katholieke universiteit leuven faculteit theologie en

advertisement
1
KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN
FACULTEIT THEOLOGIE EN RELIGIEWETENSCHAPPEN
CREATIEF BESTAND WERKCOLLEGE
Annemie DILLEN
Karolien HELSEN
Debbie DE SAEDELEER
2012
2
Inhoudstafel
I. Bezinningen
II. Gebeden
III. Gedichten
IV. Video’s en liedjes
V. Afbeeldingen
VI. Inspirerende quotes
VII. Websites
3
7
30
61
68
79
80
3
I. BEZINNINGEN
1. Ziekenzegening
O Heer, ontwaak. Waarom slaapt U?
Ontwaak, stoot ons niet voorgoed af.
Waarom verbergt U uw gelaat?
Waarom vergeet U onze ellende en nood?
Met lichaam en ziel in het stof
Zijn wij vast aan de aarde gebonden.
Sta op en kom ons te hulp;
Bevrijd ons omwille van uw liefde.
Ps 44,24-27
Welkom: We zijn bij elkaar gekomen om N bij te staan in deze moeilijke periode van zijn/haar leven.
Bij ons zijn N, zijn/haar (familieleden – vrienden - zorgverleners).
Met psalm 44 klagen wij U aan, God. We kunnen niet bevatten waarom deze moeilijkheden op onze
weg komen. Waarom de schaduw van de nacht over ons leven valt. Het wordt moeilijk om U nog te
kunnen zien. Wij vragen om hoop, om ondersteuning en moed om deze nacht te kunnen dragen. Wij
vragen dat U wakker wordt.
Ritueel: Licht.
Voor velen onder ons bent U een licht in de duisternis. Wij brengen dan ook deze kaarsen naar voren,
in de hoop dat U onze nacht voor ons kan lichter maken, dat Uw aanwezigheid zichtbaar kan worden
voor alle mensen die hier bij ons zijn.
We steken een kaars aan voor N, voor alle warmte en licht die hij/zij gedurende zijn/haar leven heeft
uitgestraald opdat dit voor ons een bron van kracht kan zijn.
We steken ook een kaars aan voor de warmte en liefde van de mensen om N heen. Die voor hem/haar
zorgen, door hem/haar verzorgd werden en hem/haar willen ondersteunen in de dagen die nog komen.
Tenslotte steken we een kaars aan voor diegene waarvan wij steun willen ontvangen, aan wie we onze
boodschap willen richten, in de hoop dat onze stem gehoord wordt.
Aanvaarding. God. We zijn bij elkaar gekomen om samen te bidden voor en met N. We vragen om
Uw aanwezigheid en genade opdat N aanvaard mag worden zoals hij/zij is. Dit bidden wij tot U in de
naam van de Vader, Zoon en de Heilige Geest.
Zegening. Iemand zegenen betekent dat we iemand alle goeds willen toewensen. Zegenen betekent
ook dat we aan God kunnen vragen of Hij nabij wilt blijven en N sterkte wilt verlenen in wat nog
komen moet.
We zegenen je hele lichaam en geest.
We zegenen je voeten
4
en de lange weg die je gegaan bent,
samen met de mensen om je heen.
We zegenen je handen,
waarmee je zoveel hebt gedaan,
waarmee je hebt gegeven,
genomen en uitgedeeld.
We zegenen je schouders,
die een steun waren voor velen
en ook ondersteund werden.
We zegenen je oren,
in dankbaarheid,
voor je luisterbereid.
We zegenen je mond,
voor het spreken en het zwijgen.
We zegenen je ogen,
de spiegels van de ziel,
waarmee jij zoveel dingen hebt gezien in het leven.
We zegenen je voorhoofd,
voor alle gedachten die jou tot jou maken.
We zegenen je hart
en de liefde die jij voelde in de dagen van je leven,
opdat dit licht in jezelf niet zal verzwakken.
Wie het wenst, kan nu tot N komen en hem/haar zijn of haar zegen geven of een persoonlijk woordje
zeggen.
Nu we onze zegen hebben gegeven aan N. wil ik graag het verhaal over de storm op het meer
voorlezen.
Op een dag stapte Hij met zijn leerlingen in een boot en zei tegen hen: ‘Laten we naar de overkant van het meer gaan.’
Ze staken van wal, en tijdens de overtocht viel Hij in slaap. Toen barstte er op het meer een storm los. De boot maakte
water en zij raakten in nood. Ze maakten Hem wakker en riepen: ‘Meester! Meester! Wij vergaan!’ Hij stond op en
bestrafte de wind en het woeste water. Ze bedaarden, en het werd stil.
Lc 8,22-24
Slotwoord. De apostelen wekten de Meester toen zij bang werden, daar in een bootje op het meer. Hij
werd wakker en stopte de storm. Hij was bij hen in de boot, hij was niet buiten of boven hen, maar met
hen.
Mogen we hopen dat door onze aanwezigheid God ook hebben gewekt en dat we ons ervan kunnen
verzekeren dat Hij altijd nabij ons is, niet boven noch buiten ons, maar samen met ons in hetzelfde
schuitje zit. Laat Hem de storm stoppen voor ons, voor we te bang worden om het zelf te dragen.
Amen.
5
2. Bezinning voor vormelingen naar aanleiding van de busramp: Even blijven stilstaan.
Even Blijven Stilstaan
Er is heel wat gebeurd de voorbije dagen. Op 13 maart 2012 verongelukte een bus met kinderen die
terugkwamen van sneeuwklassen. Tweeëntwintig kinderen vonden de dood, samen met zes
volwassenen. Dat heeft ons allemaal aangegrepen. Volwassenen omdat ze meeleven met de ouders van
de kinderen en de volwassenen die hen begeleidden. Kinderen omdat ze even oud zijn, omdat ze ook
op sneeuwklassen zijn gegaan of nog op sneeuwklassen gaan. Iedereen heeft zijn redenen om
betrokken te zijn en ook verdriet te voelen. De meeste van ons hier zitten ook in het zesde leerjaar, net
als zij. Op 6 mei zouden ook zij hun vormsel doen.
Door alles wat er is gebeurd, hebben we heel veel vragen. Daarom wil ik, voor de catechese begint,
even blijven stilstaan bij de gebeurtenissen. Ik ga jullie eerst een tekst voorlezen. Het is geschreven in
twee delen, het eerste deel is een vraag aan God en het tweede deel is het antwoord van God.
Ze praten van Jou, God1.
Ze praten van Jou, God,
maar ik kan Je niet vinden,
zoiets doet een God niet,
die laat je toch niet sterven,
dát doe je toch niet?
Je hebt ons gemaakt,
toch laat je ons doodgaan,
dat is net alsof je
je lievelingstekening
zomaar verscheurt.
Dat doe je toch ook niet?
wat zou het dan wezen
dat mensen die leven,
ook zomaar weer doodgaan?
Wat vind Jíj daarvan?
God, laat je eens horen
en laat het ons eens weten:
Waar blijven Jouw mensen?
Je laat ons toch zeker niet
zomaar verdwijnen?
Ik huil met je mee
door mensentranen
en ik zal je troosten
door mensenarmen.
Ik ben je dichtbij
in mensenwarmte.
De dood is voor mij
ook het grootste verdriet,
een vloek op het leven.
Ik ben Levengever,
Schepper en Zaaier,
de dood wint het niet.
Ik trek doden mee
naar zeeën van licht,
haal hen door het donker
naar grenzeloos leven,
ze zijn niet verloren,
alleen uit je zicht.
Korte uitleg bij de tekst: wat wordt er hier gezegd? Heel veel mensen zijn verdrietig en begrijpen niet
waarom het allemaal is gebeurd. Ze vragen aan God waarom Hij de mensen laat verdwijnen. God
antwoordt dat Hij de dood niet wil, dat ook Hij heel erg verdrietig is. Hij is niet onder ons als de grote
Doodmaker, maar de Levengever. Hij zit in de mensen die andere mensen troosten. Hij troost ook de
mensen door te zeggen dat Hij de gestorven kinderen en volwassenen meeneem naar een heel andere
wereld, een wereld waar wij ze niet kunnen zien.
Wij blijven achter met verdriet, met onbegrip, maar ook met mensen die ons troosten. Mensen die een
licht zijn in het donker. Laten we nu ook lichtjes aansteken voor alle mensen die in het donker zitten,
1
Y. VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die rouwen, vijfde druk, Kampen, Ten Have,
1997, p. 56-57.
6
voor ons verdriet, voor de gewonde kinderen, voor de ouders van alle kinderen, voor de kinderen en de
volwassenen die te vroeg gestorven zijn. We denken ook aan de mensen van wie wij houden en van
wie wij ook afscheid hebben moeten nemen.
Aansteken van kaarsjes onder het afspelen van de muziekvideo van Sigur Ros – Glósóli.
Misschien hebben jullie nu heel veel gedachten. Het is niet altijd gemakkelijk om die te vertellen,
maar je kan ze neerschrijven of tekenen. Ik heb hier een doos, wat papier, enkele stiften. Jullie kunnen
je gedachten, wat je ook maar wil zeggen, neerschrijven of tekenen en in deze doos doen. Ik zal er niet
naar kijken als je dat niet wil. Deze doos blijft nog een lange tijd in dit lokaal staan. Als je later nog
met gedachten zit, kan je ze hier altijd kwijt.
Tijd om briefjes te schrijven of te tekenen en in de doos te steken.
Jezus heeft ons woorden gegeven om met God te spreken. Jullie kennen ze. We zeggen ze elke keer
weer opnieuw in de mis. Het gaat om het Onze Vader. Het zijn woorden die we kunnen gebruiken als
we niet meer weten hoe we met God kunnen spreken. Laten we tenslotte samen het Onze Vader
bidden, opdat God ons gebed mag horen en zorgt voor de kinderen en volwassenen die nu onder Zijn
hoede zijn.
Onze Vader
Onze Vader
die in de hemel zijt
geheiligd zij Uw naam
Uw rijk kome
Uw wil geschiede, op aarde als in de hemel.
Geef ons heden ons dagelijks brood
en vergeef ons onze schulden,
zoals wij ook vergeven aan onze schuldenaren.
En leid ons niet in bekoring,
maar verlos ons van het kwade.
Amen.
7
II. GEBEDEN
Gebed voor een angstige vrouw
Maria, Moeder Gods,
alles wat hier gebeurt
duurt zo ontzettend lang
en de weg is eenzaam.
Als ik spreek, gaat de pijn
niet weg
en als ik zwijg,
blijft mijn verdriet.
Wil U mij aanhoren
en licht brengen op mijn weg
opdat mijn verdriet minder zwaar wordt?
Moeder Maria,
ik geloof en vertrouw in U
en Uw Zoon,
Amen.
Lijden aan een verlies – Bisdom Breda
of haar manier van lopen.
Je kon de ander horen aankomen.
Nu kun je niet meer overleggen.
Er is een gemis,
vooral op sommige momenten.
Op feestdagen. Bij een verjaardag.
Nu moet je er alleen door zien te komen.
Het is soms alsof bijna alle zin weg is
uit je leven.
Verdriet
Soms wordt er verdriet in een mens wakker.
Als een schrijnende pijn vaak.
Als een wond in je geslagen.
Je maakt het mee als je een geliefd iemand
verliest: je man, je vrouw, een kind.
Kinderen maken het mee als ze vader of
moeder verliezen.
Hun verdriet is vaak een stil verdriet.
Een verdriet in het spel opgenomen.
Verlies
Je hebt lang van iemand gehouden.
Er was wel eens wat, maar toch…
Eigenlijk kon je niet zonder elkaar.
Je was een steun voor elkaar,
je overlegde veel met elkaar,
je kon met elkaar praten
over wat je had meegemaakt.
Je had nog plannen,
je had gehoopt nog…
Als je thuis kwam, wachtte iemand op je.
Je had samen nog zoveel willen doen.
Nu is die ander er niet meer.
Je was er nauwelijks op voorbereid;
je hoort zijn stem niet meer
Je maakt het mee als je een vriend of een
vriendin verliest.
Als een verkering uitgaat.
Bij een ongeluk, vooral als je niet
meer kunt worden als vroeger.
We noemen dit verdriet: rouwverdriet.
Ook bij een echtscheiding komt er zo
een verdriet los.
Waar een mens aan iemand of iets gehecht is,
waar een liefdesband bestaat,
daar kan verdriet loskomen
als je die band kwijtraakt.
Lijden aan zulk verdriet kan lang duren,
langer dan anderen vaak zien en denken.
8
Laat Uw hoop mij vervullen met nieuwe kracht.
De buitenstaanders
Verdriet is menselijk
Mensen die de ander niet zo goed gekend hebben,
zeggen al gauw: ‘Je komt er wel overheen.’
‘Je moet maar eens naar die of die kijken: die is zo flink.’
Of ze zeggen: ‘Ga er eens even uit.’
Of: ‘Ben je er nu nog niet overheen?’
‘Je moet maar denken: je hebt samen toch heel wat mooie jaren gehad.’
‘Er zijn mensen die er erger aan toe zijn.’
Ze bedoelden het vaak wel goed.
Je merkt dat ze je er over heen willen helpen.
Maar ze begrijpen het niet.
Je wilt er niet overheen geholpen worden.
Dat is het niet.
Je voelt je soms een vreemde in een wereld van goedwillende mensen.
Er is een gat, een wonde.
Een wonde die veel pijn doet.
Soms is het alsof het beter gaat,
maar dan weer is alles even donker,
je wilt er wel doorheen –
een andere weg is er niet –
maar het kost veel moeite.
Als er maar eens iemand was die het begreep.
Voor een vertwijfeld mens
Mijn God, ik sta tot aan mijn nek in het water.
Van alle kanten word ik bedreigd.
Mijn leven lijkt zonder uitzicht.
Ik ben als een land zonder water.
Kom mij dan toch te hulp.
Help mij zien dat Gij mijn verdriet niet wilt.
Dat Gij geen vreugde schept in mijn pijn.
Houd mij staande God.
Als je iemand verliest of als je je gezondheid verliest geeft dat pijn.
Je kunt er lange tijd
neerslachtig van worden en het gevoel
hebben dat het leven niet langer van je hoeft.
Je kunt er ook heel opstandig van worden.
Je vraagt je af waarom dit nu moet
en of God dat wil.
Is hij dan wel een goede en liefdevolle God?
Of je gaat twijfelen aan je geloof.
Je denkt: als ik nu maar beter geloofde
dan zou ik er wel gemakkelijker
overheen komen.
Of je vindt van jezelf dat je flinker moet zijn.
Soms is het goed om je verdriet eens echt toe te laten.
Je er aan over te geven.
Het kan je geweldig opluchten.
Het is alsof je minder zwaar bent.
Je hoeft niet altijd sterk te zijn.
Huilen is gezond.
Je wordt er meer mens van.
Door verdriet heen ga je ervaren
hoe waar het is:
geen echte vreugde zonder verdriet.
Een echt mens mag huilen.
Gebed om kracht
God,
Gij die mij kent
Gij die weet waar ik ga of sta
Gij die mijn verdriet kent,
de pijn van mijn hart;
wees mij nabij.
9
Wees mij nabij
in de hartelijkheid van een mens
in de liefde van een vriend
in de liefde van een mens
die verstaat
bij wie ik mag zijn wie ik ben
klein
verdrietig
zoekend naar troost.
Schenk mij uw troost
uw warmte
uw steun
uw kracht.
Toch wat hoop
Jezus zegt in zijn afscheidsrede tot zijn vrienden: “Het is goed voor u dat ik
wegga. Ik zal jullie niet achterlaten als weeskinderen. Ik zal de Vader bidden dat
Hij u een andere Trooster zal geven om voorgoed bij u te zijn.” (Johannes 14)
Dat is de andere naam voor de Geest:
De Trooster.
De Geest die het dorre besproeit.
De Geest die soepel maakt
wat star is geworden.
De Geest die bijeenbrengt
wat uiteen is gevallen.
De Geest die de hoop levend houdt in ons.
De belofte van de Trooster wil niet zeggen dat er geen ruimte is voor verdriet.
Zowel Jezus als zijn leerlingen hebben
verdriet om het afscheid
en om alles wat er gebeurt.
Kort na zijn dood zijn ze ook
als verdwaalden en lopen ze verloren rond.
Alles leek voorbij te zijn;
Maar door ervaringen heen
is de hoop opnieuw gaan groeien en leven
en werden ze nieuwe mensen.
Belofte
Soms zegt iemand na een lange tijd van verdriet: “Ik begin een nieuw mens te
worden. Ik krijg weer zin in het leven. Vergeten doe je natuurlijk nooit, maar ik
kan weer verder.”
Jezus geeft ons de belofte mee dat wij niet alleen zullen worden gelaten. Hij zegt
dat het zelfs goed is dat Hij weggaat. Dat kan wel eens onbegrijpelijke taal zijn.
Pas later ga je verstaan…
Psalmgebed
Als God mij thuisbrengt
niet langer slaaf laat zijn
niet langer een vreemde.
Als ik weer mag zijn temidden
van hen die mij bekend zijn.
Als ik weer de vertrouwde stemmen
zal horen.
Als ik weer bemind en gekend
zal worden zoals ik ben.
Als ik weer mag zijn wie ik ben.
Als God mij thuisbrengt.
Geen rouw en verdriet meer zijn.
Ziekte en dood zijn uitgebannen.
Oorlog is gevlucht voor vrede.
Gerechtigheid haar plaats heeft gevonden.
Breng ons thuis
Als kleine mensen weer gehoord
en gezien zullen worden.
Als iedere mens weer telt
en in aanzien is.
10
Als God ons thuisbrengt.
Wat een dag.
Wat een droom.
Wat een vreugde zal dat zijn.
Dan zullen zij die zaaien
onder tranen oogsten in vreugde.
Breng ons dan thuis
en keer ons tot leven.
Vreugde
Vreugde
dat is na verdriet
als je het weer ziet
als je weer kracht voelt
als je een nieuwe lente voelt
herboren bent
een nieuwe mens
gegroeid door verdriet
ontvangen in vreugde.
Vreugde
dat is weten
- waar geen weten is –
dat het goed is:
je leven
jij
wie en waar
je nu bent.
Wanneer je weer kunt
zeggen: “Wat Gij doet
is welgedaan.”
Bidden met zieken – Bisdom Breda
Bidden
Soms kun je niet bidden:
je zit zo vol verdriet,
bent overrompeld,
verdoofd.
Alles in je doet pijn
alles is teveel.
Je zit boordevol vragen
je lichaam is een last
je voelt je opstandig.
Het ‘waarom’ ligt op je tong.
Bidden is dan meer
een zuchten,
huilen,
smeken,
klacht,
vraag naar het waarom:
God waar ben je
ik zit dicht.
De bijbelse mens bidt vaak zo
de mens Job
de mens in de psalmen
Jeremia met zijn klaagliederen
de profeet Jesaja
Jezus zelf.
Bidden is gaan tot God
de God die ons kent,
ons verdriet, onze klacht,
onze pijn,
de God die er wil zijn,
voor ons, met ons, dichtbij,
maar die ook zo ver weg kan lijken,
zodat wij denken
aan ons lot te zijn overgelaten.
Bidden, hoe dan ook, is
11
ons toevertrouwen
en uitspreken wat er ligt
op ons hart aan verdriet, aan vragen.
Gebed als een krachtgevend troost.
‘Als iemand die zijn moeder troost
zo zal ik U troosten’ (Jesaja 66,13).
Bidden kan ook zijn
danken, dankbaar zijn,
voor het goede om je heen,
liefde, vriendschap, een mooie dag,
een geschenk dat komt als genade.
Nu ik ziek ben
Bidden is persoonlijk,
met je eigen woorden.
De gebeden in dit boekje
willen daarbij helpen.
Ze zijn geschreven vanuit
de ervaring van ziek-zijn.
Die ervaring kun je meemaken
als je jong bent,
in de kracht van je leven,
als je oud bent geworden.
Het kan tijdelijk zijn, maar
ook van dag tot dag
van nacht tot nacht
zó dat het je hele leven
heeft veranderd en het leven
van mensen om je heen.
Nu ik ziek ben,
is mijn leven zo anders geworden.
Ik voel me afhankelijk.
Alles gaat maar door
en ik sta er buiten.
Ik zoek naar het waarom,
naar de zin van mijn leven.
Mensen zijn goed voor mij.
Ze helpen mij.
En toch is mijn leven nu
zo anders.
Ik was gewend veel te doen,
veel te regelen.
En nu moet ik zo vaak wachten
en afwachten.
Vooral als het stil is in huis
komen al die vragen op mij af.
Ik deel ze met U, God,
hoor naar mij en zie naar mij om.
Zo bid ik door Jezus Christus,
uw Zoon en onze Heer.
Afscheid nemen
Als je niet meer zelf kunt bidden,
je bent er te moe voor,
of je ogen laten niet meer toe om te lezen,
kan een ander je voor-lezen
of je kunt zelf met eigen woorden
tot gebed komen.
Het gebed kan tot een bijzondere kracht zijn
als je ziek bent
of als je vol verdriet zit.
Zoveel dierbare dingen, zoveel geliefde mensen,
moet ik loslaten.
Hoe ik ook vecht en strijd,
ik voel me steeds meer verliezer.
Tot U bid ik, dat ik steeds meer mag
Winnen bij U, nu ik hier verlies.
Mag ik mij het vertrouwen groeien
dat U het nieuwe leven bent.
12
Ik bid U voor allen om mij heen,
mensen van wie ik houd,
dat zij de steun en de kracht mogen ontvangen
in deze dagen en uren van afscheid.
Wil hem zegenen, Heer, met het
licht van uw ogen.
Zo bid ik door Jezus Christus,
de Verrezene.
Ontferm U
Heer ontferm U
over wie ouder worden
en niet zo goed meer kunnen
Ontferm U
over wie ziek op bed liggen
en er alleen mee worstelen
in de lange uren van de nacht
Ontferm U
over wie onzeker in het leven staan
geen houvast kunnen vinden
geen mens om zich aan toe te vertrouwen
ziek zijn van eenzaamheid
Ontferm U
over wie niemand meer heeft
niemand die bemint
niemand om te delen wat in
hem of haar leeft
Ontferm U over ons
en leer ons dankbaarheid
voor elkaars nabijheid,
voor wat we ontvangen
aan vriendschap, aan hartelijkheid.
Wil toch blijvend met ons zijn
en U ontfermen over ons.
Gebed in de nacht
Het is nacht.
Alleen de dingen om mij heen,
het tikken van de klok,
een enkel geluid,
alles lijkt te slapen,
niemand om een woord mee
te wisselen,
en de slaap die maar van
mij wegblijft,
onrust in me, gedachten die
maar niet te stoppen zijn,
die me soms angstig maken,
alles lijkt groter en dreigender.
Ik probeer het van me af te schudden.
Zoek naar afleiding.
Keer me om en om.
Loop door het koude huis.
Het is nacht, de minuten
kruipen voorbij en ik voel me
soms radeloos.
Tranen komen in mijn ogen.
En soms haast woede,
zo verlang ik naar de
rust en de veiligheid van de nacht.
Die me weer moed en kracht geeft
voor de nieuwe dag.
Bij het levenseinde
God, onze Vader,
Gij die een God van levenden zijn en niet
van doden.
Wees hier aanwezig, hier in ons midden
nu wij samengekomen zijn rond deze mens.
13
Wij bidden om uw nabijheid op dit moment
van zijn/haar leven.
Bescherm en bewaar hem/haar in uw liefde.
Trek uw hand niet terug, maar draag hem/haar
op uw handen.
Wilt Gij zijn/haar reisgezel zijn ten einde toe
en hem/haar nieuwe kracht en nieuw leven schenken.
Dat bidden wij U vertrouwend op Jezus, uw
Zoon en onze Heer.
Wees gegroet
Wees gegroet Maria
vol van genade
de Heer is met U.
Gij zijt de gezegende
onder de vrouwen
en gezegend is Jezus
de vrucht van uw schoot.
Vertrouwde gebeden
In de stilte en de rust van dit uur
bid ik tot U, God, met de woorden
die mij vertrouwd zijn en van huis uit
met mij zijn meegegaan
in dagen van geluk,
in dagen van tegenslag,
in het leven van dag tot dag:
Onze Vader
die in de hemel zijt
Uw Naam worde geheiligd
Uw Rijk kome
Uw wil geschiede
op aarde, zoals in de hemel.
Geef ons heden ons dagelijks brood
en vergeef ons onze schuld
zoals ook wij aan anderen
hun schuld vergeven
en leid ons niet in bekoring
maar verlos ons van het kwade.
Want van U is het koninkrijk
en de kracht en de heerlijkheid
in eeuwigheid.
Eer aan de Vader
Eer aan de Vader en de Zoon en de Heilige Geest,
zoals het was in het begin en nu en tot in eeuwigheid.
Heilige Maria, Moeder van God,
bid voor ons zondaars
nu en in het uur van onze dood.
Amen.
Langdurig ziek
Het is nu alweer enkele jaren geleden
dat ik nog volop in het leven stond.
Dat ik elke dag naar mijn werk ging.
Het werk kon doen wat ik doen moest.
Geen hulp nodig had.
Omringd was door heel wat mensen.
Soms denk ik er nog aan terug.
In het begin had ik heimwee
en wilde ik wel terugkruipen.
Nu is het vaak stil om me heen.
Ik heb tijd om te denken.
Wat vroeger vluchtig was, beleef ik
nu intenser.
De takken die ik open zie komen in
mijn tuin. De bloem die bloeit en
zich keert naar het licht.
Het leven is anders voor mij geworden.
Ik kan nu soms een rustpunt zijn voor
anderen. En dan weet ik hoe mijn leven
nieuwe zin heeft gekregen en dan dank
ik mijn God zomaar uit de grond van mijn
14
hart, dat ik er zijn mag, leven mag.
Een nieuwe toekomst
Wat kan het
toch stil zijn,
aan het einde van een leven.
Wanneer er nog zo weinig te
beleven is
het horen minder wordt
het zien slechter
je benen je niet meer dragen.
Als je zit op één plek
de meeste uren van de dag
wat kan het dan toch stil zijn.
Dan kan je soms ernaar verlangen
van hier weg te zijn.
In de stilte aan het einde
van mijn leven,
groeit mijn verlangen naar U,
naar mijn nieuwe toekomst
mijn nieuwe leven.
Onzichtbaar
Niemand die het ziet
aan mij. Ik lijk gezond en schijn
alles te kunnen. Maar binnen
in mij is er onrust en
voel ik me vaak als verlamd.
Weet ik geen raad met mezelf.
Niemand, die het aan mij ziet,
en daarom kan ik me zo alleen voelen
en onbegrepen
en zou ik het soms wel willen uitroepen:
‘Mensen, het gaat niet goed met mij.
Luister toch’.
Maar ik vrees dat ik
niet geloofd zal worden.
Dat ze mij een aansteller zullen vinden.
Dat ze zullen zeggen: ‘Als je
maar wilt, dan kun je wel’.
Met die onmacht, Heer, kom ik
tot U. U die het begrijpen zult
en verstaat wat in mij omgaat.
Wachten op de waarheid
Mijn toekomst is onzeker geworden.
Ik leef tussen hoop en angst in.
Nu ik hier lig voor onderzoek.
Nu ik wacht op de uitslag.
Wat zal de waarheid zijn
voor mij?
Ik probeer de angst in me
weg te praten, weg te denken,
maar soms is ze er onafwendbaar.
Zoveel gaat door mij heen.
Ik denk aan wie me dierbaar zijn.
De mensen van wie ik houd.
Zo veel momenten uit mijn
leven gaan aan me voorbij.
Nu de toekomst onzeker is
geworden.
Zo plotseling van de ene
dag op de andere.
Volhardende trouw
Wij mensen, soms zo kwetsbaar,
die tegen elkaar ‘ja’ hebben gezegd,
die elkaar liefde hebben beloofd
wederzijdse genegenheid
in de dagen van gezondheid en
in dagen van ziekte,
in dagen van voorspoed en van tegenslag,
wij bidden U om volhardende trouw,
15
dat we naar elkaar blijven luisteren,
oog hebben voor elkaar.
Ook wanneer er verdriet is,
ziekte op onze weg komt.
Dat we elkaar niet mijden,
niet vluchten in schrale troostwoorden,
maar elkaar genegen zijn,
elkaar tot hulp en steun.
Wij bidden U, Heer, dat zo onze trouw
zich mag verdiepen en vernieuwen
en mag bloeien en zijn mag als
een milde regen op verdroogde grond.
Wees met ons, God van liefde en trouw.
Door Jezus Christus, uw Zoon.
Tot de Geest (naar een oud Pinkstergebed)
Kom o Geest, kom
Troost van armen
Licht voor het hart
Zachtheid die geneest
Vrede in de strijd.
Kom o Geest, kom
Schijn in onze duisternis,
reinig wat vuil is en onrein,
heel wat gewond is,
maak zacht wat is verstard,
leid wie de weg niet vindt.
Kom o Geest, kom
Geef uw gaven in zevenvoud,
sta ons met uw liefde bij
opdat ons einde zalig zij.
Geef ons een vreugde die niet vergaat,
ontsteek in ons het vuur van uw liefde.
Kom o Geest, kom.
Buiten de arbeid
Langzaam dringt het tot me door.
Het doet me pijn en ik kan het nog
nauwelijks over mijn lippen krijgen.
Mijn ziek worden gaat betekenen,
dat ik niet meer terug kan naar mijn werk,
dat een ander mijn plaats zal innemen.
Ik zal nooit meer kunnen leven zoals
voorheen. Mijn werk zal ik missen.
Het betekenende veel voor mij. Het gaf
zin aan mijn leven. Mensen hadden mij
nodig en verwachtten iets van mij.
Ik vond er vriendschap en hartelijkheid.
Maar nu begint er zich een andere werkelijkheid
aan te dienen. Ik zal, zoals dat heet
‘W.A.O.-er’2 worden en wat zullen de
mensen denken, zullen ze het wel begrijpen,
wie zal ik zijn?
Het doet diepe pijn dit te moeten gaan zien
en het valt me zwaar om te zeggen hoe dit
voelt en hoe ik vecht met mezelf.
Geloofsbelijdenis
Ik geloof in God
die hemel en aarde,
ruimte en vrijheid
heeft geschapen.
En in zijn Zoon Jezus
die mens is geworden
zoals wij.
En in de Geest die ons bezielt,
heelt en beschermt.
Ik geloof in God
2
Wet op de ArbeidsOngeschiktheidsverzekering. Mensen die steun trekken, niet
meer kunnen werkzaam zijn, in Nederland.
16
die ons mensen heeft geschapen
als mensen om van te houden.
En in zijn Zoon
die hart heeft voor elke mens
en niemand verloren laat lopen.
En in de Geest die ons mensen
open maakt en bemoedigt.
Ik geloof in elke mens,
dat hij een mens van God is,
altijd de moeite waard.
Ik geloof in mensen,
die elkaar beschermen,
die uit zijn op gemeenschap.
Ik geloof dat ons leven
zo sterk is en zo kostbaar,
dat het nooit zal vergaan
dat het gekend en bemind,
bewaard zal blijven
in de handen van God,
Schepper van alles wat leeft.
Dat geloof ik
omwille van zijn Zoon
die voor ons de laatste dood
heeft verdreven.
Korte gebeden bij het levenseinde
Moge God naar U toekomen
U opnemen in Zijn liefde
In de Naam van de Vader
en de Zoon en de Heilige Geest
Ga dan heen in Zijn vrede
Kom thuis bij Hem
waar alles goed zal zijn
louter geluk
In de Naam van de Vader
en de Zoon en de Heilige Geest
Moge God U nemen bij Zijn hand
nu onze handen U los moeten
laten.
Moge Hij U geleiden naar Zijn
woning.
In de Naam van de Vader
en de Zoon en de Heilige Geest
Heer God, ver weg en dichtbij
aan de grens van dit leven,
wees er nu voor deze mens
die ons dierbaar is geweest.
In de Naam van de Vader
en de Zoon en de Heilige Geest
Dat hij nu wone in het
goddelijk licht waar geen
pijn meer zal zijn en geen
verdriet.
In de Naam van de Vader
en de Zoon en de Heilige Geest
Moge de almachtige God
U zegenen
en naar U toekomen.
Dat zijn licht en zijn vrede
uw deel worde.
Door Jezus Christus uw Zoon
en onze Heer.
Om een woord van liefde
Soms voelt een mens
zich zo klein,
kwetsbaar,
17
ben je gevoelig voor ieder woord
een woord van liefde
maar ook voor een woord dat
hard is, dat je terugzet,
dat je pijn doet.
Je zoekt naar liefde
naar iemand die je begrijpt
bij wie je je hart kunt luchten.
Dat kan je zo troosten
als je je veilig voelt en
vertrouwd en weet dat de ander je aanvoelt.
Ik bid U, God, dat er
zulke mensen blijven
die begrijpen, hoe moeilijk
het kan zijn
als je eenzaam bent
als je zo verlangt
naar liefde en medeleven.
Ouder worden
Als je ouder wordt,
moet je soms steeds maar weer
loslaten.
Mensen van wie je hield
zijn er niet meer.
Je lichaam is soms een
last. Je ziet minder scherp of
hoort slechter. Je bent
eerder moe.
Je moet anderen in je leven
toelaten voor hulp.
Of je verliest je eigen huis
met wat je dierbaar was.
Je kunt niet meer leven in je
vertrouwde omgeving.
Het is niet gemakkelijk zoveel
te moeten loslaten. Je denkt
soms dat je alles kwijtraakt.
Help mij dan, Heer,
doe in mij het vertrouwen
groeien en de hoop dat
U mij vasthoudt en mij
nieuwe toekomst zult schenken.
Richt ons op
Richt ons op, Heer onze God,
opdat wij ons niet
laten teneerslaan
door onze eigen moedeloosheid.
Opdat wij de kracht vinden
ons te richten
naar een nieuwe toekomst.
Opdat wij weer durven vertrouwen
op een nieuwe tijd,
waarin alle mensen
zullen leven in vrede
en verzoening.
Na veel verdriet
Na veel verdriet,
een lange winter,
twijfel die je bezighield,
is er opeens
zo een dag
waarop je nog de winter
voelt,
de rijp nog ziet over
de weilanden in
de ochtend.
Maar dan is er ook
de zon,
die krachtiger
18
wordt en laat
voelen en zien
dat de lente
aan het komen is,
nieuwe hoop en
nieuw geloof ontwaken
en worden sterker.
En je dankt God en
bidt tot Hem dat je
kunt vasthouden aan die nieuwe hoop,
dat nieuwe geloof.
Zo onverwacht
Zo onverwacht,
zo ineens
kan het ons overkomen
een mens valt weg
en er is een gat
er is kou
er is een niet weten waarom
slechts verdoofd zijn
verbijsterd zijn
bittere tranen
vele nog ongeschreid
schrijnend in je binnenste.
Zo onverwacht, Heer.
U die eeuwige liefde bent:
ontdek ons dan opnieuw,
houdt ons bij de hand
U zult toch niet het werk
van uw handen laten vallen.
Een nieuwe dag
Een nieuwe dag ligt er voor mij.
Ik hoop dat het er een mag zijn
zonder pijn. Dat ik kan genieten
van het mooie dat er is.
Van de takken met zijn ontluikende knoppen.
De zon die aan alles zo een licht geeft.
Dat ik open kan staan
voor de mensen van deze dag.
De kinderen met hun verhalen.
De mensen met hun zorgen en hun ervaringen.
Dat niet alles op mezelf betrokken is,
maar dat ik ook oog heb voor anderen.
Ziekte, God, kan een tiran zijn,
die over je heerst en die je afsluit.
Aan het begin van deze nieuwe dag,
bid ik U, dat ik waardering kan opbrengen
voor het goede om me heen.
Zo bid ik door Jezus Christus
uw Zoon en onze Heer.
‘Het kon niet langer…’
Lange tijd, God, heb ik hem/haar thuis kunnen helpen.
Gehoopt dat het zou kunnen tot het einde toe.
Het heeft me veel gekost om te moeten gaan zien
dat het niet langer kon.
Nu hij/zij niet meer hier is en ik
vaak alleen zit in dit stille huis,
denk ik aan hem/haar daar, ver van mij.
Onrust bekruipt me en vragen willen maar
niet gaan liggen.
Had ik het echt niet langer gekund?
Soms kijkt hij/zij me vragend aan
en weet ik niet wat ik zeggen moet.
Ook ik had het zo gehoopt dat hij/zij
thuis had kunnen blijven.
Ik weet me geen raad als er dan
gevraagd wordt: ‘Was het wel nodig…?’
Al die vragen gaan door me heen
nu ik hier zit en ik hem/haar niet meer
hoef te helpen.
19
Dankbaar
op zoek naar steun en troost.
Ik dank U voor de mensen
die de gave bezitten muziek te maken.
Ik dank U voor de mensen
die de kunst van het schrijven hebben.
Ik dank U voor de mensen
die de kunst van het schilderen
en tekenen hebben.
In stille uren is muziek mijn vervulling.
In stille uren spreken woorden tot mij
en roepen leven in mij los.
Ze helpen eenzaamheid leefbaar te maken
of zijn troostend in momenten van verdriet.
Ik dank U voor wat te zien is en
mij doet reizen door de wereld
van mijn fantasie.
Zoveel dingen spreken een taal
en doen mij het leven ervaren als een
wonderlijke gave.
Nu ik er tijd voor heb, zie ik het meer
dan ooit.
Avondgebed
Je kinderen overleven
Elke dag draag ik hem bij me,
die me door de dood is afgenomen.
Mijn kind die ik op handen heb gedragen,
groot heb zien worden,
gelukkig heb zien worden.
Juist nu ik zelf oud ben geworden en
mijn leven voltooid lijkt te zijn,
moet ik dit verdriet dragen.
Ik wil er niet steeds met anderen
over spreken. Het diepste verdriet,
het ergste wat je kan overkomen:
je eigen kind overleven.
God en het maakt me soms opstandig.
Met dit verdriet kom ik tot U, smekend,
Alles wordt stiller
nu de avond valt.
Ik denk terug aan de dag
die voorbij is.
Ik dank U voor de mensen
die mij hebben bezocht.
Voor hen die aan mij hebben
gedacht.
Allen die mij geholpen hebben.
Ik dank U voor hen die mij
in mijn eigen waarde lieten
en mij blijven zien als een
volwaardig mens.
Ik bid om een rustige nacht,
dat ik slapen kan en niet
in de greep van de slapeloosheid
terecht zal komen.
Ik bid voor allen die in deze
nacht zullen waken, dat zij
een steun en een troost mogen
zijn voor allen die angstig
en onrustig zullen zijn.
En voor allen die in deze nacht
zullen sterven, dat zij niet
alleen zullen zijn en verlaten.
In het vreemde huis
Hier zit ik dan
Vreemden om mij heen
In bijna alles afhankelijk
Ik kan alleen nog maar roepen,
roepen om hulp
Lopen kan ik niet
20
Niet opstaan uit mijn stoel
Wachten is nu mijn deel
Hier zit ik dan
In mijn huis wonen nu anderen
Wat ik had, moest ik achterlaten
Enkel nog wat foto’s om me heen
Ik wil me goed houden voor het bezoek
Het verdriet zit me soms bovenaan.
Hoe lang nog?
Hoe kom ik de dagen door?
Vol twijfels
Om licht te zijn
Wij horen U niet
wij zien U niet
niemand van ons kan U aanraken
en soms leven wij met
een hart vol twijfels
missen wij houvast
dreigt storm ons te ontwortelen
roepen wij dan toch tot U
komen wij biddend en smekend naar U
hopend dat U ons hoort.
God, verlicht mijn hart
Help me te zien wat de
nieuwe uitdaging kan zijn
in mijn leven.
Wat nu mijn roeping kan zijn.
Doe in ons het vertrouwen groeien
dat U er altijd bent
ook wanneer het stormt
wanneer het donker is
wanneer U afwezig lijkt.
Help me bij het vinden
van nieuwe zin
voor mijn leven.
Hoe ik misschien een
rustpunt kan zijn
voor anderen.
Of iemand met het vermogen
tot luisteren.
Of met oog voor het mooie
en goede in het leven.
Of met openheid voor
het lijden van anderen.
U toch bent onze God
die met de mensen wilt zijn.
Verlicht mij Heer
en help mij
opnieuw een licht te
zijn op een kandelaar,
een licht dat schijnt
voor anderen.
Ga niet in mij verloren
Ga niet in mij verloren
opdat ik niet mijzelf verder verlies
nu mijn leven zo is aangetast
en ik ziek ben van onrust en onzekerheid.
Ga niet in mij verloren
opdat ik niet radeloos word
nu zekerheden wankel blijken te zijn
en de dag als een eenzame nacht voor me ligt.
Ga niet in mij verloren
opdat ik niet dichtslib met wrok en bitterheid
nu ik me zo aan de kant voel staan
en me uitgestoten voel uit het leven van alledag.
21
kan ik het wel uitroepen.
Ga niet in mij verloren
ik snak naar adem
ik zoek als een blinde naar houvast
Ga toch niet in mij verloren.
Zegen, God…
Zegen, God,
de mensen die mij lief zijn
de mensen die om mij geven.
Zegen mijn kinderen
dat zij gelukkig kunnen zijn
dat er liefde en goedheid van hen
uitgaat naar anderen.
Zegen de mensen die om mij heen
wonen, buren en kennissen,
de mensen die mij steunen met
soms maar kleine dingen.
Zegen de mensen die het leven
van alledag, bescheiden en
eenvoudig gaande houden.
Zegen het werk van de mensen
dat zij werken ten dienste van anderen
en niet alleen voor eigenbelang.
Zegen hen die macht hebben over anderen,
dat zij hun macht niet misbruiken.
Zegen hen allen, God, omwille van
Jezus Christus, uw Zoon en onze
Heer.
Heer,
hoe vind ik die vrede
hoe kan ik die rust vinden
waar ik zo naar verlang.
Tot U bid ik.
Ook al zwijgt U
toch weet ik dat ik
terecht kan bij U.
Een last voor anderen
God, soms voel ik me alleen maar
een last voor anderen.
Altijd weer dat vragen
of die kribbigheid van mezelf.
Kortaf zijn.
Geen raad weten met mezelf en
dat uiten naar die mij lief zijn,
mij bijstaan dag in dag uit.
Soms kunnen we elkaar niet verdragen,
stoten we elkaar af.
Ik bid dat ik weer open
kan komen, dat het verdriet dat ik
heb om mezelf, weer van me wijkt,
dat ik mezelf kan aanvaarden met
mijn last, mijn moeite en met mijn
hoop, mijn wil om ook aan de ander
te denken.
Bij slapeloosheid
In de nacht
als alles stil is
vat ik de slaap niet
woel ik in mijn bed
vind geen plek die me rust geeft
verwens ik mezelf
Ik bid dat ik niet tiranniek zal worden
door mijn ziekte, dat ik me niet
opsluit in mezelf.
Ik bid dat ik meer kan zijn
dan mijn ziekte, meer dan een last.
Help mij, Heer, om dat te kunnen zien
en ervaren.
22
Bij herstel
Ik dank U,
voor het herstel dat ik voel.
Ik voel de kracht
in mij terugstromen.
Kwetsbaar nog,
maar toch voel ik me
weer de oude worden
en tegelijk als nieuw,
met een nieuwe ervaring.
Ik dank U,
wat een bijzondere ervaring
het verlamde
het vermoeide
het afhankelijke
te voelen wijken
weer nieuwe zin te krijgen
te zien hoe de zon ook
weer voor mij schijnt.
Het leven lacht me weer
toe, ook al zijn er nog
moeilijke momenten.
Help mij deze ervaring
uit mijn leven,
een goede en eigen plaats te geven.
Laat mij nog eenmaal liggen
in de warme tuin van vroeger,
groeiend gras,
voelen hoe het was
toen grote dromen mij droegen.
Laat mij nog eenmaal liggen.
Eigen Testament (aan Han Renckens sj)
Soms droogvoets door het water gaan,
dan leven in de woestijn,
en uit de ballingschap vandaan
proberen mens te zijn.
De tien geboden voor geluk
weerstaan mijn valse trots,
slaan al mijn kleine goden stuk,
zijn water uit de rots.
Oases liggen op mijn pad,
ik vind er brood e wijn.
En midden in de drukke stad
ligt plots een open plein.
Kolommen grijs, kolommen vuur,
de stok valt uit mijn hand.
Toch leef ik bressen in de muur
rond het beloofde land.
Gedachten voor zieken – Bisdom van Breda
Operatie
Laat mij nog eenmaal liggen
in de warme, warme weelde
van het gras,
voelen hoe het was
toen ik, als ’n kind, nog speelde.
Zo’n veertig jaar, een leven lang,
steeds wonen in een tent.
Een lichte en een zware gang:
mijn Eigen Testament.
Godelief
23
Je voelt me al woelen,
we konden zachtjes praten,
we konden elkaar voelen.
Je moet het huilen laten,
lachten en gieren
verlangen dat gaat
de wanhoop nabij:
Gij, aan alles voorbij.
Het evenwichtig gaan der dagen
niet steeds de reden vragen,
je tranen wasten me tot Licht.
Ik lach hier alle dagen,
mijn ogen zijn op jou gericht.
We blijven verder leven.
In een groot vergezicht
zal ik je beide handjes geven,
een kus op je gezicht.
Gisteren was het geluk
niet te dragen,
sloeg het gaten
in mijn handen.
Vandaag is het verdriet
te zwaar,
loop ik kromgebogen
op slepende voeten
God treft geen blaam.
Hij heeft de doden lief.
En had ik nog geen naam,
noem mij dan Godelief.
naar morgen.
Wanneer het geluk
niet te dragen zal zijn.
Gij, aan alles voorbij
De kleine profeten
Donkere morgen
kruispunt van wegen
licht in de avond
handen vol zegen
Als ’s avonds de mensen
niet langer meer komen
klinkt nog de stem
van de ruisende bomen.
Mens onbegrepen
oorlog en vrede
kind overreden
onzin en rede
Als ’s avonds de merels
zijn rusten gegaan
zal in de bossen
de nachtegaal slaan.
dagen vol leegte
ster in de hoogte
grijzende haren
bron in de droogte
Als ’s avonds de bijen
niet langer meer zoemen
hangt er nog steeds
de geur van bloemen.
kreet van de dieren
Als ’s avonds mijn slapen
24
de dag doet vergeten
spreken nog steeds
de kleine profeten.
en slaap mijn lichaam overmant,
druk ik het kruisje,
stil onderpand.
Ik heb het zeil gestreken
Als ik leeg ben,
geen zin meer zie en geen verband,
druk ik het kruisje,
klein onderpand.
Ik heb het zeil gestreken,
met laatste kracht gestuurd.
Mijn handen stuk geschuurd,
mijn lichaam is bezweken.
Ik heb het zeil gestreken,
het doek stond vaak gebold.
Het ligt nu opgerold.
De zon deed het verbleken.
Ik heb het zeil gestreken
en glij langs land en duinen,
ik zie de branding schuimen
en hoor de golven breken.
Als bange nachten spreken
en ik in ’t donker, vóór,
alleen geluiden hoor –
ik hou het zeil gestreken.
Ik heb het zeil gestreken,
de steven nog gericht,
het laatste land in zicht.
Trouw onderpand
Ik heb een kruisje
dat past in de palm van mijn hand.
Klein houten teken,
trouw onderpand.
Als ik moe ben
Als ik ziek ben
en wonen moet aan ’s levens rand,
druk ik het kruisje,
goed onderpand.
Als ik dood ben,
heengegaan naar een ander land,
drukt in mijn hand het kruisje,
trouw onderpand.
Afscheid van het leven. Gebeden bij het sterven – Bis dom Breda
Bidden tot de Vader
Gij die onze Vader zijt
vertrouwd met ons en
met ons begaan
Gij die ons naar U doet
verlangen, ons eeuwig thuis,
waar wij U zullen zien,
van aangezicht tot aangezicht.
Geen mens zult Gij laten vallen.
Niemand zal meer zijn als een wees
maar gedragen op uw handen.
Sterk ons geloof en ons
vertrouwen dat Gij onze toekomst zijt.
Door Jezus Christus, uw Zoon en
onze Heer.
Amen.
25
Mijn herder is de heer
Mijn Herder is de Heer,
het zal mij nooit aan iets ontbreken.
Hij brengt mij in een oase van groen,
daar strek ik mij uit aan de rand van
het water,
daar is het goed rusten.
Al moet ik het duister in van de dood,
ik ben niet angstig, U bent toch bij me,
onder uw hoede durf ik het aan.
Ik kom weer tot leven,
dan trekken wij verder,
vertrouwde wegen, Hij voor mij uit,
want God is zijn naam.
Gij nodigt mij aan uw eigen tafel,
en allen die tegen mij zijn
moeten het aanzien: dat Gij mij bedient,
dat Gij mij zalft, mijn huid en mijn haren,
dat Gij mijn beker vult tot de rand.
keer terug tot uw Schepper
die u uit stof van de aarde heeft gevormd.
De heilige Maria, de engelen en alle heiligen,
mogen u tegemoet komen bij uw heengaan
uit dit leven.
Christus, die voor u gekruisigd is,
moge u bevrijden.
Christus, die voor u gestorven is,
moge u verlossen.
Christus, de Zoon van de levende God,
moge u een plaats geven in zijn paradijs.
Dat de Goede Herder u herkent als een
van zijn schapen,
dat hij u mag vrijspreken van al uw zonden
en mag opnemen onder zijn uitverkorenen.
Dat u Hem mag zien
van aangezicht tot aangezicht.
Gebed om vergeving
Overal komen geluk en genade
mij tegemoet, mijn leven lang.
En altijd kom ik terug in het huis
van de Heer, tot in lengte van dagen.
Gij die weet God
hoe wij kunnen falen,
hoe soms bitterheid en rancune
blijft leven in ons hart.
Psalm 23.
Nu het uur van afscheid nemen nadert,
bevelen wij u aan bij de almachtige God.
Gij die weet
hoe wij soms opgehouden zijn iemand te groeten
iemand onder ogen te komen,
hoe we onrecht hebben gedaan,
een ander hebben gekrenkt.
Wij vertrouwen u toe aan Hem
die u geschapen heeft:
Gij die weet
hoe zwaar het ons soms valt
Op het moment van sterven
26
ons falen te erkennen en om vergeving te vragen.
Hoe we kunnen zeggen:
“vergeven, maar niet vergeten”.
Bevrijd ons God van alle last,
van alle schuld,
en vergeef ons onze schuld en al onze zonden.
Zo bidden wij in dit uur
van ons leven. Amen.
Na het overlijden
Gij die vrede zijt.
Schenk uw vrede
aan deze dierbare mens
die is weggegaan uit ons midden
naar U toe
zo bidden wij
door Jezus Christus, de Verrezene,
opgestaan uit de dood.
Amen.
Heer geef hem/haar de eeuwige rust.
Het eeuwige licht, verlichte
hem/haar,
dat hij/zij moge rusten in vrede.
Amen.
Ja, God is wél
goed voor ons,
voor een mens
die is gelouterd.
Bij U, ik ben
altijd bij U.
Gij houdt mij vast,
uw hand in mijn hand.
Alles zult Gij
ten goede leiden,
Gij voert mij mee
in uw raadsbesluit.
Al wordt mijn lichaam
ook afgebroken,
al sterft mijn hart,
Gij zijt mijn rots,
mijn God, de toekomst
die op mij wacht.
Bij U mijn hoogste
goed, mijn God,
bij U ben ik
geborgen.
Uit Psalm 73.
Onze Vader…
Weesgegroet…
V:
Heer, wij keren ons tot U,
nu N van ons is heengegaan
en wij bidden U:
A:
Heer, neem hem/haar op in uw woning.
V:
Moge hij/zij voor altijd
de vrede van uw rijk ervaren
en delen in uw geluk. Amen.
God is goed voor ons
Bij een onbegrijpelijke dood
Verslagen staan wij hier, Gd
rond deze mens uit ons midden
zo plotseling en ruw weggerukt
uit ons leven.
Wij begrijpen het niet.
Wij willen en kunnen het ook niet begrijpen.
27
Woorden schieten tekort.
u doorziet van verre mijn gedachten.
Ga ik op weg of rust ik uit, u merkt het op,
met al mijn wegen bent u vertrouwd.
We weten niet wat we moeten zeggen.
Schenk dan toch uw licht en uw leven
aan deze mens omwille van Jezus Christus,
uw Zon en onze Heer.
In dankbare herinnering
Wij danken U,
door onze tranen en ons verdriet heen,
in dit uur
voor alle goeds, voor alle liefde en zorg,
die er geweest zijn in ons leven
en het leven van anderen door deze mens.
Wij danken U voor zijn/haar woorden
die bevrijdend, vergevend en steunend zijn geweest.
Die ons hoop en vertrouwen hebben gegeven.
Wij danken U voor het werk
dat door zijn/haar handen recht heeft gedaan
en voor de zorg die liefde heeft gebracht.
Wij bidden U
dat wij hem/haar zo levend
mogen blijven herinneren
en dat wij zelf kracht mogen vinden
om verder te leven door ons verdriet heen.
Amen.
Van Breukelen (reds), Kostbare tijd. Woorden uit de Bijbel, Uitgeverij NBG,
Heerenveen, 2008.
U kent mij
Heer, u kent mij, u doorgrondt mij,
u weet het als ik zit of sta,
Geen woord ligt op mijn tong,
of u, Heer, kent het ten volle.
U omsluit mij, van achter en van voren,
u legt uw hand op mij.
Wonderlijk zoals u mij kent,
het gaat mijn begrip te boven.
Hoe zou ik aan uw aandacht ontsnappen,
hoe aan uw blikken ontkomen?
Klom ik op naar de hemel – u tref ik daar aan,
lag ik neer in het dodenrijk – u bent daar.
Al verhief ik mij op de vleugels van de dageraad,
al ging ik wonen voorbij de verste zee,
ook daar zou uw hand mij leiden,
zou uw rechterhand mij vasthouden.
p. 3.
Al zei ik: ‘Laat het duister mij opslokken,
het licht om mij heen veranderen in nacht,’
ook dan zou het duister voor u niet donker zijn –
de nacht zou oplichten als de dag,
het duister helder zijn als het licht.
U was het die mijn nieren vormde,
die mij weefde in de buik van mijn moeder.
Ik loof u voor het ontzaglijke wonder van mijn bestaan,
wonderbaarlijk is wat u gemaakt hebt.
Ik weet het, tot in het diepst van mijn ziel.
Toen ik in het verborgene gemaakt werd,
kunstig geweven in de schoot van de aarde,
was mijn wezen voor u geen geheim.
Uw ogen zagen mijn vormeloos begin,
28
alles werd in uw boekrol opgetekend,
aan de dagen van mijn bestaan ontbrak er niet één.
Hoe rijk zijn uw gedachten, God,
hoe eindeloos in aantal,
ontelbaar veel, meer dan er zandkorrels zijn.
Ontwaak ik, dan nog ben ik bij u.
(Ps 139, 1b-18)
p. 5
Pijn en donkerheid
Heer, God, mijn redder,
overdag schreeuw ik het uit,
’s nachts zit ik stil voor u neer.
Laat mijn gebed u bereiken,
luister naar mijn klagen,
ik word door rampen bezocht,
mijn leven nadert het dodenrijk.
Ik hoor bij wie afgedaald zijn in het graf,
ik ben als een man aan het eind van zijn krachten,
een naamloze dode, ik ben
als een gesneuvelde in een massagraf,
aan wie u niet langer denkt,
losgerukt uit uw hand.
U hebt mij onder in de kuil gelegd,
in het duister van de diepte,
uw toorn drukt zwaar op mij,
uw golven slaan over mij heen.
Bekenden hebt u van mij vervreemd,
afgrijzen roep ik bij hen op,
ik ben ingesloten en zie geen uitweg meer.
Zoals een hinde smacht
naar stromend water,
zo smacht mijn ziel
naar u, o God.
Mijn ziel dorst naar God,
naar de levende God,
wanneer mag ik nader komen
en Gods gelaat aanschouwen?
Tranen zijn mijn brood,
bij dag en nacht,
want heel de dag hoor ik zeggen:
‘Waar is dan je God?’
(Ps 42,2-4)
p. 17
Verlangen naar God
God, u bent mijn God, u zoek ik,
naar u smacht mijn ziel,
naar u hunkert mijn lichaam
in een dor en dorstig land, zonder water.
Uw liefde is meer dan het leven,
liggend op mijn bed denk ik aan u,
wakend in de nacht prevel ik uw naam.
U bent altijd mijn hulp geweest.
Ik ben aan u gehecht, met heel mijn ziel,
uw rechterhand houdt mij vast.
(Ps 63)
p. 31
p. 7
Hoor, o God, mijn smeken,
29
sla acht op mijn gebed,
van het einde der aarde roep ik u aan,
want mijn hart bezwijkt.
Breng mij op de rots hoog boven mij,
u bent altijd mijn schuilplaats geweest,
een toren te sterk voor de vijand.
Laat mij altijd wonen in uw tent,
veilig verscholen onder uw vleugels.
(Ps 61, 2-5)
p. 49
30
III. GEDICHTEN
Partir, c'est mourir un peu,
C'est mourir à ce qu'on aime :
On laisse un peu de soi-même
En toute heure et dans tout lieu.
C'est toujours le deuil d'un vœu,
Le dernier vers d'un poème ;
Partir, c'est mourir un peu.
Et l'on part, et c'est un jeu,
Et jusqu'à l'adieu suprême
C'est son âme que l'on sème,
Que l'on sème à chaque adieu...
Partir, c'est mourir un peu.
Edmond Haraucourt
Lines on a Young Lady’s Photo-Album
At last you yielded up the album, which
Once open, sent me distracted. All your ages
Matt and glossy on the thick black pages!
Too much confectionery, too rich:
I choke on such nutritious images.
My swivel eye hungers from pose to pose -In pigtails, clutching a reluctant cat;
Or furred yourself, a sweet girl-graduate;
Or lifting a heavy-headed rose
Beneath a trellis, or in a trilby-hat
(Faintly disturbing, that, in several ways) -From every side you strike at my control,
Not least through those these disquieting chaps who loll
At ease about your earlier days:
Not quite your class, I'd say, dear, on the whole.
But o, photography! as no art is,
Faithful and disappointing! that records
Dull days as dull, and hold-it smiles as frauds,
And will not censor blemishes
Like washing-lines, and Hall's-Distemper boards,
But shows a cat as disinclined, and shades
A chin as doubled when it is, what grace
Your candour thus confers upon her face!
How overwhelmingly persuades
That this is a real girl in a real place,
In every sense empirically true!
Or is it just the past? Those flowers, that gate,
These misty parks and motors, lacerate
Simply by being you; you
Contract my heart by looking out of date.
Yes, true; but in the end, surely, we cry
Not only at exclusion, but because
It leaves us free to cry. We know what was
Won't call on us to justify
Our grief, however hard we yowl across
The gap from eye to page. So I am left
To mourn (without a chance of consequence)
You, balanced on a bike against a fence;
To wonder if you'd spot the theft
Of this one of you bathing; to condense,
In short, a past that no one now can share,
No matter whose your future; calm and dry,
It holds you like a heaven, and you lie
Unvariably lovely there,
Smaller and clearer as the years go by.
Philip Larkin
Do not stand at my grave and weep,
31
I am not there, I do not sleep.
I am in a thousand winds that blow,
I am the softly falling snow.
I am the gentle showers of rain,
I am the fields of ripening grain.
I am in the morning hush,
I am in the graceful rush
Of beautiful birds in circling flight,
I am the starshine of the night.
I am in the flowers that bloom,
I am in a quiet room.
I am in the birds that sing,
I am in each lovely thing.
Do not stand at my grave bereft
I am not there. I have not left.
Mary Elizabeth Frye
Zul je voorzichtig zijn?
Ik weet wel dat je maar een
boodschap doet
hier om de hoek
en dat je niet gekleed bent voor
een lange reis.
Je kus is licht,
je blik gerust
en vredig zijn je hand en voet.
Maar achter deze hoek
een werelddeel,
achter dit ogenblik
een zee van tijd.
Zul je voorzichtig zijn?
Dry Coppen bookstore, Leuven
Altijd zaterdag 7 mei 2005, 9.20 U
Ja, ik schreeuw nog altijd
alle lucht uit mijn lijf.
Nog altijd hoor je mij niet meer.
Maar je grote ogen blijven
de hemel aanvragen.
Traag sluit ik ze en voor altijd
bevriest het blauw van de wereld.
Nog trager zoen ik je mond dicht.
En weer voel ik hoe jij niets meer voelt.
Zachter dan lenteregen adem ik in je
oor dat ik je nooit verlaten zal.
Ik streel het gras weg tussen je vingers
en vouw je ene hand om de andere.
In DANIEL BILLIET, Alles gaat voorbij, maar niets gaat over, Clavis, Hasselt –
Amsterdam, 2008, p. 5.
Gelezen heb ik
Gelezen heb ik wat geschreven staat:
Een mens leeft korte tijd en is vol ellende –
vergeefs is alles en de dood is god
Hij komt en gaat, houdt huis naar hem belieft,
treitert ons, maakt ons gek van angst en woede,
neemt kinderen, slaat geliefden uit elkaar
wint elke oorlog – dood, langzame sloop
dief in de nacht, dood, uitkomst ongerijmd,
welkome dood, bekende onbekende.
Gelezen heb ik wat geschreven staat,
mij toevertrouwd aan onbewezen woorden:
Gij laat mijn ziel niet aan het dodenrijk
32
laat uw geliefde het bederf niet zien –
wegen ten leven hebt Gij mij doen kennen;
niet voor de afgrond hebt Gij ons gemaakt.
Geschreven staat uw Naam: Ik zal er zijn.
In HUUB OOSTERHUIS, Ogen die mij zoeken, afscheid en uitvaart, Kok, Kampen,
2005, p. 16.
Gij zegt: voorbij
Gij doet de mensen tot stof vergaan.
Gij zegt: voorbij, ach kinderen van Adam.
Sinds mensenheugenis zijt Gij God.
In uw ogen zijn duizend jaren
als de dag van gisteren, weg.
Gij vaagt ons uit als een droom in de morgen.
Wij zijn als het welig tierende gras:
’s morgens komt het omhoog en bloeit,
’s avonds is het gemaaid en dood.
Genees mij
Stof en as
verheerlijken U niet.
Gij hebt het toch niet nodig
dat ik doodga.
*
Genees mij. Genees mij niet.
Wat niet kan kan niet.
Genees mij van mijn angst.
*
Omdat Gij het zijt
groter dan mijn hart
die mij hebt gezien
eer ik werd geboren.
In HUUB OOSTERHUIS, Ogen die mij zoeken, afscheid en uitvaart, p. 19.
Duren zal de liefde
Een mensenleven duurt zeventig jaar
of, als wij sterk zijn, tachtig.
Het meeste daarvan is moeite en verdriet.
Leer ons dan zo onze dagen waarderen
dat wij er wijze mensen van worden.
Bestendig het werk van onze handen.
Geef ons zoveel gelukkige dagen
als wij ellende hebben doorstaan.
Bestendig het werk van onze handen.
[naar psalm 90]
In HUUB OOSTERHUIS, Ogen die mij zoeken, afscheid en uitvaart, p. 18.
Duren zal de liefde van God
voor allen die zijn woord aanvaarden
en het volbrengen.
Hij roept mij weg uit het graf.
Mijn jeugd herleeft als een arend.
Alle verdrukten doet Hij recht.
Oprijzende liefde.
Hij kent ons, Hij vergeet niet
dat wij zijn: stof van de aarde.
Zonsopgang is Hij, vergeving
wijd als het westen en oosten.
33
Mensen hun dagen als gras,
bloemen in open veld,
de wind waait, ze zijn verdwenen,
wie weet waar ze hebben gestaan.
Duren zal de liefde van God
voor allen die zijn woord aanvaarden
en het volbrengen.
[naar psalm 103]
In HUUB OOSTERHUIS, Ogen die mij zoeken, afscheid en uitvaart, p. 22.
Zalving en zegening van de zieke
je oren waarmee je hoorde naar mensen,
je ogen waarmee je speurde
en straalde en zag
je lippen zegen ik
om alle goede woorden
die je hebt gesproken.
Moge jou vergezellen
al het goede dat je gedaan hebt.
Moge het met je meegaan
in het onbekende.
Moge jij binnengaan
in het goed wijd land
dat ons is toegezegd.
‘Laat uw gezalfde het bederf niet zien’
In naam van allen
met wie je geleefd hebt
in donker en licht
in goede en in kwade dagen
zegen ik jou
en dank je
voor wie je bent geworden;
deze mens.
Ik eer en eerbiedig
en zegen je lichaam
dat mooi was en
ontzagwekkend uniek
zo klein en nietig
zo groot als je bent –
Dat de afgrond
jou niet zal verslinden –
dat je rust en vrede vinden mag
onder zijn ogen.
Wij leggen op jou
de Naam van die Ene
over wie geschreven staat
dat hij erbarmend en genadig is
rijk aan vriendschap en trouw.
Moge zijn Aangezicht
over jou lichten.
In HUUB OOSTERHUIS, Ogen die mij zoeken, afscheid en uitvaart, p. 24-25.
Wek mijn zachtheid weer
je voeten waarmee je gegaan bent
naar anderen toe
je handen waarmee je gedaan hebt
wat moest gedaan
Wek mijn zachtheid weer.
Geef mij terug
de ogen van een kind.
Dat ik zie wat is
34
en mij toevertrouw
en het licht niet haat.
*
Zend mij de engel
van de laatste troost,
de ogen van één mens.
Onthoud mij niet
één mens die zegt
hier ben ik.
zich bekeren tot de armen.
Dat wij nieuwe wetten maken,
om de honger uit te bannen,
dat wij gouden plannen smeden
tot beëindiging van lijden.
Scheur de wolken
kom bevrijden.
In HUUB OOSTERHUIS, Ogen die mij zoeken, afscheid en uitvaart, p. 32.
Gezegend
In HUUB OOSTERHUIS, Ogen die mij zoeken, afscheid en uitvaart, p. 27.
Kom bevrijden
In de hemel onze vader
in een hemel die te hoog is –
waarom zijt Gij niet op aarde
hier nu God in mensen vrede.
Gezegend Gij Eeuwige
onzienlijk hier nu
onbeeldbaar boven alle beeldspraak uit –
gezegend die ons tijd van leven geeft,
dagen en nachten, alle dagen nieuw.
Geef pijnloze uren
helderheid van geest
Zijt Gij God en niet bij machte
moord en doodslag te voorkomen?
Waarom geeft Gij ons de vrijheid
elkaar zinloos te doen lijden?
dat wij de laatste woorden vinden
de laatste groet
de stilte van de liefde.
Scheur de wolken
kom bevrijden.
Gezegend Gij die weet
wat in mensen omgaat.
Plant uw geest in onze harten
zend uw kracht in onze handen
dat wij leren lief te krijgen
onze naaste vriend en vreemde.
In HUUB OOSTERHUIS, Ogen die mij zoeken, afscheid en uitvaart, p. 33.
Dat wij medicijnen vinden
tegen het ondraaglijk lijden.
Dat de groten dezer aarde
Die zegt God te zijn
Die zegt god te zijn
laat hij tevoorschijn komen,
wat hebben wij aan een naam alleen
laat hij opstaan dat wij hem zien.
Stem uit het vuur wolk in de verte
35
zijn niet genoeg
voor deze aarde van scherven en rook
waar ons geen leven gegund wordt.
wilt alle liefde aan uw mens besteden.
Wees Gij vandaag mijn brood, zowaar Gij leeft –
Gij zijt toch zelf de ziel van mijn gebeden.
Woorden en wonderen zijn er genoeg
en goden van goud en beloften
maar niet een god als een hand die bevrijdt
iemand die doet wat hij zegt.
In HUUB OOSTERHUIS, Ogen die mij zoeken, afscheid en uitvaart, p. 46.
Jij die zegt onze god te zijn
verborgen verblindend onmogelijk jij
wat houdt je af van de mensen –
kun jij de slagen verduren
die mensen verduren
kun jij de beker drinken
die wij moeten drinken
ga je met ons in de dood?
In HUUB OOSTERHUIS, Ogen die mij zoeken, afscheid en uitvaart, p. 45.
Ik sta voor u
Doe mij binnengaan
Doe mij binnengaan
in het oord van rust en vrede
dat genoemd wordt met uw naam.
Licht van licht. Ontferming. Hemel.
Liefde is uw naam.
Dat ik kom in U, in vrede.
Dat ik door het vuur gegaan
en mijn laatste leed geleden,
komen mag in U mijn vrede.
Dat Gij mij zult noemen
bij mijn naam.
Ik sta voor U in leegte en gemis,
vreemd is uw naam, onvindbaar zijn uw wegen.
Gij zijt mijn God, sinds mensenheugenis –
dood is mijn lot, hebt Gij geen and’re zegen?
Zijt Gij de God bij wie mijn toekomst is?
Heer, ik geloof, waarom staat Gij mij tegen.
Sterveling, stof van de aarde,
ziel en lichaam is mijn naam.
Adem was ik, vonken leven.
Mijn dagen zijn door twijfel overmand,
ik ben gevangen in mijn onvermogen.
Hebt Gij mijn naam geschreven in uw hand,
zult Gij mij bergen in uw mededogen?
Mag ik nog levend wonen in uw land,
mag ik U eenmaal zien met nieuwe ogen?
in uw oord van rust en vrede
doe mij binnengaan.
Spreek Gij het woord dat mij vertroosting geeft,
dat mij bevrijdt en opneemt in uw vrede.
Open die wereld die geen einde heeft,
De mens, geboren uit een vrouw,
is kort van dagen en zat van onrust.
Als een bloem ontluikt hij
Vuur van liefde, eeuwig leven,
nieuwe aarde is uw naam –
In HUUB OOSTERHUIS, Ogen die mij zoeken, afscheid en uitvaart, p. 47.
De mens geboren uit een vrouw
36
en wordt afgesneden,
als een schaduw is hij vluchtig
en bestaat niet.
En voor zo een opent Gij uw ogen?
Voor een boom, als hij wordt omgehakt,
is er nog hoop:
die loopt weer uit en nieuwe twijgen
ontspruiten aan zijn stam –
al is zijn wortel in de aarde verdord
en zijn tronk in de grond afgestorven,
hij zal uitbotten, zodra hij maar water ruikt,
hij zal bloeien, als een jonge plant.
Maar sterft een mens,
het is voorgoed –
een laatste adem
voorgoed voorbij
water dat verdampt
een rivier die opdroogt
zo gaat het een mens.
[Job 4,1-3; 7-12]
In HUUB OOSTERHUIS, Ogen die mij zoeken, afscheid en uitvaart, p. 52.
Sterk als de dood
De doden, vergaan in de aarde,
verstrooid op de wind, voorgoed onvindbaar,
en allen die weg zijn gegaan zonder groet –
aan uw hart
als een zegel op uw arm
want sterk als de dood
is de liefde.
In HUUB OOSTERHUIS, Ogen die mij zoeken, afscheid en uitvaart, p. 54.
Deze mens
Wij danken U,
voor deze mens die zo nabij en dierbaar was
en die nu plotseling is weggevallen
uit onze wereld.
Wij danken U
voor alle vriendschap die van haar is uitgegaan
en voor de vrede die zij heeft gebracht.
Wij bidden U
dat er niets van dit mensenleven
verloren zal gaan,
dat wat zij geleefd en gedaan heeft
ten goede zal komen aan deze wereld;
dat al wat haar heilig was
geëerbiedigd mag worden
door de mensen die na haar komen,
en dat zij in alles waarin zij groot is geweest
tot ons mag blijven spreken
juist nu zij gestorven is.
Wij bidden U
dat zij voort mag leven in haar kinderen,
in hun hart en in hun levensdurf,
in hun gedachten en in hun geweten.
wat heeft met hen gedaan
Gij die nooit varen laat
het werk van uw handen?
In HUUB OOSTERHUIS, Ogen die mij zoeken, afscheid en uitvaart, p.55.
Leg hen als een zegel
Laatste woorden
37
Dit is de plaats
waar haar lichaam één zal worden
met de aarde, stof van de aarde
waaruit zij gemaakt is.
geen stem mij groet
geen naam mij past
tot waar geen mens is
tot waar geen god is.
Moge dit haar ongeschonden rustplaats zijn.
Dat wij haar hier gedenken
tegen de vergetelheid in.
Ogen die mij zien
die mij aanzien, daar.
In HUUB OOSTERHUIS, Ogen die mij zoeken, afscheid en uitvaart, p. 78.
*
Dag lieve dode
De doden, zo talrijk
als zandkorrels aan het strand van de zee –
de doden, als tranen vergoten?
De doden, vergaan in de aarde,
als tranen versteend in de grond?
Zij liggen gezaaid
als graan op aarde,
zij zullen opstaan,
wuivende schoven
een nieuwe morgen.
In HUUB OOSTERHUIS, Ogen die mij zoeken, afscheid en uitvaart, p. 76.
Ogen die mij zoeken
Ogen die mij zoeken
volgen – tot hoever.
Ik ga een bocht om
waar geen licht komt
geen hand mij vastgrijpt
geen oor mijn stem herkent
Dag lieve dode
we vergeten je nooit
je was veel te lief
om zo maar te vergeten
en dat we je missen
dat zul je wel weten
misschien dat we ooit
elkaar weer ontmoeten
jij gaat nu op reis
en wij moeten je groeten
het doet ons verdriet
dat jij nu moet gaan
wij wensen je dat je
opnieuw zult bestaan
in een droomland waar wij
ooit weer samenkomen
en waar mensen nooit meer
dood hoeven te gaan.
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die
rouwen, Ten Have, Kampen, vijfde druk, 2006, p. 15.
Bij het doodsbed van een kind
38
De aarde is niet uit haar baan gedreven
toen uw hartje stil bleef staan,
de sterren zijn niet uitgegaan
en ’t huis is overeind gebleven.
Maar al ’t geklaag en dof gesnik,
zelfs onder ’t troostend koffiedrinken,
het kon uw stem niet op doen klinken,
noch licht ontsteken in uw blik.
Gij zult wel nimmermeer ontwaken,
want gij bleeft roerloos toen de trap
zo kraakte bij den stillen stap
des mans, die kwam om toe te maken.
Ziet, lieve mensen, ’t is volbracht,
Wat gaan wij doen? Wij konden bidden,
dan blijf ik nog wat in uw midden,
gij krijgt toch wel geen slaap vannacht.
En heeft een uwer een ervaren
en hooggeleerd en vruchtbaar brein:
hij zegge mij of ’t waar kan zijn
dat haar de wormen zullen sparen.
Door Willem Elsschot – in, J. DELEU, Groot verzenboek. 555 gedichten over leven,
liefde en dood, Lannoo, Tielt, 2009, p. 531.
Ik schrok, en haastte mij langs de andere kant,
Maar zag nog juist de dreiging van zijn hand.
Meester, uw paard, en laat mij spoorslags gaan,
Voor de avond nog bereik ik Ispahaan! –
Van middag (lang reeds was hij heengespoed)
Heb ik in ’t cederpark de Dood ontmoet.
‘Waarom’, zo vraag ik, want hij wacht en zwijgt,
‘Hebt gij van morgen vroeg mijn knecht gedreigd?’
Glimlachend antwoordt hij: ‘Geen dreiging was ‘t
Waarvoor uw tuinman vlood. Ik was verrast,
Toen ‘k ’s morgens hier nog stil aan ’t werk zag staan,
Die ‘k ’s avonds halen moest in Ispahaan.’
Door P.N. Van Eyck – in, J. DELEU, Groot verzenboek. 555 gedichten over leven,
liefde en dood, p. 538.
De verlatene
De wind en het grauwe weer gaan over mijn hart,
en ergens over een dak waar ik heb bemind;
de winter wordt koud, en de struiken zijn al zwart –
over een plek waar mijn graf zal zijn gaat de wind.
Een perzisch edelman:
Ik zou vuur maken als zij hier weer bij mij kwam
als eens in dit oud verhaal van haar en van mij;
maar nu sta ik, stil en denkende, bij een raam –
de winter wordt koud, de jaren gingen voorbij.
Van morgen ijlt mijn tuinman, wit van schrik,
Mijn woning in: ‘Heer, Heer, één ogenblik!’
Door Adriaan Roland Holst – in, J. DELEU, Groot verzenboek. 555 gedichten over
leven, liefde en dood, p. 539.
De tuinman en de dood.
Ginds, in de rooshof, snoeide ik loot na loot,
Toen keek ik achter mij. Daar stond de Dood.
In memoriam mijzelf
39
Door vijanden omringd,
Door vrienden in den nood
Geschuwd als aas dat stinkt,
Houdt ik mij lachend groot,
Al is mijn ziel verminkt,
Mijn lijf voor driekwart dood.
In ’t leven was geen dag
Ooit zonder tegenspoed.
Ik leed kwaad en deed goed;
Dat is een hard gelag.
Nu, in verloren slag,
Strijd ik met starren moed.
Bedekt met sneeuw en ijs,
Getooid door menig lijk
Van wie de dwaze reis
Deed naar mijn innerlijk,
Eens vroeg licht als Parijs,
Nu ’t poolgebied gelijk.
Ik laat geen gaven na,
Verniel wat ik volbracht;
Ik vraag om geen gena,
Vloek voor- en nageslacht:
Zij liggen waar ik sta,
Lachend den dood verwacht.
Ik deins niet voor de grens,
Nam afscheid van geen mens,
Toch heb ik nog een wens,
Dat men mij na zal geven:
‘Het goede deed hij slecht,
Beleed het kwaad oprecht,
Hij stierf in het gevecht,
Hij leidde recht en slecht
Een onverdraagzaam leven.’
Door Jan Jacob Slauerhoff – in, J. DELEU, Groot verzenboek. 555 gedichten over
leven, liefde en dood, p. 548.
Sotto Voce
Zoveel soorten van verdriet,
ik noem ze niet.
Maar één, het afstand doen en scheiden.
En niet het snijden doet zo’n pijn,
maar het afgesneden zijn.
Nog is het mooi, ’t geraamte van een blad,
vlinderlicht rustend op de aarde,
alleen nog maar zijn wezen waard.
Maar tussen de aderen van het lijden
niets meer om u mee te verblijden:
mazen van uw afwezigheid,
bijeengehouden door wat pijn
en groter wordend met de tijd.
Arm en beschaamd zo arm te zijn.
Door M. Vasalis – in, J. DELEU, Groot verzenboek. 555 gedichten over leven,
liefde en dood, p. 559.
Als ik dood ben
Als ik dood ben, om je een voorbeeld te geven,
loop ik hier niet meer door de gang
zoals ik gedaan heb in mijn leven,
lachen en praten en luid gezang,
staan blijven om naar de platen te kijken,
dat schip en dat huis en de stad Maastricht,
de kinderen over de haren strijken,
mompelen aan een nieuw gedicht.
Als ik dood ben, om maar eens iets te noemen,
zie je me niet meer staan voor het raam
tussen de verwilderde bloemen
40
met mijn eigen bloed en mijn eigen naam,
met mijn eigen mond om mee te praten,
om je te kussen op de mond,
alles moeten wij achterlaten
als wij vertrekken onder de grond.
Wou je dan eeuwig blijven leven?
zei je net als die generaal
toen zijn mannen zich over wilden geven,
doodgaan moet je nu toch eenmaal.
Ik weet niet of ik hier wou blijven
maar ik wou weten wat leven is.
Dat is met geen pen, met geen pen te beschrijven,
maar het tekent zich af in de duisternis.
Door J. W. Schulte Nordholt – in, J. DELEU, Groot verzenboek. 555 gedichten
over leven, liefde en dood, p. 572.
Voor een dag van morgen
Wanneer ik morgen doodga,
vertel dan aan de bomen
hoeveel ik van je hield.
Vertel het aan de wind,
die in de bomen klimt
of uit de takken valt,
hoeveel ik van je hield.
Vertel het aan een kind
dat jong genoeg is om het te begrijpen.
Vertel het aan een dier
misschien alleen door het aan te kijken.
Vertel het aan de huizen van steen,
vertel het aan de stad,
hoe lief ik je had.
Maar zeg het aan geen mens.
Ze zouden je niet geloven.
Ze zouden niet willen geloven dat
alleen maar een man alleen maar een vrouw,
dat een mens een mens zo liefhad
als ik jou.
Door Hans Andreus – in, J. DELEU, Groot verzenboek. 555 gedichten over leven,
liefde en dood, p. 576.
Niets
Het leven
je zou het je moeten kunnen
herinneren
als een buitenlandse reis
en er met vrienden of vriendinnen
over na moeten praten
en zeggen
het was toch wel aardig,
het leven,
en flarden zien van vrouwen, geheimen
en landschappen
en dan tevreden achteroverleunen
maar doden kunnen niet achteroverleunen.
En ook verder kunnen ze niets.
Door Cees Nooteboom – in, J. DELEU, Groot verzenboek. 555 gedichten over
leven, liefde en dood, p. 589.
De eerste dag: Nu ben je dood.
Gisteren was je er nog
met je das en je muts
en je trommeltje met brood.
Je had van die leuke schoenen
en we wisten hoe je heette,
hoe je praatte, hoe je lachte,
41
welke liedjes je kon zingen
en nu ben je zomaar dood.
de vlammetjes wuiven
een afscheidsgroet.
We begrijpen het niet
dat je stem en je lach
en de klanken van je lied
nooit meer bij ons zullen klinken.
Zelfs de echo is verdwenen
en je speelgoed ligt te wachten,
maar je plaats zal openblijven.
Heel de klas is vol verdriet.
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die
rouwen, p. 17.
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die
rouwen, Ten Have, Kampen, vijfde druk, 2006, p. 16.
De tweede dag: De nacht was zo donker
De nacht was zo donker
geen sterren, geen maan,
vannacht kon ik
al dat donker niet aan.
Je kwam in mijn dromen
en iedere keer
dat ik je wou roepen
vervaagde je weer.
De morgen brak eindelijk
door in de lucht,
de dag kwam tot leven,
maar bracht jou niet terug,
bracht enkel de leegte
met vlagen van kou,
de zon zal niet warm genoeg
zijn zonder jou.
We branden een kaarsje
en vatten zo moed,
De derde dag: Je naam
Je naam gaat van mond tot mond,
gaat door de straten,
blijft hangen in huizen,
je echo waart rond.
Je naam als een luchtballon
– zonder die draad om
je bij ons te houden –
zweeft weg naar de zon.
Je naam moet hier blijven,
dus zal ik die schrijven
en altijd weer noemen.
Je naam zal ik zingen,
met liefde omringen,
jouw naam zal ik roemen.
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die
rouwen, p. 18.
De vierde dag: We gaan je straks wegbrengen
We gaan je straks wegbrengen eens en voorgoed
we vormen tezamen een droevige stoet.
Nog eenmaal kunnen we rondom jou staan
dan zal je voorgoed uit ons midden gaan,
maar niet uit ons hart, daar blijf je wel leven,
herinnering zal jou een ereplaats geven.
We vertellen van jou en onze verhalen
zullen jou weer in ons midden halen.
42
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die
rouwen, p. 19.
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die
rouwen, p. 21.
De vijfde dag: We leggen bloemen bij je neer
De zevende dag: Nu ben je zeker aangekomen
We leggen bloemen bij je neer:
Een rode om je te bedanken,
een oranje voor je zonnelach,
lila voor je liedjes van verlangen,
een roze bloem voor elke dag
dat jij de nieuwe morgen groette
en door een roze bril bezag.
Nu ben je zeker aangekomen
in de hemel van je dromen,
in het land vol zonneschijn,
waar pijn en tranen niet meer zijn,
een land dat niet is uit te leggen,
want onze taal kan het niet zeggen.
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die
rouwen, p. 20.
De zesde dag: Nu wordt het stil
Nu wordt het stil.
Wij moeten verder,
de wereld gaat gewoon zijn gang,
maar niet voor ons,
de zon schijnt bleker,
de nachten duren veel te lang.
Je plaats is leeg,
maar niemand zal er
doen alsof jij niet bestaat.
We zien je niet,
maar toch: je bent er,
omdat zo veel nog van je praat:
de lege stoel,
je dichte boeken
en de verhalen die er gaan.
Je hoort bij ons,
waar je ook heen gaat,
bij ons blijf je voorgoed bestaan.
Misschien als vlinders konden spreken
of ’t stromend water in de beken,
misschien de zachte zomerwind
of een pasgeboren kind.
Als wij hun taal eens horen konden,
werden wij nu met jou verbonden.
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die
rouwen, p. 22.
Ik wou niet meer spelen zonder jou
Ik wou niet meer spelen zonder jou
maar de anderen kwamen,
ze trokken me mee
en ik speelde toch.
Zonder dat ik je zag,
was jij er toch bij.
Hoe zal ik je dat uitleggen?
Vanavond zal ik een matje vlechten,
geel met een hartje en dat is vuurrood,
– dat hartje ben jij –
zo zit je in mijn spel gevlochten
en zo blijf jij voor altijd bij mij.
43
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die
rouwen, p. 23.
Bloemen voor oma
Een bloem voor je lieve ogen,
een bloem voor je zachte lach,
een bloem voor de gegeven koekjes,
en een bloem voor je bezoekjes,
ook een bloem voor elke dag
dat je kwam met verhalen,
elke dag dat ik je zag.
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die
rouwen, p. 24.
Ik kan je niet meer roepen
Ik kan je niet meer roepen,
ik zal je niet meer zien,
‘Hallo’ en ‘Dag!’ zal niet meer klinken.
Ik stuur je een brief aan een rode ballon
Ik stuur je een brief aan een rode ballon.
Je bent nu zo ver en
ik kijk naar de sterren
en wou dat ik je bereiken kon.
Misschien ben je nu wel heel dicht bij de zon.
Zal de wind voor je waaien?
Mag je zwieren en zwaaien
en drijven en zweven net als mijn ballon?
Zonder geluid komt hij nu naar je toe
al zit ik vanbinnen
je naam uit te schreeuwen.
Ik wil met je praten, al weet ik niet hoe.
Mocht je hem vinden
laat het dan even, heel even maar sneeuwen?
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die
rouwen, p. 28.
Waar ben je nu?
Zijn daar meer mensen?
Wie zal jou nu vasthouden?
Wie zal je in slaap wiegen?
Wie zal jou nu groeten
namens mij?
De grote mensen dragen tezamen een groot verdriet
Zou er iemand zijn
die de doden opvangt,
die ze draagt en wiegt
in veilige armen,
zodat het ook ginds
net als thuis zal zijn?
Zij zijn als een wolk die zwaar boven ons hangt
en wij doen wel braaf wat van ons wordt verlangd,
maar wij zijn kinderen van de zon.
Voor ons houdt de aarde haar geuren en kleuren,
wij lachen en huilen en spelen en treuren,
we dansen als vlinders van distels naar rozen
en zingen een lied voor de hopelozen,
wij vinden voor doden de woorden niet,
want zij leven bij ons, we vergeten hen niet.
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die
rouwen, p. 25.
De grote mensen dragen
tezamen een groot verdriet.
Voor ons, de kleine kinderen,
vinden zij de woorden niet.
44
Zij krijgen een plaats in ons hart en ons spel
en in onze dromen daar leven zij wel!
Wij geven de doden een plaats in de zon,
bij de duizenden sterren waar alles begon
en onze tranen van afscheidsverdriet
zullen één voor één drogen in ons zonnelied.
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die
rouwen, p. 29.
Als een leeg huis
Ik zag eens een huis zonder mensen.
Het was er zo stil, het stond leeg.
Daar moet ik nu steeds maar aan denken,
sinds ik het te horen kreeg.
Je woont niet meer in je lichaam,
gesloten lijkt nu je gezicht.
De luikjes van je lieve ogen,
die blijven voor altijd dicht.
Ik zou wel eens willen weten
waar je naartoe bent gegaan.
Jij kunt het aan mij niet meer zeggen,
ik klop tevergeefs bij je aan.
Ze zeggen dat je nu bij God woont
en dat het heel goed met je is,
maar zou God wel willen begrijpen
dat ik je verschrikkelijk mis?
Er is een tijd van zoeken
en een tijd van vinden.
Soms ben je boos op iemand,
dan houd je er weer zielsveel van.
Zo is er ook oorlog
en dan weer vrede.
Er zijn tijden dat je iets kapot maakt
en er zijn tijden dat je kunt heelmaken.
Er zijn tijden van begroeten
en tijden van afscheid nemen.
En alles heeft zin in een mensenleven,
het is altijd weer nemen en dan weer geven,
zoals de zee met zijn eb en vloed,
als zomer en winter, warmte en kou,
leven en dood en toch weer leven!
Het geheim van de schepping
gebeurt ook in jou,
als een adem,
– adem in – adem uit – met heel de schepping.
Het is de Schepper zelf
die in jou ademt
en alles draagt en behoedt.
Niets gaat verloren.
Wees maar gerust nu,
alles komt goed.
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die
rouwen, p. 36.
Lichtceremonie
Zou je daarginds willen vragen
of God ons komt troosten misschien?
En maakt dat wij hier op de aarde
heel gauw weer wat lichtpuntjes zien?
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die
rouwen, p. 33.
Als ik aan jou denk,
dan twinkelen lichtjes,
omdat je zo lief was
en zo vaak moest lachen.
Soms zong je een liedje
of maakte een grap.
45
Nu blijf ik achter
met enkel verhalen
van vriendschap, gestokt
in de dood, in één klap.
Wel honderden lichtjes
zou ik willen branden,
die zullen jouw stilte
nog even verbreken,
verjagen het donker
met hun zachte glans
en ik blijf hier dromen
dat ik je ooit terugzie.
Mijn licht en jouw schaduw
doen samen een dans.
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die
rouwen, p. 37.
Alle grote mensen huilen
Alle grote mensen huilen,
heel de wereld heeft verdriet,
want er is een kind gestorven.
Nog zo jong, dat kan toch niet?
het was nog maar pas begonnen,
alles lag nog in ’t verschiet:
plannen , dromen, luchtkastelen,
neergehaald, dat mag toch niet?
En wie kan mij nu verklaren
wie jou zo vroeg sterven liet?
Zeg me niet dat God dat wilde,
Levengevers doden niet.
Mijn gedachten en mijn dromen zijn veel groter dan mijn lichaam
Laatst bedacht ik vol verbazing
dat gedachten kunnen vliegen
en mijn dromen kunnen spelen met de tijd.
Mijn fantasie kan alles maken:
wonderen en luchtkastelen,
goede feeën die het boze
van de wereld kunnen jagen.
En ik kan van alles worden:
koningin of dansmarieke,
donzen zwaar of bonte vlinder of een elf,
alles, álles kan ik worden,
want ik zeg dat ben ik zelf.
Ik kan nog iets mooiers dromen:
iedereen vindt mij de liefste,
dan houd ik van alle mensen,
alle mensen houden ook weer van elkaar.
Niet één hoeft zich meer zeer te doen
en iedereen leeft wel honderd jaar.
Mijn gedachten en mijn dromen
zijn veel groter dan mijn lichaam,
zijn onzichtbaar, niet te pakken,
voor de wereld van de mensen veel te groot.
Niemand, níémand kan ze vangen,
want ze komen van veel verder,
ze zijn zelfs niet te vangen door de dood.
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die
rouwen, p. 39.
Hoe kan dat nu?
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die
rouwen, p. 38.
Hoe kan dat nu?
46
Je was zo’n leuke jongen,
zo vrolijk en grappig,
zo levend, gevat!
Ik hoor je niet, ik zie je niet.
Waar je nu bent? Ik weet het niet.
Ik kan alleen maar gissen.
Hoe moet het nu verder?
Jij durfde van alles,
je had altijd wat.
Ik zal je heel erg missen
en overvol zijn van verdriet.
Het schreeuwt in mij: verlaat me niet.
Nu is het verbroken,
je mond blijft gesloten,
je lichaam verstard.
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die
rouwen, p. 41.
Oma is dood
En wij moeten doorgaan,
je laat ons zo achter,
geschokt en verward.
Nu jij er niet bij bent,
zal alles verand’ren,
de dood in het spel.
We hebben geen zin meer,
wat zullen we morgen?
Maar we moeten wel.
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die
rouwen, p. 40.
Ik kan niet meer naar oma gaan,
nu zijn we nooit meer bij elkaar,
het is nog maar pas gebeurd
en nu meteen al mis ik haar.
Vanaf een foto kijkt ze me aan,
ik hoor verhalen over haar,
ze zijn met haar lach gekleurd
en met haar lieve handgebaar.
Haar wezen raakt me teder aan,
de dagen zijn nog vol van haar,
toch wordt zij zachtjes losgescheurd
en binnenin mij wordt het zwaar.
Ik hoop dat ze je vleugels geven
Oma is dood.
Ik hoop dat ze je vleugels geven,
zodat je overal kunt komen,
dat je terugkomt in mijn dromen,
met me meevliegt door mijn leven.
Dat ze je nieuwe ogen geven,
zodat je nog naar ons blijft kijken
en ons toch nog kunt bereiken,
ook al is het soms maar even.
Maar diep in mij blijft ze bestaan,
er is zo veel dat spreekt van haar,
dat ik haar elke dag bespeur,
wij horen eeuwig bij elkaar.
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die
rouwen, p. 42.
Lieve papa
47
Hoe moet het verder zonder jou?
toch geeft het zonlicht mij nog het gevoel
dat jij je warmte aan mijn huid laat komen
en dat ik met jouw liefde wordt omspoeld.
Ik mis nu al je sterke armen,
je stelt mij altijd gerust,
nu zal ik jouw stem nooit meer horen
en wordt nooit meer door jou gekust.
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die
rouwen, p. 44.
Als de liefste mens wordt weggedragen
Wie zal mij de dingen leren?
Wie zal mij de weg gaan wijzen?
Wie zal mij verhalen vertellen?
Wie zal opeten wat ik niet lust?
Waarom heeft dit moeten gebeuren?
Waarom liet je mij zomaar alleen
en liet je ons allemaal achter?
Ik heb je nog zoveel te vragen!
Waar ben je nu eigenlijk heen?
Hoe zal het nu verder moeten?
Hoe zullen de dingen lopen?
Nu ik niet weet waar je bent?
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die
rouwen, p. 43.
Ik hoop dat je een engel bent geworden
Ik hoop dat je een engel bent geworden,
ook al kan ik jou dan niet meer zien.
Op vleugels kun je naar de wereld komen,
zo kom je ook een keer bij mij misschien.
Ik weet dat ik jou nu niet meer kan horen,
al zal een heel zacht zuchtje van de wind
mij troosten en verwachtingsvol doen denken
dat jij daar bent, dat ik jou toch weer vind.
Ik weet dat ik je niet meer aan kan raken,
Als de liefste van de wereld
daar roerloos ligt,
geen woord meer zegt
en het gezicht, zo koud
en kleurloos en gesloten,
niet meer vertelt hoeveel
die liefste van je houdt,
dan scheurt er iets vanbinnen,
het doet schrijnend pijn
en alles in je schreeuwt
en roept en dwingt
dat het niet waar zal zijn.
Schreeuw en huil
je verdriet naar buiten,
al brengt het haar niet terug,
doet haar niet bewegen,
het zal ruimte maken voor een nieuw gevoel:
Ze houdt nog van jou.
Haar liefde heeft andere vormen gekregen,
liefde is niet dood te krijgen.
Onze ogen kunnen het niet zien,
onze oren het niet horen,
zo bijzonder is nu haar liefde.
Als je tranen gedroogd zijn
en binnenin je is het stil
alsof de storm is gaan liggen,
dan kan je hart het voelen:
haar liefde is nog bij je.
48
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die
rouwen, p. 45.
Lieve mamma, ik schrijf je een brief
Lieve Mamma, ik schrijf je een brief,
want ik wil je nog zo veel laten weten.
Ik wil je vertellen dat ik je zo mis
en dat ik niet weet hoe het verder moet.
Je bent er niet meer als ik uit school kom,
je zit niet meer aan onze tafel.
Je moppert niet meer over mijn rommel,
je stem klinkt niet meer door het huis.
Je geur zweeft niet meer door de kamer,
ons huis is ons huis niet meer zonder jou.
Waarom ging je weg
nog vóór ik je kon zeggen
hoe erg ik het vind
als ik rot naar je deed?
Doet het nog pijn?
En waar ging je heen?
Ben je achter de wolken
of nog veel verder,
ben je met velen
of ben je alleen?
Troost
Kindje, m’n kindje,
wees maar gerust.
Ik ben nog wel bij je,
niet meer aanraakbaar,
niet hoorbaar, niet zichtbaar,
maar duidelijk merkbaar.
Ik zweef door je dromen,
woon in je gedachten,
zing mee in de liedjes
van je verlangen.
Je bent immers uit stof van mijn stof geweven?
Je draagt sporen van mij
door je verdere leven.
Zelfs in de stilte mag je me weten.
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die
rouwen, p. 47.
Mijn liefde zal blijven
Mijn lichaam deed pijn,
niets kan me meer deren.
Mijn lichaam ging dood,
maar zelf leef ik verder.
Voor altijd blijf ik met jou verbonden.
Zien we elkaar ooit nog terug?
Ik heb nog zoveel te vragen, te zeggen,
ik schrijf het maar op.
Misschien komen de woorden toch wel bij jou,
al weet ik niet hoe.
Ik houd zo van jou.
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die
rouwen, p. 46.
Leef maar, LEEF maar,
bewaar mijn gedachten,
de goede herinneringen,
ons vallen en opstaan.
Het mooiste
wat je mij mee kunt geven
is: jouw groeien en bloeien
en intens leven.
49
Mijn liefde zal blijven,
mijn liefde zal stromen
en alles zal goedkomen,
alles komt goed.
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die
rouwen, p. 48.
dat de wereld gewoon doorgaat zonder die ene,
je kijkt ernaar en het lijkt net
of je niet meer meedoet.
Al die gevoelens horen bij verdriet.
Je hebt tijd nodig, heel vele tijd,
veel meer tijd dan de meesten zeggen
en behalve tijd heb je een mens nodig.
Bang
Iemand verliezen van wie je houdt,
is het ergste wat er is.
Misschien ben je nu bang
dat je nooit meer kunt lachen
of raak je vanbinnen helemaal op slot.
Misschien ben je nu bang voor het donker
of bang voor buiten,
bang om alleen te zijn
of juist bang om met velen te zijn.
Bang om ook dood te gaan,
maar ook weer bang om verder te leven,
bang dat je nóg iemand zult verliezen.
Er lijkt opeens zoveel om bang voor te zijn.
Misschien doe je het van angst
opeens weer in je broek
of huil je zonder te kunnen stoppen
of kun je juist helemaal niet huilen,
het verdriet wil er maar niet uit.
Het wordt als een prop in je keel
en tegelijkertijd lijkt het
of er een gat in je maag zit,
zo leeg voelt het gemis.
En je had nog zoveel te zeggen,
er was nog zoveel te doen,
je had nog wat goed willen maken,
je had nog van alles te vragen,
je kunt je niet voorstellen
Iemand die naar je luistert,
honderdduizend keer opnieuw.
Geloof me, je verdriet wordt dragelijk
en zal millimeter voor millimeter minder worden
als je erover praten kunt
met iemand die je vertrouwt.
Zulke mensen bestaan.
Misschien een van je ouders, je oma, de juf,
een vriend of vriendin, een tante of oom.
Zoek, net zo lang tot je iemand vindt
die naar jouw verdriet wil luisteren, enkel om jou.
Zulke mensen bestaan.
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die
rouwen, p. 49-50.
Edwin, bij het horen van jouw naam
Bij het horen van jouw naam
moet ik er steeds aan denken
hoe broos wij mensen zijn.
Dat kinderen midden in hun spel
gestokt worden, doet pijn,
onzegbaar pijn.
Geen voorteken, geen waarschuwing,
niets had ons voorbereid
dat jij, voordat de avond viel,
niet meer bij ons zou zijn.
Bij het horen van jouw naam
50
kom ik je toch weer tegen
als stralend levend kind
voor eeuwig jong, zoals wij jou
gekend hebben, bemind.
Zo diep bemind
dat jij nog leeft diep in ons hart,
niets dat jou wissen kan
en ik weet zeker dat ik jou
ooit bij de Schepper vind.
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die
rouwen, p. 53.
Ik blijf altijd aan je denken
Ik blijf altijd
aan je denken:
hoe je liep
en hoe je lachte,
hoe je keek.
Ook je naam
blijft altijd bij me,
want van jou
is er geen tweede.
En door steeds
je naam te noemen,
zal ik jou
nooit meer vergeten,
zal je niet
voorgoed verdwijnen,
ook al krijg ik
nooit meer antwoord.
Mijn gedachten
laten jou niet
in de steek.
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die
rouwen, p. 54.
Ze zeggen: ‘Rust in vrede’.
Ze zeggen: ‘Rust in vrede’,
maar jij hóórt niet te rusten.
Een kind moet spelen, lachen,
een kind hoort in de zon,
niet in het aardedonker,
niet kind van het verleden.
Speel jij nu bij je bron?
Dat zou ik willen weten,
waar jij nu bent gebleven,
waar wij je kunnen vinden,
‘k wou dat je ’t zeggen kon.
Ben je achter de sterren,
zou daar de hemel zijn,
of toch dichtbij de zon?
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die
rouwen, p. 55.
Ze praten van jou God (tweeluik 1)
Ze praten van Jou, God,
maar ik kan Je niet vinden,
zoiets doet een God niet,
die laat je niet sterven,
dát doe Je toch niet?
Je hebt ons gemaakt,
toch laat je ons doodgaan,
dat is net alsof je
je lievelingstekening
zomaar verscheurt.
Dat doe je toch ook niet?
Wat zou het dan wezen
dat mensen die leven
51
ook zomaar weer doodgaan?
Wat vind Jíj daarvan?
God, laat je eens horen
en laat ons eens weten:
Waar blijven Jouw mensen?
Je laat ons toch zeker niet
zomaar verdwijnen?
Antwoord (tweeluik 2)
Ik huil met je mee
door mensentranen
en ik zal je troosten
door mensenarmen.
Ik ben je dichtbij
in mensenwarmte.
De dood is voor mij
ook het grootste verdriet,
een vloek op het leven.
Ik ben Levengever,
Schepper en Zaaier,
de dood wint het niet.
die je zachtjes
met eerbied bedekken,
een deken gegeven
door moeder natuur,
door bomen geweven.
Laat hier de stilte
maar over je komen,
terwijl wij voor jou
de hemelpoort dromen
waar je doorheen zult gaan,
alles hebt afgedaan,
alles wat mensen als wij
kunnen zien.
Je wordt nieuw geboren.
Jij wordt helemaal jij.
Het is niet te begrijpen,
jij zal het nu weten:
het grote geheim
van leven en sterven
om eeuwig te ZIJN.
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die
rouwen, p. 61.
Ik trek doden mee
naar zeeën van licht,
haal hen door het donker,
naar grenzeloos leven,
ze zijn niet verloren,
alleen uit je zicht.
Verdriet is als een boom in de winter
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die
rouwen, p. 56-57.
‘Laat mij staan waar ik sta,
het mag vriezen, het mag dooien,
het mag hagelen en sneeuwen,
het mag stormen en waaien,
het doet me niets,
het valt in het niet
bij mijn verdriet.’
Rust maar, rust maar
Rust maar, rust maar
onder de bladeren
Verdriet is als een boom in de winter:
verhard en zwart wijzen zijn takken
als verwijtende vingers naar de hemel
‘voor mij hoeft het niet meer.’
52
Zo stond de boom in het winterse land.
De storm brak hem niet,
de wind deed hem niet wiegen
en de regen gleed af langs loodzware stam.
‘Voor mij hoeft het niet meer. Ik ben er niet.’
Maar onder het zwart van die sombere bast,
daar gonsde en gistte het,
krioelde en kriebelde het,
daar klopte en bloedde het,
de winter lang.
Hij boog niet, maar barstee,
barstte uit
in duizenden knoppen,
of hij wilde of niet.
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die
rouwen, p. 63.
Nu slaat de dood ineens op jou
Dood? Ik weet niet wat het is,
niets, een gat, niet-zijn, gemis.
Altijd de ánderen in de rouw.
Nu slaat de dood ineens op jou.
Langzaam maar zeker ontglipte je ons
Langzaam maar zeker
ontglipte je ons,
werd steeds minder lichaam,
enkel glimlach en traan
uit ogen die keken
al over de grens
en toen moest je gaan.
Ik wist niet
dat dood
zo zachtjes zou komen,
zo wezenlijk vredig,
geen sprong in de diepte
maar meer een verglijden,
een zachtjes wijken.
Even mochten wij nog
in jouw vrede verblijven,
toen moesten wij terug,
terug naar het leven,
wat deed dat pijn.
De diepte die gaapte
aan onze kant.
Het past jou niet, je bent nog kind
voor wie het leven past begint,
net als voor mij, maar jij gaat weg
en hoort niet eens meer wat ik zeg.
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die
rouwen, p. 70.
Nu raakt de dood ons leven aan,
zal altijd tussen ons bestaan.
Met woorden houd ik je nog vast.
Je naam staat in mijn hart gekrast.
Ik kan niets met jullie woorden
over eeuwigheid en hemel,
ik heb maar één zekerheid:
ik ben voorgoed mijn maatje kwijt.
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die
rouwen, p. 67.
Wat vang ik aan met jullie dromen
van hiernamaals, paradijzen,
Ik kan niets met jullie woorden
53
niemand levert het bewijs.
Ik zie de dood in zwart en grijs.
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die
rouwen, p. 84.
Geef me één woord van herkenning,
geef me één blijk dat het waar is
dat mijn vriend nog ergens is,
één teken van verrijzenis.
Troost van de overkant
Als iemand mij kon overtuigen,
kon ik er misschien mee leven.
Wie spreekt het verlossend woord
dat mijn vriend mijn huilen hoort?
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die
rouwen, p. 76.
Ik droom voor jou de hemel
Ik droom voor jou de hemel
en alles wat hier mooi is,
zul je daar mooier vinden
met nog meer glans en nog meer kleuren,
nog meer warmte, nog meer geuren
en de sterren doven niet,
bloemen zullen niet verwelken
en de zon zal niet verdwijnen,
alles zingt een zonnelied.
Gras zal zachter nog dan zacht zijn,
winden komen je er wiegen,
engelen komen je behoeden
en de deur van pijn en angsten
gaat voorgoed achter je dicht.
Elke voetstap doet je dansen,
je zult licht zijn, vederlicht.
In m’n droom zal ik je terugzien,
je zult lichter zijn dan licht.
Wees maar gerust nu, ik ben vrij.
Door je verdriet heen denk aan mij
en weet dat ik nu zonder pijn,
zonder verdriet in licht zal zijn.
En wat je nu nog van mij ziet,
is wat jij kent, maar ben ik niet,
het droeg mijn leven door de tijd
en bracht me naar oneindigheid.
Ik geef het terug aan Moeder Aard,
die het weer opneemt en bewaart
en ik – ikzelf – ga naar mijn Bron
waar alle leven ooit begon.
Droog maar je tranen, het komt goed,
ik heb het altijd al vermoed:
mijn mooiste dromen worden waar,
dus droom nu verder voor elkaar.
Blijf aan mij denken, hoe ik was,
vooral als ik gelukkig was.
Groei maar aan die herinnering,
put daaruit moed voor een begin.
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die
rouwen, p. 85.
Sterf niet met mij
Als je mij nog iets wilt geven,
dan zou ik vragen:
sterf niet met mij,
omhels het leven.
54
Je mag bedroefd zijn,
maar wanhoop niet,
verdrink niet in té groot verdriet.
Mijn vader ging dood – ik was toen zeven –
dat was heel erg, maar erger was:
die ochtend had ik hem geen kus gegeven.
Als je mij nog iets wilt schenken,
dan zou ik willen:
blijf toekomst zien,
blijf hoopvol denken,
zodat je uitgroeit
en voluit leeft,
het leven alle kansen geeft.
Ik kwam die dag voor de eerste maal
van school thuis met een tien voor taal;
had hij geen dagje kunnen wachten?
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die
rouwen, p. 86.
Ik heb van hem een foto en angstig ben ik nog het meest,
dat als ik ouder worden geen mens meer zien zal
dat wij broertjes zijn geweest.
Later ging ook nog mijn broertje dood.
Ik heb gehuild, kon hem niet missen,
‘k was toen al banger voor de dood.
De druppel in de stroom
Een druppel verdwijnt niet,
hij komt in een stroom,
in ’t vloeiende water
en wordt daar gedragen
naar de oceaan.
De oceaan is zijn oorsprong
en voortbestaan.
En ook de mens
zal niet verdwijnen,
hij komt in de stroom
van alles en allen
en wordt daar gedragen
naar het grote ZIJN
en vindt daar zijn oorsprong
en alles is één.
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die
rouwen, p. 87.
Dood
En als er écht een hemel is en als ik daar dan woon,
dan is mijn vader net mijn broertje
en mijn broertje net mijn zoon.
Ted van Lieshout
In RIET FIDDELAERS-JASPERS (red.), Kun je de dood ook groeten? 101
Afscheidsgedichten, Kok, Kampen, 2005, p. 14.
Halte halverwege
Er ging op een dag een vader dood.
Hij was van mij en hij viel zomaar
ineens de rand van het leven af.
Ik keek voorzichtig het donkere gat
van de kelder in en zag dat hij nergens
lag; dat kwam omdat het daar te diep is
om te zien wat vaders doen als ze eenmaal
op zichzelf zijn gaan wonen in het huis
dat hemel heet. De hemel, dacht ik eerst,
55
was hoog in de lucht, maar hij is ergens
beneden, trapaf, nog onder de kelder waar
papa’s spullen zich in dozen bewaren.
Lager kan ik niet, maar ik heb geen haast
en de kelder is wel een gezellige halte
halverwege met weinig verkeer:
soms een metro waarin mensen zitten
die naar je zwaaien omdat ze zijn weggegaan.
Dag, wuiven ze. Dag, roep ik terug.
Ik wacht op de volgende om mijn vader
fatsoenlijk uit te zwaaien. We herkennen
elkaar vanzelf hier in dit donker.
Ted van Lieshout
In RIET FIDDELAERS-JASPERS (red.), Kun je de dood ook groeten? 101
Afscheidsgedichten, p. 15.
Moeder
Mijn moeder gaf me beelden om te dromen.
Zij spon geluiden om me heen.
Zij goot verhalen in mijn oren.
Zij was een zon die altijd scheen.
Ik rouw van jou
Lieve mamma ben je daar?
hier is je jongste zoon
Jij bent m’n mamma voor altijd
ik hoor bij jou gewoon.
Lieve mamma hoor je me?
Hier ben ik, op de grond
we zouden samen moeten zijn
maar jij loopt in de hemel rond.
Lieve mamma luister je?
was ik niet lief genoeg?
ik zal voortaan echt alles doen
wat je me toen vroeg.
Lieve mamma kom toch terug!
ik hou zoveel van jou
ik mis je zo ontzettend veel
mamma, ik rouw van jou.
Michiel
In RIET FIDDELAERS-JASPERS (red.), Kun je de dood ook groeten? 101
Afscheidsgedichten, p. 25.
Mijn broer is dood
Mijn moeder wilde bij me blijven.
Zij zong een lied voor mij alleen.
Soms denk ik dat ik haar kan horen.
En dat zij niet voorgoed verdween.
Mijn broer is dood. Ik ben verbaasd, het
kan niet kloppen, want ik zie dat ik nog leef.
Wij zijn van meet af aan altijd bij elkaar geweest
en waren dan ook zo ongeveer precies gelijk.
Johanna Kruit
In RIET FIDDELAERS-JASPERS (red.), Kun je de dood ook groeten? 101
Afscheidsgedichten, p. 24.
Hoe kan het dan dat ik zomaar in mijn eentje overblijf?
Alsof iemand in het wilde weg gekozen heeft,
56
niet opgelet heeft wie van ons het was.
Hoe dichterbij kan nog de dood?
de letters duiden je gezicht
ik vertel je van de buurman
die sinds gister naast je ligt
Ted van Lieshout
In RIET FIDDELAERS-JASPERS (red.), Kun je de dood ook groeten? 101
Afscheidsgedichten, p. 28.
licht de steen en kijk me aan
geef een knipoog van bestaan
ik zie het best met ogen dicht
is jouw schaduw meer dan licht
Blond
Hans Hagen
ik doe alles later
trommelen, de welpen en natuurlijk doodgaan
later dan jij
jij bent er al geweest
al wordt het vaak vergeten
In RIET FIDDELAERS-JASPERS (red.), Kun je de dood ook groeten? 101
Afscheidsgedichten, p. 31.
Inhalen
- de trommelman geeft mij nog steeds jouw naam
oom vergist zich meer dan niet
en gisteren kwam ik de akela tegen
weet-je-nog-dat
en heb-je-nog-zo
steeds langer keek ze mij aan
en zei toen zacht
meer binnensmonds dan buiten
gek, ik herinner me nog dat je blond was
en dat je anders heette –
morgen haal ik hem in
morgen sterft hij voor de vierde keer
ben ik dan groter
word ik ouder
wordt mijn grote broer mijn kleine
– mijn ogen vind ik
in de spiegel
maar waar zijn de zijne
zet ik jou voort
In RIET FIDDELAERS-JASPERS (red.), Kun je de dood ook groeten? 101
Afscheidsgedichten, p. 32.
Hans Hagen
Hans Hagen
In RIET FIDDELAERS-JASPERS (red.), Kun je de dood ook groeten? 101
Afscheidsgedichten, p. 30.
Steen
de steen draagt datum en je naam
Ginds wordt mijn broer
begraven. Hj ik; wij
zijn daar niet.
Een vogel fluit oneerlijk
mooi. Ik pluk een bloem
niet voor zijn graf
maar voor zijn kamer
voorgoed onaf.
Mijn handen zijn me vreemd.
57
Jammer dat een bloem
niet praat. Dood gaat ze ook.
‘Verslensen’
zegt het woordenboek.
Alsof ik nieuwe woorden zoek
vol minder pijn.
gaan lachen om verleden tijd
die je soms niet begrijpt.
Ed Franck
Kunnen opa’s huilen?
In RIET FIDDELAERS-JASPERS (red.), Kun je de dood ook groeten? 101
Afscheidsgedichten, p. 33.
Johanna Kruit
Zusje
Ik droomde je vannacht
het leek alsof je door de wolken liep
ik riep je nog en wilde zwaaien
maar wist niet dat ik sliep.
De lucht is grijs vandaag
ik moet naar school
maar denk dat ik je hoor
jij loopt door de wolken
in mijn hoofd:
loop maar weer door.
Johanna Kruit
In RIET FIDDELAERS-JASPERS (red.), Kun je de dood ook groeten? 101
Afscheidsgedichten, p. 36.
Net als een film, zwart wit met
rare geluiden. Ineens houdt hij op.
Het einde mag je zelf bedenken.
In RIET FIDDELAERS-JASPERS (red.), Kun je de dood ook groeten? 101
Afscheidsgedichten, p. 42.
Opa is nieuwsgierig
Je weet het,
als mensen oud zijn,
dan worden ze niet groot.
En als ze dan nog ouder zijn
dan gaan ze tenslotte dood.
Maar als je je opa gaat vragen
wanneer hij nou eens dood zal gaan,
dan zal je opa zeggen:
‘dat gaat je geen donder aan’.
Dat komt zo:
als mensen oud zijn,
dan willen ze nog niet weg,
omdat ze zo nieuwsgierig zijn:
wat komt er van jou terecht?
Opa’s
Ze hebben alle tijd
stoppen hun pijp vol dromen
en als je wilt komen ben je welkom.
Want opa’s zijn altijd nieuwsgierig
naar wat voor soort mens je wordt.
Hij kan het nog niet precies raden,
want daarvoor leef jij nog te kort.
Over vroeger vertellen ze, hun rimpels
Karel Eykman
58
In RIET FIDDELAERS-JASPERS (red.), Kun je de dood ook groeten? 101
Afscheidsgedichten, p. 43.
Opa
Oma is dood.
Opa is alleen
en met pensioen.
Hij werkt elke dag
in onze tuin.
Er is genoeg te doen.
Mama zegt: ‘Het gaat
maar niet vooruit.
Hij doet niets dan zitten.
Hij heeft het
ons toch beloofd?’
Papa zegt ‘Hij moet
eerst nog erg veel spitten
en wieden in zijn hoofd.’
Ik mis je nu al,
mis je nu al.
Mis je, mis je nu al.
Toen ik vanmorgen
wakker werd,
was het eerste,
het eerste wat ik wou:
snel m’n bed uit
en de deur uit.
Even langs bij jou.
Ik mis je nu al,
mis je nu al.
Mis je, mis je nu al.
Ergens in m’n hoofd
maak ik een plekje vrij.
En dood of niet,
daar praten, lachen,
spelen wij,
voor altijd…
Frank Adam
Theo Olthuis
In RIET FIDDELAERS-JASPERS (red.), Kun je de dood ook groeten? 101
Afscheidsgedichten, p. 49.
In RIET FIDDELAERS-JASPERS (red.), Kun je de dood ook groeten? 101
Afscheidsgedichten, p. 74-75.
Plekje (een lied)
De eerste
Toen ik vanmorgen
wakker werd,
was het eerste,
wat ik dacht: o nee.
Je bent nu weg,
komt nooit meer terug.
vooraan bij het raam
was een plaats vrij
die jongen had iets met zijn bloed
en school dus meestal thuis
Wat een raar idee.
ik mocht met juf mee
met de bloemen van de kwartjes
en een boek
59
zijn gezicht leek nog witter dan de lakens
lichter nog dan glas
hij was de eerste die de school verliet
de eerste van de klas
het boek kreeg hij niet uit
hij sloeg voortijdig dicht.
Hans Hagen
In RIET FIDDELAERS-JASPERS (red.), Kun je de dood ook groeten? 101
Afscheidsgedichten, p. 80.
Wie gaat, wat blijft
Als ik verdwijn bestaat de wereld voort
de jongen bomen waaiend en volwassen
boven het glijdend groen van zoveel grassen,
de vogels gaan gewoon met zingen door
de sterren draaien met dezelfde naam
voor mensen met veranderende namen
in haar voor altijd uitgezette banen
zolang de zon duurt en de zomermaan,
er zal een menigte van rozen zijn
en ronde sneeuw des winters op de wegen
en speelse pirouettes van de regen
en dag en nacht en dag, als ik verdwijn.
Anton van Wilderode
In RIET FIDDELAERS-JASPERS (red.), Kun je de dood ook groeten? 101
Afscheidsgedichten, p. 91.
De steen
Ik heb een steen verlegd
in een rivier op aarde.
Het water gaat er anders dan voorheen.
De stroom van een rivier,
hou je niet tegen,
het water windt er altijd een weg omheen.
Misschien eens gevuld door sneeuw en regen
neemt de rivier mijn kiezel met zich mee
om hem glad en rond gesleten,
te laten rusten in de luwte van de zee.
Ik heb een steen verlegd
in een rivier op aarde.
Nu weet ik dat ik nooit zal zijn vergeten.
Ik leverde bewijs van mijn bestaan
omdat door het verleggen
van die ene steen
de stroom nooit meer dezelfde weg kan gaan.
Ik heb een steen verlegd
in een rivier op aarde.
Nu weet ik dat ik nooit zal zijn vergeten.
Ik leverde bewijs van mijn bestaan
omdat door het verleggen
van die ene steen
de stroom nooit meer dezelfde weg kan gaan.
Bram Vermeulen
In RIET FIDDELAERS-JASPERS (red.), Kun je de dood ook groeten? 101
Afscheidsgedichten, p. 92.
60
Verwarring
Doodstil in het donker staan.
Kleine sterren, grote maan.
Duizend vogels wiegen zacht
in de armen van de nacht.
Geef me water
Dan toon ik je hoop,
Uitzicht op de dag
Waar het ergste voorbij is
En het mooiste
Weer moet komen
(Auteur onbekend, in Uitzicht, crematorium te Kortrijk)
Langzaam door de avond gaan.
Tussen zwarte bomen staan.
Alle dieren komen kijken.
Ogen die op lichtjes lijken.
In mijn hoofd zijn duizend vragen.
Stille stemmen komen klagen.
Over wat ik niet wil weten.
Over wat ik wil vergeten.
Wie kan eenzaamheid verstaan?
Wat laat me weer verdergaan?
Johanna Kruit
In RIET FIDDELAERS-JASPERS (red.), Kun je de dood ook groeten? 101
Afscheidsgedichten, p. 114.
Geef me water
Dan maak ik dit venster
Voor je schoon
met grote halen veeg ik
de stilte van je af
We kijken samen
zie je?
Niets wordt weer iets
Lucht raakt grond
Grond wordt uitzicht
uitzicht inzicht
61
IV.VIDEO’S EN LIEDJES
SG Wannabe – Just
고작 할 수 있는 거라곤
아무리 둘러봐도 찾아봐도
숨 쉬는 거 말곤 없다
떨어지는 눈물도 막지 못해
그냥 울어 버린다 아이처럼
멈출때 까지 또 운다
난 멀쩡한데 다친 데도 하나 없고
상처 하나도 없어 그런데 왜 자꾸만 아파
숨 쉴 때 마다 아파 별거 아니겠지 해도
어제보다 더 아파 난 그저 너만 못 보는데 난
그대론데
고작 내가 혼자 할 수 있는 건
지워질 그 날 까지 기다리고
또 기다리는 것 뿐이야
난 멀쩡한데 매일 아침도 잘 먹고
늘 하던 일도 하고 소소한 하루를 견디는데
다 이상하대 내가 많이 아파 보인다고
안 좋은 일 있냐고 난 그저 너만 못 보는데
난 그대론데
그대가 너무 보고 싶어요
미친듯 울어봐도 소리쳐봐도
고작 내 사랑
정말 멀쩡한데 다친 데도 하나 없고
상처 하나도 없어 그런데 왜 자꾸만 아플까
숨 쉴 때 마다 아파 별거 아니겠지 해도
어제보다 더 아파 난 그저 너만 못 보는데
난 그대론데
DBSK – Insa
바람이 머문 그시간 조차
나에겐 너무 모자란걸
한번의 미소 마지막 인사
사랑합니다 그댈
시간에 지쳐도 사랑에 아파도
그시간 조차 추억이고
http://www.youtube.com/watch?v=vvMo7Ohtmoc
There's only one thing that I can do
No matter how I look around, how I search around
Besides breathing, I can do nothing
I can't even stop the tears from falling
I'll just cry it all out like a baby
‘Til the moment it all stops, I cry again
I'm fine, not one part of me is hurt
Not a single injury…. But
Why am I in so much pain?
Every breath I take, it's painful
Even if it's because of nothing much
It's worse than it was yesterday, the pain
It's actually just because I can't see you
I'm the same old me
If there's only one thing that I can do alone
Waiting until the day when I can forget
Besides waiting, I can do nothing
I'm fine, I still eat a good breakfast everyday
I'm still doing the things I always do
The little everyday tasks, I'm completing them all well
Everyone says I'm being strange, that I look pained
Asking whether something bad happened
It’s actually just because I can't see you
I'm the same old me, I miss you so much
How much I cry like a lunatic, how much I scream
It's only just this love of mine
I'm really fine, not one part of me is hurting
Not a single injury… But
Why am I in so much pain?
Every breath I take, it's painful
Even if it's because of nothing much
It's worse than yesterday, the pain
It's actually just because I can't see you
I'm the same old me
http://www.youtube.com/watch?v=UaJaBsfZyuU
Even that time when the wind stays
It’s not enough for me.
I smile one more time and give my final greeting:
I love you.
I am tired now and love hurts
But even if that time is just a memory
62
마지막 인사를 하네요
사랑합니다 사랑합니다
I have to give my final greeting.
I love you, I love you.
Fly away Fly away LOVE
Fly away Fly away LOVE
Fly away Fly away LOVE
Fly away Fly away LOVE
Fly away Fly away LOVE
Fly away Fly away LOVE
내생에 단 한번의 사랑아 안녕
In the afterlife I will greet my love again.
Sissel - Eg veit i himmerik ei borg
http://www.youtube.com/watch?v=4qwF0KtBovA
Eg veit i himmerik ei borg,
ho skin som soli klåre
der er´kje synder eller sorg,
der er´kje gråd og tåre.
Der inne bur Guds eigen son
i herlegdom og æra,
han er min trøyst og trygge von,
hjå honom eg skal vera.
Men visst eg veit, ein morgon renn
då dødens natt skal enda.
Min lekam opp or gravi stend
og evig fryd får kjenna.
Me takker deg til evig tid,
Gud Fader, alle saman,
for du er oss så mild og blid
i Jesus Kristus! Amen.
Sigur Rós – Glósóli
Nú vaknar þú
allt virðist vera breytt
ég gægist út
en er svo ekki neitt
úr-skóna finn svo
á náttfötum hún
í draumi fann svo
ég hékk á koðnun?
með sólinni er hún
og er hún, inni hér
http://vimeo.com/3977937
Glowing Sun (Bright Sun)
Now that you’re awake
Everything seems different
I look around
But there’s nothing at all
Put on my shoes,
I then find that
She is still in her pyjamas
Then found in a dream
I’m hung by (an) anticlimax
en hvar ert þú....
She is with the sun
And it’s out here
legg upp í göngu
But where are you…
63
og tölti götuna
sé ekk(ert) út
og nota stjörnurnar
sit(ur) endalaust hún
og klifrar svo út.
Glósóli-leg hún
komdu út
mig vaknar draum-haf
mitt hjartað, slá
úfið hár.
Sturlun við fjar-óð
sem skyldu-skrá.
og hér ert þú
fannst mér.....
og hér ert þú
Glósóli.....
Celine Dion – Fly
Fly, fly little wing
Fly beyond imagining
The softest cloud, the whitest dove
Upon the wind of heaven's love
Past the planets and the stars
Leave this lonely world of ours
Escape the sorrow and the pain
And fly again
Fly, fly precious one
Your endless journey has begun
Take your gentle happiness
Far too beautiful for this
Cross over to the other shore
There is peace forevermore
But hold this memory bittersweet
Until we meet
Fly, fly do not fear
Don't waste a breath, don't shed a tear
Your heart is pure, your soul is free
Go on a journey
And roam the streets
Can’t see the way out
And so use the stars
She sits for eternity
And then climbs out
She’s the glowing sun
So come out I awake from a nightmare
My heart is beating
Out of control…
I’ve become so used to this craziness
That it’s now compulsory
And here you are…
I’m feeling…
And here you are, Glowing sun…
And here you are, Glowing sun…
And here you are, Glowing sun…
And here you are…
64
Be on your way, don't wait for me
Above the universe you'll climb
On beyond the hands of time
The moon will rise, the sun will set
But I won't forget
Fly, fly little wing
Fly where only angels sing
Fly away, the time is right
Go now, find the light
Album: Afscheid Volume 1 – 3
Volume 1
CD 1:
1. Elton John - Candle In The Wind
2. Jacques Brel - Ne Me Quitte Pas
3. Sarah Mclachlan - Angel
4. Kate Ryan - Évidemment
5. City To City - The Road Ahead (Miles Of The Unknown)
6. Dolly Parton - I Will Always Love You
7. Phil Collins - Against All Odds (Take A Look At Me Now)
8. Kansas - Dust In The Wind
9. 3 Doors Down - Here Without You
10. The Alan Parsons Project - Old And Wise
11. Queen - Who Wants To Live Forever
12. Lamb - Gabriel
13. Jeff Buckley - Hallelujah
14. Wim Sonneveld - Het Dorp
15. Boudewijn De Groot - Verdronken Vlinder
16. Yasmine - Diep In Mij
17. Will Tura - Ik Mis Je Zo
18. Ann Christy - De Roos
19. Elvis Presley - Always On My Mind
20. Edith Piaf - Non, Je Ne Regrette Rien
CD2:
1. James Blunt - Goodbye My Lover
2. Nelly Furtado - All Good Things (Come To An End)
3. Coldplay - The Scientist
4. David Bowie - Heroes
5. Simon & Garfunkel - The Sounds Of Silence
6. Johan Verminnen - Laat Me Nu Toch Niet Alleen
7. Rob De Nijs - Open Einde
8. Bram Vermeulen - De Steen
9. Clouseau - Afscheid Van Een Vriend
10. Randy Crawford - One Day I'll Fly Away
65
11. Lionel Richie - Hello
12. New London Chorale Feat. Vicki Brown - Stay With Me 'til The Morning
13. Eric Carmen - All By Myself
14. Don Mclean - Vincent
15. Diana Ross & Marvin Gaye - You Are Everything
16. Louis Armstrong - What A Wonderful World
17. Axelle Red - Parce Que C'est Toi
18. Jackson 5 - I'll Be There (Minus Mix)
19. Will Tura - My Way
20. Vera Lynn - We'll Meet Again
Volume 2
CD 1:
1. Marco Borsato - Het Water
2. Natalia & Gabriel Rios - Hallelujah
3. Gilbert Bécaud - Et Maintenant
4. Il Divo - The Lord's Prayer
5. Andrei Lugovski - Ave Maria
6. Teatro - Memory
7. Liesbeth List - Laat Me Niet Alleen
8. Paul De Leeuw - De Steen
9. Jan De Wilde - De Eerste Sneeuw
10. Jo Lemaire + Flouze - Je Suis Venue Te Dire Que Je M'en Vais
11. Arno - Les Yeux De Ma Mère
12. Reinhard Mey - Als De Dag Van Toen
13. Rob De Nijs - Alleen Is Maar Alleen
14. André Hazes - De Vlieger
15. Sweet People - Et Les Oiseaux Chantaient
16. Simon & Garfunkel - Bridge Over Troubled Water
17. Randy Vanwarmer - Just When I Needed You Most
18. Michael Jackson - One Day In Your Life
19. Céline Dion - The Power Of Love
20. Whitney Houston - I Will Always Love You
CD 2:
1. Bette Midler - The Rose
2. Elvis Presley - Love Me Tender
3. The Righteous Brothers - Unchained Melody
4. Seal - Stand By Me
5. Jim Reeves - He'll Have To Go
6. Clouseau - Ik Denk Aan Jou
7. Frank Boeijen & Stef Bos - Twee Mannen Zo Stil
8. Volumia! - Afscheid
9. Will Tura - Hoop Doet Leven
10. Paul Young - Every Time You Go Away
11. Roxette - Spending My Time
66
12. Sinéad O'connor - Nothing Compares 2 U
13. Nilsson - Without You
14. Johnny Logan - What's Another Year
15. The Pretenders - I'll Stand By You
16. Editors - No Sound But The Wind (Live At Rock Werchter 2010)
17. Deus - Nothing Really Ends
18. Herman Van Veen - Weet Je Nog
19. Urbanus - Als Ik Doodga
20. Boudewijn De Groot - Avond
Volume 3
CD 1:
1. Israel Iz Kamakawiwo'ole - Over The Rainbow
2. Andrea Bocelli - Con te partiro
3. Bram Vermeulen - Testament
4. Frank Boeijen Groep - Zeg me dat het niet zo is
5. The Walker Brothers - The Sun Ain't Gonna Shine Anymore
6. Terry Jacks - Seasons In The Sun
7. Jevetta Steele - Calling You
8. Apocalyptica - Nothing Else Matters
9. Adamo - Sans toi mamie
10. Axelle Red - Je t'attends
11. Raymond van het Groenewoud - Omdat ik van je hou
12. Udo - Ik mis je zo
13. Bill Withers - Ain't No Sunshine
14. Art Garfunkel - Bright Eyes
15. Doug Ashdown - Winter In America
16. Supertramp - Don't Leave Me Now
17. Annie Lennox - No More "I Love You's"
18. Hayley Westenra - Bist du bei mir
19. Gerry & The Pacemakers - You'll Never Walk Alone
20. Ozark Henry feat. Sarah Bettens - You Always Know Your Home
21. James Morrison - I Won't Let You Go
CD 2
1. Katherine Jenkins - Time To Say Goodbye
2. Chet Baker - My Funny Valentine
3. Amanda Marshall - Beautiful Goodbye
4. Céline Dion - Fly
5. Ann Christy - Ik mis hem zo
6. Bart Herman - Ik ga dood aan jou
7. Bunny - Leave
8. Kate Winslet - What If
9. Buckshot Lefonque - Another Day
10. Corinne Bailey Rae - Like A Star
67
11. Simone Kleinsma & Paul de Leeuw - Zonder jou
12. Rob de Nijs - Zo zal het zijn
13. Barry Manilow - Mandy
14. Eva De Roovere - Zoals in dat ene liedje
15. Dana Winner - Afscheid van een vriend
16. Minnie Riperton - Lovin' You
17. Reinhard Mey - Gute Nacht Freunde
18. Roger Whittaker - The Last Farewell
19. Vaya Con Dios - Don't Break My Heart
20. Louis Neefs - Margrietje (De rozen zullen bloeien)
21. Will Tura - Eenzaam zonder jou
68
V. AFBEELDINGEN
De meeste afbeeldingen in dit hoofdstuk dienen ter inspiratie. Van velen van hen heb ik geen
bronverwijzingen en dus kunnen deze niet opgenomen worden op de Elisabethsite. Van onderstaande
sculptuurmaker/schilder heb ik zijn naam en zijn facebookpagina waar hij zijn kunst voorstelt.
ARTIEST: ANTOINE JOSSE
( http://www.facebook.com/antoinejosse.art )
69
70
71
72
73
74
75
76
77
78
79
VI. INSPIRERENDE QUOTES
Wat is er zo griezelig aan de dingen zoals ze zijn? Als we de dingen zien zoals ze zijn, kennen we op
zijn minst de waarheid. Wat ons bang zou moeten maken is het ontkennen van de dingen zoals ze zijn.
- Shyalpa Rinpoche, in Shambala Sun, mei 2003.
Het hart heeft zijn redenen, die het verstand niet kent.
- Blaise Pascal
Macht zei tegen de wereld:
“Jij bent van mij.”
Liefde zei tot de wereld:
“Ik ben de jouwe.”
De liefde won.
- R. Tagore
“If people lived forever – if they never got any older – if they could just go on living in this world,
never dying, always healthy – do you think they’d bother to think hard about things, the way we’re
doing now? I mean, we think about just about everything, more or less – philosophy, psychology,
logic. Religion. Literature. I kinda think, if there were no such thing as death, that complicated
thoughts and ideas like that would never come into the world…”
- Haruki Murakami in The Wind-Up Bird Chronicle.
“You said you’re going far away,” Tamaru said.
“How far away are we talking about?”
“It’s a distance that can’t be measured.”
“Like the distance that separates one person’s heart from another’s.”
- Haruki Murakami in 1Q84.
A sudden silence in the middle of a conversation suddenly brings us back to essentials: it reveals how
dearly we must pay for the invention of speech.
- Emile M. Corian
Silence, I discover, is something you can actually hear.
- Haruki Murakami in Kafka on the Shore.
A wise old owl lived in an oak
the more he saw the less he spoke
the less he spoke the more he heard
why can’t we all be like that bird?
(Unknown)
“I love you without knowing how, or when, or from where. I love you simply, without problems or
pride: I love you in this way because I do not know any other way of loving but this, in which there is
no I or you, so intimate that your hand upon my chest is my hand, so intimate that when I fall asleep
your eyes close.”
- Pablo Neruda
80
VII. WEBSITES
http://www.pastoralezorg.be
http://www.kuleuven.be/thomas/page/pastoraal
http://www.preekvandeweek.be
Download