgenter worden. Zo verscherpt de vluchtelingencrisis, die de lokale besturen voor grote uitdagingen plaatst, zeker op het vlak van huisvesting, deze problematiek nog. De lokale besturen ondersteunen elke maatregel die betaalbaar wonen mogelijk maakt. VVSG vindt dat, gelet op de lange wachtlijsten en het potentieel aantal rechthebbenden op een sociale woning, even goed moet ingezet worden op het realiseren van een groter sociaal woningpatrimonium. 2 Tijdelijke huurcontracten op basis van inkomen Het ontwerpdecreet voert (voor de nieuwe huurcontracten van sociale woningen ) tijdelijke huurcontracten van negen jaar in, telkens verlengbaar met drie jaar. Een te hoog inkomen zal leiden tot de opzeg van de sociale woning, indien het rekenkundig gemiddelde van het inkomen van de laatste drie jaren gelijk of groter is dan 125% van de inkomensgrens. Indien dit rekenkundig gemiddelde minder dan 125% bedraagt, wordt het contract verlengd met 3 jaar waarbij telkens dezelfde controle gebeurd. De opzeggingstermijn gaat in na 8 jaar en zes maanden, zodat laatste dag van opzeggingstermijn samenvalt met vervaldag van de huurovereenkomst. 28 juni 2016 - 1/5 Op deze algemene regel zijn een aantal uitzonderingen. De huurder kan vragen de opzeg in te trekken in drie gevallen: als het huidig inkomen (op basis van extrapolatie van drie opeenvolgende maanden) onder die 125% zit als de sociale huurder pensioen heeft aangevraagd en daardoor onder de 125% zal zitten andere billijke redenen die te maken hebben met woonbehoeftigheid De sociale huurder kan ook in beroep gaan als de verhuurder niet ingaat op vraag van huurder In de praktijk Volgens de laatst gekende cijfers heeft ongeveer 8,3% van de huurders een inkomen hoger dan de inkomensgrens. Iets minder dan vier procent (5 368 huurders) heeft een inkomen dat meer dan 125% van de inkomensgrens bedraagt. Volgens cijfers van VMSW staan er eind 2014 120 504 kandidaat-huurders op de wachtlijst. Per jaar gebeuren er ongeveer tienduizend toewijzingen. In 2014 bedroeg de gemiddelde wachttijd voordat een kandidaat-huurder een sociale woning toegewezen krijgt 1 125 dagen. Een grotere doorstroom realiseren in de sociale woningen door de huurders met de hoogste inkomens op te zeggen, is een maatregel die, volgens de cijfers, per jaar kan zorgen voor een groter aantal toewijzingen van iets meer dan vijfduizend sociale woningen. De eerste effecten zijn logischerwijze pas te verwachten negen jaar na het in werking treden van deze maatregel. Maar tegelijk zijn er voor VVSG een aantal punten die de nodige aandacht vragen van de beleidsmakers bij het invoeren van tijdelijke contracten. 1) Financiële gezondheid sociale huisvestingsmaatschappijen De verplichte doorstroming van de ‘financieel sterkere huurders’ binnen de sociale huisvesting zorgt ervoor dat de sociale huisvestingsmaatschappijen de huurders verliezen die de hoogste huren betalen. Dit ondergraaft potentieel voor een deel de financiële leefbaarheid van die maatschappijen. De gewestelijke sociale correctie compenseert de lage inkomsten van de huisvestingsmaatschappijen onvoldoende. De steden en gemeenten willen er zorg voor dragen dat hun inwoners betaalbaar, kwaliteitsvol en duurzaam kunnen wonen. Eén van de belangrijkste partners in deze opdracht zijn de sociale huisvestingsmaatschappijen. Zij staan in voor het realiseren, beheren en verhuren of verkopen van het grootste aandeel sociale woningen in de gemeenten. Steden en gemeenten hebben er dus alle belang bij dat sociale huisvestingsmaatschappijen over voldoende mogelijkheden beschikken om hun opdracht te vervullen. Cruciaal hierbij is dat zij financieel economisch gezond zijn en dat zij de capaciteit hebben om in de gemeenten deskundig en professioneel sociale woonprojecten te realiseren en te beheren. 28 juni 2016 - 2/5 2) ‘Sociale mix’ gaat potentieel achteruit De verplichte doorstroming van de ‘financieel sterkere huurders’ heeft potentieel ook een effect op de sociale mix binnen de sociale huisvesting, en dan specifiek in de grotere sociale woonwijken. Hogere inkomens hebben vaak een meer stabiele inkomenssituatie en werksituatie. Dit draagt bij tot een meer gediversifieerde en leefbare buurt, wat een belangrijk element is om lokaal een draagvlak te behouden voor sociale huisvesting. Dit dreigt nu verloren te gaan. 3) Vermijden ‘werkloosheidsval’ De verhoging van de toepasselijke inkomensgrens met 25% moet werkloosheidsvallen vermijden. OCMW’s zetten vandaag sterk in op (economische) activering van hun cliënten, met de bedoeling dat zij een hoger inkomen verwerven. Dit hoger inkomen moet hen toelaten om meer zelfredzaam te zijn. Er is potentieel risico dat sociale huurders angstvallig hun inkomen zullen in de gaten houden uit vrees dat het huurcontract zal opgezegd worden. Dit zou hen immers verplichten om (in de meeste gevallen) een woning te zoeken op de krappe private huurmarkt, waar de huur voor een gelijkaardige woning vaak hoger zal liggen. Een groter verloop zorgt overigens niet voor extra sociale woningen, wat de prioriteit zou moeten zijn. Een alternatief om voor doorstroming te zorgen zou een aangepaste huurprijsberekening kunnen zijn. In de huidige berekening wordt de huurprijs altijd afgetopt. Wonen in een sociale huurwoning is hierdoor (bijna) altijd voordeliger dan het huren van een gelijkwaardige woning op de private markt. Dit zet mensen er dus niet toe aan te verhuizen. Mocht de huurprijs van de sociale woning op termijn, en onder voorwaarden, effectief concurrentieel met of zelfs wat duurder worden dan de private markt, zullen mensen sneller geneigd worden te verhuizen. Dergelijke maatregel laat huurders zelf de keuze om al dan niet te blijven wonen in de sociale woning of op zoek te gaan naar een goedkopere en even kwaliteitsvolle woning op de private markt. Bovendien is dergelijke werkwijze ook niet financieel nadelig voor de sociale huisvestingsmaatschappijen. De lokale besturen vragen dan ook: 1. Dat Vlaanderen, gemeenten, sociale huisvestingsmaatschappijen en de sociale verhuurkantoren blijvend inspanningen leveren voor meer sociaal verhuurde woningen 2. Monitoring en evaluatie van de impact van tijdelijke huurcontracten (evengoed naar bovenstaande aandachtspunten). De ervaringen in Brussel en Wallonië die al werken met tijdelijke contracten kunnen hierbij helpen. 3. Nagaan of een aangepaste huurprijsberekening (ook) een bijdrage kan leveren aan het realiseren van betaalbaar wonen voor iedereen. 28 juni 2016 - 3/5 3 Onderbezetting als opzeggingsgrond Het ontwerpdecreet voorziet – voor de nieuwe contracten- onderbezetting van de woning eveneens als een opzeggingsgrond. Een sociale woning wordt als onderbezet beschouwd als het verschil tussen enerzijds het aantal slaapkamers van de woning en anderzijds de som van het aantal huurders, het aantal minderjarige kinderen en het aantal gemelde personen in die woning groter is dan één. De verhuurder kan de opzeg geven als de huurder tweemaal een valabel aanbod van een aangepaste woning weigert. De aangeboden woning moet voldoen aan een aantal voorwaarden: geen onderbezetting woning ligt in een straal van vijf kilometer van de onderbezette woning de aangepaste woning mag maximaal 15% duurder zijn. Deze criteria zijn logisch, hoewel er omzichtig zal moeten omgesprongen worden met de aanbieding van een woning binnen een straal van vijf kilometer. In Vlaanderen kan dit voor het betrokken gezin een verhuis betekenen naar een andere (deel)gemeente. Een mogelijk risico bij de invoering van deze maatregel is dat de kleinere woningen ingenomen worden door huidige sociale huurders. Dit maakt dat alleenstaanden en koppels op de wachtlijst waarschijnlijk langer op een sociale huurwoning zullen moeten wachten. Deze maatregel houdt voor de sociale huisvestingsmaatschappijen een opdracht in om een gevarieerd aanbod in elke wijk te voorzien, zodat bij onderbezetting mensen kunnen blijven wonen in dezelfde buurt. Vanuit de opdracht die de gemeente heeft als regisseur van het lokaal woonbeleid en doordat elk nieuw sociaal woonproject op het lokaal woonoverleg moet besproken worden, heeft ook de gemeente een belangrijke stem in de verdere ontwikkeling van het lokale patrimonium. 4 Domicilie- en sociale fraude beteugelen. Ook al werden de voorbije jaren al diverse beleidsinitiatieven genomen om domiciliefraude beter te bestrijden (o.a. data-uitwisseling met Kruispuntbank Sociale Zekerheid, toekenning bevoegdheid inspecteur van gerechtelijke politie aan toezichthouders en wooninspecteurs, oprichting cel domiciliefraude bij toezichthouder), versterkt de voorgestelde regelgeving de strijd tegen domiciliefraude. De uitwisseling van gegevens tussen Inspectie RWO en de sociale huisvestingsmaatschappijen en tussen Inspectie RWO en de lokale, regionale en federale overheden worden verder gefaciliteerd. Zo zullen wooninspecteurs en toezichthouders occasioneel en per dossier gegevens aan andere toezichthoudende ambtenaren en aan de sociale verhuurder mogen geven al ze dat nodig achten. Het betreft geen elektronische systematische en georganiseerde gegevensstroom. Ook de administratieve sanctionering van domiciliefraude wordt bijgestuurd, zodat ook wanneer de situatie op zich geregulariseerd is, een sanctie (boete tussen 25 en 5000 euro) mogelijk blijft. Bijkomend wordt bepaald dat een sociale huurder die een 28 juni 2016 - 4/5 persoon duurzaam laat inwonen die niet voldoet aan de toetredingsvoorwaarden of die aanleiding geeft tot een onaangepaste woning, ook kan worden bestraft. Fraude kan natuurlijk niet ongestraft blijven. Ook de lokale besturen zijn partner in deze strijd, met respect voor de persoonlijke levenssfeer, het beroepsgeheim en de finaliteit van ieders werking. Het is logisch dat lokale besturen (gemeente, OCMW, lokale politie) in de wettelijk toegestane situaties en op basis van de geijkte procedures hun medewerking verlenen aan een gerechtelijk onderzoek, ook in zaken van sociale fraude. De VVSG wijst daarnaast op het ontbreken van het wettelijk kader om mensen aan te moedigen om samen te gaan wonen. Zo verminderen de uitkeringen vaak als mensen gaan samenwonen. Zo wordt bijvoorbeeld het leefloon herleid van categorie alleenstaande naar categorie samenwonende als twee alleenstaanden gaan samenwonen. Als twee alleenstaande sociale huurders gaan samenwonen, moet één partner zijn woonrecht (tijdelijk) opgeven. In een aantal gevallen kunnen koppels (volgens het Kaderbesluit Sociale Huur) niet samenwonen (omdat de woning anders overbezet of zelfs overbewoond zou zijn) en voor nieuw samengestelde (eerder grote) gezinnen is er weinig kans op toewijzing wegens een beperkt aanbod. Een andere reden is de angst voor een beslag als één van beiden schulden heeft opgebouwd. Dit zijn enkele voorbeelden die mensen niet stimuleren om samen te gaan wonen en soms mensen zelfs eerder aanmoedigt om (schijnbaar) apart te wonen. Nochtans is het maatschappelijk veel interessanter om samenwonen te bevorderen, al is het maar omdat samenwonen de kans op armoede vermindert. Lokale besturen ervaren dat het niet benadelen van mensen die samenwonen domiciliefraude vermindert. Het ontmoedigen van samenwoning duwt mensen vaak in een richting die maatschappelijk niet gewenst is: zwartwerk, huisvesting op postbusadressen, fictieve alleenwoonst, … VVSG vraagt aan de verschillende bevoegde overheden om na te denken over maatregelen waardoor samenwonen, zeker van de laagste inkomensgroepen, niet wordt benadeeld. 28 juni 2016 - 5/5