Verkiezingen in de Filipijnen 2016

advertisement
Verkiezingen in de Filipijnen 2016
Op 9 mei kiezen de Filipijnen een nieuwe president die de komende 6 jaar het land zal regeren.
We vroegen aan een aantal partners wat er volgens hen op het spel staat.
Deze bijdrage is van Eduardo Tadem, voorzitter van de Freedom from Debts Coalition (FDC),
een coalitie van 250 organisaties en individuen. FDC analyseert het economisch beleid en doet
voorstellen voor een socialer beleid in de Filipijnen.
Professor Ed Tadem is tevens docent in Aziatische studies aan de universiteit van de Filipijnen
Diliman.
Een econoom van de Nationale Bank van de Filipijnen maakte in alle ernst één van de meest cynische
prognoses over de Filipijnse economie. Voor 2016 voorspelde hij een groei van 6,2% "dankzij de extra uitgaven
voor de verkiezingen". Deze mening werd gedeeld door het ministerie van Financiën, analisten bij de Standard
Chartered Bank, Sun Life of Canada Filipijnen en vooraanstaande zakenlui. Sommigen rekenden voor dat de
verkiezingsuitgaven zullen oplopen tot 1% van het bnp.
Het is een publiek geheim dat ‘verkiezingsuitgaven’ in de Filipijnen slechts een eufemisme is voor het massaal
kopen of afdwingen van stemmen door kandidaten en hun aanhang. Grote bedrijven sponseren massaal alle
kandidaten die een kans maken. En laten we de financiering van geweld en intimidatie niet vergeten. Dat dit
oneigenlijk en onethisch gebruik van (overheids)middelen de integriteit van het verkiezingsproces ondermijnt en
een aanfluiting is van onze democratische beginselen, lijkt bovenstaande waarnemers niet meteen te deren.
Het onvermijdelijke resultaat van dit electorale circus is dat de verkozenen, eenmaal aan de macht, hun
verkiezingsuitgaven proberen terug te verdienen. Hetzij door de staatskas te plunderen of door gulle bedrijven
of sponsors te bevoordelen bij benoemingen in belangrijke overheidsfuncties.
De economie groeit, de ongelijkheid ook
In juli 2015 meldde The Economist dat "ondanks de economische groei van de Filipijnse economie, de armoede
nog steeds hoog is en de kloof tussen arm en rijk is toegenomen." Volgens hun projectie voor 2019, zouden
de Filipijnen één van de armste economieën van Zuidoost-Azië blijven, met een lager bnp per inwoner dan de
meeste andere grote economieën in de regio.
Toch groeide de economie tussen 2010 en 2014 met gemiddeld 6,3% per jaar. Maar ook de ongelijkheid
groeide. Dat blijkt nog maar eens uit een rapport van het Asian Institute of Management (AIM). Slechts 0,1 %
van de Filipijnse families, 21.700 gezinnen, met een inkomen per hoofd van meer dan P700,000 (€ 13.100) per
jaar, vormen de hogere klasse. De overige 99,9% (18,7 miljoen families) vormen de midden- en lagere klassen.
Volgens de Associatie van Zuidoost-Aziatische Naties (ASEAN), kenden de Filipijnen in 2011 de hoogste
inkomensongelijkheid van Zuidoost-Azië. Het vermogen van de 50 rijkste Filippino’s bedroeg 74 miljard USD in
2014, maar liefst 26% van het bnp. Slechts drie families, met name de families Sy, Ayala en Aboitiz, zijn goed
voor 12% van de Filipijnse economie. Ze zijn actief in het bankwezen, vastgoed, detailhandel,
telecommunicatie, energie- en nutsbedrijven, infrastructuur, elektronica, onderwijs, voedsel, cement en
scheepsbouw.
Ondanks bovenstaande cijfers en de belofte van een meer inclusieve groei, blijft de huidige regering van
President Aquino trouw zweren aan het neoliberaal recept van deregulering, privatisering, liberalisering en
contract-arbeid. De diverse Publiek-Private Samenwerkingsprojecten (PPS) komen er feitelijk op neer dat
bedrijven risicoloos kunnen investeren om daarna de winst op te strijken. Het is één van de voorbeelden van
een scheefgetrokken ontwikkelingsmodel.
Volgens officiële armoedecijfers uit 2014 leeft 25,8% van de Filipijnen in armoede, maar volgens de enquêtes
van het Social Weather Station (SWS), een bureau dat peilt naar opinies en percepties bij de bevolking, vond
51% of 11,4 miljoen gezinnen in maart 2015 van zichzelf dat ze in armoede leven.
Werkende werkelozen
De officiële statistieken tonen een werkloosheidgraad van 6,6% in januari 2015, maar een vergelijking met
cijfers uit het SWS-onderzoek toont een andere realiteit.
27,5% of 12,1 miljoen personen beschouwen zichzelf als ‘werkloos’. Een job hebben is namelijk geen garantie
voor het kunnen onderhouden van het gezin. Onderzoeksbureau IBON berekende dat de verhoging van het
minimumloon in Metro Manila in maart 2015 minder dan de helft bedroeg van de verhoging die nodig was om te
beschikken over een inkomen waarmee men een gemiddeld gezin kan onderhouden.
Volgens de regering werden in 2014 één miljoen banen gecreëerd. Een analyse van die cijfers leert ons dat het
in 90% van de gevallen gaat om ongeschoolde, precaire, deeltijdse en slechtbetaalde jobs.
Cruciale economische basissectoren zoals de landbouw en industrie, zijn nauwelijks gegroeid. De groei kwam
uit niet-duurzame sectoren zoals de speculatieve vastgoedontwikkeling, een opgeblazen dienstensector, de
inkomsten van de overzees werkende Filipino’s, call centers die weinig extra waarde genereren, en het door de
Wereldbank en ADB gefinancierde voorwaardelijke steunprogramma voor de armste gezinnen, het zgn
Pantawid Pamilya, dat enkel financiële steun verleent indien deze gezinnen hun kinderen naar school sturen en
regelmatig een medisch onderzoek laten ondergaan "
Smokkel en plattelandsvlucht
Arsenio Balisacan, de onlangs afgetreden Staatssecretaris voor Sociaaleconomische Planning, maakte bekend
dat in 2015 de landbouw met slechts 1,6% groeide. In 2014 was dat nog 7,9% .
De agrarische sector heeft af te rekenen met grootscheepse smokkel van landbouwproducten die de prijzen van
lokale producten, met name rijst, varkensvlees, suiker, kip, uien, wortelen en knoflook, onder druk zetten en het
inkomen van de boeren ondergraaft. De Samahang Industriya ng Agrickultura (SINAG) berekende de waarde
van de smokkel op 36,4 miljoen euro voor de periode 2010-2014. Dat staat gelijk aan een verlies van 12 tot 16
miljoen euro aan niet-geïnde belastingen.
De civiele maatschappij ijvert al lang voor een ver doorgedreven landbouwhervorming om de ongelijkheid aan
te pakken. Eerdere hervormingen werden vaak omzeild door machtige landeigenaren. De overheid was niet in
staat de hervormingen resoluut door te voeren. De officiële cijfers van het ministerie van Landhervorming zijn
misleidend. In hun rapporten lezen we niets over het intimideren of zelfs vermoorden van boeren, activisten en
boerenleiders, de vele landconversies en het terug intrekken van landtitels. Dit zorgt ervoor dat de boeren nog
steeds in armoede leven en steeds vaker het platteland ontvluchten.
Beschamend
Dezelfde Balisacan gaf reeds in februari 2015 toe dat de millenniumdoelstelling over het halveren van de
armoede niet gehaald werden. De doelstelling rond het het verminderen van de kindsterfte en het ontwikkelen
van een mondiaal partnerschap voor ontwikkeling werd bij benadering gehaald. De overige doelen werden
slechts voor de helft behaald. Dit is beschamend, maar volgens de regering is dit niet haar
verantwoordelijkheid. Zij verwijst maar al te graag naar de grootschalige verwoesting door natuurrampen. Alsof
de regering niet zelf verantwoordelijk is voor het investeren in de aanpassing aan de klimaatverandering en de
heropbouw bij rampen.
Een schuld blijft een schuld blijft een schuld
Een wet verplicht de overheid om in elke jaarlijkse begroting prioriteit te geven aan schuldaflossing. Het blijft
een uniek curiosum. De Filipijnen zijn nog altijd het enige land ter wereld met zo’n zelfopgelegde regelgeving.
Volgens sommige experten is de schuldgraad niet langer problematisch. Nader onderzoek is hier op zijn plaats.
Een eerste vaststelling: het probleem is inderdaad minder acuut. Een studie van Freedom from Debt Coalition
(FDC) klokt af op een totale nationale staatsschuld van P 5.16 miljard (103 miljard euro) in juni 2015. Driekwart
daarvan zijn binnenlandse schulden, het overige kwart zijn buitenlandse verplichtingen. FDC pleit al langer voor
een externe audit om na te gaan wie de ontvangers zijn van deze hoge schuldvorderingen.
Kwetsbaar
De Filipijnse 'ontwikkelingsstrategie’ die stoelt op export, overgoten met de neoliberale saus van vrijhandel en
liberalisering, ligt aan de basis van de economische kwetsbaarheid van het land. De Filipijnse peso wordt
beschouwd als de meest overgewaardeerde munt in Azië. Er wordt een tragere groei verwacht en een daling in
de transfers van de in het buitenland werkende Filipino’s.
Drie belangrijke factoren zijn daarvoor verantwoordelijk: een stijging van de Amerikaanse rente, de vertraging
van de groei in China, en de daling van de olieprijzen. Daarnaast heeft een belangrijke handels- en
investeringspartner, met name Japan, af te rekenen met een terugval na een kortstondig herstel tijdens de
afgelopen jaren.
De Filipijnse economie is sterk afhankelijk van haar betrekkingen met Japan en China. Japan was in 2014 de
belangrijkste handelspartner met 15% van de totale handel van de Filipijnen. De Filipijnen kenden een
handelsoverschot van 8,6 miljard dollar. De belangrijkste exportgoederen waren elektronische producten
(22,5%), houtbewerking en meubels (21,7%). Voor de invoer waren dit elektronische producten (32,6%) en
transportmiddelen (17,7%).
China is de op één na grootste handelspartner, met 14,3% van de totale handel. In tegenstelling tot Japan,
kennen de Filipijnen hier een tekort op de handelsbalans van 1,4 miljard dollar. Het gaat om elektronische
producten (46,5%), gevolgde door mineralen (19,9%). De invoer uit China bestond uit elektronische producten
(19,1%), en uit mineralen, brandstoffen en aanverwante materialen (9,6%).
Uit de statistieken voor 2015 blijkt dat China de derde grootste exportmarkt is en de belangrijkste importeur voor
de Filipijnen. Japan is de belangrijkste bilaterale donor en wordt enkel voorbijgestoken door de (multilaterale)
Wereldbank. Ook China meldt zich nadrukkelijker als donor.
Gilbert Llanto, hoofd van de overheidsdenktank Philippine Institute for Development Studies (PIDS) verwoordde
het zo: “Een steeds verdergaande integratie van onze economie met de mondiale markt maakt dat externe
factoren een steeds grotere impact zullen hebben op binnenlandse processen. Een economie die sterk steunt
op buitenlandse handel is niet de beste optie voor de Filipijnen. We hebben nog met teveel beperkingen af te
rekenen, zoals een gebrekkige infrastructuur en connectiviteit, en onze bureaucratie lijkt niet opgewassen om
op een efficiënte manier de nodige investeringen te kunnen doen.
Voor export-afhankelijke economieën zoals de Filipijnen, heeft de inkrimping van de wereldmarkt ernstige
gevolgen. Er is een onzekere toekomst weggelegd voor onze uitvoer van bijvoorbeeld elektronische
componenten of landbouwproducten, én voor de ruim 10 miljoen in het buitenland werkende Filipino’s. De
eerste tekenen waren reeds zichtbaar in 2015, toen de uitvoer slechts groeide met 5,5%, tegenover 11,3% het
jaar voordien. Er is dus heel wat werk aan de winkel voor de nieuwe Filipijnse president.
Ed Tadem, 2016
Download