Centrum voor eetstoornissen

advertisement
info voor patiënten
hoofd, hals en zenuwstelsel
Centrum voor
eetstoornissen
Ambulant traject
Inhoud
01 Inleiding ........................................................ 4
02 Behandelteam............................................... 4
03 Doelgroep...................................................... 4
04 Wat is een eetstoornis?................................. 5
05 Hoe ontwikkelt een eetstoornis?.................... 6
06 Behandelmodel............................................. 9
07 Voedingsadvies������������������������������������������ 12
08 Adviezen voor de omgeving������������������������ 15
09 Nuttige websites����������������������������������������� 15
01. Inleiding
04. Wat is een eetstoornis?
U ontving deze brochure omdat u of iemand uit uw omgeving een eetstoornis heeft.
Eetstoornissen komen vooral voor bij jonge vrouwen, maar ook soms bij mannen. Er
bestaan verschillende soorten eetstoornissen die elk hun eigen kenmerken hebben.
Een type eetstoornis stemt meestal overeen met een gewichtscategorie. Gewicht
wordt hierbij uitgedrukt in Body Mass Index (BMI).
We leven in een cultuur waar uiterlijk en lichaamsgewicht een belangrijke rol spelen
om aantrekkelijk bevonden te worden. Daarom diëten vele adolescenten, mannen en
vrouwen op bepaalde tijdstippen in hun leven. Het is belangrijk om een onderscheid
te maken tussen diëten en een eetstoornis.
Deze informatie is een samenvatting en vereenvoudiging van het volledige plaatje en
blijft daarom beperkt. Als u nog vragen heeft of hulp zoekt, kan u steeds terecht bij
een van de medewerkers van het Centrum voor Eetstoornissen (na afspraak via het
secretariaat op tel. 09 332 43 94 of 09 332 43 95).
02. Behandelteam
Diensthoofd Universitaire Dienst Psychiatrie: prof. Dr. G. Lemmens
Medisch supervisor afdeling Eetstoornissen: dr. N. De Schryver
Het multidisciplinaire behandelteam bestaat uit:
DDeen psychiater
DDpsychiater(s) in opleiding
DDpsychologen: zowel gedrags- als systeemtherapeuten
DDeen voedingsdeskundige
Locatie: gebouw K12F, eerste verdieping
Tel. receptie: 09 332 43 94 – 09 332 43 95
Kenmerken
Wanneer we het in medische termen hebben over een ‘eetstoornis’, dan hebben we
het over een psychische aandoening met volgende kenmerken:
DDEen overmatige bezorgdheid over het eigen gewicht en/of fysieke voorkomen,
gekoppeld aan disfunctioneel eetgedrag:
- Lijngedrag: vasten, diëten, selectief eten.
- Eetbuien: op korte termijn grote hoeveelheden eten, met een gevoel van controleverlies.
- Compensatiegedrag: zelfopgewekt braken, misbruik van laxativa en/of diuretica,
overmatige lichaamsbeweging.
DDBovenstaande kenmerken komen al een langere periode voor.
DDProblemen met fysieke gezondheid door eetbuien en/of afvallen.
DDVermijden van sociaal contact omdat men wil afvallen of eetbuien heeft.
Groepen en subgroepen
03. Doelgroep
Er bestaan een aantal groepen en subgroepen. Het onderscheid wordt vooral gemaakt
op basis van BMI en eetgedrag:
De polikliniek van het Centrum voor Eetstoornissen biedt hulp aan jongeren (vanaf
15 jaar) en volwassenen met een eetstoornis.
Anorexia Nervosa (AN)
DDRestrictieve type: te laag BMI door te lage voedselinname en/of overmatige
beweging.
DDEetbuien/purgerende type: te laag BMI door te lage voedselinname en/of eetbuien en/of compensatiegedrag waaronder zelfopgewekt braken, misbruik van
laxativa en overmatige beweging.
Boulimia Nervosa (BN)
DDPeriodes van te lage of normale voedselinname worden onderbroken door eetbuien
en gevolgd door compensatiegedrag. Patiënten hebben meestal een gezond BMI.
C E N TR UM VOOR EE TSTO OR NISSEN - AMBUL ANT T RAJECT
In deze brochure leggen we uit wat een eetstoornis is, welke factoren het ontstaan van
een eetstoornis bevorderen en welke factoren de eetstoornis mee in stand houden. U
krijgt ook informatie over een gezond voedingspatroon en mogelijke behandelingen.
5
DDEr zijn voortdurend eetbuien die niet of nauwelijks gecompenseerd worden.
Patiënten hebben vaak een te hoog BMI.
Atypische eetstoornissen
DDPatiënten vertonen een eetstoornis maar niet in dezelfde mate als de typische
eetstoornissen AN, BN en EBS
05. Hoe ontwikkelt een
eetstoornis?
Bij het begin van een eetstoornis komt het vaak voor dat het meisje of de jongen enkel
een veranderd en opvallend eetpatroon ontwikkeld heeft waardoor zij/hij vermagert,
maar dat er verder niets aan de hand is. Mensen uit de omgeving hebben het moeilijk
om te geloven dat het om een psychische stoornis gaat: bij meisjes en jongens die
een eetstoornis ontwikkelen, zijn er tot in de puberteit vaak weinig of geen problemen
te bespeuren. Zelfs integendeel.
De omgeving, zowel ouders als vrienden, hebben de neiging om deze verandering
goed te keuren en aan te moedigen, tot het uit de hand loopt. Het kind wordt te mager,
wil enkel nog vegetarisch eten of niet meer aan tafel zitten bij de rest van het gezin.
Het toilet raakt verstopt, ouders vinden etensresten op de kamer, er verdwijnt eten
uit de voorraadkast enz. Op dat moment ontstaan in de meeste gezinnen conflicten:
ouders eisen dat er terug normaal gegeten wordt en dat de nieuwe gewoontes
achterwege gelaten worden. Dit lukt niet wegens hevig verzet van de dochter/zoon.
Interactie van factoren
Waarom het eetgedrag helemaal ontspoort, is te verklaren door een complexe interactie van psychologische, sociale en biologische factoren. Bij het ontwikkelen van
een psychisch probleem gaat men ervan uit dat bepaalde kenmerken die tot het
erfelijk materiaal (biologische factoren) behoren iemand kwetsbaar kunnen maken.
Deze biologische factoren worden beïnvloed door wat mensen meemaken in hun
leven (sociale factoren) en hoe ze hiermee leren omgaan (psychologische factoren).
Dit noemen we het biopsychosociaal model.
Angstig zijn
Uit onderzoek is gebleken dat een angstige persoonlijkheid aan de basis ligt van
een eetstoornis. Angstig zijn of zich angstig voelen op bepaalde momenten hoeft
niet meteen een probleem te zijn. Een angstige persoonlijkheid maakt iemand wel
kwetsbaarder voor het ontwikkelen van bepaalde aandoeningen, zoals een eetstoornis
of een depressie. Gezien erfelijkheid vaak een rol speelt, is het mogelijk dat ook een
van de ouders lijdt aan een eetstoornis, depressie of verslaving.
Mensen kunnen ook heel angstig worden door een trauma, zoals seksueel, lichamelijk
en/of verbaal geweld. Wanneer deze angstige meisjes of jongens worden opgevoed
in een omgeving met een sterke nadruk op prestaties lopen zij meer risico om een
eetstoornis te ontwikkelen. Andere risicofactoren binnen gezinnen zijn conflictvermijding, een gebrek aan open communicatie en veel aandacht voor gezonde voeding
en diëten.
Concreet betekent dit dat meisjes en jongens met een eetstoornis informatie over
zichzelf en anderen op een zeer perfectionistisch gekleurde manier verwerken. Meestal
betrekken zij dit op hun uiterlijk en gewicht, met grote angst voor afkeuring door
anderen. Meisjes en jongens die een eetstoornis ontwikkelen, geven vaak meer
betekenis aan het afslanken zelf dan enkel aan het mager zijn. Sommige hopen
hierdoor meer zelfvertrouwen te krijgen, aardiger gevonden te worden of beter geaccepteerd te worden door anderen. Andere hebben dan weer het gevoel te weinig
greep te hebben op de dingen die rond hen gebeuren, zoals bij ingrijpende gebeurtenissen (bv. een overlijden, ernstige ziekte,…) waardoor ze meer controle zoeken in
hun eetpatroon. Ze beschouwen de eetstoornis als ‘oplossing’ voor de moeilijkheden
en niet als een probleem of stoornis op zichzelf.
Bijkomende aandoeningen
Bij patiënten met een eetstoornis is er vaak sprake van een bijkomende aandoening.
Bij heel uitgebreide angstproblemen spreken we dan van een angststoornis. Bij
depressieve klachten gedurende minstens twee weken, met soms gedachten aan de
dood, spreken we van een depressieve stoornis. Soms kan er sprake zijn van een
bijkomende persoonlijkheidsstoornis. Daarnaast komen bij patiënten met een
eetstoornis ook vaak lichamelijke problemen voor als gevolg van het ondergewicht,
eetbuien of het compensatiegedrag.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat de behandeling veel inspanning en tijd vergt van
de patiënt, ouders en behandelaars.
C E N TR UM VOOR EE TSTO OR NISSEN - AMBUL ANT T RAJECT
Eetbuistoornis (EBS)
7
In onderstaande tabel vindt u een overzicht van de belangrijkste kenmerken en
gevolgen van eetstoornissen.
Lichamelijk
Zichtbaar
Onzichtbaar
Liever alleen eten
Steeds meer voedsel is ‘verboden’
Langzaam eten
Overmatige aandacht voor ‘gezonde’
voeding, calorieën tellen, …
Eetrituelen
Schuldgevoel na maaltijd
Zichtbaar
Onzichtbaar
Meer caloriearme dranken
drinken
Gewichtsveranderingen
Onregelmatige menstruatie of
uitblijven menstruatie
Toegenomen interesse voor
koken, zelf niet eten
Koudegevoel
Duizeligheid
Blauwe handen en/ of voeten
Obstipatie
Bleke gelaatskleur
Maagpijn
Donsbeharing
Tandproblemen
Flauwvallen
Botontkalking
Drogere huid
Hartproblemen
Haaruitval
Lever- en nierproblemen
Brozere nagels
Schildklierproblemen
Hese stem
Bloedarmoede
Vermoeidheid
Te weinig witte bloedcellen
Gezwollen speekselklieren
Gedrag
Gedachten
Gevoelens
Eetgedrag
Zich afzonderen
Vaak gedachten over eten of
gewicht
Vermijden van sociale contacten, Gewicht bepaalt het humeur
vooral gerelateerd aan eten
Toegenomen bewegen
Neerslachtige stemming, soms
met gedachten aan de dood
Meer wijde kledij dragen,
verschillende laagjes kledij
Zwart-wit denken
Prikkelbaarder zijn
Concentratieproblemen
Stemmingsschommelingen
Depressieve stemming
Concentratieproblemen
Weinig zelfvertrouwen
Dwangmatig gedrag
06. Behandeling
Therapeutische benadering
Wanneer de diagnose van een eetstoornis wordt gesteld (op basis van een klinisch
interview en gestandaardiseerde vragenlijsten), krijgt de patiënt een behandelaar
toegewezen op de polikliniek. De behandeling start met individuele wekelijkse
gesprekstherapie die telkens 45 minuten duurt.
Afhankelijk van de ernst van de problematiek en de vooruitgang in de behandeling wordt de frequentie van de consultaties in de loop van de volgende maanden
afgebouwd. Als de patiënt een intensievere behandeling nodig heeft, gebeurt dat
in overleg met de behandelaar. Er kan dan gekozen worden voor een residentiële
opname op de afdeling Eetstoornissen.
In ons centrum werken we met cognitieve gedragstherapie. Daarnaast gebruiken we
ook elementen van de dialectische gedragstherapie. Er is ook mogelijkheid tot gezinsof koppelbegeleiding door een systeemtherapeut. Alle behandelaars (psychiater of
psycholoog) van ons centrum zijn opgeleid of in opleiding tot psychotherapeut.
Inhoudelijk richt de therapie zich op de onderhoudende factoren van de eetstoornis: de
verstoorde informatieverwerking met de daaraan gekoppelde (gekleurde) gedachten
en het (gestoorde) eetgedrag.
Het doel van de therapie:
DDop een meer objectieve manier leren kijken naar zichzelf en andere mensen
DDweloverwogen beslissingen leren nemen (in tegenstelling tot zwart-wit denken)
DDproblemen leren oplossen (in plaats van ze te vermijden of eruit te proberen
ontsnappen)
DDkeuzes leren maken
C E N TR UM VOOR EE TSTO OR NISSEN - AMBUL ANT T RAJECT
Zichtbare en onzichtbare symptomen van
eetstoornissen
9
DDleren omgaan met kritiek
DDzichzelf leren zijn in contact met anderen, met eigen verwachtingen en grenzen
naar anderen.
Kortom: leren vormgeven aan de eigen persoonlijkheid in plaats van de eigen persoonlijkheid te vervangen door vorm te geven aan het uiterlijk.
Als u zelf lichamelijke klachten hebt, moet u dit aan uw behandelaar melden. Als uw
behandelaar een psycholoog is, zal hij of zij een medisch consult aanvragen bij een van
de artsen van het Centrum voor Eetstoornissen of aan uw huisarts. Indien nodig zal
naar een specialist-internist of – gynaecoloog worden doorverwezen. De lichamelijke
problemen worden vaak verzwegen omdat patiënten de ziekte niet graag opgeven.
Het is nochtans van levensbelang deze problemen wel aan te geven: er is immers een
verhoogd risico op ernstige lichamelijke aandoeningen, waaronder hart- en nierfalen.
Ambulante modules
Afgezien van de individuele therapeutische opvolging, kan de behandelaar ook voorstellen om een van de groepsmodules te volgen die lopen op de polikliniek. Deze
ambulante therapeutische groepen worden enkele malen per jaar georganiseerd. Ze
behandelen specifieke thema’s zoals omgaan met emoties, zelfbeeld, assertiviteit, …
Patiënten kunnen in bepaalde groepen starten, in overleg met hun behandelaar.
COMET staat voor Competitive Memory Training en is gericht op patiënten met een
negatief zelfbeeld dat een belemmerende factor vormt voor de therapie. Tijdens
deze training (8 sessies van anderhalf uur) wordt er gefocust op de positieve kanten
van de deelnemers. Doel is om zo te tot een realistischere zelfwaardering te komen.
Na overleg met uw behandelaar kan tijdens een intakegesprek bekeken worden of
deze training een meerwaarde voor u kan betekenen.
Dialectische Gedragstherapie
Ambulante groepstherapie gebaseerd op de dialectische gedragstherapie onder leiding van een psycholoog en een arts.
Twee modules van acht sessies per jaar.
Module 1: Intermenselijke effectiviteit en assertiviteit
Module 2: Levensbeheersing, kernoplettendheidsvaardigheden, crisisvaardigheden,
emotieregulatie.
C E N TR UM VOOR EE TSTO OR NISSEN - AMBUL ANT T RAJECT
COMET
11
Voedingstherapie maakt deel uit van de multidisciplinaire behandeling van eetstoornissen. De therapie heeft tot doel om de patiënt te motiveren tot een gezond en
gestructureerd eetpatroon en dat ook te realiseren. De focus ligt op:
DDherstel van het verstoorde eetpatroon
DDherstel van de voedingstoestand
DDgewichtsherstel bij ondergewicht of handhaven van een normaal lichaamsgewicht
De richtlijnen voor gezonde voeding zijn gebaseerd op wetenschappelijke bronnen:
‘Voedingsaanbevelingen voor België’ van de Hoge Gezondheidsraad (www.hgr-css.be)
en de ‘Actieve voedingsdriehoek’ van het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie
en Ziektepreventie (www.vigez.be).
Voor persoonlijk voedingsadvies kan uw behandelaar u doorverwijzen naar de
voedingsdeskundige. Afspraken worden gemaakt via het onthaal van de dienst
Psychiatrie.
De actieve voedingsdriehoek steunt op de volgende belangrijke principes:
DDEvenwicht:
u eet best dagelijks voedingsmiddelen uit elke groep. Houd wel rekening met de
grootte van de vakken: eet in verhouding meer uit de grote vakken en minder uit
de kleine vakken (zie verder voor de aanbevolen hoeveelheden).
DDVariatie:
varieer zowel tussen de verschillende groepen als binnen dezelfde groep. Eet
elke dag uit ieder vak en zorg voor variatie binnen elk vak.
DDRegelmaat:
spreid de totale voedingsinname over de dag, eet drie hoofdmaaltijden en drie
tussendoortjes, sla geen maaltijden over.
Praktische dagelijkse voedingsaanbevelingen voor gezonde volwassenen
Voedingsmiddel
Aanbevolen dagelijkse hoeveelheid
Principes van de actieve voedingsdriehoek
Water, vocht
1,5 liter
De actieve voedingsdriehoek geeft een idee van wat u dagelijks zou moeten eten om
voldoende energie en voedingstoffen op te nemen.
Aardappelen
3-5 stuks (70g/ stuk ter grootte van een ei)
Bruin brood
7-12 sneden (30g/snede)
Groente
300g (200g bij warme maaltijd + rauwkost)
Fruit
2-3 stuks (125g/stuk)
Melkproducten
3 glazen (450ml) of afgeleide
Kaas
1-2 sneden (20-40g)
Vlees(waren), vis, kip, ei of
vleesvervangers
Bereid 100g vlees(vervanger) of 150g vis
Bereidingsvet
10 à 15g (eetlepel)
Restgroep, genotsmiddelen Deze horen thuis in onze voedingscultuur en gewoonten. Leer er op een gezonde manier mee
omspringen
Praktische dagelijkse voedingsaanbevelingen voor gezonde 15- tot 17-jarigen:
Idem, met uitzondering van 4 glazen melkproducten (600 ml) of afgeleide, 2 sneden
kaas (40g).
C E N TR UM VOOR EE TSTO OR NISSEN - AMBUL ANT T RAJECT
07. Voedingsadvies
13
Om het gewicht van volwassenen te beoordelen, gebruiken we de Body Mass Index
(BMI) zoals eerder vermeld. BMI wordt als volgt berekend:
BMI = Gewicht (kg) / lengte in het kwadraat (m²) voor volwassenen, in percentielen
voor adolescenten.
BMI (kg/m²)
Beoordeling BMI
Impact op gezondheid
<18.5
Ondergewicht
Gezondheidsrisico’s
18.5-25
Normaal
Geen extra gezondheidsrisico’s
25-30
Overgewicht
Licht tot matig gezondheidsrisico
30-40
Obesitas
Verhoogd tot sterk verhoogd
gezondheidsrisico
>40
Morbide obesitas
Sterk verhoogd gezondheidsrisico
BMI-grenswaarden voor jongens en meisjes jonger dan 18 jaar: zie Vlaamse groeicurven 2004.
08. A
dviezen voor de
omgeving
DDZorg voor een oprecht bezorgde en begripsvolle houding.
DDReageer niet beschuldigend.
DDSteun, verwijt niet.
DDHeb realistische verwachtingen over het tempo van verandering.
DDSignaleer snel problemen en schakel professionele hulp in.
DDEet op regelmatige tijdstippen: geef voldoende tijd aan de maaltijden en eet
samen.
DDVermijd machtsspelletjes ivm voedsel: ouders zijn verantwoordelijk voor de soort
maaltijd, het tijdstip waarop wordt gegeten en de plaats. De patiënt is verantwoordelijk voor de hoeveelheid die hij/zij eet.
DDPas de maaltijden niet aan de eetstoornis aan.
DDStreef naar een zo aangenaam mogelijke sfeer aan tafel: eten is genieten van
het voedsel en van elkaars aanwezigheid, met aandacht voor een positief
gesprek. De gesprekken gaan niet over calorieën, het aantal vitamines…
DDVermijd om voedsel te catalogeren als ‘goed of slecht’. Zorg voor een grote
verscheidenheid aan voedsel.
DDTracht als ouder/partner een voorbeeldfunctie op te nemen op het vlak van
eetgedrag.
DDBeschrijf uw kind/partner naar anderen niet op basis van uitzicht, grootte of
lichaamsvorm. Vertel hoe ze zich voelen, wat ze zeggen en wat ze doen ipv hoe ze
eruit zien. Een focus op gewicht en uiterlijk ondersteunt de angst van de patiënt.
DDOnderneem samen leuke activiteiten.
09. N
uttige websites /
literatuur
DDwww.anbn.be
DDwww.proud2Bme.nl
DDwww.eetexpert.be
C E N TR UM VOOR EE TSTO OR NISSEN - AMBUL ANT T RAJECT
Beoordeling van het lichaamsgewicht
15
v.u.: Eric Mortier, afgevaardigd bestuurder UZ Gent, De Pintelaan 185, 9000 Gent
Centrum voor Eetstoornissen
Universitaire Dienst Psychiatrie
Vakgroep Psychiatrie & Medische Psychologie
MODULO.be 338683 - augustus 2015 - AS
Diensthoofd: prof. dr. Gilbert Lemmens
Gebouw K12F
Tel. 09 332 43 95
Deze brochure werd enkel ontwikkeld voor gebruik binnen het UZ
Gent. Alle rechten voorbehouden.Niets uit deze uitgave mag worden
verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze,
zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het UZ Gent.
UZ Gent
Postadres
De Pintelaan 185
Toegang
C. Heymanslaan
B 9000 Gent
T: +32 (0)9 332 21 11
[email protected]
www.uzgent.be
volg ons op
Download